Commission de la Santé et de l'Égalité des chances

Commissie voor Gezondheid en Gelijke Kansen

 

du

 

Mercredi 15 février 2023

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 15 februari 2023

 

Namiddag

 

______

 

La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 13 et présidée par M. Thierry Warmoes.

De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.13 uur en voorgezeten door de heer Thierry Warmoes.

 

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

01 Samengevoegde vragen van

- Erik Gilissen aan David Clarinval (VEM Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's en Landbouw, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "De bescherming van de landbouwsector tegen de vogelgriep" (55033547C)

- Frieda Gijbels aan David Clarinval (VEM Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's en Landbouw, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "Vogelgriepbesmettingen bij zoogdieren" (55033552C)

- Patrick Prévot aan David Clarinval (VEM Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's en Landbouw, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "De in België gedetecteerde gevallen van vogelgriep" (55034197C)

01 Questions jointes de

- Erik Gilissen à David Clarinval (VPM Classes moyennes, Indépendants, PME et Agriculture, Réformes instit. et Renouv. démocratique) sur "La protection du secteur agricole contre la grippe aviaire" (55033547C)

- Frieda Gijbels à David Clarinval (VPM Classes moyennes, Indépendants, PME et Agriculture, Réformes instit. et Renouv. démocratique) sur "L'infection de mammifères par la grippe aviaire" (55033552C)

- Patrick Prévot à David Clarinval (VPM Classes moyennes, Indépendants, PME et Agriculture, Réformes instit. et Renouv. démocratique) sur "Les cas de grippe aviaire détectés en Belgique" (55034197C)

 

01.01  Erik Gilissen (VB): Mijnheer de minister, ongeveer een jaar geleden heb ik al vragen gesteld over de uitbraak van vogelgriep in Europa. Vandaag stel ik vast dat de vogelgriep tot problemen blijft leiden.

 

De milde vormen van de ziekte zijn gemuteerd in een erg ziekmakende variant en de uitbraken van dodelijke vogelgriep worden steeds frequenter. Er is ook sprake van een nieuwe virusstam die zich onder zoogdieren verspreidt. Het gaat daarbij niet langer om geïsoleerde gevallen, waarbij een enkel zoogdier bijvoorbeeld een besmette vogel heeft gegeten. In een Spaanse nertsenkwekerij woedde onlangs een verwoestende epidemie waarbij in sommige hokken geen enkel dier overleefde. Een uitbraak van die gemuteerde ziekte zou in onze landbouwstallen en kwekerijen ook een ravage kunnen veroorzaken.

 

Ik heb daarom volgende vragen.

 

Hoe meer gevallen van vogelgriep er circuleren, hoe groter de kans dat er zich mutaties ontwikkelen. Op welke wijze wil u trachten om het vogelgriepvirus onder controle te krijgen?

 

Wordt er getest op vogelgriep bij zoogdieren in landbouwbedrijven en in dierentuinen?

 

In welke maatregelen voorziet u om te voorkomen dat vogelgriepvarianten zich verder verspreiden onder zoogdieren?

 

Gelden preventieve maatregelen enkel voor dieren die in gevangenschap leven?

 

Welke rol spelen wilde dieren, zoals het everzwijn en de wolf, in de opmars van het virus?

 

Overweegt u sommige dieren te laten vaccineren?

 

Hebt u hierover al overleg gehad met uw Europese collega's?

 

01.02  Frieda Gijbels (N-VA): Mijnheer de minister, we hebben te maken met de grootste uitbraak van vogelgriep in Europa, met een hoogpathogeen vogelgriepvirus. Op eerdere vragen gaf u aan dat er verschillende onderzoeksprojecten lopen of zijn gepland, maar dat een zoönose niet kan worden voorkomen en dat men de impact moet beperken. Daarover verschil ik met u van mening. Een zoönose, wat betekent dat een pathogeen van dier op mens wordt overgedragen, moeten we zo goed mogelijk voorkomen.

 

U gaf ook aan dat de Animal Risk Assessment Group, opgericht tijdens de covidpandemie, vorige maand werd ontbonden. Tegelijkertijd zou er een nieuwe risicobeoordelingsgroep worden opgericht, de Veterinary Emerging Zoonosis of RAG VEZ. Uit de meest recente berichten blijkt dat het vogelgriepvirus zich nu ook tussen zoogdieren onderling zou verspreiden, als die informatie tenminste correct is. Experts waarschuwen dat het vogelgriepvirus ook van dier op mens, of in het ergste geval: van mens op mens, zou kunnen overgaan.

 

Wat is de inschatting van de nieuwe RAG VEZ? Vindt men de nieuwe informatie over de besmettingen tussen zoogdieren een reden voor bijkomende waakzaamheid en bijkomende maatregelen? Indien ja, welke maatregelen worden bijkomend genomen? Waar kunnen we de rapporten van de RAG VEZ terugvinden? Waar kunnen we de samenstelling van de RAG VEZ terugvinden?

 

01.03  Patrick Prévot (PS): Monsieur le ministre, récemment, quatre mouettes rieuses – qui ne riaient évidemment plus – ont été retrouvées mortes à Bruxelles, infectées par la grippe aviaire H5N1. Le lendemain, six bernaches du Canada ont également été retrouvées mortes à cause du virus, mais cette fois dans le Brabant flamand. Fin décembre 2022, l'Autorité européenne de sécurité des aliments notait justement une augmentation des cas recensés en Europe d'influenza aviaire hautement pathogène chez les volailles, mais également chez les animaux aquatiques. Je rappelle, au passage, qu'au cours de l'automne dernier, un gigantesque élevage de plus de 50 000 visons en Espagne avait été infecté, laissant par-là penser à une transmission de mammifère à mammifère – ce qui est suffisamment rare pour être souligné, car c'est précisément à travers ces évolutions que le virus pourrait terminer par atteindre l'être humain.

 

Dans ce genre de risque pour la santé publique, on le sait, il y a un équilibre rationnel à trouver entre catastrophisme et laxisme. Je pense qu'ici, les avis scientifiques en la matière sont importants, et nous devons évidemment en tenir compte. J'ai pu notamment lire l'inquiétude de Marius Gilbert concernant la continuité d'élevage de visons en Europe, particulièrement en Espagne ou en Flandre, bien que la Région flamande va faire cesser cette pratique en décembre 2023.

 

Monsieur le ministre, mes questions sont les suivantes : pourriez-vous nous communiquer les informations les plus récentes et mises à jour au sujet de ces cas de grippe aviaire H5N1 détectés à Bruxelles et dans le Brabant flamand? Pourriez-vous nous dresser un état des lieux européen de la situation des cas de grippe aviaire? Quelles sont les conclusions préliminaires et les recommandations de l'Autorité européenne de sécurité des aliments, particulièrement après la contamination d'élevages de visons en Espagne? Enfin, des discussions à l'échelle européenne sont-elles – ou vont-elles – être engagées sur la pertinence, justement, de la continuité d'élevage de visons en Europe, compte tenu de la situation sanitaire? Je vous remercie d'avance pour vos réponses.

 

01.04 Minister David Clarinval: Mijnheer de voorzitter, geachte leden, het virus circuleert voornamelijk onder wild gevogelte dat het gedomesticeerde pluimvee kan besmetten. De maatregelen met betrekking tot de wilde dieren vallen onder de verantwoordelijkheid van de gewesten. Er is permanent overleg tussen de betrokken regionale diensten en het FAVV. De viruscirculatie in onze streken was vroeger gelinkt aan trekvogels, die dus migreren, maar het virus lijkt zich nu in permanente populaties van wilde vogels te hebben gevestigd. Het is dan ook zeer moeilijk, zelfs onmogelijk, om de viruscirculatie te controleren. Wij moeten maatregelen nemen ter bescherming van de gedomesticeerde dieren, meer bepaald via bioveiligheid en in de toekomst vaccinatie.

 

Er worden strenge maatregelen toegepast om het risico op besmetting in pluimveebedrijven te beperken door de door mij genomen versterkte bioveiligheids- en ophokmaatregelen. Er bestaan ook opsporingstesten voor vogelgriep bij zoogdieren op boerderijen en in dierentuinen. Het FAVV werkt ook verder aan de verbetering van de bioveiligheid in kweekbedrijven. Tot slot werkt België samen met de Europese Commissie en de lidstaten aan de ontwikkeling van bijkomende preventie- en bestrijdingstools via vaccinatie.

 

Elk vermoeden of elke uitbraak van aviaire influenza bij pluimvee en in gevangenschap levende vogels wordt met voorrang behandeld. Besmette dieren worden snel geruimd om de verspreiding van het virus te stoppen en de infectiedruk op de plaats van de uitbraak te verminderen. Bij een vermoedelijke besmetting van zoogdieren worden snel de geschikte maatregelen doorgevoerd om de situatie correct in te schatten en zo nodig de verspreiding van het virus te voorkomen. Er werden al antilichamen tegen bepaalde stammen van het virus aangetroffen bij gedomesticeerde varkens en everzwijnen en in het verleden uitzonderlijk bij wolven.

 

De stam die momenteel onder de Belgische wilde dieren circuleert, werd reeds aangetroffen bij vossen, maar niet bij de aangehaalde twee soorten. Varkensachtigen kunnen een heel belangrijke epidemiologische rol spelen, aangezien zij gevoelig zijn voor aviaire, porcine en humane influenza, waardoor het virus zich mogelijk aan zoogdieren kan aanpassen. Met die factor wordt bij het toezicht op alle niveaus zeker rekening gehouden.

 

Er bestaan geen vaccins die zoogdieren bescherming bieden tegen de stammen die bij pluimvee en wilde vogels circuleren. Gevallen van aviaire influenza bij zoogdieren blijven sporadisch en leiden niet tot epidemieën zoals bij vogels. Op Europees niveau is de bestrijding voornamelijk gebaseerd op het toezicht en het beheer van de uitbraken. De Europese wetgeving wordt momenteel aangepast wat de vaccinatie bij pluimvee betreft. In sommige lidstaten bestaan tests op het terrein en het wetenschappelijke onderzoek vordert, zodat veilig en doeltreffende vaccins mogelijk worden. Ik steun die stappen volledig.

 

La Commission européenne est informée par les États membres des cas chez les oiseaux et les mammifères. La situation vis-à-vis des foyers d’influenza aviaire au sein des États membres est régulièrement présentée et discutée au sein du comité permanent Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) qui réunit les représentants de chaque État membre et de la Commission européenne.

 

Le Risk Assessment Group Veterinary Emerging Zoonoses (RAG VEZ) a été créé le 23 janvier 2023. La composition du RAG VEZ, ses termes de référence et ses rapports seront bientôt disponibles sur une page du site internet de l’Agence fédérale pour la sécurité de la chaîne alimentaire (AFSCA), qui sera spécifiquement dédiée au RAG VEZ. Cette page est actuellement encore en cours de construction.

 

Le RAG VEZ a discuté du risque zoonotique de la pandémie actuelle de grippe aviaire chez les oiseaux lors de la réunion d’installation. Un document traitant du risque d’infection des animaux, notamment des mammifères, ainsi que des potentiels risques zoonotiques est en cours de préparation.

 

Les virus de la grippe touchent un large éventail d’hôtes. Ils sont presque toujours spécifiques à l’espèce animale concernée, mais peuvent parfois passer d’une espèce à l’autre. Cela est dû au fait que les virus de la grippe peuvent évoluer rapidement d’un point de vue génétique. Le fait qu’un virus puisse ou non passer d’une espèce à l’autre dépend entre autres de la mesure dans laquelle ce virus est adapté aux récepteurs du nouvel hôte. Plus le contact entre les deux hôtes est intense, plus le risque de transmission effective est élevé.

 

Les visons sont des animaux très sensibles au virus de la grippe aviaire. Les élevages de visons offrent aux virus les conditions idéales d'adaptation à un nouvel hôte en raison de l’énorme densité d’animaux dans un espace restreint. À l’heure actuelle, il n’y a plus d’élevage professionnel de visons en Belgique. Ils sont interdits en Wallonie et à Bruxelles. En Flandre, les animaux ont été éliminés suite à la crise du covid, sachant que l’interdiction formelle y était de toute façon prévue pour 2023.

 

Du 1er janvier 2023 au 10 février 2023, il a été confirmé qu'au total, quatre mouettes rieuses ont été infectées par la grippe aviaire hautement pathogène H5N1 dans la région de Bruxelles, et treize oiseaux sauvages dans le Brabant flamand.

 

Au niveau européen, du 1er janvier 2023 au 10 février 2023, des cas de grippe aviaire hautement pathogène ont déjà été confirmés chez 579 oiseaux sauvages, 48 détenteurs d'oiseaux captifs et 138 exploitations professionnelles de volaille en Europe – des chiffres qui sont assez élevés.

 

Voilà, mesdames et messieurs les députés, l'ensemble des informations dont je dispose à l'heure actuelle.

 

01.05  Erik Gilissen (VB): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoorden.

 

Het virus is de laatste tijd altijd wel ergens aanwezig. U zegt dat bedrijven snel geruimd worden en ik heb er de cijfers op nageslagen. Op 12 januari werden er 21.000 dieren geruimd en op 20 januari 40.000 dieren. De laatste besmetting bij particuliere handelaars dateert van 10 februari 2023, nauwelijks vijf dagen geleden. Er waren blijkbaar zo’n 186 gevallen sinds 15 augustus 2022. Dat zorgt voor enorm veel leed bij de bedrijven en de dieren.

 

U zegt dat we moeten inzetten op vaccinatie, maar de huidige vaccins veroorzaken handelsbeperkingen voor de export, aangezien er geen onderscheid gemaakt kan worden tussen besmette en gevaccineerde dieren. U zegt tevens dat men werkt aan een aanpassing van de Europese wetgeving. Ik kijk uit naar een gunstige evolutie ter zake.

 

Ik weet ook dat er nieuwe vaccins in ontwikkeling zijn, waarvoor er momenteel onderzoeksprojecten lopen in Frankrijk en Nederland. Ik hoop dat deze snel beschikbaar zullen zijn en dat ze effectief ingezet zullen kunnen worden, zodat we snel kunnen zorgen voor bescherming van de dieren.

 

01.06  Frieda Gijbels (N-VA): Mijnheer de minister, wat die RAG VEZ betreft, dat moet gewoon openbare informatie zijn. Ik hoor nu dat de website nog onder constructie is, maar er is nog helemaal niets te vinden op de site. We zitten midden in de grootste uitbraak van vogelgriep in Europa. We vinden niets terug over de RAG VEZ, niets over de samenstelling noch verslagen. Dit is publieke informatie die gewoon toegankelijk moet zijn voor iedereen.

 

Trouwens, gebundelde informatie is belangrijk, maar ook daar vinden we veel te weinig van terug. Ik dring voor de zoveelste keer aan op een heldere, hedendaagse website. Jaren geleden was er al sprake van dat de website zou worden geüpdatet, maar dat is nog steeds niet gebeurd.

 

Wat het aanpakken van de vogelgriep zelf betreft, het is een situatie die onhoudbaar wordt. Zo veel pluimveebedrijven worden getroffen, zo veel wilde dieren. Dat zorgt voor leed op alle vlakken. Het wordt echt tijd voor een intensievere aanpak. Ik bemerk heel weinig urgentie en heel weinig doortastendheid in uw toelichting. Ik verwijs in dat verband graag naar de Kamerbrief die opgesteld is door uw Nederlandse collega eind 2022. Ik zou hem eens goed nalezen. Er staan heel wat concrete suggesties in die u ook zou kunnen gebruiken.

 

Ik merk dat er daar gezocht wordt naar alle mogelijke middelen om hier een einde aan te maken. Daarom roep ik u op om het echt ernstig te nemen, er dringend werk van te maken en mee het voortouw te nemen in het onderzoeken van de mogelijkheden van vaccinatie.

 

01.07  Patrick Prévot (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je souhaitais avoir un instantané de la situation tant au niveau national qu'au niveau européen. Sans tomber dans le catastrophisme, selon certains avis scientifiques, la situation est parfois inquiétante ou doit être sous surveillance. Je reprenais les propos de Marius Gilbert qui s'interrogeait quant à la pertinence de maintenir des élevages de visons, dont vous confirmez qu'ils sont accidentogènes puisque les conditions sont réunies pour permettre une propagation rapide et efficace du virus de la grippe aviaire.

 

J'entends qu'à l'époque, la circulation du virus était principalement due aux oiseaux migrateurs et qu'il en va différemment maintenant. Il faut dès lors s'adapter et des mesures doivent être prises pour protéger les animaux domestiques.

 

Je resterai attentif à ce dossier, en espérant qu'on puisse trouver des solutions pérennes aux niveaux national et européen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van Robby De Caluwé aan David Clarinval (VEM Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's en Landbouw, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "De geplande vermindering van het aantal BMO-dierenartsen in de slachthuizen" (55033810C)

02 Question de Robby De Caluwé à David Clarinval (VPM Classes moyennes, Indépendants, PME et Agriculture, Réformes instit. et Renouv. démocratique) sur "Le projet de diminution du nombre de vétérinaires CDM dans les abattoirs" (55033810C)

 

02.01  Robby De Caluwé (Open Vld): Mijnheer de minister, het is niet de eerste keer dat ik hierover vragen stel. De dierenartsen hebben nu ook aan de alarmbel getrokken naar aanleiding van de geplande vermindering van het aantal  zelfstandige dierenartsen of dierenartsen belast met opdracht (BMO) in de slachthuizen.

 

Momenteel wordt het KB-keuring herzien. Daarin staat hoe de slachthuizen het FAVV betalen voor de keuring uitgevoerd door de BMO's. Nu gebeurt dat op basis van het aantal dieren en het slachtritme, maar in de toekomst zal het gebaseerd zijn op het aantal aanwezige BMO's in het slachthuis tijdens het slachten.

 

De beroepsorganisaties VeDa en UPV vrezen voor een verhoogde werkdruk en een mogelijk negatieve invloed op de voedselveiligheid. Daarnaast heeft het FAVV een protocol ondertekend met het departement Dierenwelzijn van Vlaanderen om de BMO's de naleving van de dierenwelzijnsvereisten te laten controleren. Daarnaast voeren sommige BMO's ook andere opdrachten uit voor het FAVV, zoals exportcertificaties van levende dieren of vlees.

 

Ik heb hierover verschillende vragen, mijnheer de minister.

 

Wat is de actuele stand van zaken van de herziening van het KB inzake de keuring? Kadert de hervorming in de aanbevelingen die werden gegeven in de twee audits die over het FAVV werden gemaakt? Zo ja, welke waren dat dan?

 

Klopt de stelling van de beroepsorganisaties dat er vanuit de slachthuizen wordt gevraagd om het aantal keurders gevoelig te verminderen? Betekent deze hervorming ook dat er niet langer systematisch een BMO in het slachthuis aanwezig moet zijn zodra en tot er geslacht wordt? Welke numerieke impact zal de hervorming hebben op het aantal BMO's dat het FAVV in dienst zal houden? Welke impact dreigt een vermindering van het aantal keurders te hebben op de kwaliteit van het garanderen van de voedselveiligheid?

 

Zullen de BMO's ook nog in staat zijn om te voldoen aan de extra taken, in het bijzonder de taken in het kader van het toezicht op de naleving van de dierenwelzijnsvereisten? Zullen er bepaalde taken van de BMO's worden afgestoten?

 

Op welke manier zullen de BMO's zich in de nieuwe constellatie permanent kunnen blijven bijscholen?

 

Het zijn heel veel vragen, maar ik hoop dat u er toch een antwoord op kunt geven.

 

02.02 Minister David Clarinval: Mijnheer De Caluwé, in december 2021 werd onder mijn toezicht een protocol ondertekend tussen de slachthuis­federaties en de dierenartsen­verenigingen. Dat protocol voorziet in een revalorisatie van de verloning van de met een opdracht belaste dierenartsen (BMO-dierenartsen). Die is in 2022 al grotendeels gerealiseerd met een verhoging van meer dan 6%. In de komende weken wordt ze afgerond met een residuele verhoging, zodat de totale revalorisatie op de aangekondigde 8% komt. Het gaat dan om nettobedragen.

 

Bovendien voorziet het protocol in een herziening van de organisatie van de keuring. Daartoe heeft het FAVV met de stakeholders een overlegronde georganiseerd met als doel een nieuw koninklijk besluit op te stellen. Sommigen punten daarin moeten nog worden opgelost. De experts van het FAVV hopen het overleg binnenkort af te ronden zodat tegen eind 2023 het regelgevende werk kan worden gerealiseerd.

 

De redactie van een koninklijk besluit met betrekking tot de keuring is geen rechtstreeks gevolg van de audits die werden uitgevoerd bij het agentschap, meer bepaald bij de door het agentschap uitgevoerde controles in de vleessector.

 

Het is niet verwonderlijk dat de slachthuizen hun kosten, en dus het aantal dierenartsen, aan de slachtlijn willen beperken en dat de dierenartsen hun aantal en hun verloning willen verhogen. In het kader van het lopende overleg over het ontwerp van koninklijk besluit betreffende de keuring is het aan het agentschap om ervoor te zorgen dat het eindresultaat van de bespreking evenwichtig is en dat het de veiligheid van de voedselketen garandeert.

 

Het FAVV deelt mij mee dat wat het aantal dierenartsen betreft dat belast is met de keuring op de slachtlijnen of met de controle van levende dieren voor het slachten, er een globaal akkoord bestaat tussen de stakeholders rond de tafel en dat dit akkoord het mogelijk maakt de voedselveiligheid van vlees te garanderen. In feite verandert de hervorming de regels in dit opzicht niet.

 

In het kader van het protocol tussen de federale overheid die bevoegd is voor de controles op de veiligheid van de voedselketen en de regionale overheden die bevoegd zijn voor de controles op de naleving van dierenwelzijn, controleren de BMO-dierenartsen die voor het FAVV belast zijn met de ante-mortemkeuring in de slachthuizen ook, maar voor rekening en onder toezicht van de gewesten, de naleving van de voorschriften inzake dierenwelzijn bij het uitladen van de dieren, hun huisvesting in de stallen van het slachthuis en hun slachting. Dat betekent dus dat de dierenartsen in opdracht van het FAVV tijdens de ante-mortemkeuring de identiteit en de gezondheidstoestand van de voor de slacht bestemde dieren controleren. Zodra alle dieren zijn onderzocht eindigt hun taak en kunnen zij het slachthuis verlaten omdat hun opdracht voor het agentschap is beëindigd.

 

De doelstellingen van deze nieuwe reglementering zoals uiteengezet in het antwoord op uw tweede vraag zijn er niet op gericht het aantal dierenartsen in slachthuizen te verminderen. Het ontwerp van koninklijk besluit betreffende de keuring beoogt niet de afschaffing van de opdrachten van de BMO-dierenartsen, maar wel de reorganisatie van de keuring om de opdrachten transparanter en aantrekkelijker te maken.

 

Tijdens de bespreking met de stakeholders over dit project was het niet de bedoeling de opdrachten voor dierenartsen af te schaffen. Er is geen verandering voorzien wat de permanente opleiding van BMO-dierenartsen betreft. Europese regelgeving voorziet in de opleiding van officiële dierenartsen en BMO-dierenartsen zijn officiële dierenartsen in de zin van de Europese regelgeving.

 

De overeenkomsten die BMO-dierenartsen met het agentschap tekenen, bepaalden dat BMO-dierenartsen ten minste 12 uur per jaar en 50 uur per cyclus van 3 jaar aan permanente opleidingen moeten volgen. De opleidingen zijn erkend door het FAVV en er zijn heel wat opleidingen beschikbaar.

 

02.03  Robby De Caluwé (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het was een geruststellend antwoord. Wij mogen geen risico’s nemen als het gaat over volksgezondheid. Ik weet dat u die bezorgdheid ook deelt. Ik ben zeker voldaan met uw antwoorden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Samengevoegde vragen van

- Robby De Caluwé aan David Clarinval (VEM Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's en Landbouw, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "De vaststelling van dollekoeienziekte op een Nederlands veebedrijf" (55033811C)

- Mieke Claes aan David Clarinval (VEM Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's en Landbouw, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "De vaststelling van dollekoeienziekte in Nederland" (55033820C)

- Patrick Prévot aan David Clarinval (VEM Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's en Landbouw, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "Het geval van gek­ke­koei­en­ziek­te in Nederland" (55033914C)

03 Questions jointes de

- Robby De Caluwé à David Clarinval (VPM Classes moyennes, Indépendants, PME et Agriculture, Réformes instit. et Renouv. démocratique) sur "La détection d'un cas de vache folle dans un élevage néerlandais" (55033811C)

- Mieke Claes à David Clarinval (VPM Classes moyennes, Indépendants, PME et Agriculture, Réformes instit. et Renouv. démocratique) sur "La détection d'un cas de vache folle aux Pays-Bas" (55033820C)

- Patrick Prévot à David Clarinval (VPM Classes moyennes, Indépendants, PME et Agriculture, Réformes instit. et Renouv. démocratique) sur "Le cas de vache folle aux Pays-Bas" (55033914C)

 

03.01  Robby De Caluwé (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, zoals u weet, is op een boerderij in Nederland een dode koe aangetroffen die de dollekoeienziekte bleek te hebben. Op het moment waarop ik mijn vraag opstelde was nog niet bekend over welke variant van de ziekte het gaat. Het ministerie wil ook niet mededelen waar de boerderij is gelegen. Volgens de krant De Telegraaf gaat het echter om een veehouder in Zuid-Holland. De boerderij in kwestie is na de vondst door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit geblokkeerd. De ontwikkelingen in Nederland nopen ons uiteraard tot verhoogde waakzaamheid.

 

Mijnheer de minister, daarom heb ik een aantal vragen voor u.

 

Kan u toelichten op welke manier momenteel de controles op BSE verlopen in België? Werden op dat vlak in het verleden onregelmatigheden vastgesteld?

 

Is er naar aanleiding van de vaststelling van BSE op een Nederlandse veehouderij een verhoogde waakzaamheid bij de dienst van het FAVV naar de runderen in de Belgische veehouderij? Wordt zeker aan de grensgemeenten met Nederland verhoogd toezicht ingevoerd op het detecteren van BSE?

 

Zijn er indicaties of redenen, om aan te nemen dat wij ook in België een verhoogd risico lopen om opnieuw te worden geconfronteerd met de dollekoeienziekte?

 

03.02  Mieke Claes (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal mij beperken tot mijn vragen, aangezien mijn inleiding dezelfde is als de inleiding van de vorige vraagsteller.

 

In welke mate werd een risico-inschatting gemaakt als gevolg van de vaststelling van BSE in Nederland?

 

Het FAVV geeft aan dat extra maatregelen niet aan de orde zijn. Op welke manier monitort u de situatie?

 

03.03  Patrick Prévot (PS): Les autorités néerlandaises ont récemment mentionné un cas d'ESB (aussi appelé "vache folle") sur leur territoire via le point de contact européen. La maladie ravive toujours de mauvais souvenirs en Belgique vu la crise sanitaire et socioéconomique qu'elle avait provoqué dans les années 1990.

 

L'AFSCA a publié un communiqué, faisant savoir qu'une enquête était en cours pour déterminer la source de la maladie et les contacts de l'animal touché et a tenu à rassurer en parlant d'un probable cas isolé. L'agence précisait qu'aucune mesure particulière ne devait être prise.

 

Ce cas de vache folle en rappelle d'autres : ces dernières années, des animaux ont été touché à divers endroits de l'Union européenne, heureusement de manière sporadique, sans que l'on puisse en déterminer la cause. Il faut dire que la période d'incubation est de cinq ans, ce qui donne bien sûr une grande difficulté pour déterminer les sources potentielles.

 

Monsieur le ministre, l'AFSCA s'est exprimé suite à la médiatisation de ce cas néerlandais, mais avez-vous d'éventuelles informations supplémentaires ou mises à jour à nous transmettre, comme de premières hypothèses de source de la maladie ou de contacts de l'animal?

 

Avez-vous connaissance des résultats du dépistage des animaux de la cohorte, c'est-à-dire les descendants de l'animal concerné ainsi que les animaux du même âge?

 

Comment peut être qualifiée la collaboration scientifique, sanitaire et politique entre les différents organismes concernant les cas isolés de vache folle dans l'UE ? Cette collaboration est-elle amenée à s'améliorer dans le temps? Des conclusions préliminaires en croisant les données de ces cas isolés permettent-elles d'entrevoir une explication de ces contaminations?

 

Enfin, à partir d'un certain âge, les carcasses de bovins morts en abattoir ou dans les sociétés d'équarrissage sont systématiquement analysées afin de déceler d'éventuels cas d'ESB. Les cas dispersés dans l'UE toucheraient particulièrement des animaux jeunes: ce critère d'âge est-il encore pertinent? Et comment les autorités s'assurent-elles que l'analyse soit correctement effectuée? Je vous remercie.

 

03.04 Minister David Clarinval: Mijnheer De Caluwé, mevrouw Claes, mijnheer Prévot, vooraleer dieper in te gaan op de vragen, wil ik meedelen dat het BSE-geval in Nederland atypische BSE betrof. Gevallen van atypische BSE treden sporadisch op bij oudere runderen en ontstaan spontaan. Er is dus geen bron voor deze gevallen aan te duiden en het contact tussen runderen speelt geen enkele rol bij het ontstaan ervan. De jongste jaren werd in de Europese Unie jaarlijks gemiddeld een vijftal atypische BSE-gevallen gedetecteerd op een veestapel van meer dan 37 miljoen volwassen runderen. Gelet op het spontane karakter van deze aandoening, is het niet te voorspellen waar deze gevallen zich zullen voordoen.

 

De detectie van atypische BSE-gevallen in Nederland wijst niet op een verhoogd risico op BSE, maar ligt volledig in lijn met de resultaten van een bewakingsprogramma in de EU van de afgelopen vijf jaar. Er is dus geen reden om aan te nemen dat er in ons land een verhoogd risico is op BSE.  Aangezien het niet te voorspellen is waar en wanneer een atypisch geval zal opduiken, kan ik ook niet volledig uitsluiten dat er in de toekomst een atypisch geval van BSE zal worden gevonden in België, ook al is die kans zeer klein. Aangezien het onmogelijk te voorspellen is waar en wanneer zich een atypisch BSE-geval zal voordoen, heeft het geen zin om in het grensgebied met Nederland extra maatregelen te nemen. Het Belgische bewakings­programma richt zich op alle risicodieren op het volledige Belgische grondgebied.

 

En exécution du règlement européen n° 999/2001 sur les encéphalopathies spongiformes transmissibles (EST), l'Agence fédérale pour la sécurité de la chaîne alimentaire (AFSCA) mène un programme de surveillance spécifique de l'encéphalopathie spongiforme bovine (ESB). Cette surveillance de catégories spécifiques de bovins, au-delà d'une certaine limite d'âge, est basée sur un avis scientifique de l'Autorité européenne de sécurité des aliments (EFSA).

 

Chaque année, en Belgique, ce sont plus de 25 000 bovins morts, âgés de plus de 48 mois, qui sont testés, et 800 abattages d'urgence qui sont effectués à l'abattoir. Tous les ans, une dizaine d'animaux suspects est également analysée. Toute ces analyses ont donné lieu à des résultats favorables. Un aperçu détaillé de ces analyses est disponible sur le site internet de l'AFSCA.

 

Suite à la constatation du cas d'ESB atypique, les autorités néerlandaises ont dépisté huit autres animaux de la cohorte. Ces animaux sont mis à mort et détruits. De cette manière, les produits dérivés de ces animaux n'entrent pas dans la chaîne alimentaire et ne constituent pas un risque pour la santé publique. Il s'agit des descendants de l'animal infecté, des animaux nés dans la même exploitation jusqu'à une année avant et une année après la découverte de l'animal infecté, et des animaux qui, durant la première année de leur vie, ont été détenus avec l'animal infecté au sein de la même exploitation.

 

Les collaborations entre les différentes instances au niveau européen se déroulent parfaitement bien. Par ailleurs, je ne suis pas du tout d'accord avec l'affirmation selon laquelle les cas d'ESB observés à travers l'Union européenne concerneraient particulièrement des animaux jeunes. En effet, selon l'EFSA, l'âge moyen des 119 cas atypiques détectés dans l'Union européenne est de 12 ans. Le cas d'ESB atypique constaté début février en Espagne concernerait même un animal de 22 ans. Voilà donc, mesdames et messieurs les députés, l'état des lieux de la situation sur cette vache folle.

 

03.05  Robby De Caluwé (Open Vld): Mijnheer de minister, de vaststelling van deze ziekte deed ons terugdenken aan de jaren 90, toen BSE een veelbesproken epidemie was, zeker in grensgebieden.

 

Ik woon zelf bij de Nederlandse grens. Daar zorgt dit geval voor heel wat ongerustheid, vooral bij landbouwers nu zij opnieuw beelden zien van een afgesloten grens. Vandaar dat het belangrijk is dat wij dit van dichtbij blijven opvolgen.

 

In elk geval, bedankt voor uw antwoord op onze vragen.

 

03.06  Mieke Claes (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Het is goed te horen dat er geen verhoogd risico is. Voor de rest doe ik een oproep dit goed te blijven opvolgen.

 

03.07  Patrick Prévot (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse très complète de nature à nous rassurer. La Belgique reste traumatisée par les cas d'ESB – la maladie de la vache folle –. Cela ravive les souvenirs de la crise socio-économique et sanitaire que nous avons connue dans les années 90.

 

J’entends que la situation de ce cas hollandais serait isolée et qu’aucun risque majeur n’est à envisager. C’est rassurant. Nous suivrons toute évolution éventuelle, mais pour l’instant tout semble sous contrôle.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van Mieke Claes aan David Clarinval (VEM Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's en Landbouw, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "De crisisreserve bij het FAVV" (55033818C)

04 Question de Mieke Claes à David Clarinval (VPM Classes moyennes, Indépendants, PME et Agriculture, Réformes instit. et Renouv. démocratique) sur "La réserve de crise à l'AFSCA" (55033818C)

 

04.01  Mieke Claes (N-VA): Mijnheer de minister, onlangs keurde de ministerraad uw voorstel goed dat stelt dat het FAVV de volledige crisisreserve mag gebruiken voor de bestrijding van de vogelgriep. Door de sterke opflakkering van de ziekte door het toenemen van de viruscirculatie bij wilde vogels is de druk op de pluimveehouderijen bijzonder hoog geworden. Het eerder toegestane bedrag van 2 miljoen euro bleek onvoldoende, waardoor het FAVV nu de volledige reserve van 10 miljoen euro kan gebruiken, gespreid over 2022 en 2023.

 

Op basis waarvan werd het initieel ontoereikende bedrag bepaald? Trekt u lessen uit het voorval voor de toekomst? Wordt nog in extra financiering voorzien?

 

Wat gebeurt er als er een nieuwe crisis uitbreekt terwijl de crisisreserve reeds volledig is toegewezen?

 

04.02 Minister David Clarinval: Mevrouw Claes, de ministerraad heeft in juli 2020 op mijn voorstel de vogelgriepepidemie, die al woedt sinds oktober 2020, erkend als een onvoorzien incident. Dat was nodig om het FAVV zijn crisisreserve te laten gebruiken om de oplopende uitgaven voor het beheer van het incident te dekken. Door het langdurige karakter van de epidemie en het grote aantal uitbraken was het voor het voedselagentschap niet meer mogelijk om die uitgaven nog langer te betalen vanuit het reguliere budget, zonder daarbij te raken aan andere noodzakelijke controleactiviteiten.

 

Op basis van de inschatting dat het aantal uitbraken in de tweede helft van 2022 gelijkaardig zou zijn aan dat in de herfst en winter van 2021-2022, heeft de ministerraad het FAVV ook onmiddellijk toestemming gegeven om alvast 2 miljoen euro uit de reserves te gebruiken. Het is bij een dierenziekte als vogelgriep evenwel nooit mogelijk om de verdere evolutie precies te voorspellen. In het bewuste geval is er na de zomer van 2022 een onverwacht hoge en aanhoudende circulatie van het virus geweest bij wilde vogels. Daardoor is het aantal uitbraken op pluimveehouderijen in de tweede helft van 2022 fors hoger uitgevallen dan verwacht. De totale kosten voor 2022 bleken daardoor eveneens veel hoger dan het door de ministerraad vrijgemaakte budget. Experts verwachten bovendien dat de druk op pluimveehouderijen ook in heel 2023 erg hoog zal blijven. De ministerraad heeft er daarom op mijn voorstel mee ingestemd om het FAVV zijn totale crisisreserve van 10 miljoen euro te laten gebruiken voor het beheer van de vogelgriepepidemie in 2022 en 2023.

 

Het FAVV zuivert de bedragen die het uit zijn algemene reserves put automatisch opnieuw aan. Het gebruikt daarvoor onder meer de Europese cofinanciering die het elk jaar ontvangt in het kader van allerhande bestrijdingsprogramma’s van dierziekten, waaronder vogelgriep en Afrikaanse varkenspest. Bovendien mag niet worden vergeten dat het FAVV zijn crisisreserves enkel gebruikt voor het beheer van de door de ministerraad aangeduide incidenten. Het beheer van kleinere incidenten zal dus nog steeds worden gefinancierd vanuit het reguliere budget van het FAVV.

 

Kortom, ik verwacht geen onmiddellijke problemen door het gebruik van de crisisreserves bij het beheer van de vogelgriepepidemie. Er zal voor het aanzuiveren van de reserves voor dit jaar geen extra financiering van het FAVV nodig zijn. Het spreekt voor zich dat deze situatie niet kan blijven duren en dat op termijn duurzame maatregelen nodig zijn om de financiering van het FAVV en zijn reserves te garanderen. Men mag immers niet uit het oog verliezen dat de reserves mee opgebouwd zijn met de heffingen op sectoren en dat op dit ogenblik de reserves van het FAVV jammer genoeg niet gebruikt kunnen worden voor zijn reguliere werking.

 

04.03  Mieke Claes (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord.

 

Als er meer middelen nodig zijn dan voorzien, dan hebben wij er natuurlijk begrip voor dat die ook ingezet worden. Wij moeten het vogelgriepvirus onder controle krijgen.

 

Ik ben alleen een beetje bezorgd. Bij een uitbraak van een nieuwe dierenziekte – laten wij hopen dat die er niet te snel komt – moeten wij ook voorbereid zijn. Daar moeten dan ook de nodige middelen voor vrijgemaakt kunnen worden.

 

Na uw antwoord op een vorige mondelinge vraag over de inzet van de middelen tegen het vogelgriepvirus gaf collega Gijbels al aan dat er te weinig initiatieven genomen worden en dat wij het vogelgriepvirus onvoldoende onder controle krijgen. Het is dus natuurlijk ook belangrijk dat de middelen die er zijn op de juiste manier worden ingezet.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van Robby De Caluwé aan David Clarinval (VEM Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's en Landbouw, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "De bestrijding van de koeiengriep" (55034077C)

05 Question de Robby De Caluwé à David Clarinval (VPM Classes moyennes, Indépendants, PME et Agriculture, Réformes instit. et Renouv. démocratique) sur "La lutte contre la grippe bovine" (55034077C)

 

05.01  Robby De Caluwé (Open Vld): Mijnheer de minister, u hebt vorige week aangekondigd dat er een ontwerp van KB ondertekend werd ter bestrijding van de koeiengriep of IBR. De bestrijding van koeiengriep is sinds 2012 verplicht voor rundveehouders. Het resultaat daarvan is een stijgend aantal virusvrije kuddes – dat is heel positief nieuws – maar toch wordt er regelmatig geconstateerd dat sommige kuddes opnieuw besmettingen kennen, vaak na de aankoop van een nieuw rund. Dat wijst erop dat een deel van het virus nog steeds circuleert.

 

Naar aanleiding van de aankondiging van het KB heb ik enkele vragen.

 

Hoe heeft het aandeel van het aantal virusvrije kuddes zich sinds 2012 ontwikkeld?

 

Welke schade veroorzaakt IBR jaarlijks gemiddeld in de landbouw?

 

Welke aanvullende maatregelen zullen er worden genomen om nieuwe besmettingen binnen kuddes te voorkomen en op die manier te evolueren naar een virusvrij statuut op het niveau van de lidstaten?

 

Welke praktische impact hebben de maatregelen op de individuele rundveehouder?

 

Tegen wanneer hoopt men de virusvrije status te bereiken?

 

Welke budgettaire implicaties heeft het opzet van dit bijkomende programma ter bestrijding van IBR?

 

05.02 Minister David Clarinval: Mijnheer De Caluwé, het aandeel virusvrije kuddes is sinds 2012 gestaag gestegen van 29 % begin 2012 tot 98,4 % begin 2023. De schade veroorzaakt door IBR indien er geen bestrijdingsprogramma zou lopen, wordt geschat op ruim 20 miljoen euro op jaarbasis voor de Belgische rundveestapel.

 

De twee belangrijkste maatregelen die in dit kader worden genomen, zijn de kanalisatie van dieren afkomstig van besmette beslagen en de verplichte afvoer van gE-positieve dieren. Als algemene regel geldt dat de handel in dieren afkomstig van besmette beslagen verboden wordt. Deze dieren kunnen wel gekanaliseerd worden via een afmestbedrijf en vleeskalverhouderijen of het slachthuis. Verder dienen tegen eind oktober 2023 alle gE-positieve dieren van de rundveebeslagen verwijderd te zijn. Deze maatregel zal ook zorgen voor een drastische daling van het nog resterende aandeel circulerend virus.

 

Rundveehouders die nog nooit een IBR-vrij statuut verwierven, hoewel het verplichte programma al loopt sinds 2012, worden verplicht hun gE-positieve dieren af te voeren tegen 31 oktober 2023. Daarna dienen zij te werken richting een overgangsstatuut dat ze moeten behalen tegen 1 april 2024. Tegen 1 april 2026 dienen alle rundveebeslagen een IBR-vrij statuut te behalen. Voor beslagen die hervallen, zijn onder voorwaarden afwijkingen van deze termijn mogelijk. Ook de chronisch geïnfecteerde bedrijven die zich een in moeilijke positie bevinden om de vooropgestelde doelstellingen te halen binnen het tijdkader dat vastligt in de huidige wetgeving kunnen een aanvraag voor een mogelijke derogatie indienen.

 

België heeft sinds 2014 een officieel door de Europese Commissie goedgekeurd IBR-programma. De Europese verordening 2020/689 bepaalt dat de lidstaten en zones die vóór 1 april 2021 een goedgekeurd uitroeiings­programma of bewakingsprogramma hebben dit statuut kunnen behouden mits aanpassing aan de nieuwe regels voor een maximumperiode van zes jaar, dus tot 21 april 2027. De landbouworganisaties hebben te kennen gegeven tegen die datum het virusvrije statuut te willen bereiken.

 

Ik wil benadrukken dat dit geen bijkomend programma betreft. Binnen het bestaande programma worden enkel de laatste stappen gezet richting het virusvrije statuut. Voor veehouders die reeds een virusvrij statuut hebben, zijn er op zich geen wijzigingen. Zij hebben baat bij een zo snel mogelijk bereiken van het virusvrij statuut op nationaal niveau, omdat de algemene monitoring dan kan worden afgebouwd. Daarenboven dienen zij geen schrik meer te hebben voor besmettingen uit de omgeving en zijn dus ook de eventuele vaccinatiekosten van hun veestapel niet langer aanwezig. Rundveehouders die nog nooit een virusvrij statuut behaalden, worden gedwongen om verdere stappen te zetten.

 

Op het niveau van het collectief zullen vooral de jaren 2023 en 2024 nog zwaar wegen op het budget van het Sanitair Fonds door de opvolging en omkadering van de besmette en hervallen beslagen, wat heel wat inspanningen van de verenigingen voor dierziektebestrijding zal vergen. Een belangrijke kostenpost hierin is de opvolging van het statuut van elk dier dat verhandeld en toegevoegd wordt aan een kudde. De daaropvolgende jaren gaat dit budget in dalende lijn, aangezien er steeds minder beslagen zullen zijn die nauw opgevolgd moeten worden.

 

05.03  Robby De Caluwé (Open Vld): Mijnheer de minister, bedankt voor uw volledige antwoord. U toont met het initiatief aan hoe belangrijk u de landbouwsector en de gezondheid van onze voeding vindt. Ik wil u daarvoor danken.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Question de Séverine de Laveleye à David Clarinval (VPM Classes moyennes, Indépendants, PME et Agriculture, Réformes instit. et Renouv. démocratique) sur "L'arrêt de la CJUE sur les dérogations pour les pesticides interdits" (55034098C)

06 Vraag van Séverine de Laveleye aan David Clarinval (VEM Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's en Landbouw, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "Het arrest van het HvJ-EU over de uitzonderingen voor verboden pesticiden" (55034098C)

 

06.01  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, l’arrêt de la Cour de justice de l’Union européenne (CJUE) concernant les dérogations données pour l’usage de néonicotinoïdes est sorti le 19 janvier dernier. Nous avons eu un premier échange à ce sujet, en séance plénière, ce jour-là.

 

L’arrêt confirme qu’ʺaucun État membre ne peut autoriser la mise sur le marché de pesticides en vue du traitement des semences, ni l’utilisation de semences traitées à l’aide de ces produits, dès lors que ceux-ci sont explicitement interdits d’usage sur le sol européen. Cela met de facto fin aux dérogations données pour les néonicotinoïdesʺ. Il s'agit ici d'une demande faite à corps et à cris par les écologistes depuis 2018.

 

Les arguments donnés dans l’arrêt stipulent que la protection de la santé humaine, animale et de l'environnement doivent toujours primer dans la délivrance d’autorisation de produits sur l’objectif de la production végétale.

 

Après avoir analysé cet arrêt de la Cour de justice, les avocats environnementaux sont unanimes. Ils affirment que, sur cette base, toutes les dérogations pour un pesticide contenant une substance active, expressément interdite par la réglementation européenne, doivent être considérées comme des abus et donc illégales.

 

Notons aussi que la CJ ne différencie pas une utilisation ou mise sur marché sur le sol européen ou dans un pays tiers. Par conséquent, cet arrêt s’applique aussi à l’exportation des produits interdits sur le sol européen.

 

Le 19 janvier, le jour de la sortie de l'arrêt de la Cour de justice, La Belgique a octroyé une dérogation pour l’utilisation d’un insecticide contenant de l’indoxacarbe, ce pour un usage allant du 1er mai au 28 août. Il s'agit ici d'une substance active hautement toxique qui est interdite depuis 2021 par la Commission européenne. J’ajoute que la Belgique a octroyé deux dérogations, en cours de validité jusqu’au 14 mars, pour l’exportation de néonicotinoïdes dans des pays situés en dehors de l'Union européenne.

 

Monsieur le ministre, selon un article paru récemment dans Politico, la Belgique inciterait la Commission à considérer que la décision ne s'applique qu'à un petit groupe de produits chimiques et dans des cas très limités. Le Belgique a donc envoyé, le 2 février, un courrier dont on peut trouver une copie dans la presse de ce matin, dont les conclusions sont les suivantes: premièrement, à partir de la date de l'arrêt, aucune autorisation d'urgence ne sera accordée en Belgique pour le traitement de semences et le semis de semences traitées avec des néonicotinoïdes, même lorsque ces semences sont destinées à l'exportation. C'est déjà une bonne chose.

 

Par ailleurs, les autorisations d'urgence belges accordées pour le traitement des semences à des fins d'exportation uniquement pour l'imidaclopride et le thiamethoxam restent valables tant que le Conseil d'État n'a pas pris la décision de les annuler. La Belgique n'envisage donc pas d'annuler celles qui sont en cours d'autorisation.

 

Enfin, des autorisations d'urgence peuvent être accordées par la Belgique pour toute utilisation de l'indoxacarbe ou de toute autre substance active dont l'usage est restreint, pour autant que le traitement des semences et le semis des semences traitées ne soit pas expressément interdit par l'approbation de la substance active.

 

Un fonctionnaire européen aurait indiqué très clairement que la Commission allait se ranger du côté de la Belgique et estime que le verdict n'a que des implications très limitées. Cela a été communiqué par des sources qui ont assisté à une réunion qui aurait eu lieu ce lundi.

 

Monsieur le ministre, mes questions ont été actualisées par rapport à celles que je vous ai déposées voici quelques jours. Pourriez-vous me dire qui a formulé l'analyse de l’arrêt de la Cour de justice de l'Union européenne qui a été soumis à l'Europe? Qui l'a rédigée? En prenez-vous la responsabilité en tant que ministre de tutelle? Les faits provenant  de la Belgique, celle-ci a-t-elle été concertée avec les ministres de la Santé et les ministres de l'Environnement? Comment expliquez-vous qu'une décision de justice à peine formulée, des États, dont la Belgique, mettent toute leur énergie à minimiser ses conclusions pour continuer à déroger tranquillement, en commençant par l'indoxacarbe et ensuite éventuellement d'autres produits? Pourquoi attendre la décision du Conseil d'État pour arrêter les exportations de néonicotinoïdes? Je vous remercie déjà pour votre réponse et pour votre patience, étant donné que j'ai dû mettre la question à jour en fonction des nouveautés sorties dans la presse ce matin.

 

06.02  David Clarinval, ministre: Madame de Laveleye, je vais répondre aux questions que vous m'avez posées le 8 février 2023. Le paragraphe 48 de l'arrêt en objet mentionne les termes "devrait primer". Le conditionnel indique que, si la protection de la santé et de l'environnement est effectivement primordiale, elle n'est pas la seule à devoir être prise en considération. C'est sur un subtil équilibre entre la protection de la santé et de l'environnement et la protection des productions végétales que les dérogations d'autorisation sont bâties. Ces différentes préoccupations ne sont pas antagonistes et peuvent passer par la mise en place de mesures de réduction de risques ou de conditions d'utilisation très contraignantes. Lorsque cet équilibre ne peut être garanti, les dérogations ne sont pas approuvées.

 

Le champ d'application précis de cet arrêt doit encore être analysé en détail et c'est ce à quoi nous nous attelons actuellement en partenariat avec la Commission européenne et les États membres européens afin de disposer d'une approche correcte et commune à tous. Une réunion importante pour comprendre l'impact de l'arrêt a été convoquée par la Commission pour le 13 février. Les débats sur la portée de l'arrêt ne sont pas clos. En outre, mes services poursuivront l'analyse de la situation qui résulte de l'arrêt ce vendredi 17, avec les conseils de l'État belge.

 

Pour ce qui concerne l'autorisation récemment accordée pour l’indoxacarbe pour les plantes ornementales sous serre, la situation est différente. La conclusion de l'arrêt de la cour ne concerne, en effet, pas cette dérogation.

 

06.03  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Merci. J'ai mis à jour mes questions sur base de ce qui est sorti dans Politico aujourd'hui. Il est extrêmement préoccupant de se dire que quand le bon sens n'arrive pas à primer et qu'on continue à mettre la rentabilité au-dessus des questions de santé et d'environnement, il faut que cela passe par les cours de justice. Il faut que la société civile porte plainte et qu'une cour se positionne. La cour se positionne de façon très claire en disant que la santé et l'environnement doivent primer.

 

Maintenant, on entend que la Belgique passe par derrière. Elle envoie des courriers qui ne sont pas vraiment signés et on entend en commission le ministre de tutelle dire que, selon l'arrêt de la cour, "la santé et l'environnement devraient primer", au conditionnel donc. Monsieur le ministre, c'est excessivement frustrant et préoccupant pour les parlementaires que nous sommes, membres de cette majorité!

 

Je suis vraiment extrêmement préoccupée par votre réponse. On a un accord de majorité qui dit que la Belgique va tout faire pour être à la hauteur des règlements européens. Mais on se rend compte qu'on cherche encore des excuses et qu'on cherche à influencer l'Europe!

 

En tant qu'écologiste membre de cette majorité, je vous demande d'être plus respectueux de notre santé et de notre environnement et de vous concerter avec le ministre de la Santé et la ministre de l'Environnement. Il est inacceptable de voir que la Belgique, au nom de je ne sais qui, essaie encore de passer derrière des décisions de justice.

 

Nous allons continuer à vous poser des questions car si on entend que la Belgique pèse de tout son poids pour faire bouger l'Europe pour les bénéficies des producteurs de pesticides et pas pour les citoyens, je vous assure que ce sera inacceptable pour les écologistes que nous sommes.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van Karin Jiroflée aan David Clarinval (VEM Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's en Landbouw, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "Het pesticidengebruik en de impact ervan op de volksgezondheid" (55034010C)

07 Question de Karin Jiroflée à David Clarinval (VPM Classes moyennes, Indépendants, PME et Agriculture, Réformes instit. et Renouv. démocratique) sur "L'utilisation de pesticides et son incidence sur la santé publique" (55034010C)

 

07.01  Karin Jiroflée (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, er is opnieuw onderzoek gevoerd door de universiteiten van Antwerpen, Brussel, Gent, Hasselt en Leuven, samen met het onderzoekscentrum VITO en het Provinciaal Instituut voor Hygiëne, dat vaststelt dat bij jongeren die in de buurt van landbouwgebied wonen, resten terug te vinden zijn van het giftige product AMPA.

 

AMPA is een biomarker voor blootstelling aan de onkruidverdelger glyfosaat, zoals Roundup. Dat product is verboden voor particulieren in ons land, maar kan wel nog professioneel worden gebruikt, zoals in de landbouw. Er wordt echter bijvoorbeeld ook gebruik van gemaakt door de NMBS om de bermen te onderhouden.

 

Per jaar wordt bijna 8 kilogram onkruidverdelger per hectare akkerland gebruikt, waardoor België de op een na grootste pesticidegebruiker per hectare in Europa is.

 

Vooruit is voor een totaalverbod op glyfosaat, zeker omdat reeds vele malen is aangetoond dat het product een negatief effect heeft op onze volksgezondheid. Ik verwijs onder andere naar het Innocentirapport van UNICEF, naar de Hoge Gezondheidsraad, Kom op tegen Kanker, de Vlaamse Parkinson Liga en wellicht nog andere instellingen. De blootstelling aan die producten brengt heel wat gezondheidsrisico’s met zich, zoals kanker, diabetes, ziektes aan de luchtwegen of neurologische aandoeningen.

 

Het regeerakkoord is duidelijk over de kwestie. De federale regering zal in de discussie binnen de DGE een ambitieuze houding aannemen tegenover de reductie van chemische stoffen. Nochtans stemde ons land in 2022 nog voor een administratieve verlenging van één jaar voor glyfosaat.

 

Tijdens de bespreking van uw beleidsnota verklaarde u dat de regering eerst een aantal onderzoeken zou afwachten, zijnde onderzoeken van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid en het Europees Agentschap voor chemische stoffen, alsook van de rangschikking volgens mogelijke toxiciteit. Hebt u kennis kunnen nemen van die onderzoeken? Wat is uw reactie? Wat is de timing van de andere lopende onderzoeken van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid en het Europees Agentschap voor chemische stoffen? Is er daarover al meer duidelijkheid?

 

Zal ons land in 2023 tegen een vijfjarige verlenging stemmen binnen de Europese Unie, zoals wij eerder al hebben gedaan onder uw voorganger, minister Ducarme?

 

Duitsland zal zelf een verbod invoeren op glyfosaat op 1 januari 2024. Hoe kijkt België, onze regering of u tegen dat verbod aan?

 

Ten slotte, het NAPAN had eigenlijk al moeten starten in januari 2023. Hoe komt het dat het nog niet is gestart?

 

In het plan dat in openbaar onderzoek ging, werd de Europese doelstelling van -50 % pesticidegebruik niet onderschreven. In het Vlaamse actieplan is dat wel het geval. Hoe ziet u die breuk in ambitie? Waarom werd de doelstelling niet ondersteund, zeker gezien het engagement in het regeerakkoord?

 

07.02  David Clarinval, ministre: Monsieur le président, ma réponse est assez longue. Je préfère vous prévenir tout de suite qu’il y a quatre pages, mais c’est important.

 

Mevrouw Jiroflée, de NMBS is inderdaad een grootgebruiker van glyfosaat. Mijn administratie volgt de wetenschappelijke literatuur van nabij op en is op de hoogte van de publicaties die handelen over de blootstelling aan glyfosaat en zijn afbraakproducten. Het onderzoek toont inderdaad aan dat bij jongeren die in de buurt van landbouwgebieden wonen resten van AMPA en metabolieten van onder andere glyfosaat terug te vinden zijn. De vraag die men zich moet stellen, is of de gehaltes die teruggevonden zijn een zorgwekkend risico betekenen op het vlak van de volksgezondheid. In alle officiële Europese beoordelingen, inclusief degene waaraan momenteel wordt gewerkt, wordt dit standpunt nergens ingenomen. Ook het Europees Agentschap voor chemische stoffen heeft geoordeeld dat de bestaande indeling van glyfosaat, zijnde niet-kankerverwekkend, behouden blijft.

 

Wat de door u aangehaalde studies betreft, een en ander moet in de juiste context worden geplaatst. Ten eerste, in de huidige Europese beoordeling wordt duidelijk aangegeven dat er geen reden is om aan te nemen dat de AMPA-metaboliet toxischer zou zijn dan de werkzame stof glyfosaat zelf, ook niet met betrekking tot de vermeende irreversibele effecten. Dit wordt trouwens ondersteund in de recente publicatie van de onderzoeksgroep (…).

 

Ten tweede, aangaande de blootstelling lijken de onderzoeken aan te geven dat de grootteorde aan gehalte AMPA in urine dezelfde is als die voor glyfosaat zelf en dat in vergelijking met andere landen het risico voor kinderen niet speciaal hoger is in België.

 

Ten derde, in de laatste publicatie Detroyer e.a. uit 2022 wordt gerapporteerd dat er een associatie is tussen de hoeveelheid landbouwareaal en AMPA in de urine. Uit de gegevens van deze studie kan echter niet worden besloten dat er een onrustwekkend risico zou bestaan te wijten aan de gemeten gehaltes van glyfosaat en AMPA.

 

Ten vierde, waar Detroyer e.a. in hun conclusie voorstellen dat voor de mensen die leven rond landbouwvelden rekening moet worden gehouden met een blootstellingsroute via drift en vervluchtiging, is deze laatste voor zowel de werkzame stof als AMPA bijzonder klein. Ik moet trouwens opmerken dat dit, waar nodig, in het kader van de reguliere productbeoordeling naar omstaanders en residenten toe nu reeds gebeurt.

 

Samenvattend denk ik dus dat een diepgaandere analyse nodig is om een finale conclusie te kunnen trekken aangaande een vermeend bijzonder risico gekoppeld aan het gebruik van glyfosaat in België, in tegenstelling tot wat in de pers verscheen en door sommigen werd gesuggereerd.

 

De erg uitgebreide beoordeling en experten­consultatie van het EU-dossier voor de vernieuwing van glyfosaat waaraan België deelnam, is achter de rug. Het is nu aan de EFSA om in de loop van 2023 conclusies te schrijven en deze over te maken aan de Europese Commissie. Zoals eerder gezegd is er een niet-indeling voor carcinogeniteit door ECHA voorgesteld. Het is op dit ogenblik niet mogelijk om de positie te voorspellen die België zal innemen bij de stemming over de beslissing inzake de vernieuwing van de toelating van de werkzame stof glyfosaat. Zoals u in uw vraag aanhaalt, wordt er gewacht op de afronding van een aantal zaken. Door de toelatingshouders werd tijdig een volledig dossier ingediend dat op dit ogenblik nog wordt geëvalueerd. Zoals eerder aangegeven, wordt de uitkomst van deze evaluatie door de EFSA binnenkort verwacht. Deze evaluatie zal door mijn administratie als basis worden genomen om een standpunt voor te stellen.

 

Duitsland heeft inderdaad reeds enige tijd geleden bekendgemaakt dat het glyfosaat vanaf 1 januari 2024 volledig zal verbieden. Luxemburg heeft reeds een dergelijk volledig verbod op glyfosaat uitgevaardigd. Dit resulteerde in een rechtszaak vanwege de toelatingshouder, die Luxemburg verloren heeft en waartegen de beroepsprocedure nog loopt. Het is mij op dit ogenblik niet duidelijk hoe Duitsland dit verbod op glyfosaat juridisch sluitend denkt te kunnen maken.

 

Mijn administratie kan in elk geval alleen handelen binnen het bestaande Europees en Belgisch wetgevend kader. De bestaande toelating van glyfosaat voldoet op dit ogenblik aan alle criteria. In België hebben wij wel reeds een verbod op synthetische gewasbeschermingsmiddelen, waaronder glyfosaat, uitgevaardigd voor amateurgebruikers, maar glyfosaat blijft voorlopig inderdaad nog toegelaten voor professionele gebruikers. Ik zie op dit ogenblik geen reden om, zoals Duitsland, een verbod op deze stof in te stellen los van de lopende procedures.

 

De uitvoering van het NAPAN heeft geen vacuüm gekend. Het huidige team gaat voort met zijn werk. De vertraging bij de goedkeuring van het programma 2023-2027 betekent zeker niet het einde van het uitstekende werk van mijn administratie. De vertraging bij de goedkeuring van het programma is onder andere te wijten aan de zoektocht naar bijkomende budgetten, waarnaar ik samen met mijn collega’s van Volksgezondheid, Milieu en Economie op zoek ben om een ambitieuzere versie van het NAPAN aan te nemen in de regering.

 

Naast de intentieverklaringen, die op alle niveaus zijn afgelegd, zal het u waarschijnlijk niet ontgaan zijn dat het NAPAN dat binnenkort zal worden goedgekeurd, beoogt vooruit te lopen op de ontwikkelingen die zouden kunnen voortvloeien uit het aangekondigde Europese beleid, met name voor wat betreft de registratie van elke toepassing van gewasbeschermingsmiddelen door een professionele gebruiker.

 

Met betrekking tot het Europese beleid, België heeft in 2020 de Europese doelstellingen onderschreven om tegen 2030 het totaalgebruik en de risico’s van chemische bestrijdingsmiddelen en het gebruik van de gevaarlijkste bestrijdings­middelen met 50 % te verminderen.

 

Zoals u weet, moet deze politieke doelstelling nog worden omgezet in passende EU-wetgeving. Een van de verschillende stukken wetgeving in dit pakket is de wettekst die deze Europese doelstelling in nationale doelstellingen vertaalt en die sinds juni 2021 in bespreking is bij zowel de Europese Raad als het Europees Parlement. De nationale doelstellingen zijn momenteel dus nog niet vastgesteld en het is voorbarig om nu al conclusies te trekken.

 

Overeenkomstig de Belgische verklaring werken de federale en regionale overheden echter actief aan dit ontwerp van Europese verordening voor een duurzaam gebruik van gewasbeschermings­middelen. Na de tweede lezing van het ontwerp door de Raad en het Parlement eind dit jaar zouden we meer moeten weten over de vermoedelijke nationale streefcijfers. In ieder geval, en rekening houdend met de kortst mogelijke termijnen, zouden ze vervolgens vanaf 2027 kunnen worden toegepast.

 

07.03  Karin Jiroflée (Vooruit): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik heb een paar elementen van repliek.

 

Ten eerste, u haalt studies aan die zeggen dat glyfosaten niet kankerverwekkend zijn, maar er zijn evenveel studies die aantonen dat dat wel het geval zou zijn. U zegt terecht dat er geen eenduidigheid is, maar dan vinden wij toch dat een voorzichtigheidsprincipe op zijn plaats zou zijn en daar merk ik dus absoluut niets van.

 

Ten tweede, u zegt dat u diepgaandere analyses wilt en u gebruikt het woord ‘voorbarig’. We moeten inderdaad zoveel mogelijk kennis vergaren, maar we doen dat ondertussen al meer dan vijf jaar. Deze discussie dateert al van de vorige regering, met trouwens een minister van Landbouw van uw partij, en ik had de indruk dat hij eerder geneigd was het voorzichtigheidsprincipe in acht te nemen. U zegt geen enkel engagement te nemen om tegen een verlenging te stemmen, maar nogmaals, dat voorzichtigheidsprincipe is toch niet onbelangrijk.

 

Ten slotte, een derde element dat ik wil aanhalen, is de meer ambitieuze versie van een NAPAN. Wat ons betreft, hoe ambitieuzer hoe beter, maar ondertussen wordt het steeds later. Op een bepaald moment moet de knoop toch worden doorgehakt.

 

We houden het in ieder geval in het oog. Over enkele weken of maanden zal ik hierop zeker terugkomen met een aantal nieuwe vragen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Question de Séverine de Laveleye à David Clarinval (VPM Classes moyennes, Indépendants, PME et Agriculture, Réformes instit. et Renouv. démocratique) sur "La nouvelle réglementation des nouveaux OGM" (55034296C)

08 Vraag van Séverine de Laveleye aan David Clarinval (VEM Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's en Landbouw, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "De nieuwe regelgeving betreffende nieuwe ggo's" (55034296C)

 

08.01  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le Ministre, une proposition de législation de la Commission européenne concernant les "nouveaux OGM /nouvelles technologies génomiques" est prévue pour le mois de juin. Nous en avons déjà débattu il y a quelques mois. Celle-ci prévoit d’exclure les nouveaux OGM de la législation européenne actuelle sur les OGM qui prévoit des processus d’approbation garantissant l’évaluation des risques pour la santé humaine et l’environnement, la transparence pour les producteurs et les agriculteurs, et un étiquetage clair pour les consommateurs.

 

La Belgique, lors du Conseil AGRI informel du 16/09/2022, mentionnait l’impact de la guerre en Ukraine sur la sécurité alimentaire, le rôle possible des NGTs dans les objectifs du Green Deal (argument de l’industrie), l’importance de n’avoir aucun impact sur la santé et l’environnement ainsi que l’importance d’un étiquetage et d’une évaluation scientifique solide.

 

3 niveaux de préoccupations demeurent:

1) L’EFSA a proposé en octobre d’abandonner dans la future réglementation les analyses de risques détaillées de la directive OGM actuelle, induisant que cette réglementation ne tiendrait compte que des erreurs non-intentionnelles générées par les manipulations intentionnelles des plantes modifiées. 

2) Le labelling OGM prévu dans la directive actuelle (peut contenir des OGM) serait supprimé et remplacé par un étiquetage "sustainable" dont les critères ne sont pas encore définis mais qui pourraient donner une "bonne cote" aux nouveaux OGM pour leurs avantages proclamés mais non étayés par les faits, et rendrait difficile de garantir la traçabilité des produits modifiés par les NGT. 

3) La dérégulation des OGM et les pratiques de l’octroi des brevets sont liés: les multinationales considèrent que la portée d’un brevet sur une information génétique (relative au trait OGM) s’étend à toute plante de la même espèce issue de la sélection conventionnelle qui présente un trait semblable au trait breveté.

 

- Comptez-vous faire en sorte que des recherches supplémentaires sur les risques des nouveaux OGM pour l’environnement, la biodiversité et la santé soit menées?

- Quels risques liés au brevetage des technologies et plus largement des plantes voyez-vous pour nos agriculteurs?

- Comptez-vous défendre, pour la Belgique, une position visant à ce que les nouveaux OGM relèvent de la législation européenne actuelle sur les OGM?

- Quelle position défendra la Belgique sur la labellisation des nouveaux OGM dans la future directive?

 

08.02  David Clarinval, ministre: Monsieur le président, madame de Laveleye, la variation génétique, et donc la modification génétique, est la pierre angulaire de l'innovation en sélection végétale.

 

D'une manière générale, trois groupes de techniques peuvent être distingués pour modifier génétiquement les cultures.

 

Un premier groupe de techniques également connu sous le nom de "techniques génomiques établies" provoque des mutations aléatoires dans les plantes, par exemple en administrant des radiations. Celles-ci ne sont pas couvertes par la réglementation sur les OGM.

 

Dans un deuxième groupe de techniques, de l'ADN étranger est introduit. Il s'agit des plantes transgéniques classiques ou OGM classiques qui sont réglementés par la cadre réglementaire européen de la directive 2001/18.

 

Enfin, il y a les nouvelles techniques génomiques (NGT) qui permettent de faire des mutations ciblées dans l'ADN de la plante.

 

L'Autorité européenne de sécurité des aliments (EFSA) a statué dans une déclaration d'octobre 2022 que les plantes obtenues via les NGT, dans un certain nombre de cas, ne posent pas de nouvelle menace par rapport aux plantes obtenues via des techniques génomiques établies, telles que la mutagenèse aléatoire. Dans ce contexte, la Commission européenne a pris l'initiative de présenter, d'ici la fin du mois de juin de cette année, une proposition de cadre réglementaire pour les plantes obtenues grâce à ces NGT. La Commission n'entend pas revoir le cadre réglementaire des OGM classiques obtenus par transgenèse. Cette initiative ne fera donc aucune différence juridique pour les OGM classiques.

 

Avec mon administration et mes collègues ministres de la Santé et de l'Environnement qui sont co-compétents en la matière, je suis donc de près les développements autour de ce cadre législatif différencié. À ce jour, la Commission n'a pas encore publié de version de son initiative législative sur les NGT, de sorte qu'il est actuellement difficile de savoir ce que la Commission proposera. L'élément central de la position belge est toujours l'information scientifique disponible. Nous tenons également compte des commentaires des diverses parties prenantes.

 

Il existe actuellement un certain nombre de projets de recherche internationaux avec des partenaires belges financés par Horizon Europe qui peuvent fournir de nouvelles informations sur les NGT. Par exemple le projet GeneBEcon fournira des informations pertinentes sur l'impact scientifique et socioéconomique des NGT.

 

En ce qui concerne votre question sur les matériels de reproduction, je vous demande de l'adresser aux ministres régionaux de l'Agriculture, qui sont compétents. En effet, le commerce de matériel de multiplication végétale relève des compétences régionales.

 

Pour toute question relative aux octrois, c'est le ministre de l'Économie qui est compétent.

 

08.03  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je suis un peu déstabilisée par la fin de votre réponse parce que je ne pense pas que cela faisait référence à une de mes questions. 

 

Quand vous dites que l'EFSA n'a pas montré de risque particulier dans ses études, je rappelle que toute la littérature scientifique n'a pas été analysée par l'EFSA. Elle déclarait lors d'études précédentes que la Commission ne lui avait pas donné mandat pour analyser toute la littérature scientifique. Elle ne s'est donc basée que sur certains aspects de la littérature. C'est un élément important parce que ça montre qu'on avance un petit peu à l'aveugle dans ce dossier et qu'on n'est peut-être pas aussi prudent que nécessaire.

 

Il nous paraît important que la traçabilité et l'étiquetage restent une préoccupation. Si on décidait d'utiliser de nouvelles technologies, il faudrait que les consommateurs puissent toujours avoir accès à l'information sur le fait que ces technologies ont été utilisées pour produire ce qu'ils consomment. Or ce qui est sur la table pour le moment ne permet pas de garantir la traçabilité.

 

Une pétition rassemblant 420 000 signatures de citoyens européens demande de ne pas déréguler la réglementation sur les OGM. Qu'on ne mette pas les technologies avant les questions de biodiversité et de santé est une préoccupation sans cesse plus grande des citoyens et ils nous appellent à toute la prudence.

 

Ne soyons pas naïfs et rappelons-nous que ceux qui font pression pour déréguler sont bien des consortiums de très grosses entreprises qui ont des intérêts à la fois dans la production de ces techniques et dans leur brevetage. Je pense notamment à Bayer et Monsanto, qui ne sont pas des enfants de chœur.

 

Enfin, n'oublions pas que nourrir l'humanité passe surtout par les mains des paysans qui ont accès à une terre, à des animaux et à des plantes en bonne santé et pas nécessairement par des technologies hyper pointues. Ne nous trompons pas de combat!

 

Merci de rester attentif et de veiller à ce que l'Europe prenne les bonnes décisions dans les mois qui viennent.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 15 h 32.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.32 uur.