Commissie voor de Landsverdediging

Commission de la Défense nationale

 

van

 

Woensdag 14 juni 2017

 

Voormiddag

 

______

 

 

du

 

Mercredi 14 juin 2017

 

Matin

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 10.25 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Karolien Grosemans.

Le développement des questions et interpellations commence à 10.25 heures. La réunion est présidée par Mme Karolien Grosemans.

 

01 Question de M. Paul-Olivier Delannois au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la visite de deux généraux au quartier Ruquoy à Tournai" (n° 18158)

01 Vraag van de heer Paul-Olivier Delannois aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het bezoek van twee generaals aan het kwartier Generaal Baron Ruquoy in Doornik" (nr. 18158)

 

01.01  Paul-Olivier Delannois (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, un article paru le 29 avril dernier dans la presse locale évoque la visite de deux généraux au quartier Ruquoy, à Tournai, afin d’en évaluer les infrastructures et le potentiel.

 

Pour rappel, 39 millions d’euros ont été investis ces dernières années dans la caserne tournaisienne afin que puisse y être donnée, dans les meilleures conditions, la formation "Logistique" du Centre de compétence de la formation appui.

 

Monsieur le ministre, pourriez-vous me dire en quoi consistait cette évaluation? Quels en étaient les objectifs? Enfin, quelles conclusions pouvez-vous tirer de cette visite?

 

01.02  Steven Vandeput, ministre: Madame la présidente, monsieur Delannois, je crois et j'espère que ce n'est pas une surprise pour vous si je vous signale que je ne connais ni ne contrôle les agendas des généraux et des autres membres de l'état-major de la Défense.

 

Votre question s'appuie sur un article paru le 29 avril dernier. À la suite du dépôt de votre question, j'ai demandé à mes services en quoi consistait la visite des généraux Hennes et Debaene. Selon leurs dires, ils se sont respectivement rendus à Tournai les 20 et 23 mars. Le premier est en charge des ressources humaines, comme l'indique l'article, et parcourt tous les centres de formation de la Défense, conformément à ses attributions. Il est aussi responsable de la formation. Quant au général Debaene, il est chargé des questions d'infrastructure, mais il est aussi le plus ancien officier logistique à la Défense. Peut-être savez-vous – car cette information est notoire – que ce dernier est le DG des material resources. C'est à ce titre qu'il s'est rendu à Tournai. De la sorte, il a également pu constater que la Ville de Tournai menait des actions illégales sur nos sites.

 

01.03  Paul-Olivier Delannois (PS): Monsieur le ministre, la Ville de Tournai fait des choses sur votre terrain de façon illégale?

 

01.04  Steven Vandeput, ministre: On plante des arbres pour lesquels il n'y a pas eu d'avis ou de permis préalable.

 

01.05  Paul-Olivier Delannois (PS): Monsieur le ministre, vous dites n'importe quoi. Mais, n'importe quoi!

 

J'espère que vous gérez mieux vos dossiers que celui auquel vous faites allusion car la Ville de Tournai n'a jamais occupé illégalement un terrain de la Défense nationale. On vous dit n'importe quoi. Vous mentez, soit parce que vous en avez envie, soit parce qu'on vous donne de mauvaises informations.

 

Vous répondez à ma question par une autre question. Par contre, à ma véritable question, quant à savoir quel rapport vos deux officiers qui s'occupent de l'infrastructure vous ont éventuellement fait, vous ne répondez pas. Comme je vous l'ai dit dans ma question, 39 millions d'euros ont été investis dans ces bâtiments. Ceux-ci sont impeccables. Or, au fin fond de votre tête, vous avez envie de les liquider. C'est surtout à ce propos que je voulais vous interroger.

 

Maintenant, si vous avez la preuve que la Ville de Tournai occupe certains lieux de façon illégale, portez plainte! Je vous demande officiellement de porter plainte contre la Ville de Tournai. Ainsi, vous connaîtrez peut-être un peu mieux votre dossier. Vous dites n'importe quoi!

 

01.06  Steven Vandeput, ministre: Pour répondre à votre question, je n'ai pas reçu de rapport et je porterai plainte si nécessaire.

 

01.07  Paul-Olivier Delannois (PS): Monsieur le ministre, je n'espère pas qu'il vous arrive quelque chose, je vous le dis tout de suite. Mais s'il vous arrivait quelque chose, je pense qu'il faudrait vous empailler car des comme vous, on n'en fera plus!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Questions jointes de

- Mme Kattrin Jadin au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "les services de cybersécurité de la Défense" (n° 18203)

- M. Peter Buysrogge au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "les récentes décisions en matière de cybersécurité" (n° 18606)

- M. Alain Top au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "les services belges de renseignement" (n° 19024)

- M. Gautier Calomne au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le renforcement de la position d'information du SGRS dans le cadre de la lutte contre le terrorisme sur internet" (n° 19163)

02 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de diensten voor cyberveiligheid van Defensie" (nr. 18203)

- de heer Peter Buysrogge aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de recente beslissingen met betrekking tot de cyberveiligheid" (nr. 18606)

- de heer Alain Top aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de Belgische inlichtingendiensten" (nr. 19024)

- de heer Gautier Calomne aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de versterking van de informatiepositie van de ADIV in het kader van de strijd tegen terrorisme op internet" (nr. 19163)

 

02.01  Peter Buysrogge (N-VA): Mevrouw de voorzitter, ik merk dat deze vraag werd gekoppeld aan een aantal andere vragen met betrekking tot de ADIV, de militaire inlichtingendienst, waarover wij vandaag ook in de pers een en ander konden vernemen. Als u mij toestaat, wil ik daarover nog een korte bijkomende vraag stellen.

 

Eind april keurde de regering een nieuwe versie van het Memorandum of Understanding met de NAVO goed over samenwerking op het vlak van cyberdefensie. De eerste minister kondigde daarnaast de goedkeuring aan van het Nationaal Cybernoodplan. Cyberveiligheid is een belangrijk luik in de veiligheidsstrategie.

 

Ik heb hierover een aantal vragen. Misschien zult u zeggen dat ik mij voor sommige vragen tot de eerste minister moet wenden, maar ik neem toch het risico om ze u te stellen.

 

In welke mate komt dit MoU met de NAVO onze cyberveiligheid ten goede? Welk soort hulp krijgt ons land via deze overeenkomst? Wat wordt van ons verwacht? Kunt u voorbeelden aanhalen uit het verleden waar deze samenwerking haar nut bewezen heeft?

 

Dan heb ik nog twee vragen over het cybernoodplan, misschien eerder vragen voor de eerste minister. Kunt u toelichting geven over de doelstellingen van het goedgekeurde Nationaal Cybernoodplan, het wat en het hoe? Welke concrete projecten zijn reeds gepland of opgestart om deze doelstellingen te bereiken? Hoe zal de doelmatigheid van het plan worden geëvalueerd en hoe wordt het Parlement hierover ingelicht?

 

Gevallen als Wikileaks en Snowden hebben aangetoond dat mensen die in vitale sectoren werken meestal de zwakste schakel zijn. De burger wordt in toenemende mate het slachtoffer van cyberaanvallen. Denk maar aan malware via e-mails, maar het kwaad geschiedt ook via andere kanalen zoals websites en sociale media. Er wordt jammer genoeg nauwelijks opgetreden. Zal het Nationaal Cybernoodplan in deze domeinen soelaas brengen of is daarvoor iets anders nodig? Wat is er volgens u nodig om de toenemende veiligheidsrisico's te beteugelen?

 

Voorts mochten wij vandaag vernemen dat acht commissarissen van de ADIV een klacht hebben ingediend over de interne concurrentiedrang, foutieve doorstroming van informatie, verwarring bij binnenlandse en buitenlandse partners, wantrouwen tussen afdelingen. Ze zijn dus eigenlijk niet mals voor de werking van de ADIV.

 

Dit is blijkbaar een brief die dateert van december. Er zou een onderzoek lopen. Er wordt gewezen naar de jarenlange onderinvestering waarvoor u natuurlijk niet verantwoordelijk bent. Een inhaaloperatie zou noodzakelijk zijn.

 

Ik had graag gehoord of u daar in deze fase enige vorm van reactie op kan geven.

 

De voorzitter: De samengevoegde vraag wordt een unieke vraag.

 

02.02 Minister Steven Vandeput: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Buysrogge, het doel van de MoU met de NAVO is tweeledig: enerzijds het uitwisselen van informatie, anderzijds, de mogelijkheid om de steun van de NAVO in te roepen voor het oplossen van een cyberincident. De uitwisseling van informatie is uiteraard belangrijk om het inlichtingenbeeld in het domein cyber te kunnen samenstellen en om specifieke cyberdreigingen correct te kunnen inschatten.

 

De samenwerking voor de uitwisseling van informatie, die met deze MoU officieel wordt, is in het verleden officieus reeds meerdere malen nuttig geweest, maar dan vooral met betrekking tot onze kennis over technieken, tactieken en procedures van cyberactoren, en het verhogen van die kennis. De steun van de NAVO voor het oplossen van een cyberincident is tot op vandaag, bij mijn weten, nog nooit ingeroepen.

 

Wat betreft uw vragen over het Nationaal Cybernoodplan spijt het mij u mee te delen dat dit de bevoegdheid is van de premier. Desgevallend kunt u uw vragen aan hem richten. Feit is wel dat deze regering de cyberveiligheid ernstig neemt, zeer ernstig. In dat kader heeft zij dan ook al een groot aantal maatregelen genomen. Vandaag bestaft men onder andere het Centrum voor Cybersecurity. Zoals u weet, is de directeur van het centrum afkomstig van onze diensten.

 

Wat betreft uw vragen over het artikel dat vandaag is verschenen in De Standaard, kan ik u eerst en vooral zeggen dat ik als minister van Defensie absoluut niet opgezet ben met het aanhoudend blijven publiek maken van interne communicatie. Het is heel duidelijk – die informatie is correct – dat er door een aantal mensen in het departement CI in december een brief is verzonden aan de minister van Defensie en aan de Chef Defensie.

 

Ik kan u voor mijzelf melden dat ik die mensen aanhoord heb en dat ik nota genomen heb van hun klachten. Aan de betreffende verantwoordelijken heb ik gevraagd om vooralsnog te doen wat mogelijk is. In dat verband kan ik zeggen dat er bijvoorbeeld op het vlak van onder andere de rekrutering grote stappen gezet worden en zware accenten worden gelegd. Wat echter niet kan, is dat een analist binnen een afdeling van de ADIV vandaag gerekruteerd wordt en morgen inzetbaar is. Daar gaan enkele procedures aan vooraf. Het is in elk geval wel een feit, zoals al meermaals meegedeeld, dat wij zeker op het vlak van het wegwerken van de onderbemanning grote stappen vooruit hebben gezet.

 

Tegelijk heb ik het volgende gedaan. Als ik een klacht krijg van verschillende mensen binnen een bepaalde dienst, dan moet ik als minister eerst en vooral, denk ik, voor een deel terughoudend zijn. Als minister kan ik niet in de plaats treden van de desbetreffende dienst of administratie. Daarom heb ik ook bekeken welke mijn mogelijkheden zijn, eerst en vooral om duidelijkheid te krijgen over de gegrondheid en de achtergrond van de klachten. In dat kader heb ik aan het Comité I – het Comité I behoort tot de diensten van het Parlement, maar is destijds specifiek opgericht voor de controle en begeleiding van de inlichtingendiensten – gevraagd om zeker de werking van de afdeling CI door te lichten. Ik verwacht daarvan eigenlijk op vrij korte termijn een resultaat.

 

02.03  Peter Buysrogge (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Inzake het eerste deel van uw antwoord omtrent cybersecurity denk ik dat, inzake de platformen die op nationaal vlak in oprichting zijn en op internationaal vlak, via de NAVO en andere kanalen, het interessant is dat ons land zoveel mogelijk een trekkersrol kan spelen.

 

Ik heb begrip voor het feit dat u voor alle concrete vragen inzake het Nationaal Cybernoodplan en de werking van het Centrum voor Cybersecurity verwijst naar de eerste minister. Ik zal dat dan ook verder met hem opnemen.

 

Inzake het laatste deel van uw antwoord bedank ik u dat u daarop wenst te reageren. Het is inderdaad vervelend dat er vanuit Defensie in de afgelopen jaren een aantal lekken geweest zijn. Ik begrijp wel uw terughoudendheid.

 

Als lid van de begeleidingscommissie van het Comité I zal ik niet nalaten verder informatie op te vragen zodat wij dat dossier ook kunnen opvolgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vragen nrs. 18399 van mevrouw Fonck en 18438 van de heer De Vriendt worden omgezet in schriftelijke vragen.

 

03 Samengevoegde vragen van

- de heer Alain Top aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de stilstand van drie legervoertuigen op drie verschillende zware verkeerspunten tijdens de ochtendspits" (nr. 18614)

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "defecte militaire voertuigen" (nr. 18661)

- de heer Peter Buysrogge aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de pech van drie legervoertuigen op woensdag 17 mei 2017" (nr. 18727)

03 Questions jointes de

- M. Alain Top au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "trois véhicules militaires immobilisés au niveau de trois points de circulation dense à l'heure de pointe matinale" (n° 18614)

- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "des véhicules militaires en panne" (n° 18661)

- M. Peter Buysrogge au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la panne de trois véhicules militaires le mercredi 17 mai 2017" (n° 18727)

 

Het volgende punt betreft samengevoegde vragen van de heren Top, De Vriendt en Buysrogge, maar enkel de heer Buysrogge is aanwezig.

 

03.01  Peter Buysrogge (N-VA): Mijnheer de minister, op woensdag 17 mei vielen omstreeks 7.00 uur in de ochtend drie militaire voertuigen nagenoeg tegelijkertijd stil op de Vlaamse snelwegen: twee voertuigen in de Kennedytunnel, één in de richting van Antwerpen en één in de richting van Gent, en één voertuig op de Brusselse ring, ter hoogte van het viaduct van Vilvoorde. Zware verkeershinder, waarin zelfs een kettingbotsing van enkele vrachtwagens ter hoogte van de Kennedytunnel voorviel, was het gevolg.

 

Intussen verschenen in de pers hierover een aantal artikels en doen er geruchten de ronde dat het niet om pech maar wel om een syndicale actie zou gaan. De heer Housen van de ACMP ontkende dat niet geheel. Hij vermoedde ook dat het iets te maken zou kunnen hebben met het ‘hopeloos’ verouderde materieel.

 

Daarom zou het interessant zijn om duidelijkheid te krijgen. In een eerste persreactie liet u alleszins weten dat u de zaak zou onderzoeken.

 

Wat was de oorzaak van de panne van de drie voertuigen? Is er inderdaad sprake van een toevallige samenloop van omstandigheden of is er sprake van een syndicale actie? Indien het een syndicale actie was, was zij aangekondigd? Waarom ging de actie door? Was het een individuele actie dan wel een actie gesteund door de militaire vakorganisaties? Wat zijn de gevolgen?

 

03.02 Minister Steven Vandeput: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Buysrogge, Defensie voert jaarlijks miljoenen kilometers verplaatsingen uit met zijn voertuigenpark. De kans dat er zich gelijktijdig pannes voordoen, is dan ook niet echt denkbeeldig.

 

In verband met uw specifieke vragen, eerst en vooral het volgende. Ik heb gevraagd om dit ten gronde te onderzoeken, zeker na de uitlatingen en verdachtmakingen van de heer Housen, gepensioneerd, en nog een aantal andere adjectieven, kolonel van ons departement.

 

Ik geef eerst de feiten met betrekking tot de stilstand.

 

Het eerste incident, aan de Kennedytunnel richting Gent, betrof een vrachtwagen type Volvo van het bataljon artillerie uit Brasschaat, dat kennelijk een luchtfilterprobleem had. Het tweede incident, aan de Kennedytunnel richting Nederland, betrof een auto van het type Opel Combo van de Belgian Pipeline Organisation. De inzittende militair kreeg kennelijk een lichte hartaanval. Hij werd door de medische dienst overgebracht naar het hospitaal. Zijn voertuig werd weggesleept door depannagediensten. Het derde incidenten, ter hoogte van het viaduct van Vilvoorde, betrof een camionnette van het type Fiat Ducato van het tweede bataljon commando. De oorzaak van de panne leek een oververhitte koppeling te zijn. Na afkoeling van die koppeling zijn die militairen verder kunnen rijden.

 

Ik bevestig dat ik vandaag geen aanwijzingen heb dat daar opzet in het spel zou zijn. Al is het zo dat de daarnet vernoemde heer Housen toespelingen heeft gemaakt die twijfels doen rijzen. Daarom heb ik ook gevraagd om dit tot op het bot uit te zoeken. Ik kan u wel zeggen dat een aantal andere vakbonden ondertussen afstand heeft genomen hebben van een een eventuele actieve tussenkomst van betrokken militairen, de ACMP heeft dat niet gedaan.

 

03.03  Peter Buysrogge (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord.

 

Het was inderdaad frappant dat die drie voertuigen tegelijkertijd zouden zijn stilgevallen. Ofwel was er sprake van een samenloop van omstandigheden en vielen zij allemaal in panne doordat het materiaal verouderd was, ofwel ging het effectief om een protestactie.

 

Ik meen dat de analyse die u hier brengt, aantoont dat het inderdaad, helaas zal ik zeggen, om een samenloop van omstandigheden ging: enerzijds, te wijten aan defecten aan de voertuigen, zijnde de koppeling en die luchtfilter, anderzijds, te wijten aan die lichte hartaanval. Ik hoop trouwens dat het de militair in kwestie ondertussen aan beterhand is.

 

De uitlatingen van kolonel Housen waren dus minstens ongepast. Het is goed dat de andere vakorganisaties daar afstand van nemen. Ik hoop dat de betrokkene op een mooie dag, en vandaag is het een mooie dag, ook tot inkeer zal komen.

 

De voorzitter: Intussen is de heer De Vriendt binnengekomen. Hij heeft recht op een repliek.

 

03.04  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, ik was net op tijd om het antwoord van de minister nog te horen. Excuses dat ik mijn vraag niet kon stellen daar ik in een andere commissie was.

 

Ik meen, mijnheer de minister, dat u toch niet zomaar mag negeren wat er gebeurd is. Ik meen dat dit u moet alarmeren, dat dit een symptoom is van het ongenoegen bij het leger over een aantal zaken dat maar niet opgelost geraakt. Er is de discussie over de pensioenleeftijd voor militairen, over het uitblijven van een kazerneplan die naam waardig, en er is de druk die u door operatie Vigilant Guardian op de operationaliteit van de eenheden blijft leggen. Ik denk dat dit een alarmsignaal is opdat u echt werk maakt van die dossiers en, in vol overleg, tot een goede oplossing komt met een zo breed mogelijk draagvlak, ook bij de militairen zelf.

 

Wij weten dat militairen niet mogen staken, maar het is logisch dat zij op zoek gaan naar manieren om hun ongenoegen kenbaar te maken. Ik zeg dit zonder mij te willen uitspreken over deze actie, gesteld dat het een bewuste actie zou zijn. Het is evenwel logisch dat, als er ongenoegen is, men dat kenbaar wil maken, of wij dat graag hebben of niet. Het is alleen maar een bijkomend signaal voor u om echt werk te maken van een aantal prangende problemen en hete hangijzers bij Defensie.

 

03.05 Minister Steven Vandeput: Mijnheer De Vriendt, u zult wellicht mijn antwoord gehoord hebben waarin ik zei dat ik vandaag geen aanwijzingen heb. Er waren de verklaringen van de heer Housen op de televisie, die een beetje de schijn gaven van een al dan niet gecoördineerde actie, maar ik heb geen eisencahier van wie dan ook gekregen. Laat dat duidelijk zijn. Bovendien, mochten betrokkenen een gecoördineerde actie hebben gevoerd, dan hebben zij dat niet gedaan in naam van de vakbond. Zij waren verant–woordelijk voor een file en een daaropvolgend ongeval in die file, waarvoor zij desgevallend burgerlijk verantwoordelijk kunnen worden gesteld. Zij waren verantwoordelijk, wegens de file, voor het gratis openstellen van een andere tunnel, en daar hangt ook een prijskaartje aan vast van 42 000 euro. Dus betrokkenen moeten zich zeer goed bewust zijn van het feit dat zij militairen zijn. Ik kan u ook verwijzen naar reacties van militairen zelf via de sociale media de dag zelf, die dit soort acties volledig verwerpen. Moet men, gezien de context, doorgaan op het feit dat dit een gecoördineerde actie was?

 

Wat uw opmerkingen betreft, ten eerste, over het kazerneplan, vraag ik mij af wie toch zo graag kazernes sluit. Ik alvast niet.

 

Ten tweede, met betrekking tot de pensioenen wordt er gewerkt aan oplossingen. Het is niet altijd slecht als onderhandelingen en het zoeken naar oplossingen wat langer duren.

 

Ten derde, wat betreft de operatie Vigilant Guardian, de drie betrokken voertuigen maakten geen deel uit van de operatie Vigilant Guardian. Het waren allemaal mensen met een specifieke logistieke taak op dat ogenblik.

 

03.06  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, u zegt geen eisencahier te hebben ontvangen van de vakbonden. U weet heel goed wat de bekommernissen zijn, niet alleen van de vakbonden maar ook van de militairen zelf.

 

03.07 Minister Steven Vandeput: Daarom zien wij de vakbonden elke vrijdagochtend om hun bekommernissen te bespreken en om naar oplossingen te zoeken. Er zullen geen oplossingen worden gevonden door files en ongevallen te veroorzaken en door de Staat op extra kosten te jagen. Daarmee zal het niet gebeuren.

 

03.08  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): U zei dat u geen eisencahier hebt gekregen maar de bekommernissen van de militairen, van de vakbonden zijn u wel bekend. Op dat vlak zijn er dus geen excuses.

 

Ik ben het eens met u dat wij de actie waarvan sprake, als het al een actie zou zijn geweest, volledig moeten verwerpen. Dat is uiteraard onverantwoord. Ik heb wel begrip voor het ongenoegen dat leeft bij de militairen over die dossiers en het sluiten van kazernes. Het probleem is dat er gewoon geen duidelijkheid is. U moet helemaal geen kazernes sluiten, maar neem dan ook de onzekerheid daarover weg. Dat doet u ook niet. Dat blijft hangen in het ijle en dat zorgt al jaren voor heel wat onzekerheid. De geruchtenstroom wordt gevoed, dat weten wij allemaal. Dat komt de stabiliteit van Defensie helemaal niet ten goede.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de Mme Kattrin Jadin au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "l'administration centrale d'Evere" (n° 18188)

04 Vraag van mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de centrale administratie in Evere" (nr. 18188)

 

04.01  Kattrin Jadin (MR): Madame la présidente, chers collègues, monsieur le ministre, le budget de la Défense fait régulièrement l'objet de discussions. D'un côté, l'externalisation de certaines tâches de la Défense est en cours de préparation afin de permettre la réalisation de davantage d'économies. D'un autre côté, il est envisagé d'augmenter le budget au fur et à mesure pour atteindre 1,3 % du PIB belge d'ici 2030. C'est un grand et bon objectif, que je soutiendrai.

 

Cependant, afin que l'armée belge fonctionne parfaitement, une administration impeccable s'avère nécessaire. D'après mes informations, l'administration centrale de la Défense, qui se trouve à Evere, constitue un département assez important.

 

Monsieur le ministre, combien de personnes sont-elles engagées au sein de l'administration centrale d'Evere? Quelle est la proportion du budget de la Défense alloué au quartier d'Evere, frais de fonctionnement et coût de personnel inclus? Quelles sont les tâches de cette administration? Seront-elles également en partie externalisées?

 

04.02  Steven Vandeput, ministre: Madame la présidente, madame Jadin, les différents services, directions générales et états-majors centralisés au quartier Reine Élisabeth situé à Evere, à l'exclusion du département d'état-major Renseignement et sécurité (ACOS IS), comptent au total 2 526 membres du personnel, à savoir 2 213 militaires et 313 agents civils. Cela signifie qu'environ 10 % du budget de la Défense est alloué aux coûts de personnel et frais de fonctionnement du quartier Reine Élisabeth.

 

Hormis la garde et le service horeca, je n'envisage pas d'externalisation des services de l'administration à Evere.

 

04.03  Kattrin Jadin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie de votre réponse.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de Mme Kattrin Jadin au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "les essais de munitions et d'armes au Lager Elsenborn" (n° 18193)

05 Vraag van mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de munitie- en wapentests in het kamp Elsenborn" (nr. 18193)

 

05.01  Kattrin Jadin (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, au cours des dernières années, des débats ont eu lieu à plusieurs reprises au sujet de tests de munitions et d'armes au Lager Elsenborn. Les tests qui ont sans doute fait le plus de bruit sont ceux du fabricant d'obus MECAR. Mais depuis, le silence plane sur ce sujet alors que les riverains continuent à entendre de temps en temps des tirs suspects.

 

Alors qu'il est tout à fait normal que l'armée belge s'exerce à Elsenborn, il m'est parvenu que la police fédérale y entreprend également des entraînements de tirs.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous me dire si des entreprises privées passent des tests de munitions ou autres au Lager Elsenborn? Si oui, des entreprises étrangères figurent-elles parmi elles? Si non, quels sont les services publics étant autorisés à s'y exercer?

 

05.02  Steven Vandeput, ministre: Madame la présidente, madame Jadin, il n'y a plus d'entreprise civile qui effectue des tests de munitions et d'armes à titre privé au camp de Elsenborn.

 

Dans le cadre des contrats existants, il est possible que des firmes civiles belges ou étrangères soient présentes lors de tests de matériel de la Défense belge, notamment dans le cas d'un éventuel appel à la garantie.

 

La police, la Sûreté de l'État, la douane, le Département de la Nature et des Forêts du Service public de Wallonie et, sous le couvert de celle-ci, les Chasses de la Couronne ont une autorisation domaniale pour l'utilisation du domaine militaire.

 

05.03  Kattrin Jadin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour la clarté de votre réponse.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Mijjnheer De Vriendt, u hebt uw vragen nr. 18315 en 18438 laten omzetten in schriftelijke vragen. Het woord is dus opnieuw aan mevrouw Jadin.

 

06 Question de Mme Kattrin Jadin au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la présence militaire belge en Lituanie" (n° 18357)

06 Vraag van mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de Belgische militaire aanwezigheid in Litouwen" (nr. 18357)

 

06.01  Kattrin Jadin (MR): Monsieur le ministre, une partie de notre armée est actuellement déployée en Lituanie au sein des forces multinationales sous l’égide de l’OTAN. La mise en place de ce dispositif militaire a été décidée, il y a presque un an lors du dernier sommet de l’OTAN en juillet 2016 à Varsovie.

 

Nos militaires sont ainsi engagés dans un vaste projet visant à démontrer à la Fédération de Russie les capacités de réaction de l’OTAN par une série d’opérations militaires. Dans l'article paru le 5 mai dernier, le journal La Libre Belgique affirme que nos militaires participeront prochaine–ment à l’installation des forces américano-britanniques dans le Nord-Est de la Pologne.

 

Monsieur le ministre, pour combien de temps cette partie de notre armée restera-t-elle mobilisée en Lituanie? L’envoi de nouveaux hommes en Lituanie est-il prévu? La participation de notre armée à l’installation des forces américano-britanniques en Pologne est-elle vérifiée? Les déclarations récentes du président américain Donald Trump à l’égard de l’OTAN peuvent-elles avoir un impact sur cette mission? Cette question date du 5 mai; je dispose donc déjà de quelques éléments de réponse.

 

06.02  Steven Vandeput, ministre: Madame Jadin, la Belgique participe à la Enhanced Forward Presence de l'OTAN avec une capacité de transport logistique, depuis la fin du mois de janvier 2017 et ce, jusque fin décembre 2017. Le détachement compte environ 100 militaires relevés tous les trois mois et demi, mais le nombre de postes diminuera d'une dizaine à partir de juillet 2017, à la suite de la reprise de certaines missions par un détachement de transport luxembourgeois.

 

Il n'est actuellement pas envisagé de renforcer notre participation durant la période précitée. Jusqu'à présent, notre détachement a exécuté ses missions seulement dans les États baltes et n'a donc pas fourni son appui à l'installation d'unités américaines ou britanniques en Pologne.

 

Quant aux déclarations récentes du président Trump, il est prématuré d'en présager les conséquences sur cette mission.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Samengevoegde vragen van

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de pensioenregeling voor militairen" (nr. 18558)

- mevrouw Julie Fernandez Fernandez aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de opschorting van de hervorming van de pensioenleeftijd van de militairen" (nr. 18628)

07 Questions jointes de

- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le régime des pensions des militaires" (n° 18558)

- Mme Julie Fernandez Fernandez au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la mise en 'stand-by' de la réforme de l'âge de la retraite des militaires" (n° 18628)

 

07.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, op de superministerraad rond veiligheid van 14 mei 2017 kwam er opnieuw geen witte rook voor de militairen die nu al meer dan zeven maanden wachten op duidelijkheid over hun pensioenregeling.

 

Wel bevestigde de regering eerder al dat de enveloppe voor de zware functies in totaal 39 miljoen euro zal bedragen vanaf 2019. Wie daaronder zal vallen, is nog steeds voer voor discussie. Ik heb daarover al een aantal debatten gevoerd met de minister van Pensioenen. Ondertussen is er begrijpelijkerwijs veel ongerustheid en nemen de geruchten onder de militairen toe. Ik verwijs naar het vorig debat dat we hebben gevoerd over die al dan niet actie met defecte voertuigen.

 

Mijnheer de minister, ik heb drie vragen voor u.

 

Ten eerste, is er al enige duidelijkheid over de timing van de pensioenhervorming voor militairen, over de overgangsmaatregelen, over wie het statuut van zwaar beroep zou krijgen en over de budgettaire impact van de verhoging van de pensioenleeftijd? Is er al enig zicht op hoe de strategische visie zal moeten worden aangepast aan de verhoging van de pensioenleeftijd, wat betreft verdeling van budgetten, instroom, het leger jong houden enzovoort?

 

Ten tweede, waarom blijft een beslissing uit?

 

Ten derde, was Defensie betrokken bij de bespreking van de enveloppe voor zware beroepen en de vastlegging ervan op 39 miljoen euro? Op welke manier? Wat was de inbreng en wat waren de eisen van Defensie in dit verband?

 

07.02 Minister Steven Vandeput: Mevrouw de voorzitter, mijnheer De Vriendt, het is natuurlijk wat moeilijk als u een vraag omzet en ik verwijs daarnaar in mijn antwoord op de volgende vraag, maar ik zal proberen een antwoord te geven.

 

De extra Ministerraad van 14 mei ging over interne veiligheid. Ik kan u bevestigen, zoals al zo vaak bevestigd, dat het kazerneplan noch de aanpassing van de pensioenleeftijd noch het budget van Defensie ooit het voorwerp hebben uitgemaakt van enige agenda of ontwerpagenda van die vergadering.

 

Wat de pensioenen betreft, zoals reeds gesteld in antwoorden op meerdere parlementaire vragen, werd met de vakbonden overeengekomen dat zij begin 2017 een memorandum zouden indienen met al hun vragen betreffende de pensioenhervorming. Dit memorandum werd twee keer met hen besproken. Dat heeft ons de mogelijkheid gegeven ons, het kabinet Pensioenen en het kabinet Defensie – laat mij duidelijk zijn: er is iemand anders bevoegd voor de pensioenen an sich – de volledige toedracht van het memorandum uit te leggen. Ondertussen is er op zowel technisch als politiek niveau verder gewerkt aan transitiemaatregelen. Deze hebben uiteraard zowel een impact op het budgettaire luik van het dossier als op het kwalitatieve en kwantitatieve luik, namelijk de evolutie van de effectieven van Defensie.

 

Wat de zware beroepen betreft, wens ik nogmaals te melden dat de hervorming van het preferentiële pensioenstelsel van de militairen gepaard gaat met de invoering van het nieuwe pensioenstelsel, dat rekening zal moeten houden met de zwaarte van het beroep. Voor dit laatste zal de regering een standpunt innemen, doch slechts na het voorstel van het Nationaal Pensioencomité, waarvan de samenstelling u ongetwijfeld bekend is. Dit gebeurt dus onder de bevoegdheid van de minister van Pensioenen, Defensie zit daar niet mee aan tafel. Zowel de militaire vakbonden als de militaire vertegenwoordiging hebben in het Nationaal Pensioencomité tekst en uitleg verstrekt bij de precieze inhoud van het militaire beroep.

 

Voor wat betreft de impact op de strategische visie is één en ander natuurlijk afhankelijk van hetgeen uiteindelijk als overgangsmaatregel zal worden bepaald. Het is vandaag moeilijk om daarop specifiek te antwoorden. Ik heb al meermaals aangehaald dat in de strategische visie in een aantal investeringen wordt voorzien die absoluut noodzakelijk zijn. Ook op het vlak van rekrutering en dergelijke wordt een aantal maatregelen aangekondigd die vandaag worden omgezet in implementatieschema’s en dergelijke. In het kader van de verjonging van onze Defensie kan er geen sprake zijn van een vermindering van de rekrutering.

 

07.03  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, het grote probleem is natuurlijk dat de regering heeft beslist om de pensioenleeftijd te verhogen zonder een tegemoetkoming voor de zware beroepen zoals dat van de militairen. Als minister van Defensie moet u bij de minister van Pensioenen op tafel kloppen om de belangen van de militairen te verdedigen. Dat is eigenlijk uw job.

 

Het overleg met betrekking tot het bepalen welke functies onder de zware beroepen vallen wordt gevoerd, maar u hebt wel een enveloppe van 39 miljoen euro vrijgemaakt vanaf 2019, wat ook de compleet omgekeerde wereld is. Ik heb gevraagd welke tegemoetkoming er met een enveloppe van 39 miljoen euro kan gebeuren. Het antwoord van de minister van Pensioenen was ontstellend: “De regering is uitgegaan van een scenario waarbij alleen zware loopbaanjaren vanaf 2018 kunnen worden gecompenseerd”.

 

Dat is al compleet ridicuul want voor een militair die nu 40 of 50 jaar oud is zouden de zware loopbaanjaren pas vanaf 2018 meetellen. Bovendien ging de regering er ook vanuit dat 20 jaar zwaar beroep door een jaar vervroegd pensioen zou kunnen worden gecompenseerd. Dat betekent dan dat iemand die 20 jaar verpleegster is met pensioen zou kunnen gaan op 66 jaar in de plaats van 67 jaar.

 

Ik denk dat het onmogelijk is om militairen te beschouwen als een normaal beroep waarin men in staat zou moeten zijn om te blijven werken tot 67 jaar. Dat gaat niet. Wij rekenen op u om die visie te ondersteunen.

 

07.04 Minister Steven Vandeput: Mijnheer De Vriendt, als u altijd aanklaagt dat er veel onduidelijkheid en veel ongenoegen is en dat de geruchtencircuits zich verspreiden, dan moet u uw repliek eens nalezen. Een nieuwe regeling gaat maar in op het ogenblik dat de nieuwe regeling is goedgekeurd. Alles wat gold voor die nieuwe regeling, wordt beschouwd als verworven. Dat is een garantie die vanaf dag 1 gegeven is, zowel aan de militairen zelf via een infoflash als aan de vakbonden. Als men daar een saus van onzekerheid over wil gieten, dan doet men maar.

 

Laat mij echter heel duidelijk zijn: tot een nieuw systeem in werking zal zijn, zijn alle rechten zoals ze vandaag worden verworven en opgebouwd verworven. Punt. Die worden behouden. Ik zal niet ingaan op het antwoord van de minister van Pensioenen want zoals gezegd vallen die zware beroepen niet onder mijn bevoegdheid. Ik heb heel duidelijk al veel langer gezegd dat militair effectief een heel specifiek beroep is. Het is een heel specifiek beroep, op basis waarvan wij vandaag garanderen dat alles wat mensen vandaag bijeen hebben gespaard op het vlak van anciënniteit, hoogte van het pensioenbedrag en alle zaken die te maken hebben met de samenstelling van het pensioen tot de nieuwe regeling in dienst gaat, verworven is en ook verworven blijft voor de toekomst.

 

Het nieuwe systeem zal pas opgebouwd kunnen worden van het ogenblik waarop dat nieuwe systeem in voege gaat. Ik begrijp uw bekommernis over de gevoelens van de militairen en de manier waarop zij effectief veranderingen zien aankomen maar geef dan alstublieft een juiste interpretatie. Er is vandaag nergens sprake van een pensioenleeftijd van 66 of 67 jaar. De notificatie van oktober vorig jaar was zeer duidelijk over waar we uiteindelijk moeten komen. Vandaag werken we hard aan overgangssystemen en -maatregelen. Wij hopen ook met de vertegenwoordigers van onze militairen tot een resultaat te komen dat, hoewel het nooit voldoende zal zijn, toch in enige mate bevredigend kan zijn. Het geheim van succes op zo'n niveau is natuurlijk ook dat men daar enige vertrouwelijkheid over bewaart.

 

07.05  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Excuseer, mijnheer de minister, maar u hebt die problemen compleet aan uzelf te wijten. Het is niet Groen dat de pensioenleeftijd heeft opgetrokken zonder in een uitzondering te voorzien voor zware beroepen of voor het beroep van militair. Het is de regering die dat heeft gedaan. Het was ook niet Groen dat een budgetenveloppe van 39 miljoen euro heeft vastgelegd vanaf 2019. U maakt deel uit van de regering, wij hebben dat niet beslist. Het is een veel te magere enveloppe waardoor er onvoldoende gecompenseerd kan worden.

 

Ik baseer mij dus niet op geruchten, ik baseer mij op beslissingen van de regering om te zeggen dat die beslissingen slecht zijn voor de zware beroepen en ook voor de militairen. Er zijn al veel zaken beslist zonder dat men oog heeft gehad voor de terechte zorgen van de militairen zelf. Dat is de wereld op zijn kop.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Questions jointes de

- Mme Kattrin Jadin au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "les signes de radicalisation dans les casernes" (n° 18655)

- M. Veli Yüksel au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la présence d'extrémistes dans l'armée belge" (n° 19222)

08 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "tekenen van radicalisering in kazernes" (nr. 18655)

- de heer Veli Yüksel aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "extremisten in het Belgische leger" (nr. 19222)

 

08.01  Kattrin Jadin (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, l'armée allemande est secouée par la découverte de symboles nazis ainsi que d'ultranationalistes dans ses rangs. Le scandale prend sa source, il y a de cela deux semaines, lorsqu'un officier adhérant aux thèses ultranationalistes et xénophobes a été arrêté et que les fouilles de sa caserne ont permis de découvrir des reliques de la Wehrmacht entreposées dans une salle publique.

 

Bien que ces faits se déroulent en Allemagne, ils interpellent et suscitent l'interrogation sur la possibilité que des faits de radicalisation similaires aient lieu dans nos casernes.

 

Monsieur le ministre, depuis 2012, a-t-on relevé des faits de radicalisation similaires dans nos casernes, radicalisation de tout type, bien entendu? Quels sont les programmes de prévention mis en place par votre département pour prévenir de tels faits?

 

08.02  Veli Yüksel (CD&V): Mijnheer de minister, bij de Duitse defensie werd een rechts-extremistisch netwerk blootgelegd. Op dit moment worden 275 verdachte voorvallen onderzocht door de Duitse militaire geheime dienst. Ik meen dat dit een zeer zorgwekkende situatie is.

 

In België kregen wij de jongste jaren ook te maken met extremisme in ons leger. Het ging dan vooral om radicaal islamitisch gedachtegoed, extreem–rechts gedachtegoed en criminele motorbendes. Naar aanleiding van een krantenartikel over een rapport van het Comité I zei u als antwoord op mijn vraag van 9 december 2015 dat het leger reeds met vertrouwenspersonen werkt die voortijdig, en dus preventief, radicalisering kunnen opsporen. Bovendien gaf u aan dat u met de Algemene Dienst voor Inlichtingen en Veiligheid zou overleggen, en dat u ook een gesprek zou hebben met de voorzitter van het Comité I, om na te gaan hoe deze problematiek intern kan worden opgevolgd.

 

Ik heb hierover de volgende vragen voor u.

 

Ten eerste, over hoeveel gevallen van extremisme ging het in de jaren 2013 tot 2017? Welke analyse maakt u op basis van deze cijfers?

 

Ten tweede, van hoeveel ex-militairen is bekend dat zij geradicaliseerd zijn? Op welke manier?

 

Ten derde, welke opvolging werd er door de ADIV en door het Comité I gegeven aan het rapport van eind 2015 van het Comité I? Welke diensten houden zich nog met deze problematiek bezig?

 

Ten vierde, welke concrete maatregelen worden er genomen om actief op zoek te gaan naar geradicaliseerde elementen bij de Belgische strijdkrachten? Vindt er een screening plaats bij de aanwerving en/of gedurende de opleiding van nieuwe rekruten en personeelsleden? Vindt er ook een screening plaats naar activiteiten buiten de werkvloer?

 

Ten vijfde, zijn die maatregelen aangepast in vergelijking met voorgaande jaren? Zo ja, in welke zin?

 

Ten zesde en ten slotte, in welke strafmaatregelen wordt voorzien in geval van extremisme of radicalisering?

 

08.03  Steven Vandeput, ministre: Madame la présidente, chers collègues, la Défense ne dispose pas d'informations qui laissent à penser que des faits d'une ampleur comparable à l'affaire qui a récemment éclaté en Allemagne se seraient déroulés en Belgique.

 

Les mesures de prévention consistent à screener les candidats militaires et à promouvoir les valeurs de la Défense auprès de tous les militaires. Des directives relatives aux signes de radicalisation ont également été diffusées à toutes les unités.

 

Inzake het aantal gevallen van extremisme kan ik meegeven dat de ADIV een zestigtal leden van Defensie volgt, die zich mogelijks in een geradicaliseerd, religieus milieu ophouden. Ik leg de nadruk op het gebruik van adjectieven en bijwoorden in deze zin. Men heeft het over een zestigtal leden die zich “mogelijks in een geradicaliseerd milieu” bevinden.

 

Inzake extreemrechts is naast het dossier van Bloed, Bodem, Eer en Trouw van 2006 ook het dossier van de Soldiers of Odin gekend, dat in 2016 in de pers is verschenen. De snelle detectie en interne communicatie binnen Defensie heeft een ontradend effect gehad op mogelijke nieuwe rekruten. De betrokken militairen hebben zich sindsdien van de betrokken organisaties gedistantieerd.

 

Het extreemlinkse gedachtegoed, met name het anarchisme en het antimilitarisme, is van nature een veeleer externe dreiging. Er bestaat op dit ogenblik slechts één enkel dossier in dat domein dat lopende is en waarover bijgevolg geen nadere informatie kan worden gegeven.

 

Voor criminele motorbendes worden op dit ogenblik een dertigtal leden van Defensie gevolgd, die mogelijks daarbij betrokken zijn. Het gaat hier opnieuw om “mogelijks betrokken zijn”.

 

Een jaarlijkse evaluatie enkel op basis van cijfers is overigens niet relevant, aangezien er jaarlijks dossiers bijkomen en er evenzeer dossiers zonder gevolg worden gesloten wegens gebrek aan grondslag of omdat de betrokken persoon Defensie inmiddels heeft verlaten. Bovendien zijn er militairen die een bepaald gedachtegoed slechts tijdelijk verkennen en ook definitief verlaten. Wij hebben de discussie ter zake in de commissie nog al gevoerd. Het is niet wegens een gedachte dat iemand zonder meer kan worden geweerd uit Defensie. Het gaat over onder andere acties.

 

Om aan te geven wat een gedachte waard is, kan ik u melden dat er zelfs gevallen bekend zijn van individuen die van het ene naar het andere extreme gedachtegoed wisselen. Een dertigtal individuen, die in het verleden voorwerp waren van een onderzoek door Defensie hebben inmiddels Defensie verlaten.

 

Inzake de opvolging van het rapport van het Comité I van eind 2015 moet ik u erop wijzen dat in 2012 daarvoor al bij Defensie een specifieke dienst is opgericht met als doel het voorkomen, het ontraden en, in voorkomend geval, het verwijderen van personeel uit Defensie.

 

Wegens gebrek aan een wettelijke definitie van de termen radicalisme en radicalisatie baseert de ADIV zich in zijn werking op het actieplan Radicalisme. De specifieke dienst die belast is met de opvolging van de dossiers radicalisme volgt de activiteiten van individuen die mogelijks banden hebben met het milieu van de radicale islam, extreemrechts, extreemlinks, anarchisme en antimilitarisme. Het aanhangen van een dergelijk gedachtegoed zou kunnen leiden tot terroristische activiteiten, sabotage, subversie of criminaliteit die schade toebrengt aan Defensie of aan zijn opdrachten. De bevoegde dienst leidt zijn onderzoeken zowel à charge als à décharge in de grootste discretie, met alle wettelijke middelen en onder controle van het Comité I. De ADIV werkt in deze dossiers trouwens nauw samen met zowel Belgische als buitenlandse partnerdiensten.

 

Alle kandidaat-militairen, burgerpersoneel en firma's waarvan het personeel toegang heeft tot de installaties van Defensie maken het voorwerp uit van een systematische veiligheidsscreening en dit al sinds 2013. Het personeel van Defensie dat ontplooid wordt in operaties of een opdracht op het nationaal grondgebied uitvoert maakt het voorwerp uit van een screening zoals bepaald door de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen. De maatregelen die van kracht zijn, zijn de laatste jaren niet aangepast aangezien de screening plaatsvindt op het moment van rekrutering en er op die wijze in feite al proactief een eerste onderzoek werd gedaan.

 

De maatregelen en sancties zijn opgenomen in gedetailleerde instructies. Zodra de bevoegde dienst vaststelt dat er mogelijks misdrijven hebben plaatsgevonden, worden de gerechtelijke overheden onmiddellijk ingelicht.

 

08.04  Kattrin Jadin (MR): Madame la présidente, je remercie le ministre pour sa réponse encore plus complète que je ne l'espérais. Ceci est probablement dû au fait que mon collègue Yüksel a posé des questions précises sur les différents types de radicalisme existant.

 

Il est très intéressant et rassurant de savoir que la Défense veille à ce que ces personnes surveillées ne puissent pas outrepasser leurs prérogatives. J'ai bien entendu qu'elles étaient surveillées de très près.

 

08.05  Veli Yüksel (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord over de verschillende vormen van extremisme.

 

In deze problematiek is permanente opvolging belangrijk. Screening bij rekrutering is uiteraard zeer belangrijk om te voorkomen dat mensen die tot Defensie toetreden, een extremistisch gedachtegoed aanhangen. U zegt dat men sinds 2013 systematisch doorlicht en dat de maatregelen die sindsdien van kracht zijn, overeind blijven.

 

Op basis van het voorval in Duitsland waarschuw ik ervoor om de begeleiding op de werkvloer niet te onderschatten. Ook daar moeten wij zoeken naar manieren om te voorkomen dat mensen extremistisch gedachtegoed aanhangen of zich aansluiten bij organisaties in die zin.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Questions jointes de

- M. Sébastian Pirlot au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le Sommet de l'OTAN" (n° 18883)

- M. Stéphane Crusnière au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le Sommet de l'OTAN" (n° 19269)

09 Samengevoegde vragen van

- de heer Sébastian Pirlot aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de NAVO-top" (nr. 18883)

- de heer Stéphane Crusnière aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de NAVO-top" (nr. 19269)

 

09.01  Stéphane Crusnière (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, je souhaiterais vous interpeller sur le Sommet de l’OTAN mais au sujet d’un point vraiment précis. Durant le Sommet de l'Alliance à Bruxelles, les alliés ont décidé de faire entrer l'OTAN dans la coalition contre Daech. Jusqu'à présent, même si l'OTAN a mis des avions de surveillance à disposition de la coalition, elle n'avait aucun mot à dire.

 

Sur le plan pratique, il semblerait que cette décision va permettre à l'OTAN d'accroître son niveau de participation sur le terrain par la participation à des missions d'entraînement et de formation des forces locales de sécurité en Irak, même si, visiblement - j’espère que vous allez me le confirmer -, il ne serait pas question, à ce stade, d'envoyer des troupes de combat au sol.

 

Monsieur le ministre, quelle a été la position de la Belgique sur cette question quand elle est venue à l’ordre du jour? Quelles seront les conséquences opérationnelles, diplomatiques et politiques de cette décision de faire entrer l'OTAN au sein de la coalition contre Daech?

 

09.02  Steven Vandeput, ministre: Madame la présidente, monsieur Crusnière, lors du Sommet du 25 mai 2017, l’Alliance a approuvé un plan d’action en vue d’une plus grande contribution dans la lutte contre le terrorisme. Ainsi, l’OTAN va devenir un membre à part entière de la coalition internationale à laquelle les vingt-neuf alliés participent déjà. Cela permettra à l’OTAN de prendre part aux délibérations politiques, notamment en matière de coordination de la formation et du renforcement des capacités.

 

L’Alliance va accroître son soutien à la coalition en mettant à disposition des avions de surveillance AWACS afin d’améliorer la gestion de l’espace aérien. Une contribution concrète de l’Alliance se portera en particulier sur la phase de l’après-conflit, notamment dans le domaine de la formation et de l’entraînement des troupes de sécurité irakiennes. De plus, une cellule de renseignement sur le terrorisme sera créée afin de favoriser le partage d’informations entre alliés, notamment en ce qui concerne la menace liée aux combattants étrangers.

 

La Belgique ne s’est pas opposée à ce que l’OTAN participe à la coalition car non seulement cette participation n’est qu’une suite logique à la participation effective des vingt-neuf États, mais elle permettra en plus d’améliorer notre coordination mutuelle et renforcera notre partenariat avec l’Union européenne dans le cadre de la lutte antiterroriste, puisque l’Union européenne est déjà membre de la coalition depuis longtemps.

 

09.03  Stéphane Crusnière (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces précisions.

 

J'entends qu'il y avait effectivement une demande. Je peux comprendre que l'Alliance y prenne part. Cela lui permettra, comme vous le dites, d'être aussi présente à la coordination.

 

J'imagine que cette participation risque, à un moment ou à un autre, d'entraîner une demande supplémentaire pour la Belgique dans le cadre de l'OTAN. Je rappelle à cet égard ce que j'ai déjà dit tout à l'heure. Je réitère la demande pour que, si le périmètre et le type d'action envisagés par notre gouvernement étaient modifiés, le débat ait aussi lieu au sein de ce parlement, comme la résolution le prévoit.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Questions jointes de

- Mme Kattrin Jadin au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "les militaires belges déployés en Irak et aux alentours de Mossoul" (n° 18871)

- M. Peter Buysrogge au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "une éventuelle prolongation de la mission en Irak et en Syrie" (n° 19224)

10 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de Belgische militairen die ingezet worden in Irak en in de omgeving van Mosul" (nr. 18871)

- de heer Peter Buysrogge aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "een eventuele verlenging van de missie in Irak en Syrië" (nr. 19224)

 

10.01  Kattrin Jadin (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, la presse écrite s'est fait l'écho du travail fourni par nos unités sur le sol irakien et plus particulièrement aux alentours de Mossoul.

 

En plus d'un travail d'observation des unités spéciales par l'utilisation de drones, la Belgique appuie la coalition avec ses F-16 et son unité médicale (Special Operations Surgical Team).

 

À l'avenir, nos forces devraient être renforcées par 14 unités de véhicules blindés.

 

Monsieur le ministre, nos unités ont-elles déjà essuyé des attaques, par exemple, avec des drones provenant de l'État islamique? Nos militaires seront-ils exposés en cas de chute de Mossoul et de fuite des troupes de Daech? Combien de membres du personnel militaire belge la Belgique envisage-t-elle d'envoyer? Combien sont-ils actuellement présents?

 

10.02  Peter Buysrogge (N-VA): Mijnheer de minister, ik sluit mij aan bij de vraag van collega Jadin.

 

Wij hebben tijdens de regeling van de werkzaamheden ook reeds even gesproken over de eventuele verlenging van de missie in Irak en Syrië.

 

Midden mei kreeg de regering de vraag van de Verenigde Staten om in de missie langer actief te zijn. Dat werd ook bevestigd door de aanwezige regeringsleden tijdens de gemeenschappelijke commissie voor de Defensie en de Buitenlandse Betrekkingen op 23 mei. De eerste minister liet toen noteren dat de regering bereid is na te gaan in welke mate het mogelijk is in te gaan op dat verzoek en dat de inzet niet is opgenomen in de operationele planning voor Defensie. Ondertussen heeft Nederland laten verstaan dat het op 1 juli niet opnieuw van onze Defensie zal overnemen.

 

U hebt tijdens die gemeenschappelijke commissie ook in uw persoonlijke kaarten laten kijken in verband met uw houding ten opzichte van de vraag van de Verenigde Staten. Mijn vraag is dus eigenlijk een opvolgingsvraag.

 

Heeft de regering reeds een antwoord gegeven aan de Verenigde Staten? Zo ja, wat was het antwoord van de regering? Zo neen, wat is het tijdsframe om die beslissing te nemen, gelet op het feit dat onze missie in theorie afloopt op 30 juni?

 

Indien onze Defensie voort zou intekenen op de missie, wat is de kostprijs en met welke budgetten zou dat gefinancierd kunnen worden? Zal Nederland daartoe eventueel kunnen bijdragen?

 

Wordt er in de planning tijdens de zomermaanden mee rekening gehouden om de deelnemende luchtmachteenheden wat verlof te laten nemen?

 

Ten slotte, op de Ministerraad van 2 juni werd beslist om de landtroepen die ingezet worden in de internationale coalitie, uit te breiden. Op welke manier worden die uitgebreid? Welke taken zullen zij krijgen? Wat is de kostprijs en timing daaromtrent?

 

10.03  Steven Vandeput, ministre: Madame Jadin, mijnheer Buysrogge, avant toute chose, je souhaite rappeler que toutes les données concernant cette opération sont régulièrement communiquées en commission de Suivi des opérations à l'étranger.

 

Nos troupes opèrent à partir des positions tenues par l'armée kurde en zone kurde. La probabilité que les Belges se heurtent à des membres de Daech en fuite est très faible. Actuellement, une dizaine de militaires belges se trouvent à Bagdad, où ils dispensent des formations aux militaires irakiens, tandis qu'une vingtaine d'entre eux opèrent à partir du Nord de l'Irak où, en étroite collaboration avec leurs homologues néerlandais, ils assistent et conseillent les unités irakiennes et kurdes dans leur lutte contre Daech.

 

La situation en Irak évolue très rapidement. Les troupes irakiennes doivent maintenant progresser dans des zones reconquises qui n'ont pas encore été débarrassées des mines, des munitions non explosées ou des engins improvisés. Actuellement, nos troupes en Irak disposent de véhicules blindés civils. Pour offrir à nos troupes une protection passive maximale, il a été décidé de déployer des véhicules blindés militaires de type Dingo. L'engagement de ces véhicules ne change rien aux mesures d'atténuation des risques et de contrôle opérationnel qui sont déjà d'application dans cette opération.

 

Depuis le 4 juin 2017, la contribution belge mentionnée précédemment est donc renforcée d'environ 14 militaires et de ces véhicules blindés. Le coût total de cette extension est estimé à 1 202 555 euros. Ceci est repris dans les changements internes dans le budget de la Défense.

 

Mijnheer Buysrogge, de verlenging van de inzet van de F-16’s tegen ISIS wordt momenteel besproken in de regering. Ik hoop dat wij daarover de komende week in de Ministerraad een beslissing kunnen nemen. Een antwoord aan de Verenigde Staten zal uiteraard na de beslissing gegeven worden. De totale kosten voor een verlenging van de inzet van onze F-16’s volgens bepaalde voorwaarden wordt geschat op 23 076 550 euro bruto en 16 975 703 euro netto.

 

De geplande tegenprestaties van Nederland zijn onder andere de levering van het bijbehorend detachement Force Protection en onder andere de overname van de beurtrol Benelux-QRA tot het einde van dit jaar. Andere mogelijke tegenprestaties worden nog onderzocht, bijvoorbeeld de overname door Nederland van de beurtrol in ODF voor het volledig jaar 2018. Een financiële tegemoetkoming van Nederland is niet gebruikelijk in dergelijke operaties en ik weet ook niet of daar wettelijke gronden voor bestaan. Er wordt in ieder geval aan voortgewerkt. In Nederland is men momenteel bezig een kabinet te vormen en hoe dat verloopt is onderwerp van berichtgeving in de media. Het feit dat Nederland zich in de procedure van kabinetsvorming bevindt, brengt echter met zich dat heel concrete afspraken en beslissingen vandaag moeilijker zijn. Op korte termijn dienen de Nederlanders echter geen beslissingen meer te nemen.

 

Ik kan u nog zeggen dat Defensie tijdens de zomermaanden werkt aan een flexibele planning, zodat korte rotaties van het personeel kunnen gebeuren, waardoor de impact op zomerverloven voor de militairen en hun families geminimaliseerd wordt.

 

10.04  Peter Buysrogge (N-VA): Dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister.

 

Ik begrijp uit uw antwoord dat de regering vermoedelijk de komende week – de tijd tikt ongenadig – een beslissing zal nemen. Ik heb ook begrepen dat er in de zomermaanden – dat is belangrijk voor onze militairen – rekening wordt gehouden met de gezinsplanning en dat daarop dan ook flexibel ingespeeld zal worden.

 

U hebt budgetten opgesomd, die, zo vermoed ik, oorspronkelijk niet waren ingeschreven, aangezien daarin niet voorzien werd. Ik meen dat het goed is om alles in overweging te nemen, met het oog op een belangrijke beslissing, zeker gelet op het feit dat het volgende half jaar cruciaal wordt in de inzet tegen IS. Het is belangrijk dat wij in de internationale coalitie, die nu ook door de NAVO gesteund wordt, alles in het werk stellen om IS te verslaan.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de Mme Kattrin Jadin au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le protocole d'accord sur la colocalisation du contrôle aérien civil et militaire sur le site de Belgocontrol" (n° 18873)

11 Vraag van mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het protocolakkoord met betrekking tot het samenbrengen van de civiele en militaire luchtverkeersleiding op de site van Belgocontrol" (nr. 18873)

 

11.01  Kattrin Jadin (MR): Monsieur le ministre, afin de s'inscrire pleinement dans le programme Ciel unique européen, le contrôle aérien civil et militaire va être rassemblé sur le site de Belgocontrol à Steenokkerzeel. Ledit programme impose une plus grande coopération entre les différents acteurs du transport aérien. Le déménagement serait prévu pour 2019 tandis que l'ensemble du processus se conclurait vers 2030 avec des économies de l'ordre de 50 à 60 millions d'euros et un partage des connaissances et de l'expérience allant vers une meilleure synergie.

 

Monsieur le ministre, quel est le calendrier prévu pour la mise en place complète du programme Ciel unique européen en Belgique? Concrètement, quels seront les avantages de cette collaboration? Comment votre département accueille-t-il la mise en place de ce programme?

 

11.02  Steven Vandeput, ministre: Mevrouw de voorzitster, madame Jadin, le projet Ciel unique européen est toujours en cours. Nous attendons encore de nouvelles réglementations. Nous pouvons nous attendre à ce que l'implémentation du projet se poursuive encore bien après 2030.

 

La Défense suit cette réglementation européenne et s'y conforme. La collaboration étroite avec Belgocontrol aura plusieurs avantages, tant au niveau du personnel que du budget. Dans le domaine des opérations, les services de contrôle du trafic aérien seront colocalisés et travailleront dans un premier temps côte à côte. Les services seront graduellement intégrés dans une entité composée de civils et de militaires.

 

En ce qui concerne le service de météorologie, des activités communes et centralisées en soutien de l'aviation seront également intégrées. Pour les deux domaines, une intégration graduelle de la formation du personnel est également prévue. L'intégration des différents services opérationnels renforcera davantage la coopération technique déjà existante.

 

La mise en place du programme Ciel unique européen est accueillie de manière positive par la Défense, puisqu'il s'agit d'une uniformisation des règles aéronautiques dans l'espace aérien européen.

 

11.03  Kattrin Jadin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces réponses.

 

J'entends bien que les choses se mettent sérieusement en place, même si l'implémentation complète ne se fera que bien au-delà de 2030.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Aangezien mevrouw Vanheste niets heeft laten weten, vervalt haar vraag nr. 18918.

 

12 Question de M. Jean-Jacques Flahaux au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "les conditions liées au dépassement du mur du son pour les avions de la Force aérienne belge" (n° 18926)

12 Vraag van de heer Jean-Jacques Flahaux aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de voorwaarden voor het doorbreken van de geluidsbarrière door vliegtuigen van de Belgische luchtmacht" (nr. 18926)

 

12.01  Jean-Jacques Flahaux (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, ce 29 mai, le double "bang" caractéristique d’un avion dépassant le mur du son a été entendu sur une vaste zone couvrant le Hainaut et le Brabant wallon. La presse relaie les peurs et les émotions de personnes surprises par cette détonation. Aux oreilles de personnes non initiées, ce bruit soudain peut passer pour une explosion. Dans le contexte actuel de peur compréhensible d’attentats, ce puissant bruit peut être traumatisant. L’onde de choc fait trembler les vitrages des maisons.

 

Monsieur le ministre, pourriez-vous me confirmer que c'est bien un de nos avions militaires qui a produit cette détonation? Dans l’affirmative, est-ce dans le cadre d’un Quick Reaction Alert (QRA)? Toujours dans l’affirmative, quelles ont été les impératifs et les conditions qui ont conduit à cette QRA? Pourriez-vous rappeler quelles sont les conditions qui autorisent le dépassement de Mach 1, voire davantage, pour les avions de la Force aérienne belge?

 

Je vous remercie pour vos réponses et le suivi que vous donnerez à ce dossier.

 

12.02  Steven Vandeput, ministre: Monsieur Flahaux, je vous remercie pour votre question.

 

Je peux vous confirmer que le 29 mai 2017, un F-16 belge a franchi le mur du son. La réglementation en vigueur a bien été respectée.

 

J'ai déjà expliqué plusieurs fois cette réglementation. Cela a été aussi le cas lors de ma réponse à la question orale parlementaire n° 9816 du 1er mars 2016 de votre collègue M. Georges Dallemagne.

 

Dans le cas présent, il ne s'agissait pas d'un QRA mais d'un test. Il est bien spécifié dans le règlement qu'il s'agit de tests réalisés à plus de 36 000 pieds après une maintenance poussée.

 

Les règles sont claires et vous pourrez les trouver dans ma réponse à la question de M. Dallemagne.

 

12.03  Jean-Jacques Flahaux (MR): Madame la présidente, je remercie M. le ministre pour sa réponse complète et je consulterai avec intérêt la réponse faite à mon collègue, M. Dallemagne.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

13 Question de M. Stéphane Crusnière au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "l'aperçu des missions à l'étranger" (n° 18984)

13 Vraag van de heer Stéphane Crusnière aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het overzicht van de buitenlandse operaties" (nr. 18984)

 

13.01  Stéphane Crusnière (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, comme je l'ai dit tout à l'heure, j'avais déposé une proposition de résolution relative à la publicité des missions à l'étranger et, lors d'une précédente réunion de commission, j'avais demandé votre avis à ce sujet. Plus d'un mois et demi s'étant écoulé, je me suis permis de déposer une question pour que vous nous fassiez connaître votre point de vue et que nous puissions avancer sur ce point en commission.

 

Je me permets donc de vous interroger une énième fois concernant l'aperçu des missions belges à l'étranger et la transmission systématique à notre assemblée du plan des opérations militaires de l'année à venir au moment des débats budgétaires, comme vous l'avez d'ailleurs fait pour le budget 2017 à la demande de mon groupe.

 

C'est en ce sens que j'ai rédigé, avec mes collègues, une proposition de résolution très claire prenant en compte toutes les règles indispensables en matière de sécurité pour notre Défense et nos militaires.

 

Force est de constater qu'il semble difficile d'obtenir votre avis sur la question, malgré les promesses faites en commission. Pendant ce temps, le site de la Défense reste très lacunaire et, surtout, en décalage avec les missions en cours. Je rappelle que, selon le site, nous sommes toujours présents en Antarctique alors que cela fait bien longtemps que nous l'avons quitté.

 

Monsieur le ministre, seriez-vous d'accord de publier l'ensemble des informations publiques du plan des opérations remises à la Chambre sur le site internet de la Défense dans l'aperçu des opérations et exercices de nos militaires dans le monde et d'actualiser ces informations chaque fois que cela sera pertinent? La publication qui a été faite à votre demande – et je vous en remercie – lors du précédent débat budgétaire dans les Annales de la Chambre serait-elle anticonstitutionnelle, comme certains de mes collègues l'ont évoqué, invoquant une dérogation à l'article 167 de la Constitution? Comptez-vous prendre l'engagement de joindre systématiquement à votre note de politique générale le plan des opérations militaires de l'année à venir et de prévenir la Chambre lorsqu'il s'avère nécessaire d'actualiser les données reprises dans ce plan?

 

13.02  Steven Vandeput, ministre: Madame la présidente, monsieur Crusnière, la Défense communique mensuellement ses opérations en cours via un point de presse. Suite à celui-ci, un document accompagné de la carte du monde montrant visuellement toutes les opérations actuelles et qui résume l'ensemble des opérations en cours et les faits marquants est publié sur le site de la Défense. Par le passé, la Défense organisait ce point de presse de manière hebdomadaire. L'intérêt de la presse diminuant au fur et à mesure, l'état-major a décidé de ne plus l'organiser que mensuellement.

 

L'article 167 de la Constitution stipule que le Roi commande les forces armées et constate l'état de guerre ainsi que la fin des hostilités. Il en donne connaissance aux Chambres aussitôt que l'intérêt et la Sûreté de l'État le permettent en y joignant les communications convenables.

 

En tant que ministre de la Défense, je peux informer la Chambre des opérations de la Défense en cours ou planifiées quand cela est estimé opportun.

 

En liant systématiquement et structurellement le plan des opérations pour l'année à venir à la note de politique, cette modification reçoit un caractère coercitif ce qui, selon moi, ne peut pas être l'objectif. La note de politique doit en effet être votée au plus tard le 5 décembre de l'année.

 

Le plan des opérations est un document qui connaît une dynamique différente. Il ne doit pas être prêt au même moment que la note politique et, de plus, ce n'est pas une compétence de la Chambre ou du parlement de voter sur le plan d'opérations, ceci en ayant en tête l'article 167 de la Constitution.

 

Cependant, monsieur Crusnière, en tant que ministre de la Défense, je m'engage dans la mesure du possible à porter à la connaissance de la Chambre le plan des opérations de l'année à venir en marge de la discussion de la note politique. Je suis de bonne volonté. Quand le plan sera fini et agréé par le gouvernement, rien ne m'empêchera de venir le présenter à la Chambre.

 

13.03  Stéphane Crusnière (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie.

 

Vous m'avez rassuré sur plusieurs points, et d'abord sur votre disponibilité pour communiquer les documents. Symboliquement, c'est important, et vous l'avez fait dans le cadre des discussions pour le budget 2017. Nous avions déjà salué ce geste à plusieurs reprises; ce dernier a d'ailleurs débouché sur cette proposition de résolution. Une nouvelle fois, je vous en remercie.

 

Vous me rassurez aussi sur le point qui concerne l'article 167. Vous pouvez évidemment le faire. J'ai toujours été de votre avis. Lors des débats en commission, des membres de votre groupe et du CD&V ont commencé à contester cette possibilité et même à dire qu'elle n'était pas constitutionnelle. C'était tout de même assez perturbant alors que vous aviez procédé à cette publication. Il est donc important de faire aujourd'hui cette précision dans le cadre de cette question.

 

Je sollicite, madame la présidente, la mise à l'ordre du jour rapide de ce texte, puisque, à présent, nous avons l'avis du ministre. Nous avons appris que le ministre y était favorable, et que ce texte n'était pas contraire à la Constitution. Ainsi, tous les arguments qui avaient été évoqués en commission sont aujourd'hui balayés. Je vous demande donc de remettre ce sujet au plus vite à l'ordre du jour.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vooraleer wij overgaan tot de vraag van de heer Yüksel over de kogelwerende vesten, zou ik willen vragen of iemand mij kan vervangen. Het gaat slechts nog om een viertal vragen, maar ik moet echt naar een afspraak. Dat is vervelend.

 

Mijnheer Van Mechelen, u moet naar de Conferentie van voorzitters.

 

Mijnheer Crusnière, kan u mij vervangen? Het is de heer Yüksel die nu een vraag moet stellen. Kan u mij even vervangen? Daarna kan de heer Yüksel u vervangen, wanneer u een vraag stelt. Op die manier zijn wij uit de problemen.

 

Ik dank u hartelijk.

 

Voorzitter: Stéphane Crusnière.

Président: Stéphane Crusnière.

 

14 Samengevoegde vragen van

- de heer Veli Yüksel aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het tekort aan kogelwerende vesten" (nr. 19031)

- mevrouw Julie Fernandez Fernandez aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de kogelvrije vesten van de militairen" (nr. 19196)

14 Questions jointes de

- M. Veli Yüksel au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la pénurie de gilets pare-balles" (n° 19031)

- Mme Julie Fernandez Fernandez au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "les gilets pare-balles des militaires" (n° 19196)

 

14.01  Veli Yüksel (CD&V): Mijnheer de minister, door het verhoogde terreurniveau en de inzet van de militairen in het kader van de operatie Vigilant Guardian  kampt Defensie met een tekort aan kogelwerende vesten. Meer dan 1 000 militairen moeten dagelijks een vest aantrekken voor het bewaken van strategische plekken en gebouwen in ons land.

 

Door het tekort zijn de vesten die de militairen dragen, vaak niet in de juiste maat, onvolledig of vuil. Daardoor kopen steeds meer militairen zelf hun materiaal. Aangezien kogelwerende vesten tot de basisbeschermingsuitrusting van een militair behoren, is het noodzakelijk dat Defensie ter zake de nodige maatregelen treft.

 

Ik heb de hiernavolgende vragen voor u.

 

Ten eerste, hoeveel bedraagt het tekort aan kogelwerende vesten, gelet op de huidige inzet in het kader van de operatie Vigilant Guardian?

 

Ten tweede, generaal Marc Thys van de landcomponent heeft reeds aangegeven dat een eerste bestelling werd geplaatst en dat 12 000 extra vesten zullen worden geleverd. Op welke termijn zullen die bijkomende vesten worden geleverd? Volstaat de bestelling? Indien niet, voorziet u dan in bijkomende bestellingen?

 

Ten derde, zijn er andere onderdelen van de basisuitrusting die niet of onvoldoende op voorraad zijn? Indien ja, voorziet u daarvoor dan ook in extra aankopen?

 

Ten vierde, op welke wijze worden de kwaliteitseisen van de kogelwerende vesten gegarandeerd? Militairen kopen ze immers gewoon zelf aan op het internet of in bepaalde zaken. Hoe wordt dus de bescherming van de militair gegarandeerd die de vest zelf heeft aangekocht?

 

14.02 Minister Steven Vandeput: Mijnheer Yüksel, de tekorten aan kogelwerende vesten die er waren na de aanslagen, toen Defensie met meer dan 1 800 militairen werd ingezet in steun van de politie, werden opgevangen door samenwerking met de Amerikanen. Die Amerikaanse vesten zijn vandaag nog steeds in ons bezit, maar worden enkel aangewend als reservestock. Op straat staan dus enkel mensen met specifiek goedgekeurde en door de Belgische Defensie geleverde kogelwerende vesten.

 

Belangrijk om te weten is dat een kogelwerend vest uit twee ondervesten bestaat, waarin de ballistische bescherming wordt geplaatst. Een ervan wordt gedragen, de ander dient als reserve. Omwille van de maatspreiding is de marge hierin beperkt. Ondervesten dienen ook te worden doorgegeven. Daarbij zou het kunnen dat niet altijd iedereen beschikt over de juiste maat. De bescherming blijft evenwel altijd gegarandeerd, maar soms ten nadele van het comfort.

 

Dat was een bekend probleem en om eraan te verhelpen, werd een bestelling geplaatst van 12 000 extra ondervesten – die zijn al eventjes besteld – die worden verwacht in de tweede helft van 2017. Hierdoor zal iedereen over de juiste maat van ondervest kunnen beschikken. In 2016 werden ook al bijkomende bestellingen geplaatst van het combat shirt, een T-shirt met lange mouwen dat onder de ballistische bescherming wordt gedragen en in een betere warmteafvoer voorziet dan de klassieke T-shirt. Een grote deellevering heeft kennelijk vorige week plaatsgevonden, zodat de bedeling die tijdelijk was stilgelegd door een tekort in bepaalde maten, in de loop van de maand juni kan worden hervat. Het saldo van de levering is gepland voor het derde kwartaal van 2017, waarna alle tekorten zullen zijn opgelost.

 

Ik wil evenwel benadrukken, mijnheer Yüksel, dat het gebruik van zelf aangekocht kogelwerend materieel in principe verboden is en zeker niet aan te raden is. Defensie kan immers enkel de kwaliteit garanderen van het materieel dat zij zelf heeft getest, aangekocht en aan het personeel bedeeld. Het is een taak van de militaire hiërarchie om ervoor te zorgen, via supervisie op alle niveaus, dat de mensen niet vertrekken met materiaal van betwistbare kwaliteit.

 

14.03  Veli Yüksel (CD&V): Mijnheer de minister, ik ben blij te horen dat de 12 000 ondervesten in de tweede helft van dit jaar zullen worden geleverd.

 

U zegt in uw laatste antwoord dat het gebruik van zelf aangekochte vesten of materieel niet is toegelaten bij Defensie. Uw generaal van de landcomponent zegt dat dit een courante praktijk is. Ik citeer even hoe hij het probleem erkent: "Algemeen is het materieel voor de infanteriesoldaat er echt op vooruitgegaan, maar in mijn tijd als luitenant had ik ook een eigen tent en een eigen slaapzak gewoonweg omdat die beter waren dan wat Defensie ons gaf".

 

Er zitten in mijn ogen twee negatieve elementen in.

 

Ten eerste, u zegt dat men die eigenlijk niet mag gebruiken. In het voorbeeld dat de generaal geeft gaat het over een tent, maar u zegt dat we alleen de kwaliteit kunnen garanderen van eigen, gekeurd, materieel.

 

Ten tweede, men zegt hier dat wat men buiten, in de privésfeer, aankoopt vaak van betere kwaliteit is dan wat men krijgt van Defensie. Dat zegt een generaal van de landcomponent. Dan denk ik dat er iets niet klopt.

 

14.04 Minister Steven Vandeput: Mijnheer Yüksel, ten eerste zou ik toch willen zeggen dat niet ik de uitvinder ben van het fameuze concept pooling and sharing. Doorheen heel mijn strategische visie en in elke actie die ik vandaag onderneem ben ik er voorstander van dat elke individuele militair het materieel heeft dat hij nodig heeft om zijn job naar behoren en veilig te kunnen uitvoeren. Pooling and sharing is dus niet mijn uitvinding, zeker niet wat individueel veiligheidsmaterieel betreft.

 

Ten tweede, wil ik er toch op wijzen dat ook ik bijvoorbeeld kan beschikken over een telefoon van het kabinet en dat ik zelf het hoesje kies voor die telefoon. Dat zijn natuurlijk zaken die elke professioneel op een of andere manier voor zichzelf doet. Nu, de door u aangehaalde voorbeelden en ook de voorbeelden die generaal Thys heeft aangehaald in het betrokken interview zijn heel duidelijk. Mijnheer Yüksel, ik meen dat we het er beiden over eens zijn dat een tentje of een slaapzak iets heel anders is dan fundamen–teel veiligheidsmaterieel zoals kogelwerende of scherfwerende vesten. Het materieel van die mensen, van wie sprake door de eerder al vernoemde oud-kolonel met nog vele andere adjectieven, ken ik niet. Ik weet niet of die vesten wel dezelfde zijn of op zijn minst geschikt zijn om de ballistische platen in aan te brengen die wij nodig hebben. Daarop wil ik de aandacht vestigen. Het gaat over ondervesten, niet over complete systemen, want in dat geval zijn er problemen.

 

Ik zeg nogmaals dat Defensie maar kan instaan voor haar personeel als haar personeel werkt met materieel dat door Defensie gekeurd, aangekocht en aangeboden is aan de personeelsleden.

 

Le président: Monsieur Yüksel, pour le dernier mot?

 

14.05  Veli Yüksel (CD&V): Mijnheer de minister, ik denk dat wij hetzelfde zeggen. Voor belangrijke uitrusting, basisuitrusting, in welke situatie dan ook, ga ik ervan uit dat onze personeelsleden bescherming en materieel krijgen van Defensie zelf. Het is dus totaal uit den boze dat mensen daarvoor privégeld zouden uitgeven. In het artikel gaat het om bedragen tot 3 000 euro. Dat kan absoluut niet. Als dat gebeurt, dan is er volgens mij een fundamenteel, structureel probleem.

 

Ik vind het enigszins raar dat u het element van pooling and sharing erbij betrekt. In mijn ogen heeft dat hier niets mee te maken.

 

14.06 Minister Steven Vandeput: Alles.

 

14.07  Veli Yüksel (CD&V): Ik vind het bizar dat de commandant van de landcomponent gewoon zegt dat het in zijn tijd ook zo verliep. Dat wijst volgens mij op een duidelijk structureel, ernstig probleem. Net nu onze militairen op straat beschermings–opdrachten uitvoeren, moeten zij zelf hun beschermingsmaterieel aankopen.

 

14.08 Minister Steven Vandeput: Mijnheer de voorzitter, ik wil dat toch nog even rechtzetten.

 

Mijnheer Yüksel, pooling and sharing betekent dat wij net genoeg materieel aankopen om operatio–neel te kunnen zijn. Op basis daarvan waren er enkele scherfwerende vesten beschikbaar binnen het systeem, maar niet voldoende om de operationaliteit aan de dag te leggen die zou moeten. Dat is pooling and sharing, en daar botsen we ook op de grenzen van dat systeem.

 

U laat opnieuw uitschijnen alsof personeelsleden verplicht zijn hun eigen materieel te kopen, hetgeen ik absoluut wens te betwisten. Onze mensen krijgen alles wat nodig is om hun job te doen.

 

Ik heb mijn legerdienst nog gedaan. Het tentje waarin ik moest slapen, was niet echt waterdicht. Als het slecht weer was, was het niet echt fijn. De slaapzak die ik mee had, daar zweette ik te fel in in de zomer en had ik kou in in de winter. Dat men in die tijd zijn eigen materieel kocht, kan ik mij inbeelden. Ik kan u echter ook zeggen dat het materieel, dat door Defensie ter beschikking wordt gesteld van de militairen, vandaag van een meer dan aanvaardbare kwaliteit is. Voor sommigen zal het nooit genoeg zijn. Er zijn ook mensen die gewoon geloven in hun job en van daaruit iets meer doen. Er zijn vandaag ook bedrijven die een basiscomputer ter beschikking stellen, maar als men iets meer wilt, mag men iets bijleggen en dan krijgt men een betere computer. Dat zijn dingen die gebeuren. Mensen die geloven in hun job zijn bereid om daar een stuk in te investeren.

 

Ik wil absoluut ontkrachten dat het een noodzaak zou zijn dat mensen overgaan tot de aankoop van materieel dat zij absoluut nodig hebben voor de veilige uitvoering van hun job. Dat is niet het geval.

 

14.09  Veli Yüksel (CD&V): Mijnheer de minister, ik ga alleen maar voort op wat ik hierover in de pers heb gelezen.

 

Ik wil nogmaals een citaat voorleggen. Het gaat hier over een getuigenis – ik citeer: “In mijn eenheid zal tot de helft van de jongens, die op het terrein staan, zelf een vest hebben gekocht. Ze zitten ook gewoon beter, zeker als je er uren mee op straat moet staan.”

 

Ik ga voort op wat u daarnet zei. Het is verboden om eigen materieel te gebruiken. Dat hebt u net gezegd. Ik heb het over veiligheidsmaterieel, over vesten. Ik heb het niet over tenten en slaapzakken, of wat dan ook. Als het gaat over vesten meen ik dat militairen de uitrusting moeten hebben die gekeurd, gelabeld is en werd aangekocht door Defensie. Er zijn militairen die eigen aangekochte vesten gebruiken en zij gaan daarmee in de fout volgens uw redenering. U meent ook dat daartegen moet worden opgetreden.

 

Mijn punt is dat militairen van Defensie altijd de uitrusting moeten kunnen krijgen die zij nodig hebben. Als mensen zelf initiatieven nemen, loopt het ergens verkeerd. Deze getuigenis bewijst dat.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

15 Question de M. Jean-Jacques Flahaux au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le choix des drones armés dans le cadre de la vision stratégique 2030" (n° 19131)

15 Vraag van de heer Jean-Jacques Flahaux aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de keuze voor bewapende drones in het kader van de strategische visie 2030" (nr. 19131)

 

15.01  Jean-Jacques Flahaux (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, dans l'accord de gouvernement sur "la vision stratégique pour la Défense à l'horizon 2030", conclu en 2016, il est question de l'achat de drones armés.

 

L'usage de ce type d'armes tactiques létales lors de conflits se généralise. Les drones de surveillance et de combat de la famille Predator et Raptor, développés par General Atomics, sont parmi les plus utilisés au monde, principalement par les différentes branches de l'armée américaine, mais aussi entre autres par la France, le Royaume-Uni, l'Italie ou les Pays-Bas.

 

Cependant, selon les médias, les différents pays européens qui disposeraient de ces armes ne pourraient en faire usage que là où les États-Unis les y autoriseraient. Il s'agirait davantage d'une location de technologie avec du personnel américain que d'un achat. Ces pays seraient donc soumis aux choix stratégiques et géopolitiques américains.

 

L'Europe, quant à elle, tente de rattraper son retard sur Israël – très en avance; j'ai pu m'en rendre compte –, et sur les États-Unis en mettant au point sa propre technologie.

 

Monsieur le ministre, avez-vous déjà lancé les procédures d'appel d'offres quant au modèle et au constructeur de drones armés dans le cadre de cette vision stratégique de notre Défense?

 

Pouvez-vous confirmer ces informations relayées par la presse selon lesquelles les États-Unis garderaient le choix des zones de guerre pour l'usage des drones fabriqués par General Atomics? Quel est votre avis sur le manque de liberté que semblaient avoir les pays européens dans ce dossier?

 

Quelles seraient les retombées économiques que la Belgique pourrait négocier si elle choisissait General Atomics? En tant que membre de l'Union européenne, en termes de retombées économiques notamment, le choix d'un modèle européen ne serait-il pas judicieux, même s'il faudra patienter le temps de sa mise au point?

 

15.02  Steven Vandeput, ministre: Monsieur Flahaux, l'état-major effectue pour le moment une prospection du marché. Par conséquent, aucun appel d'offres concernant l'achat de Remotedly Piloted Aircarft Systems armés n'a été lancé.

 

La problématique des retombées économiques est une compétence du SPF Économie.

 

La vision stratégique prévoit l'achat de drones de type MALE (moyenne altitude, longue endurance) en deux phases. La première phase prévoit la livraison de deux systèmes MALE à partir de 2021 afin de remplacer le système B-Hunter, devenu obsolète.

 

Le fait de postposer la première phase jusqu'à ce qu'un système européen soit mis en place ne se fera probablement pas avant 2025. Ceci aura pour conséquence que la Belgique ne possèdera plus cette capacité dès 2020 et que l'expertise actuelle au quatrième UAV sera perdue. L'achat de drones européens sera évalué lors de la deuxième phase et leur livraison prévue pour 2029 - 2030. Dans ce cadre, la Belgique a actuellement un statut d'observateur dans le programme européen MALE au sein de l'OCAR.

 

15.03  Jean-Jacques Flahaux (MR): Monsieur le ministre, je me rends compte au travers de votre réponse que nous n'en sommes qu'au début du processus puisque vous évoquez les échanges de 2025 et 2030. J'imagine que, d'ici là, la technologie aura considérablement évolué. Nous faisons une sorte de rattrapage. Je vous remercie pour votre réponse qui démontre votre intérêt pour cette technologie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

16 Questions jointes de

- M. Sébastian Pirlot au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "l'industrie belge de sécurité et de Défense" (n° 19176)

- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "les compensations économiques dans le cadre de l'achat d'avions de combat" (n° 19285)

16 Samengevoegde vragen van

- de heer Sébastian Pirlot aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de Belgische veiligheids- en defensie-industrie" (nr. 19176)

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de economische compensaties in het kader van de aankoop van gevechtsvliegtuigen" (nr. 19285)

 

16.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, in de RFGP voor de vervanging van onze F-16’s is 10 % van het puntenaantal voorbehouden aan de bescherming van de zogenaamde essentiële veiligheidsbelangen. In uw strategische visie schrijft u expliciet dat u via deze weg maximale economische return wil voor ons bedrijfsleven. Alleen plaatst de Inspectie van Financiën daar heel wat vraagtekens bij. Economische compensaties zijn door de Europese Unie immers niet meer toegelaten, tenzij via een strikte definiëring van wat de essentiële veiligheidsbelangen inhouden via artikel 346 van het Verdrag voor de Werking van de Europese Unie. Dat lijkt hier niet het geval te zijn; die uitzondering lijkt hier niet van toepassing. De Inspectie van Financiën spreekt over juridische risico’s.

 

De Europese Commissie heeft niet voor niets in 2009 de Defence Procurement Directive uitgevaardigd. Om artikel 346 in te roepen mochten enkel veiligheidsargumenten worden gebruikt, geen economische argumenten. Sinds 2009 is die interpretatie alleen maar strikter geworden. Het is heel eenvoudig: artikel 346 inroepen voor economische compensaties is simpelweg niet meer toegelaten. Ook wanneer de Defense Procurement Directive niet van toepassing is, bijvoorbeeld bij government-to-governmentcontracten, blijft de restrictieve interpretatie van artikel 346 van toepassing. Bovendien zegt de Inspectie van Financiën dat er valse verwachtingen worden gecreëerd over de omvang van de economische compensaties. De ontwikkeling van de gevechtsvliegtuigen is immers al vergevorderd, waardoor de voordelen voor onze bedrijven niet groot zullen zijn.

 

Ten eerste, heeft de regering de RFGP en de invulling van de essentiële veiligheidsbelangen afgetoetst bij de Europese Unie? Zo ja, wanneer precies en met wie? Wat was het Europese advies in het dossier? Ik zou graag een kopie krijgen van alle stukken, briefwisseling en notulen, die aantonen dat er hierover met de EU een contact is geweest. Als er geen contact is geweest, zult u dat nog doen?

 

Ten tweede, hoe reageert u op het advies van de Inspectie van Financiën? Waarom heeft de regering dat advies naast zich neergelegd?

 

16.02 Minister Steven Vandeput: Mijnheer De Vriendt, de Europese richtlijnen noch de Belgische wetgeving leggen op dat er een voorafgaande consultatie van de Europese Unie moet zijn om artikel 346 van het Verdrag in te roepen. De regering voert het regeerakkoord uit binnen de contouren die de Europese regelgeving toestaat. Ik meen dat de beslissingen die in het dossier werden genomen, perfect verdedigbaar zijn.

 

Ten tweede, wat het advies van de inspecteur van Financiën betreft, het is fijn dat documenten die achter gesloten deuren ter beschikking worden gesteld, via welke wegen dan ook naar buiten worden gebracht. Ik neem opnieuw nota van het feit dat het moeilijk is om een aantal zaken vertrouwelijk te behandelen.

 

Ik wil u eraan herinneren dat het advies van de inspecteur van Financiën aangaande de RFGP volstrekt positief was. U laat uitschijnen dat de inspecteur van Financiën een advies heeft verleend waarin hij mij terugfluit, zoals ik in de krant moet lezen. Ik heb steeds meer enkel nog vertrouwen in de prijs van de kranten.

 

Ik kan u alleen maar meedelen dat de regering, met een positief advies van de inspecteur van Financiën, de beslissing heeft genomen om de RFGP uit te sturen, zoals die is uitgestuurd.

 

16.03  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, u zegt dat consultatie met Europa over artikel 346 niet verplicht is, maar is die consultatie gebeurd door de Belgische regering?

 

16.04 Minister Steven Vandeput: Niet door mijn diensten.

 

16.05  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Niet door uw diensten? Dat is toch niet serieus.

 

16.06 Minister Steven Vandeput: Ik heb dat eerder vandaag ook al aangehaald, mijnheer De Vriendt.

 

16.07  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Wie zou dat moeten doen behalve uw diensten?

 

16.08 Minister Steven Vandeput: Mijn diensten zijn de diensten van Defensie, die eerst en vooral, volgens de Europese regelgeving, in de toekomst de beschikking over een nieuwe capaciteit willen krijgen. Als we het hebben over het aandeel van het beschermen van onze veiligheidsbelangen, dan hebben wij het over een specifieke bijdrage van de FOD Economie.

 

Daarom zeg ik dat er vanuit het ACAP-team bij mijn weten geen contact is geweest met de Europese Commissie of welke Europese dienst dan ook. Ik sluit niet uit dat de FOD Economie of de mensen die daarvoor verantwoordelijk zijn binnen de FOD Economie, ooit op die basis contact met Europa hebben gehad. Ik kan maar vermoeden dat zij zich op elke mogelijke manier vergewissen van de juistheid van de dingen die worden aangedragen.

 

In elk geval zeg ik dat er formeel, volgens mij, geen contact is geweest.

 

16.09  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Goed, dan is het aan ons om dat verder te bevragen.

 

Ik noteer dat er vanuit Defensie geen contact is geweest met de Europese Unie over de interpretatie van artikel 346, terwijl u dat wel inroept om de RFGP op te maken; met name op grond van het feit dat 10 % essentiële veiligheidsbelangen meespelen in de gunning door de regering, en die gunning zit toch bij u.

 

U bent toch bevoegd voor het aankoopdossier? Als u als minister beslist om in de gunnings­procedure in te schrijven dat het gaat om 10 % essentiële veiligheidsbelangen, zegt u dat u dat niet hebt afgetoetst bij de Europese Unie. Dat is wat u nu hebt gezegd.

 

16.10 Minister Steven Vandeput: Ik heb dat inderdaad niet afgetoetst bij de Europese Unie.

 

Ik zou alleen graag van u het volgende weten.

 

In dezelfde krant zien wij immers op één bladzijde staan dat 10 % veel te weinig is en op een andere bladzijde dat 10 % veel te veel is. Ik zou graag eens uw mening weten. Ik zou graag eens weten of u vindt dat bij zulke belangrijke investeringen onze eigen industrie en technologie een graantje mogen meepikken of niet. Wees daarover eens duidelijk. Uw collega’s van de PS stemden vorige week tegen een aankoopdossier dat heel belangrijk is voor onze Belgische industrie. Wel, wees eens duidelijk. Is 10 % te veel of te weinig? Of is het misschien een aanvaardbaar geheel, juridisch voor Europa, en tegelijkertijd misschien net niet voldoende voor hetgeen wij willen?

 

Ik wil er trouwens toch wel de aandacht op vestigen dat wij het hebben over 10 % van de toegekende punten. Wij hebben het niet over 10 % van de waarde van het contractbedrag noch over 10 % van de waarde van de life-cyclekosten. Wij hebben het over 10 % van de punten, die worden toegekend in het kader van de verschillende elementen die deel zullen uitmaken van de evaluatie van de offertes.

 

16.11  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, het feit is dat u natuurlijk economische compensaties hebt beloofd, maar dat de Inspectie van Financiën zegt dat u ze niet zult kunnen waarmaken.

 

16.12 Minister Steven Vandeput: Is het te weinig of te veel?

 

16.13  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Dat zegt zij, ten eerste omdat er een probleem is met de invulling van de essentiële veiligheidsbelangen en, ten tweede, omdat het zeer waarschijnlijk zal zijn dat uiteindelijk de return zeer beperkt zal zijn.

 

Wij hebben er geen enkel probleem mee dat onze bedrijven mee profiteren van een buitenlandse bestelling. Alleen moet u het wel kunnen waarmaken. Wij waarschuwen voor het kunstmatig mee laten sturen van zo’n buitenlandse bestelling op basis van economische compensaties, omdat dit in het verleden reeds heeft geleid tot onder andere opgepompte prijskaartjes en bestellingen die niet optimaal zijn op het vlak van prijs-kwaliteit.

 

Voorzitter: Peter Buysrogge.

Président: Peter Buysrogge.

 

Over het advies van de Inspectie van Financiën zegt u dat het positief was. Dat is juist. Het globale advies was positief, maar de Inspectie van Financiën heeft wel kritische bemerkingen geformuleerd.

 

16.14 Minister Steven Vandeput: Laat het mij duidelijk zeggen, het is de taak van de Inspectie van Financiën om kritische adviezen geven.

 

16.15  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Ja, maar de Inspectie van Financiën zou ook een 100 % positief advies kunnen afleveren, zonder kritische bemerkingen. De vraag is hier wat u gedaan hebt met die kritische bemerkingen. Blijkbaar hebt u daar niets mee gedaan, hebt u gewoon voortgedaan en de RFGP geformuleerd zoals u het zelf hebt gewild.

 

We leren hier vandaag bovendien dat u dat ook niet hebt afgetoetst bij de Europese Unie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De vragen nrs. 19261, 19262 en 19263 van de heer Ducarme en vraag nr. 19264 van de heer Calomne worden omgezet in schriftelijke vragen of worden uitgesteld.

 

17 Question de M. Stéphane Crusnière au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "une éventuelle mission en Corée du Sud" (n° 19270)

17 Vraag van de heer Stéphane Crusnière aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de eventuele deelname aan een missie in Zuid-Korea" (nr. 19270)

 

17.01  Stéphane Crusnière (PS): Monsieur le ministre, en marge de la mission économique princière qui se déroule actuellement en Corée, votre collègue en charge des Affaires étrangères a rencontré à Séoul le commandant en chef des forces américaines en Corée du Sud, le général Vincent Brooks.

 

Selon la presse, il a évoqué avec lui la possibilité d'une participation belge "symbolique mais utile" à certains exercices américano-onusiens dans la péninsule, pour améliorer le renseignement militaire belge sur le conflit et pousser la voie du dialogue.

 

Monsieur le ministre, une décision à propos d'une telle mission onusienne potentielle a-t-elle déjà été prise au niveau du gouvernement? Quels seraient potentiellement les moyens humains et matériels qui pourraient être déployés dans ce cadre onusien par notre armée? Une telle opération serait-elle possible dans le cadre de votre budget 2017?

 

17.02  Steven Vandeput, ministre: Monsieur le président, monsieur Crusnière, à ce jour, aucune demande ou proposition dans ce sens ne nous est parvenue. Si cela devait être le cas, la Défense étudierait bien entendu tant l’opportunité que la faisabilité d’une telle initiative. En outre, ce type d’activités dans cette région du monde n’est pas repris dans le Plan d’opérations 2017. Elle n’est donc pas budgétisée.

 

17.03  Stéphane Crusnière (PS): Je remercie le ministre pour ses réponses.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

18 Vraag van de heer Veli Yüksel aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de transportvliegtuigen C-130 en A400M" (nr. 19283)

18 Question de M. Veli Yüksel au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "les avions de transport C-130 et A400M" (n° 19283)

 

18.01  Veli Yüksel (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, Reuters bracht op 8 mei een persbericht uit nadat het een vertrouwelijk rapport van het Duits ministerie van Defensie had kunnen inkijken waarin wordt gesteld dat technische problemen bij Airbus zouden kunnen leiden tot een uitstel voor de levering van de bestelde A400M's. Het rapport geeft aan dat Airbus niet over voldoende middelen beschikt om de nodige verbeteringen door te voeren aan het transportvliegtuig.

 

Vorige week bereikte ons ook het bericht dat de Belgische C-130-transportvliegtuigen aan de grond moeten blijven wegens technische storingen.

 

Mijnheer de minister, kunt u iets meer toelichting geven bij de redenen waarom de C-130’s aan de grond moeten blijven? Wanneer zouden ze terug operationeel kunnen zijn?

 

Bent u op de hoogte van het rapport van het Duits ministerie van Defensie over de A400M? Wat is uw inschatting inzake dat rapport?

 

Kunt u aangeven of de leveringstermijn van de voor België bestemde A400M’s daardoor in het gedrang zal komen? Wordt er in zo’n scenario voorzien in een tegemoetkoming in kosten voor de overschrijding van de vooropgestelde leveringstermijnen? Hebt u daaromtrent afspraken met Airbus kunnen vastleggen?

 

Welke gevolgen zou een eventueel uitstel van levering van de A400M’s betekenen voor het gebruik van de C-130-toestellen? Voorziet u desgevallend in een verlenging van het gebruik van de C-130's en een aanpak van de technische problemen bij het toestel? Welke budgettaire impact zal een mogelijke verlenging van het gebruik van de C-130’s met zich meebrengen?

 

18.02 Minister Steven Vandeput: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Yüksel, na een reeks voorvallen bij verscheidene C-130-toestellen wordt sinds twee weken de C-130-vloot als voorzorg aan de grond gehouden, om een diepgaand onderzoek uit te voeren. In samenwerking met industriële partners worden alle onderdelen van de vliegcontrole–systemen van nabij bekeken. De nodige correctieve acties worden op de volledige vloot uitgevoerd, opdat deze zo snel mogelijk opnieuw operationeel zou zijn.

 

Zoals ik al heb geantwoord op een parlementaire vraag van de heer Hellings eerder dit jaar, had de bestaande A400M-vloot vorig jaar een probleem met de transmissie of de overbrenging. Er worden thans tests uitgevoerd om met een aangepaste transmissie het specifieke probleem aan te pakken. Dat zou geen invloed hebben op de leveringstermijn van de toestellen, waarin voor onze Defensie is voorzien binnen een paar jaar.

 

Eveneens in een antwoord op vragen van de heer Hellings maar ook van de heer Nollet, kan ik zeggen dat de contractuele leveringstermijn van de A400M momenteel niet wordt gewijzigd. Onderhandelingen met Airbus over een eventuele aanpassing van de termijn zijn wel lopende. Volgens de meest recente informatie waarover ik beschik, zou de levering nog steeds in 2019 kunnen starten, maar zou deze zich over een langere periode spreiden. Samen met de aangepaste planning zal dus ook een nieuw betalingsschema moeten worden besproken, waarbij met een compensatie voor de opgelopen vertragingen rekening zal worden gehouden. In de transitieplannen voor de overgang van de C-130 naar de A400M wordt bijgevolg rekening gehouden met mogelijke verschuivingen van de leveringsdatum van de A400M.

 

Het gaat hier dus niet om de start maar om verschuivingen van de leveringstijd. Daar wij het leveringsschema vandaag nog niet kennen, is het onmogelijk de studie naar het behoud, of de levensduurverlenging, van de C-130 af te ronden.

 

18.03  Veli Yüksel (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik heb nog twee vragen.

 

Ten eerste, over het onderzoek naar de onderdelen van de C-130. Wanneer meent u dat dit onderzoek afgerond zal zijn en de C-130-toestellen terug operationeel zullen kunnen zijn?

 

Ten tweede, ik begrijp uit uw antwoord dat de start van de levering van de A400M’s niet in het gedrang komt, maar dat de uitrol wellicht langer zal duren. Heeft dit geen invloed op het langer in stand houden van de C-130’s? Verwacht u daar problemen, of niet? Ik weet niet wanneer de laatste C-130’s uit roulatie genomen worden. De eerste in 2018, maar de laatste een jaar of vier later, meen ik mij te herinneren. Als de levering van de nieuwe A400M’s wordt uitgesteld, zouden wij verder met de C130’s kunnen werken?

 

18.04 Minister Steven Vandeput: Wat uw eerste vraag betreft, het zou onverstandig zijn vandaag een datum op te geven voor de afronding van het nazicht. Zoals u weet, wordt er bij vliegende tuigen geen enkel risico genomen inzake veiligheid. Het zou onverstandig zijn, van wie dan ook, om daar deadlines op te plakken en, omwille van het halen van die deadlines, onnodige risico’s te nemen. Wij hebben allemaal kunnen lezen dat de problemen te maken zouden hebben met een nieuw type olie dat, hoewel goedgekeurd door de fabrikant, kennelijk toch gevolgen had voor het toestel zelf. De hele impact daarvan moet worden bekeken.

 

Ten tweede, wat betreft de levensduurverlenging van de C-130 liggen er verschillende scenario’s op tafel, maar de omvang daarvan kan natuurlijk pas worden bepaald op het moment dat wij zicht krijgen op het definitieve leveringsschema. Concreet is er in de planning van de C-130’s een aantal grote en kleine onderhoudsbeurten voorzien. De C-130’s die wij op termijn zouden vervreemden, zouden geen groot onderhoud meer moeten ondergaan, omdat zij geen vlieguren meer nodig hebben. Als wij weten op welke manier de A400M zal worden toegeleverd, kunnen wij ook kijken in welke mate wij eventueel toch nog een groot onderhoud — dat heeft een specifieke naam, maar laat mij het zo noemen — zouden moeten doen, wat natuurlijk een impact heeft op de wederverkoopwaarde van het toestel.

 

Wij moeten een capaciteit aanhouden en het aanhouden van een capaciteit kost altijd geld. Dat is hetzelfde bij een auto: als men daar langer mee wenst te blijven rijden, dan zal die auto toch geld blijven kosten. Wij hebben die capaciteit dus echt wel nodig voor de verschillende opdrachten die wij hebben. Als wij toch nog moeten investeren, zou dat niet echt een drama zijn, omdat daardoor de wederverkoopwaarde van het toestel omhooggaat. Het ligt echter nog ter studie en kan pas worden afgerond als wij weten waarmee Airbus zal komen.

 

18.05  Veli Yüksel (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.18 uur.

La réunion publique de commission est levée à 12.18 heures.