Commissie voor de Justitie |
Commission de la Justice |
van Woensdag 13 december 2017 Namiddag ______ |
du Mercredi 13 décembre 2017 Après-midi ______ |
De openbare
commissievergadering wordt geopend om 14.29 uur en voorgezeten door
mevrouw Annick Lambrecht.
La réunion publique de
commission est ouverte à 14.29 heures et présidée par Mme Annick
Lambrecht.
De voorzitter: De vraag nr. 22071 van
mevrouw Van Cauter wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
- M.
Philippe Blanchart au ministre de la Justice sur "la tolérance zéro en
matière d'agressions contre les policiers" (n° 22180)
- M.
Philippe Pivin au ministre de la Justice sur "la circulaire ministérielle
instaurant la tolérance zéro envers les violences commises contre les forces de
l'ordre" (n° 22320)
- de
heer Philippe Blanchart aan de minister van Justitie over "de
nultolerantie inzake agressie tegen politieagenten" (nr. 22180)
- de
heer Philippe Pivin aan de minister van Justitie over "de ministeriële
omzendbrief waarbij de nultolerantie voor geweld tegen de ordediensten wordt
ingevoerd" (nr. 22320)
01.01 Philippe Blanchart (PS):
Monsieur le ministre, 8 400 cas d'agression contre des agents de
police ont été recensés l'année passée, parmi lesquels 800 faits de coups.
Vous aviez annoncé en juin dernier l'arrivée d'une circulaire, qui aurait
récemment été transmise aux parquets. Selon celle-ci, une enquête serait lancée
pour chaque agression tandis que les atteintes verbales ne seraient plus classées
sans suite.
Pouvez-vous nous
donner davantage d'informations sur les chiffres de traitement des dossiers de
poursuite actuels? Pouvez-vous nous renseigner sur la mise en application de
cette circulaire?
Cinq magistrats
de référence seront affectés à l'application de ce projet au niveau du parquet
général. Pouvez-vous nous en dire davantage sur leur rôle et sur les raisons de
ce nombre? Le personnel sera-t-il suffisant pour compenser la hausse des
plaintes enregistrées et le nombre d'enquêtes ouvertes? Quelles sont les autres
mesures prévues pour compenser cette hausse du travail? Quelles sont les
mesures envisagées pour faciliter également les démarches pour le dédommagement
aux victimes?
01.02 Koen Geens,
ministre: Monsieur Blanchart, je partage votre préoccupation concernant la
problématique des agressions contre des agents de police et contre des
personnes à caractère public dans l'exercice de leurs fonctions. Il n'est pas
possible d'apporter des chiffres dans la mesure où la banque de données statistiques
ne permet pas de distinguer les catégories professionnelles auxquelles
appartiennent les victimes d'un acte de violence, visées aux articles 280
et 410bis du Code pénal.
L'application de la
circulaire COL 10/2017 permettra de connaître le nombre précis de
dossiers ouverts dans le cadre de cette problématique ainsi que la suite qui
leur a été réservée. L'application de cette circulaire à l'ensemble des
parquets permettra une approche uniforme et plus ferme de ce phénomène criminel
par la mise en œuvre de directives précises en fonction du niveau de violence
de l'acte (violence physique ou pas, incapacité de travail ou pas, etc.).
La circulaire prévoit
la désignation d'un magistrat de référence choisi en fonction de son expérience
spécifique dans le domaine de la police, expérience liée, par exemple, à sa
participation active aux réseaux d'expertise pour le Collège des procureurs
généraux ou à sa gestion du contentieux relatif à la discipline des policiers.
Il jouera le rôle d'appui et verra l'application concrète de la circulaire par
ses collègues de première instance qui pourront faire appel à lui en cas
d'hésitation ou de difficulté particulière.
Dans la mesure où le
magistrat de référence est désigné au sein de chaque parquet général, le nombre
de cinq magistrats correspond au nombre de ressorts existants.
L'appréciation du caractère suffisant et adéquat du nombre de magistrats
nécessaires pour gérer ces dossiers ne pourra intervenir qu'à l'issue d'une
première évaluation. La problématique de dédommagement des victimes est
réglementée par des législations spécifiques dont la loi sur la fonction de
police du 5 août 1992. Une circulaire des procureurs généraux ne
peut pas contenir de règles concernant les droits civils et l'indemnisation.
Une autre
circulaire 3/2008 vise la violence à l'égard des personnes investies
de mandats ou de charges publiques ainsi qu'à l'égard des personnes remplissant
une mission de service public ou d'intérêt général en contact avec le public.
Cette circulaire reprend les dispositions de la loi
du 20 décembre 2006 modifiant le Code pénal telle que modifiée
par la loi du 8 mars 2010 relative à la circonstance aggravante
pour les auteurs de certaines infractions commises envers certaines personnes à
caractère public et par la loi du 27 décembre 2012 portant
dispositions diverses en matière de justice.
Le Code pénal prévoit
déjà des circonstances aggravantes pour certaines infractions commises envers
certaines personnes à caractère public. Une modification législative, indépendamment
de la circulaire, ne me semble pas nécessaire à l'heure actuelle.
01.03 Philippe
Blanchart (PS): Monsieur
le ministre, je vous remercie d'avoir répondu à toutes mes questions. Espérons
que la mise en application de la circulaire sera suffisamment rapide que pour
répondre à cette demande car il semblerait que deux agents de police sont
agressés chaque jour! En tant qu'ex-président d'une zone de secours, je peux
vous affirmer que les agressions et sévices à l'encontre des agents des
services de secours, des pompiers et autres sont des dossiers qui nous
préoccupent sur le terrain.
Het incident is
gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 22320 van de
heer Pivin vervalt. Vragen nrs 22192 en 22193 van mevrouw Ben Hamou
worden uitgesteld.
02
Vraag van de heer Dirk Janssens aan de minister van Justitie over "de
rellen in Brussel" (nr. 22204)
02
Question de M. Dirk Janssens au ministre de la Justice sur "les émeutes à
Bruxelles" (n° 22204)
02.01 Dirk Janssens (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer
de minister, de rellen van 25 november in Brussel zinderen nog altijd
enigszins na. Ik heb vanmiddag via het nieuws gehoord dat er ondertussen
37 betrokkenen bekend zouden zijn.
Van de
71 personen die op zaterdag 25 november bij de rellen in Brussel
werden opgepakt, zou een derde Vlaming zijn of uit de Vlaamse rand afkomstig
zijn. Slechts vier personen werden voorgeleid door het parket. Het parket
benadrukt natuurlijk ook dat wie ondertussen vrijgelaten werd daarna nog
gedagvaard kan worden door, bijvoorbeeld, de correctionele rechtbank.
Ik zou u daarover
graag een aantal concrete vragen stellen.
Ten eerste, ik haal
mijn cijfers uit de persberichten. Zijn ze correct of hebt u kennis van andere
cijfers? Ik verwijs onder meer naar dat cijfer 37.
Ten tweede, uit
welke gemeenten zijn de Vlamingen, die dus een derde van de opgepakte
relschoppers zouden uitmaken, afkomstig of waar hebben zij hun woonplaats? Er
werd onder meer veel commotie gemaakt over iemand uit Wolvertem, die opgepakt
was. Nadien kwam er weer eentje uit Groot-Bijgaarden. Zo ging het verder.
Ten derde, hoeveel
van hen, per gemeente, zijn minderjarig?
Ten vierde, zijn er
ondertussen elementen, zoals identificatie op camerabeelden of bekentenissen,
die verdere vervolging mogelijk maken?
02.02
Minister Koen Geens: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Janssens, ik mocht
van procureur-generaal Delmulle en de procureur van Brussel, Meilleur, de
hiernavolgende informatie ontvangen in verband met de rellen van
25 november.
Er werden reeds
4 personen ter beschikking gesteld van het parket, onder wie
1 meerderjarige en 3 minderjarigen, vaarvan er 1 werd
doorverwezen naar het afdelingsparket van Dendermonde, zijnde de woonplaats van
de minderjarige. Hun zaak krijgt dus zeker al een gerechtelijk gevolg.
Er werden
16 relschoppers geïdentificeerd, maar zij konden nog niet worden opgepakt.
Uiteraard worden zij inmiddels opgespoord. Van 14 andere geïdentificeerde
personen wordt bekeken of er aanwijzingen zijn van strafbare feiten tijdens de
rellen en, zo ja, wat hun rol was.
U zult begrijpen
dat de stand van zaken in dit dossier voortdurend wijzigt, net als de
identificatie van personen die bij de rellen betrokken waren en de verdere
gerechtelijke afhandeling. Het cijfer van 71 bestuurlijke arrestaties is
afkomstig van de politiediensten en kan door de gerechtelijke autoriteiten niet
worden bevestigd. Het onderzoek loopt nog.
02.03 Dirk Janssens (Open Vld): Ik dank u voor uw antwoord,
mijnheer de minister.
L'incident est clos.
03
Vraag van de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de
openbare verklaring van het CPT over de gegarandeerde dienstverlening"
(nr. 22215)
03
Question de M. Stefaan Van Hecke au ministre de la Justice sur "la
déclaration publique du CPT sur le service garanti" (n° 22215)
03.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): In juli 2017 publiceerde het
Europese Comité voor de Preventie van Foltering een openbare verklaring naar
aanleiding van de afwezigheid van de gegarandeerde dienstverlening in de
Belgische gevangenissen tijdens syndicale acties. Het gebeurt in ons land nog
te vaak dat gedetineerden bij stakingen in onmenselijke leefomstandigheden
belanden, waarbij elementaire zaken als sanitair, voeding, buitenlucht en
contact met de familie onder druk komen te staan.
Een dergelijke
openbare verklaring is het zwaarste wapen dat het comité in handen heeft. Het
comité vond dat de problemen in België ernstiger zijn dan in alle andere
bezochte landen van de Raad van Europa. Bovendien is het probleem al jaren
gekend. Het werd een eerste keer door het comité aangeklaagd in 2005. Toch is
er nog steeds geen zicht op een regeling van gegarandeerde dienstverlening in
de gevangenissen. Daarom heb ik enkele vragen.
Wat is uw reactie
op deze openbare verklaring? Is er een wetsontwerp op komst? Wanneer zal dit
eventueel aan het Parlement kunnen voorgelegd worden? In welke andere
maatregelen voorziet u nog om deze problematische situatie bij stakingen aan te
pakken?
03.02 Minister Koen Geens: In verband met uw eerste vraag wil ik
verwijzen naar het antwoord dat de Belgische regering eerder dit jaar aan het
CPT bezorgd heeft omtrent deze materie. Daarin bevestigt de regering haar
engagement om een wettelijk kader voor een gegarandeerde dienstverlening
tijdens stakingen te zullen uitwerken.
Ik werk momenteel
inderdaad aan een dergelijk kader. Dat is ruimer opgevat dan enkel de
gegarandeerde dienstverlening. Het wetsontwerp dat ik voor ogen heb, regelt
immers zowel het statuut van de penitentiaire organisatie in haar geheel als
dat van het gevangenispersoneel. Daarbij wil ik bijzondere aandacht besteden
aan het versterken van de performantie en de prestatiegerichtheid van het
personeel door niet alleen de opleiding sterker te integreren in de loopbaanontwikkeling,
maar tevens een aantal impulsen te geven die het absenteïsme moeten milderen.
Het is volgens mij
niet voldoende om in een gegarandeerde dienstverlening tijdens stakingen te
voorzien als daarnaast ook geen maatregelen genomen worden om het dagelijkse
functioneren van het gevangeniswezen te optimaliseren.
Ik
verwacht dat het wetsontwerp in het vroege voorjaar van 2018 aan het Parlement
kan worden voorgelegd.
Ik blijf er ten
slotte aan werken om voldoende middelen naar de penitentiaire inrichtingen te
laten gaan, zowel inzake personeel als inzake de werking. Er wordt ook verder
ingezet op infrastructuur en op de uitvoering van het masterplan. Dat alles zou
ervoor moeten zorgen dat de situatie van de gedetineerden in de Belgische
cellen erop vooruitgaat en niet opnieuw achteruit zou gaan bij syndicale
acties.
03.03 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister,
bedankt voor uw antwoord.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 22221 van mevrouw
Lahaye-Battheu is omgezet in een schriftelijke vraag.
04
Question de M. Georges Dallemagne au ministre de la Justice sur "la
convention de concession de la Grande Mosquée de Bruxelles et du Centre
Islamique et Culturel de Belgique" (n° 22286)
04
Vraag van de heer Georges Dallemagne aan de minister van Justitie over "de
concessieovereenkomst voor de Grote Moskee van Brussel en het Islamitisch en
Cultureel Centrum van België" (nr. 22286)
04.01 Georges Dallemagne (cdH):
Monsieur le ministre, la situation foncière des bâtiments aujourd'hui dévolus
au fonctionnement de la grande mosquée de Bruxelles et au Centre islamique et
culturel de Belgique est régie par une convention de concession, datée du 13
juin 1969, conclue pour une durée de 99 années consécutives. La commission
d'enquête parlementaire sur les attentats a constaté que cette concession avait
été accordée dans un contexte sociétal, religieux et institutionnel qui a
considérablement et fondamentalement changé depuis la signature de la
convention. Le rôle de la grande mosquée dans la propagation d'un islam
radical, influencé par le wahhabisme, et en contradiction avec nos valeurs
démocratiques a notamment été mis en évidence par la Sûreté de l'État. Dans son
rapport, la commission recommande que l'État, en application de l'article 14 de
la convention du 13 juin 1969, mette fin à celle-ci pour cause d'utilité
publique au regard des considérations qui précèdent.
Monsieur le ministre,
cette recommandation a été émise il y a environ un mois et demi. Elle a été
confirmée par la séance plénière de la Chambre à cette époque. Je souhaiterais
vous interroger sur les moyens mis en œuvre par le gouvernement afin de la
concrétiser. Quel ministre a été désigné pour suivre ce dossier? Quels moyens y
ont été affectés? Un groupe de travail spécifique a-t-il été mis en place? La
résiliation de la convention a-t-elle été notifiée aux instances de la grande
mosquée? Si non, qu'est-ce qui bloque la décision? Que pouvons-nous attendre du
gouvernement pour concrétiser la recommandation de la commission d'enquête? La
résiliation de la convention sur la base de l'article 14 ouvre un délai de
préavis d'un an pour déterminer le nouveau cadre conventionnel d'exploitation
de ce lieu avec un nouvel opérateur qui doit rencontrer les critères prévus par
la commission d'enquête parlementaire. Quelles mesures le gouvernement
mettra-t-il en place durant ce délai afin d'assurer la transition? Un contact
a-t-il été pris avec l'Exécutif des musulmans de Belgique à ce sujet? Un volet
spécifique relatif au financement étranger sera-t-il intégré à la nouvelle
convention?
04.02 Koen Geens,
ministre: Monsieur Dallemagne, le gouvernement fédéral se concerte actuellement
sur la manière dont il convient de donner suite aux recommandations de la
commission d'enquête parlementaire sur les attentats terroristes. Comme la
convention d'emphytéose a été conclue à l'époque par le ministre chargé de la
Régie des Bâtiments, il est évident que le ministre Jambon et moi-même, en tant
que ministre responsable des cultes, prenons l'initiative concernant ce
dossier.
Au début du mois
dernier, une délégation de hauts fonctionnaires a expliqué, sous la direction
du président du service public fédéral Affaires étrangères, les recommandations
émises par la commission sur la grande mosquée de Bruxelles à l'attention du
président de la World Moslim League et du directeur du Centre islamique et
culturel de Belgique.
Au niveau belge,
plusieurs concertations informelles se sont déjà tenues. Ce lundi se tiendra
une première concertation formelle à laquelle participeront les cabinets du
ministre des Affaires étrangères et du premier ministre. L'ordre du jour de
cette réunion reprend plusieurs questions que vous vous posez également en vue
de donner une suite adéquate à ces recommandations. Ainsi, figurent en bonne
place, à l'ordre du jour, le calendrier de la rupture de la concession, le rôle
l'EMB dans la création d'une nouvelle entité et le financement futur de la
mosquée.
04.03 Georges Dallemagne (cdH):
Je vous remercie, monsieur le ministre. Je m'étonne un peu qu'il faille tout ce
temps pour notifier la rupture de cette convention de concession et qu'il n'y
ait eu qu'une première réunion pour établir un calendrier, cela près de deux
mois après cette recommandation de la commission d'enquête parlementaire.
Je voudrais être
certain qu'il s'agit bien de mettre en œuvre complètement cette recommandation
parce que j'entends aujourd'hui que la grande mosquée pourrait demander son
agrément comme mosquée. Il ne s'agit évidemment pas du tout d'une réponse
adéquate à la recommandation de la commission d'enquête. J'imagine donc qu'on
ne va pas répondre à cette demande d'agrément.
Il s'agit bien d'abord
de rompre la convention de concession et ensuite de vérifier avec quel
opérateur et de quelle manière on peut mettre effectivement en œuvre la suite
des recommandations de la commission d'enquête et notamment voir avec la
communauté musulmane de Belgique comment elle peut investir ce lieu et de
quelle manière, tout en respectant les critères de la commission d'enquête
parlementaire.
J'entends
que ce premier groupe de travail réunira le premier ministre, vous-même et le
représentant de M. Jambon. J'aimerais vraiment qu'on ait rapidement, lundi si
je comprends bien, un calendrier plus précis de l'exécution de cette
recommandation. On aura ce calendrier lundi, monsieur le ministre?
04.04 Koen Geens,
ministre: J'espère que oui. En tout état de cause, on fait tout pour avancer à
un niveau diplomatique et de concertation belge aussi. Je crois donc que nous
allons y parvenir. Vous en saurez plus mardi.
04.05 Georges
Dallemagne (cdH): Vous
ferez une communication?
04.06 Koen Geens, ministre: Le cas échéant. Comme je vous l'ai
dit, il n'est pas évident de ne pas communiquer par après. Mais ce sera peut-être
très succinct.
04.07 Georges Dallemagne (cdH):
Je vous remercie.
Het incident is
gesloten.
L'incident est clos.
Voorzitter: Philippe Goffin
Président: Philippe
Goffin
05
Vraag van mevrouw Annick Lambrecht aan de minister van Justitie over "de Commissie
voor financiële hulp" (nr. 22303)
05
Question de Mme Annick Lambrecht au ministre de la Justice sur "la
Commission d'aide financière" (n° 22303)
05.01 Annick Lambrecht (sp.a): Mijnheer de minister, slachtoffers
van opzettelijke gewelddaden, of hun verwanten, kunnen onder bepaalde
voorwaarden een verzoek om financiële hulp van de federale staat indienen.
Wanneer de dader onbekend is, of onvermogend blijkt, draagt de federale staat
bij tot het vergoeden van slachtoffers.
Om de financiële
hulp uit te keren werd de Commissie voor Financiële Hulp aan Slachtoffers van
Opzettelijke Gewelddaden en aan de Occasionele Redders opgericht. Deze
commissie gaat na of, en voor welk bedrag, de staat in de kosten kan
tussenkomen. Wanneer men hiervoor in aanmerking komt, en het verzoek dus wordt
ingeschreven, krijgt men een brief van de Commissie voor Financiële Hulp met
het volgende antwoord: “Gelet op de huidige personeelsbezetting, gepaard
gaande met een hoge werklast, bedraagt de verwerkingstijd voor een dossier
momenteel een jaar en 10 maanden. Gelet op onze chronologische
dossierbehandeling heeft het weinig zin om naar de stand van zaken te vragen
zolang de termijn van een jaar en 10 maanden niet om is.”
Slachtoffers moeten sowieso reeds jaren wachten, omdat alle beroepsprocedures
eerst uitgeput dienen te zijn. Wanneer er uiteindelijk een uitspraak is, zegt
de Commissie voor Financiële Hulp dat zij, omwille van personeelsonderbezetting,
het dossier pas na een jaar en 10 maanden kan behandelen. Ik heb hierover de
volgende vragen, mijnheer die minister.
Ten eerste, bent u
op de hoogte van deze situatie bij de Commissie voor Financiële Hulp? Wat is uw
standpunt?
Ten tweede, zal u
maatregelen nemen om de werklast en de personeelsonderbezetting bij de Commissie
voor Financiële Hulp te verbeteren? Naar welke verwerkingstijd streeft u? Wat
zal u ondernemen om deze achterstand weg te werken? Ik dank u.
05.02 Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, mevrouw
Lambrecht, uit de ingewonnen inlichtingen blijkt dat het om een melding gaat
die werd gedaan vanuit de intentie transparant te zijn naar de verzoekers bij
de commissie.
Er zijn vorig jaar
plannen in werking gezet om te verhelpen aan de personeelsproblematiek. Het
secretariaat van de commissie werd uitgebreid met vier medewerkers, door
artikel 2 van de wet van 31 mei 2016 tot wijziging van de wet
1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen wat de hulp aan
slachtoffers van opzettelijke gewelddaden betreft. De aanwervingprocedure van
bijkomende medewerkers is lopende. Uiteraard wordt er gestreefd naar een zo
kort mogelijke behandelingsduur, die echter ook afhangt van een aantal externe
factoren, zoals het inwinnen van de nodige informatie bij de aanvrager, de
evolutie van de medische toestand enzovoort. De versterking met bijkomende
medewerkers zal ervoor zorgen dat de behandelingstermijn gevoelig kan worden
teruggebracht.
Bovendien werden in
de loop van 2017 door de koninklijke besluiten van 25 april en
29 november nieuwe leden benoemd, waardoor de commissie momenteel
55 leden telt. Dit zal er ook toe bijdragen dat de behandelingstermijn van
de aanvragen kan worden verkort.
05.03 Annick Lambrecht (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, het is goed nieuws dat er volk zal bijkomen. Kunt u mij antwoorden op
het volgende? Er zijn er nu 55, naar hoeveel leden zal men evolueren? Wat is de
timing, wanneer gaan alle aangeworven leden aan hun job begonnen zijn? Hebt u
daarop enig zicht?
05.04 Minister Koen Geens: Als u mij daarover opnieuw ondervraagt,
zal ik u daarop meer gedetailleerd antwoorden.
Het incident is
gesloten.
L'incident est clos.
06
Vraag van mevrouw Annick Lambrecht aan de minister van Justitie over "de
werking van de Kansspelcommissie" (nr. 22479)
06
Question de Mme Annick Lambrecht au ministre de la Justice sur "le
fonctionnement de la Commission des jeux de hasard" (n° 22479)
06.01 Annick Lambrecht (sp.a): Mijnheer de minister, naar aanleiding
van de publicatie van het advies van de Hoge Gezondheidsraad over gokstoornissen
lazen wij in de krant het harde verdict van enkele verslavingsexperts. Hun
oordeel is dat de Kansspelcommissie de goksector veeleer faciliteert dan
controleert. Zij spreken over een soort van Unizo voor de goksector. Om dit te
staven wordt verwezen naar een passage op de website van de Kansspelcommissie.
Daar staat letterlijk dat deze ook waakt over een rendabele kansspelsector. Ook
het feit dat de Kansspelcommissie in haar eigen brochure stijgende omzetcijfers
van casino's en speelautomatenhallen in de kijker zet, wordt in vraag gesteld.
Het
is niet de eerste keer dat er kritiek komt op de Kansspelcommissie en de
dubbelzinnige rol die zij speelt ten opzichte van de sector die zij moet
controleren. Begin vorig jaar was er nog de hetze over het standpunt van de
Kansspelcommissie om roken in casino's weer toe te laten om meer mensen aan te
trekken en dus meer te doen gokken. Ook bij de totstandkoming van de wet van
2010 rezen vragen bij de drijfveer achter de wet. Zo liet een vertegenwoordiger
van de Kansspelcommissie destijds optekenen dat bij de redactie van de tekst
een balans werd beoogd tussen de bescherming van de consument, enerzijds, en de
rendabiliteit van de sector van de kansspelen, anderzijds.
Ten
eerste, welke lessen trekt u uit deze kritiek?
Ten
tweede, wat zijn de opdrachten van de Kansspelcommissie en bent u van mening
dat de Kansspelcommissie deze opdrachten behoorlijk vervult? Bent u het met mij
eens dat de Kansspelcommissie zich hoogstens moet inlaten met de solvabiliteit
en niet met de rendabiliteit van de sector?
Ten
derde, welke maatregelen zult u nemen om de dubbelzinnige rol van de
Kansspelcommissie aan banden te leggen?
Ten
vierde, hoe zult u een adequate bescherming van de speler van kansspelen
garanderen en welke middelen trekt u hiervoor uit?
06.02 Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, mevrouw
Lambrecht, uit het rapport leer ik dat er vanuit de Vlaamse academische
hulpverlening bezorgdheden bestaan over het reclameaanbod en de aanpak van
gokverslavingen. Ik deel deze bezorgdheid uiteraard en heb daarom regelgevende
initiatieven genomen om de reclame in te perken. Momenteel bekijken wij hoe wij
jongeren extra kunnen beschermen tegen kansspelelementen in videospelen.
De
Kansspelcommissie is samengesteld uit vertegenwoordigers van verschillende
ministers, zodat een evenwicht moet worden gevonden tussen de verschillende
bestaande invalshoeken inzake de exploitatie van kansspelen, waarvan de
economische belangen een onderdeel uitmaken.
Juridisch gezien
staan de opdrachten van de Kansspelcommissie vermeld in artikel 9 van de
kansspelwet, met name het geven van adviezen, het nemen van administratieve
beslissingen en het controleren van de sector. De Kansspelcommissie moet zich
inderdaad niet rechtstreeks inlaten met het behalen van winsten door de
operatoren, maar moet in haar toezicht op de wet wel nagaan of zij voldoende
solvabel zijn. Het spreekt voor zich dat de Kansspelcommissie in haar
opdrachten altijd de bescherming van de consumenten en de vrijwaring van de openbare
orde centraal moet stellen. De commissie moet in het bijzonder aandacht
besteden aan de bescherming van de minderjarigen om toekomstige gokverslavingen
tegen te gaan.
Er wordt in
onderling overleg gekeken welke middelen de Kansspelcommissie hiervoor nodig
heeft.
06.03 Annick Lambrecht (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u
voor uw antwoord. Ik onthoud dat er geen cijfer beschikbaar is met betrekking
tot de middelen waarin moet worden voorzien omdat daarover nog overleg wordt
gepleegd.
Bijkomend had ik
nog graag geweten of u ook vindt dat de Kansspelcommissie te veel zorgt voor
een evenwicht tussen het beschermen van degenen die moeten komen gokken,
enerzijds, en de hele sector, anderzijds? Naar mijn aanvoelen, samen met heel
wat mensen, kiest de Kansspelcommissie nog te veel de kant van degenen die het
gokken aanbieden, terwijl het helemaal niet tot haar takenpakket behoort om hen
te beschermen, hun rentabiliteit na te gaan en dat dan ook nog te publiceren in
eigen brochures.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
Le président: La question n° 22309 de
Mme Kattrin Jadin est transformée en question écrite et les questions
n° 22321 et n° 22322 de M. Philippe Pivin sont reportées.
07
Question de M. André Frédéric au ministre de la Justice sur "la vacance
des postes de juge de paix" (n° 22348)
07
Vraag van de heer André Frédéric aan de minister van Justitie over "de
openstaande betrekkingen van vrederechter" (nr. 22348)
07.01 André
Frédéric (PS): Monsieur le
président, la situation du monde judiciaire verviétois est particulièrement
interpellante. À plusieurs reprises, j'ai tiré la sonnette d'alarme au sein de
cette commission, que ce soit pour le palais de justice ou la prison. L'objet
de la présente interpellation concerne la justice de paix de Verviers. Le juge
de paix partira à la pension le 31 janvier 2018 et, d'après ce que
j'ai lu et entendu, le poste n'a pas encore été déclaré vacant au Moniteur
belge. Or la procédure peut prendre jusqu'à 10 mois. Des avocats
bénévoles vont devoir prendre en charge les dossiers urgents.
C'est pour moi une
situation totalement inacceptable avec des conséquences directes sur le citoyen
mais également sur la crédibilité de notre justice! Sur le terrain, les menaces
de ne pas organiser les élections communales 2018 sont réelles et les juges de
paix en place n'ont pas l'intention de prendre en main les dossiers des juges
non remplacés.
Monsieur le ministre,
je pense qu'il est urgent que l'arrondissement de Verviers devienne une
priorité. Pouvez-vous me confirmer que la vacance de cette place sera publiée
au Moniteur dans les prochains jours? Avez-vous une solution pour que le
juge de paix puisse être remplacé de manière efficace entre le
31 janvier 2018 et l'entrée en fonction du nouveau juge de paix?
07.02 Koen Geens, ministre: Monsieur Frédéric, mes services
sont effectivement informés du départ du titulaire actuel du deuxième canton de
Verviers en date du 31 janvier 2018 et de la vacance du canton à
partir du 1er février 2018. Mon intention est de procéder
en décembre à la publication d'une série de postes de juges de paix qui seront
vacants dans le courant de 2018. Il est évidemment tenu compte des dispositions
du projet de loi actuellement en discussion au parlement relatif au redécoupage
des cantons judiciaires. Il convient en effet de prendre en compte les
différentes mesures transitoires parmi lesquelles le fait que le juge de paix
dont le canton est supprimé est à nouveau nommé au sein d'un autre canton sur
proposition motivée du président et après avoir entendu le juge de paix
concerné.
Le choix des places
vacantes qui seront publiées aura évidemment des répercussions sur les options
de trouver un nouveau canton pour ces titulaires en surnombre et vice-versa.
Mon administration a déjà interrogé les chefs de corps concernés afin
d'identifier dès à présent ces aspects en vue de procéder dans les plus brefs
délais à la publication de ces postes vacants.
Le Code judiciaire
prévoit des juges de paix suppléants afin de remplacer temporairement un juge
de paix empêché. Au sein du deuxième canton de Verviers, quatre juges de paix
suppléants sont actuellement nommés. Selon les besoins du service, le président
peut également déléguer un juge de paix ou un juge du tribunal de police afin
d'exercer provisoirement la fonction de juge de paix dans un autre canton au
sein de l'arrondissement. En outre, le Code judiciaire prévoit la possibilité
de désigner des magistrats à la retraite, avec leur accord, pour remplacer
temporairement un juge de paix empêché.
Ces possibilités
légales ou un mix de celles-ci doivent permettre de combler la période entre le
départ du titulaire actuel et l'achèvement de la procédure de nomination de son
successeur.
07.03 André
Frédéric (PS): Monsieur le
ministre, je vous remercie pour vos réponses. J'en tire comme conclusion qu'il
n'y aura pas de vacance et que les fonctions seront remplies dès la mise à la
retraite du juge de paix. J'espère que ceci pourra rassurer le personnel sur le
terrain.
L'incident est clos.
-
mevrouw Annick Lambrecht aan de minister van Justitie over "de
dossierkosten bij de correctionele rechtbank" (nr. 22304)
-
mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Justitie over "de
elektronische dossiers, JustScan en
e-Deposit" (nr. 22346)
- Mme
Annick Lambrecht au ministre de la Justice sur "les frais de dossiers au
tribunal correctionnel" (n° 22304)
- Mme
Kristien Van Vaerenbergh au ministre de la Justice sur "les dossiers
électroniques, JustScan et e-Deposit" (n° 22346)
08.01 Annick Lambrecht (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, sinds de invoering van de Potpourri II-wet worden moord- of
doodslagzaken grotendeels voor een correctionele rechtbank behandeld. De zaken
die vroeger voor assisen werden behandeld, komen nu voor een correctionele
rechtbank.
Helaas brengt dat
ook onvoorziene kosten met zich mee. In assisenzaken krijgen alle partijen een
gratis kopie van het dossier, zeer nodig voor de advocaten om het proces voor
te bereiden. In de correctionele rechtbank vervalt die gratis kopie.
Daar kan iemand pas
een gratis exemplaar krijgen als hij minvermogend is en alleen op enkele heel
specifieke momenten in de procedure. De bedragen kunnen verschillen, maar u
moet rond de 30 eurocent zogenoemde griffierechten per bladzijde rekenen.
Zo'n dossier is veelal enkele duizenden pagina’s dik, waardoor de kosten hoog
kunnen oplopen. Er is wel een plafond ingesteld van maximaal
1 450 euro. Bovendien heeft het openbaar ministerie sowieso kosteloos
het dossier ter beschikking, wat toch wel discriminatie is ten opzichte van de
andere partij die zich soms deze extra kosten niet kan permitteren en dus
benadeeld is in het proces.
Mijnheer de
minister, ik heb de volgende vragen. Ten eerste, wanneer bent u van plan om
gerechtelijke dossiers digitaal en kosteloos te maken? Ten tweede, hoe zal er
tot dan worden geremedieerd?
08.02 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, het verkrijgen van een kopie van het dossier in correctionele zaken
is niet altijd gratis en dus is het voor beklaagden of burgerlijke partijen bij
grote dossiers soms een financieel zware pil.
Het is logisch dat
Justitie kosten aanrekent voor een kopie. Het nemen van een kopie vraagt immers
personeelsinzet en papier en zorgt voor slijtage aan de machines. Meer en meer
dossiers zijn echter elektronisch al dan niet gedeeltelijk elektronisch
beschikbaar. In die gevallen is het eigenlijk niet meer wenselijk dat men van
Justitie een papieren kopie kan eisen.
Ik heb de volgende
vragen. Hoe staat het eigenlijk met JustScan? In het verleden was daarover
discussie omdat sommige rechtbanken en hoven dit gebruikten om zaken in te
scannen die reeds waren gepasseerd en niet nieuwe zaken. Bestaat er ter zake
een beleid? Welke prioriteiten worden momenteel gesteld?
Om een goede
digitalisering te bekomen, is het best om van in het begin digitaal te werken,
vanaf het eerste document. e-Deposit zou die rol kunnen vervullen. lk lees dat
e-Deposit wordt uitgerold in eerste aanleg bij sommige rechtbanken voor
burgerlijke zaken, maar nog niet correctioneel. Wat is de timing voor deze
uitrol in eerste aanleg voor de verschillende burgerlijke rechtbanken? Waarom
wordt nog niet gestart met de e-Deposit op de correctionele rechtbanken van
eerste aanleg?
Toen ik enige tijd
terug een werkbezoek bracht aan het hof van beroep in Antwerpen werd mij
verteld dat er, ondanks het bestaan van e-Deposit, nog steeds frequent stukken
worden ingediend per fax. ls er geen mogelijkheid om het gebruik van e-Deposit
af te dwingen?
08.03 Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Van
Vaerenbergh, mevrouw Lambrecht, wij werken toe naar een volledig digitaal
strafdossier. Van dat dossier kan dan een elektronische kopie worden gemaakt,
of nog beter, zal een online consultatie door wie recht op inzage heeft,
mogelijk worden. Als dat is gerealiseerd, zal de aanrekening van kosten voor
kopieën overbodig zijn omdat slechts een toegang tot het dossier zal moeten
worden gegeven.
Om dit mogelijk te
maken, moet een hele digitale keten worden gerealiseerd. Het onderdeel dat de
elektronische documenten bevat, bestaat reeds in de applicatie JustScan.
De grote scanlast –
we spreken over omvangrijke dossiers – is de belangrijkste reden waarom dit
project niet in alle correctionele griffies intensief wordt gebruikt. Om deze
scanlast te verminderen, investeer ik samen met de politie in een databank
e-PV-Politie, die alle politie-PV's – deze politie-PV's maken bijna 90 %
uit van het gerechtelijk dossier – zal bevatten.
Vanuit die databank
zullen alle niet-geseponeerde PV's digitaal worden overgemaakt naar het
elektronisch gerechtelijk dossier. In de loop van 2018 zal met de uitrol van
dit project worden gestart.
Ook de via
e-Deposit neergelegd conclusies zullen elektronisch worden overgedragen naar
dit elektronisch dossier, zonder dat nog moet worden gescand. De uitrol van
e-Deposit is volop aan de gang. Het is al uitgerold op het niveau van de hoven
van beroep en de rechtbanken van koophandel.
Tegen eind februari
2018 zal het zijn uitgerold in alle vredegerechten en alle politierechtbanken.
Tegen de zomer van 2018 moeten ook alle correctionele rechtbanken volgen waar
MaCH is uitgerold. MaCH zal eind 2018 in alle correctionele rechtbanken zijn
uitgerold.
Het proefproject om
van op afstand dit gerechtelijk elektronisch dossier te kunnen lezen, is ook
beëindigd.
Begin 2018
starten wij met de balieverenigingen het overleg op om de lezing van op afstand
door advocaten mogelijk te maken. Op heel korte termijn zullen wij de dossiers
die in de oude wetgeving voor het hof van assisen zouden zijn gekomen,
inscannen en er een kopie op datastick – dat is vandaag al mogelijk – van
afleveren. Via een kleine aanpassing van de wet kan de commissie voor de
Justitie het ongewenst effect van de correctionalisering, namelijk het gegeven
dat de kopieën opnieuw betalend worden, opheffen. Ik heb mijn administratie de
opdracht gegeven om een wetsvoorstel op te maken.
08.04 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Een wetsvoorstel?
08.05 Minister Koen Geens: Ja, omdat dat soms sneller gaat, als u
niet aandringt op een advies van de Raad van State.
08.06 Annick Lambrecht (sp.a): Mijnheer de minister, begrijp ik
het goed dat er voor de correctionele rechtbanken tegen de zomer van 2018 geen
nood meer zal zijn aan betalende papieren kopieën en dat alles digitaal ter
beschikking zou moeten staan?
08.07
Minister Koen Geens: Ik denk dat ik alleen heb gesproken over de
correctionele dossiers die anders naar assisen zouden zijn gegaan, maar zeker
weet ik het niet. De correctionele dossiers die vorige week in de pers kwamen,
zijn een bijzonder verhaal. In assisen was het zo dat, omdat men anders niet
werd geacht te kunnen participeren, de dossiers helemaal gratis werden gekopieerd,
terwijl men dat in geval van gecorrectionaliseerde misdaden wel moest betalen,
tot een maximum van 1 450 euro, als ik het mij goed herinner.
Nu is het zo dat
wij zullen proberen om die dossiers via een kleine wetgevende ingreep ook
gratis te maken voor de gevallen waarin er wordt gecorrectionaliseerd en waarin
er vroeger sprake zou zijn geweest van assisen. Dat heb ik gezegd.
Voor de rest hopen
wij uiteraard – dat moet u echter in detail lezen – dat wij met het
elektronisch dossier, e-Deposit en MaCH voor de verschillende rechtbanken
snelheid zullen maken.
08.08 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, het geval dat
u zonet vernoemde, heeft mij inderdaad geïnspireerd tot het indienen van mijn
vraag. Ik ben alvast blij dat er een gestage evolutie is in de informatisering
van Justitie, ook al gaat het nog steeds veel te traag. Ik vind het heel raar
dat de griffiemedewerkers nog steeds documenten moeten kopiëren en inscannen.
De elektronische handtekening vormt nog altijd een probleem. Misschien ligt
daar de knoop van alles.
In uw antwoord
spreekt u over het e-PV. Hopelijk kan dat snel ingang vinden in het
rechtssysteem waardoor dossiers in de toekomst in elektronische vorm zullen
bestaan.
Ik ben uiteraard
geïnteresseerd in het wetsontwerp dat u aankondigt. Zelf werk ik aan een
wetsvoorstel dat niet helemaal hetzelfde is als wat u vandaag aankondigt, maar
misschien kunnen wij daarover binnenkort eens overleggen. Alvast bedankt.
L'incident est clos.
09
Vraag van mevrouw Rita Bellens aan de minister van Justitie over "de
bedienaren van de eredienst" (nr. 22349)
09
Question de Mme Rita Bellens au ministre de la Justice sur "les ministres
du culte" (n° 22349)
09.01 Rita Bellens (N-VA): Mijnheer de minister, hoewel het
eredienstenbeleid grotendeels een gewestelijke bevoegdheid is, zijn enkele
aspecten toch federaal gebleven.
Een aspect is de
vergoeding van de bedienaren van de erediensten. Het ministerie van Justitie
staat wettelijk gezien in voor die vergoeding. Daarom heb ik enkele vragen aan
u gericht.
Op welke wijze
wordt bepaald wie bedienaar van de eredienst is? Wie is daarvoor
verantwoordelijk? De erediensten zelf? In het geval van de rooms-katholieke
eredienst is de vraag dan of de bisdommen daarvoor verantwoordelijk zijn.
Op welke wijze
wordt gecontroleerd of de lijsten van bedienaren van de erediensten up-to-date
zijn, zodat men te allen tijde zicht heeft op wie als officiële bedienaar van
de eredienst vergoed wordt? Voert het ministerie van Justitie die controle uit,
of zijn het de erediensten zelf, die de informatie aan uw diensten leveren?
Tot slot, ik meen
te hebben begrepen dat specifiek voor de rooms-katholieke eredienst enkel
personen met een priesterwijding in aanmerking kunnen komen om bedienaar van de
eredienst te zijn. Klopt die informatie? Zoniet, wie komt er dan wel in
aanmerking om bedienaar van de eredienst te worden in de rooms-katholieke kerk?
09.02 Minister Koen Geens: Mevrouw Bellens, voor de nomenclatuur van
de functies die vallen onder de noemer "bedienaar van de
erediensten", moet worden verwezen naar de wet van
2 augustus 1974 inzake de wedden van de titularissen van de
bedienaars van de erkende erediensten en van de afgevaardigden van de Centrale
Vrijzinnige Raad. Die wet geeft een opsomming van de functies die bedienaren
van de erediensten kunnen aannemen, ingedeeld per erkende eredienst.
Wat
de niet-confessionele organisatie betreft, is de term afgevaardigde van de
Centrale Vrijzinnige Raad van toepassing.
Met toepassing van
de Grondwettelijke bepalingen die betrekking hebben op de onafhankelijkheid van
de erediensten en op de niet-inmenging door de Staat – artikel 19, 21,
eerste lid, en 181, § 1, van de Grondwet – behoort het de diverse
representatieve organen toe om de bedienaren van de erediensten vrij te
benoemen en te ontslaan. Terwijl de representatieve organen optreden als de
werkgever, komt het departement Justitie slechts tussen als derde betaler.
Wanneer uit nazicht van de inlichtingen gegeven door de representatieve organen,
blijkt dat alle administratieve en wettelijke formaliteiten correct zijn
vervuld, zal de bevoegde dienst opdracht geven aan PersoPoint BOSA om tot
uitbetaling van de wedden over te gaan.
Het is door het
stellen van de dagelijkse handelingen dat de controles worden uitgevoerd en er
gegarandeerd wordt dat uitsluitend door de representatieve organen voorgedragen
bedienaren van de erediensten een wedde ontvangen ten laste van het
overheidsbudget. De representatieve organen verbinden zich er overigens toe om
alleen kandidaten voor benoemingen voor te dragen die elders geen wedde
ontvangen.
Wat de
verschillende functies betreft die kunnen worden ingevuld als bedienaar van de
katholieke eredienst, verwijs ik nogmaals naar de wet van
2 augustus 1974, meer bepaald naar artikel 26. De vraag naar de
juiste kwalificaties van de kandidaten die in aanmerking komen voor een
benoeming in een van de opgesomde functies, kan alleen door de bisdommen van de
rooms-katholieke eredienst worden bepaald.
09.03 Rita Bellens (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het
antwoord.
L'incident est clos.
- de
heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de
voedselverspilling in gevangenissen" (nr. 22383)
- mevrouw
Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de bewaring van producten
in de Belgische gevangenissen" (nr. 22520)
- M.
Stefaan Van Hecke au ministre de la Justice sur "le gaspillage alimentaire
dans les prisons" (n° 22383)
- Mme
Sophie De Wit au ministre de la Justice sur "la conservation de produits
dans les prisons belges" (n° 22520)
10.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, naar
goede traditie brengt het Rekenhof een jaarrapport uit, soms ook wel het
'blunderboek' genoemd. Dit jaar wordt daarin ook aandacht besteed aan de
voedselverspilling in de Belgische gevangenissen. Een deel van de voorraad zou
verloren gaan omwille van slecht uitgeruste, vochtige bewaarruimten. Een andere
oorzaak voor de verspilling is een slecht aankoopbeleid. Hierdoor stapelen
overschotten zich op en kunnen ze niet tijdig geconsumeerd worden.
Daarnaast stelt men
veel vragen over het beheer en de organisatie van de voedselbedeling. Zo is er
vaak geen zicht op de voorraad waardoor men het niet merkt als er zaken
ontvreemd worden. Voor de vernietiging van bedorven producten moet dan weer een
complexe, langdradige procedure worden doorlopen, wat het stockbeheer niet ten
goede komt.
Algemeen gesteld is
er volgens het Rekenhof bij de gevangenisdirecties en Justitie te weinig
aandacht voor een efficiënt en adequaat aankoop- en bewaarbeleid. Een aantal
zaken is uiteraard het gevolg van langer gekende problemen, zoals de
ondermaatse, afgeleefde infrastructuur van enkele gevangenissen.
Ik heb hierover de
volgende concrete vragen, mijnheer de minister.
Wat is uw reactie
op de bevindingen van het Rekenhof over de voedselverspilling in de
gevangenissen? Bent u het eens met de stelling dat er inderdaad iets schort op
het vlak van het beheer van levensmiddelen?
Hoe wilt u de
geschetste problemen en tekortkomingen aanpakken? Welke problemen kunnen op
relatief korte termijn worden aangepakt?
Op welke termijn
mogen we hierover resultaten verwachten?
10.02 Sophie De Wit (N-VA): Mijn vraag gaat dezelfde richting
uit. Het Rekenhof heeft in zijn jaarboek doen uitschijnen dat er wat scheelt in
de Belgische gevangenissen als het gaat over het beheer van voedsel, kledij en
zelfs sigaretten. De rekeningen geven bijvoorbeeld geen correct beeld van de
werkelijke toestand van de goederen. De opleiding van de toezichthouders zou
beter kunnen. De interne controle zou tekort schieten. Er zouden ook een aantal
problemen zijn met de stockageruimtes.
Het Rekenhof meldt
dat dit alles zorgt voor een vergrote kans op diefstal of verduistering.
Bijvoorbeeld, door vocht en verontreiniging in de stockageruimte zijn kledij en
voedselvoorraden niet meer bruikbaar. Daarom heb ik enkele vragen.
Kent u deze
problematiek? Worden er oplossingen uitgewerkt om tegemoet te komen aan de
kritiek van het Rekenhof op het stockbeheer in de Belgische gevangenissen?
Indien ja, welke timing wordt er voor deze oplossingen vooropgesteld?
10.03 Minister Koen Geens: Ik wil het fenomeen van de
voedselverspilling nuanceren waarover in het rapport van het Rekenhof wordt
gesproken. De gevangenissen zetten zich in om met de ter beschikking gestelde
financiële middelen voor voeding, die beperkt zijn tot 3,71 euro per
gedetineerde per dag, zo efficiënt mogelijk te werken. Verspilling wordt zoveel
mogelijk vermeden, want dat is tegen die achtergrond contraproductief.
Het Federaal
Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen doet overigens geregeld
controles in de keukens en de voedselvoorraden van de gevangenis. Gevangenissen
leveren inspanningen om binnen de infrastructurele mogelijkheden aan de
opmerkingen en adviezen van het FAVV tegemoet te komen en zetten alles op alles
om de regels inzake hazard analysis critical control point te kunnen
naleven.
Op dat vlak zijn er
de voorbije jaren in verschillende inrichtingen reeds heel wat verbeteringen
doorgevoerd. Tal van opleidingen rond dit thema werden georganiseerd. Het is
echter correct dat er in een aantal inrichtingen, vooral de oude met een
verouderde keukeninfrastructuur, marge blijft voor verbetering.
Wat de vernietiging
van bedorven producten betreft, is er een standaardprocedure die gevolgd moet
worden en moet tegengaan dat bedorven producten uit de voorraad gebruikt
worden. Ook dat kadert binnen de hazard analysis critical control point-procedure.
Het DG EPI maakte
de aankoopprocedure enkele jaren geleden meer sluitend, waardoor het probleem
van dubbele bestellingen werd opgelost.
Andere
procedures, zoals het beheer van magazijnen, de organisatie van de interne
controle en het sleutelbeheer van magazijnen, worden geregeld in herinnering
gebracht aan de inrichtingen en, waar nodig, extra verduidelijkt. Deze maand
vindt er trouwens nog een studiedag plaats voor de zaakvoerders en de
personeelsleden van de boekhoudkundige diensten uit de gevangenissen inzake die
materie. De herhaling en de verduidelijking van de procedures zal op korte
termijn resultaat opleveren.
Ten slotte loopt er
momenteel ook een aanbesteding om een audit uit te voeren van de werkprocessen
in het kader van de interne voedingsketen, met bijzonder accent op de productie
van de maaltijden. Ook de aanbevelingen die daaruit zullen voortvloeien, zullen
dan voorwerp van bijsturing worden.
Om het stockbeheer
te verbeteren, wenst het DG EPI de resultaten van het pilootproject van de
federale politie af te wachten. Dat is een omvangrijk project dat naast het
logistiek beheer ook de volledige logistieke werking integreert, zoals het
beheer van contracten, de opstelling van een bestelbrief, de registratie en
controle van leveringen en het in betaling stellen van facturen voor
geaccepteerde leveringen.
Ik kan ten slotte
dat dossier ook niet los zien van de infrastructurele toestand waarin
voornamelijk de oudere gevangenissen zich bevinden. Naast problemen met
bijvoorbeeld vochtinfiltratie en stabiliteit is er over het algemeen in die
inrichtingen een tekort aan lokalen, waardoor er dikwijls keuzes worden gemaakt
in de bestemming van de beperkt beschikbare ruimtes. Het is daarbij niet
onlogisch dat er voorrang wordt gegeven aan het afweken en het onderhoud van
die lokalen die bestemd zijn als werkplek, eerder dan aan de lokalen die als
zuiver opslagplaatsen dienen. Ik zal aan mijn administratie de opdracht geven
om de inventaris van de problematische situaties op te stellen en in overleg
met de Regie der Gebouwen naar oplossingen zoeken.
10.04 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister,
bedankt voor uw uitgebreid antwoord.
De problematiek van
verspilling, en zeker de verspilling van voedsel, is belangrijk. Het is altijd
pijnlijk om voedselverspilling vast te stellen en het kost ook geld.
Ik merk dat er heel
wat te gebeuren staat, maar ik raak nooit onder de indruk van Engelstalige
termen die nogal geleerd lijken. Met Engelstalige termen zijn de problemen niet
noodzakelijk opgelost. Daar zal wat meer voor nodig zijn. Ik wens u wel veel
succes in uw aanpak.
10.05 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, ik hoop dat deze moeilijke terminologie uiteindelijk tot de juiste
oplossingen leidt. Dat is uiteindelijk het enige dat telt, dat de problematiek
wordt aangepakt en opgelost. Dat is het beste voor iedereen. Dat hoort zo.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
11
Question de M. André Frédéric au ministre de la Justice sur "le traitement
automatique des amendes crossborder" (n° 22386)
11
Vraag van de heer André Frédéric aan de minister van Justitie over "de
automatische verwerking van de boetes met het Crossborderproject"
(nr. 22386)
11.01 André
Frédéric (PS): Monsieur le
président, monsieur le ministre, afin de faire rentrer des moyens dans les
caisses de l'État, en collaboration avec vos collègues de l'Intérieur et de la
Mobilité, vous avez proposé l'instauration d'un système baptisé Crossborder.
Ce système vise à faciliter la perception des amendes, tant des contrevenants
belges qu'étrangers.
Les propositions de
perception immédiate, transactions et autres injonctions de payer liées à une
infraction au Code de la route seront désormais expédiées de manière
automatisée.
Si on peut partiellement
se réjouir de l'informatisation de certains pans de la Justice, ce nouveau
système n'est pas sans conséquence pour les contrevenants.
En effet, depuis 2001,
des formations sont données dans certains arrondissements en alternative à
l'amende, formations spécialement conçues pour orienter les comportements vers
plus de fair-play et d'anticipation.
Plus de 50 000
formations ont été données par l'ASBL "10 de conduite", à la demande
des procureurs du Roi. L'ASBL a donc rencontré 50 000 contrevenants
pendant 4 heures pour les amener à changer leurs comportements.
En 2014,
M. Wathelet avait en effet pris une loi pour légaliser la pratique.
Néanmoins, I'arrêté royal semble être bloqué par vos services qui craignent une
perte de recettes.
Vous conviendrez
pourtant, monsieur le ministre, que faire changer les comportements est,
certes, moins rentable à court terme, mais plus favorable à la société dans son
ensemble et à la sécurité générale.
Si l'arrêté royal
n'est pas adopté rapidement, ces formations et tout ce qu'elles impliquent de
positif disparaîtront.
Mes questions sont
donc simples, monsieur le ministre.
Vous étiez-vous rendu
compte de ce dégât collatéral pour les contrevenants belges?
Quelles sont vos
intentions concernant ces formations, alternatives aux amendes? Comptez-vous
publier cet arrêté royal que j'appelle de mes vœux? Si oui, quand peut-on
espérer sa publication?
Si oui toujours,
comment comptez-vous procéder pour que les procureurs qui souhaitent proposer
cette alternative, puissent le faire de façon efficace?
11.02 Koen Geens, ministre: Monsieur le président, monsieur
Frédéric, le projet Crossborder est lancé avec pour objectif premier de
permettre une meilleure perception des amendes de roulage au moyen d'une
opération d'automatisation de grande ampleur. Ceci allège principalement la
charge de travail au sein des parquets de police et permet également d'agir
plus strictement contre les contrevenants étrangers et les récidivistes.
La majorité des
perceptions immédiates concerne des amendes pour excès de vitesse, qui sont
désormais générées de manière automatique grâce aux radars et aux centres de
traitement. L'automatisation complète du flux des perceptions immédiates
entrera en vigueur le 1er trimestre de l'année 2018.
Dans le cadre du
projet Crossborder, il a été choisi de faire correspondre le plus
possible l'intervention des parquets de police avec leur politique criminelle,
de sorte qu'ils puissent se concentrer au maximum sur leurs tâches clés.
Si nécessaire, le
parquet peut toujours décider d'intervenir. Cette option est par ailleurs
prévue sur le plan technique.
Dans le cadre de cette
question orale, il convient de faire une distinction entre la perception
immédiate, envoyée toujours actuellement par la police, et la transaction, qui
est imposée par le parquet. L'article 65 de la loi sur la circulation routière
prévoit qu'au niveau de la police, une formation peut être proposée au lieu de
la perception immédiate. Pour l'application de cet article, des arrêtés royaux
doivent encore être pris.
Toutefois, même en
l'absence de ces arrêtés royaux d'exécution, il n'y a pas de raison que le
ministère public ne puisse pas faire appel aux ASBL mentionnées dans votre
question ou à d'autres organisations, dans le cadre d'une probation prétorienne
ou d'une médiation en matière pénale.
Dans le cas d'une
probation prétorienne, la décision de classement sans suite par le parquet
dépend des conditions qui doivent être respectées dans un certain délai. Dans
le cas d'une infraction grave de roulage, une médiation en matière pénale est
également possible; elle permet de proposer une formation au contrevenant.
L'avantage supplémentaire de cette option est que la victime est également
associée à cette procédure. Le parquet est compétent pour décider de proposer
ou non une formation.
L'article 28quater,
alinéa 1er du Code d'instruction criminelle consacre le principe de
l'opportunité des poursuites dans le chef du procureur du Roi. Le projet Crossborder
ne touche pas à cette compétence.
11.03 André
Frédéric (PS): Monsieur le
président, je remercie le ministre pour sa réponse. J'en tire la conclusion
qu'il n'y a pas de péril pour les associations qui dispensent les formations.
Et, qu'il y ait arrêtés royaux ou pas, il existe toujours la possibilité de
remplacer les amendes par ce type de formation.
L'incident est clos.
Le président: Les questions nos
22390 et 22391 de Mme Onkelinx sont reportées.
Vraag
nr. 22393 van mevrouw Lahaye-Battheu wordt omgezet in een schriftelijke
vraag. Vraag nr. 22396 van mevrouw Van Cauter wordt uitgesteld. De
samengevoegde vragen nr. 22430 van mevrouw Van Vaerenbergh en
nr. 22504 van mevrouw Lahaye-Battheu worden uitgesteld.
- de
heer Dirk Janssens aan de minister van Justitie over "de uitlatingen van
een Franstalige rechter in Brussel" (nr. 22466)
- de
heer Tim Vandenput aan de minister van Justitie over "het onderzoek naar
de rechtbank te Brussel" (nr. 22476)
- M.
Dirk Janssens au ministre de la Justice sur "les déclarations d'un juge
francophone à Bruxelles" (n° 22466)
- M.
Tim Vandenput au ministre de la Justice sur "l'enquête sur le tribunal de
Bruxelles" (n° 22476)
De heer Janssens is
afwezig.
12.01 Tim Vandenput (Open Vld): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, op 25 oktober laatstleden sprak de Franstalige
rechtbank van eerste aanleg te Brussel een eigenaar van een woning in mijn
gemeente Hoeilaart vrij voor het afbreken en stelen van een scheidingshek van de
buren. De voorzitter van de rechtbank vond het nodig om in zijn vonnis de
politie en de buren te beschuldigen van racisme.
Ik geef eerst de
feiten. De vrijgesproken verdachte is eigenaar van een woning te Hoeilaart maar
woont in Wezembeek-Oppem. Hij heeft deze woning enkele jaren geleden gekocht en
sinds dag één betwist hij de perceelgrens met de buren. De wijkagent is ter
plekke gekomen op vraag van die eigenaar en heeft vastgesteld dat de grenspalen
niet weggenomen waren, maar gewoon overwoekerd waren.
De buren hebben
vervolgens een omheining geplaatst, volgens het plan dat was bijgevoegd bij hun
notariële akte. Op een ochtend was de omheining weg. Zij hebben de politie
gebeld en de politie heeft een onderzoek gedaan. Na het bekijken van
ANPR-camerabeelden en dergelijke is er overgaan tot een huiszoeking in
Wezembeek-Oppem, dus in de woning waar de vrijgesproken verdachte woont. Daar
werden stukken van de weggenomen omheining gevonden.
In het vonnis van
de rechtbank is te lezen dat de man uit Wezembeek-Oppem het slachtoffer is van
een vorm van racisme vanwege de buren en de politie, die moeilijkheden zouden
hebben met het feit dat een Franstalige Belg met buitenlandse roots zich in
Hoeilaart zou komen vestigen. Ik vind die uitspraken van de voorzitter totaal
misplaatst; ze getuigen van een zeer onprofessioneel gedrag. Een rechter en een
rechtbank worden verondersteld objectief te zijn en oordelen te vellen op basis
van dossierkennis. Mijnheer de minister, Vrouwe Justitia is niet voor niets
geblinddoekt, het doet er niet toe wie voor haar staat.
Welke verschillende
mogelijkheden ziet u om een onderzoek naar deze uitspraak te starten?
Zult u een
onderzoek naar inhoud en vorm laten starten in deze zaak met een toch wel
bizarre uitspraak?
Vindt u dat er in
het algemeen een mentaliteitswijziging nodig is bij een aantal Brusselse
rechtbanken als het gaat over feiten die plaatsvinden in de Brusselse rand?
Zult u de Hoge Raad
voor de Justitie vragen een bijzonder onderzoek op te starten?
12.02 Minister Koen Geens: Mijnheer Vandenput, ik kan u nuttig
verwijzen naar de antwoorden ter zake die ik op 30 november in plenaire
vergadering heb gegeven op vragen van mevrouw Pas en de heer Vuye.
Zoals u weet moet
ik mij, als minister van Justitie, onthouden van commentaar op rechterlijke
uitspraken. Wat ik persoonlijk denk, doet er hier in feite niet toe.
Derhalve kan ik u
slechts meedelen dat het parket, na overleg tussen de procureur des Konings van
Halle-Vilvoorde en de procureur-generaal van Brussel, heeft beslist om geen
hoger beroep aan te tekenen tegen deze vonnissen. Uit de bewuste vonnissen
blijkt namelijk niet dat de gecontesteerde uitspraken van de rechter
doorslaggevend waren om tot de vrijspraak te besluiten.
De
procureur-generaal liet mij weten dat hij de voorzitter van de Franstalige
rechtbank van eerste aanleg te Brussel, via de eerste voorzitter van het hof
van beroep, zou aanschrijven aangaande bepaalde uitspraken die hij ongepast
acht. Zoals u weet ben ik als minister van Justitie geen tuchtoverheid ten
aanzien van de magistraten van de zetel. Ik kan geen enkel tuchtrechtelijk
initiatief nemen, noch een tuchtrechtelijke beoordeling maken.
Ik herhaal dat
iedere burger klachten met betrekkring tot het functioneren van een individuele
magistraat kan richten tot de korpschef van de rechtbank. Desgevallend kan men
ook een algemene klacht over de werking van een rechtbank indienen bij De Hoge
Raad voor de Justitie.
12.03 Tim Vandenput (Open Vld): Mijnheer de minister, ik heb uw
antwoord in de plenaire vergadering waarnaar u verwijst goed gehoord maar
hoopte thans meer informatie te krijgen. Die hebt u mij ook enigszins gegeven,
waarvoor dank.
Vorige week, op de
zonale veiligheidsraad in onze politiezone, zag ik ook de procureur die mij
vertelde dat hij ter zake een schrijven zou richten. Ik hoop dat het iets zal
uithalen. Via informele bronnen weet ik echter dat er in die rechtbank een
groot probleem is, in die zin dat er een vorm van antipathie heerst tegenover
de Brusselse rand. Volgens mij is daar dus een mentaliteitswijziging nodig. Ik
begrijp dat u dit in uw hoedanigheid van minister niet kunt verhelpen. Ik zal
dan ook andere personen, misschien de buren, eens aaspreken om alsnog een
klacht neer te leggen, zodat de rotte appel, of de rotte vlek, in de
magistratuur, wordt aangepakt.
12.04 Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, ik zou hier graag
nog even op ingaan.
Mijnheer Vandenput,
het probleem wordt niet opgelost door een eventuele verdere splitsing van het
arrondissement, waarbij er een rechtbank zou komen voor Halle-Vilvoorde, die
niet meer de Vlaamse rechtbank van Brussel zou zijn, en voor de Franstaligen de
Franse rechtbank van Brussel. Ook bij een volledige splitsing geldt voor de
Franstaligen in de rand, zoals voor alle burgers in dit land, dat zij, als zij
als verdachte de taal niet goed begrijpen of niet goed meester zijn, kunnen
vragen om voor de dichtstbijzijnde rechtbank van de andere taalrol te worden
gehoord. De persoon die in dit geval de verdachte was, zou dus ook bij een
volledige splitsing van het arrondissement, tenzij men de taalwetgeving
ingrijpend wijzigt, altijd gehoord en berecht kunnen worden door de Franstalige
rechtbank in Brussel, omdat deze het dichtst bij zijn woonplaats ligt.
Ik wil dat
benadrukken, omdat men soms doet alsof de splitsing de oplossing zou bieden.
Zonder een standpunt te willen innemen over de verdere splitsing, kan ik alleen
maar zeggen dat dit probleem zich hoe dan ook zou voordoen.
12.05 Tim Vandenput (Open Vld): Mijnheer de minister, ik ben
blij dat u dat aanhaalt. Ik heb het bewust niet opgenomen in mijn vraag noch in
mijn repliek. Ik zit echter op dezelfde lijn, in die zin dat een splitsing van
de rechtbanken niets zou veranderd hebben aan de uitspraken van de rechter. Ik
ben er ook geen voorstander van om die rechtbanken verder te splitsen en een
aparte rechtbank op te richten voor Halle-Vilvoorde. Zoals ik al zei, het
probleem ligt bij de mentaliteit van sommige rechters.
Ik dank u voor uw
verduidelijking, mijnheer de minister.
Het incident is
gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 22485 van
mevrouw Sabien Lahaye-Battheu wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
13
Question de M. Emir Kir au ministre de la Justice sur "le bilan de la
mesure du ministre sur les sources de financement des ASBL"
(n° 22496)
13
Vraag van de heer Emir Kir aan de minister van Justitie over "de balans
van de maatregel van de minister inzake de financieringsbronnen van vzw's"
(nr. 22496)
13.01 Emir Kir (PS): Monsieur le ministre, je voudrais que
l'on puisse avoir un premier bilan d'une mesure que vous aviez annoncée en
début d'année, à savoir celle sur la source de financement des associations
sans but lucratif. Je rappelle qu'un des points qui avaient été mis à l'ordre
du jour du gouvernement dans le cadre de la lutte contre le terrorisme
consistait à rendre plus transparents les travaux qui se font au niveau des
ASBL. Les ASBL, c'est toute une série d'associations, allant des clubs de
football aux mosquées.
Je rappelle ce que vous
aviez dit: "Actuellement, les ASBL ne sont soumises à quasiment aucune
obligation en la matière. Le ministre ne doit donner son aval qu'en cas de
donation d'une valeur supérieure ou égale à 100 000 euros, faite par
acte notarié. Mais la mesure ne concerne pas les donations dites de la main à
la main, les virements bancaires et les donations entre personnes morales.
C'est la raison pour laquelle je souhaite, par cet arrêté royal, changer les
règles du jeu afin que chaque ASBL ait l'obligation d'indiquer dans ses comptes
annuels les financements perçus et l'identité des bailleurs de fonds."
Monsieur le ministre,
un an après, où en est cette mesure? Quel bilan en tirez-vous?
Qu'en est-il des
associations n'ayant pas rempli leurs obligations? Des mesures ont-elles été
prises? Si oui, lesquelles et dans quel délai?
13.02 Koen Geens, ministre: Monsieur Kir, j'ai préparé un
avant-projet de loi qui prévoit, en substance, que l'ensemble des associations
sans but lucratif, quelle que soit leur finalité, soient soumises à
l'obligation de tenir un registre reprenant les donations entrantes et
sortantes à partir de 5 000 euros. Ce registre mentionne notamment les
nom, prénom et domicile du donateur ou la forme juridique et l'adresse du siège
du bénéficiaire.
Sur requête orale ou
écrite, les associations devront donner sans délai l'accès au registre des
donations aux autorités, administrations et services compétents, en ce compris
les autorités judiciaires et les fonctionnaires habilités légalement à cet
effet. Elles devront en outre fournir gratuitement et sur simple requête les
copies ou extraits de ce registre à ces instances.
Le secteur des ASBL a
été associé à l'élaboration de cette proposition. Ce régime est actuellement
discuté au sein du gouvernement. Mon objectif est de transmettre ce projet au
Conseil d'État au début de l'année 2018.
13.03 Emir Kir (PS): Je pense que les choses sont claires. En
réalité, le projet n'est pas mis en route. Il va faire l'objet de travaux
intenses au sein du gouvernement et de discussions au parlement. Nous aurons
donc l'occasion de revenir sur le sujet.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
14
Question de M. Emir Kir au ministre de la Justice sur "l'utilisation par
les communes du casier judiciaire central à partir du 1er janvier
2018" (n° 22497)
14
Vraag van de heer Emir Kir aan de minister van Justitie over "de afgifte
van uittreksels uit het Centraal Strafregister door de gemeenten vanaf
1 januari 2018" (nr. 22497)
14.01 Emir Kir (PS): Monsieur le ministre, la circulaire du
18 août 2017 sur la connexion des communes au Casier judiciaire
central prévoit que: "À dater du 1er janvier 2018 au
plus tard, tous les extraits de casier judiciaire destinés à des particuliers
devront être délivrés sur la base des données contenues dans le Casier
judiciaire central, ce qui implique que les casiers judiciaires communaux
cesseront d'exister et se transformeront en guichets du Casier judiciaire
central au niveau communal."
Cette même circulaire
prévoit également que: "À une date qui doit encore être précisée mais au
plus tard le 31 décembre 2017, les bulletins de condamnation ne
devront plus être envoyés aux communes mais uniquement au Casier judiciaire
central, par la voie électronique. C'est le Casier judiciaire central qui
servira désormais de source unique pour les administrations communales en ce
qui concerne les antécédents judiciaires des citoyens."
Nous sommes à la
mi-décembre et sur le terrain, on est encore loin du compte. Il apparaît que
les informations contenues dans le Casier judiciaire central sont soit
incomplètes, soit inexistantes. Les services chargés d'alimenter le Casier
judiciaire central sont débordés, ils n'arrivent plus à faire face au volume
important de données transmises par les cours et tribunaux, en particulier en
matière correctionnelle. Cela a pour conséquence que les administrations
communales sont encore souvent obligées de remettre des informations extraites
des casiers judiciaires communaux.
Monsieur le ministre,
que se passera-t-il le 1er janvier 2018? Les communes
pourront-elles encore délivrer des extraits de casier à partir de leurs propres
bases de données ou la délivrance d'extraits devra-t-elle se faire
exclusivement à partir du Casier judiciaire central? L'envoi des bulletins de
condamnation aux communes cessera-t-il à partir de cette date? À l'instar des
tribunaux de police, quand les tribunaux correctionnels pourront-ils utiliser
l'application MaCH pour transmettre leurs bulletins de condamnation? Vu les
difficultés rencontrées sur le terrain, comptez-vous revoir le calendrier?
14.02 Koen Geens, ministre: Monsieur Kir, le 1er janvier 2018,
les administrations communales délivreront tous les extraits de casier
judiciaire sur base du Casier judiciaire central. La production des extraits de
casier judiciaire se fera exclusivement sur base de la banque de données du
Casier judiciaire central. Les communes ne pourront plus le faire à partir de
leurs propres bases de données.
Les communes ne
recevront plus de bulletins de condamnation à partir du 1er janvier
prochain. Les bulletins de condamnation seront uniquement transmis au service
du Casier judiciaire central sur base desquels celui-ci enregistrera
l'information, qui sera disponible pour les administrations communales.
Aucune date n'est
encore arrêtée pour l'alimentation automatique du Casier judiciaire central par
les tribunaux correctionnels. L'alimentation électronique du Casier judiciaire
par les tribunaux correctionnels pourra probablement débuter durant le premier
trimestre de 2018, précisément par l'ensemble des tribunaux correctionnels dans
lesquels MaCH est déployé. D'ici la fin 2018, le déploiement sera concrétisé au
sein de tous les tribunaux correctionnels et l'alimentation 100 %
électronique du Casier judiciaire par les tribunaux correctionnels sera dés
lors une réalité. Cette avancée constituera une réduction importante de la
charge de travail pour les greffes correctionnels et le service des casiers
judiciaires.
Mon département met
tout en œuvre pour mener ce projet à bien et pour que les extraits de casier
judiciaire puissent être délivrés par les administrations communales dans les
meilleures conditions pour le 1er janvier. J'ai notamment
adressé à cet effet la circulaire 260 du 17 août dernier aux autorités
judiciaires afin de leur rappeler les directives à appliquer dans le cadre de
la connexion des communes au Casier judiciaire central.
Cela porte notamment
sur les informations à transmettre au Casier judiciaire central et sur les
délais de transmission à respecter. J'ai demandé à mes services de communiquer
à nouveau clairement aux communes les changements opérés au 1er janvier 2018.
14.03 Emir Kir (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie
pour votre réponse. Je dois avouer être assez inquiet car vous confirmez aujourd'hui
le calendrier.
À partir du 1er janvier,
il faudra obligatoirement passer par le Casier judiciaire central. D'après les
informations qui me sont parvenues, il existe actuellement un problème au
niveau du personnel et au niveau de l'outil informatique. Il est impossible
d'encoder les quelque 200 éléments de condamnation et tout ce qui s'y apparente
par jour. Il est donc impossible, me dit-on du côté du Casier judiciaire
central, d'encoder et enregistrer tous ces éléments.
Je m'inquiète. Cela voudrait
dire qu'à partir du 1er janvier, nous allons nous adresser au
Casier judiciaire central qui ne dispose pas de toutes les informations et qui
n'a pas la capacité d'encoder toutes les condamnations.
Par
conséquent, les communes seront obligées de délivrer des extraits de casier
judiciaire qui ne tiennent pas compte de la réalité de nos cours et tribunaux.
Monsieur le ministre,
je vous invite à être particulièrement prudent dans l'avancement de ce dossier.
Ne serait-il pas opportun de prendre langue avec l'administration pour vérifier
si, véritablement, le Casier judiciaire central est aujourd'hui à même de
fonctionner. Il est important de s'en enquérir et d'être certain que l'on
pourra fonctionner ainsi. Je ne voudrais pas qu'on porte une responsabilité au
niveau des administrations locales, qu'on reproche demain aux communes de
délivrer des extraits de casier judiciaire pour des personnes qui auraient fait
l'objet de condamnations et pour lesquelles nous n'aurions pas pu obtenir
d'information. Il est clair qu'à partir du 1er janvier 2018,
les bulletins de condamnation ne parviendront plus aux communes.
Monsieur le ministre,
je vous demande aujourd'hui de bien prendre la mesure de ce qui se passe et de
prendre langue au plus vite, avant la fin de l'année, avant que nous n'allions
trop loin dans une direction qui risquerait de poser de réels problèmes dans la
délivrance des extraits de casier judiciaire.
Het incident is
gesloten.
15
Question de M. Emir Kir au ministre de la Justice sur "la création d'un
centre administratif de la gestion de la criminalité à Hasselt"
(n° 22498)
15
Vraag van de heer Emir Kir aan de minister van Justitie over "de
oprichting van een administratief centrum voor de aanpak van criminaliteit in
Hasselt" (nr. 22498)
15.01 Emir Kir (PS):
Monsieur le président, monsieur le ministre, j'aborde ici une innovation qu'est
la création d'un centre administratif de gestion de la criminalité, dans la ville d’Hasselt
en province de Limbourg. Interrogé il y a quelques minutes, le ministre de
l'Intérieur m'a expliqué que pareil projet pilote existe en province de Namur
et en province d'Anvers. C'est une expérience pilote d’approche administrative
de la criminalité organisée. On sait à quel point cette lutte est essentielle.
L'idée est de créer un nouveau centre d'expertise et d'information
d'arrondissement (ARIEC).
Le
modèle proposé par le ministre de l'Intérieur est d'avoir des équipes de trois
personnes: un coordinateur, un juriste et un spécialiste de la gestion de l’information.
Cette équipe est à la disposition des bourgmestres pour les alimenter en
informations en provenance des services d’inspection et de sécurité dans des
dossiers spécifiques et pour les aider à mettre en place des actions de
contrôle coordonnées dans certains magasins, établissements horeca, voire dans
le cadre d’événements.
Monsieur
le ministre, pourrions-nous connaître votre sentiment sur les grandes lignes,
sur les modalités et sur les recommandations administratives que comporte ce
projet? Avez-vous une idée de l'évolution de la criminalité organisée en
Belgique et principalement en Région bruxelloise? Quelle tendance se
dessine-t-elle de 2014 à ce jour?
15.02 Koen Geens, ministre: Monsieur le président,
monsieur Kir, avant de se faire une idée spécifique du phénomène de la
criminalité organisée en Belgique, il convient de faire remarquer que le
dernier rapport national annuel sur la criminalité organisée date déjà de 2010.
La police fédérale développe tous les deux ans un rapport sur la criminalité
organisée en Belgique pour diffusion interne et à des fins policières. Il porte
donc purement et simplement sur la criminalité organisée qui est enregistrée
par la police.
Les derniers chiffres
disponibles concernent l'année 2015 avec un feed-back en 2016. Il s'agit au
total de 251 dossiers de criminalité organisée dont 72 nouveaux
dossiers ouverts durant l'année 2015. Les arrondissements qui comptent le
nombre le plus élevé de dossiers sont Bruxelles et Anvers avec respectivement
65 et 61 dossiers. Toutefois, la tendance est à la baisse.
Dans le Plan national
de sécurité 2016-2019, le chapitre "Approche des missions de police
orientées vers les groupes d'auteurs" indique également que la police
fédérale continue à contribuer à l'image européenne de la menace en matière de
criminalité organisée en Europe. En effet, dans notre société mondialisée, la
criminalité organisée ne s'arrête pas aux frontières nationales mais profite,
au contraire, de la libre circulation des personnes, des biens et des services
sur notre marché unique européen.
C'est
la raison pour laquelle il me semble souhaitable d'avant tout vérifier dans
quelle mesure un nouveau rapportage de la criminalité organisée en Belgique
s'impose et s'il peut encore constituer une plus-value vis-à-vis du rapport
annuel de l'image européenne de la menace – Serious and Organised Crime
Threat Assessment Report. Une nouvelle fois, je me dois d'utiliser une
terminologie anglophone, ce dont je vous demande de bien vouloir m'excuser.
En ce qui concerne les centres d'expertise et d'information
d'arrondissement qui ont été mis sur pied par mon collègue, le ministre de
l'Intérieur, avec le soutien des parquets d'Anvers et du Limbourg, je souhaite
faire observer que ces centres doivent s'assurer que les organisations
criminelles au sein de certains secteurs locaux sont bel et bien détectées au
radar et qu'elles sont appréhendées tant au niveau administratif que
judiciaire.
Une image locale adéquate doit conduire à des actions tant par le biais
d'une répression administrative comme, par exemple, des contrôles ciblés au
sein de certains secteurs et des retraits de permis pour certaines
exploitations et certains établissements, que par des instructions judiciaires
sous la responsabilité et la direction du ministère public.
15.03 Emir Kir (PS): Monsieur le président, je remercie
M. le ministre pour ses réponses.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
16
Question de M. Emir Kir au ministre de la Justice sur "la lutte contre le
trafic de drogue sur le darknet" (n° 22499)
16
Vraag van de heer Emir Kir aan de minister van Justitie over "de strijd
tegen de drugstrafiek op het darkweb" (nr. 22499)
16.01 Emir Kir (PS): Monsieur le président, monsieur le
ministre, selon le rapport européen sur les drogues, publié le 28 novembre
dernier par Europol et l'Observatoire européen des drogues et des toxicomanies,
le trafic de drogue sur la face cachée d'internet, le darknet,
représente une menace croissante contre laquelle l'Europe doit déployer
davantage de moyens.
En effet, d'après les
propos du commissaire européen en charge des Affaires intérieures,
Dimitris Avramopoulos, "il nous faut avoir une longueur d'avance sur
les criminels. C'est pour cela que nous renforçons nos efforts pour lutter
contre les drogues illicites et que nous mettons l'accent sur la
cybersécurité".
En outre, selon le
directeur de l'Observatoire des drogues, Alexis Goosdeel, "en
quelques clics, les acheteurs peuvent se procurer facilement n'importe quel
type de drogue, qu'il s'agisse des drogues de synthèse, de cannabis, de
cocaïne, d'héroïne, ou d'une série de nouvelles substances (...), ce qui
constitue une menace pour la santé et la sécurité des citoyens".
Monsieur le ministre,
j'imagine que vous avez eu connaissance de ce rapport. Quelles sont les mesures
prises pour le contrôle et la lutte en matière de drogues, plus
particulièrement celles vendues via le darknet? Quels sont les moyens
financiers et le personnel mis en place au niveau de vos services? Combien de
procédures pénales le parquet a-t-il entamées à cet égard? Y a-t-il eu, de 2014
à ce jour, une augmentation significative du nombre de procédures et de la
quantité de drogues interceptées?
16.02 Koen Geens, ministre: Monsieur le président,
monsieur Kir, tant le ministère public que la police judiciaire fédérale
sont informés de ce phénomène auquel il est œuvré quotidiennement. Plusieurs
nouvelles formes de stupéfiants sont commercialisées presque exclusivement sur
internet et, en majeure partie, sur le darknet.
Ce type d'enquête est
confié à des computer crime units (CCU) spécialisées et aux unités
"drogue" de la police fédérale. Il est toutefois impossible de
fournir les chiffres relatifs au nombre de dossiers, étant donné le court laps
de temps, d'une part, et les contraintes techniques des bases de données, à
savoir l'absence d'enregistrement de ce type de modus operandi
spécifique, d'autre part.
Les transactions
allant de pair avec le commerce illégal du darknet s'effectuent
généralement au travers de monnaies virtuelles. C'est la raison pour laquelle
l'Organe central pour la saisie et pour la confiscation a mis en place une
procédure afin de recueillir et de gérer les monnaies virtuelles confisquées
lors des informations et des instructions judiciaires. Ce projet a été voté en
commission hier.
Actuellement,
je m'attelle à établir un cadre légal afin d'élargir l'obligation de
coopération existante du secteur financier à l'égard du ministère public, pour
englober également les plates-formes qui facilitent les transactions effectuées
à l'aide de monnaies virtuelles. Pour l'instant, j'ai connaissance de deux
dossiers de trafic de drogue via le darknet, dans lesquels des monnaies
virtuelles ont été confisquées.
La loi du
25 décembre 2016 adaptant les méthodes particulières de recherche
prévoit des possibilités élargies pour la police en vue de s'infiltrer et
d'effectuer des constats sous une identité fictive sur internet, dont le darknet
et ce, moyennant autorisation du ministère public. Cette option est
particulièrement utile dans la lutte contre ce trafic illégal de drogues. Les
mesures nécessaires sont prises dans le cadre de l'exécution de la présente
loi.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
17
Question de M. Emir Kir au ministre de la Justice sur "la hausse du nombre
d'armes détenues en Belgique en 2016" (n° 22500)
17
Vraag van de heer Emir Kir aan de minister van Justitie over "de stijging
van het aantal wapens in België in 2016" (nr. 22500)
17.01 Emir Kir (PS): Monsieur le président, monsieur le
ministre, d'après un article de presse, le nombre de procès-verbaux dressés
pour détention d'armes et d'explosifs a augmenté de 19 % entre 2014 et
2016. Ces chiffres sont particulièrement inquiétants.
En effet, selon des
chiffres communiqués par la police fédérale, 2 520 PV ont été dressés en
2016 pour détention d'armes et explosifs contre 2 048 en 2014, soit une
hausse de 19 %. Il convient toutefois de nuancer ces chiffres car ils
englobent tous les types d'armes, tant les armes à feu que les grenades,
matraques, tasers, peppersprays et tous les types d'explosifs
Les questions que je
voudrais vous poser sont les suivantes.
Confirmez-vous les
chiffres parus dans la presse et émanant, selon l'article de presse, des
services de police? Si ceux-ci ne sont pas exacts, je voudrais les entendre de
votre bouche. Quelle est, selon vous, la tendance qui se dessine pour l'année
2017?
Quels sont les
enseignements que vous tirez de cette augmentation d'armes en Belgique, en
sachant que selon la réponse à ma question parlementaire du 20 septembre
dernier adressée à votre collègue en commission de l'Intérieur, une baisse du
trafic d'armes en 2016 semblait plutôt s'installer? Il y a donc là
manifestement deux éléments contradictoires.
Je vous remercie déjà
pour les réponses que vous apporterez, monsieur le ministre.
17.02 Koen Geens, ministre: Monsieur Kir, il convient de
remarquer que dans l'article en question, tiré de La Dernière Heure, les
chiffres cités ne concernent pas le territoire national mais semblent
uniquement concerner les zones de police bruxelloises.
Vu le court délai qui
m'était imparti pour répondre à votre question, je n'ai pas pu vérifier les
statistiques parues dans la presse.
La police me
communique toutefois que le nombre de procès-verbaux relatifs à la détention
d'armes pour toute la Belgique sont les suivants: 10 520 en 2013,
10 230 en 2014, 10 115 en 2015 et 10 001 en 2016.
Vous pouvez constater
que les chiffres nationaux dont la police dispose ne reflètent pas la tendance
à laquelle il est fait référence dans votre question, mais traduisent plutôt un
déclin.
Il est dangereux de
baser des conclusions sur le nombre de PV rédigés. Nous pouvons citer notamment
l'attention renforcée des services de police et des parquets aux armes à feu,
le sujet étant une des priorités du plan de sécurité. En outre, ces chiffres
peuvent découler de différences liées à la pratique en matière
d'enregistrement. Par ailleurs, le nombre de PV ne correspond pas forcément au
nombre d'armes détenues légalement ou au trafic d'armes dans notre pays.
J'attire votre
attention sur le fait que le projet de loi sur les armes, qui vient d'être
adopté par la commission de la Justice prévoit une période de régularisation
qui a pour but de faire sortir le plus d'armes possible du circuit illégal.
17.03 Emir Kir (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie
pour toutes ces réponses précises. Je comprends bien que le délai que vous avez
eu était court. Je propose dès lors, monsieur le président, monsieur le
ministre, de vous poser une question écrite sur les chiffres réels pour
Bruxelles. Partant de ceux-ci, je me ferai une meilleure opinion pour
éventuellement vous interpeller à nouveau, de manière globale.
Het incident is
gesloten.
18
Question de M. Emir Kir au ministre de la Justice sur "la hausse du
nombre d'infractions pour conduite sous l'influence de la drogue"
(n° 22501)
18
Vraag van de heer Emir Kir aan de minister van Justitie over "de toename
van het aantal overtredingen wegens rijden onder invloed van drugs"
(nr. 22501)
18.01 Emir Kir (PS):
Monsieur le président, monsieur le ministre, depuis plus de vingt ans,
l'institut Vias donne des formations à des contrevenants condamnés dans le
cadre des peines alternatives. Durant ces formations, leurs formateurs sensibilisent,
de manière interactive, de petits groupes de participants aux risques liés à
leur comportement et recherchent ensemble des alternatives à ce comportement.
Depuis 2012,
l'institut Vias donne un module distinct relatif aux drogues dans la circulation
dans certains arrondissements. Nous sommes un des rares pays européens à
dispenser ce type de formation, ce dont nous pouvons être fiers.
Plus de
1 100 candidats l'ont déjà suivie. Une analyse de leur profil montre
que plus de la moitié d'entre eux avait entre 18 et 25 ans. Dans
trois quarts des cas (74%), ils ont été condamnés pour usage de cannabis
au volant. Par ailleurs, 12 % d'entre eux avaient pris des amphétamines et
9 % de la cocaïne.
Monsieur le ministre,
quelles sont les autres mesures spécifiques que vous avez prises depuis 2014
pour lutter contre la hausse des infractions liées à la conduite sous
l'influence de la drogue? Quels sont les chiffres relatifs à l'utilisation des
peines alternatives sur l'arrondissement judiciaire de Bruxelles de 2014 à nos
jours? Ces peines ont-elles un impact sur les comportements récidivistes? Quel
budget est-il prévu pour favoriser celles-ci?
18.02 Koen Geens, ministre: Monsieur le président, monsieur
Kir, en ce qui concerne la question relative aux mesures prises pour lutter
contre la hausse des infractions liées à la conduite sous l'influence de la
drogue, une nouvelle législation est en préparation afin de détecter plus
efficacement les substances qui influencent la capacité de conduite.
Les peines
alternatives qui consistent en des formations dispensées, peuvent être
organisées dans le cadre d'une suspension probatoire, d'un sursis probatoire ou
d'une peine de probation autonome.
Comme vous le savez,
il n'est pas possible de fournir des chiffres dans un délai aussi court.
L'impact de ces peines sur les comportements des récidivistes relève de la
compétence du ministre de la Mobilité.
Pour 2018, le budget
de la Justice prévu pour l'aide financière aux organismes pour le recrutement
de personnel chargé de l'accompagnement des mesures judiciaires alternatives
dans le domaine de la circulation routière s'élève à
1 976 000 euros. Pour les subsides aux villes et aux communes
pour ce recrutement, le montant est de 5 725 000 euros.
18.03 Emir Kir (PS):
Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses précises. De la même
manière, je poserai une question écrite pour recevoir les éléments de réponse
au sujet des peines alternatives depuis 2014 à nos jours pour ce qui est
de l'arrondissement judiciaire de Bruxelles. En outre, je n'hésiterai pas à
poser la question à votre collègue en charge de la Mobilité.
Het incident is
gesloten.
L'incident est clos.
19
Vraag van mevrouw Goedele Uyttersprot aan de minister van Justitie over
"de uitstroom van geïnterneerden" (nr. 22506)
19
Question de Mme Goedele Uyttersprot au ministre de la Justice sur "le flux
sortant de personnes internées" (n° 22506)
19.01 Goedele Uyttersprot (N-VA): Mijnheer de minister, het FPC Gent
opende in het najaar van 2014 de deuren voor 264 mannelijke geïnterneerden.
Sinds de voorbije zomer kunnen geïnterneerden ook naar het FPC Antwerpen. Daar
is plaats voor 182 patiënten, waaronder ook voor 18 vrouwen. In een FPC leven
de patiënten in een beveiligde en veilige omgeving, waarbij risicofactoren zo
laag mogelijk worden gehouden, zodat de kans op recidive vermindert. Het doel
is om hen te laten doorstromen naar een minder beveiligde omgeving in het
externe zorgcircuit, of eventueel terug naar de maatschappij, weliswaar onder
begeleiding.
In het FPC Gent
zijn sinds de opening slechts 34 patiënten uitgestroomd. Voor 118 patiënten
werd een verzoek tot opname ingediend bij verscheidene externe
zorginstellingen. Voor 83 patiënten werd reeds een weigering ontvangen. Voor de
andere 35 is het momenteel nog wachten op een antwoord. Nochtans werden in de
vorige legislatuur door zowel de FOD Justitie als de FOD Volksgezondheid
coördinatoren aangesteld die nauw samenwerken om het extern zorgcircuit voor
geïnterneerden uit te werken. Ook mobiele en schakelteams worden ingezet om
zorgtrajecten uit te bouwen, zodat de patiënten na de uitstroom terecht zouden
kunnen in een gepaste behandel- en zorgomgeving.
Ten eerste, hoe
komt het dat de nazorg en de uitstroom naar medium of laag beveiligde centra op
dit moment blijkbaar moeilijk verloopt?
Ten tweede, wat
zijn de bevindingen hierover van de coördinatoren? Ziet u hiervoor oplossingen?
Hoe zult u dat eventueel met minister De Block aanpakken?
19.02 Minister Koen Geens: Mevrouw Uyttersprot, de exploitant van
het FPC Gent dient periodiek aan het opvolgingscomité, met onder meer een
vertegenwoordiging vanuit de FOD Justitie en de FOD Volksgezondheid, te
rapporteren over de aanmeldingen die het FPC doet met het oog op te realiseren
vervolgtrajecten voor geïnterneerde personen die in het FPC Gent verblijven en
uitstroomklaar worden bevonden, alsook over de effectief gerealiseerde
uitstroom in het FPC Gent. In deze kwartaalrapporten concludeert het FPC dat er
een zeker onevenwicht bestaat in de verhouding tussen het aantal aanmeldingen
en het aantal patiënten dat effectief kon uitstromen naar een
vervolgvoorziening.
Het FPC Gent meldt
bij uiteenlopende sectoren en settings aan. Sommige ketenpartners worden tot op
heden moeilijk bereid gevonden om geïnterneerde personen op te vangen, die
verblijven in een inrichting zoals een FPC dat zich richt tot geïnterneerde
personen met het statuut high risk, of die een verhoogd beveiligde
omkadering behoefden. De exploitant overlegt periodiek met de zorgcoördinatoren
en met de partners uit het netwerk, opdat een vlotte doorstroming naar de
volgende trappen van het externe zorgcircuit kan worden georganiseerd. In dat
opzicht zijn de coördinatoren en het FPC partners met een gemeenschappelijke
opdracht en zijn de coördinatoren mee actief, met het oog op het vinden van
alternatieve aanmeldingsmogelijkheden.
De weg naar een
zorgcircuit die gevrijwaard is van obstakels om ook geïnterneerde patiënten
maximaal kans op re-integratie te bieden, zal een weg van volharding op
verschillende assen zijn. Er is de verdere uitrol van het Masterplan
Internering, dat bijkomende externe aanmeldingsmogelijkheden zal bieden, met
tal van bijkomende plaatsen in de loop van 2018. Heil kan tevens worden
gevonden in de initiatieven die vanuit het Vlaams Agentschap voor Personen met
een Handicap zullen worden genomen, specifiek voor de doelgroep van
geïnterneerden. Tot slot wordt ook verder ingezet op de intensivering van de
samenwerking met de psychiatrische ziekenhuizen in Oost- en West-Vlaanderen.
De samenwerking met
mijn collega van de FOD Volksgezondheid loopt als een rode draad doorheen de
aanpak van het fenomeen van de internering in het algemeen en manifesteert zich
in de aanvullende initiatieven die wij tot op heden samen hebben genomen. De
geschiedenis van de internering is er echter één van decennialange
verwaarlozing geweest. Een initiatief dat mij na aan het hart ligt en de
uitvoering is van een aankondiging in mijn justitieplan, is de inrichting tegen
april 2018 van een bijzondere unit voor geïnterneerden met een verstandelijke
beperking in Camillus Bierbeek.
19.03 Goedele Uyttersprot (N-VA): Mijnheer de minister, het is zeer
terecht dat u zegt dat er decennialang verwaarlozing was wat geïnterneerden en
internering betreft. Het is goed u effectief volhardt om daaraan een einde te
maken, hoe sneller hoe liever. Het is duidelijk dat u daaraan voortwerkt.
Alleszins is het zo
dat de forensische psychiatrische centra doorstromingsinstellingen moeten zijn
die vermijden dat er door trage doorstroming bij geïnterneerden frustratie
ontstaat of dat zij met dezelfde problematiek van uitzichtloosheid, die zij ook
in de gevangenis kennen, zouden worden geconfronteerd. Er zijn blijkbaar
diverse initiatieven rond nieuwe plaatsen, die de uitstroom moeten verbeteren.
Ik herinner mij ook
uit de hoorzittingen inzake Potpourri III dat professor Cosyns, als ik het
goed voorhed, opperde om ook de denkpiste te bekijken om het FPC Aalst,
dat blijkbaar high security zou zijn, naar medium security te brengen
en ook daar doorstroming mogelijk te maken. Wij kunnen alleszins de volharding
wat dit dossier betreft enkel toejuichen.
L'incident est clos.
20
Vraag van mevrouw Goedele Uyttersprot aan de minister van Justitie over
"het toezicht op de rechten van geïnterneerden in forensisch
psychiatrische centra" (nr. 22507)
20
Question de Mme Goedele Uyttersprot au ministre de la Justice sur "le
contrôle des droits des personnes internées dans des centres de psychiatrie
légale" (n° 22507)
20.01 Goedele Uyttersprot (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, de federale ombudsman beveelt in zijn jaarverslag van 2016 aan om
"onverwijld voor elk forensisch psychiatrisch centrum, zoals bepaald bij
de interneringswet van 2014, een extern en onafhankelijk toezichtorgaan te
voorzien." Dat is een citaat. Momenteel bestaat er wel een toezichtsorgaan
voor de verschillende psychiatrische afdelingen en strafinstellingen, maar de
wet voorziet dat nog niet voor de FPC's. Gezien het specifiek karakter van een
forensisch psychiatrisch centrum, dat zorg en een vorm van gevangenschap
vermengt, bevindt dat zich in een juridische schemerzone.
Ook uit de audit
van de Zorginspectie Vlaanderen blijkt dat de interne rechtspositie van
geïnterneerden onvoldoende wettelijk geregeld is. België heeft in 2005 nochtans
het facultatief protocol bij het verdrag van de VN tegen foltering mee
ondertekend, maar dat is tot op vandaag nog niet geratificeerd. De reden
daarvoor zou zijn dat er nog geen akkoord is tussen de federale staat en alle
deelstaten om een dergelijk preventiemechanisme op te richten.
Mijnheer de
minister, hebt u weet van gegronde klachten van geïnterneerden over hun
rechtspositie?
Heeft er daarover
ondertussen reeds overleg plaatsgevonden met de deelstaten? Zo ja, kunt u
daarover een stand van zaken geven? Zo neen, wordt er overleg voorzien?
Hebt u zicht op een
eventueel wetgevend initiatief als er daartoe noodzaak zou bestaan? Zo ja, hoe
zult u dat aanpakken?
20.02 Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, mevrouw
Uyttersprot, in de regel worden klachten van geïnterneerden die gericht zijn
aan externe instanties besproken in de schoot van het opvolgingscomité bij het
FPC. Dat comité, samengesteld uit vertegenwoordigers van de FOD Volksgezondheid,
de FOD Sociale Zaken en de FOD Justitie, toetst de ontvangen klachten aan het
huishoudelijk reglement dat binnen het FPC van toepassing is. Het is de taak
van het opvolgingscomité om de gegrondheid van de klachten verder te
onderzoeken, na te gaan of zij in overeenstemming zijn met de exploitatieverplichtingen
en voorstellen tot oplossing te formuleren.
Daarnaast beschikt
het FPC ook over een interne procedure om klachten te behandelen. Het voorzien
in een dergelijke procedure maakte immers ook deel uit van de
aanbestedingsopdracht.
Navraag leert mij
dat het opvolgingscomité nog geen klachten gegrond heeft verklaard.
De geïnterneerde
heeft volgens de interneringswet een subjectief recht op zorg.
Gelet op de nadruk
op het zorgaspect binnen de interneringswet wens ik in overleg te gaan met het
opvolgingscomité, waarin ook de FOD Volksgezondheid en de Vlaamse Zorginspectie
vertegenwoordigd zijn, om na te gaan op welke wijze zij hun toezichtopdrachten
in de reguliere psychiatrische zorginstellingen uitvoeren, meer specifiek wat
de klachtenbehandeling betreft.
In functie van de
resultaten van het overleg zal ik dan evalueren of en welk initiatief ik kan
nemen om een klachtenafhandelingsmechanisme op punt te stellen dat de interne
conflictregeling, zoals die binnen het FPC bestaat, kan ondersteunen.
20.03 Goedele Uyttersprot (N-VA): Mijnheer de minister, ik noteer dat
er op dit moment nog geen gegronde klachten zijn ontvangen en dat, nadat het
opvolgingscomité is geconsulteerd, eventueel nog verdere initiatieven zullen
worden genomen.
Het incident is
gesloten.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 22513 van de
heer Yüksel is omgezet in een schriftelijke vraag.
De heer Blanchart
woont een andere commissie bij.
-
mevrouw Goedele Uyttersprot aan de minister van Justitie over "het
callcenter in de gevangenis van Beveren" (nr. 22514)
- de
heer Philippe Blanchart aan de minister van Justitie over "de callcenters
in gevangenissen" (nr. 22515)
- Mme
Goedele Uyttersprot au ministre de la Justice sur "le call center
installé dans la prison de Beveren" (n° 22514)
- M.
Philippe Blanchart au ministre de la Justice sur "les call centers
dans les prisons" (n° 22515)
21.01 Goedele Uyttersprot (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, eind 2015 startte de gevangenis van Marche-en-Famenne met een
proefproject waarbij vier gevangenen vanuit de gevangenis als
callcentermedewerker, wat blijkbaar een knelpuntberoep is, aan de slag konden.
Sinds eind
oktober 2017 worden ook vijf gedetineerden uit de gevangenis van Beveren
door SoServices in samenwerking met de overheidsdienst Cellmade ingeschakeld,
om markt- of tevredenheidenquêtes uit te voeren.
Aan de hand van het
beveiligde softwaresysteem Prison Cloud verschijnen op het scherm
telefoonnummers van mensen die moeten worden gebeld. Vervolgens kunnen
gedetineerden de vragen die moeten worden gesteld, op het scherm aflezen.
Nu het project in
Beveren ongeveer een maand loopt, had ik graag de hiernavolgende vragen
gesteld.
Hoe werden de
gedetineerden die aan het project deelnemen, geselecteerd? Gebeurde de selectie
op basis van een sollicitatie? Zo ja, hoeveel kandidaten waren er voor de vijf
jobs?
Werden ze opgeleid,
om het werk goed te kunnen doen?
Hoe wordt een en
ander concreet georganiseerd? Gaat het over een aantal uur per dag of een
aantal uur per maand?
Hoe gebeurt de
controle op de uitvoering? Blijkbaar zijn er mystery calls. Volstaat dat?
Hoe is de eerste
maand verlopen? Hoe wordt het project door zowel SoServices als door de
gedetineerden zelf ervaren?
21.02 Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, mevrouw
Uyttersprot, het project is in november 2017 van start gegaan, nadat eind
september en in oktober opleidingen en selectiegesprekken hadden
plaatsgevonden. Er werden twaalf opleidingsuren per gedetineerde uitgetrokken.
Er waren een
twaalftal kandidaten voor vijf functies. De vergoeding die gedetineerden voor
de baan ontvangen, bedraagt 3 euro.
Meer in detail kan
ik u over de voorbereiding en het functioneren van het callcenter de
hiernavolgende toelichtingen geven.
Er werd door de
lokale directie en de psychosociale dienst een prescreening uitgevoerd.
Daarna hebben de medewerkers van Cellmade gesprekken met de gedetineerden
gehouden. Zij werden op communicatieve vaardigheden, hoffelijkheid,
klantvriendelijkheid en het rustig blijven, op resultaatgerichtheid en op hun
pc-vaardigheden gescreend.
Een twaalftal
kandidaten werd gehoord, waarvan vijf werden geselecteerd.
Er werd door de
firma SoServices in een opleiding voorzien, die de algemene theoretische
achtergrond over het bedrijf, de filosofie en de visie alsook concrete calltraining
met voorbeeldoefeningen omhelsde.
De gedetineerden
kunnen dankzij het systeem van Prison Cloud het werk vanuit hun cel uitoefenen.
Er worden telefoonoproepen in de wachtlijst klaargezet. Zij kunnen enkel bellen
op het moment waarop de oproepen beschikbaar zijn.
Momenteel is het
aantal uren nog beperkt.
De gedetineerden
kunnen zelf niet worden opgebeld. Zij zien een aantal telefoongesprekken
klaarstaan. De gegevens ervan zijn echter gemaskeerd.
De scripts zijn
gedetailleerd uitgeschreven en aan een timing gekoppeld.
Het is belangrijk
zowel de kwaliteit te bewaken als de veiligheid te garanderen. Een gesprek dat
bijvoorbeeld langer duurt dan vooraf gemeten, kan een knipperlicht doen
branden. Er kan ook worden ingeluisterd en er zullen mystery calls
gebeuren, waarbij Cellmade of het bedrijf zelf wordt opgebeld, om te horen of
alles correct wordt uitgevoerd. De back office van het bedrijf, ten slotte, volgt de gesprekken op.
Il est encore trop tôt
pour dresser un premier bilan de ce projet de call center de Beveren.
Nous pouvons néanmoins souligner qu'aucun problème particulier n'a été observé.
Cinq détenus y travaillent depuis le début du projet et ce chiffre n'a pas
encore évolué. Aucun nouveau client potentiel ne s'est manifesté à ce jour.
Il est effectivement
prévu d'étendre cette initiative à d'autres prisons mais le calendrier n'est
pas encore connu. Nous avons prévu d'évaluer cette première expérience à
Beveren au printemps 2018 avant d'étendre ce projet.
21.03 Goedele Uyttersprot (N-VA): Het was duidelijk, mijnheer de
minister. Ik dank u.
Het incident is
gesloten.
L'incident est clos.
De openbare
commissievergadering wordt gesloten om 16.09 uur.
La réunion publique
de commission est levée à 16.09 heures.