Commissie
voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt |
Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de
la Fonction publique |
van Dinsdag 19 juli 2016 Voormiddag ______ |
du Mardi 19 juillet 2016 Matin ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.02 uur en voorgezeten door de heer Brecht Vermeulen.
La réunion publique de commission est ouverte à 10.02 heures et présidée par M. Brecht Vermeulen.
01.01 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, dit is een vrij korte vraag.
Tijdens de plenaire vergadering van 28 april, mijnheer de staatssecretaris, werd uw wetsontwerp besproken dat de termijn voor de behandeling van aanvragen tot gezinshereniging verlengt van zes naar negen maanden. U verklaarde toen met uw administratie te willen bekijken of de termijnen voor kwetsbare mensen, bijvoorbeeld mensen in een oorlogszone, kunnen worden verkort en of de aanvragen voor deze groep niet prioritair kunnen worden behandeld.
Onder andere ik stelde u deze vraag omdat een verlenging van de behandelingstermijn voor aanvragen tot gezinshereniging niet zo onschuldig is. Dit betekent immers dat mensen langer moeten wachten op een beslissing. Voor mensen die bijvoorbeeld in een oorlogszone wonen kan dit risico’s met zich brengen.
Ik had graag het resultaat van die bespreking met uw administratie gehoord. U hebt openheid getoond tijdens die plenaire vergadering van 28 april. Graag ook wat uitleg over de manier waarop u deze groep mensen wil tegemoetkomen.
01.02 Staatssecretaris Theo Francken: (zonder micro)
(…) bescherming of de gezinsleden die zich in een moeilijke regio bevinden door oorlogsomstandigheden of natuurrampen blijven mijn bijzondere aandacht genieten. Mijn administratie blijft eveneens rekening houden met uitzonderlijke situaties die een versnelde afhandeling van de aanvraag rechtvaardigen zoals ernstige gezondheidsproblemen of zwangerschap.
Ik heb dit besproken met mijn administratie. Uit dit gesprek is duidelijk gebleken dat het optrekken van de maximale termijn niet betekent dat de behandelingstermijn van elk dossier langer zal zijn.
Ik heb de heer Roosemont toen ook echt om een nota gevraagd. Die is bijna klaar en ik zal met hem bespreken hoe dit juist moet worden geïmplementeerd. Ik heb duidelijk gemaakt dat ik in de commissie tegenover u een engagement ben aangegaan inzake die implementatie. Hij heeft dit met zijn administratie besproken. Er werd daarover een nota opgesteld die ik eerlijk gezegd wel nog moet lezen. Ik heb de nota eind vorige week pas ontvangen.
01.03 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): (…)
01.04 Staatssecretaris Theo Francken: Ik heb de nota nog niet gelezen, maar ik neem dat erin zal staan.
Ten eerste, het probleem was in het verleden dat de bonafide aanvragen onvoldoende of zelfs niet werden bekeken. De termijn werd gewoon uitgeput en na zes maanden kregen zij een positieve beslissing. De energie werd immers vooral gestoken in de gevallen waarover twijfel bestond. Men moet het nu eenmaal doen met het beschikbare personeel. Er zijn zoveel gezinsherenigingsaanvragen dat men op dit moment zo te werk gaat.
Ik heb daar twee zaken op gezegd. Ten eerste, ik vind het niet eerlijk dat iemand die volledig bonafide is negen maanden zou moeten wachten, omdat hij bonafide is. Dat vind ik een rare redenering. Ten tweede, voor erkende vluchtelingen en kwetsbare personen moet worden bekeken of hun gezinshereniging niet sneller kan verlopen dan op negen maanden. Dat staat in de nota, maar ik heb hem dus nog niet kunnen lezen. Dat is iets voor de komende weken. Het zal tegen het einde van de zomer wel rond zijn.
Ik houd dus woord, maar geef mij wat tijd.
01.05 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, ik ben blij dat u aan mijn vraag wilt tegemoetkomen en dat u wilt bekijken of de dossiers van kwetsbare mensen, die bijvoorbeeld in een oorlogszone wonen, prioritair of alleszins sneller dan binnen de termijn van negen maanden kunnen worden behandeld.
Ik kijk uit naar het vervolg, want er is nood aan.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02.01 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, op 18 mei heb ik u ondervraagd over het beleid van de Dienst Vreemdelingenzaken inzake de toekenning van humanitaire visa.
De aanleiding hiervoor waren enkele gevallen waarin de Dienst Vreemdelingenzaken weigerde humanitaire visa uit te reiken aan Syrische christenen. In de pers was er onder andere sprake van een familie uit Waregem. De Dienst Vreemdelingenzaken motiveerde de weigering om een humanitair visum uit te reiken toen op een nogal eigenaardige manier.
Tijdens de commissiebespreking antwoordde u op mijn expliciete vraag om het strenge beleid te herzien dat u dit zou bespreken met de Dienst Vreemdelingenzaken. Wat zijn de resultaten van die bespreking? Welke wijzigingen mogen wij verwachten?
U suggereerde toen dat ik u hierover na een zekere periode kon ondervragen, wat ik bij dezen doe. Hoeveel humanitaire visa werden er sinds 1 januari 2016 aan Syriërs uitgereikt? Is het mogelijk om aan te geven hoeveel onder hen christenen zijn? Ik weet niet of er daarover statistieken bestaan.
02.02 Staatssecretaris Theo Francken: Mijnheer De Vriendt, ik herinner mij de discussie heel goed. Net zoals voor de asielprocedure en de subsidiaire bescherming tonen cijfers aan dat België zijn verantwoordelijkheid blijft opnemen bij het opvangen van personen die in moeilijke situaties verblijven door het uitreiken van visa. De diensten blijven echter voorzichtig, vooral omdat er veel gestolen paspoorten circuleren en veel identiteiten worden geüsurpeerd. Ze passen evenzeer heel nauwgezet de internationale normen en rechtspraak toe.
Wat betreft het dossier waarnaar u tijdens uw vorige interpellatie verwees, de passage uit de motivatie van een negatieve beslissing was inderdaad bijzonder ongelukkig. Ik heb de DVZ dan ook gevraagd om in de toekomst extra aandacht te besteden aan de formulering. Ik heb die formulering trouwens sindsdien al tientallen keren mogen horen, dus geloof mij dat ik gemotiveerd ben om dat niet meer voor te hebben.
Gedurende de eerste vijf maanden van 2016 werden er 229 visa, 190 visa C en 39 visa D, met een humanitair motief uitgereikt aan Syriërs. De religie wordt niet geregistreerd en kan ook niet dienen als basis voor statistieken. Mocht ik dat wel doen, dan denk ik dat ik wel andere interpellaties zou krijgen.
Nog nooit werden er zoveel humanitaire visa uitgereikt, ik heb dat laten nakijken. Wij zijn daarin bijzonder soepel en ik blijf daar soepel in. Er zijn voldoende redenen om dat te motiveren.
Het gaat vaak via Libanon. Wij moeten erop toezien dat onze ambassade in Libanon niet overbelast raakt, want zij verrichten momenteel heel veel werk om die humanitaire visa in orde te krijgen.
02.03 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, de motivering, dat is één zaak, en dat de soms ongelukkige formulering ervan wordt gecorrigeerd is uiteraard positief. Het gaat echter niet alleen om de motivering maar ook om de beslissing zelf. Voor ons is het heel duidelijk dat wij aan Syriërs, aan oorlogsvluchtelingen, humanitaire visa moeten uitreiken, ongeacht of zij al dan niet christen zijn. Om die reden vroeg ik in de vorige bespreking ook om minder streng te zijn. De weigering van humanitaire visa voor Syriërs is voor mij totaal onbegrijpelijk.
In uw antwoord hoor ik u niet toezeggen dat u effectief minder streng zult optreden door een maximaal beleid te voeren. Dat vind ik bijzonder teleurstellend.
02.04 Staatssecretaris Theo Francken: Ik ben niet streng. Nooit eerder zijn er zoveel humanitaire visa uitgereikt. Wat u zegt, klopt dus niet. Ik ben helemaal niet streng. Ik ben veel minder streng dan mijn voorgangers.
U voert als argument aan dat er meer vluchtelingen zijn. Er zijn nu 65 miljoen vluchtelingen. In de periode 2000-2001 bijvoorbeeld — u kunt nagaan wie er toen aan de macht was — waren er 40 miljoen vluchtelingen. Ik doe nu het achtvoudige. Zelfs verhoudingsgewijs klopt uw rekensommetje dus van geen kanten.
02.05 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, als u zegt dat de motivering in een aantal gevallen nog steeds zo ongelukkig geformuleerd wordt, en als u daarop toekijkt en de formulering laat wijzigen, dan betekent dit dat er nog altijd negatieve beslissingen zijn. Als het gaat over Syrische christenen, dan blijf ik dat onbegrijpelijk vinden.
Het is ook niet zo gemakkelijk om een humanitair visum aan te vragen. Die 65 miljoen vluchtelingen kunnen niet allemaal zomaar een aanvraag indienen. Er moeten bepaalde procedures gevolgd worden. Het gaat dus niet om 65 miljoen aanvragen, verre van, maar dat weet u ook. De aanvragen die dan toch ons land bereiken, moeten volgens mij wel zoveel mogelijk gehonoreerd worden.
02.06 Staatssecretaris Theo Francken: De aanvraag moet ook juist zijn. Er vindt enorm veel fraude met Syrische documenten plaats.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03.01 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, de regering heeft beslist om bijna 6 500 opvangplaatsen voor asielzoekers te sluiten, waaronder ook plaatsen die specifiek voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen bestemd zijn, zoals het centrum in Overijse met 48 plaatsen voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, Dendermonde met 125 plaatsen en Deinze met 60 plaatsen.
In antwoord op mijn vraag tijdens de plenaire vergadering van 9 juni 2016 meldde u dat bij overplaatsing van niet-begeleide minderjarigen rekening wordt gehouden met de individuele situatie van elk kind. Ook antwoordde u dat overplaatsingen tijdens het schooljaar zullen worden vermeden en dat de continuïteit van het onderwijs zal worden gegarandeerd.
Een aantal zaken is echter nog niet uitgeklaard, daarom heb ik de volgende vier vragen.
Ten eerste, verstaat u onder continuïteit van het onderwijs onder meer dat niet-begeleide vreemdelingen niet naar een ander taalgebied zullen worden overgeplaatst?
Ten tweede, hoeveel kinderen worden momenteel nog opgevangen in de centra specifiek voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, die u zult sluiten? Wat is voor u de ondergrens qua bezetting van een centrum om tot sluiting over te gaan?
Ten derde, hoe zal de opvang van niet-begeleide minderjarigen in de context van een significant kleiner aantal opvangplaatsen in de toekomst worden georganiseerd?
Tenslotte, op welke manier is gepland, om de buffer te activeren, mocht de instroom van asielzoekers opnieuw toenemen? Over welke termijnen spreken wij dan om de opvangcapaciteit opnieuw op te drijven? Waar en voor welke soort opvangplaatsen wordt de buffer aangehouden?
De voorzitter: De heer Vandenput is niet aanwezig, om zijn vraag nr. 12323 te stellen.
Mevrouw De Coninck, u krijgt het woord.
03.02 Monica De Coninck (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag gaat ook over de sluiting van opvangcentra en vooral over de gevolgen daarvan voor minderjarige asielzoekers, die dan naar een nieuwe school moeten worden gebracht of waarvoor een nieuwe school moet worden gezocht. Bovendien vernam ik dat andere opvangcentra in Vlaanderen reeds vol zitten.
Bent u van plan om deze jongeren, die vaak nog maar hun eerste woorden Nederlands hebben geleerd, naar Franstalige opvangcentra over te plaatsen? Waar komen die jongeren terecht? Worden zij over die overplaatsing ingelicht? Worden zij daarbij begeleid? Ik had graag wat meer duidelijkheid over die beslissing gekregen.
Ik hoop ten stelligste dat er rekening wordt gehouden met het feit dat wij hier met kwetsbare jongeren te maken hebben. Indien opvangcentra voor niet-begeleide minderjarige vluchtelingen sluiten, moet daarvoor een duidelijk beleid en een duidelijke visie zijn. Dat mis ik een beetje. Het gaat niet enkel om cijfers en dossiers. Jongeren hebben ook recht op kwaliteitsvolle opvang, vooral indien men betrokkenen duurzaam wil integreren in onze maatschappij.
Er komt ook nog een praktisch aspect bij de zaak kijken. Wat gebeurt er met de extra leerkrachten, die in bepaalde scholen zijn aangeworven, om de onthaalklassen in te richten? Als de opvangcentra sluiten, staan die leerkrachten dan op straat of worden zij ook flexibel mee doorgeschoven?
Worden alle vrijwilligersinitiatieven die zijn ontstaan rond opvangcentra dan ook zomaar van de kaart geveegd? De sociale cohesie krijgt hier een flinke deuk.
Ik heb hier een aantal vragen over.
Ten eerste, kunt u garanderen dat het dossier van elke minderjarige individueel wordt bekeken?
Ten tweede, kunt u meer duidelijkheid scheppen over de toekomst van de opvang van jonge asielzoekers? Op basis van welke criteria wordt een centrum gesloten?
Ten derde, kunt u garanderen dat de jongeren worden beschermd tegen de willekeur van Fedasil? Woordvoerster Mieke Candaele liet in ieder geval al weten dat Fedasil zoekt naar de beste oplossing, maar dat het over meer gaat dan taal en school. Dat is een nogal verontrustende uitspraak. Taal en school zijn net de fundamenten voor maatschappelijke vorming en integratie.
Ten vierde, waar gaan de jongeren naartoe? Worden zij hierover ingelicht en hierin begeleid?
Ten vijfde, wat heeft het overleg met Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits opgeleverd?
Ten zesde, wat gebeurt er met de leerkrachten die werden aangeworven voor de onthaalklassen? Worden zij ingezet in andere scholen?
03.03 Nahima
Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de staatssecretaris, ik heb al verschillende keren vragen gesteld over het overplaatsen van
niet-begeleide minderjarigen, onder meer op 2 maart en op 9 juni.
Ik begrijp
dat een afbouw van de opvangplaatsen bezig is en soms is het dan ook nodig om
asielzoekers, onder andere niet-begeleide minderjarigen, te verplaatsen. Wij
moeten daar echter andere oplossingen voor vinden. Zo is het belangrijk dat
jongeren in de eigen regio voort kunnen schoollopen, omdat de leerkrachten in
hen hebben geïnvesteerd en er een band is ontstaan tussen hen en andere
vrijwilligers. Ik zie dus liever geen overplaatsingen, maar als het toch moet
gebeuren dan zeker niet naar een ander taalgebied.
Ik heb u
daarover al ondervraagd. Ik heb ook begrip getoond voor het feit dat er soms
toch overplaatsingen moeten gebeuren, maar wij voeren die dan het best door
voor nieuwe niet-begeleide minderjarigen die pas zijn toegekomen. Als er
bijvoorbeeld meer niet-begeleide minderjarigen toekomen waardoor een
onevenwichtige situatie ontstaat die ons noopt om sommigen in Wallonië op te
vangen, dan is het volgens mij beter de nieuwe niet-begeleide minderjarigen
naar daar te sturen.
U hebt ons op 9 juni gezegd dat u maximaal rekening zou houden met de situatie van de niet-begeleide minderjarigen. Toch kreeg ik niet lang daarna opnieuw een melding van mensen — het persoonlijk geval doet niet zoveel ter zake — die zich maandenlang hadden ingezet om een pleeggezin te zoeken voor een niet-begeleide minderjarige. Toen er uiteindelijk voor betrokkene een pleeggezin werd gevonden met wie er een match was — u weet hoe moeilijk dat is — kregen zij plots te horen dat er een overplaatsing naar een andere regio was gepland.
Ik weet dat u ondertussen ook met de minister van Onderwijs hebt gesproken.
Mijnheer de staatssecretaris, hoe komt het dat er recent toch nog niet-begeleide minderjarigen overgeplaatst worden?
Kunnen die beslissingen eventueel nog teruggedraaid worden als blijkt dat de overplaatsing niet in het belang van de betrokken jongere is?
Hoe zult u overplaatsingen in de toekomst vermijden?
Welke criteria worden er gehanteerd voor de overplaatsing naar een ander centrum of naar een andere regio? In welke gevallen wordt een jongere overgeplaatst? Waarmee houden u en Fedasil rekening?
Hoeveel jongeren zijn er sinds januari 2016, overgeplaatst van het ene taalgebied naar het andere?
Tot slot, de volgende suggestie. Als het nodig is om een bepaald evenwicht te herstellen, laat dit dan gebeuren als de jongeren pas toekomen. Zend hen meteen naar een taalgebied waar zij kunnen blijven zodat er geen overplaatsing gebeurt als zij al gedeeltelijk geïntegreerd zijn, en zeker niet midden in het schooljaar.
De voorzitter: De heer Blanchart is niet aanwezig.
03.04 Theo Francken, secrétaire d'État: Monsieur le président, tant l'augmentation que la réduction des places d'accueil requièrent une grande expertise opérationnelle. Tenant compte des besoins des MENA, des familles et d'autres groupes vulnérables, c'est un de nos principaux points d'attention. L'Agence doit aussi tenir compte d'autres aspects opérationnels.
Het opvangnetwerk zal in de eerste plaats voornamelijk de meest kwalitatieve plaatsen behouden. Voorts zullen structuren met een zware kostenstructuur eerder worden afgebouwd dan structuren met een lage kostenstructuur. Ook structuren waarvoor de bestaande contracten aflopen komen in aanmerking om als eerste te worden afgebouwd. Hierbij is het belangrijk te vermelden dat het afbouwplan enkel volledig uitgerold zal worden zolang de instroom het toelaat. Als wij merken dat het agentschap voor een bepaalde doelgroep in de problemen zou komen qua opvang spreekt het voor zich dat er niet halsstarrig wordt vastgehouden aan het afbouwplan maar dat een sluiting uitgesteld kan worden tot een moment waarop dit wel mogelijk is. Ik kan u ook zeggen dat de sluiting van het opvangcentrum in Dendermonde werd uitgesteld met zes maanden tot eind augustus 2017 om de overgang op een betere manier te kunnen organiseren.
Op 29 juni 2016 waren er 950 plaatsen voor niet-begeleide minderjarigen vrij op een totale capaciteit van 2 966 plaatsen. Tijdens de periode 2016-2017 plant Fedasil om 450 opvangplaatsen voor niet-begeleide minderjarigen af te bouwen en te sluiten. Vandaag worden 298 niet-begeleide vreemdelingen opgevangen in opvangcentra specifiek voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, die in de toekomst gesloten zullen worden. Het gaat dus om 298 jongeren. Fedasil hanteert geen ondergrens van bezetting als criterium om een centrum te sluiten.
De kwaliteit van de opvang in het centrum is de eerste prioriteit, zeker voor deze doelgroep. Vandaar dat ik ook conventies heb gesloten met de Gemeenschappen voor de opvang van niet-begeleide minderjarigen jonger dan 15 jaar die door Jongerenwelzijn en SAJ zal georganiseerd worden. De plaatsing van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen in pleeggezinnen is ook gestart. Zo bouwen wij samen aan een kwalitatiever opvangnetwerk voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. Het akkoord met de heer Madrane is een aantal weken geleden ondertekend en het akkoord met de heer Vandeurzen is vorige vrijdag ook goedgekeurd door de Vlaamse regering en inmiddels ondertekend. Het gaat over 120 plaatsen als ik mij niet vergis.
Wat betreft het onderwijs, specifiek voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen is het de norm bij Fedasil dat jongeren enkel binnen dezelfde taalregio worden getransfereerd, met eventueel een uitzondering voor disciplinaire transfers of transfers naar een aangepaste plaats. Bij een transfer naar een aangepaste plaats gaat het bijvoorbeeld om medische plaatsen, plaatsing bij familie in een ander centrum of verplaatsing naar een kleinere leefgroep omdat de jongere daar nood aan heeft. Hierbij kan het veranderen van taalregio een van de overwogen tegenargumenten zijn of geweest zijn.
Voor alle duidelijkheid: het overplaatsen naar een andere taalregio, iets waarmee sommige mensen tot mijn grote verbazing plots verschrikkelijk grote problemen hebben – ik sta daar werkelijk van te kijken – gebeurt quasi nooit. Ik zal straks de cijfers geven. Als het gebeurt, zijn er bijzonder goede redenen voor.
Fedasil m'a confirmé qu'il sera tenu compte du profil de chaque jeune qui réside aujourd'hui dans des centres qui, à terme, devront fermer. Sur cette base, la meilleure solution sera recherchée pour le jeune en question. Ainsi, on tiendra compte du temps que le jeune a passé en Belgique, de la durée de sa scolarité et de son degré de maîtrise de la langue du pays.
Ik meen dat het belangrijk is om te weten dat de eerste weken elke niet-begeleide minderjarige in een OOC verblijft, een Observatie- en Oriëntatiecentrum, in Neder-over-Heembeek, het Brussels Hoofdstelijke Gewest, of in Steenokkerzeel, het Vlaams Gewest. Van daaruit worden zij toegewezen aan opvang waaraan zij het meeste nood hebben, bijvoorbeeld een kleine groep, een grotere groep of een opvanggezin. Wie de eerste weken in Steenokkerzeel zit, kan na drie weken naar Wallonië worden overgeplaatst. Dat gebeurt zo al jaren.
In dat verband heb ik de voorbije weken de gekste dingen gelezen van mensen die het allemaal niet erg goed hebben begrepen. Ik zeg niet dat u het niet goed hebt begrepen, mevrouw Lanjri, ik wil dat gewoon even duidelijk zeggen voor het verslag van deze commissie. Vandaar mijn duiding.
On tiendra également compte du réseau actif dont dispose le jeune et de ses besoins spécifiques.
Zij kijken ook naar het netwerk. Zij gaan na wie zijn familie is, wie hij al kent en wat zijn specifieke noden zijn.
Tout ceci se fera en concertation avec le jeune, le service social et son tuteur.
Comme souligné, une meilleure solution sera recherchée pour chaque jeune sur base de son dossier individuel.
De continuïteit van onderwijs houdt in dat niet-begeleide minderjarige vreemdelingen in de best mogelijke omstandigheden hun onderwijs kunnen voortzetten indien zij hun huidige opvanglocatie zouden moeten verlaten. Fedasil streeft er altijd naar om zo veel mogelijk overplaatsingen te vermijden tijdens het schooljaar om de continuïteit van onderwijs te garanderen. Er gebeuren dus in principe geen overplaatsingen tijdens het schooljaar, behalve bij disciplinaire transfers en bij uitzonderlijke redenen.
Voor alle duidelijkheid, bij disciplinaire transfers gaat het over jongeren die zich zwaar misdragen. Denk maar aan incident in Duitsland gisterenavond, dat gebeurt. Gelukkig hebben wij zoiets, met zo veel slachtoffers, nog niet meegemaakt. Maar het is niet uitzonderlijk dat er een messengevecht plaatsvindt, dat werd geïnitieerd door een niet-begeleide minderjarige Afghaan van 17 jaar of waarbij hij betrokken was. Dat is niet uitzonderlijk, beste mensen. Het is niet dat dit nog nooit gebeurd is. Dit wordt bij ons gelukkig niet aan de grote klok gehangen, maar er zijn best wel wat disciplinaire transfers. Zoals ik vorige week al zei, een jongere uit Afghanistan van 16 jaar is niet in alle opzichten te vergelijken met een Vlaamse of Belgische jongere van 16 jaar. Dat kan ik u ook wel zeggen. Die zijn iets anders ‘gepedagogiseerd’. Dat mag ik zeggen als pedagoog.
Fedasil streeft er dus altijd naar om zo veel mogelijk overplaatsingen te vermijden tijdens het schooljaar om de continuïteit van onderwijs te garanderen.
Ik kom tot de opvang van de NBMV voor de toekomst.
Het opvangmodel voor niet-begeleide minderjarigen zal verder in drie fasen worden georganiseerd, zoals geconcipieerd in 2013. Dat model hebben wij ook tijdens de zeer grote instroom steeds kunnen vrijwaren. Ik denk dat daarvoor ook een kamerbrede steun is. Ik mag dat hopen.
Zoals eerder aangehaald zijn wij er ook in geslaagd, door middel van een goede samenwerking met mijn bevoegde collega’s van de Gemeenschappen om nieuwe samenwerkingsverbanden af te sluiten die voorzien in de opvang van zeer jonge niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. Dat zijn de meest kwetsbare, onder de 15 jaar. Ik wil toch benadrukken dat dit niet alleen voor de Vlaamse Gemeenschap het geval is, ook met de Franse Gemeenschap, met de heer Madrane, hebben wij echt een goed contact. In totaal gaat het hier om en bij de 400 plaatsen. Dat is dus een serieuze capaciteit.
Ngo’s zullen ook Fedasil in staat stellen om een meer aangepaste omgeving te verschaffen voor de kwetsbare profielen door de zogenaamde doelgroepenplaatsen. Zo werken we momenteel ook aan extra plaatsen voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen in de derde fase. Er zal in een voldoende grote buffer van ongeveer 7 500 plaatsen worden voorzien om bij een nieuwe verhoogde instroom alle asielzoekers van een bed te voorzien.
Mevrouw De Coninck, uw vraag over het onderwijs en de leerkrachten moet u aan mevrouw Crevits stellen. Ik weet niet hoe dat juist wordt georganiseerd.
Mevrouw Lanjri, u stelde een specifieke vraag over hoeveel jongeren sinds januari naar een andere regio of tussen Vlaanderen en Wallonië werden overgeplaatst.
Het gaat om een zeer beperkt aantal jongeren. Sinds maart 2016 betreft dit niet meer dan 53 niet-begeleide minderjarige vreemdelingen op een totaal van 2 043 niet-begeleide minderjarige vreemdelingen die Fedasil vandaag opvangt. Van deze 53 dossiers betrof het 36 disciplinaire transfers. In totaal zijn dus 53 jongeren sinds maart overgeplaatst. Dat zijn 36 disciplinaire transfers, waarvan amper zeven naar een andere taalregio. Zelfs bij de disciplinaire transfers proberen we ook om ze binnen de taalregio te houden, maar dat lukt niet altijd. De andere 17 niet-begeleide minderjarige vreemdelingen verhuisden omwille van aangepaste plaatsen.
Zeven jongeren op 2 043 die wegens disciplinaire redenen naar een andere taalregio moesten verhuizen, dat is 0,34 %. Het gaat in totaal over zeven jongeren, disciplinair geschorst, die naar een andere taalregio zijn verplaatst sinds maart. Dat is maart, april, mei, juni en half juli of vierenhalve maand. Als men dat extrapoleert, gaat het over absolute uitzonderingen: disciplinaire transfers waarvoor er niet onmiddellijk plaats wordt gevonden binnen de taalregio of die misschien al drie of vier keer zijn verplaatst binnen de taalregio en waarvoor er geen plaats meer is, omdat niemand hen nog wil en men hen naar een andere taalregio moet sturen. Naar Vlaanderen of naar Wallonië. Maar wiens schuld is dat? We moeten toch een beetje ernstig blijven.
U verwijst in uw vraag naar het tumult dat in de media is ontstaan en dus indirect ook naar de jongeren die het centrum van Dendermonde onlangs verlaten hebben. Zonder hier de individuele dossiers te moeten bespreken, wil ik u toch meegeven waarop de beslissingen waren gebaseerd. Specifiek over Dendermonde ging het over 14 niet-begeleide minderjarige vreemdelingen die werden getransfereerd. Vier niet-begeleide minderjarige vreemdelingen zijn naar een aangepaste plaats gegaan in een kleinschalige leefgroep, omdat ze daar nood aan hadden en niet konden gedijen in een centrum als Dendermonde. Eén minderjarige vreemdeling is gaan verblijven in het centrum waar ook zijn oudere broer verbleef, dat was zijn eigen keuze, het gebeurde op zijn vraag. Vijf niet-begeleide minderjarige vreemdelingen liepen niet goed school en hadden het moeilijk in de grote structuur van het opvangcentrum te Dendermonde. Eén niet-begeleide minderjarige vreemdeling is op eigen vraag naar Rixensart verhuisd, omwille van de gespecialiseerde opvang die daar geboden wordt in ons opvangcentrum in Rixensart. Ik ben dat gaan bezoeken, het is een absolute aanrader. Drie niet-begeleide minderjarige vreemdelingen zijn verhuisd naar een centrum voor volwassenen, omdat uit leeftijdsonderzoek is gebleken dat ze meerderjarig waren.
Conclusie, beste mensen.
Het gaat hier over een zaak die in mijn ogen enorm is opgeblazen vanuit een bepaalde hoek, maar die eigenlijk al maximaal wordt aangepakt en ondervangen door onze diensten, met de nodige pedagogische verantwoording en met een zeer grote omzichtigheid. Op een bepaald moment is die zaak tot enorme proporties opgeblazen. Wij zouden bij wijze van spreken tientallen jongeren overplaatsen over de taalgrens, waar zij dan, stel u voor, in het Franstalig onderwijs zouden terechtkomen of andersom. Het gaat echter over 0,34 %, zijnde zeven mensen, voor wie er wegens een disciplinaire transfer geen andere oplossing was dan hen over de taalgrens naar een andere opvangcentrum te sturen.
Ik denk eerlijk gezegd dat het een much ado about nothing-geval is. Fedasil houdt het zeer goed in het oog. Zoals ik en u Fedasil kennen, kan ik u garanderen dat het op een heel correcte en verantwoorde manier gebeurt.
03.05 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, ik wil u er toch op wijzen dat vijf fracties, zowel uit de meerderheid als uit de oppositie, hierover vragen hebben ingediend. Het is dus een bekommernis en op zijn minst een aandachtspunt dat breed gedragen wordt.
03.06 Staatssecretaris Theo Francken: (…) Een vraag indienen, is nog iets anders dan hier aanwezig zijn om ze te stellen.
03.07 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Vijf parlementsleden van vijf fracties, hebben de noodzaak gevoeld om u daarover te ondervragen.
03.08 Staatssecretaris Theo Francken: Om daarover een vraag in te dienen, (…) Zo noodzakelijk was het dan toch niet.
03.09 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Die bekommernis leeft breed in het Parlement, over de grenzen van oppositie en meerderheid heen.
Ik wil u vagen om die bekommernis mee te nemen. U zegt: much ado about nothing. Wij moeten vermijden dat een minderjarige vreemdeling wordt overgeplaatst, zelfs binnen het taalgebied, en dus tegen zijn wil in wordt weggerukt uit een bepaalde leefomgeving.
03.10 Staatssecretaris Theo Francken:
(…)
03.11 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Die opvangplaatsen mogen niet worden gesloten en minderjarigen mogen niet worden overgeplaatst, tenzij het niet anders kan. Dat is het principe dat wij moeten hanteren. Een disciplinaire reden kan een reden zijn om effectief zo’n verplaatsing te doen.
Het gaat niet alleen over de verplaatsing naar een ander taalgebied. Een overplaatsing van Steenokkerzeel of Neder-Over-Heembeek naar een ander taalgebied is hier het probleem niet. Het probleem is de verplaatsing van een opvangcentrum voor niet-begeleide minderjarigen van het ene taalgebied naar het andere. Het gaat dus niet over de OOC’s. Ik heb trouwens ook nergens gelezen dat iemand van het Parlement of een andere belangengroep dergelijke verplaatsingen aan de kaak zou hebben gesteld. Het gaat om die andere verplaatsingen tussen opvangcentra.
Minderjarigen hebben specifieke begeleiding nodig. Voor hen is het heel belangrijk om in een stabiele leefomgeving terecht te komen en continuïteit te hebben. Het gaat vaak om kinderen die getraumatiseerd zijn. Wij moeten dat dus absoluut vermijden.
Much to do about nothing, u vertaalt dat procentueel. Ik wijs er u op dat het om een levenszaak kan gaan voor elke individuele minderjarige. Wij hoeven dat dus niet op flessen te trekken en in procenten te vertalen. Wij moeten dat absoluut vermijden.
U antwoordt dat het tijdens het schooljaar zeker niet zal gebeuren. Dat is uiteraard een minimum minimorum.
Ik wil er u echter op wijzen dat Dendermonde eind 2016 zou worden gesloten. Dat is een beslissing die daarna dus is teruggedraaid. De regering had echter wel degelijk de bedoeling om Dendermonde middenin het schooljaar te sluiten. Dat toont aan dat er een correctie is gebeurd. Dat toont ook aan dat nog correcties moeten gebeuren. Ik wil u dus vragen het signaal van vijf fracties hier in het Parlement ernstig te nemen.
Er is aan u zelfs de vraag gesteld genomen beslissingen terug te draaien. U hebt daarop in uw antwoord niet geantwoord. Ik zou u echter willen vragen dat zeker te willen overwegen en dus die vraag van vijf fracties in het Parlement ter harte te nemen.
03.12 Monica De Coninck (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, de fuss is ook ontstaan door de combinatie van het sluiten van een aantal centra en het nemen van een aantal maatregelen en beslissingen rond specifieke gevallen, waaruit blijkt dat kwalitatieve begeleiding, vooral van niet-begeleide minderjarigen, een bekommernis en bezorgdheid van velen onder ons is. Ik zou daarop dus niet zo defensief reageren.
De aanbeveling die wij zouden kunnen doen, is dat er van bij het begin opener en duidelijker over wordt gecommuniceerd. In dat geval zullen er waarschijnlijk veel minder ongeruste vragen komen.
Wat uw uitspraak much ado about nothing betreft, wordt hier gewoon toelichting gevraagd bij een aantal beslissingen. Wij hebben daarop recht, wij zijn immers heel sterk bekommerd om de begeleiding van minderjarigen.
Wat betreft de disciplinaire maatregelen, heb ik enige ervaring met agressieve klanten en mensen. Op een bepaald moment moet inderdaad worden aangegeven wat het kader is waarbinnen wij spelen. Ik heb ook begrip voor een aantal beslissingen ter zake. Het is inderdaad zo dat jongeren uit oorlogsgebieden veel sneller volwassen zijn, met alle positieve en negatieve consequenties. Wij moeten daar rekening mee houden.
03.13 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik meen dat hier op zijn minst sprake is van een onduidelijkheid. Ik stel vast dat u het hebt over zeven overplaatsingen naar Wallonië.
03.14 Staatssecretaris Theo Francken: Nee, over de taalgrens.
03.15 Nahima Lanjri (CD&V): Oké, dat kan ook in de andere richting zijn.
Dit is inderdaad niet zo veel. Toch krijgen wij berichten en mails. Ik heb een mail ontvangen van een gezin dat zat te wachten op een niet-begeleide minderjarige en na maandenlange voorbereidingen werd dit plots geannuleerd. Gaat dit dan om geruchten die de ronde doen? Het gaat wel over feiten. Ofwel klopt iets niet met de informatie die wij krijgen, ofwel is er iets mis met de informatie die u krijgt. U geeft de cijfers over overplaatsingen naar een andere taalregio. U zegt dat men dit probeert te vermijden, maar soms lukt dit blijkbaar niet.
U hebt ook gesproken over 298 jongeren die naar een ander centrum zouden moeten worden overgeplaatst. Binnen welke termijn gebeuren die overplaatsingen? Gebeurt dit naar een ander centrum in hetzelfde taalgebied en dezelfde regio? Zo ja, dan kunnen die jongeren naar dezelfde school blijven gaan. Naar een andere taalregio overplaatsen is helemaal een probleem, maar als ze toch moeten worden overgeplaatst door de sluiting van een centrum, kan men dan ervoor zorgen dat zij in dezelfde omgeving blijven zodat zij naar dezelfde school kunnen blijven gaan? Op die manier lossen we heel veel problemen op voor het onderwijs want zij moeten ook weten of zij in september nog onthaalklassen moeten inrichten en specifieke maatregelen moeten nemen voor niet-begeleide minderjarigen.
Die 298 personen vormen dus wel een grote groep. Dat zijn 300 jongeren. Zij gaan dus niet naar een ander taalgebied. Waar gaan zij dan wel heen en over welke termijn spreken wij? Wanneer worden zij overgeplaatst? Kunt u dat verduidelijken, want dat was niet duidelijk in uw antwoord. Ik wil gewoon puur informatie krijgen. Ik doe dit niet om een polemiek te starten, maar als wij dat weten, kunnen wij erover terugkoppelen naar de mensen die hierover vragen stellen.
03.16 Staatssecretaris Theo Francken: Vijf fracties hebben vragen ingediend, maar er zijn er slechts drie aanwezig om hun vraag te stellen. Voor twee fracties is het dus blijkbaar toch niet zo noodzakelijk om daadwerkelijk op te dagen en de vraag te stellen. De andere drie fracties zijn echter wel aanwezig en daar heb ik enorm veel respect voor.
Mijn punt is dat in de periode waarover ik sprak niemand is getransfereerd, laat staan over de taalgrens. Nul personen werden tegen hun wil getransfereerd. Nul! Ik heb het overlopen.
Er waren wel zeven disciplinaire transfers. In dat geval was het wel tegen hun wil, maar het ene kan soms tot het andere leiden. Dat staat heel duidelijk in het huishoudelijk reglement, dat hun heel duidelijk in hun contacttaal op dag 1 wordt toegelicht door de maatschappelijk assistenten en de tolken. Zij weten goed waar zij aan toe zijn als zij in ons land asiel aanvragen, ook al zijn ze minderjarig. Het gaat wat de disciplinaire transfers betreft trouwens heel vaak om mensen die 17 jaar oud of meer zijn, maar het zijn nog altijd minderjarigen. Er zijn dus nul personen tegen hun wil getransfereerd, behalve de zeven personen die zich zwaar hadden misdragen.
Er zijn soms redenen om tot een transfer over te gaan. Die redenen komen vaak van de betrokkene zelf. Een zwangere tienermoeder bijvoorbeeld die aangeeft dat zij het centrum veel te groot vindt, kan worden overgeplaatst naar Rixensart, dat gespecialiseerd is in de opvang van zwangere tienermoeders. Als zij dat wil, kan zij daar worden opgevangen, samen met andere tienermoeders. Het is ook haar goed recht om dat te doen. Daarvoor bestaat die specifieke opvang. Andere voorbeelden zijn jongeren die moeilijk aarden in een grote groep, bijvoorbeeld door trauma’s, of iemand die in hetzelfde centrum wil verblijven als zijn broer.
Fedasil heeft niemand tot overplaatsing verplicht, los van de zeven disciplinaire transfers. Met die zeven disciplinaire transfers heb ik geen enkel probleem. Het gaat daarbij trouwens puur om een toepassing van de wet.
In verband met de 298 opvangplaatsen kan ik zeggen dat de sluitingen voorzien zijn in de periode 2016-2017. Er gaan allerhande centra dicht, maar de details daarvan heb ik nu niet bij. Wij kunnen daar later op terugkomen. Sowieso komt er wel een plan.
Mijnheer De Vriendt, u zegt dat ik het plan bijgestuurd heb. Dat klopt. Ik ben ook niet te trots om toe te geven dat ik een plan bijgestuurd heb. Heel de opvangcrisis verliep met vallen en opstaan. Wij hebben veel moeten bijsturen en dat zal nog moeten gebeuren.
De genoemde sluiting in het midden van het
schooljaar vond plaats omdat het contract ten einde was, wat heel slecht
uitviel. Het ging om een school in Dendermonde in eigendom van de provincie die
“terug” moest. Die school wordt verkocht of zou een andere invulling krijgen.
Het zou sowieso verstandiger zijn geweest om pas eind augustus te sluiten, omdat
we dan nog over twee maanden beschikten om eventuele transfers tijdens de
vakantie uit te voeren. Het is echter ook geen vaststaand gegeven dat die
298 jongeren op dat moment nog in hun asielprocedure zitten.
03.17 Nahima
Lanjri (CD&V): (…)
03.18 Staatssecretaris Theo Francken: Ja, natuurlijk.
Voor sommigen zal de procedure nog meer dan een jaar vergen, tegen dan zal een aantal asielaanvragen al behandeld zijn. U mag gerust weten dat ik aan de heer Van den Bulck durf te zeggen dat het goed zou zijn als er een beslissing zou vallen zodat die jongeren niet nog eens getransfereerd hoeven te worden, maar zich wel permanent als erkend vluchteling kunnen vestigen, waarna er voor hen een nieuw traject begint.
Dat nieuw traject begint trouwens meestal ook met een transfer, bijvoorbeeld een zelfgevraagde transfer. Zo zitten er jongeren in Dendermonde in het laatste middelbaar terwijl hun procedure loopt, maar die beslissen om, eenmaal zij erkend zijn, in Antwerpen te gaan wonen in een project van zelfstandig begeleid wonen. Die jongeren komen dus in een ander, nieuw project terecht. Daar zullen zij ook naar een andere school gaan, maar dat is dan de eigen keuze. Wie ervoor kiest om in Brussel te gaan wonen en zijn schoolopleiding in het Frans te volgen, maakt die keuze zelf. Het lijkt dan misschien wel op een onverantwoorde transfer, maar het is een eigen keuze.
Aan mijn medewerker heb ik zojuist de opdracht gegeven om eens goed op te lijsten wat er juist voorzien wordt voor die 298 jongeren. Als staatssecretaris geef ik alleszins de opdracht aan mijn diensten om transfers maximaal te beperken en ervoor te zorgen dat alles opgelost raakt tegen het moment van de sluiting van opvangplaatsen. Dat zal voor het overgrote deel wel lukken. Zal niemand moeten worden getransfereerd? Daarvoor steek ik mijn hand niet in het vuur. Dat kan ik niet doen. Dat begrijpt u ook.
Wij zullen hierop terugkomen wanneer er een oplijsting is.
03.19 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, dat u dit maximaal zult beperken, is precies onze vraag.
De voorbije maanden hebben we echter gezien dat dit niet altijd is gebeurd, ook wat betreft een aantal aankondigingen van sluitingen van specifieke centra voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. Voor alle duidelijkheid, het gaat hier niet alleen over individuele overplaatsingen, maar ook over de sluiting van bepaalde centra, zoals Dendermonde en Overijse.
Onze fractie vraagt heel duidelijk om dit maximaal te beperken en om, als dat kan, centra voor de opvang van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen niet te sluiten, tenzij er een natuurlijke uitstroom is of tenzij de centra leeg komen te staan.
Als dat niet het geval is, vinden wij dat die centra niet moeten worden gesloten, dat men de minderjarigen hun cyclus moet laten uitdoen tot ze op een natuurlijke manier uitstromen. Ik denk dat dit heel belangrijk is. Het gaat hier om kinderen en om een bepaalde leefomgeving waarin we gedurende een aantal jaren continuïteit kunnen aanbieden. Het gaat immers maar over een aantal jaren.
03.20 Monica De Coninck (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, het zou interessant zijn om die 300 kinderen te volgen, dat men een onderzoek opstart vanaf hun aankomst tot drie, vier jaar later. Door dat te registreren, kunnen we leren welke keuzes we het beste maken, ook kwalitatief, en rond begeleid wonen, ook op lange termijn.
03.21 Staatssecretaris Theo Francken: Dat zou een interessant onderzoek kunnen zijn.
03.22 Monica De Coninck (sp.a): Ik heb een beetje ervaring daarmee. Dat is niet altijd evident. Ik weet dat dit niet uw bevoegdheid is, maar ook het voogdijschap loopt niet altijd goed. Ik vind dat wij daarin veel meer moeten investeren, in het belang van sociale cohesie en goede integratie van jonge mensen, en dat we daarrond eventueel met de Gemeenschappen moeten werken.
03.23 Nahima Lanjri (CD&V): Ik meen inderdaad dat we op een later moment nog eens moeten terugkomen op het concrete plan. In 2016-2017 zullen er ongeveer 300 moeten worden overgeplaatst, misschien minder als er vroeger beslissingen zijn genomen.
Ik begrijp dat men een centrum niet open kan houden als het voor 90 % leegstaat. Als er van de 100 beschikbare bedden slechts tien bezet zijn, terwijl daarvoor al het personeel moet meedraaien, dan begrijp ik wel dat men daarvoor een andere oplossing moet vinden. Ik heb daar geen probleem mee.
Mijnheer de staatssecretaris, ik meen echter dat we die andere oplossing bijvoorbeeld kunnen vinden in de samenwerking met LOI’s die in die buurt aanwezig zijn. Stel dat men een centrum in Overijse, of waar dan ook, moet sluiten omdat het gewoon niet haalbaar is dat centrum open te houden voor enkele jongeren, dan kan men ter plekke met het OCMW of het LOI afspraken maken om die beperkte groep jongeren te kunnen opvangen zodat die jongeren gewoon verder naar dezelfde school kunnen.
Ik sluit mij aan bij de vraag van mevrouw De Coninck. Misschien is het interessant om jongeren te volgen maar dan moeten we het ruimer doen dan alleen voor die 300.
03.24 Staatssecretaris Theo Francken: (…)
03.25 Nahima Lanjri (CD&V): Dat zeg ik niet.
Men moet daar afspraken mee maken. U kunt dat in uw plannen opnemen. Als men weet dat men bijvoorbeeld binnen een half jaar waarschijnlijk met een overplaatsing zal zitten, dan kan men bekijken of men een LOI in deze gemeente of in de buurt kan overtuigen. Anders kan men met een ngo werken, een aantal plekken creëren of bijkomende plaatsen erkennen om die jongeren op te vangen.
Ik begrijp dat men geen andere mensen moet verhuizen als die er nog zitten, maar als men kan komen tot samenwerking met de gemeente is die misschien bereid om die vijf of tien jongeren op te vangen. Dat zou goed zijn, als men ze effectief daar kan houden. Ik stel dus voor dat we effectief die oplossing zoeken. Als men een aantal overplaatsingen moet doen, kan men die best in de zomer doen, niet in september of oktober als het schooljaar al bezig is, zeker niet als ze van school moeten veranderen. Ik hoop dat u het zo kunt regelen dat ze niet van school moeten veranderen. Daar draait het om.
Het voorstel van mevrouw De Coninck om de jongeren op te volgen, vind ik een goed voorstel. Als pilootproject of proefproject kan men een aantal jongeren volgen. We volgen diegenen die opgevangen worden in een specifiek centrum, maar ook diegenen die opgevangen worden door een LOI. Dan kunnen we bekijken welke vorm van opvang leidt tot de beste resultaten op het vlak van integratie. Daar moeten wij aan werken. Uiteindelijk zullen die jongeren, zelfs als een aantal onder hen als asielzoeker is afgewezen, bij ons blijven tot hun 18 jaar. Als zij willen, kunnen zij hier blijven. Daarmee moeten wij rekening houden. Er moet dus aan hun integratie worden gewerkt.
Wij komen daar zeker nog op terug.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, mijn volgende vraag sluit er gedeeltelijk bij aan, maar gaat specifiek over de LOI’s die leeg komen te staan door de enorme daling in de instroom van asielzoekers. Dat laatste is op zichzelf goed en het is logisch dat we de extra noodopvangplaatsen in de grote centra afbouwen.
De opvangwet voorziet erin dat vluchtelingen binnen de twee maanden na erkenning het opvangcentrum moeten verlaten. Er bestaat een mogelijkheid om verlenging te vragen. In 10 % van de gevallen wordt gevraagd om langer dan twee maanden in het opvangcentrum te mogen verblijven omdat men niet onmiddellijk een woning vindt. U zou de regels wat versoepelen. Is dat ondertussen gebeurd?
Erkende vluchtelingen hebben het moeilijk om op de private huurmarkt een woning te vinden. Zij hebben geen vast werk, wat het moeilijk maakt de huurwaarborg van twee maanden te betalen die door de verhuurders wordt gevraagd. Daarvoor moeten ze het OCMW om een tussenkomst vragen, wat ook niet altijd gemakkelijk verloopt.
Afgebouwde of gesloten LOI’s verhuren aan erkende, subsidiair beschermde vluchtelingen zou het huisvestingsprobleem kunnen oplossen. Men zou op dat ogenblik de erkenning als LOI kunnen opheffen en die plek omturnen tot een gewone woning van het OCMW, een doorstroomwoning.
Hebt u met de bevoegde gewestministers overlegd om het huisvestingsprobleem aan te pakken, om te komen tot een vlotte doorstroming van het LOI of het opvangcentrum naar huisvesting op de privémarkt en de eventuele omvorming van leegstaande LOI’s, die dus niet meer worden erkend als LOI, naar een gewone doorstroomwoning van het OCMW? Wat zijn de resultaten van het overleg?
Hebt u ook overleg gevoerd met de VVSG en haar Franstalige tegenhanger inzake het huisvestingsprobleem?
Voorziet u in een langere ondersteuning van LOI’s om het tijdelijke probleem van huisvesting op te vangen?
Als een erkend vluchteling nu geen huisvesting vindt, vraagt hij of zij telkens een afwijking aan. Zou u ook een structurele oplossing kunnen overwegen, bijvoorbeeld door de periode van twee maanden te verlengen naar drie of vier maanden? Of moet een erkend vluchteling nog steeds individueel de afwijking aanvragen?
Zult u de regel ter zake versoepelen? Dat hebt u een paar maanden geleden aangekondigd naar aanleiding van mijn vraag toen. U vond toen zelf de regeling nogal rigide en wilde die versoepelen. Is dat ondertussen gebeurd?
04.02 Monica De Coninck (sp.a): Mijns inziens is huisvesting ontzettend belangrijk als eerste stap naar de integratie van erkende vluchtelingen.
Ik merk dat een aantal steden, nu de toestroom van vluchtelingen verminderd is, de infrastructuur die zij voor de opvang van vluchtelingen en asielzoekers hadden bestemd, gewoon leeg laten. Bovendien helpen ze erkende vluchtelingen vaak niet met het vinden van huisvesting in de stad. Nochtans is de nood zeer groot.
Mijnheer de minister, is er sprake van enige afstemming tussen u en de lokale besturen over het huisvestingsbeleid en levert men inspanningen ter zake?
Ik zou niet graag zien dat het tijdelijk huisvestingsprobleem een blijvend probleem wordt. Wat is uw visie over een duurzaam huisvestingsbeleid en de integratie van de nieuwkomers?
Kan het systeem van de LOI’s in plaats van te worden afgebouwd worden geïntegreerd en geheroriënteerd naar een oplossing van huisvestingsproblemen, al dan niet tijdelijk?
Zijn er ondertussen al LOI’s geheroriënteerd om het tekort op de socialewoningmarkt aan te vullen?
Hoe staat u tegenover de verhuur van leegstaande LOI’s aan erkende vluchtelingen? Ziet u daar een meerwaarde?
04.03 Staatssecretaris Theo Francken: Collega’s, de uitstroom van erkende bewoners uit de opvang gaat inderdaad uit van Fedasil. Het aanbieden van oplossingen voor het belangrijkste probleem gedurende de transitie, namelijk de moeilijkheid een betaalbare huisvesting buiten het opvangnetwerk te vinden, valt echter niet binnen mijn bevoegdheid of die van Fedasil. Wij gaan onze verantwoordelijkheid echter niet uit de weg. Het is inderdaad belangrijk met de bevoegde overheid te overleggen.
Op het niveau van Fedasil vinden regelmatig operationele overlegvergaderingen plaats met de VVSG, de UVCW en de VSGB. Ik heb meermaals met hen overlegd, samen met de heer Borsus, en de huisvestingsuitdaging is meermaals aan bod gekomen. Wij willen onder andere de transitie zo goed mogelijk aanpakken binnen de grenzen van de bevoegdheden van Fedasil.
Het aanbieden van een oplossing voor de huisvestingproblemen buiten het opvangnetwerk valt niet onder onze bevoegdheid. Dat wil echter niet zeggen dat wij niets doen. Zo werkt Fedasil bijvoorbeeld aan maatregelen om de transitie en de uitstroom van erkende bewoners te vergemakkelijken.
Fedasil steunt ook projecten in het kader van de nationale specifieke conventies en het Europese AMI-fonds voor de begeleiding van bewoners gedurende de transitie en de bijstand bij het zoeken van huisvesting buiten het opvangnetwerk. Ik heb er zo één bezocht in Brussel, georganiseerd door Caritas. Het was best de moeite waard.
Bovendien hebben de LOI’s die beschikbare plaatsen hebben, nog steeds de mogelijkheid binnen de gemaakte afspraken vrije plaatsen open te stellen voor de huisvesting van erkende vluchtelingen op lange termijn. Dat gebeurt echter los van Fedasil.
04.04 Nahima Lanjri (CD&V): (…)
04.05 Staatssecretaris Theo Francken: Met alle ministers die bevoegd zijn voor huisvesting? Nee.
04.06 Nahima Lanjri (CD&V): (…)
04.07 Staatssecretaris Theo Francken: Met mevrouw Homans, officieel niet, nee. Al zie ik haar vaak.
Mevrouw De Coninck, LOI-plaatsen kunnen gemakkelijk worden omgevormd, indien de gemeente daarom vraagt. Naast de mogelijkheid tot opschorting van LOI-plaatsen wordt nu ook de laatste hand gelegd aan instructies voor de invoering van het nieuwe opvangmodel, waarvan de opmaak vertraging opliep door de zeer hoge instroom in de zomer en het najaar van 2015. Op basis van dat model, waarvan ook sprake is in de beleidsverklaring, wordt individuele opvang voorbehouden voor personen die het verblijfsstatuut verwierven tijdens een transitie naar financiële steun, voor personen met een hoge beschermingsgraad en voor kwetsbare asielzoekers met specifieke noden. De doelstelling van het model is precies een duurzame en vlotte integratie van de betrokkenen in de samenleving, Door hun verblijf in een LOI zullen zij immers sneller hun weg vinden naar de verschillende diensten van het lokale OCMW.
De optimalisatie van het netwerk aan de hand van het nieuwe opvangmodel biedt zo een antwoord om de leegstaande LOI-plaatsen te vullen. Een aantal gemeentes heeft reeds aangegeven van die optie gebruik te willen maken.
In verband met de flexibiliteit, ik ben er geen voorstander van om automatisch de verblijfperiode te verlengen naar drie of vier maanden. Dat is ook heel duidelijk afgesproken in de regering. Ik ben voor een systeem waarbij verantwoordelijkheidszin wordt aangemoedigd. Mits motivatie zal de verblijfsperiode ook gemakkelijker worden verlengd. Dat is alvast zo afgesproken met Fedasil. Dat gebeurt niet alleen als zij een huurcontract kunnen voorleggen, maar ook als zij kunnen aantonen dat zij moeite hebben gedaan om te zoeken.
Wat ik toen in de plenaire vergadering heb gezegd, is ondertussen uitgevoerd. De vergaderingen hebben plaatsgevonden en de instructies zijn gegeven. Ook in verband met de schorsing van LOI-plaatsen en het eventuele gebruik ervan als huisvesting voor erkende vluchtelingen zijn reeds de nodige stappen gezet.
Er is overleg geweest met het kabinet-Homans, al heb ik niet persoonlijk samen gezeten met de minister. Ik heb ook nooit persoonlijk samen gezeten met de ministers Vandeurzen of Crevits, maar alles is wel verlopen via onze kabinetten. Dat loopt goed. Fedasil zit ook heel vaak samen met de diverse partners.
Maar zoals ik al verschillende keren heb gezegd, hecht ik nogal aan de diverse bevoegdheden.
04.08 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, uiteraard heeft iedereen zijn bevoegdheid en verantwoordelijkheid, maar samenwerking loont nu eenmaal. Het is niet voor niets dat u onlangs met de heer Muyters de handen in mekaar hebt geslagen om op het vlak van werkgelegenheid samen te werken. Het is zeker geen schande om samen te werken.
Wanneer ik u vraag of u samen hebt gezeten, betekent dit niet dat ik meen dat u daar persoonlijk bij moet zijn. Als er overleg wordt gepleegd om het probleem van de huisvesting aan te pakken op het niveau van de kabinetten, is dat voor mij net zo goed. Ik meen dat ter zake nog werk aan de winkel is. Het wordt volgens mij de grootste uitdaging. Wij zitten nu op een moment dat heel wat dossiers worden afgerond en een beslissing wordt genomen. Voor heel wat vluchtelingen met dezelfde nationaliteit ligt de erkenningsgraad heel hoog. Van de 40 000 personen die vorig jaar asiel hebben aangevraagd in ons land, zou zowat 40 à 60 % worden erkend. Dat betekent dat effectief ook moet worden gezocht naar huisvesting en dat er dan verder kan worden gewerkt rond integratie en werk.
Laten wij daar op alle manieren samenwerken, op het niveau van de overheid en op het niveau van de ngo’s die daarvan werk maken. Ik ben blij dat u onder andere het project van Caritas bezocht hebt. Wij kunnen zulke initiatieven alleen maar ondersteunen en aanmoedigen.
04.09 Monica De Coninck (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, u bent van nature zeer voluntaristisch. U hebt dat ook getoond in de aanpak van de recente asielcrisis.
U levert inspanningen om bijvoorbeeld een nieuwkomerverklaring te agenderen en erdoor te krijgen; u wilt dat per se. U moet echter toch beseffen dat de huisvestingsproblematiek een zeer groot probleem is. Kwalitatieve woningen, op zichzelf rijst er ter zake al een probleem in ons land, voor iedereen. Als er dan een grote groep erkende vluchtelingen bijkomt, u beslist dat ze hier mogen blijven en u legt hen verplichtingen op van integratie via de ondertekening van de nieuwkomerverklaring, dan begrijp ik niet dat u zich nu verbergt achter de bevoegdheidsdiscussie.
Natuurlijk, iedereen moet zijn verantwoordelijkheid nemen.
04.10 Staatssecretaris Theo Francken: Ik kan niet alle problemen oplossen.
04.11 Monica De Coninck (sp.a): De vluchteling moet zijn verantwoordelijkheid nemen. Ik heb daarmee geen probleem. Maar ook de overheden moeten hun verantwoordelijkheid nemen voor beslissingen die ze genomen hebben.
Men heeft iemand erkend als vluchteling en eist van hem dat hij zijn verantwoordelijkheid neemt, duurzaam integreert en inspanningen levert. Maar wanneer hij op zoek gaat naar een woning en hij vindt er geen, om allerlei redenen, onder andere wegens discriminatie, dan moet daar in de nieuwkomerverklaring rekening mee worden gehouden, als dat zo is.
Ik vind dat u met alle ministers van Huisvesting, maar ook met alle ministers van Onderwijs en Werk, moet samen zitten om te bekijken hoe u een en ander kunt oplossen. Als u vluchtelingen veel sneller uit een LOI kunt laten uitstromen naar goede huisvesting, dan is dat ook goed voor het federale niveau.
U doet uw best, maar andere ministers zeggen foert, vinden dat iedereen zijn plan moet trekken en maken een en ander nog moeilijker, waarna ze op het einde van het verhaal kunnen beweren dat de betrokken vluchtelingen hun best niet hebben gedaan, individueel. Er klopt daar iets niet. U bent verstandig genoeg om dat te begrijpen.
Het probleem kan worden opgelost, indien wij creatief zijn. Ik denk in dat verband aan het gebruik van de vele leegstaande kantoorgebouwen. U kunt modules ontwikkelen, die snel en tijdelijk gedurende twee jaar in gebruik worden genomen. In die tijd kan men sociale woningen bouwen. Ik merk ook dat in Brussel gemeenten momenteel experimenteren met kleine, tijdelijke nieuwbouwwoningen. Na de Tweede Wereldoorlog hebben wij in Vlaanderen ook heel veel tijdelijke woningen opgericht, om burgers op te vangen. Er zijn in Nederland en in de Scandinavische landen allerlei formules. Wanneer u op Google wat rondzoekt, vindt u tegen een redelijke prijs tijdelijke woningen. U kunt ze zelfs door erkende vluchtelingen laten betalen. Zij krijgen immers een inkomen. Dat zij huur moeten betalen of aan de leasing van een tijdelijke woning moeten meebetalen, why not.
U moet echter met de lokale besturen en de deelstaten aan tafel zitten, om het probleem structureel op te lossen. U kunt daarbij coördinerend optreden. U moet echter wel stimuleren, opdat iedereen zijn verantwoordelijkheid zou opnemen.
Ik kan best geloven dat u veel met mevrouw Homans afspreekt. Misschien doet u dat echter niet op de juiste plaats.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05.01 Nahima
Lanjri (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris,
mensen die
uitgeprocedeerd zijn, door een negatieve beslissing op het einde van de
asielprocedure, of mensen die op een bepaald moment zonder verblijfsrecht komen
te zitten, ontvangen een bevel om het grondgebied te verlaten. Sommigen geven
hier gevolg aan, anderen niet. Zij duiken onder en verblijven illegaal op ons
grondgebied. Het gebeurt dus dat de politie mensen zonder geldig verblijfsrecht
aantreft. De politie waarschuwt vervolgens de DVZ, die gevolg kan geven aan de
vaststelling. De DVZ kan een nieuw bevel om het grondgebied te verlaten
afleveren of de persoon naar een gesloten centrum overbrengen. Dat gebeurt ook.
Ik heb
echter e-mails ontvangen waarin wordt gemeld dat de politiediensten zeer
gericht op zoek zouden gaan naar mensen in illegaal verblijf. In bepaalde
gevallen zou de politie zelfs de woning binnendringen om controles te doen of
mensen op te sporen, zonder huiszoekingsbevel. Als er een huiszoekingsbevel is,
is het uiteraard evident dat zoiets moet kunnen.
Ik heb
hier de volgende vragen over, mijnheer de staatssecretaris.
Welke
richtlijnen bestaan er voor de politiediensten en bij de DVZ om mensen in
illegaal verblijf op te sporen?
Worden de
diensten aangezet om actief mensen in illegaal verblijf op te sporen of gebeurt
het eerder passief en geeft men ze door als men ze toevallig aantreft,
bijvoorbeeld bij routinecontroles van de politie van wagens, op straat of in
een café bij een inval enzovoort?
Hebt u er
weet van dat sommige lokale politiediensten er andere praktijken op nahouden?
Hebt u
weet van gevallen waarbij de politie de woning binnendringt om mensen actief op
te sporen? Is dat in strijd met het artikel 15 van de Grondwet over
onschendbaarheid van de woning? In principe is dat immers enkel toegelaten met
een huiszoekingsbevel. Hoe doet men dat op het terrein?
05.02 Staatssecretaris Theo Francken: Mevrouw Lanjri, om de opvolging van de bevelen om het grondgebied te verlaten te verzekeren, werd in juni 2011 de dienst SEFOR opgericht, met als opdracht de opvolging van alle BGV’s die een procedure afsluiten.
Er zijn opvolgingsprocedures opgebouwd: enerzijds, rond de sensibilisering tot vrijwillig vertrek; anderzijds, indien het bevel niet wordt uitgevoerd, rond de organisatie van een gedwongen vertrek. Bij betekening van het BGV zal de betrokken vreemdeling worden geïnformeerd over zijn rechten en plichten. Hij zal worden gewezen op het belang van het vrijwillig of zelfstandig vertrek. Indien de betrokkene vrijwillig geen gevolg geeft aan het BGV, zal worden overgegaan tot een actieve opsporing. De dienst SEFOR vraagt daarvoor adrescontroles aan bij de lokale politie. Als de betrokkene wordt aangetroffen, zal hij worden vastgehouden in een gesloten centrum en worden verwijderd van het grondgebied.
De Dienst Vreemdelingenzaken sensibiliseert de lokale politie blijvend om de gevraagde adrescontroles uit te voeren. Gezien de beperkte plaats in de gesloten centra, wordt er in elk geval prioriteit gegeven aan de personen die een gevaar vormen voor de openbare orde. Eveneens vraagt de DVZ aandacht van de lokale politie voor de documenten en gegevens die aanwijzingen geven over de identiteit. Als er documenten aanwezig zijn die de identiteit van de vreemdeling staven, zal hij immers sneller kunnen worden verwijderd. Er wordt prioriteit gegeven aan vreemdelingen die reeds geïdentificeerd werden en/of voor wie de terugkeer snel georganiseerd kan worden, om de vaststellingstermijn zodoende zo kort mogelijk te houden en de beperkt beschikbare plaatsen zo optimaal mogelijk in te zetten.
Niet elk bevel om het grondgebied te verlaten zal resulteren in een adrescontrole. Het is immers mogelijk dat de betrokkene geen gekend adres heeft of dat hij een schorsende beroepsprocedure heeft ingediend. Bovendien kan één persoon meerdere bevelen om het grondgebied te verlaten ontvangen.
Wat u juist bedoelt met “er andere praktijken op nahouden,” is mij niet helemaal duidelijk.
Ten slotte, wat u in uw vierde vraag aanhaalt, daar heb ik geen weet van. Ik kan enkel vaststellen dat artikel 15 van de Grondwet een hinderpaal vormt voor de opvolging van de BGV’s. De politie en de DVZ worden geconfronteerd met een aantal personen die de deur niet openen wanneer de politie aanbelt met het oog op een gedwongen verwijdering. De woning kan enkel betreden worden in een aantal gevallen, met een huiszoekingsbevel of bij hoorbaar hulpgeroep, en als het om adrescontroles gaat, in geval de betrokken vreemdeling toestemming geeft tot vrijwillige woonstbetreding en de politie dat acteert in het proces-verbaal. Een woonstbetreding kan ingevolge het u welbekende artikel 15 van de Grondwet dus enkel wanneer iemand in uiterste nood verkeert en om hulp roept, enkel met een huiszoekingsbevel of wanneer de bewoner vrijwillig toegang geeft tot zijn woning en in dat laatste geval moet de politie in het proces-verbaal acteren dat het om een vrijwillige woonstbetreding gaat. Ik weet dus niet precies waar u uw informatie vandaan haalt.
05.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, als ik het heb over “er andere praktijken op nahouden”, dan doel ik erop dat de politie normaal gezien over een huiszoekingsbevel dient te beschikken, terwijl ik per mail een verhaal heb gekregen van een betrokkene, die meldt dat de regels niet gevolgd werden. De betrokkene heeft ondertussen ook een procedure opgestart.
05.04 Staatssecretaris Theo Francken: (…) een huiszoeking doen zonder een bevel?
05.05 Nahima Lanjri (CD&V): De politie is inderdaad binnengedrongen in de woning.
05.06 Staatssecretaris Theo Francken: Zonder bevel?
05.07 Nahima Lanjri (CD&V): Zonder bevel, dat klopt. Het ging om een oudere dame. Vandaar…
05.08
Staatssecretaris Theo
Francken: (…)
05.09 Nahima Lanjri (CD&V): Mag ik misschien uitspreken?
Ik zeg u duidelijk dat ik een mail gekregen heb, met een verhaal waarin naam en toenaam worden genoemd. Die vrouw vertelde een verhaal over haar zoon en zei dat de politie effectief zonder huiszoekingsbevel is binnengekomen en dat zij geen toelating had gegeven. Dat vind ik raar. Daarom stel ik u de vraag. Ik zou graag weten wat de normale gang van zaken is. Wat dit concrete geval betreft, zullen zij verder moeten procederen en dat zullen zij ook doen.
Mij ging het erom te weten of er iets gewijzigd is aan ons beleid. Als men een huis wil betreden, moet men daarvoor een huiszoekingsbevel hebben. U kunt nu zeggen dat zij dat wel vertellen, maar dat het niet waar is. Ik weet dat niet. Ik zeg u dat ik dat verhaal heb gekregen. Het komt mij heel eigenaardig over. Zij zullen nu via de rechtbank hun gelijk proberen te halen.
Is het waar dat de politie verkeerd was door die woning binnen te gaan? Dat is mijn vraag.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De samengevoegde vragen nrs 12589 van mevrouw Vanessa Matz en 12613 van de heer Emir Kir worden uitgesteld.
06.01 Julie Fernandez Fernandez (PS): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, chers collègues, en 2015, les flux migratoires en Belgique ont concerné également des femmes et des enfants. Il s'agit d'une population fragile et vulnérable face au combat à mener pour demander l'asile à la Belgique.
Souvent, ces femmes sont exposées à toute une série de dangers: menaces physiques, racket, exploitation sexuelle, viol. Une étude des Femmes prévoyantes socialistes dresse un constat accablant concernant les conditions de santé dans lesquelles ces femmes arrivent et les réponses médicales inadéquates parfois apportées à celles-ci.
Par ailleurs, ce statut de femme pourrait en l'occurrence être un motif d'octroi de l'asile en Belgique en cas de persécution. Malheureusement, les situations terribles vécues par certaines femmes lors de conflits armés sont parfois difficiles à partager, bien plus avec des personnes inconnues, qui ne parlent pas votre langue et qui parfois ne disposent pas des bagages professionnels spécifiques en matière de psychologie.
Monsieur le secrétaire d'État, pourriez-vous nous donner quelques statistiques sur les demandes d'asile déposées par des femmes seules ou avec enfants? Des motifs sexuels sont-ils pris en considération dans les demandes d'asile? Pourriez-vous nous éclairer sur les procédures médicales prises en charge dans les lieux d'accueil et plus particulièrement l'accompagnement destiné aux femmes, comme des visites gynécologiques par exemple?
Pourriez-vous m'informer si des lieux d'accueil et d'écoute, coordonnés par des travailleurs sociaux et suffisamment formés, existent dans les structures d'accueil afin de soutenir et d'encourager ces femmes à exprimer leurs souffrances?
06.02 Theo Francken, secrétaire d'État: Monsieur le président, honorable membre, en 2015, sur un total de 44 760 demandes d'asile, 13 072 ont été introduites par des femmes ou des filles, ce qui correspond à 29,2 %. Pour ce qui concerne les cinq premiers mois de 2016, sur un total de 8 232 demandes d'asile, 2 695 ont été introduites par des femmes ou des filles, ce qui correspond à 32,7 %, soit un tiers.
Le Commissariat général aux réfugiés et aux apatrides (CGRA) ne dispose pas de statistiques au sujet des demandes introduites par des femmes seules ou par des femmes avec enfants. Les éléments liés au genre peuvent être pris en considération pour l'octroi d'un statut de protection, en particulier pour l'obtention du statut de réfugié. Ces éléments sont appréciés par les instances indépendantes compétentes, en première instance le CGRA et, en cas de recours, le Conseil du contentieux des étrangers (CCE). Ces instances tiennent compte des définitions légales et en particulier de la définition du statut de réfugié.
Les soins médicaux sont garantis pour les demandeurs d'asile. Si nécessaire, le médecin peut orienter la personne vers un hôpital ou un service spécialisé. Dès l'arrivée de la personne au dispatching, un premier screening est réalisé. En ce qui concerne les femmes en particulier, une infirmière s'informera, entre autres et dans la mesure du possible, d'une grossesse éventuelle afin de s'assurer de la faisabilité du test TBC et d'orienter au mieux la personne. Si celle-ci est effectivement enceinte, une check-list sera consultée et remplie pour en informer le centre d'accueil désigné.
Le dispatching désignera à la personne en question, un centre à proximité d'un hôpital afin d'assurer son suivi. Il faut noter que si la demandeuse d'asile est une MENA, celle-ci sera réorientée vers le centre d'accueil spécifique qui aura mis en place des collaborations spécifiques pour ce groupe-cible avec les hôpitaux et gynécologues proches du centre d'accueil. Le centre d'accueil de Louvranges géré par Caritas est également spécialisé dans l'accueil spécifique pour femmes seules ou avec enfant(s). Comme pour chaque demandeur d'asile, une évaluation médicale est réalisée et un dossier médical constitué. En fonction des besoins, la personne sera ensuite orientée vers les spécialistes.
Les travailleurs sociaux sont formés à l'écoute. Les femmes sont néanmoins invitées à se rendre à des groupes de paroles initiés, notamment, par l'ASBL GAMS, l'ASBL EXIL ou le Collectif des femmes. Des formations complémentaires sont en outre prévues pour les travailleurs sociaux.
06.03 Julie Fernandez Fernandez (PS): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour vos réponses.
Je note qu'il n'y a pas de statistique des demandes introduites par des femmes seules ou avec enfant(s) au CGRA. Ce serait intéressant d'en avoir puisque nous travaillons, dans la plupart des institutions, sur base de données de genre. Pour l'avenir, il serait également judicieux car ce public est particulier.
J'entends bien ce que vous me dites au sujet des grossesses éventuelles mais les problèmes gynécologiques ne se résument pas à la grossesse; il y a bien d'autres difficultés dans ce domaine. Il faudrait sans doute porter une attention particulière sur celles-ci.
Enfin, je vous ai entendu parler de groupes de paroles notamment. Ne pensez-vous pas qu'il serait opportun que les plannings familiaux soient également invités à y participer dans la mesure où ils seront confrontés, demain, à des jeunes filles et à leurs questions en termes de sexualité? Des informations devront leur être données afin d'assurer leur bien-être. Cela s'inscrit dans la dynamique d'intégration dans laquelle j'ai cru comprendre que vous souhaitiez vous inscrire.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
07.01 Stéphane Crusnière (PS): Monsieur le président, il me revient qu'un courrier a été
récemment adressé aux demandeurs d'asile afghans résidant actuellement dans les
centres d'accueil belges. Le contenu de ce courrier est manifestement destiné à
les décourager de poursuivre leur procédure en Belgique, en listant une série
d’obstacles érigés entre leur situation actuelle et la reconnaissance de leur
statut, notamment en ce qui concerne la possibilité d’accès à l’accueil
individuel, considérant que l’Afghanistan ne fait pas partie des pays à haut
taux de reconnaissance. Il
se conclut par un appel à bénéficier des conditions de retour volontaire.
Suite à ce
courrier, je souhaite vous poser plusieurs questions.
Quel est le
taux de reconnaissance des demandeurs d’asile afghans au cours de ces deux
dernières années? À quel seuil fixez-vous la notion de haut taux de
reconnaissance?
Dans le cadre
du plan de répartition obligatoire entre les communes, de nombreuses localités
ont pris les mesures nécessaires pour fournir de l’hébergement individuel. Quel
est le taux d’occupation actuel de l’accueil individuel? Celui-ci
justifierait-il d’en exclure des familles de demandeurs, quand bien même
ceux-ci ne seraient pas issus d’un pays à haut taux de reconnaissance, comme
vous l'indiquez dans votre courrier?
Dans la
mesure où ce volet du réseau serait saturé, pourquoi avoir suspendu le plan de
répartition?
En ce qui
concerne le retour volontaire, quelle est la proportion de demandeurs qui font
le choix d’en bénéficier, plus particulièrement pour les Irakiens et les
Afghans?
Un suivi
quelconque est-il assuré quant au devenir de ces demandeurs faisant le choix
fortement orienté de ce retour?
07.02 Theo Francken, secrétaire d'État: Monsieur le président, monsieur Crusnière, en 2016, dans le cadre de l'examen des demandes d'asile introduites par des ressortissants afghans, le CGRA a émis 805 décisions concernant 913 personnes.
Le taux de protection au niveau du CGRA depuis le début de 2016 s'élève à 49,5 %. Pour déterminer sa politique de protection, le CGRA tient compte des directives de l'UNHCR, de la jurisprudence du CCR et du ECHR à Strasbourg.
Le taux de reconnaissance du CGRA avoisine celui des pays voisins. Cependant, de nombreuses décisions définitives sont prises au niveau de l'Office des Étrangers. C'est notamment le cas avec les refus techniques, les abstentions et les refus "Dublin".
En 2016, l'Office a pris 668 décisions définitives négatives aux demandeurs d'asile afghans, 433 refus" Dublin" et 235 abstentions.
Si on prend ces données en compte, le taux de décisions positives est encore beaucoup, beaucoup plus bas. Il est dès lors correct de constater que plus de la moitié des demandes d'asile d'Afghans ne résulteront pas dans l'octroi d'un statut de protection, raison pour laquelle j'ai décidé de mettre en œuvre une campagne pour stimuler les retours volontaires parmi les demandeurs d'asile afghans.
Le taux d'occupation actuel de l'accueil individuel est de 71,78 % dans le cadre du nouveau modèle d'accueil. Conformément à l'accord de gouvernement, l'accueil collectif est préféré comme modèle d'accueil. L'accueil individuel est réservé à certains groupes de personnes vulnérables: personnes handicapées physiquement, femmes enceintes, personnes isolées avec enfants, MENA et ensuite aux demandeurs d'asile ayant de très fortes chances d'être reconnus. Un seuil fixe pour déterminer ce dernier groupe n'est pas établi mais peut varier entre autres en fonction du taux d'occupation dans les centres collectifs.
En outre, le plan de répartition n'a pas été suspendu mais n'a jamais été activé compte tenu de la réduction importante du nombre de demandes d'asile au cours des derniers mois. Un nombre important de retours volontaires ont lieu chaque année. Pour l'année 2015, il y a eu un total de 4 053 personnes qui ont choisi de participer à un programme de retours volontaires, ce concernant plus spécifiquement les Irakiens et les Afghans. En 2015, il y a eu 1 023 retours volontaires d'Irakiens et 54 d'Afghans. Pour les cinq premiers mois de 2016, Fedasil comptabilise 683 retours volontaires d'Irakiens et 107 d'Afghans.
07.03 Stéphane Crusnière (PS): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour ces informations.
Je relirai les chiffres, de façon plus précise, quand j'aurai le rapport. Je m'inquiète toutefois des courriers que vous envoyez. Je prends pour exemple celui que vous avez adressé aux Irakiens dans lequel vous estimez que l'Irak, en tout cas Bagdad, est un pays sûr. Or, récemment encore, un attentat y a fait plus de 200 morts. Au vu des conséquences que cela peut avoir, il est dès lors dangereux de leur envoyer un tel courrier précisant que l'Irak est un pays sûr. Il y a de quoi s'en inquiéter.
07.04 Theo Francken, secrétaire d'État: Je n'ai jamais dit que l'Irak était un pays sûr.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 12612 van de heer Kir wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
08.01 Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Monsieur le
secrétaire d'État, le 28 juin, vous avez visité, aux côtés du ministre
danois Inger Stojberg, deux centres pour réfugiés au Danemark. Les
réfugiés des centres d’accueil y reçoivent trois repas par jour, peuvent suivre
une formation, et sont mobilisés pour des petits boulots et autres tâches
d’entretien. Pour bénéficier d'argent de poche (de un à trois euros par
jour), les occupants doivent suivre dix heures de formation - notamment
des cours de langue - et travailler durant quelques heures dans ces mêmes
centres.
À l'occasion
de cette visite, vous avez déclaré qu'il est désormais possible de faire la
même chose en Belgique depuis la récente modification de la législation sur
l’asile, qui étend le champ des sanctions possibles à l’exclusion définitive
des facilités d’accueil et au retrait du droit à de l’argent de poche.
Monsieur le
secrétaire d'État, voici mes questions.
Avez-vous
déjà pris langue avec vos collègues des entités fédérées, en charge de
l'intégration, pour l'organisation systématique de cours de langues dans les
centres d'accueil, sur le modèle danois? Envisagez-vous, au sujet des cours de
langue, de financer les entités fédérées pour que les acteurs associatifs déjà
soutenus par ces entités pour ce faire, puissent avoir accès aux centres
d'accueil?
Enfin,
quelles dispositions de la récente loi sur les sanctions encourues par les
personnes contrevenant à l'ordre dans les centres d'accueil vous font dire
qu'un système de rétribution, en l'occurrence minable, puisque l'on parle de un
à trois euros, est envisageable désormais en Belgique?
08.02 Theo Francken, secrétaire d'État: Monsieur
Hellings, Fedasil a toujours encouragé les demandeurs d'asile hébergés dans les
centres d'accueil à suivre des cours de langues, tant au sein de la structure
d'accueil même que via l'orientation vers des établissements ou associations à
l'extérieur. Les cours de langue rencontrent généralement beaucoup de succès
parmi les demandeurs d'asile accueillis. Il est aussi important d'établir une
collaboration structurelle avec les organismes régionaux compétents en matière
d'intégration.
Ce travail
est en cours; des concertations ont actuellement lieu avec l'Agentschap
Integratie en Inburgering, afin d'examiner comment les demandeurs d'asile
accueillis dans le réseau d'accueil pourraient entamer, dans un premier temps,
sur une base volontaire en tout cas, certains aspects du parcours flamand
d'intégration comme des cours de langue. L'idée sera d'arriver à un protocole
de collaboration et il sera, bien, entendu souhaitable d'avoir une
collaboration similaire avec les organismes d'intégration des autres Régions.
Il n'entre
pas dans la mission de Fedasil de financer les entités fédérées dans leurs
compétences relatives à l'intégration. En revanche, comme expliqué dans le
point précédent, des modalités de collaboration entre les organismes régionaux
compétents en matière d'intégration et les structures d'accueil doivent être
encouragées en vue de faciliter l'organisation de cours au sein des structures
d'accueil.
La loi votée
en séance plénière le 9 juin 2016 modifie l'article 45 de la loi
du 12 janvier 2007sur l'accueil des demandeurs d'asile et sur
certaines autres catégories. Le nouvel article 45 alinéa 7 permet de
supprimer ou de diminuer temporairement, pour maximum quatre semaines,
l'allocation journalière d'un demandeur d'asile en cas de manquement grave au
régime et aux règles de fonctionnement applicables aux structures d'accueil.
08.03 Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Monsieur le secrétaire d'État, vous vous inspirez parfois de bonnes idées, à l'instar de celles qui existent au Danemark. L'organisation de cours de langue au moment le plus proche de l'installation et de l'arrivée du demandeur d'asile, y compris dans la période avant de recevoir la décision officielle des instances, est une bonne idée.
Il est clair que les cours de langue, s'agissant d'intégration, relèvent avant tout de la compétence des Régions.
Il serait intéressant que les entités fédérées francophones, bruxelloise et wallonne, soient le plus rapidement mises autour de la table pour imaginer les mêmes initiatives.
Par rapport à votre autre idée qui est celle de pouvoir éventuellement faire dépendre la réception d'une somme d'argent en échange d'un travail, je crois comprendre, après avoir entendu votre réponse à ma question, que la modification de la loi intervenue en séance plénière le 9 juin 2016 ne concerne que des sanctions.
En cas de manquement grave, si je reprends les termes que vous avez utilisés, s'il s'agit de rétribuer des demandeurs d'asile parce qu'ils travaillent, il ne s'agit pas de diminuer ce à quoi un demandeur d'asile a droit en vertu la loi.
08.04 Theo Francken, secrétaire d'État: (…)
08.05 Benoit Hellings (Ecolo-Groen): De ne pas travailler? Vous savez que l'esclavagisme est interdit en Belgique? "Ne pas travailler est un manquement grave". Non! Une personne qui obtient un permis de travail en vertu de son droit de séjour peut évidemment travailler!
Des personnes peuvent évidemment rendre service et pourquoi pas dans un centre de demandeurs d'asile. Mais retirer ce à quoi une personne a droit en vertu de la loi ou des règlements qui s'appliquent en Belgique au nom du fait qu'elle ne travaille pas serait vraiment très dangereux.
08.06 Staatssecretaris Theo Francken: U spreekt graag over slavernij en andere zware, ernstige en gevaarlijke zaken… Ik meen mij toch niet te herinneren dat Denemarken of andere Europese landen de slavernij hebben heringevoerd met de asielcrisis. In Denemarken wordt van asielzoekers tijdens hun procedure verwacht dat zij gedurende tien uren taken uitvoeren, bijvoorbeeld werktaken of andere, bredere taken, en dat zij tien uren les volgen. Wie dat niet doet, krijgt geen zakgeld.
Als u namens uw partij zegt dat dit het herinvoeren van moderne slavernij is, dan vind ik dat op mijn beurt bijzonder gevaarlijk. Maar goed, overkill vanuit uw hoek dat zijn wij ondertussen wel gewoon.
08.07 Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Excusez-moi, monsieur le secrétaire d'État, mais c'est vous qui avez utilisé l'expression "manquement grave"!
Si une personne veut travailler en Belgique, elle en a le droit. Le salaire minimum en Belgique, monsieur le secrétaire d'État, est de 1 501 euros par mois. Si vous voulez faire en sorte que des personnes travaillent dans les centres d'accueil de réfugiés, qu'elles le fassent mais pas contre un salaire de 1 à 3 euros par jour. Cela n'a rien à voir! Que des services soient rendus à la collectivité, cela ne pose pas de souci. Mais tout travail mérite salaire!
Un demandeur d'asile n'est pas un sous-travailleur. Je suis désolé.
08.08 Staatssecretaris Theo Francken: Mijnheer Hellings, u moet het dossier toch wat meer bestuderen.
U weet toch dat uw partij in 2003 het werkprincipe heeft ingevoerd? Bij de opvang en bij het ontstaan van opvangcentra in 1999, toen uw politieke partij mede aan de macht is gekomen, was er geen bed-bad-brood. Toen was er alleen cash geld. Dat was een fantastisch idee. U hebt toen uiteindelijk een opvangsysteem uitgedokterd, waarin het voor asielzoekers mogelijk is om in de centra te werken door allerhande taken uit te voeren zoals de wc’s te poetsen, het eten uit te scheppen of het gras te maaien. Zij krijgen daarvoor enkele euro’s per dag, wat dus absoluut onder het minimumloon is. U noemt dat nu moderne slavernij, terwijl u zelf het systeem in 2003 hebt ingevoerd. En aan dat systeem is nooit iets veranderd.
08.09 Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Monsieur le secrétaire d'État, vous vous appuyez sur une disposition punitive que la majorité vient de voter en juin 2016 pour essayer de justifier le fait que les demandeurs d'asile pourraient, contre rétribution, obtenir ce à quoi ils ont de toute façon droit. Ils ont droit à ces moyens financiers pour pouvoir subvenir à leurs besoins.
Vous allez utiliser une disposition punitive de la loi pour pouvoir retirer les moyens dont ils peuvent disposer, en vertu des règles qui s'appliquent à eux s'ils ne travaillent pas, ce qui est fondamentalement différent des dispositions dont vous venez de discuter et qui auraient été prises en 2004, à l'époque où j'avais une vingtaine d'années.
08.10 Staatssecretaris Theo Francken: U heeft de slavernij ingevoerd!
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De samengevoegde vragen nrs 12888 en 13072 van mevrouw Gabriëls en de heer Kir worden uitgesteld.
09.01 Monica De Coninck (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, de wet bepaalt dat een gezin in afwachting van verwijdering van het grondgebied onder bepaalde voorwaarden kan verblijven in een eigen woning of een terugkeerwoning onder de bevoegdheid van de DVZ.
De voorwaarden waaraan een gezin moet voldoen om in die woningen te verblijven worden bepaald in een overeenkomst tussen het gezin en de DVZ. Een van die voorwaarden voor het gezin is medewerking aan de voorbereiding van de terugkeer. Als een gezin die voorwaarden niet zou naleven, voorziet het koninklijk besluit van 17 september 2014 erin dat het hele gezin of één gezinslid kan worden opgesloten in een gesloten centrum. Daarover sprak de Raad van State onlangs kritiek uit.
Ten eerste, het vasthouden van een gezinslid, vaak de vader, in een gesloten centrum is een disproportionele inmenging in het gezinsleven.
Ten tweede, de regering heeft niet voldaan aan de verplichting opgelegd door het Grondwettelijk Hof om gesloten centra aan te passen aan de noden van kinderen. Dit wil zeggen dat migrantenkinderen en hun gezin in geen enkel geval opgesloten mogen worden in gesloten centra. Ik hoop dat die praktijk ook niet meer zal gebeuren want via bronnen vernam ik dat er toch wel pogingen worden ondernomen om gezinnen in detentiecentra te plaatsen en dat vaders regelmatig worden gegijzeld.
Wat ik ook vreemd vind is dat families doorgaans terechtkomen in terugkeerwoningen maar er ook weer snel uit verdwijnen. Ik meen dat er vooral een gebrek is aan kwalitatieve begeleiding. Als mensen goed geïnformeerd en begeleid worden maken ze weloverwogen keuzes die leiden tot een duurzame oplossing, of dat nu hier is of in het land van herkomst.
Wat een goede begeleiding betreft kent u het UK Family Returns Panel. Het is een onafhankelijk panel waardoor families begeleid worden op het moment waarop ze een negatieve beslissing krijgen terwijl ze gewoon in hun eigen woning kunnen verblijven. De gemiddelde duur van zo’n begeleiding is drie tot zes maanden en slechts 6 % van de gezinnen verdwijnt. Het is een recent maar wel effectief project.
Mijnheer de staatssecretaris, ik heb een aantal vragen.
Kan ik meer inzicht krijgen in hoeveel gezinnen er in terugkeerwoningen zijn geplaatst en hoe lang zij daar gemiddeld verblijven? Hoeveel zijn er daaruit verdwenen en dus in gesloten detentiecentra geplaatst? Is het zo dat vaders worden opgesloten? Hoe komt het dat gesloten centra na aandringen van het Grondwettelijk Hof nog niet aangepast zijn aan de noden van kinderen?
Dan een aantal vragen over de stappen die u zult ondernemen.
Garandeert u dat de uitspraken van de Raad van State zullen worden nagevolgd? Wat houdt de medewerking aan de voorbereiding van terugkeer in? Hoe worden ze hier concreet in begeleid? Wat zijn de uitkomsten ervan? Welke stappen zult u ondernemen om de begeleiding van gezinnen te verbeteren? Wat vindt u van het voorbeeld van het UK Family Returns Panel dat ik aanhaalde? Is dat iets dat u zou willen overnemen?
09.02 Staatssecretaris Theo Francken: Mag ik het geachte lid vragen om in deze delicate context een correct taalgebruik toe te passen? De DVZ gijzelt geen personen, maar houdt personen vast. Ik vind gijzelen een verschrikkelijk zwaar woord. De praktijken die nu worden toegepast verschillen trouwens niet van de praktijken van de afgelopen 20 jaar, mevrouw De Coninck. Dan wordt er al heel lang gegijzeld.
De Raad van State had opmerkingen over twee sancties die in het KB van 17 september 2014 waren opgenomen, met name: de vaststelling van een volwassen gezinslid in een gesloten centrum en de vaststelling van het volledige gezin in een gesloten centrum voor gezinnen die de voorwaarden van de overeenkomst niet naleven met de bedoeling tot de begeleiding naar de terugkeer vanuit de eigen woning.
Ik wens het geachte lid erop te wijzen dat in de praktijk deze twee sancties in dit kader niet door de DVZ werden toegepast. Het werd nooit toegepast. Voor de tweede sanctie betrof de opmerking van de Raad van State alleen het feit dat in het KB niet werd toegevoegd dat de plaats aan de noden van een gezin met minderjarige kinderen moet zijn aangepast.
U moet weten, mevrouw De Coninck, dat gezinnen met minderjarige kinderen in België al sinds 2008 niet meer in de gesloten centra worden vastgehouden maar in de woonunits, de turtelhuisjes. De families kunnen zeer kort worden vastgehouden in het transitcentrum Caricole in Steenokkerzeel en alleen als de omstandigheden dit niet anders mogelijk maken, bijvoorbeeld als een overbrenging naar een woonunit niet onmiddellijk mogelijk is wegens een late aankomst op de luchthaven. De Caricole beschikt bovendien over gepaste opvangfaciliteiten, zoals kinderkamers waar alles aanwezig is voor die gezinnen. De vasthouding wordt ook beperkt tot maximum een paar uren, hoogstens een overnachting.
Ik geef een aantal voorbeelden. Iemand komt met een late vlucht aan en er is geen mogelijkheid om iemand onmiddellijk naar een woonunit te brengen. Een gezin komt illegaal toe aan de grens en de papieren zijn niet in orde. Dan zullen ze wel een paar uren in de Caricole worden vastgehouden vooraleer ze naar een woonunit worden gebracht. Dat is ook niet nieuw. Dat gebeurt ook al vele jaren. Het gaat dus niet over families die nu de mogelijkheid krijgen om vanuit hun privéwoning te vertrekken.
Deze vasthouding is niet verboden volgens de wetgeving. Het gezin met minderjarige kinderen kan met het oog op het overgaan tot de verwijdering voor een zo kort mogelijke periode worden vastgehouden op een welbepaalde plaats, aangepast aan de noden van gezinnen met minderjarige kinderen. Dat zijn die turtelhuisjes. Dat staat onder de noemer van gesloten centra, maar dat is niet gesloten. Dat is open.
In 2017 zullen in individuele woningen worden voorzien op het terrein van het centrum 127bis in Steenokkerzeel voor de gezinnen die de huidige woonunits waarin ze worden vastgehouden ontvluchten of die zich niet houden aan de regels en nadien opnieuw worden aangetroffen. Deze woonunits zullen aangepast zijn aan de noden van gezinnen met minderjarige kinderen en er zal in aangepaste omkadering voorzien zijn, zoals van het Grondwettelijk Hof in zijn arrest vraagt. De werken beginnen binnenkort en de woonunits zullen volgend jaar klaar zijn, zoals trouwens aanbesteed onder de vorige regering.
Wat uw opmerkingen over de omkadering in de woonunits betreft, ik meen dat er geen gebrek is aan een kwalitatieve begeleiding. In tegenstelling tot uw beweringen, wordt de werking van de terugkeerwoningen door meerdere ngo's en internationale delegaties erkend als absoluut best practice. U gaat voorbij aan de onwil van sommige families om begeleid te worden naar terugkeer. Elke familie geniet eveneens een persoonlijke begeleiding. Hiervoor zijn er twee coaches per site.
Volgende aandachtspunten dienen te worden aangestipt.
Ten eerste, het merendeel van de families die in terugkeerwoningen terechtkomen, is reeds via verschillende kanalen, onder andere via thuiscoaching en Fedasil, geïnformeerd over een veilige terugkeer en heeft steeds geweigerd hierop in te gaan. Het is dan ook moeilijk om hen in een terugkeerwoning nog te overtuigen van een vrijwillige terugkeer.
Ten tweede, de open structuur van de woonunits impliceert eveneens dat er families kunnen ontsnappen. Met de bouw van gesloten woonunits hopen wij op dit vlak een drukkingsmiddel te hebben om de mensen te overtuigen in de woonunits te blijven tot de dag van hun verwijdering.
Wat de door u verklaarde cijfers betreft, kan ik het volgende meedelen.
In 2014 bedroeg de gemiddelde verblijfsduur 19 dagen, in 2015 26 dagen. Dat gaat over de gemiddelde verblijfsduur in gesloten centra. Dat gaat dus niet over kinderen. Kinderen worden maximaal een paar uur vastgehouden, als het echt niet anders kan, bijvoorbeeld bij een late vlucht. Dit gaat over de gemiddelde verblijfsduur in de woonunits. Wat het scheiden van gezinnen betreft, moet ik melden dat dit eerder uitzondering dan regel is. In 2015 werd slechts 12 % van het totaal aantal gezinnen gescheiden. Dit komt neer op 20 gezinnen op een totaal van 161 gezinnen.
De reden waarom gezinnen gescheiden kunnen worden, zijn onder andere intrafamiliaal geweld, druggebruik of andere feiten van openbare orde, twijfel over de gezinsband enzovoort. SEFOR doet ook steeds alle moeite om een gezin toch nog als een geheel over te brengen, maar meestal ontbreekt het aan medewerking van het gezin zelf.
Mevrouw De Coninck, ik ben op de hoogte van het UK Family Returns Panel. Echter, de resultaten zijn lang niet zo positief als u doet uitschijnen.
Van 1 april 2012 tot 31 maart 2014, dus in twee jaar tijd, stapten 1 193 gezinnen in een terugkeerproces. 249 werden toegewezen aan het panel. Er waren slechts 92 ensured returns, dat is 37 % gedwongen terugkeren. Deze cijfers komen uit de informatie uit het jaarrapport 2012-2014 van het Independent Family Returns Panel. Daarmee vergeleken kan onze Dienst Vreemdelingenzaken voor 2016 al een beter resultaat voorleggen met 44 % zekere terugkeer.
De knelpunten die de UK aanhaalt zijn het niet-opdagen op het moment van de effectieve verwijdering en juridische procedures die ingediend worden om de verwijdering te verhinderen. Zij hebben dus met net dezelfde problemen en moeilijkheden te kampen als wij. En onze resultaten zijn zelfs beter.
09.03 Monica De Coninck (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor de informatie.
Misschien heb ik het niet goed begrepen, 44 % keert zeker terug en de rest niet?
09.04 Staatssecretaris Theo Francken: Dit jaar is 44 % teruggekeerd.
09.05 Monica De Coninck (sp.a): En de rest?
09.06 Staatssecretaris Theo Francken: Ofwel zijn zij vrijgesteld, ofwel zijn zij een procedure begonnen, ofwel zijn zij gewoon ontsnapt.
De woonunits kosten handenvol geld en meer dan de helft ontsnapt, dat is reeds jaren zo, want die units zijn open. In 2008 is er beslist om niemand meer op te sluiten en dit is het gevolg. Dat zijn gewoon appartementen, zoals bij iedereen die in een appartement woont. Daarom heeft de vorige regering de aanbesteding gedaan om een aantal zeer gezinsvriendelijke woningen maar wel gesloten, op een apart domein bij 170 bis, zoals in Nederland en in bijna alle Europese landen, als ultiem drukkingmiddel mogelijk te maken.
Nu weten ze dat wij hen toch niet mogen opsluiten. Zij weten dat, dat gaat rond, ze gaan dan 30 dagen in zo’n appartement, komen dan vrij, worden dan soms bewust opgepakt, gaan er dan terug 30 dagen naartoe, want dat is opvang, dat is allemaal betaald. Dat is echt een zottekesspel. U moet maar eens een bezoek brengen. Het is echt de moeite om met de maatschappelijke assistenten daar te spreken.
Als wij dat als stok achter de deur zouden hebben – ik zou het liever niet gebruiken, want zo gezellig is dat niet en zo prettig is dat al helemaal niet – dan zal die 44 % in de woonunits drastisch stijgen, want dan weten ze dat ze moeten meewerken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10.01 Monica De Coninck (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, de ngo Artsen Zonder Grenzen wil voortaan geen EU-geld meer ontvangen, wegens de Europese vluchtelingenpolitiek. Dat beleid is volgens Artsen Zonder Grenzen gericht op afschrikking in plaats van bescherming van mensen in nood. Door de migratiedeal met Turkije zitten op de Griekse eilanden momenteel meer dan 8 000 mensen vast, zeggen zij, waaronder honderden niet-begeleide minderjarigen. Zij leven soms maandenlang in mensonwaardige omstandigheden, in overbevolkte kampen. De daling van de instroom van vluchtelingen in België wijst dus niet op een oplossing van het probleem, maar wel op een verschuiving ervan.
Met die actie trekt Artsen Zonder Grenzen aan de alarmbel. Het bewijst volgens Artsen Zonder Grenzen ook dat een afschrikkingsbeleid dat als een humanitaire oplossing verkocht wordt het menselijk lijden in de hand werkt.
Hoe staat u op dit moment tegenover de migratiedeal? Gelooft u in het menselijke karakter ervan? Staat u achter de plannen van de EU om migratiedeals aan te gaan met Afrikaanse landen? Hebt u inzicht in en kunt u een stand van zaken geven van de situatie in Griekenland en Turkije? Bent u op de hoogte van de toestanden die Artsen Zonder Grenzen aanklaagt? Welk standpunt neemt u daarover in?
De nadruk van uw beleid ligt op het weghouden en terugsturen van vooral Iraakse en Afghaanse vluchtelingen, bijvoorbeeld met terugkeerpremies voor volwassen en minderjarige vluchtelingen. Onlangs kreeg het CGVS de opdracht om zijn informatie over de veiligheid in Bagdad te actualiseren. Er zijn ook nieuwe richtlijnen uitgeschreven door de UNHCR voor de behandeling van asielzoekers uit Afghanistan. Zult u daarmee rekening houden?
10.02 Staatssecretaris Theo Francken: Mijnheer de voorzitter, ik sta achter de actieplannen, niet alleen om de formele reden dat België die heeft goedgekeurd, maar ook omdat die plannen een effectief antwoord bieden op een aantal moeilijke problemen. Daarbij is het belangrijk in te zien dat de beide plannen zeer veel aspecten omvatten, veel meer dan de enkele aspecten die soms in het nieuws komen en door bepaalde ngo’s worden aangehaald. Dat geldt zowel voor het EU-actieplan met Turkije, als voor het actieplan voor Afrika.
Dat wil niet zeggen dat ik blind achter de plannen sta. Ik erken dat er bij de uitvoering, zeker en vast voor het EU-actieplan met Turkije, heel wat problemen zijn. Die problemen zijn natuurlijk ook enorm aan het toenemen. Om die reden is België een sterke pleitbezorger voor de verbetering en de versterking van de uitvoering, op heel wat punten, zowel in Griekenland als in Turkije, met als kader de uitvoering van het plan conform de EU-reglementering.
Tegelijk wijs ik erop dat de critici vaak een erg selectief beeld schetsen van het Europese beleid. Zo wordt bij de bespreking van de EU-Turkijedeal steevast vergeten dat daaraan ook de solidariteitsmechanismen van relocatie en hervestiging gekoppeld zijn.
Het is niet aan mij om mij uit te spreken over verklaringen of de houding van een privéorganisatie die zich hierbij opstelt als een belangenorganisatie zonder dat zij verantwoordelijkheid moet opnemen.
Zoals ik al eerder heb geschetst, hebben de lidstaten met de Commissie een breed globaal beleid uitgewerkt, geconfronteerd met een bijzonder complexe en tevens uiterst problematische situatie. Niet te vergeten, vorig jaar is het aantal asielaanvragen onvoorzienbaar sterk gestegen. Zonder krachtdadige beleidsaanpassingen op Europees niveau zou de situatie dit jaar verder zijn geëscaleerd. Europa heeft zich in het verleden steeds solidair getoond en doet dit nu nog, maar onze draagkracht is natuurlijk ook niet onbeperkt. De lidstaten, samen met de Commissie, hebben hierop een antwoord gegeven. Dit is een uitgebreid plan bestaande uit zeer veel aspecten. Dit plan moet nog op vele punten beter worden uitgewerkt.
Zoals ik al zei, blijf ik ijveren voor kritieke punten zoals mensenrechten. De situatie in Turkije gaat totaal de verkeerde kant uit en ik meen dat de Europese Commissie een duidelijk standpunt heeft ingenomen de voorbije 24 uur.
Inzake het beleid met betrekking tot Afghanistan en Irak, het volgende.
Het verbaast mij dat u nog niet hebt begrepen dat het CGVS een onafhankelijke instantie is, net zoals de RvV. Als staatssecretaris, bevoegd voor Asiel en Migratie, kan ik geen enkele instructie geven aan het CGVS, zoals ik ook niet verantwoordelijk ben voor het inhoudelijk beleid van het CGVS. Het CGVS bepaalt op onafhankelijke wijze zijn beleid, in het bijzonder de beoordeling van de situatie in de landen van herkomst. Eventuele beleidswijzigingen worden beslist door het CGVS, rekening houdend met de situatie in de landen van herkomst. Het is dus ook aan de commissaris-generaal om na te gaan of het beleid al dan niet moet worden aangepast en geactualiseerd, rekening houdend met eventueel nieuwe richtlijnen van UNHCR.
Zelf ben ik wel bevoegd voor het terugkeerbeleid. Dat ik pleit voor de terugkeer van personen die geen bescherming nodig hebben, is allerminst strijdig met het beleid van het CGVS. Zoals u weet, hebben niet alle Afghanen en Irakezen nood aan een status van bescherming. Het erkenningspercentage voor beide landen is veel lager dan 100 %. Dat ik mensen, die kunnen terugkeren, aanzet tot een terugkeer vind ik niet meer dan verantwoord. Dit past in een geïntegreerde aanpak, versterkt het draagvlak van een beleid dat bestaat uit verschillende facetten met zowel bescherming als terugkeer. Het spreekt voor zich dat wat betreft de vrijwillige terugkeer, wordt ingezet op zowel personen die reeds een negatieve beslissing hebben ontvangen als personen die, ontgoocheld omdat de valse beloftes van de smokkelaars zich niet materialiseren, er de voorkeur aan geven hun toekomst verder uit te bouwen in hun land van herkomst.
Mevrouw De Coninck, u zegt dat ik die mensen terugstuur, maar dat is niet juist. Ik stuur niemand terug naar Irak. Er is geen gedwongen terugkeer naar Irak. Die mensen keren vrijwillig terug naar Irak. Dat is een zeer belangrijk verschil. Terugsturen zou betekenen dat ik mensen tegen hun wil op het vliegtuig zou zetten, maar dat gebeurt niet. Het werkwoord terugsturen is niet van toepassing wat Irak betreft omdat er geen gedwongen terugkeer mogelijk is naar dat land. Men neemt ook termen in de mond als gijzelen en terugsturen, terwijl daar niets van aan is.
10.03 Monica De Coninck (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, u speelt het op de letter.
U verstuurt wel brieven waarin u betrokkenen min of meer duidelijk maakt dat zij het beste zouden terugkeren. U zegt dat Artsen Zonder Grenzen een privéorganisatie is die geen verantwoordelijkheid neemt. Ik zou dat over Artsen Zonder Grenzen echt niet zeggen, want vooral de artsen nemen heel veel verantwoordelijkheid.
10.04 Staatssecretaris Theo Francken: (…)
Het was inderdaad raar geformuleerd. Ik zei het volgende: “Het is niet aan mij om mij uit te spreken over verklaringen of de houding van een privéorganisatie, zonder dat zij verantwoordelijkheid moeten opnemen.”
Ik zeg niet dat zij geen verantwoordelijkheid opnemen in de asielcrisis, maar zij moeten natuurlijk geen verantwoordelijkheid nemen in het oplossen van de asielcrisis, zijnde op het metaniveau, het politieke niveau dat oplossingen moet bieden.
Ik wil toch duidelijk meedelen dat ik niet zeg dat Artsen Zonder Grenzen geen verantwoordelijkheid opneemt.
10.05 Monica De Coninck (sp.a): U let bij mij op de details, dus ik kan dat ook doen.
10.06 Staatssecretaris Theo Francken: Dat zijn zulke zaken die pootjes kunnen krijgen. Als zoon van een arts heb ik zeker respect voor Artsen Zonder Grenzen. Zij nemen hun verantwoordelijkheid, maar niet in het metaverhaal.
10.07 Monica De Coninck (sp.a): Ja, wij zullen hier nu geen filosofische discussie over houden, want dat zou ons te ver leiden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11.01 Monica De Coninck (sp.a): In het koninklijk besluit van 24 juni 2004 worden de voorwaarden en modaliteiten voor het verlenen van materiële hulp aan onwettig verblijvende gezinnen nader bepaald. Er wordt onder andere bepaald dat er een tweesporenbegeleiding wordt opgezet, een begeleidingstraject dat zowel de piste van een verblijf als die van een terugkeer onderzoekt, en dat de duur van die begeleiding afhankelijk is van welke piste gehanteerd wordt.
Op 29 maart 2013 sloten de DVZ en Fedasil een nieuwe overeenkomst die de begeleiding van opgevangen gezinnen ingrijpend verandert. Enkel de piste van terugkeer wordt onderzocht en de materiële hulp wordt beperkt in de tijd, tot een maximum van 30 dagen, tenzij de gezinnen intekenen voor vrijwillige terugkeer.
De modaliteiten en voorwaarden kunnen enkel vastgelegd en gewijzigd worden bij koninklijk besluit en niet bij wijze van overeenkomst tussen de DVZ en Fedasil. Daarom heeft de Raad van State het punt van de overeenkomst met als titel “de duur van de opvang” vernietigd in zijn arrest van 23 april 2015.
Hoe wordt het koninklijk besluit van 24 juni 2004 geïmplementeerd sinds de Raad van State de overeenkomst heeft geannuleerd? Hoe zal het in de toekomst geïmplementeerd worden?
Komt er een nieuwe overeenkomst tussen de DVZ en Fedasil?
Welke verschillende opties worden bekeken: opvang en begeleiding door Fedasil, zoals voordien het geval was, of opvang en begeleiding door de DVZ of een combinatie daarvan?
11.02 Staatssecretaris Theo Francken: Mevrouw De Coninck, de overeenkomst op zichzelf werd niet geannuleerd, maar wel enkele bepalingen. De geannuleerde bepalingen zijn niet meer van toepassing, terwijl aan de werkwijze niet veel is veranderd. Ik zal dat verder toelichten in antwoord op uw tweede en derde vraag.
Gezinnen die voorheen opgevangen werden in het open terugkeercentrum te Holsbeek, worden sinds de sluiting ervan in juli 2015 opgevangen in woonunits onder OTC-statuut, het openterugkeercentrumstatuut. Sinds juli 2015 en tot 30 juni 2016 werden er 33 families opgevangen onder het openterugkeerstatuut in de woonunits.
Een nieuwe overeenkomst wordt op korte termijn niet beoogd. De door de Raad van State geschrapte delen van artikelen zijn aangepast aan zijn wensen en worden nu correct toegepast. Op lange termijn zal nagegaan worden of aanpassingen in de wet en aan het protocolakkoord de werking kunnen verbeteren.
Sinds de vernietiging door de Raad van State wordt er geen beperking in de tijd meer opgelegd aan de opvang. Evenmin wordt de opvang gekoppeld aan de wil om vrijwillig terug te keren. Uiteraard wordt er wel gewerkt aan vrijwillige terugkeer, maar het klopt niet dat de opvang alleen voortgezet wordt als de betrokkenen voor een vrijwillige terugkeer kiezen.
De opvang gebeurt door de Dienst Vreemdelingenzaken in samenwerking met Fedasil. De begeleiding gebeurt door de Dienst Vreemdelingenzaken in samenwerking met Fedasil. Een terugkeerconsulent van Fedasil komt naar de site en er vinden minstens twee terugkeergesprekken met de Dienst Vreemdelingenzaken en Fedasil plaats.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11.03 Monica De Coninck (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijn laatste vraag op de agenda zou ik graag in een schriftelijke vraag laten omzetten.
De voorzitter: Vraag nr. 12991 van mevrouw De Coninck wordt bij dezen omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 13090 van de heer Van Hees wordt eveneens omgezet in een schriftelijke vraag.
12.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, kindhuwelijken zijn een fenomeen dat wereldwijd enorm veel voorkomt. Dagelijks worden 39 000 minderjarige meisjes tegen hun zin en dus gedwongen uitgehuwelijkt.
Bij ons gebeurt dat zelden. Huwelijken met minderjarigen zijn uiteraard ook verboden. Dat spreekt voor zich. Niettemin is de situatie op zich complexer. Wij zien met de vluchtelingencrisis dat wij ook een aantal gevallen van huwelijken met minderjarigen in onze opvangstructuren tellen, namelijk 24 in de maand april 2016. Daarom wil ik een aantal vragen over de kwestie stellen. Het is immers een problematiek die wij echt moeten bestrijden. Unicef doet dat al jaren.
Ik heb zelf recent op de OVSE ook een resolutie goedgekeurd gekregen. Ze is goedgekeurd door de 57 lidstaten. In die resolutie staat dat wij effectief aandacht moeten hebben voor die nieuwe problematiek, die zich nu ook in heel wat Europese landen voordoet, waaronder ook ons land.
De problematiek is complex, omdat wij helaas niet alleen met onze wetgeving kunnen bepalen hoe wij daarmee omgaan. Wij moeten rekening houden met IPR of internationaal privaatrecht. Wanneer dus bijvoorbeeld een huwelijk dat in een ander land volledig volgens de daar geldende normen is gesloten en niet met de internationale orde in strijd is, moet het worden gesloten. Bij ons geldt de regel dat men 18 jaar oud moet zijn. In Spanje is dat echter nog 16 jaar. Wanneer in Spanje een 16-jarige met een 18-jarige huwt en zij daarna naar België komen, dan moeten wij dat huwelijk hier erkennen en overschrijven.
12.02 Staatssecretaris Theo Francken: Dat is in Spanje.
12.03 Nahima Lanjri (CD&V): In Spanje is de wettelijke leeftijd 16 jaar.
Ik stond zelfs versteld, toen ik vernam dat in Virginia de leeftijd nu pas naar 16 jaar omhoog is getrokken. De leeftijd was daar 13 jaar, indien het meisje zwanger was en toestemming kreeg van haar vader. Op die regel waren er heel wat misbruiken, zoals gevallen van mensenhandel en pedofilie. Voor wie met het zwangere meisje trouwde, was het probleem opgelost. Hij werd niet vervolgd. Zij trouwden en scheidden nadien, met alle gevolgen vandien voor het meisje. Het is nu pas dat in Amerika, een land waarvan wij denken…
12.04 Staatssecretaris Theo Francken: Dat is in één staat.
12.05 Nahima Lanjri (CD&V): Dat is inderdaad in één staat, namelijk Virginia.
Het is een problematiek die helaas vrij complex is. Wij worden er nu ook mee geconfronteerd. Wij kunnen niet elk huwelijk – ik heb mijn vraag ook al aan minister Geens gesteld – zomaar weigeren. Huwelijken kunnen volgens de geldende reglementering van het land van herkomst perfect legaal zijn gesloten, bijvoorbeeld een huwelijk tussen een Syrisch meisje van 16 jaar en een jongen van 24 jaar. Wanneer blijkt dat er wel toestemming is en het huwelijk geldig is gesloten, moeten wij dat blijkbaar in ons land ook erkennen.
Het spreekt voor zich dat we bepaalde huwelijken niet erkennen, wanneer er bijvoorbeeld sprake is van een te groot leeftijdsverschil, wanneer men vaststelt dat er geen wederzijdse instemming is, wanneer er sprake is van misbruik. Kortom, wanneer we de schending van internationale regels van openbare orde kunnen inroepen. Dat wordt geval per geval bekeken.
Mijnheer de staatssecretaris, hoe gaan we concreet om met dat recente fenomeen in onze centra? Bestaat er een bepaalde detectieprocedure bij Fedasil, het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen of DVZ? Er zijn ook gevallen van koppels die officieel getrouwd zijn en andere die dat niet zijn, die enkel een religieus huwelijk hebben gesloten of dat proberen te verzwijgen. Hoe gebeurt een en ander juist? Welke instanties betrekt men daarbij?
Welke gevolgen heeft dat voor de opvang van de betrokken asielzoekers, ook voor de minderjarigen? Soms haalt men de partners, terecht, uit elkaar, soms niet. Wie beoordeelt dat juist? Wie wordt er bij die beslissing betrokken?
Neemt Fedasil de jongste tijd een bepaalde tendens waar? Is dat totaal nieuw? Kregen we daar vroeger ook al mee te maken? Ik neem aan dat we een enorme stijging zien, omdat we ook een enorme instroom hebben gehad vorig jaar. Wat waren de cijfers voor de voorbije vijf jaar? Wat zijn de belangrijkste landen van herkomst met een probleem inzake kindhuwelijken?
Hoe werken de asielinstanties samen met de burgerlijke stand, die buitenlandse huwelijken al dan niet erkent? Hoe is de samenwerking met Justitie? Hierbij merk ik op dat ik de vraag ook aan minister Geens heb gesteld en tot mijn verbazing heeft hij geantwoord dat er op dit ogenblik eigenlijk geen samenwerking is tussen de diensten, bijvoorbeeld tussen Fedasil en het parket. Als men te maken krijgt met een minderjarige van 14 jaar die gehuwd is met iemand van 40 jaar, moet iemand toch onmiddellijk het parket verwittigen om daar een zaak van te maken?
Niet alleen het huwelijk mag niet worden erkend, want dat is een zaak voor de burgerlijke stand. Hoe gaat het parket hiermee om? Als er momenteel nog geen samenwerking is, hoe zorgt men er dan voor dat zij er in de toekomst wel komt om de problematiek van de kindhuwelijken aan te pakken?
12.06 Staatssecretaris Theo Francken: (…)
Er is in een uitwisseling van informatie voorzien tussen de verschillende asielinstanties – DVZ, CGVS, Fedasil, Voogdijdienst – om gevallen van kindhuwelijken zo snel mogelijk op te sporen. Zodra een getrouwd koppel waarvan een van de partners minderjarig is, zich aanbiedt bij de DVZ voor registratie brengt de DVZ de dienst Dispatching of Fedasil op de hoogte alsook de voogdijdiensten in het geval van een kindhuwelijk. Indien het koppel zich aanbiedt bij de dienst Dispatching of Fedasil zal de dienst Dispatching rekening houden met de informatie gekregen van de DVZ voor de toewijzing van een opvangplaats.
Wat betreft de opvang door Fedasil worden getrouwde koppels waarvan een van de partners minderjarig is, gescheiden bij aankomst en apart opgevangen. Indien de minderjarige partner niet vergezeld is van de eigen ouders wordt hij of zij beschouwd als een niet-begeleide minderjarige en wordt er een voogd toegewezen. Indien de minderjarige reeds een kind heeft met haar man en zij ouder is dan 16 jaar, zal zij worden opgevangen met haar man, als voorrang moet worden gegeven aan het belang van de baby om bij beide ouders te zijn. Dat is de regel.
12.07 Nahima Lanjri (CD&V): Wat doet men als zij geen kind hebben? Wanneer mogen zij wel samen blijven?
12.08 Staatssecretaris Theo Francken: Zij krijgen alleen een opvangplaats samen toegewezen als zij – 99 % is een meisje – meer dan 16 is en er een kind van beide partners is.
12.09 Nahima Lanjri (CD&V): Als er geen kind is, dus niet?
12.10 Staatssecretaris Theo Francken: Neen.
Wij hebben daar heel veel over nagedacht en vergaderd en dat zijn de regels die ik aan de administratie heb opgelegd hieromtrent. Men moet ergens een lijn trekken.
In Nederland is het gewoon een njet over de hele lijn. Het staat sinds een jaar ongeveer zelfs in de wet dat het niet kan, op geen enkele voorwaarde. De aanpak hiervan is bijna een ethische discussie. Als er een kind is en het in het belang van het kind is dat het door de beide ouders wordt opgevoed, dan is samenwoonst vanaf 16 jaar voor ons te verantwoorden.
Ik lees verder.
Zij zal worden opgevangen met haar man, als voorrang moet worden gegeven aan het belang van de baby om bij de beide ouders te zijn.
Dit zal echter niet het geval zijn indien er sprake is van een gedwongen huwelijk. In elk geval zal de maatschappelijk werker die de minderjarige opvolgt, trachten na te gaan of er sprake is van een gedwongen huwelijk. Indien dit het geval is, zal het dossier worden doorgestuurd naar het parket. Als de minderjarige jonger is dan 16 jaar, wordt het dossier automatisch doorgestuurd naar het parket. U zegt dat er geen samenwerking is, maar die doorsturing gebeurt automatisch. Misschien weet minister Geens dat niet, maar het dossier wordt automatisch doorgestuurd naar het parket wanneer het een kindbruid onder de 16 jaar betreft.
Afgelopen jaar zijn er een twintigtal koppels met een minderjarige bruid toegekomen. Het betrof Syrische koppels, maar ook enkele Afghaanse en Iraakse koppels. Hoewel het meestal minderjarige meisjes betreft, kunnen er ook gevallen zijn van gehuwde minderjarige jongens.
In 2016 boden zich tot nog toe vijf kindbruiden van Syrische nationaliteit aan bij de dienst Dispatching van Fedasil: iemand van 17 jaar en 5 maanden, van 17 jaar en 4 maanden, van 17 jaar en 3 maanden, van 15 jaar en 5 maanden en iemand van 14 jaar en 3 maanden.
Wat betreft de opvang, zal de maatschappelijk werker die de minderjarige opvolgt, proberen na te gaan of er sprake is van een gedwongen huwelijk. Indien dat het geval is, zal het dossier worden doorgestuurd naar het parket. Als de minderjarige jonger is dan 16 jaar, wordt het dossier automatisch doorgestuurd naar het parket. DVZ en CGVS passen deze procedure toe indien zij tijdens het verhoor aanwijzingen van gedwongen huwelijk vaststellen.
Er is daarin dus een duidelijke lijn getrokken. Het gaat om in totaal 25 koppels. Als we hen geen opvang geven, huren ze op de privémarkt en hebben ze geen opvang nodig. We kunnen daar niets aan doen. Dan wordt dat doorgegeven aan het parket, dat een onderzoek moet instellen.
Wij hebben een aantal situaties gehad, waarbij er geen opvang meer werd gegeven. Die mensen krijgen geen opvang samen en dus willen ze gewoon geen opvang. Dat wordt doorgegeven aan het parket. Het wordt allemaal gesignaleerd en men moet in het oog houden wat er daar aan de hand is, want anders is het misschien nog erger.
Er zijn ook koppels die zeggen dat ze voor een asielaanvraag komen, maar die nooit opvang vragen, precies omdat ze vermoeden dat het huwelijk niet mag.
12.11 Nahima Lanjri (CD&V): U hebt er dus 25-tal in de centra, maar er zouden er meer zijn?
12.12 Staatssecretaris Theo Francken: Neen, dat is alles meen ik.
12.13 Nahima Lanjri (CD&V): Zijn degenen die zich niet aanmelden voor opvang, inbegrepen in de cijfers?
12.14 Staatssecretaris Theo Francken: Er zijn in totaal een 25-tal kindbruiden gesignaleerd.
12.15 Nahima Lanjri (CD&V): In totaal, ook degenen die geen opvang vragen?
12.16 Staatssecretaris Theo Francken: Soms is het moeilijk. Dan komt hier een meisje aan van 17 en haar partner is 19. Er zijn wetten en regels. Voor ons is dat net hetzelfde. Een meisje van 17 kan hier alleen onder heel strikte voorwaarden trouwen met een jongen van 19.
12.17 Nahima Lanjri (CD&V): Dat klopt. Daarom heb ik het voorbeeld aangehaald van Spanje.
In geval van een meisje van 17 en een jongen van 19, als heel duidelijk blijkt dat er geen sprake is van dwang, dat het de keuze is van beide partners en dat het huwelijk bovendien is gesloten zoals het moet, dan moeten wij, aldus minister Geens, dat huwelijk ook erkennen. Dan wordt het huwelijk ook erkend. Dat werd vroeger ook al gedaan. We moeten te allen prijze vermijden dat bepaalde koppels onderduiken. Zelfs als ze geen opvang vragen, moeten we de minderjarigen altijd bij het parket aangeven.
12.18 Staatssecretaris Theo Francken: Bij degenen die onderduiken, gaat het vaak om heel grote leeftijdsverschillen.
12.19 Nahima Lanjri (CD&V): Ja, omdat ze weten dat het niet kan.
12.20 Staatssecretaris Theo Francken: Mevrouw Lanjri, op een bepaald moment – ik denk dat u mij daarover ondervraagd hebt – was er een hongerstaking van een meisje. Nu, tussen wat daarover in de pers is gekomen en wat er echt staat in het dossier, was er, zoals vaak bij vreemdelingenzaken, wel wat spanning. In die zin is dat op een heel goede, pragmatische manier opgelost. Ze konden niet samenwonen, maar ze konden elkaar wel wat meer zien.
Nogmaals, ik heb hoe langer hoe meer vertrouwen in de medewerkers van Fedasil. Ze zijn briljant om dergelijke problemen op een heel maatschappelijke, pedagogische en verantwoorde manier aan te pakken.
Het gaat natuurlijk om diepmenselijke kwesties. Soms kan een meisje van 15 smoorverliefd zijn op een jongen van 18. In die cultuur is het misschien normaal dat ze al getrouwd zijn en zelfs een kind hebben. Dat zijn allemaal moeilijke zaken. Het kan zelfs om iemand van 14 jaar gaan. Soms gaat het misschien om een gedwongen huwelijk maar op den duur percipiëren de betrokkenen het als een normaal huwelijk. Misschien hebben ze nooit iets anders gekend dan gedwongen huwelijken.
12.21 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, hebt u de cijfers gevraagd van de voorbije jaren of ziet u een tendens, als u de precieze cijfers niet hebt?
12.22 Staatssecretaris Theo Francken: 2015 is natuurlijk een absoluut record.
12.23 Nahima Lanjri (CD&V): Nee, de cijfers van de kindhuwelijken. Hoe is dat vroeger geweest?
12.24 Staatssecretaris Theo Francken: Dat weet ik niet.
12.25 Nahima Lanjri (CD&V): Dan zal ik daarover een schriftelijke vraag stellen.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
13.01 Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, les procédures de demande d'asile pour les Afghans sont systématiquement traitées en néerlandais. En effet, l'Office des Étrangers et le CGRA, pour l'organisation de leur travail, se répartissent les pays d'origine entre rôles linguistiques. Les francophones sont plutôt affectés aux pays d'origine francophone, pour des raisons logistiques.
L'afflux d'Afghans sur le territoire belge, en ce compris des mineurs non accompagnés (MENA) (entre 70 % et 80 % des demandes d'asile MENA sont introduites par des Afghans), fait que les centres Fedasil ou financés par Fedasil accueillant des MENA situés en Flandre sont complets alors qu'il reste encore des places libres dans les centres situés en Wallonie. Fedasil oriente donc des MENA afghans vers des centres d'accueil en Wallonie.
Une fois l'annexe 26 obtenue à l'Office des Étrangers, il est nécessaire qu'un tuteur soit nommé pour qu'un MENA puisse poursuivre sa procédure. Le problème est que les MENA afghans hébergés en Wallonie, mais suivant une procédure en néerlandais, ne trouvent pas (ou peu) de tuteurs néerlandophones. Ceci représente évidemment trop de déplacements pour ces candidats éventuels et a pour conséquence de voir les MENA afghans attendre la désignation de leur tuteur depuis parfois plus d'un an. Cela gèle complètement l'avancement de leur procédure de demande d'asile.
Depuis quelques semaines, il semblerait que des MENA afghans puissent suivre une procédure en français. Mais le problème de ceux qui ont déjà leur annexe 26 en néerlandais persiste.
Monsieur le secrétaire d'État, envisagez-vous de demander au CGRA et à l'Office des Étrangers de modifier leurs méthodes afin qu'un changement de langue en cours de procédure soit rendu possible à l'avenir? En effet, le risque est grand de voir certains MENA arriver à leur majorité sans qu'aucun tuteur ne leur ait été désigné. Ils ne pourront dès lors pas faire valoir leurs droits à l'asile en tant que mineurs.
Ceci permettrait aussi des économies de frais de traduction au Service des Tutelles, étant donné que les documents de procédure sont traduits à destination des tuteurs francophones aux frais de ce service qui dépend du SPF Justice. N'y voyez-vous pas une façon de dégager des moyens financiers pour les pouvoirs publics à l'avenir?
13.02 Theo Francken, secrétaire d'État: Monsieur le président, cher collègue, la langue de la procédure est déterminée par l'Office des Étrangers au début de la procédure d'asile, conformément à l'article 51/4 de la loi de 1980.
Alors que, par le passé, toutes les demandes d'asile des ressortissants afghans étaient traitées en néerlandais avec un interprète, depuis fin 2015, l'Office, à la demande du Service des Tutelles, a aussi assigné le rôle linguistique français dans un grand nombre de dossiers, en particulier ceux des mineurs non accompagnés.
Cette mesure a offert au Service des Tutelles une marge supplémentaire, lors de la désignation des tuteurs des ressortissants afghans. De cette manière, les tuteurs francophones de mineurs afghans peuvent également être désignés pour des demandes d'asile relevant du rôle français. L'Office a donc accédé à une demande du Service des Tutelles.
Le changement de rôle linguistique constitue une autre problématique
La langue est déterminée au début de la procédure. Dès cet instant, les documents sont rédigés dans la langue de la procédure. Généralement, la langue n'est pas modifiée en cours de procédure, précisément afin de garantir l'unité de la langue de la procédure. Pour cette raison, il n'est pas indiqué de modifier le rôle linguistique dans les dossiers.
La langue de la procédure est connue dès le début de celle-ci. On peut donc escompter que c'est un tuteur qui comprend la langue de la procédure qui est désigné et qu'il n'est pas nécessaire de prévoir la traduction de documents à son intention et donc qu'il n'est pas non plus nécessaire d'engager des frais à cet effet.
En outre, il faut tenir compte du fait qu'un changement de rôle linguistique impliquera des coûts supplémentaires pour l'Office et le CGRA, les documents du dossier devant être traduits vers la nouvelle langue. Il n'est donc pas indiqué de modifier la langue de la procédure. De plus, l'Office a déjà accédé à la demande du Service des Tutelles d'assigner le rôle linguistique français aux nouvelles demandes d'asile. Cette mesure offre au Service des Tutelles davantage de marge lors de la désignation des tuteurs.
13.03 Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Monsieur le secrétaire d'État, le problème de ces mineurs non accompagnés qui ont quinze, seize ou dix-sept ans et qui peuvent se déplacer jusque chez nous pour fuir la guerre est qu'ils suivent des procédures extrêmement lourdes pour apprendre le néerlandais. Cela peut se justifier pour des raisons évidentes d'organisation. Néanmoins, l'autorité les envoie ensuite dans une autre Région linguistique, à savoir la Wallonie, où ils trouvent moins facilement de tuteur qui parle le néerlandais.
J'ai compris que vous n'aviez pas l'intention de modifier cette règle qui interdit le changement de rôle linguistique. C'est dommage pour deux raisons. Tout d'abord, d'un point de vue humain, en raison de l'absence d'un tuteur, ces personnes ne pourront, à l'âge de la majorité, aller au bout d'une procédure très favorable, qui est celle des mineurs non accompagnés. C'est très embêtant. D'un point de vue logistique, des frais de traduction pourraient être évités si, en milieu de procédure, la langue pouvait être changée. Cela permettrait aux pouvoirs publics et au mineur non accompagné de s'y retrouver.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mijnheer de staatssecretaris, collega’s, ik wil u nog bedanken voor de goede samenwerking het voorbije werkjaar en ik kijk ernaar uit u terug te zien na het reces om op dezelfde manier samen te werken.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.25 uur.
La réunion publique de commission est levée à 12.25 heures.