Commissie voor de Landsverdediging

Commission de la Défense nationale

 

van

 

Woensdag 26 oktober 2016

 

Voormiddag

 

______

 

 

du

 

Mercredi 26 octobre 2016

 

Matin

 

______

 

 


Le développement des questions et interpellations commence à 10.25 heures. La réunion est présidée par Mme Karolien Grosemans.

De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 10.25 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Karolien Grosemans.

 

01 Interpellatie van de heer Alain Top tot de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken over "de studie 'Inzetbaar­heid, belasting en verloning van de militairen' van het ACV" (nr. 176)

01 Interpellation de M. Alain Top au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique sur "l'étude 'Inzetbaar­heid, belasting en verloning van de militairen' de l'ACV" (n° 176)

 

01.01  Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, op 30 september 2016 publiceerde het ACV een brochure over de inzetbaarheid, de belasting en de verloning van de militairen. Deze studie werd gemaakt naar aanleiding van het hoge aantal prestaties van militairen in het kader van de missie Homeland.

 

De studie van het ACV beroept zich op officiële prestatiefiches van 29 militairen uit zes verschillende eenheden. Daaruit blijkt dat het personeel meer en meer moet presteren zonder begrenzing van het aantal uren en zonder verloning voor de effectief uitgevoerde prestaties. De forfaitaire verloning in tijd en geld is absoluut niet toereikend en maakt van militairen goedkope arbeidskrachten. Daarenboven worden ze verplicht om de opgelegde taken zonder protest uit te voeren.

 

Het ACV berekende de werklast over een gans jaar, van 1 januari tot 31 december 2015. De 29 militairen stonden 80 892 uur onder controle en bevel van Defensie. De deling door een jaarnorm van 1 618 netto te presteren uren per persoon op basis van een 38-urenweek komt uit op 50 voltijdse equivalenten. Deze 29 militairen voeren dus taken van 50 voltijdse equivalenten uit.

 

Militairen zijn doorheen de jaren gewend geraakt aan de vele uren en overuren en klagen weinig. Het is hun taak. Toch mag de minister niet vergeten dat de werkdruk het voorbije anderhalf jaar nogmaals ferm is toegenomen. De werklast van de militair heeft een abnormaal hoog niveau bereikt, met soms werkweken tot 80 uur.

 

In deze commissie stelde ik samen met andere collega’s herhaaldelijk vragen over de verloning, het verlof en de arbeidsuren van de militairen die operationeel worden ingezet voor deze missie. Ik blijf erop hameren omdat de balans tussen werk, privé en gezin zeer belangrijk is. Verschillende media berichtten al dat militairen ontslag aanvroegen wegens de werkdruk of de toename van het aantal echtscheidingen. De militairen in kwestie zullen ongetwijfeld veel begrip hebben voor de extra werkdruk als gevolg van de verhoogde terreurdreiging. Helaas is de situatie al lang niet meer tijdelijk. Het lijkt erop dat de extra prestaties de gewone gang van zaken geworden zijn.

 

Persoonlijk ben ik van mening dat de hulp aan de natie een belangrijke taak van Defensie is. Desalniettemin ben ik het inhoudelijk niet eens met het inzetten van militairen op straat. Los van het inhoudelijke, ben ik absoluut ook van mening dat militairen een bepaalde bescherming verdienen. Tot op heden kan men militairen eindeloos en onderbetaald inzetten. Dit is absoluut niet correct. Bovendien bleek uit de State of the Union van de premier dat de pensioenleeftijd voor militairen wordt opgetrokken van 56 naar 63 jaar.

 

Op het wettelijk vlak merkte het ACV Defensie op dat, wat de organisatie betreft van de arbeidstijd in de openbare sector, hoofdstukken 3 en 4 van de wet van 14 december 2000 niet van toepassing zijn op militairen. Daartegenover voorziet diezelfde wet van 14 december 2000 in het opstellen van een KB met minimumvoorschriften om een gelijkwaardig beschermingsniveau als dat van andere werknemers te verkrijgen. Ondanks dit wetsartikel, moeten we vaststellen dat er geen KB bestaat dat een gelijkwaardige beschermingsgraad voorziet inzake arbeids- en rusttijd en de nachtarbeid van militairen.

 

Mijnheer de minister, graag had ik u geïnterpelleerd over de resultaten van die studie. Ik heb dan ook de volgende vragen voor u.

 

Hebt u de brochure van het ACV ontvangen? Wat vindt u van de bevindingen van de studie? Welke maatregelen kunt u nemen? Bent u bereid om een KB voor te bereiden dat de beschermingsgraad voor militairen vastlegt?

 

01.02 Minister Steven Vandeput: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Top, op 12 oktober heeft het ACV zijn studie voorgesteld aan mijn kabinet. Tijdens deze vergadering heeft het ACV drie hoofdbekommernissen naar voren gebracht, namelijk: de problematiek van de forfaitaire betaling van de prestaties, het feit dat er tijdens operationele inzetten geen recuperatie-uren kunnen worden opgebouwd en de problematiek van het ontbreken van een jaarlijkse maximum prestatienorm.

 

Zoals reeds gesteld in mijn antwoord tijdens de commissievergadering van 5 oktober, werd aan het ACV meegedeeld dat het in het huidige budgettaire kader heel moeilijk is om ruimte vrij te maken voor een aanpassing van het verloningssysteem zonder dat ergens anders budgettair te compenseren. Het ACV gaf blijk zich hier heel goed van bewust te zijn.

 

Wat betreft de problematiek van de lange en heel zware prestaties, ik beaam dat er van sommige militairen vandaag een grote inzet wordt verwacht. Een oplossing hiervoor bestaat onder andere in een optimalisatie van de verdeling van de taken, zoals dit al door de defensiestaf werd gedaan. Daarnaast zal op langere termijn een verhoging van de werving eveneens een effect hebben op de werklast.

 

Er werd aan het ACV gemeld dat de studie voor verder onderzoek zou worden overgemaakt aan de defensiestaf, hetgeen ondertussen is gebeurd. Het onderzoek door de defensiestaf is momenteel gaande, waarna ik met de defensiestaf en het ACV een ontmoeting zal hebben om de resultaten te bespreken.

 

01.03  Alain Top (sp.a): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord, maar mijn bezorgdheid, die ik reeds te kennen gaf in mijn inleiding, blijft de volgende.

 

Militairen hebben sowieso een specifiek statuut. Wanneer zij hun carrière bij Defensie aanvangen, weten zij wat hun opdrachten zijn, wat van hen wordt verwacht en wat daartegenover staat. Echter, bij de aanvang van de operatie Homeland en de opdrachten die daarin zijn vervat, was er sprake van dat dit een tijdelijke situatie zou zijn. Intussen is men al anderhalf jaar verder. Als ik het goed voorheb, en waarschijnlijk is een aantal collega's hiervan zelfs niet op de hoogte, heeft men vorige maandag voor het hele land opnieuw dreigingniveau 3 uitgeroepen. Dat geeft aan dat wij nog altijd worden geconfronteerd met een situatie waarbij de militairen vermoedelijk nog voor langere tijd op straat zullen staan. Dat geeft ook aan dat het nodig is om veel aandacht te besteden aan de militairen, omdat de druk op hen alsmaar groter wordt.

 

Namens de militairen en mezelf dank ik u omdat u hebt aangegeven dat daaraan aandacht wordt besteed en dat u werkt aan een optimalisatie van de verdeling van de taken en de werklast. Dat is allemaal correct, maar de vaststelling in de huidige situatie blijft dat militairen worden ingezet voor de bewaking op straat en dus eigenlijk goedkope bewakers zijn, terwijl anderen dat evengoed zouden kunnen doen. Omdat de politie onvoldoende personeelsleden heeft en haar taken niet allemaal kan uitvoeren, wordt er dus een beroep gedaan op de militairen.

 

Vandaar onze motie van aanbeveling. Ik wil niet de link maken met de budgettaire bekommernissen, dat is een onderhandeling die u met de vakbonden moet voeren. Ik wil wel een motie van aanbeveling indienen waarin ik vraag om werk te maken van een koninklijk besluit met minimumvoorschriften inzake gezondheid, aantal arbeidsuren, recuperatieverlof en overuren, waaraan moet worden voldaan. U bent daaraan wel al gedeeltelijk tegemoetgekomen.

 

Moties

Motions

 

De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heren Alain Top en Sébastian Pirlot en door mevrouw Julie Fernandez Fernandez en luidt als volgt:

"De Kamer,

gehoord de interpellatie van de heer Alain Top

en het antwoord van de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken,

vraagt de minister van Defensie

zich ertoe te verbinden dat een KB zal worden opgesteld dat de minimum­voorschriften op het vlak van veiligheid en gezondheid inzake organisatie van de arbeidstijd en bijzondere bepalingen inzake nachtarbeid vastlegt. Dit KB dient aangepast te zijn aan de specifieke opdrachten die deze werknemers moeten vervullen en waarborgt hen daarbij niettemin een beschermings­niveau dat gelijkwaardig is aan dat van de andere werknemers die door deze wet beoogd worden."

 

Une motion de recommandation a été déposée par MM. Alain Top et Sébastian Pirlot et par Mme Julie Fernandez Fernandez et est libellée comme suit:

"La Chambre,

ayant entendu l’interpellation de M. Alain Top

et la réponse du ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique,

demande au ministre de la Défense de

s’engager à ce qu’un arrêté royal soit rédigé en vue de fixer les prescriptions minimales de sécurité et de santé en matière d’aménagement du temps de travail et les dispositions particulières en matière de travail de nuit. Cet arrêté royal doit être adapté aux missions spécifiques confiées à ces travailleurs et leur garantit néanmoins un niveau de protection équivalent à celui des autres travailleurs visés par cette loi. "

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door de heren Peter Buysrogge, Damien Thiéry, Tim Vandenput en Veli Yüksel en door mevrouw Renate Hufkens.

Une motion pure et simple a été déposée par MM. Peter Buysrogge, Damien Thiéry, Tim Vandenput et Veli Yüksel et par Mme Renate Hufkens.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

01.04  Alain Top (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mag ik nog even reageren op de eenvoudige motie?

 

De voorzitter: Jazeker.

 

01.05  Alain Top (sp.a): Onze motie van aanbeveling is erop gericht minimumvoorschriften en –voorwaarden in te voeren, zoals bepaald door de wet. In de wet staat dat er een KB moet worden uitgevaardigd. Sinds de invoering van de wet werd er over de verschillende zittingsperioden heen geen werk gemaakt van de concrete implementering ervan. De huidige situatie, met militairen op straat, zorgt ervoor dat dit dringend wordt. Ik vind het bijzonder jammer dat er vanuit de meerderheid zelfs niet wordt ingestemd met het invoeren van minimumvoorschriften. Ik vind dit bijzonder jammer!

 

02 Questions jointes de

- M. Benoit Hellings au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le rôle éventuel de la Défense dans la future bataille de Mossoul, en Irak" (n° 14247)

- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "l'opération de Mossoul" (n° 14633)

- M. Sébastian Pirlot au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le rôle de la coalition internationale dans la potentielle reprise de Mossoul" (n° 14648)

- M. Denis Ducarme au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "l'évaluation des résultats de la formation des instructeurs irakiens, à la suite des combats lors de la reprise de villes irakiennes, et des combats pour la libération de Mossoul" (n° 14676)

02 Samengevoegde vragen van

- de heer Benoit Hellings aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de eventuele rol van Defensie in de nakende slag om Mosul in Irak" (nr. 14247)

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de operatie bij Mosul" (nr. 14633)

- de heer Sébastian Pirlot aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de rol van de internationale coalitie in de mogelijke herovering van Mosul" (nr. 14648)

- de heer Denis Ducarme aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de evaluatie van de resultaten van de opleiding van Iraakse instructeurs in het licht van de gevechten voor de herovering van Iraakse steden en voor de bevrijding van Mosul" (nr. 14676)

 

02.01  Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, le président turc M. Erdogan avait affirmé le 25 septembre dernier qu'une offensive militaire était envisagée contre la ville de Mossoul le 19 octobre. Nous sommes maintenant en plein dans cette offensive. Six cents militaires américains ont rejoint le nord du pays à cette fin. L'offensive contre la ville actuellement tenue par Daesh fait craindre les pires conséquences humanitaires et politiques chez les spécialistes de la région. Le général américain Petraeus, qui n'est pas n'importe qui en termes de connaissance de la région, a ainsi déclaré à ce sujet: "On ne nettoie pas une zone quand on ne sait pas comment on va la tenir". Un responsable du Haut Commissariat aux réfugiés (HCR) estime, dans un article publié sur le site web Middle East Eye, qu'il "faudrait multiplier par dix le rythme de construction des camps de réfugiés, mais cela n'arrivera pas. Ils refusent de nous écouter".

 

Or, les offensives militaires terrestres de l'armée irakienne et des milices kurdes, combinées aux frappes aériennes occidentales, vont indéniablement provoquer des mouvements de populations essentiellement sunnites alors que la région environnante n'est pas préparée à ces migrations internes à l'Irak. La mauvaise planification humanitaire de cette bataille risque de marginaliser encore davantage les sunnites, et donc d'amplifier de nouveau un phénomène qui est à la base même de l'émergence politique de Daesh, à savoir cette marginalisation des sunnites.

 

Le 12 septembre dernier, vous affirmiez sur Radio 1 qu'une trentaine de soldats belges se rendaient dans le nord de l'Irak pour participer à une "action au plus proche de la ligne de front".

 

D'où, monsieur le ministre, mes quatre questions.

 

Nos six F-16 actuellement engagés en Irak et en Syrie participeront-ils à des frappes sur la zone très densément peuplée de Mossoul? Vous avez répondu sur ce point tout à l'heure, vous n'êtes pas obligé de le répéter. Nous avons vu où ils frappaient.

 

Les militaires belges actuellement en mission dans le nord de l'Irak analysent-ils la possibilité de participer à des programmes cordonnés de construction de camps d'accueil pour réfugiés aux alentours de Mossoul?

 

Au sein de la coalition, la Belgique insiste-t-elle sur les autres dimensions que la seule option militaire dans la prise de Mossoul? En effet, ne pas prévoir l'après-Daesh en réglant les problèmes inhérents à son émergence - la marginalisation des sunnites - revient à mettre de l'huile sur le feu.

 

À quel niveau d'engagement, en pourcentage, estimez-vous le nombre de sunnites qui prendront part au sol à la bataille de Mossoul?

 

02.02  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, er is een groot offensief bezig om Mosoel opnieuw te veroveren op IS. De strijd wordt vooral geleverd door Koerdische peshmerga, het Iraakse leger, sjiitische milities en enkele soennitische stammen. De internationale coalitie ondersteunt het offensief.

 

Mijnheer de minister, daarover heb ik vijf vragen.

 

Ten eerste, het interesseert ons te vernemen in welke mate onze Belgische troepen in die regio van ver of van dichtbij betrokken zijn bij dat offensief.

 

Ten tweede, hoe verloopt het offensief momenteel? Kunt u inschatten of het succesvol zal zijn en hoelang die operatie zal duren?

 

Ten derde, de pers maakt gewag van vele zelfmoordaanvallen tegen de oprukkende troepen. Kan dat wijzen op een verzwakte positie van IS in de regio Mosoel? Hoe schat u de resterende sterkte in van IS in de regio?

 

Ten vierde, hoe significant is het tegenoffensief van IS bij Kirkoek, dat wij onlangs toch hebben kunnen vaststellen?

 

Ten vijfde, welke zijn de mogelijke humanitaire gevolgen voor de resterende bevolking in Mosoel? Hoe wordt daaraan tegemoet gekomen, hetzij door de internationale actoren die aanwezig zijn op het terrein, zoals de ngo’s, hetzij door de Irakezen zelf?

 

02.03  Sébastian Pirlot (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, j'aurais souhaité vous interroger ce jour quant à la potentielle reprise de Mossoul. Nous en avons discuté longuement à huis clos lors de la commission de suivi des opérations à l'étranger. Je me doute bien que votre réponse sera avant tout politique mais c'est justement celle-là qui m'intéresse.

 

Comme vous le savez, la deuxième ville d'Irak est convoitée par un grand nombre d'acteurs ayant le même ennemi, Daesh, mais qui ont chacun des intérêts difficilement conciliables.

 

Face aux djihadistes de Daesh, une grande diversité de combattants irakiens et internationaux est engagée dans l'offensive qui a été lancée le 16 octobre dernier. Milices, tribus, unités militaires aux affiliations contradictoires, puissances étrangères voisines et lointaines gravitent autour de la ville.

 

La libération potentielle de Mossoul pourrait ouvrir de nouveaux foyers de tensions et de conflits ultérieurs. Or, tous les acteurs en présence ne joueront pas un rôle direct dans les combats pour la reconquête de la ville.

 

Monsieur le ministre, quelle est votre vision de la répartition des rôles des forces en présence: armée irakienne, police irakienne, peshmergas kurdes, forces iraniennes, forces turques, et bien évidemment, plus particulièrement de la coalition internationale dont nous faisons partie? Quel sera le rôle de la Belgique dans ce cadre? Comment cette action militaire sera-t-elle coordonnée avec la diplomatie et l'aide humanitaire à apporter aux civils prisonniers de cette ville?

 

02.04  Steven Vandeput, ministre: Madame la présidente, chers collègues, les F-16 belges participent effectivement à des frappes aériennes dans la région de Mossoul. Comme les positions avancées de Daesh se trouvent encore à 34 km des positions de la ville de Mossoul, les combats se déroulent essentiellement sur un terrain dégagé.

 

Le risque de tensions générées par la présence simultanée de parties aux motivations contradictoires est intégré dans le développement du plan de reconquête de la ville de Mossoul. Ainsi, les axes d'attaque ont été attribués aux différentes parties en fonction de leur empreinte géographique, historique dans la région. La conquête de Mossoul n'est qu'une étape du plan de la coalition internationale. Il est important de le souligner.

 

De vorming van Iraakse militairen is een van de missies van de internationale coalitie. De evaluatie van die vorming maakt integraal deel uit van een globaal proces. Nationale processen zijn dus niet van toepassing.

 

La majorité des militaires belges en Irak se trouvent encore à Bagdad, où ils continuent à former des militaires irakiens, comme leur mandat le prescrit. Moins de dix militaires belges ainsi qu'un officier de liaison se trouvent dans la région d'Erbil afin de dispenser des entraînements tels que la tactique de l'infanterie, les premiers soins et des cours sur les mesures à prendre face à des engins explosifs piégés. Ces formations sont destinées aux militaires kurdes ou aux tribus sunnites.

 

Belgische militairen zijn vandaag, gezien hun aantal, hun mandaat en hun uitrusting, niet betrokken bij de constructie van vluchtelingenkampen. Het zijn echter de UNHCR, UNICEF en andere ngo’s die de voorbereidingen hebben getroffen en kampen hebben opgebouwd en nog verder aan het opbouwen zijn, met het oog op het opvangen van de verwachte vluchtelingenstroom.

 

La Belgique participe également à d'autres groupes de travail dans le cadre de la campagne contre Daesh. Ces groupes de travail ne dépendent pas de la Défense. Il est difficile d'estimer le nombre de sunnites (Kurdes non inclus) qui participent à la bataille de Mossoul. Cependant, la coalition forme également des tribus sunnites locales dans le but de garantir la sécurité après la libération de la ville de Mossoul.

 

Mevrouw de voorzitter, collega’s, als u het mij toestaat, weid ik nog een beetje uit over de vergadering die wij gisteren hebben gehad met een aantal partners van de internationale coalitie. Zeker voor de specifieke vragen van de heer De Vriendt hoop ik dat ik een paar verduidelijkende antwoorden kan geven.

 

Wat het offensief zelf betreft, dat loopt zoals verwacht, zelfs iets beter dan verwacht. Het is belangrijk dat de succesjes die nodig zijn om iedereen op het terrein gemotiveerd te houden ook effectief plaatsvinden. Aan de samenwerking, voornamelijk tussen de Koerden en de Iraakse troepen, moet volgens de Amerikanen elke dag opnieuw worden gewerkt. Ik heb in mijn antwoord al aangegeven dat zij wellicht andere motivaties kunnen hebben om bij te dragen aan de coalitie, maar beide weten dat een stabilisatie nodig is.

 

Er is gisteren heel veel gepraat over de stabilisatie en de humanitaire opdracht die eraan komt, zo gauw als plaatsen rond Mosoel en de stad Mosoel zelf bevrijd worden. Zowel de Iraki’s als de Koerden zijn op de hoogte van het principe dat een verovering niet omgezet kan worden in een bezetting. Er zal hard worden gewerkt aan een holding power, zodra Mosoel bevrijd zal zijn. Ik heb al aangegeven welke ngo’s voornamelijk actief zijn. De opvolging lijkt daar vandaag voorbeeldig te verlopen.

 

Met betrekking tot de duur van de opdracht is het belangrijk dat wij ons realiseren dat de vorige veroveringen die zijn gebeurd op IS offensieven van minimaal 80 dagen geweest zijn. Wij moeten ons erop voorbereiden, ons ervan bewust zijn – er is gisteren ook aandacht aan besteed – en onze gemeenschappen thuis duidelijk maken dat het morgen niet opgelost zal zijn. Ik heb in mijn antwoord ook aangegeven dat de bevrijding van Mosoel maar één etappe is. Wij moeten niet verwachten dat IS daarmee verslagen zal zijn. Wij zijn ons daarvan zeer goed bewust. Er is aan de ministers van Defensie ook gevraagd om op het vlak van de 3D-LO-benadering advocaat voor de goede zaak te zijn, om ook de andere bevoegde ministers wakker te houden en hen daarvoor warm te maken.

 

Mijnheer De Vriendt, wat de vele zelfmoordaanvallen tegen oprukkende troepen betreft, is het belangrijk om te weten dat IS geen leger is. Zij houden zich aan geen enkele regel, internationale overeenkomst of wat ook. Zij gebruiken dus ook effectief menselijke schilden en zelfmoord­aanvallen als een legitiem wapen. Eigenlijk is dat als dusdanig te beschouwen. We kunnen dat wellicht zien als een verzwakte positie: de druk wordt opgevoerd en is hoog. Er blijft wel een belangrijke kern van naar schatting tussen de 4 000 en 7 000 IS-strijders in en rond Mosoel.

 

Het is belangrijk te beseffen dat dit geen oorlog is volgens de regels van de oorlogvoering. Voor IS is het uitzenden van een bomauto een legitiem wapen, in hun ogen is het gewone oorlogsvoering. Het tegenoffensief van IS bij Kirkoek was voor een stuk te verwachten. Er zijn nog tegenoffensieven te verwachten, zij zullen zich niet zomaar overgeven. Zo significant is dat, in die mate dat het bij verrassing altijd vervelend kan zijn.

 

Inzake de humanitaire gevolgen heb ik antwoord gegeven, denk ik. Het is een feit dat vooral UNICEF en UNHCR het heel snel opvolgen. De bedoeling is dat wij daar politiek als coalitie bijkomende steun aan verlenen. Belangrijk daarbij is inderdaad, zoals ook omschreven in de strategische visie en de keuzes die wij daarbinnen hebben gemaakt, om vandaag al rekening te houden met de stabilisatie achteraf. Het positieve van de vergadering gisteren in Parijs, waardoor ik met een goed gevoel ben teruggekomen, is dat het effectief de bezorgdheid is van alle partners van de internationale coalitie om de stabiliteit achteraf voorop te stellen; hieruit blijkt dat men geleerd heeft uit eventuele fouten uit het verleden.

 

02.05  Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je répète la phrase du général Petraeus: "On ne nettoie pas une zone quand on ne sait pas comment la tenir." Je suis au regret de constater que les membres de la coalition internationale et la Belgique ne savent pas comment tenir Mossoul.

 

En ce qui concerne la nature de la force militaire au sol qui va y remplacer Daesh, personne n'est capable de spécifier le pourcentage de sunnites qu'il y aura parmi les militaires qui reprendront la ville. Or celle-ci est majoritairement sunnite et des forces paramilitaires comme les peshmergas ne sont pas légitimes auprès des populations sunnites.

 

Il est par ailleurs évident que des bombardements massifs vont provoquer, comme le montre et le prédit le HCR, un mouvement massif de populations sunnites réfugiées. Et vous confiez la gestion de ces réfugiés à l'ONU et à l'UNICEF. Non seulement la Belgique se grandirait politiquement, et de façon humanitaire, en participant à la construction de camps de réfugiés dans les alentours mais, sur un plan stratégique et politique, faire en sorte que la Belgique participe à des programmes de construction et de consolidation des populations sunnites dans la zone de Mossoul serait une façon de pouvoir contrer le récit mortifère de Daesh qui se présente comme le défenseur des sunnites. Si la Belgique participait à l'encadrement des réfugiés sunnites, nous pourrions donc marquer des points stratégiques, sur le long terme, pour garantir la paix. Cela nous éviterait une troisième et une quatrième bataille de Mossoul.

 

02.06  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik wil nog twee opmerkingen maken.

 

Ten eerste, we moeten aandacht hebben voor de rol van Turkije in Irak én in Syrië. Zij belemmeren en bestrijden dezelfde Koerden die wij als onze bondgenoten hebben. Ik vind dat toch wel de achilleshiel van wat er gebeurt in beide landen.

 

Ten tweede, de soennieten mogen zeker niet het slachtoffer worden van de strijd tegen IS. Dat is de fout geweest in voorbije conflicten in onder meer Irak. Er is nood aan een integrale aanpak. Ik steun volledig hetgeen mijn collega Hellings daarover heeft gezegd. De soennieten zouden deel moeten uitmaken van het Iraakse leger dat nu een offensief voert tegen IS. Wij leiden Iraakse militairen op. Ik meen dan ook dat wij in Irak in een positie zitten waardoor wij erop kunnen toezien dat het zo verloopt.

 

Ik wil u vragen om constant die positie te bewaken en erop te letten. Het lijkt mij cruciaal om tot een stabilisatie te komen van Irak eens het conflict beëindigd zal zijn.

 

02.07  Sébastian Pirlot (PS): Monsieur le ministre, je voudrais vous remercier pour vos réponses.

 

Lorsque je parlais de diplomatie, je pense qu'il faut dès à présent penser à l'avenir. On sait très bien que c'est une situation compliquée, que les États occidentaux sont prisonniers d'alliances régionales pour le moins changeantes et qui n'ont pas toujours les mêmes objectifs.

 

Il est clair que, de toute façon, lorsque le cas de Daesh aura été réglé, s'il n'y a pas un accompagnement politique préalable pour penser l'avenir de l'Irak et de la Syrie, nous risquons de nous retrouver confrontés à de nouvelles tensions. Je pense que le problème kurde devra bien lui aussi être réglé un jour, si nous voulons apporter un minimum de stabilité dans cette région stratégique.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Peter Buysrogge aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de online bedreigingen van IS tegen militairen" (nr. 14263)

03 Question de M. Peter Buysrogge au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "les menaces proférées par l'EI sur internet à l'encontre des militaires" (n° 14263)

 

03.01  Peter Buysrogge (N-VA): Mijnheer de minister, eind september vernamen wij via de pers dat Rachid Kasim een aantal online berichten op zijn platform had verstuurd waarbij hij de namen en foto’s van een aantal militairen in uniform publiceerde. Ik heb begrepen dat het berichtenkanaal ondertussen offline is gehaald. Ik weet niet of dat door de man zelf is gebeurd.

 

Het is belangrijk om de ernst daarvan te beklemtonen. Rachid Kasim is niet de eerste de beste. Hij roept herhaaldelijk op tot het plegen van aanslagen door lone wolves in het Westen. Hij heeft of had een driehonderdtal volgers waarvan er reeds twee aanslagen hebben gepleegd, de moord op een Frans politiekoppel in juni en de moord op de Franse priester in juli dit jaar. Daarnaast zijn er vermoedens van betrokkenheid bij de bloedige aanslag in Nice.

 

De gegevens van de zes militairen, waar bij sommigen de woonplaats, de nummerplaat van de wagen en zelfs de namen van naaste familieleden staan vermeld, zijn afkomstig van Facebook denken wij. Intussen zou Defensie wel al hebben opgeroepen om de Facebookaccounts aan te passen zodat de informatie niet meer zo makkelijk te verkrijgen is.

 

Ik denk dat dit een belangrijk eerste stap is die geen dag te vroeg komt. Ik weet ook dat het Comité I in het verleden al een onderzoek heeft verricht, maar het lijkt mij toch interessant om te weten welke stappen er worden genomen om de militairen online en in het algemeen beter te beschermen.

 

Ik vroeg mij ook af of er ook specifieke maatregelen zijn genomen met betrekking tot de militairen die werden genoemd.

 

03.02 Minister Steven Vandeput: Nog voor die post van 26 september 2016 heeft Defensie het personeel ingelicht over de risico’s in verband met het gebruik van sociale media.

 

Met de operatie Homeland en via het verspreidingsbericht van het nieuwe alarmstadium voor het personeel en de infrastructuur van Defensie op het nationaal grondgebied werden vanaf 16 januari 2015 bepaalde aanbevelingen met betrekking tot het gebruik van sociale media aan de militairen meegegeven. Bovendien werden via dezelfde kanalen richtlijnen gegeven die de identificatie van ons personeel bemoeilijkt en aldus het misbruik van de afbeeldingen van de militairen op sociale media vermindert.

 

Op 17 maart 2015 werd door de DG COM via het militaire intranet een brochure uitgebracht met als titel “De sociale media in tien stappen”. Hierin worden de risico’s van sociale media en de manier waarop zich hiertegen te wapenen op praktische wijze uitgelegd. Het personeel dat deze brochure raadpleegt wordt aangespoord om dit zoveel mogelijk te delen met collega’s, vrienden en familie.

 

Op 15 januari van dit jaar werd onder de vorm van e-news op het militaire intranet een animatiespot gepost met als titel “Sociale media en cybersecurity voor de militairen”. Deze spot is het resultaat van de samenwerking tussen de DG COM en de cybermanagementcel van ACOS IS. In mei van dit jaar is een artikel met als titel “Ben jij gewapend tegen internetdreigingen” gepubliceerd in Debriefing, een maandelijkse internetpublicatie.

 

Op 10 oktober 2016 stelde de DG COM een nieuwe spot voor op zowel het militaire intranet als op de internetsite van Defensie met als titel “Hoe omgaan met sociale media voor familieleden van militairen”. Het zijn immers dikwijls niet alleen de militairen zelf maar ook hun familieleden die eventueel risico’s zouden kunnen opwekken die te voorkomen zijn. Het streefdoel is de bewustwording en de sensibilisering van de naaste omgeving van ons personeel betreffende de mogelijke risico’s die ze onze militairen kunnen laten lopen door het posten van schijnbaar onschuldige informatie op sociale media.

 

Op 11 oktober 2016 werd de banner “Take back the internet” op de homepage van het intranet Defensie toegevoegd met een link naar de site safeonweb.be.

 

Het geheel van aanbevelingen en richtlijnen evenals het bestaan van een waaier aan producten op het internet worden vanaf dan regelmatig tegenover het personeel van Defensie herhaald. De laatste formele melding werd gedaan op 27 december, naar aanleiding van die fameuze post, door middel van e-news op het intranet van Defensie aan het personeel voorgesteld.

 

03.03  Peter Buysrogge (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Ik merk dat er al heel wat inspanningen gebeuren. Elke militair moet op dat vlak zelf de nodige ethiek ontwikkelen en de nodige discretie aan de dag leggen. We hebben daarover vorige week trouwens nog een interessant debat gehad naar aanleiding van de verdachtmakingen van de Russen, over de identiteit van militairen en de gegevens van militairen die in het buitenland operationeel zijn waarbij die discretie toch belangrijk is. Ik zou er dus toch toe willen oproepen daar zeker intensief verder aan te werken zodat ook de militairen in de toekomst discreet omgaan met het gebruik van sociale media.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van de heer Tim Vandenput aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de inzet van militairen in Centraal-Afrika" (nr. 14271)

04 Question de M. Tim Vandenput au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le déploiement de militaires en Afrique centrale" (n° 14271)

 

04.01  Tim Vandenput (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, in de strategische nota voor Centraal-Afrika die werd voorgesteld tijdens de commissievergadering van woensdag 5 oktober 2016, lezen we dat de onveiligheid de ontwikkeling van deze landen en van het hele continent bedreigt. We zien vandaag dat de sub-Sahelregio, met landen zoals Niger en Tsjaad, zeer onstabiel is. Net daarboven liggen de Noord-Afrikaanse landen die op bootafstand van Zuid-Europa liggen.

 

Het is daarom noodzakelijk dat we via onze verschillende instrumenten aanwezig blijven in de regio, om zo bij te dragen aan diens stabiliteit en veiligheid. Zo kunnen we helpen ervoor te zorgen dat de Centraal-Afrikaanse landen en bij uitbreiding het hele continent zich duurzaam kunnen ontwikkelen. Dit zijn immers ontwikkelingen die ook een impact hebben op de rest van het continent en Europa.

 

In dat kader heb dan ook volgende vragen voor u, mijnheer de minister.

 

Ten eerste, wat is uw visie op de instabiliteit in de Sub-Sahelregio, en welke impact heeft dit en zal dit blijven hebben op Centraal-Afrika? Welke factoren zijn daarbij het meest acuut?

 

Ten tweede, kunnen onze militairen een bijdrage leveren indien die gevraagd wordt, om meer stabiliteit te brengen? Hoe zou dit operationeel in zijn werk kunnen gaan? Welke mogelijkheden zijn er?

 

Tenslotte, gelet op de precaire situatie in de Democratische Republiek Congo die mogelijk nog verder kan escaleren naar aanleiding van de niet-organisatie van de verkiezingen, rijst de vraag of er Belgische militairen klaar staan om eventueel Belgen uit Congo te evacueren? Kan u dat verder toelichten?

 

04.02 Minister Steven Vandeput: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Vandenput, de landen in de Sahel, de Sahara en Sub-Saharaans Afrika hebben heel wat destabiliserende factoren gemeen zoals slecht bestuur, falende structuren, snelle bevolkingsgroei, jeugdwerkloosheid en een stagnerende economie.

 

In het domein van de veiligheid verschillen de uitdagingen echter beduidend. De Sahelregio wordt geconfronteerd met extremisme, terrorisme en alle vormen van smokkel, terwijl Centraal-Afrika meer wordt geteisterd door etnische conflicten en de plundering van zijn rijkdommen.

 

België blijft aanwezig in Centraal-Afrika en wint snel aan momentum in Noord-Afrika en de Sahel.

 

In samenwerking met de FOD Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking draagt Defensie bij tot de stabiliteit en de ontwikkeling van deze regio’s. Binnen deze 3D-LO-benadering focust Defensie op het veiligheidsaspect. Zo werkt Defensie bijvoorbeeld sinds 2008 actief mee aan de vorming van een Congolese Rapid Reactions Brigade.

 

De partnerschappen met de landen van Noord-Afrika, meer bepaald Tunesië, en in de Sahel Niger, volgen dezelfde aanpak en intensifiëren sinds 2015. Door deel te nemen aan en zelfs de leiding te nemen van de ETM in Mali en van de VN-missie MINUSMA heeft België ook bereidheid getoond de opkomst van extremisme te bestrijden en naar langetermijnoplossingen te zoeken door het Malinese leger op te leiden.

 

Wat de planning van een non-combatant evacuation operation (NEO) betreft, dit blijft zoals u weet een kerntaak van de Belgische Defensie. Daarvoor zijn alle plannen in plaats. Zij worden regelmatig geüpdatet, en desgevallend worden er concrete maatregelen genomen op basis van de intelligence die ons bereikt.

 

04.03  Tim Vandenput (Open Vld): Mijnheer de minister, u bevestigt dat wij actief blijven in de regio en dat onze kerntaken daar blijven bestaan. U bevestigt dat de Belgische Defensie de veiligheid blijft waarborgen in zowel Noord-Afrika als in Centraal-Afrika.

 

Ik heb nog een laatste vraag – misschien heb ik het antwoord niet goed gehoord. Staan onze Belgische militairen klaar als er in de volgende maanden iets gebeurt in Congo? Zijn zij klaar om Belgen te evacueren?

 

04.04 Minister Steven Vandeput: In vaktermen heet dat een NEO, een non-combatant evacuation operation. Die plannen bestaan. Wij hebben ter zake een aantal regels in plaats. Wij volgen de intelligence dag na dag op. Er worden ook concrete maatregelen genomen ter voorbereiding van een eventuele evacuatieoperatie. Maar wij hoeven ook niet te overdrijven. Ik bedoel, de situatie is zorgwekkend, maar mij moeten er ook voor zorgen dat wij niet door acties te ondernemen een self-fulfilling prophecy in gang zetten. Enige voorzichtigheid is geboden.

 

04.05  Tim Vandenput (Open Vld): Dank u voor deze verduidelijkingen, mijnheer de minister.

 

Ik ben het volledig met u eens: onze mensen moeten klaar staan, maar niet al naar ginder vliegen om daar acties te ondernemen als dat niet nodig is.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de M. Benoit Hellings au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le sort des bombes nucléaires américaines B61 stationnées en Turquie" (n° 14313)

05 Vraag van de heer Benoit Hellings aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de Amerikaanse B61-kern­bommen in Turkije" (nr. 14313)

 

05.01  Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, d'après les informations parues, le 5 octobre dernier, dans le journal français Le Canard Enchaîné – remarquez que je lis également la presse française et pas uniquement De Telegraaf en néerlandais! – une partie de l'arsenal nucléaire américain stocké, jusqu'au coup d'État manqué du 15 juilllet en Turquie, a été transférée vers les bases aériennes d'Aviano et de Ghedi, en Italie. Les bombes qui n'ont pas encore été transférées en Italie le seraient prochainement vers, d'après le journal en question, l'Allemagne, la Belgique ou les Pays-Bas.

 

Le 10 août dernier, Le Canard Enchaîné avait déjà annoncé que le ministère américain de la Défense, le DOD, avait commandé une étude pour envisager d'autres lieux de stockage pour ces 50 bombes thermonucléaires gardées par un pays qualifié de "peu tranquille"!

 

Monsieur le ministre, en marge du sommet de l'OTAN de Varsovie de juillet dernier, auquel vous et vos collègues, MM. Michel et Reynders, avez participé, la question du transfert des cinquante B-61 américaines de Turquie vers des bases aériennes d'autres pays alliés a-t-elle été abordée de façon formelle ou informelle? La Défense a-t-elle été contactée de manière formelle ou informelle depuis, pour entreposer une partie de ces 50 bombes nucléaires sur la base aérienne de Kleine Brogel? Cet éventuel stockage supplémentaire de B-61 aura-t-il un impact sur le budget de la Défense? En effet, les hangars prévus pour le stockage de B-61 actuellement stockés à Kleine Brogel sont-ils assez grands pour recevoir des ogives américano-turques supplémentaires?

 

05.02  Steven Vandeput, ministre: Monsieur Hellings, conformément à l'accord du gouvernement, la Belgique s'est déclarée d'accord en tant que partenaire fiable avec les concepts stratégiques de l'OTAN. La position de dissuasion nucléaire de l'OTAN s'appuie notamment sur le déploiement non stratégique des armes non nucléaires des États-Unis en Europe. Ce pré-positionnement et chaque modification sont en cohérence avec le TNP (Traité sur la non-prolifération des armes nucléaires) et restent, en revanche, une prérogative nationale des États-Unis.

 

05.03  Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre non-réponse!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Alain Top aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de samen­werking met Nederland voor de vervanging van de fregatten" (nr. 14321)

06 Question de M. Alain Top au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la collaboration avec les Pays-Bas pour le renouvellement des frégates" (n° 14321)

 

06.01  Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, eind september presenteerde de Nederlandse minister van Defensie haar defensiebegroting voor 2017. Daarbij werden ook de ramingen tot 2031 verspreid. Wat opvalt uit deze documenten is dat Nederland in 1,53 miljard euro voorziet voor zijn fregatten. 730 miljoen euro zou voor de vervanging van de fregatten zijn.

 

De laatste keer dat u zich uitsprak over de vervangingsbudgetten, tijdens de commissie in juli in antwoord op mijn vraag, stelde u dat er in ongeveer een miljard euro wordt voorzien voor de vervanging van de fregatten. Binnen dit budget is in zeven miljoen euro voorzien voor de ontwikkeling van een nieuwe radar. Tijdens diezelfde vergadering zei u ook dat alle ontwikkelingskosten kunnen worden gedeeld met Nederland. Het budget waarin Nederland voorziet voor de vervanging van de twee fregatten is beduidend lager dan het budget waarin België voorziet. België voorziet in 266 miljoen euro meer dan Nederland.

 

Ten eerste, welke verklaring ziet u voor het grote verschil in cijfers?

 

Ten tweede, zijn onze cijfers een overschatting van de totale kostprijs? Zijn de cijfers van Nederland een onderschatting van de totale kostprijs? Is de verdeelsleutel van de totale kosten tussen Nederland en België niet gebaseerd op een principe van 50/50?

 

Ten derde, wat is de verdeelsleutel voor de ontwikkelingskosten met Nederland?

 

Ten vierde, wat is de verdeelsleutel voor het vervangingsonderzoek met Nederland?

 

Ten vijfde, wat is de verdeelsleutel voor de productie van de fregatten met Nederland?

 

06.02 Minister Steven Vandeput: Mijnheer Top, in principe zijn het ambitieniveau, de inzetscenario’s en de dreigingen die gehanteerd worden voor de vervanging van de fregatten door België en Nederland identiek en worden dus ook identieke capaciteiten nagestreefd. In het verleden is al gebleken dat de kostprijselementen van land tot land kunnen verschillen, in functie van wat in de initiële investering wordt opgenomen. Vandaag zijn we zelfs nog niet in de fase van prospectie en kunnen ramingen inderdaad nogal uiteen lopen. Een en ander is uiteraard te verfijnen.

 

Wat de verdeelsleutels betreft, zolang de aantallen en de gebruiksconcepten gelijk blijven, gaan we natuurlijk uit van een verdeelsleutel 50/50. Voor de ontwikkeling en de productie wordt een evenredige bijdrage van beide landen in een gezamenlijk vervangingsproject vooropgesteld, maar de besprekingen die binnenkort met Nederland zullen gestart worden, zullen dit aspect moeten verduidelijken.

 

06.03  Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, in die zin dat u zich baseert op het feit dat u streeft naar een 50/50 verdeling bij de verdeelsleutels. Ik begrijp ook dat er een verschil is in de opgegeven kosten. De opvolging van het dossier zal die verschillen wel duidelijk maken. Ik kijk dan ook uit naar de volgende stappen.

 

U zei dat u binnenkort besprekingen opstart. Ik wil nog even citeren uit het artikel over de Nederlandse marine dat ik gisteren op een Nederlandse website las: “Daarbij zijn het dit keer de Belgen die moeten wachten op de trage Nederlandse besluitvorming. De eerste fase voor de nieuwe fregatten is in Nederland wel begonnen, de A-brief laat nog even op zich wachten. De vervanging van de mijnenjagers is in Nederland in een nog priller stadium. Zowel de Belgische als de Nederlandse marine zijn bovendien overgeleverd aan de grillen van de volgende kabinetten. Als een volgend Nederlands kabinet besluit om één van de projecten niet door te laten, dan levert dat in België grote problemen op.”

 

Ik maak mij zorgen als ik dit artikel lees. We moeten onze volgende stappen dus gelijktijdig met de Nederlanders zetten. Elk moet zijn verbintenissen nakomen, zodat een van beide landen niet in de problemen komt.

 

06.04 Minister Steven Vandeput: Mijnheer Top, iets meer dan een maand geleden heeft het kernkabinet zich akkoord verklaard met mijn wijze van aanpak om in verschillende etappes te werken.

 

We hebben het nu enkel gehad over de fregatten. Die staan niet los van het volledige vervangingsprogramma Marine, zijnde fregatten en mijnenjagers. We gaan verschillende fases opstarten. Ik kan u bevestigen dat men in Nederland op stafniveau iets trager werkt. In elk geval deel ik met mijn Nederlandse collega de absolute politieke wil om dit jaar nog over te gaan tot de ondertekening van een letter of intent, waarna effectieve projectgroepen kunnen worden opgestart om de rest van het programma te bekijken.

 

Het lijkt mij evident dat het hele programma staat of valt met de samenwerking binnen BeNeSam, die door beide partijen als zeer goed wordt ervaren. We moeten bekijken in welke mate we onze planning over de financiering kunnen afstemmen op die van de Nederlandse collega’s. We hebben de uitdrukkelijke wens uitgedrukt om dit project door te zetten. Ik twijfel er dan ook niet aan dat we voor die problemen een oplossing zullen vinden.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de M. Benoit Hellings au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la mise à disposition des archives de la Défense en général et du SGRS en particulier en vue d'éclairer l'enquête en cours aux Nations Unies sur la mort du secrétaire général de l'ONU, Dag Hammarskjöld" (n° 14328)

07 Vraag van de heer Benoit Hellings aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het ter beschikking stellen van de archieven van Defensie in het algemeen en van de ADIV in het bijzonder om het lopende VN-onderzoek naar de dood van VN-secretaris-generaal Dag Hammarskjöld vooruit te helpen" (nr. 14328)

 

07.01  Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le ministre, dans la nuit du 17 au 18 septembre 1961, l'avion qui transportait entre autres Dag Hammarskjöld, Secrétaire général de l'ONU de l'époque, s'est écrasé dans une forêt à une dizaine de kilomètres de Ndola, dans ce qui s'appelait alors la Rhodésie du Nord. Cet événement tragique et inédit est intervenu au début de la "crise congolaise".

 

L'Assemblée générale des Nations Unies décidait à l'unanimité, le 26 octobre 1961, de créer une commission d'enquête sur les circonstances de cette disparition. Celle-ci a rendu ses conclusions en avril 1962, mais elle ne put rendre qu'un "verdict ouvert" en concluant que la mort du patron de l'ONU était "suspecte" sans pour autant estimer qu'il avait été assassiné.

 

Grâce aux dispositions de résolutions adoptées par l'Assemblée générale de l'ONU, le 29 décembre 2014 et le 19 novembre 2015, Ban Ki-Moon, l'actuel Secrétaire général de l'ONU, a désigné "un groupe d'experts indépendants chargé d'examiner les nouvelles informations et d'évaluer leur valeur probante" sur cette douloureuse affaire et "d'obtenir les informations demandées par le groupe d'experts indépendants à un certain nombre d'États membres et qui n'ont pas encore été communiquées". Le Secrétaire général a ainsi envoyé une demande à la Belgique, à l'Afrique du Sud, au Royaume-Uni et aux États-Unis, à savoir les pays concernés par cette disparition.

 

Des réponses de ces divers États, dont la Belgique, ont été obtenues au forceps. Ainsi, le patron des Nations Unies constate, dans une note du 17 août 2016, que la "réponse de la Belgique n'apporte rien de nouveau".

 

Monsieur le ministre, dans la lettre de réponse au courrier du Secrétaire général de l'ONU envoyée le 11 janvier 2016 par notre représentante permanente, il est fait mention de la consultation, par les autorités belges, des "archives diplomatiques" et des "archives de sociétés privées conservées aux Archives générales du Royaume", mais pas des archives de la Défense en général et du SGRS en particulier. La Défense a-t-elle oui ou non été consultée dans le cadre de cette enquête? La Défense possède-t-elle, dans ses archives, des données concernant un pilote d'avion dénommé Van Risseghem, Breukels ou Beukels? Je me réfère ici aux informations parues, hier, dans Le Soir. Plus de 55 ans après les faits, la Défense est-elle disposée à mettre – je cite ici un passage de la lettre du Secrétaire général de l'ONU – " tout élément d'information encore classé confidentiel ou qui n'a pas encore été rendu public" concernant cette affaire à disposition du groupe d'experts indépendants de l'ONU?

 

07.02  Steven Vandeput, ministre: Madame la présidente, cher collègue, la section qui gère les archives classifiées du SGRS ne possède aucun document pouvant contribuer à l'enquête concernant la mort du Secrétaire général de l'ONU, Dag Hammarskjöld.

 

07.03  Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le ministre, je vous remercie une nouvelle fois pour cette non-réponse.

 

07.04  Steven Vandeput, ministre: Je ne peux pas être plus clair. Nous n'avons rien. Point!

 

07.05  Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Savez-vous, monsieur le ministre, qu'en ce moment une modification de la loi sur l'information détenue par les services de renseignement, dont le service de renseignement de l'armée, est en discussion? Il est question d'encore renforcer le secret autour des services de renseignement, en particulier autour de données qui datent de plus de 55 ans, comme c'est le cas ici.

 

Je pense que si nous voulons un jour construire une mémoire coloniale qui nous permettra d'assumer, à terme, notre passé colonial, cela sera considéré comme une plus grande transparence envers les événements qui se sont déroulés, il y a très longtemps. Cela concerne des personnes qui sont aujourd'hui décédées. Cela nous permettrait d'assumer, en tant que Belges, ce que nous avons fait au Congo.

 

Ce n'est pas avec une attitude aussi fermée du service de renseignement de l'armée, et de la Défense en particulier, que nous parviendrons à cet objectif louable.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Question de Mme Julie Fernandez Fernandez au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le programme de l'ERM" (n° 14349)

08 Vraag van mevrouw Julie Fernandez Fernandez aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het programma van de KMS" (nr. 14349)

 

08.01  Julie Fernandez Fernandez (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, j'aimerais revenir sur plusieurs de vos réponses apportées à ma question relative au programme de l'École royale militaire (ERM), posée lors de la commission du 5 octobre dernier.

 

En effet, il semblerait qu'il subsiste bien, contrairement à ce que vous avez dit, une insécurité juridique concernant le nombre d'années de la formation. Vous nous dites que "le programme de formation de base des facultés des sciences sociales et militaires ainsi que de polytechnique est fixé sur base annuelle, ceci indépendamment de la durée de la formation. Il est fixé par arrêté royal (...)".

 

Cela semble être incorrect car la loi organique de l'École royale militaire de 1838 prévoit bien cinq ans en faculté des sciences sociales et militaires alors que votre arrêté royal, apparemment non encore publié, fixerait la première année d'un programme en quatre ans qui n'est donc, par conséquent, pas légal.

 

Par ailleurs, cette réforme a déjà commencé à s'appliquer depuis le début de cette année académique alors que la loi modificative n'est pas encore entrée en vigueur. À ce sujet, vous nous avez affirmé que les élèves ont signé un document purement informatif au sujet de cette réforme. Pouvez-vous, en complément de votre réponse orale, nous transmettre une copie de ce document?

 

Enfin, lorsque vous dites que "le contenu des programmes fait l'objet d'un processus récurrent annuel de validation par le passage par les conseils de faculté", cela est sans doute très vrai, sauf, me semble-t-il, pour cette année académique 2016-2017, précisément alors que les conseils de faculté semblent voir à l'ordre du jour de leur séance du 12 octobre l'approbation des programmes 2017-2018. Pourquoi ce hiatus pour 2016-2017?

 

Vous poursuivez en nous expliquant que ces programmes sont aussi validés par les conseils académiques et par l'avis conforme du conseil de perfectionnement et d'instruction. À ma connaissance, les professeurs en ont été évincés. Quelle en est, dès lors, sa véritable représentativité?

 

08.02  Steven Vandeput, ministre: Mevrouw de voorzitter, madame Fernandez Fernandez, l'avant-projet de loi, qui suit actuellement la procédure d'adoption, a entre autres pour but de ramener la formation dispensée à la faculté des sciences sociales et militaires de l'École royale militaire à quatre ans, tout en garantissant que les candidats-officiers qui ont entamé leur formation avant l'année académique 2016-2017, et qui n'encourent pas d'incident durant leur formation, ne soient pas touchés par la nouvelle durée de formation.

 

La durée de la formation de bachelier académique ne changera pas. C'est la durée de la formation du deuxième cycle pour l'obtention du grade académique de master qui sera diminuée d'un an et cela, après l'entrée en vigueur de la loi modificative.

 

L'entrée en vigueur de ladite loi sera fixée au 16 août 2017, date qui correspond au début de l'année académique 2017-2018. Il n'y aura donc pas d'effet rétroactif et aucune insécurité juridique. Le niveau "bachelier" reste le même. Par mesure transitoire, la durée de formation des quatre ans ne sera applicable qu'à partir de l'année académique 2016-2017. Le document informatif transmis aux élèves qui ont commencé leurs études à l'ERM, au mois d'août, est disponible auprès du secrétariat de la commission.

 

De manière formelle, le contenu du programme académique d'une année doit être approuvé par le conseil de perfectionnement. Les conseils de faculté en sont informés. Pour l'année 2016-2017, la révision du programme académique a été confiée à un groupe de travail, dans lequel chaque département académique était représenté. Ce programme a été ensuite avalisé par le conseil de perfectionnement. Le 12 octobre, ce programme a été présenté aux facultés.

 

Les attributions des conseils de faculté, du conseil académique, du conseil de perfectionnement sont reprises dans l'arrêté royal du 26 septembre 2002, relatif à l'organisation de l'École royale militaire. La composition du conseil de perfectionnement de l'ERM a été adaptée afin de rencontrer les objectifs poursuivis par tout conseil de perfectionnement et d'insertion, à savoir:

1. Assurer la pertinence des formations sur le plan du contenu.

2. Assurer, en collaboration avec les gestionnaires du personnel concerné, la cohérence, la qualité, l'efficacité et l'efficience des formations.

3. Garantir les formations en correspondance avec les besoins des clients.

4. Servir de canal de communication et de forum pour émettre des propositions d'amélioration.

 

De cette manière, les clients fixent des formations. Les commandants des composantes, ainsi que les clients ponctuels, comme la DG Budget et Finances, sont intégrés dans ce conseil. Les membres du corps enseignant de l'ERM ne sont pas représentés au niveau de ce conseil. Leur intervention est sollicitée plus en amont, dans la procédure d'élaboration des programmes, par le biais du groupe de travail du conseil de faculté ou du conseil académique.

 

Leur tâche est, entre autres, en fonction des buts formulés par la défense, de définir le contenu académique des cursus conduisant à la délivrance d'un grade académique et de garantir la valeur de ces formations et leur conformité avec les dispositions européennes fédérales et communautaires.

 

De voorzitter: Mevrouw Fernandez Fernandez, collega’s, het document dat aan de leerlingen van de KMS werd voorgelegd, zal zeker via het secretariaat aan u bezorgd worden.

 

08.03  Julie Fernandez Fernandez (PS): Madame la présidente, je vous remercie.

 

L'important est qu'on puisse en disposer afin de pouvoir l'analyser. Je remercie le ministre pour ses réponses.

 

Je regrette que les enseignants ne puissent intervenir ... Monsieur le ministre, cela vous ennuie peut-être mais je peux peut-être encore … du yoga? La position du Lotus? Ça va aller!

 

Je regrette que les enseignants ne puissent agir avant, car la réforme a un caractère anachronique: au moment où elle arrive dans leurs mains, ils constatent qu'ils n'ont pas pu se prononcer. Et cela, vous m'excuserez mais vous ne pouvez me contredire.

 

Par ailleurs, je ne comprends pas un point. Je veux bien entendre que c'est bien moi qui ne le comprends pas. Vous affirmez que la réforme sera effective pour l'année académique 2017-2018, mais que les élèves qui ont entamé la formation aujourd'hui en 2016 seront touchés par la réduction de la formation. Ai-je mal compris? J'essaie vraiment de comprendre et je vous promets que je ne suis pas de mauvaise foi!

 

08.04  Steven Vandeput, ministre: Je vais vous la ré-expliquer.

 

Un étudiant qui commence son baccalauréat cette année, en 2016, débutera son master en 2018. Les étudiants sont maintenant prévenus que le master est sur le point d'être modifié. C'est de cette manière qu'ils sont impliqués dans la réforme. Est-ce clair?

 

08.05  Julie Fernandez Fernandez (PS): Oui, on va dire oui!

 

Je vous remercie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van de heer Alain Top aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de boekingen in de strategische visie" (nr. 14388)

09 Question de M. Alain Top au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "les écritures dans la vision stratégique" (n° 14388)

 

09.01  Alain Top (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, op 9 juli laatsleden verscheen uw strategische visie voor Defensie. Aangezien een inhoudelijk debat over deze visie nog steeds op zich laat wachten, stel ik reeds enkele vragen via deze weg. Sta mij toe om nogmaals aan te dringen op een degelijk inhoudelijk debat over het volledige plan.

 

Op pagina 64 van uw visie zie ik dat de investeringen voor het tactisch luchttransport bij de landcomponent worden geboekt. Ook een investering in vier SOF-vliegtuigen wordt bij de landcomponent geboekt. Concreet spreken we over een investering van 130 miljoen voor de aankoop van deze vier vliegtuigen en een investering van 41 miljoen voor het luchttransport, waarvan 30,6 miljoen voor de upgrades en 10,5 miljoen voor de deelname aan een internationaal trainingscentrum.

 

Op pagina 89 van uw visie zie ik dat investeringen voor de NH90-helikopters bij de marine worden geboekt. Hier spreekt men over een investering van 70,9 miljoen voor upgrades, modules en trainingscentra.

 

Worden investeringen in tactisch luchttransport altijd bij de landmacht geboekt?

 

Om welke reden worden de vier SOF-vliegtuigen bij de landmacht geboekt?

 

Om welke reden worden de investeringen in de NH90-helikopters bij de marine en niet bij de luchtcomponent geboekt? Tot welke component behoort het personeel van de NH90 momenteel?

 

09.02 Minister Steven Vandeput: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Top, het is fijn dat u de strategische visie in haar geheel hebt gelezen en misschien is gewoon een kleine verduidelijking op haar plaats.

 

Het feit is dat wij de strategische visie hebben uitgewerkt op basis van capaciteiten ingedeeld in vier dimensies, namelijk inlichtingen en cyber influence, land, lucht en maritiem. De operationele functionaliteit staat daarbij centraal en niet het behoren tot een bepaalde structuur. Het is ook een specifiek als dusdanig omschreven principe in mijn strategische visie dat de structuren de operationaliteit moeten volgen. De structuren moeten hetgeen men nodig heeft volgen.

 

Ik geef een concreet antwoord op uw vragen.

 

De vier SOF-vliegtuigen zullen in de eerste plaats in de capaciteit van de special forces dienstdoen, dus vallen zij onder de capacitaire landdimensie. De vier NH90-helikopters van de landversie, de TTH of Troop Transport Helicopters, zullen in de eerste plaats de landstrijdkrachten ondersteunen, met name de interwapen gemotoriseerde capaciteit en de capaciteit special operations forces van de capacitaire landdimensie. De NH90- fregathelikopters, de NFH, zullen in de eerste plaats worden ingezet op de fregatten, de capaciteit service combatant van de capacitaire maritieme dimensie.

 

Vandaag worden alle luchtmiddelen ondersteund en georganiseerd vanuit de luchtcomponent aangezien dat werd beschouwd als de meest efficiënte manier om het te organiseren. Het aandeel toekomstige structuur van de Belgische Defensie is een van de implementatiedossiers waaraan wordt gewerkt in het kader van de uitwerking van de strategische visie.

 

09.03  Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, ik bedank u voor de verduidelijking.

 

Wij zien uit naar het volgende debat en de bespreking van de strategische visie zelf.

 

09.04 Minister Steven Vandeput: Mijnheer Top, bij zijn vorige bijeenkomst heeft de Ministerraad zijn goedkeuring gegeven aan het voorontwerp van de programmawet. Dat is al in het Parlement ingediend of zal dat eerstdaags worden. Dat zal de ideale gelegenheid zijn om eens ten gronde te discussiëren over de keuzes gemaakt in de strategische visie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Samengevoegde vragen van

- de heer Alain Top aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het advies van Defensie bij het bouwen van wind­turbines" (nr. 14391)

- de heer Alain Top aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de beperkingen vanwege Defensie voor de inplanting van wind­molens" (nr. 14702)

10 Questions jointes de

- M. Alain Top au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "l'avis de la Défense pour la construction d'éoliennes" (n° 14391)

- M. Alain Top au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "les restrictions de la Défense à l'implantation d'éoliennes" (n° 14702)

 

10.01  Alain Top (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb inderdaad twee vragen ingediend over de windturbines. Met mijn tweede vraag speel ik in op een antwoord van uw Vlaamse collega, Bart Tommelein, in verband met de bouwaanvragen voor windmolens.

 

Bij het bouwen en inplanten van windmolens dient men een bouwaanvraag in te dienen. Defensie brengt hierop een advies uit. Deze aanvragen kunnen rechtstreeks door de firma’s zelf worden verzonden of indirect via de betrokken diensten.

 

Defensie gebruikt strikte criteria. Zo ontvangt de dienst Geomatica de aanvragen en maakt deze dienst een eerste snelle evaluatie met de beschikbare GIS-tool. Nadien wordt bij de diverse betrokken onderdelen van Defensie een gedetailleerd advies gevraagd. Als die adviezen binnen zijn, levert de dienst Geomatica een uiteindelijk advies af.

 

Zo is het niet mogelijk om nabij een militaire pijpleiding windturbines te plaatsen. Ook kan er geen windturbine worden geplaatst tussen twee BEMILCOM-torens met hertzbundels voor communicatie. Ook nabij een munitiedepot of nabij een vliegveld kan er geen turbine worden geplaatst.

 

Daarom graag een antwoord op volgende vragen.

 

Hoeveel aanvragen tot advies krijgt Defensie jaarlijks te verwerken? Graag een overzicht van de laatste vijf jaar.

 

Hoeveel aanvragen werden goedgekeurd of kregen een positief advies? Hoeveel aanvragen werden geweigerd? Hoeveel aanvragen werden goedgekeurd mits voorwaarden? Graag een overzicht.

 

Heeft Defensie reeds een studie uitgevoerd om het aantal radars bij vliegvelden te rationaliseren? Hoe oud zijn de radars bij militaire vliegvelden? Wanneer zijn deze radars aan vervanging toe?

 

In de strategische visie is er sprake van een vervanging van de radars in 2017-2018 en in 2020-2029. Nederland besliste eind 2014 om zijn radars te vervangen door radarsystemen die de storingen van windmolens veel beter kunnen negeren. Wordt dit ook overwogen bij de vervanging van onze systemen?

 

Tenslotte, zijn er militaire vliegvelden bij Defensie die niet meer worden gebruikt maar die wel nog beperkingen opleggen bij het bouwen van windturbines? Zo ja, over welke vliegvelden gaat het?

 

Zo kom ik tot mijn tweede vraag.

 

Tijdens de Vlaamse commissie voor Leefmilieu beantwoordde uw Vlaamse collega-minister, Bart Tommelein, enkele vragen over het Windplan. Het Windplan stelt een hoger ambitieniveau voorop inzake de productiecapaciteit van windenergie. Windenergie zal in de toekomst een grotere rol spelen. Minister Tommelein stelde in antwoord op een vraag het volgende – ik citeer: "lk heb al een brief gestuurd naar federaal minister Vandeput wat betreft de militaire luchthavens. Hierin is de sector trekker. We moeten het niet onder stoelen of banken steken: het zijn vaak de talloze luchthavens die we in dit land hebben die een belemmering vormen, omdat men daar nogal rigide regels en een rigide aanpak heeft. Mijn boodschap is duidelijk: iedereen moet mee in dit verhaal. We moeten proberen alle weerstanden op te lossen".

 

De inplanting van windmolens kent vele beperkingen vanwege Defensie, component Luchtvaart. In het verleden hebben al vele ministers beloofd het probleem aan te pakken. Jammer genoeg leverde dat tot op heden geen resultaat op.

 

Daarom had ik graag een antwoord gekregen op de volgende vragen.

 

Hebt u de vraag van uw Vlaamse collega-minister ontvangen? Zo ja, wat is uw antwoord op deze brief?

 

Over welke concrete beperkingen, bijvoorbeeld inzake radars van de vliegvelden en CTR-zones die Defensie oplegt ten aanzien van windturbines, is er effectief een concrete onderhandeling opgestart? Wat is de stand van zaken van deze onderhandelingen? Hoeveel meetings zijn er reeds geweest?

 

ls er reeds een concreet resultaat over bijvoorbeeld een versoepeling van de beperkingen of een opheffing? Zo ja, dewelke? Zo neen, wanneer kunnen we een concreet resultaat verwachten?

 

Bent u effectief bereid om zich actief in te zetten om het proces van beperkingen te versoepelen en/of op te heffen om windturbines mogelijk te maken? Indien ja, hoe kunt u dit engagement concretiseren?

 

Erkent u het verschil tussen grote en middelgrote windturbines? Middelgrote windturbines komen steeds vaker voor en zijn niet hoger dan 50 meter. Ondanks een beperktere hoogte kennen de windmolens heel wat voordelen. Kerktorens en watertorens bijvoorbeeld vallen in dezelfde hoogteklasse. Zou u het reglement kunnen opsplitsen voor de advisering inzake grote en middelgrote windmolens?

 

10.02 Minister Steven Vandeput: Mijnheer Top, dank u voor uw heel interessante vraag.

 

Met betrekking tot de brief van de heer Tommelein vanuit de Vlaamse regering, ik heb van hem een brief ontvangen en beantwoord in verband met het plaatsen van zonnepanelen op de daken van gebouwen va, Defensie. Ik heb daarop geantwoord dat hij als bevoegd minister voor fiscaliteit in de Vlaamse regering misschien eerst eens moest kijken naar de voorwaarden die worden opgelegd aan gebouwen van Defensie om binnen het speciale regime van de onroerende voorheffing te vallen. Daar heb ik dus nog geen antwoord op ontvangen. Ik heb in ieder geval nog geen antwoord geformuleerd op een andere brief in verband met windmolens.

 

Om een en ander goed te kaderen, het is natuurlijk zo dat u mij overzichten vraagt van de laatste vijf jaar. Die vraag is er meer mee gediend om schriftelijk te worden beantwoord. Ik zal de cijfers zo dadelijk bezorgen aan het commissiesecretariaat.

 

Om te duiden hoe ernstig of niet-ernstig het probleem was of in welke mate men zich er toch voor moet hoeden om al te snel uitspraken te doen in de media over tegenwerkende andere departementen, zou ik een en ander willen kaderen.

 

In 2012 waren er in totaal 174 aanvragen waarvan er 18 geweigerd werden, 104 goedgekeurd en 52 goedgekeurd mits voorwaarden. Toen waren het er 18 of 10 %. 2014 was een mager jaar voor aanvragen, er waren 81 aanvragen: daarvan werden er 5 geweigerd, 56 goedgekeurd en 20 goedgekeurd met voorwaarden. In 2016 waren er tot vandaag 73 aanvragen: 61 werden goedgekeurd zonder voorwaarden, 10 werden er goedgekeurd mits voorwaarden en 2 werden er niet goedgekeurd. Ik meen dus dat een hit ratio van 2 op 73, of iets meer dan 2 % die geweigerd worden, erop wijst dat de ernst van dergelijke uitspraken anders ligt. Dat blijkt als men er de cijfers effectief bijneemt.

 

Dit gezegd zijnde, Defensie werkt nauw samen met Belgocontrol voor de rationalisatie van de surveillancesystemen en onderzoekt permanent alle mogelijkheden in dit kader zoals dat het geval is geweest voor de samensmelting van de Airfield Surveillance Radar of ASR ten voordele van de basis van Florennes en de burgerluchthaven van Charleroi. De vliegbasis van Koksijde maakt gebruik van de radar van Oostende. In 2015 werd de radar van Glons buiten gebruik gesteld. Het vliegveld van Zoersel-Oostmalle wordt niet meer als militair vliegveld gebruikt. Voor bouwaanvragen van windturbines in de omgeving van dit vliegveld worden de aanvragers doorverwezen naar Ruimte Vlaanderen, Defensie sluit zich aan bij het advies van Ruimte Vlaanderen.

 

De Airfield Surveillance Radars bij de militaire luchthavens zijn in gebruik genomen tussen 1981 en 1983. Sinds 2014 en dit tot 2018 zijn deze radarsystemen onderhevig aan verschillende upgradeprogramma’s waardoor de verwachte levensduur van deze systemen tot circa 2030 wordt verlengd. Dan gaan wij over tot echte vervanging.

 

In januari 2016 ben ik ingegaan, op vraag van de Organisatie Duurzame Energie Vlaanderen, om de voorwaarden van Defensie inzake de inplanting van windturbines te evalueren. Deze studie zou tegen het einde van dit jaar beschikbaar moeten zijn. Het gaat dan vooral over de hoogte van de windturbines in de omgeving van vliegvelden.

 

Mijn diensten stellen vast dat het met de huidige technologie nog steeds niet mogelijk is om alle storingen op radars weg te filteren. Zowel de hoogte van de turbines als de radarstoringen zijn belangrijk voor de vliegveiligheid.

 

Indien de studie aantoont dat een versoepeling van de regels mogelijk is, zal ik niet twijfelen om daarop in te gaan, maar ik kan onmogelijk de veiligheid van de piloten, van onszelf en van de passagiers in de burgerluchtvaart in gevaar brengen.

 

Daarnaast wil ik nogmaals opmerken dat, als ik onze adviezen inzake de verschillende dossiers zie, wij erover moeten waken dat wij het probleem niet moeten overroepen.

 

10.03  Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor het verduidelijkende antwoord.

 

Ik kijk uit naar de studie die tegen eind 2016 afgerond zal zijn.

 

U hebt gezegd dat u over de zonnepanelen een brief hebt ontvangen die u al hebt beantwoord. Het was niet duidelijk of u een brief van de heer Tommelein hebt ontvangen over de windmolens.

 

10.04 Minister Steven Vandeput: Ik heb gezegd dat ik zeker geen antwoord heb getekend.

 

Wij krijgen wel wat post, maar ik heb zeker nog geen antwoord zien passeren. Dat zou ik mij herinneren.

 

10.05  Alain Top (sp.a): Ik wil er geen polemiek over starten.

 

Het is goed dat erover wordt nagedacht en dat er een studie lopende is aangaande de vragen die vanuit de sector werden gesteld. Dat is goed. Ik wil sowieso geen polemiek starten op basis van uw verwijzing eerder naar de cijfers. Ik veronderstel dat de sector vandaag aan de hand van de plannen die bekend zijn en van de regelgeving die zij kent, geen aanvraag doet die niet voldoet aan de regels of de inplantingsschema’s. Het is nutteloos een bouwaanvraag in te dienen als men op voorhand weet dat men een weigering zal krijgen. Pas bij twijfelgevallen doet men nog een aanvraag.

 

Ik blijf aandringen op verder onderzoek om na te gaan of die radarsystemen en upgrade kunnen krijgen, waardoor de storingen kunnen worden vermeden of geminimaliseerd, en waarbij het onderscheid tussen grote windmolens en middelgrote windmolens verder kan worden onderzocht. Misschien brengt die studie daar wel duidelijkheid over.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De heer De Vriendt laat weten nog even in de commissie voor de Binnenlandse Zaken verhinderd te zijn. Als hij niet tijdig hier raakt worden zijn vragen nrs 14447 en 14457 omgezet in schriftelijke vragen.

 

11 Questions jointes de

- M. Marcel Cheron au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la campagne 2016-2017 vers la station polaire Princesse Elisabeth" (n° 14464)

- M. Georges Dallemagne au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "l'envoi d'une équipe de la Défense pour gérer la station polaire en Antarctique lors de la saison 2016-2017" (n° 14474)

- M. Sébastian Pirlot au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la station polaire Princesse Elisabeth" (n° 14693)

11 Samengevoegde vragen van

- de heer Marcel Cheron aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de expeditie 2016-2017 naar het pool­station Prinses Elisabeth" (nr. 14464)

- de heer Georges Dallemagne aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het uitsturen van een team van Defensie voor het beheer van het pool­station in Antarctica in het seizoen 2016-2017" (nr. 14474)

- de heer Sébastian Pirlot aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het poolstation Prinses Elisabeth" (nr. 14693)

 

11.01  Sébastian Pirlot (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, tout d'abord, mes félicitations pour votre prochain départ en Russie pour analyser les élections législatives – nous en avons discuté ce matin. Ma collègue Mme Julie Fernandez Fernandez en est déjà très heureuse.

 

Blague à part, comme vous le savez, pour mon groupe, la contribution de votre département aux missions scientifiques belges sur le continent austral est essentielle. Une telle contribution a souvent été jugée comme indispensable par le passé, notamment en matière de technique, de logistique et d'expertise.

 

En séance plénière la semaine passée, votre collègue en charge de la politique scientifique fédérale a indiqué que le gouvernement a décidé d'organiser une nouvelle mission avec la Défense et les experts de la politique scientifique d'octobre à février.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous me donner davantage de détails sur les aspects humains et logistiques de la contribution de l'armée dans ce cadre? D'un point de vue juridique, comment l'action de la Défense est-elle encadrée?

 

11.02  Steven Vandeput, ministre: Madame la présidente, monsieur Pirlot, la Défense fournit un détachement en appui de Belspo conformément à la décision du Conseil des ministres du 19 octobre 2016. Ce détachement comportera en tout et pour tout seize militaires.

 

La Défense n'envisage d'aucune manière d'exécuter la mission Belare isolément. Nous ne disposons pas des compétences liées aux spécificités techniques et systémiques de la station. La Défense se retrouvant dans un rôle d'appui à l'expédition, il n'appartient pas au ministre de la Défense de décider du lancement de l'expédition.

 

Les activités en Antarctique sont subordonnées au traité sur l'Antarctique de 1959 qui y interdit toute activité militaire. La base russe de Novolazarevskaya, où la mise en place vers la base Princesse Élisabeth se fait, est une base scientifique qui est soumise au même traité.

 

Le détachement est composé d'une quinzaine de personnes qui seront déployées pour une période d'environ quatre mois. La base juridique de ce déploiement est l'accord-cadre entre la secrétaire d'État à la Politique scientifique et le ministre de la Défense, signé le 10 octobre 2016, concernant la mise en œuvre de la campagne Belare à la station Princesse Élisabeth.

 

11.03  Sébastian Pirlot (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses complètes.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Samengevoegde vragen van

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het gebruik van munitie met verarmd uranium in Syrië" (nr. 14447)

- de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het gebruik van munitie met verarmd uranium in Noord-Syrië" (nr. 14472)

12 Questions jointes de

- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "l'utilisation d'armes à l'uranium appauvri en Syrie" (n° 14447)

- M. Dirk Van der Maelen au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "l'utilisation d'armes à l'uranium appauvri dans le nord de la Syrie" (n° 14472)

 

12.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, volgens een artikel op IRI News van 6 oktober jongstleden heeft een PR-officier van de Amerikaanse luchtmacht aan Martha McSally, een Congreslid uit Arizona, toegegeven dat Amerikaanse A-10 vliegtuigen in november vorig jaar munitie met verarmd uranium hebben gebruikt boven Noord-Syrië.

 

Verarmd uranium wordt gebruikt in zwaar kaliber munitie omwille van zijn enorme dichtheid, zijn scherpte en zijn makkelijke ontbrandbaarheid. Dat maakt het geschikt om gepantserde materialen te doorboren. Verarmd uranium is daarnaast ook schadelijk voor de gezondheid. Het is chemisch toxisch en schadelijk voor vooral de nieren, hersenen en lever bij inademing of inname via de voedselketen. Het is ook licht radioactief gedurende erg lange tijd na het afvuren.

 

België verbiedt het gebruik van munitie met verarmd uranium, maar neemt wel deel aan dezelfde operatie als deze waarin de VS deze munitie zou hebben gebruikt.

 

Mijnheer de minister, ik wil u de volgende vragen stellen.

 

Ten eerste, hebt u weet van het gebruik van dit soort API-munitie (Armor Piercing and lncendiar) door de Amerikaanse coalitiegenoten in het kader van de operatie boven Syrië of boven Irak?

 

Ten tweede, zal de Belgische regering de VS om meer informatie verzoeken omtrent het gebruik van dergelijke munitie? Zal ze de VS aanmanen om de details van het gebruik van deze munitie openbaar te maken zodat een gerichte respons op het terrein mogelijk is?

 

Ten derde, zal de Belgische regering de VS haar bezorgdheid overmaken over het gebruik van dergelijke munitie?

 

Ten vierde, kan de regering garanderen dat onze F-16's nooit ofte nimmer zullen deelnemen aan een actie waarbij andere coalitielanden wapens met verarmd uranium gebruiken?

 

12.02 Minister Steven Vandeput: Mevrouw de voorzitter, mijnheer De Vriendt, België heeft geen weet van het gebruik van munitie met verarmd uranium tijdens de operatie Inherent Resolve.

 

Zoals u weet, is België een voortrekker op het gebied van het verbod op het gebruik van dit soort munitie. Het gebruik van verarmd uranium in munitie is sinds juni 2007 in België, en dus ook voor Belgen, verboden, maar er bestaat geen internationaal verbod.

 

Defensie zal haar standpunt in deze problematiek in elk forum ter zake blijven verdedigen.

 

12.03  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, dan heb ik een zeer logische vraag: kunt u informeren bij de Verenigde Staten? Ik had eigenlijk verwacht dat u dat zou doen naar aanleiding van mijn vraag.

 

Ik kan zeer goed begrijpen dat u daarvan geen weet hebt, maar er is een persartikel verschenen en het lijkt mij dan toch logisch dat u zich informeert bij de Verenigde Staten. Ook vanwege mijn laatste vraag, ik zou namelijk zeer graag hebben dat onze F-16’s nooit deelnemen aan een actie waarbij vliegtuigen van onze bondgenoten wapens gebruiken met verarmd uranium.

 

Misschien kunt u daarop nog antwoorden. Kunt u gewoon via bilaterale diplomatieke weg informeren bij de Verenigde Staten wat daarvan aan is? Bent u bereid om dat te doen?

 

12.04 Minister Steven Vandeput: Ik zal het eens navragen.

 

12.05  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Dank u.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het nieuwe NAVO-hoofdkwartier" (nr. 14457)

13 Question de M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le nouveau quartier général de l'OTAN" (n° 14457)

 

13.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, in 2008 startte de bouw van een nieuw NAVO-hoofdkwartier aan de overzijde van de A201, op de historische locatie van het oude vliegveld van Haren. Na jaren vertraging en met kosten die naar verluidt veel hoger liggen dan begroot, moet het nieuwe hoofdkwartier binnenkort worden opgeleverd. De bekende NAVO-ster, het monument aan de ingang van het hoofdkwartier, verhuisde eerder in mei al naar het nieuwe gebouw.

 

Op de NAVO-top in Warschau is beslist om de volgende top in 2017 in Brussel te houden en om het nieuwe hoofdkwartier in te wijden. Zal het gebouw tegen dan klaar zijn? Wanneer is de oplevering gepland? Wanneer is de top gepland?

 

Hoeveel zal het nieuwe hoofdkwartier uiteindelijk hebben gekost? Hoeveel meer is het dan de oorspronkelijke raming? Welk bedrag heeft België bekostigd?

 

Wat gebeurt er met het oude NAVO-hoofdkwartier? Klopt het dat de terreinen terug in handen komen van het Belgisch leger? Wat is Defensie met de terreinen en gebouwen van plan? Is een uitbreiding van het kwartier Koningin Elizabeth aan de orde?

 

13.02 Minister Steven Vandeput: Mevrouw de voorzitter, mijnheer De Vriendt, de eigenlijke bouw van het nieuwe NAVO-hoofdkwartier startte in november 2010 en niet in 2008. De werken bevinden zich in de eindfase. De overdracht is gepland in december 2016.

 

Er is momenteel nog geen concrete datum bekend voor de geplande NAVO-top in 2017.

 

Het totale project zal ongeveer 1,1 miljard kosten. Het aandeel waarvoor België projectmanager is, bedraagt 860 miljoen euro. De afrekening zal van die orde van grootte zijn. Een vergelijking met de initiële bedragen is moeilijk omdat de NAVO de voorbije jaren verschillende keren de behoeften heeft aangepast en de scope heeft uitgebreid. In ieder geval zal de eindafrekening nog steeds lager zijn dan de budgetten die de partnerlanden voor dit project destijds naar voren schoven.

 

Het Rekenhof volgt de financiële afhandeling op en zal ten gepaste tijde verslag uitbrengen.

 

De bijdrage van België in de kosten van het nieuwe hoofdkwartier bedraagt op basis van de huidige verdeelsleutel — niets wijst erop dat deze zou veranderen — 3,82 %.

 

De bestaande overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie voorziet er inderdaad in dat, na de voltooiing van de werken aan het nieuwe NAVO-hoofdkwartier, de gebouwen en terreinen van het oude NAVO-hoofdkwartier worden overgedragen aan de Belgische Staat, in casu Defensie.

 

De toekomstige bestemming van de ter beschikking gestelde terreinen van het oude NAVO-hoofdkwartier evenals de bestemming van het huidige kwartier Koningin Elisabeth maken actueel deel uit van een consultancyopdracht die wij hebben gevraagd en van consultaties van de betrokken Gewesten en gemeenten. U weet dat die regio niet heel eenvoudig is, maar er loopt daarvoor een externe consultancyopdracht waarvan wij de resultaten verwachten in de komende maanden.

 

13.03  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Mijnheer de minister, u kon blijven tot ongeveer 12 u 00. Wij zullen het volgende punt nog behandelen, waarna ik de vergadering zal sluiten.

 

14 Interpellation et questions jointes de

- Mme Julie Fernandez Fernandez au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique sur "le relèvement de l'âge de la pension des militaires" (n° 188)

- M. Alain Top au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "l'augmentation de l'âge de la retraite" (n° 14567)

- M. Tim Vandenput au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "l'âge de la pension des militaires" (n° 14683)

- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "les pensions des militaires" (n° 14695)

- M. Veli Yüksel au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le relèvement de l'âge de la pension des militaires" (n° 14697)

14 Samengevoegde interpellatie en vragen van

- mevrouw Julie Fernandez Fernandez tot de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken over "de optrekking van de pensioen­leeftijd van de militairen" (nr. 188)

- de heer Alain Top aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de stijging van de pensioen­leeftijd" (nr. 14567)

- de heer Tim Vandenput aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de pensioen­leeftijd van de militairen" (nr. 14683)

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de pensioenen van de militairen" (nr. 14695)

- de heer Veli Yüksel aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de verhoging van de pensioen­leeftijd van de militairen" (nr. 14697)

 

14.01  Julie Fernandez Fernandez (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, depuis deux ans nos militaires sont largement mis à contribution par ce gouvernement dans le cadre de la lutte contre le terrorisme. Ils sont de faction dans nos rues, jour et nuit, qu'il vente ou qu'il pleuve, au détriment souvent de ce pour quoi ils ont été formés et de ce pour quoi ils ont été engagés, à savoir les missions à l'étranger. Cela fait deux ans également qu'ils subissent des économies drastiques imposées par le gouvernement Michel à votre département car ce gouvernement a réduit au strict minimum les opérations à l'étranger, les missions d'aide à la Nation, les entraînements et les formations tout en planifiant sous le manteau la fermeture de nombreuses casernes. On aurait pu croire que la liste des horreurs s'arrêterait là, mais non!

 

Lors de la récente déclaration du premier ministre, ce dernier a salué la flexibilité et la disponibilité des troupes tout en les remerciant par un recul de leur âge de départ à la pension. Pis que tout, cela a été décidé sans aucune concertation avec les partenaires sociaux. Ceci me permet d'affirmer par ailleurs que lors de la commission du 20 avril dernier, vous nous aviez menti – voyez, il n'y a pas que moi qui mens en commission. En effet, en réponse à une question de mon collègue Sébastian Pirlot au sujet de l'avenir des pensions, vous disiez: "Il est bien entendu que l'alignement des différents systèmes de pension se fera en concertation avec les partenaires sociaux." Or ces mêmes syndicats, dont vous vous ventiez, lors de notre dernière commission, d'obtenir l'aval sur toutes vos décisions, voire même leurs applaudissements, semblent, aujourd'hui, particulièrement remontés contre cette décision, comme nous pouvons nous en rendre compte dans leur communiqué de presse commun.

 

Monsieur le ministre, vous rencontriez vendredi dernier l'ensemble des syndicats militaires. Pouvez-vous nous en faire le compte rendu notamment au sujet des marges de négociation possibles à l'égard de cette décision?

 

Puisque vous sortez d'un conclave budgétaire, pouvez-vous nous communiquer le coût de cette mesure d'ici 2030 et ses conséquences concrètes sur le fonctionnement, notamment en matière d'avancement de l'armée et de son budget. Par ailleurs, comment comptez-vous intégrer cette mesure dans la perspective d'une diminution progressive des effectifs et d'un rajeunissement du cadre de l'armée, objectif défendu par votre vision stratégique?

 

Enfin, lors la séance plénière du 17 octobre dernier, le ministre Bacquelaine nous a répondu que les militaires ne seront pas déployés en zone de combat à 60 ans. Évidemment! Dès lors, quelles missions leur seront-elles dévolues entre 56 et 63 ans?

 

14.02  Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, ik beperk mijn inleiding. Mijn betoog sluit aan bij dat van de vorige spreekster.

 

Ik wil even terugkomen op de State of the Union, waaruit bleek dat militairen plots 7,5 jaar langer zullen moeten werken voor hetzelfde pensioen. Twee dagen later verklaarde u dat u ervan overtuigd bent dat militairen erkend zullen worden als werknemers met een zwaar beroep. Dergelijke tegenstrijdige verklaringen tussen de State of the Union en uw verklaring zorgen voor onzekerheid bij de militairen en het personeel.

 

Zoals de vorige spreker al zei moeten wij ook verwijzen naar de strategische visie. Afgelopen zomer sprak u nog over de grote besparing die deze met zich zou brengen voor de personeelskosten van het leger. Het leger zou, dat was één van de grote uitgangspunten, dringend verjongd worden. De huidige gemiddelde leeftijd van 40,6 jaar zou tegen 2030 verlagen naar 34 jaar. Dit is niet zomaar een klein zinnetje in de strategische visie. De verjonging van het personeel en de daling van de personeelskosten maakten één van de grote lijnen van dat plan uit. Heel uw visie staat of valt dus met deze evolutie.

 

Graag krijg ik daarom antwoord op de volgende vragen.

 

Zult u rekening houden met de recente beslissingen van de regering en uw strategische sisie herschrijven?

 

Welke nieuwe evolutie kunt u vooropstellen voor de verjonging van het leger?

 

Welke kosten brengt de vooropgestelde pensioenleeftijd met zich?

 

Hebt u er bij de onderhandelingen voor kunnen zorgen dat een deel van de winst van de pensioenbegroting eventueel naar Defensie gaat?

 

U bent ervan overtuigd dat militaire beroepen zullen worden erkend als zware beroepen. Kunt u deze erkenning formeel bevestigen? Wanneer krijgen de militairen daar zekerheid over?

 

Wat is de effectieve pensioenleeftijd voor militairen nu precies? De tegenstrijdige uitspraken zorgen ervoor dat dit niet meer duidelijk is.

 

Wat gebeurt er met militairen die op dit moment niet fulltime werken, bijvoorbeeld omdat zij einde loopbaan zijn? Zullen deze militairen opnieuw voltijds moeten werken, gelet op de verlenging van de actieve duur?

 

Tenslotte, waarom wordt de pensioenleeftijd niet bepaald naar gelang van de maand van iemands werkelijke verjaardag? In plaats daarvan wordt er blijkbaar trimestrieel gewerkt.

 

14.03  Tim Vandenput (Open Vld): Mijnheer de minister, ik heb ook een vraag over de pensioenleeftijd van de militairen.

 

De komende weken plannen de vakbonden of vakorganisaties gerichte syndicale acties. Er gaat vandaag via de vakbonden heel wat informatie rond bij de militairen. Uit die informatie blijkt dat verduidelijking over hun pensioenleeftijd nodig is.

 

In dat kader heb ik de hiernavolgende vragen.

 

Ten eerste, komt er een officiële communicatie over de pensioenleeftijd naar de mensen van Defensie?

 

Ten tweede, wat gebeurt er met mensen die reeds in een overgangsregeling zitten of op het punt staan in een dergelijk overgangsregime in te stappen?

 

Ten derde, worden de zogenaamde tantièmes behouden of worden ze afgeschaft?

 

Ten vierde, welke impact heeft dit op de budgettering? Welke gevolgen zal de maatregel hebben op de 50/25/25-sleutel voor de personeelswerking en investeringen die u in de strategische visie voor ogen houdt?

 

Ten vijfde, wat is de impact op de verjonging die in het kader van de strategische visie is afgesproken?

 

Ik dank u voor uw antwoorden.

 

14.04  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, er is heel wat te doen rond de hervorming van de pensioenen van militairen.

 

Een aantal leden wijst erop dat syndicale acties zijn gepland. Die acties zijn eigenlijk deels al bezig. Er is nu, sinds de State of the Union, al vrij veel onrust bij de militairen. Die onrust is volgens ons volledig terecht. Een militaire loopbaan is geen loopbaan zoals een andere loopbaan. Militairen stellen zich ten dienste van de natie. Daarvoor moet respect bestaan.

 

Ik heb volgende vragen voor u.

 

Waarom zou de verhoging van de pensioenleeftijd zo abrupt verlopen? Militairen die op zeven jaar van hun pensioen verwijderd zijn, zouden nu nog veertien jaar moeten werken.

 

Is in overgangsregimes voorzien?

 

Worden de tantièmes gewijzigd? Wat is de impact van die wijziging op de hoogte van het pensioenbedrag voor de militairen?

 

Kunnen bepaalde categorieën militairen aanspraak maken op het statuut van zwaar beroep?

 

Ik wil er toch even op wijzen dat voor ons het beroep van militair wel degelijk een zwaar beroep is. Daarover kan geen enkele twijfel bestaan. Wij hebben van bij het begin opgemerkt dat het de fout van de regering is geweest om de hele pensioenhervorming via de verhoging van de pensioenleeftijd eerst te doen en daarna pas na te denken over wat nu eigenlijk een zwaar beroep is en welke beroepen een uitzondering op de verhoogde pensioenleeftijd kunnen zijn. Men heeft de kar voor het paard willen spannen, wij hebben dat altijd aangeklaagd, en nu zien wij de impact hier inzake Defensie. Dat is bijzonder betreurenswaardig.

 

Ik wil ook nog aan u vragen of er nog ruimte is voor syndicaal overleg?

 

De belangrijkste oorzaak van de onrust nu is dat men ervoor vreest dat de zogenaamde deal van de uitgestelde verloning eenzijdig zou worden opgeblazen. Dat gaat over het volgende. Militairen worden voor een 24-uursprestatie eigenlijk nooit volledig betaald. Het idee is dat de niet-uitbetaalde vergoeding op het einde van de carrière dan wordt opgenomen. Gemiddeld kan die niet-uitbetaalde vergoeding oplopen tot ongeveer 10 jaar salaris. Het pensioen op 56 is daarvoor eigenlijk een vorm van compensatie. Men is nu bijzonder kwaad, terecht, omdat die uitgestelde verloning nu grotendeels zou worden afgenomen zonder dat de vergoeding voor de prestaties op het moment van de loopbaan zelf, zou stijgen.

 

Hetzelfde geldt voor de pensioenbijdragen van de militairen. Die ligt nu ongeveer 20 % hoger dan in de reguliere overheidssector. Dat is ook daar weer om een vertrek op 56 mogelijk te maken. Een vertrek op 56 met 37,5 jaren anciënniteit is dan eigenlijk een loopbaan van 45 jaren. Militairen dragen dus effectief wel bij voor een pensioen na 37,5 jaar.

 

Mijnheer de minister, dan heb ik nog een laatste bedenking.

 

Ik dacht dat wij het leger wilden verjongen, dat wij naar een klein, jong, dynamisch inzetbaar leger zouden willen gaan. Sinds ik hier in deze commissie voor de Landsverdediging zetel, wordt er heel vaak gepraat over het gemendeloopbaanconcept, het GLC van minister De Crem en minister Flahaut, nu gaat het over het beperkt statuut van militairen. Ik denk dat wij daarmee nog steeds worstelen, ik denk dat het onhaalbaar is om militairen van bij het begin tot hun 56 of 65 aan de slag te houden binnen Defensie. Wij moeten gaan naar een bepaalde vorm van gemengde loopbaan. Dat ligt nog steeds op de plank, er is daarvoor nog steeds geen oplossing.

 

Als wij willen gaan naar een jonger leger, begrijp ik niet hoe wij dat kunnen rijmen met blijkbaar de ambitie van de regering om elke militair aan de slag te houden tot na 60 of 65.

 

14.05  Veli Yüksel (CD&V): Mijnheer de minister, tijdens de beleidsverklaring gaf de eerste minister aan dat de pensioenleeftijd bij Defensie zou worden verhoogd. Momenteel ligt die grens op 56 jaar. Vanaf 2017 wordt dat met één jaar opgetrokken om vervolgens ieder jaar de pensioenleeftijd met zes maanden te verhogen tot de leeftijd van 63 wordt bereikt in 2030.

 

Ik heb hierover de volgende vragen, mijnheer de minister.

 

Het debat omtrent de pensioenleeftijd kan niet los worden gezien van een eventuele erkenning van militair als zwaar beroep. Het Nationaal Pensioencomité buigt zich daar momenteel over. Wat is de stand van zaken omtrent de bespreking om militairen ook als zwaar beroep te erkennen?

 

In de commissie hebben wij al een paar keer gedebatteerd over de leeftijdspiramide bij Defensie. Ik kijk dan in de eerste plaats naar de bepaling van de strategische visie die een bepaald rekruteringscijfer per jaar vooropstelt tot 2030. Zal dat cijfer worden gehandhaafd of aangepast nu de pensioenleeftijd wordt opgetrokken? Ik ga ervan uit dat er minder personeel nodig zal zijn.

 

De strategische visie zet ook in op een verjonging van het leger: van 40,6 jaar vandaag naar 34,1 jaar in 2030. Wordt die doelstelling nog behaald of komt zij in het gedrang door de verhoging van de pensioenleeftijd? Hoeveel zal de gemiddelde leeftijd bedragen in 2030 met de verhoging van de pensioenleeftijd? Welke weerslag zal de maatregel hebben op de verwachte pensioneringsgolf bij Defensie van 2020 tot 2025?

 

De strategische visie geeft aan dat het rekruteringsbeleid zich ook zal richten op de operationele impact op Defensie door te focussen op twee hoofdlijnen. Enerzijds zal er worden ingezet op de aanwerving van technisch geschoold personeel, gespecialiseerde onderofficieren, anderzijds zal men de huidige tekorten bij de gevechts­eenheden terugdringen.

 

Deze visie hangt samen met een verjonging van Defensie. Welke weerslag zal de verhoging van de pensioenleeftijd hebben op de rekrutering in deze categorie en op de operationele inzetbaarheid van onze militairen?

 

Dan komen we bij het laatste punt: de kosten voor Defensie. Een gezond Defensiebudget houdt een balans aan tussen 50 % personeelskosten, 25 % werkingskosten en 25 % investeringen. In België nemen de personeelskosten reeds een grote hap uit het Defensiebudget. Welke impact zal de verhoging van de pensioenleeftijd hebben op het aandeel van de personeelskosten?

 

De verhoging van de pensioenleeftijd zal volgens mij een impact hebben op de statutaire aspecten van fysieke proeven en doorgroeimogelijkheden inzake stijging van rang. Voorziet u in een aanpassing van de statuten met het oog op de verhoging van de pensioenleeftijd? Indien ja, wanneer plant u deze hervorming? Indien niet, waarom wordt dat niet gedaan?

 

14.06 Minister Steven Vandeput: Mevrouw de voorzitter, geachte collega’s, de regering, tout le gouvernement ensemble, de regering, niet de minister van Defensie, niet de minister van Pensioenen alleen, de regering heeft in het kader van het begrotingsconclaaf – geen IKW, geen uitwerking van concrete teksten – een principebeslissing genomen om het pensioenregime voor de militairen aan te passen en die te laten convergeren naar het algemeen pensioensysteem, maar ook tezelfdertijd verder te gaan met de uitwerking van maatregelen voor de functies die genieten van een erkenning als zwaar beroep.

 

De hervorming waarover een principeovereenkomst werd bereikt door de regering, omvat drie luiken.

 

Vooreerst de aanpassing van de preferentiële tantième voor de militairen. Momenteel wordt een jaar werk voor een vijftigste voor de berekening van het pensioenbedrag gerekend. De aanpassing van de reglementering hieromtrent is voorzien vanaf 1 januari 2018 met effect op de pensioenen vanaf 1 januari 2019. Deze aanpassing gaat samen met het invoeren van een nieuw systeem voor de zware beroepen.

 

Het tweede luik, in overleg met de sociale partners in de Bijzondere Commissie van het Nationaal Pensioencomité, omvat het invoeren van een nieuw systeem voor de zware beroepen. Dit zou ook een effect moeten hebben op de pensioenen vanaf 1 januari 2019 en is uiteraard gelinkt aan het eerste luik.

 

Momenteel is er een overeenkomst over de vier criteria die moeten bepalen wat al dan niet een zwaar beroep is. Ik zal dit even duiden want dit is de enige plaats waar men heel correct en juist noteert wat ik zeg. Mijnheer Top, goed opletten. Ik heb steeds gezegd dat ik bij die vier criteria een aantal criteria herken die zeker van toepassing zijn op het merendeel van onze militairen en zeker op de operationele militairen. Ik heb op geen enkel moment garanties geboden want het is niet aan mij om die garanties te bieden of daarover beslissingen te nemen. Ik zeg nogmaals heel duidelijk dat ik een groot deel van die criteria erken in het militaire beroep. Ik erken ook dat het militaire beroep geen beroep is als om het even welk ander beroep.

 

Het derde luik van de hervorming betreft de pensioenleeftijden. Vanaf 1 januari 2018 zal het principe van de ambtshalve pensionering van de militairen worden afgeschaft. Dit betekent dat militairen die vandaag op 56 jaar buiten moeten en zelfs geen keuze hebben, langer zullen kunnen werken dan de vooropgestelde pensioenleeftijd. Voor deze maatregelen moeten uiteraard nog de uitvoeringsmodaliteiten worden bepaald, samen met het departement Pensioenen.

 

Par ailleurs, les conditions d'âge et de carrière pour pouvoir partir en pension anticipée pour les militaires seront modifiées pour s'aligner progressivement sur les conditions normales de départ en pension anticipée.

 

La progression est la suivante: la condition d'âge est portée à 57 ans en 2018 et est ensuite relevée de six mois par an pour atteindre 63 ans en 2030. La condition de carrière est portée à 38 ans en 2018. Elle est relevée à 39 ans en 2021, 40 ans en 2024, 41 ans en 2027 et 42 ans en 2030.

 

Une exception pour carrière longue est prévue:

- En 2026 et 2027, moyennant la condition d'âge de 60 ans et la condition de carrière de 42 ans;

- En 2028 et 2029, moyennant la condition d'âge de 60 ans et la condition de carrière de 43 ans ou la condition d'âge de 61 ans et la condition de carrière de 42 ans;

- En 2030, moyennant la condition d'âge de 60 ans et la condition de carrière de 44 ans ou la condition d'âge de 61 ans et la condition de carrière de 43 ans.

 

Les modalités d'exécution de ces mesures doivent encore être déterminées en concertation avec le département des Pensions. Naturellement, ces modalités seront ensuite présentées et discutées avec les syndicats.

 

Dames en heren, het mag duidelijk zijn: dit zal een impact hebben op de uitvoering van de strategische visie. Dit zal geld kosten. Dit zal impact hebben op de gemiddelde leeftijd. Als we de vooropgestelde doelstellingen met betrekking tot operationaliteit en inzetbaarheid willen halen, zullen er methoden gevonden moeten worden om die twee aan elkaar te koppelen. Ik kijk vooral naar de collega’s van de meerderheid in deze zaal, die zich aangesloten hebben bij de vraagstellers. Er zullen financiële implicaties zijn. Als we operationeel willen zijn, moeten we blijven werven. In dat geval zal er een compensatie moeten komen voor het langer blijven van mensen binnen Defensie.

 

L'étude de l'impact de la réforme du régime de pensions des militaires sur la mise en œuvre de la vision stratégique doit être réalisée de manière détaillée.

 

Ik ga vandaag geen uitspraken doen, ik heb een studie gevraagd. Die is mij beloofd binnen de kortste keren. De zaken moeten wel juist zijn vooraleer we overhaast conclusies trekken.

 

Mijnheer De Vriendt, u hebt groot gelijk als u aanhaalt dat de pensionering, zeker ook van militairen, een breder maatschappelijk debat is dan enkel kijken naar de militair an sich. Het feit dat wij allemaal naar samengestelde carrières evolueren, zal in de toekomst ook voor militairen van toepassing zijn. Ik kan alleen zeggen dat ik stap voor stap werk aan de concretisering van mogelijke maatregelen die we daaromtrent kunnen nemen.

 

Binnenkort kom ik met een voorstel met betrekking tot horizontale mobiliteit binnen de overheid dat het voor militairen veel gemakkelijker zou moeten maken om alvast die overstap te maken. Daarnaast is het ook zo dat wij met mijn cel die contact heeft met het bedrijfsleven en dergelijke meer, bekijken in welke mate we specifieke sectoren kunnen benaderen om een eventuele doorstroming naar de privésector mogelijk te maken.

 

J'ai reçu les syndicats le lundi qui suivait le dimanche où l'accord du gouvernement sur le budget avait été atteint et communiqué. Je crois qu'il est normal que je les reçoive, et c'est ce qu'ils ont dit aussi. J'espère les avoir convaincus que ceci sera fait en jouant le jeu comme il faut.

 

Wij gaan dus geen trucs toepassen zoals die in het verleden al wel eens werden toegepast door een parlementslid met een dossier onder de arm naar het Parlement te sturen om een en ander er snel door te duwen en alzo al het mogelijke overleg uit te schakelen. Wij zullen het doen zoals het hoort in overleg met de syndicaten.

 

Voorts nog een opmerking met betrekking tot één van de bekommernissen die werden geuit. Politiek gezien kan ik het wel begrijpen, maar beweren dat de militairen zonder meer 7,5 jaar langer zullen moeten werken, dat is, zelfs met wat er vandaag geweten is, de waarheid geweld aandoen, in die zin dat er altijd een correctie zal zijn voor beroepen van lange duur. Dat maakt vandaag al deel uit van het akkoord.

 

U hebt gelijk, en ik had ook liever gehad dat dit allemaal stil kon blijven tot er concrete resultaten zijn. Dat is jammer genoeg niet het geval. Dit werd gecommuniceerd als resultaat van een begrotingsconclaaf en ik begrijp zeer goed dat dit bij betrokkenen enorm veel vragen oproept. De CHOD heeft daarover vorige week individueel met de mensen gecommuniceerd, maar het is moeilijk om vandaag heel concreet en duidelijk te zijn, precies omdat een deel van de zware beroepen nog achter blijft en men niet weet welke impact dat zal hebben.

 

Zoals ik al aan de bonden heb gezegd, ik ben niet vertegenwoordigd in het pensioencomité. Zij zijn dat wel, want het is paritair samengesteld. Ik verwacht dan ook dat zij de boodschappen meenemen die ik geef aan mijn collega’s die er wel vertegenwoordigd zijn.

 

14.07  Julie Fernandez Fernandez (PS): Monsieur le ministre, vous m'avez rassurée en disant que tout le monde est autour de la table parce qu'en entendant mes collègues, j'avais l'impression que vous aviez décidé ça tout seul. Il est bon de savoir que tous les partis de la majorité ont contribué à cette proposition.

 

Je considère cependant votre réponse comme un aveu de faiblesse puisque vous avez presque fait ma réplique à ma place en expliquant vous-même la difficulté de rendre cette mesure compatible avec votre vision stratégique. Vous dites vous-même que cela aura un coût budgétaire et avez même appelé vos partenaires de la majorité à y être attentifs. Les organisations syndicales parlent de 100 millions d'euros. Vous n'avez pas donné de chiffres mais j'ai confiance en ceux des syndicats. Comme vous, je ne comprends pas que cette mesure arrive maintenant sans qu'il y ait eu débat – je rejoins là mon collègue De Vriendt – sur la pénibilité de la fonction.

 

Évidemment, pour nous, cette mesure est injuste. On ne la soutiendra pas et je dépose d'ailleurs des motions sur le sujet.

 

Je vous interpelle à nouveau, madame la présidente. Je l'ai fait en début de séance mais je sais qu'il faut parfois s'accrocher aux demandes pour les avoir. Les militaires n'ont pas le droit de grève, même s'ils ont décidé de manifester le 15 novembre. Je suppose que nous serons dans la rue à leurs côtés. Mais il serait important que les organisations syndicales puissent être entendues ici, devant les représentants de citoyens et leur exprimer leur mécontentement autant que leurs inquiétudes. Il est vrai que tous les militaires ne vont pas faire 7 ans de plus, mais certains le feront. De toute façon, vous ne pouvez pas nier qu'on a retardé l'âge de la pension pour cette fonction.

 

J'insiste enfin sur l'indignation que provoque en moi cette mesure, par son injustice, puisqu'elle touche encore à une des fonctions régaliennes de notre État fédéral.

 

14.08  Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, ik kan mij alleen maar aansluiten bij de vorige spreker.

 

U zei daarnet dat men een politiek spel speelt wanneer men doet alsof de verhoging van de pensioenleeftijd met zeven jaar voor alle militairen geldt. Het klopt dat dit niet voor alle militairen geldt, maar het geeft wel duidelijk aan dat er opnieuw onzekerheid wordt gecreëerd bij de militairen. Eerst en vooral is er alweer een wijziging.

 

14.09 Minister Steven Vandeput: (…)

 

14.10  Alain Top (sp.a): Door uw beslissing. Door uw beslissing en gelukkig door heel de regering, zoals u daarnet al hebt aangegeven.

 

Ten tweede, is er de link met de onzekerheid die bij de militairen bestaat. Collega De Vriendt heeft er ook al naar verwezen. In mijn eerste interpellatie heb ik dat ook al aangetoond.

 

Als er onrust heerst bij de militairen, is dat niet zomaar. Dat komt in de eerste plaats door de langdurige werkwijze die wordt gehanteerd om de militairen op straat te houden.

 

Het tweede punt is deze principebeslissing van de regering die u hebt aangekondigd, waardoor er opnieuw onzekerheid ontstaat over de pensioenleeftijd van de militairen. U zegt dat het om een citaat in de pers gaat. Akkoord, maar dat kwam wel uit uw mond. U hebt een verwijzing gemaakt naar de vier criteria waaraan de militairen moeten voldoen.

 

14.11 Minister Steven Vandeput: Daar sta ik achter.

 

14.12  Alain Top (sp.a): Daar staat u achter, maar er is daarover geen zekerheid. Ik wil weten hoeveel budget er zal zijn voor de zware beroepen en hoeveel mensen aan de voorwaarden zullen voldoen.

 

Tenslotte, wat betreft de link met de strategische visie, het is goed dat u hebt toegegeven dat u om een studie hebt gevraagd over de impact op de strategische visie. In de strategische visie sprak u over het verlagen van de pensioenleeftijd van de militairen, maar het resultaat zal zijn dat de pensioenleeftijd tegen 2030 zal verhogen. Dat is de enige conclusie die uit die studie zal komen.

 

14.13  Tim Vandenput (Open Vld): Bedankt voor uw duidelijk antwoord, mijnheer de minister.

 

In tegenstelling tot de vorige sprekers, ben ik wel tevreden met uw antwoord.

 

U hebt toegelicht dat het gaat om een principebeslissing, genomen door de hele regering. Mijnheer Top, u bent zelf ook burgemeester. Als u in uw gemeente beslissingen neemt, zijn dat ook principebeslissingen die u voor verdere uitwerking aan uw administratie doorgeeft. Er moet dan ook overleg gepleegd worden met de vakbonden. U verwijt de regering een principe toe te passen, dat u zelf toepast in uw gemeente.

 

Dat wij allemaal langer zullen moeten werken, is een zekerheid. Ook de militairen zullen dat moeten doen. Sommigen zijn daar tegen, wat begrijpelijk is. Er zijn echter ook militairen die ons zeggen dat zij wel langer willen werken maar verplicht met pensioen moeten op 56 jaar. Bij een deel van de militairen bestaat dus wel degelijk de wil en de vraag om langer te werken, omdat zij anders thuis zitten. Naar hen moeten wij ook luisteren. Met hen moeten wij ook rekening houden.

 

Ik denk dat wij moeten afstappen van de fetisj dat iemand die een carrière begint bij Defensie, denkt dat hij op 56 jaar met pensioen kan en dus na 30 jaar al begint na te denken over zijn of haar pensioen. Er zullen ook gemengde carrières zijn. Dat is iets wat wij uit de hoofden van een aantal mensen moeten krijgen, en zeker van beginnende militairen.

 

Mijnheer de minister, ik denk dat de transitiemaatregelen zeer belangrijk zullen zijn. Uit uw antwoord begrijp ik dat u nog veel overleg zult moeten plegen. Ik vertrouw erop dat u die transitieplannen zult uitwerken en dat hierover duidelijk en transparant gecommuniceerd wordt met de vakbonden en alle betrokken partijen.

 

U hebt gelijk, dit zal geld kosten. Ik zal dat ook duidelijk maken aan mijn achterban. Als wij militairen op 56 jaar met pensioen stellen, kost dat echter ook geld aan de staatskas en dan zijn wij hun expertise kwijt. Ik denk dat wij op dat vlak een evenwicht moeten vinden. Ik meen dat de bedoeling achter die principebeslissing is, dat wij hen liever aan het werk houden en gebruik maken van hun expertise, opdat zij niet zonder doel in hun leven zitten. U hebt dus onze steun in de verdere uitwerking van deze principebeslissing.

 

14.14  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik vrees voor u dat dit wel eens het defensiedossier van deze regeerperiode kan worden. Het kan de facto al uw andere verwezenlijkingen overvleugelen.

 

De regering heeft deze problemen effectief veroorzaakt door reeds te communiceren. Ik raad de aanwezige collega’s van de meerderheid aan om bij hun vicepremier aan te dringen op een billijkere oplossing. Wat nu voorligt is totaal onevenwichtig. U gaf een zeer gedetailleerd schema van de verhoging van de pensioenleeftijden richting 2030, mijnheer de minister, maar inzake zware beroepen of horizontale mobiliteit is tot op heden niets geweten. Men kent het schema en de pensioenleeftijd, maar intussen hebben de militairen geen enkele zekerheid of zij daaraan tegemoet kunnen komen door iets langer te werken.

 

Ik las de communicatie van de CHOD, volgens dewelke iedereen zijn steentje moet bijdragen. Wij gaan daarin mee, maar het moet wel redelijk blijven. Er is geen respect voor de militairen.

 

Ik vestig nogmaals de aandacht op de uitgestelde verloning, wat uiteindelijk tot hetzelfde pakket behoort. Ik ben bijzonder bezorgd.

 

14.15  Veli Yüksel (CD&V): Mijnheer de minister er moet nog veel uitgewerkt worden en daarvoor is er nood aan overleg met alle betrokken actoren, zoals de vakorganisaties. Voor de toekomst van Defensie moeten wij waken over de verjonging van de leeftijdspiramide. Wij moeten kijken naar creatieve oplossingen, zoals horizontale mobiliteit bij de overheid, om dat allemaal mogelijk te maken.

 

Het is goed dat u een studie besteld hebt om de impact daarvan op de belangrijke krachtlijnen van uw strategische visie te kennen. Op basis van die studie kan worden nagegaan waar bijsturing nodig is en hoe wij ervoor kunnen zorgen dat de ambities worden waargemaakt op het terrein.

 

Het is evident, collega’s, dat iedereen zijn steentje moet bijdragen. Dit zal wel op een geleidelijke manier gebeuren, want er zal veel overleg noodzakelijk zijn.

 

Moties

Motions

 

La présidente: En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

 

Une motion de recommandation a été déposée par Mme Julie Fernandez Fernandez et par MM. Stéphane Crusnière, Sébastian Pirlot et Alain Top et est libellée comme suit:

"La Chambre,

ayant entendu l'interpellation de Mme Julie Fernandez Fernandez

et la réponse du ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique,

demande au gouvernement

1. s'il confirme sa volonté unilatérale d'augmenter l'âge de départ à la retraite des militaires, d'impliquer pleinement les syndicats militaires dans cette décision et son implémentation;

2. s'il confirme sa volonté unilatérale d'augmenter l'âge de départ à la retraite des militaires, de tenir compte de la pénibilité et des particularités de la carrière de militaire."

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Julie Fernandez Fernandez en door de heren Stéphane Crusnière, Sébastian Pirlot en Alain Top en luidt als volgt:

"De Kamer,

gehoord de interpellatie van mevrouw Julie Fernandez Fernandez

en het antwoord van de minister van Landsverdediging, belast met Ambtenarenzaken,

verzoekt de regering

1. indien ze de pensioen­leeftijd van de militairen inderdaad eenzijdig wil optrekken, de militaire vakbonden ten volle bij die beslissing en de tenuitvoerlegging ervan te betrekken;

2. indien ze de pensioen­leeftijd van de militairen inderdaad eenzijdig wil optrekken, rekening te houden met de zwaarte en de eigenheden van de militaire loopbaan."

 

Une motion pure et simple a été déposée par MM. Peter Buysrogge, Tim Vandenput et Veli Yüksel.

Een eenvoudige motie werd ingediend door de heren Peter Buysrogge, Tim Vandenput en Veli Yüksel.

 

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.30 uur.

La réunion publique de commission est levée à 12.30 heures.