Commissie
voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt |
Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de
la Fonction publique |
van Dinsdag 12 juli 2016 Namiddag ______ |
du Mardi 12 juillet 2016 Après-midi ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.08 uur en voorgezeten door de heer Brecht Vermeulen.
La réunion publique de commission est ouverte à 14.08 heures et présidée par M. Brecht Vermeulen.
01 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de bestrijding van discriminatie van mensen met een allochtone achtergrond bij de federale overheid" (nr. 12593)
01 Question de Mme Nahima Lanjri au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la lutte contre les discriminations à l'égard des personnes d'origine allochtone dans la fonction publique fédérale" (n° 12593)
01.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de minister, ik heb een paar maanden geleden al een vraag gesteld over de strijd tegen discriminatie van mensen met een allochtone achtergrond bij de federale overheid. Daarover hebben we vorig jaar met de meerderheid en met steun vanuit de oppositie een resolutie goedgekeurd. Ook in het regeerakkoord werden daarover afspraken gemaakt, heel concreet om de diversiteit bij de federale overheid aan te moedigen, meer bepaald met betrekking tot mensen met allochtone achtergrond.
U gaf aan dat de werkgroep Personen met een migratieachtergrond van de stuurgroep Diversiteitsmanagement binnen de federale overheid de opdracht had gekregen om een beleidsnota op te maken. Daarin zouden de mensen van het federaal netwerk van diversiteitsverantwoordelijken en van Unia een definitie opstellen voor mensen met een migratieachtergrond. Tevens zou er een monitoringaanpak worden uitgewerkt. Daarvoor zou men de input van de FOD WASO en van experts gebruiken.
Wat is nu de stand van zaken daarvan? Hoever staat die werkgroep?
Wanneer zijn ze samengekomen? Welke samenkomsten zijn er nog gepland?
Welke resultaten zijn er al heel concreet?
In welke mate kan deze werkgroep verder bouwen op het werk dat op dat vlak reeds gebeurde in Vlaanderen door de Vlaamse Gemeenschap?
De Vlaamse Gemeenschap heeft al een definitie om metingen te doen binnen de administratie. Op welke punten moet de aanpak en de definitie verschillen van die van Vlaanderen?
01.02 Minister Steven Vandeput: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Lanjri, binnen het netwerk Federale Diversiteit is er een werkgroep Migratie. Deze werkgroep heeft aan mijn kabinet een beleidsnota overgemaakt met daarin een concreet voorstel van definitie en een eerste aanzet tot operationalisering. Dit beleidsvoorstel werd uitgewerkt op basis van een benchmark bij de verschillende overheden in België, waaronder de Vlaamse overheid, een literatuuronderzoek en diverse contacten met belangrijke actoren zoals de FOD WASO — Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
Meer concreet stelt de werkgroep Migratie in zijn nota voor om de huidige definitie van de Vlaamse overheid — de nieuwe definitie van januari 2016 — integraal over te nemen. Enkele belangrijke voordelen van de vooropgestelde aanpak zijn een duidelijke afbakening van de doelgroep in lijn met andere actoren in het veld, het creëren van de mogelijkheid tot een nulmeting, en een monitoring en automatische registratie via authentieke bronnen volgens het only-onceprincipe.
Mijn kabinet heeft over deze definitie al contact gehad met het kabinet van staatssecretaris Sleurs. De definitie van de Vlaamse overheid houdt in dat zowel de huidige nationaliteit van een individu als de geboortenationaliteit en de ouders in rekening worden gebracht om de origine van een individu te bepalen.
Er zal dan ook niet meer gesproken worden over personen met een migratieachtergrond, maar wel over personen van buitenlandse herkomst. De keuze van de werkgroep om die definitie naar voren te schuiven, is weloverwogen en gefundeerd op een aantal duidelijke en belangrijke voordelen die met deze definitie gepaard gaan.
Kiezen voor de geboortenationaliteit als criterium is kiezen voor een brede definitie, maar ook voor een meer correct en stabiel criterium. Een brede definitie biedt immers als voordeel dat mogelijke wijzigingen in de toekomst, bijvoorbeeld een uitbreiding van de Europese Unie, ondervangen kunnen worden, zonder dat de definitie gewijzigd moet worden. De breedheid van de definitie kan worden opgevangen door in het monitoringsysteem te werken met landengroepen, zoals ook het advies van de Privacycommissie aan de Vlaamse overheid heeft geluid. Dat laat eveneens een doelgerichtere monitoring toe.
Een tweede voordeel is dat door deze definitie een interfederale cijfervergelijking mogelijk wordt gemaakt. Daarnaast sluit deze definitie ook aan bij de variabele “origine” van de socio-economische monitoring, waardoor ook een populatievergelijking tot de mogelijkheden behoort. Dat zal de federale overheid in staat stellen om een genuanceerd beeld te verwerven van de cijfers en om bijgevolg meer gerichte acties te kunnen ondernemen.
Een bijkomend voordeel zie ik ook in de kwaliteit van de socio-economische monitoring. De gegevens voor het federaal ambtenarenkorps worden momenteel namelijk via de NACE aangeleverd, waarin bijvoorbeeld de contractuelen niet vervat zijn, hoewel deze categorie uiteraard wel in de cijfers thuishoort.
Door de definities op elkaar af te stemmen, kunnen de gegevens accurater opgenomen worden in de socio-economische monitoring.
Ik citeer ook even wat het regeerakkoord daarover vermeldt: “Hoewel vooruitgang ter zake werd geboekt, blijven nog ongelijkheden bestaan in de toegang tot het arbeidsproces tussen Belgen naargelang zij van Belgische oorsprong zijn of uit de migratie komen. Daarom zal de federale regering bij haar eigen organisatie en in de dienstverlening de diversiteit nastreven en aanmoedigen en zal via de methode van de socio-economische monitoring, gecoördineerd door de FOD WASO, een becijferde doelstelling voor de federale overheid worden vastgelegd."
Juist om die reden heb ik gevraagd om samen te zitten met het kabinet-Peeters om te bekijken welke volgende stappen daartoe gezet dienen te worden. Ik kan u met blijdschap melden dat mijn medewerkers op 19 juli eerstkomend daaromtrent een afspraak hebben op het kabinet-Peeters.
01.03 Nahima Lanjri (CD&V): In verband waarmee overlegt u met het kabinet-Peeters?
01.04 Minister Steven Vandeput: De FOD WASO is daarin betrokken en daarover heb ik geen zeggenschap. Het regeerakkoord verwijst specifiek naar de inbreng van de FOD WASO. Ik ga naar de voogdijminister van de FOD WASO om hem te vragen daarin vooruitgang te boeken.
01.05 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.
Ten eerste, het warm water hoeft inderdaad niet altijd opnieuw te worden uitgevonden. Als wij kunnen afstemmen op de definitie die in Vlaanderen gehanteerd wordt, dan heb ik daar geen probleem mee.
Wel moet ik daarbij opmerken dat de definitie in Vlaanderen, na discussies, ondertussen ook aangepast is. Dat gebeurde twee jaar geleden bij de regeringsonderhandelingen, waarbij de definitie verruimd werd tot alle niet-Belgen, dus uitgebreid tot zij die afkomstig zijn uit Europa.
Het is belangrijk dat na de verruiming van de definitie ook het streefcijfer hoger wordt gelegd. Vroeger was dat in Vlaanderen 4 %; nu is het 10 %.
Het allerbelangrijkste blijft echter dat er binnen de marge van 10 % ook over wordt gewaakt dat de verschillende doelgroepen aan bod komen, zodat bij wijze van spreken niet 10 % wordt ingevuld door personen met een migratieachtergrond uit Nederland, Frankrijk en Duitsland. In dat geval is de becijferde doelstelling van 10 % medewerkers van vreemde origine weliswaar gehaald, maar dat cijfer zou dan enkel zijn gehaald met personen die uit onze buurlanden afkomstig zijn.
Daarover moet dus zeker worden gewaakt. Ik reken erop dat bij de nadere verfijning de definitie behouden blijft, maar dat bij het behalen van de vooropgestelde streefcijfers wel wordt nagegaan welke doelgroepen in die cijfers zijn opgenomen en op welke manier kan worden gedefinieerd dat personen van buiten de EU-15 voldoende vertegenwoordigd zijn, zoals dat vroeger ook het geval was voor Vlaanderen.
Ik ben blij dat uw kabinet binnenkort een afspraak heeft met het kabinet van de minister van Werk om een en ander nader op elkaar af te stemmen. Ik hoop dan ook dat ik in september 2016 in de commissie kan vaststellen dat er vooruitgang is geboekt en het streefcijfer eindelijk ook wordt opgesteld. Dat is immers in het regeerakkoord opgenomen. Ik heb dat mee mogen onderhandelen. Wij moeten er dus nu voor zorgen dat het ook wordt uitgevoerd.
Het is tot nu toe bij de definitie blijven steken. Ik ben blij dat wij nu de eerste stap zetten. De tweede stap is het streefcijfer vastleggen. Daarna moet aan de verschillende overheidsdiensten worden gevraagd effectief de nodige maatregelen te nemen. Ook al zal er bij het ambtenarenkorps niet massaal worden aangeworven, als men aanwerft, moet men rekening houden met het streefcijfer, dat moet worden ingevuld.
01.06 Minister Steven Vandeput: Mevrouw Lanjri, we hebben niet zomaar een definitie overgenomen. We hebben ons gebaseerd op een rapport van de werkgroep Migratie binnen het netwerk Federale Diversiteit. Dat is een zaak.
Ten tweede, ik wil heel graag vooruitgang maken in het dossier, maar het gaat om een transversaal dossier. Dat neemt dus de nodige tijd in beslag. Wij zeggen in het regeerakkoord specifiek dat wij uitgaan van de socio-economische monitoring, die gecoördineerd wordt door de FOD waarover ik geen zeggenschap heb. Wij werken hierin samen met de collega’s.
Ik meen ook dat wij echt vooruitgang kunnen boeken en dat we u niet zullen teleurstellen met hetgeen we u binnenkort zullen kunnen voorstellen.
01.07 Nahima Lanjri (CD&V): Prima, mijnheer de minister.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Hendrik Bogaert aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het redesign van de federale overheidsdiensten" (nr. 12882)
02 Question de M. Hendrik Bogaert au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le redesign de la fonction publique fédérale" (n° 12882)
02.01 Hendrik Bogaert (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik ben blij u hier in rustiger omstandigheden te zien dan dit weekend. Al is rustiger niet het goede woord, serener ook niet, ik zal nadenken over het beste woord.
Mijnheer de minister, de redesign van de federale overheidsdiensten is een belangrijk programma, dat tot doel heeft om tot een betere dienstverlening te komen voor de burger. Daarnaast moet dit ook leiden tot belangrijke minderuitgaven. Volgens de tabellen die uitgedeeld zijn in het Parlement in juli 2015, een jaar geleden dus, gaat het om 100 miljoen euro in 2016, 200 miljoen euro in 2017, 250 miljoen euro in 2018, 100 miljoen euro in 2019 en 100 miljoen euro in 2020. Samen gaat het dus over een recurrent, structureel en omvangrijk bedrag van 750 miljoen euro.
Ten eerste, in welke mate is procesanalyse een dimensie in de redesign van de hele federale overheid? Is erover nagedacht om de belangrijkste processen in kaart te brengen en te integreren? Hoe verhoudt de procesanalyse zich tot het formeel bijeenvoegen van departementen?
Ten tweede, staat uw kabinet nog steeds achter de basisdoelstelling, die ook in het regeerakkoord is vermeld: “Een substantiële vermindering van het aantal FOD's, OISZ's, ION's en het aantal entiteiten met minder dan 50 VTE en het opheffen van de POD's”? Of gaat de voorkeur eerder uit naar procesanalyse die losstaat van het formele samenvoegen?
Er zou ook voor kunnen gekozen zijn om de structuren te laten zoals ze nu zijn en in de backoffice een aantal processen samen te voegen. Er zijn ongeveer vijftien processen bij de federale overheid en wellicht dekt dit reeds heel wat van de activiteiten van de federale overheid af.
Ten derde, wie leidt het project op dit ogenblik? Bij vorige vragen zei u dat u verantwoordelijk bent voor twee van de zes projecten. Wie is globaal politiek verantwoordelijk, ten opzichte van het Parlement en de Inspectie van Financiën?
Ten vierde, staat uw kabinet nog steeds achter de bedragen die in juli 2015 gecommuniceerd zijn aan het Parlement?
Ten vijfde, een van de deelprojecten betreft de integratie van Budget, P&O, Fedict en ook de Kanselarij. Wat is de motivatie om ook de Kanselarij bij Budget, P&O en Fedict te voegen? In welke mate lopen de processen van de Kanselarij initieel gelijk met die van de drie andere vernoemde overheidsorganisaties? Hoe dicht komen zij in de buurt? Is er een voorafgaande analyse of audit gedaan van de huidige performantie van de Kanselarij, die een synergie zou suggereren met de drie andere departementen in het project? In welke mate stemt de dienstverlening van de Kanselarij overeen met de dienstverlening van de andere departementen, meer in het bijzonder vanuit het vertrekpunt van de afnemer van de diensten?
Ten zesde, wij zijn nu iets verder dan halfweg het lopend begrotingsjaar. Wat zijn de voorlopige financiële resultaten van de diverse trajecten?
Wat is het financieel resultaat van traject 1 betreffende de centraal gecoördineerde federale aankopen? Wat is het financieel resultaat van traject 2 betreffende de inning van de overheidsinkomsten? Wat is het financieel resultaat van traject 3 betreffende het vastgoedpatrimoniumbeheer? Wat is het financieel resultaat van traject 4 betreffende de operationele verbeteringen inzake veiligheid? Wat is het financieel resultaat van traject 5 betreffende operationele verbeteringen inzake gezondheid? Wat is het financieel resultaat van traject 6 betreffende de integratie van dienstverlenende processen binnen de verticale FOD's en andere federale organisaties?
Wat is het totale financiële resultaat van deze zes trajecten?
02.02 Minister Steven Vandeput: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Bogaert, ik verwijs naar de uitgebreide toelichting die ik in deze commissie aan uw collega's heb gegeven. U was toen niet aanwezig.
Op vraag van de commissie hebben we op 14 juni 2016 een volledige vergadering gewijd aan de bespreking van de redesign, waarin een volledig overzicht werd gegeven, met inbegrip van verantwoordelijkheden en eventuele doelstellingen. Dat is terug te vinden in de verslagen van de Kamer.
Uw diverse vragen zijn in die gedachtewisseling eveneens aan bod gekomen. U doet opnieuw een heel verdienstelijke poging om een hete aardappel bij mij te leggen.
Ik bevestig wat ik de vorige keer heb gezegd, namelijk dat mijn kabinet dit project voor een deel trekt. Als u vraagt naar verantwoordelijkheden ten overstaan van de IF en van het Parlement, herhaal ik wat ik al een paar keer heb gezegd.
Voor elk van die deeltrajecten is de sponsorende minister – als u hier was geweest op 14 juni, zou u weten wat sponsorende minister betekent – verantwoordelijk voor de contacten met zijn inspecteur van Financiën en desgevallend ook met het Parlement voor de specifieke, concrete maatregelen die daaromtrent worden genomen.
Ik geef nog een paar verduidelijkingen.
Is procesanalyse een dimensie in de redesign? Het lijkt mij evident dat procesanalyse een dimensie in elk van de afzonderlijke trajecten is. Efficiëntiewinsten creëren kan slechts door een grondige analyse van de huidige processen en door een kritische reflectie over wat beter en anders kan in de toekomst.
Ook in traject 5, de redesign van de gezondheidszorgadministraties, wordt bijvoorbeeld onderzocht hoe de administraties die bevoegd zijn voor het gezondheidsbeleid en de ziekteverzekering gerationaliseerd en samengebracht kunnen worden in één beleidsdomein. Op dat vlak worden vandaag trouwens al een paar stappen vooruitgezet.
Ik herhaal, de verantwoordelijkheid voor de redesign is zonder twijfel een gedeelde verantwoordelijkheid van de hele regering. Ik heb twee trajecten onder mijn sponsorship. Collega’s hebben andere trajecten.
U kunt daarover nog vragen stellen, u kunt mij uitdagen, maar op dat moment zal ik moeten namen and blamen, wat ik liever wil vermijden, uit collegialiteit met de collega’s in de regering.
Als u zegt dat het een basisdoelstelling is van de redesign om tot een substantiële vermindering van het aantal te komen, dan kunnen wij het grondig oneens zijn over de vraag wat de basisdoelstelling is. De basisdoelstelling is om te komen tot een apparaat dat werkt, dat goed werkt, dat efficiënt werkt, dat goede diensten levert aan de klanten. Zeggen dat een vermindering op zich een basisdoelstelling is, is niet helemaal juist.
Verminderen tout court kan bijdragen aan die basisdoelstelling. Inzake de ondersteunende diensten hebben we gezegd dat er voor eenieder die het wil zien een heel pak synergieën te bekijken zijn. Dat zijn met name ook de kleinste federale overheidsdiensten, waar een aantal processen gelijklopend zijn en waar ook heel veel werk dubbel gebeurt. Als we bij de redesign van één zaak willen uitgaan, dan is het juist dat we willen bekijken voor welke zaken die vandaag dubbel gebeuren we het dubbel werk in de toekomst kunnen afschaffen. Daaruit willen we dus synergieën laten voortkomen.
02.03 Hendrik Bogaert (CD&V): Ik pleit uiteraard voor transparantie. U zegt: “Als u nog verdere vragen stelt over dit thema, zal ik moeten namen and blamen.” Dan verwijs ik naar Montesquieu en de scheiding der machten. Ik zit hier als Parlementslid en het is uiteraard mijn recht als Parlementslid om vragen te stellen over de financiële resultaten. Het staat uiteindelijk in de begrotingstabellen voor 750 miljoen euro. Ik dwing u niet tot naming and blaming en ik wil u ook niet dwingen tot iets anders, maar ik vraag heel bescheiden wat het financieel resultaat is tot nu toe. Dat financieel resultaat is niet aan bod gekomen in die hoorzitting. Ik meen dus dat dit terechte vragen zijn die ik stel in aanvulling op de hoorzitting.
Ik kan alleen maar veronderstellen dat het zeer weinig is, want anders zou u bedragen naar voren schuiven. Ik moet dan ook mijn job doen als Parlementslid. Ik hoop dat u daarvoor begrip hebt. Dit is geen deloyaal gedrag ten aanzien van de regering. Ik zit hier om te vragen hoe het zit met de 750 miljoen euro die is ingeschreven in de begroting. Wij zijn ondertussen 12 juli, over de helft van het jaar. Ik meen dat dit een normale vraag is.
Ik lees dat het ganse project door uw kabinet is ingediend bij de Inspectie van Financiën. Als ik hierover een vraag stel aan minister Vandeput, krijg ik te horen dat ik daarvoor niet bij hem moet zijn. Voor mij geen probleem, want ik zal die vraag in het vervolg dan stellen aan de eerste minister. Ik zit hier niet te springen om hierover veel vragen te stellen. Ik stel af en toe een vraag. Ik ben ook al aangesproken door uw kabinetschef over de reden waarom ik mijn vragen stel en dat gebeurde ook op een niet echt professionele manier. Ik kom hier niet elke week een vraag stellen over de problematiek. Ik vind echter wel dat ik mijn werk moet kunnen doen als Parlementslid.
U hebt ook geen antwoord gegeven op mijn vraag over de Kanselarij. Ik had daarover een open vraag gesteld.
02.04 Minister Steven Vandeput: Ik denk dat ik duidelijk ben geweest wat de Kanselarij betreft. Werd er geld uitgegeven aan een studie? Nee. Hebben de voorzitters van de desbetreffende FOD’s en de mensen van de werkgroep bekeken of er synergieën te vinden zijn en welke dingen er dubbel gebeuren? Uiteraard. Dat is juist de procesanalyse die is gebeurd. Op basis daarvan werd beslist om een voorstel te doen aan de stuurgroep om van vier FOD’s één ondersteunende FOD te maken, zoals voorgesteld op 14 juni. Alle vier en het hele College van voorzitters zijn ervan overtuigd dat dit een goede stap is.
Mijnheer Bogaert, u kunt veel zeggen over het financieel traject, maar u moet opletten, want als u spreekt over 750 miljoen euro, dan gaat het over het einde van de legislatuur. Men moet ervoor opletten om niet opnieuw het debat te vervuilen met van alles en nog wat.
02.05 Hendrik Bogaert (CD&V): Ik vervuil het debat niet!
De voorzitter: Mijnheer Bogaert, de minister heeft het woord.
02.06 Hendrik Bogaert (CD&V): Absoluut niet. Ik heb dit recht. Men bouwt op tot 750 miljoen euro. U mag mij niet beschuldigen van het vervuilen van het debat op dit punt. Dat is niet terecht.
02.07 Minister Steven Vandeput: Mijnheer Bogaert, zolang wij het erover eens zijn en ik in uw voorbereide persnota niet lees dat wij dit jaar 750 miljoen moeten realiseren, is het voor mij goed. Wij bouwen op naar 750 miljoen tegen het einde van de legislatuur.
02.08 Hendrik Bogaert (CD&V): Daarover zijn wij het eens.
02.09 Minister Steven Vandeput: Daar zijn wij het dus over eens en het is goed dat dit in het verslag wordt genoteerd.
Wat de Kanselarij betreft, heb ik aangehaald dat voor wie het wil zien, er effectief synergieën te vinden zijn. Ik zal u twee concrete voorbeelden geven.
Ten eerste, inzake communicatie is er heel veel te doen in de verschillende diensten.
Ten tweede, er zijn de eigen ondersteunende diensten van de verschillende kleinere FOD's.
Ook inzake IT is het niet altijd even duidelijk welke FOD waar juist het beleid aanstuurt of uitvoert.
Dat zijn drie heel concrete voorbeelden op basis van het voorstel met betrekking tot de eengemaakte horizontale ondersteunende federale overheidsdienst. Dat zijn zaken die specifiek daarin opgenomen zijn.
02.10 Hendrik Bogaert (CD&V): Ten eerste, ik vervuil het debat niet. Daar wil ik toch nog eens op wijzen. Ik heb in mijn inleiding duidelijk gezegd wat er jaar per jaar opgeteld verwacht wordt. Het telt op naar 750 miljoen euro. Ik citeer uit mijn vraagstelling: “Samen gaat het dus over een recurrent structureel bedrag van 750 miljoen euro.” Ik betreur dus dat u dat zo gezegd hebt, maar dat is nu duidelijk. Het telt dus op naar 750 miljoen euro.
Ten tweede, ik zal niet verder aandringen. Ik zal alle vragen hierover aan de eerste minister stellen. U zegt dat u het zich nu niet aantrekt en dat u het vervelend vindt dat ik naar de commissie kom om die vraag te stellen. Ik wil geen ambras met u persoonlijk, noch met uw partij, maar ik noteer de boodschap dat ik dat bij iemand anders kan vragen. Ik zal mijn vraag dan aan de eerste minister stellen.
02.11 Minister Steven Vandeput: Mijnheer de voorzitter, sta me toe om nog een verduidelijking te geven. De collega’s die op 14 juni aanwezig waren, herinneren zich mijn verklaring dat bij de begrotingscontrole en de begrotingsopmaak voor 2017 aan de regering een overzicht bezorgd zal worden over de stand van zaken aangaande de verschillende individuele trajecten en hun financieel draagvlak. Ik denk dat het van deloyauteit tegenover mijn collega’s zou getuigen als ik nu, eerder dan is afgesproken, cijfers naar buiten breng.
Het gaat trouwens om een specifieke notificatie bij de begrotingscontrole van Pasen, waarin gezegd wordt dat bij de begrotingsopmaak voor 2017 de stand van zaken nagegaan zal worden en dat de verschillende ministers desgevallend bijkomende voorstellen zullen formuleren om alsnog het rendement te behalen. Vandaag kan ik concreet bevestigen dat die notificaties in de regering afgesproken zijn.
U mag aan mij gerust uw vragen stellen en ik wil ze ook beantwoorden, voor zover dat kan. Ik neem mijn verantwoordelijkheid op voor zover mijn bevoegdheid strekt, maar ik kan onmogelijk verantwoordelijk zijn voor zaken waarvoor ik niet bevoegd ben. Daarover zijn we het volgens mij wel eens? Welnu, op 14 juni heb ik al gezegd – dat staat volgens mij ook wel in het verslag – dat bij de controle van de begroting en de begrotingsopmaak voor 2017 een stand van zaken zal worden opgemaakt van het financieel rendement van de verschillende deeltrajecten. Op dat ogenblik kan door de regering ook beslist worden om desgevallend bijkomende initiatieven te nemen. Collega’s-ministers kunnen zich eventueel aansluiten met bijkomende projecten, waaromtrent er vandaag trouwens al voorstellen voorliggen bij de stuurgroep.
02.12 Hendrik Bogaert (CD&V): Mijnheer de voorzitter, het Parlement heeft het laatste woord, wat heel normaal is.
Mijnheer de minister, ten eerste, ik noteer dat u voor twee van de zes projecten, zoals u ook op een vorige vraag hebt geantwoord, het sponsorship of ownership op u neemt. Daarvoor kan ik naar hier komen. Voor het overkoepelende gedeelte, dus de globale stand van zaken van de redesign…
02.13 Minister Steven Vandeput: (…)
02.14 Hendrik Bogaert (CD&V): Ik word niet aangemoedigd om dat hier te vragen. Ik herhaal dat ik van uw kabinetschef duidelijk de boodschap heb gekregen dat ik dat hier niet moet komen vragen, wat ik erg betreur. Ook de manier waarop dat is gebeurd, betreur ik erg.
Ik zal er mijn plan wel mee trekken. Ik herhaal dat ik niet de ambitie heb u hier elke week over het onderwerp te ondervragen. Als de dingen op een bepaalde manier mijn richting uitkomen, kan ik niet anders dan er toch op te reageren, laat het ons zeggen zoals het gebeurd is.
Ten tweede, inzake die twee van uw zes projecten herhaal ik mijn specifieke vraag. Hoort de Kanselarij volgens u thuis bij die groep van vier? Wat is initieel de bedoeling van het voornemen om ze samen te voegen met departementen die mij anders lijken te zijn, namelijk met Budget, P&O en Fedict? De Kanselarij is immers veel meer beleidsondersteunend. De logica zou dan ook zijn dat de Kanselarij op een andere manier of met iets anders samen hoort, dan wel dat de Kanselarij apart hoort te zijn. Dat was nu net mijn vijfde vraag, als ik ze hier in het Parlement mag stellen.
02.15 Minister Steven Vandeput: Het is voor de vier departementen niet altijd duidelijk of men nu aan beleidsondersteuning of beleidsvoorbereiding doet. In die zin zijn die processen uitermate gelijk. Ik heb daarstraks drie heel concrete voorbeelden gegeven waarom het volgens ons, en ook volgens de desbetreffende voorzitters van de verschillende overheidsdiensten, aangewezen is om ze samen te voegen. Ik kan niet duidelijker zijn dan dat. Ik kan alleen maar zeggen dat het plan voorgesteld is op het College van voorzitters, de stuurgroep en de regering en dat het op alle niveaus positief werd beoordeeld. Wij gaan er dus wel mee voort. Vanaf 1 januari 2017 spreken we van een horizontale beleidsondersteunende federale overheidsorganisatie.
02.16 Hendrik Bogaert (CD&V): Ik denk dat het moet bekeken worden. In verband met de hele redesign van de overheid denk ik dat er moet gekeken worden naar de processen zelf, naar de backoffices, en veel minder naar het formele, wat sowieso blijkbaar niet meer de doelstelling is van het redesignproject. Die veertien processen, die gelijklopend zijn binnen de overheid, moeten bekeken worden, daar moet bekeken worden welke synergieën er zijn.
In verband met de Kanselarij heb ik grote vragen of ze sowieso hoort bij Budget, P&O en Fedict. Ik weet dat er daar engagementen zijn genomen, maar de Kanselarij is een andere eend in die groep ten opzichte van die andere departementen. Ik denk niet dat het verstandig is om ze op te heffen en te voegen bij die andere. Mijnheer de minister, alhoewel ik akkoord ga met u dat er ook beleidsondersteuning is bij de andere drie, denk ik toch niet dat ze helemaal daar thuishoort.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 12161 van de heer Van Hees is omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 12269 van de heer Top wordt, in toepassing van artikel 127, 10 van het Kamerreglement, als ingetrokken beschouwd, aangezien de heer Top niet is opgedaagd en niets heeft laten weten.
De behandeling van de vragen en interpellaties eindigt om 14.37 uur.
Le développement des questions et interpellations se termine à 14.37 heures.