Commissie
voor de Justitie |
Commission de la Justice |
van Woensdag 29 juni 2016 Namiddag ______ |
du Mercredi 29 juin 2016 Après-midi ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.25 uur en voorgezeten door Kristien Van Vaerenbergh.
La réunion publique de commission est ouverte à 14.25 heures et présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.
- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "de bestraffing van lekken in het onderzoek" (nr. 12536)
- de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "het onderzoek naar perslekken door het Antwerps parket" (nr. 12737)
- Mme Carina Van Cauter au ministre de la Justice sur "la répression des fuites dans le cadre d'une enquête" (n° 12536)
- M. Stefaan Van Hecke au ministre de la Justice sur "l'enquête relative aux fuites dans la presse menée par le parquet d'Anvers" (n° 12737)
01.01 Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, u kondigde terecht aan dat u, samen met de regering, naar aanleiding van een aantal nieuwe perslekken en schendingen van het beroepsgeheim, maatregelingen zou willen nemen om effectief beter te kunnen optreden tegen dergelijke schendingen. U kondigde onder meer strengere straffen aan en u kondigde ook aan dat in terrorismedossiers het bronnengeheim niet meer absoluut zou zijn.
Mijn vragen zijn de volgende, mijnheer de minister.
Kunt u deze berichtgeving bevestigen, zowel wat de strengere bestraffing betreft als wat de inperking van het bronnengeheim in bepaalde dossiers betreft? U heeft dit aspect reeds in de plenaire beantwoord.
Wanneer kan het initiatief verwacht worden?
Kunt u ook enig idee geven van het aantal opsporings- en gerechtelijke onderzoeken, naar dergelijke lekken en schendingen van het beroepsgeheim, dat momenteel lopende is?
In hoeveel gevallen en in hoeveel dossiers na een klacht werd hier ambtshalve een procedure opgestart en welk gevolg wordt gegeven aan dergelijke dossiers?
01.02 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, een gelijkaardige vraag over de feiten van een paar weken geleden, waar blijkbaar de directeurs van de bijzondere belastingsinspectie in het Gentse en een Antwerps substituut zouden zijn afgeluisterd.
Mijn vragen gaan dus over de zaak zelf, in hoeverre dit inderdaad klopt. Welke onderzoeken zijn er eventueel uitgevoerd geweest en is er een en ander gebeurd conform de geldige wetgeving.
01.03 Minister Koen Geens: Het klopt dat ik een strengere straf wens in te voeren voor de schending van het beroepsgeheim en voor de schending van het onderzoeksgeheim. Recente lekken uit strafrechtelijke onderzoeken onder meer naar terroristische misdrijven hebben de noodzaak daarvan aangetoond. Ik hoop die wetteksten op heel korte termijn aan het Parlement te kunnen voorleggen. Mijn beleidscel heeft al ontwerpteksten voorbereid. Ze zijn inmiddels ook al aan de interkabinettenwerkgroep voorgelegd.
Ik wens voorts ook dat het openbaar ministerie een echt opsporings- en vervolgingsbeleid voert naar lekken uit het strafonderzoek. Om die reden zal ik voorstellen om de schending van het onderzoeksgeheim op te nemen in de lijst van artikel 90ter van het Wetboek van strafvordering houdende de misdrijven waarvoor een tapmaatregel kan worden bevolen. De regering moet de juiste omvang van die maatregel nog vastleggen.
Wat het journalistieke brongeheim betreft, kan ik slechts meedelen dat ik geen intentie heb om daaraan te raken. In mijn beleidscel lopen er daarover ook geen projecten. De wijziging van de wet van 7 april 2005 tot bescherming van journalistieke bronnen is niet aan de orde.
Cijfers van het aantal lopende opsporingsonderzoeken of gerechtelijke onderzoeken naar lekken konden me helaas niet ter beschikking worden gesteld.
Wat de vraag naar het gebruik van bijzondere onderzoeksmethoden, telefoontaps en observaties betreft in het kader van een onderzoek naar perslekken op de heer Karel Anthonissen, de gewestelijke directeur van de BBI, en de heer Van Calster, substituut-procureur des Konings, kan ik u meedelen dat dat formeel wordt ontkend en tegengesproken. Het parket-generaal van Antwerpen heeft daarover kort na het verschijnen van het kwestieuze persbericht op de website apache.be een persmededeling verspreid waarin die aantijgingen formeel worden ontkracht. Ook het antwoord op de vraag of er naar de twee genoemde personen een onderzoek loopt, is negatief.
Daarnaast heeft het College van procureurs-generaal me meegedeeld dat de heer Van Calster op 17 oktober 2015 een klacht heeft overgelegd bij de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie. Die werd overgezonden aan de procureur-generaal bij het hof van beroep van Antwerpen. Bij ontvangst van die melding heeft de procureur-generaal onmiddellijk nader onderzoek laten instellen bij de bevoegde diensten. Het betreft immers opsporingsdaden die bijzonder intrusief zijn ten opzichte van het privéleven. Het onderzoek toonde echter aan dat er geen enkele tap of andere bijzondere onderzoeksmaatregel lastens of ten nadele van de heer Van Calster werd uitgevoerd of bevolen. De betrokkene werd daarvan in kennis gesteld.
01.04 Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de minister, het verwondert me een beetje dat u geen cijfers kunt geven over het aantal hangende dossiers inzake schending van het beroepsgeheim. Dat kan drie redenen hebben. Ofwel was het tijdsbestek te kort, ofwel heeft men de cijfers niet ofwel zijn er geen lopende onderzoeken. Mocht dat laatste het geval zijn, dan betreur ik dat.
Wij steunen alvast uw intentie om strenger op te treden tegen schendingen van het beroepsgeheim en het onderzoeksgeheim. We zijn er inderdaad allemaal van overtuigd dat dat niet alleen in bepaalde gevallen onderzoekers in gevaar kan brengen, maar ook nefast kan zijn voor het opsporen van ernstige misdrijven en zelfs de privacy van mensen ernstig kan schaden. Het heeft echter weinig zin om de straffen te verstrengen als er vandaag geen dossiers lopende zijn. Dat lijkt me contradictorisch. Ook vandaag bestaat de mogelijkheid om dergelijke misdrijven op te sporen.
Ik wil dus een subvraag stellen, mijnheer de minister. Zijn er momenteel geen lopende onderzoeken of hebt u geen cijfers?
Mijnheer de minister, u blijft stil. Ik verwacht ooit toch een antwoord op mijn vraag. Ik zal ze dus nog eens moeten stellen. Het heeft geen zin de wapens te versterken, als men de wapens die er vandaag al zijn, niet hanteert.
01.05 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Ik heb dezelfde vraag.
01.06 Minister Koen Geens: Het klassieke antwoord is natuurlijk dat er onvoldoende tijd was om op de mondelinge vraag te antwoorden. Als u graag precieze cijfers krijgt, zal ik spoedig antwoorden op een schriftelijke vraag hierover.
01.07 Carina Van Cauter (Open Vld): Dat is geruststellend.
01.08 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik sluit me aan bij die laatste opmerking. De feiten zijn vandaag ook al strafbaar. Als er weinig zaken echt uitgezocht kunnen worden of voor de rechtbank gebracht worden, dan heeft een strafverzwaring op zichzelf natuurlijk niet zo heel veel zin.
U geeft ook aan dat u naar andere onderzoeksmethodes wil uitkijken, wat ik begrijp. Wij moeten daar echter voorzichtig mee omgaan. Zoals u zopas op een onderdeel van de vraag immers antwoordde, gaat het om een heel intrusieve methode. Wij moeten ons dan ook afvragen voor welke soort misdrijven wij een uitbreiding van de BOM-wet zullen doen.
Het is dus een delicate kwestie. Het is een reflectie, die wij moeten maken. Ik zeg niet dat wij niets moeten doen om het probleem aan te pakken. Ik ben echter wel van oordeel dat wij bedachtzaam te werk moeten gaan.
Op de concrete vraag over de twee betrokkenen antwoordt u heel duidelijk dat er geen onderzoek naar die twee personen loopt. Er zouden geen telefoons zijn afgeluisterd, wat mij geruststelt. Indien het absoluut niet waar is, hoe komt zo'n bericht dan in de pers? Er wordt wel vaker gezegd waar rook is, is vuur. Misschien voelen de mensen iets aan.
Ik ga echter voort op het antwoord dat u verstrekt op basis van de informatie die u hebt gekregen.
Ik hoop inderdaad dat het niet waar is. Mocht zulks toch het geval zijn, dan is het er ver over en delicaat, om daarmee eventueel te beginnen.
Laten we voor u hopen dat er geen nieuwe informatie komt en het verhaal geen vervolg krijgt.
Voorzitter: Philippe Goffin.
Président: Philippe Goffin.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "de stand van zaken en de gevolgen van de cipiersstaking" (nr. 12538)
02 Question de Mme Carina Van Cauter au ministre de la Justice sur "l'évolution et les conséquences de la grève des gardiens de prison" (n° 12538)
02.01 Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de minister, mijn vraag is al wat ouder. Ik neem aan dat ondertussen alle stakingen zijn beëindigd, tenzij ik mij vergis en dan zult u dat rechtzetten.
Naar aanleiding van de stakingen werd er in uw kabinet aanzienlijke schade aangericht. Op een eerdere vraag van collega De Wit kon u slechts een gedeeltelijk antwoord geven, omdat de schade toen nog niet integraal was begroot. Ik neem aan dat dat ondertussen wel is gebeurd, vandaar dan ook mijn vragen.
Kon de
schade aan uw kabinet ondertussen worden begroot? Hoeveel bedraagt zij?
Zult u of
de overheid zich burgerlijke partij stellen om de aangerichte schade te
recupereren?
Kunnen en
zullen er tuchtprocedures worden opgestart voor zover de betrokkenen in dienst
zijn van Justitie?
Kunt u,
tot slot, bevestigen dat de staking effectief is beëindigd?
02.02 Minister Koen Geens: Mevrouw Van Cauter, het onthaal van de FOD Justitie werd nog dezelfde dag schoongemaakt door een gespecialiseerde firma. De kosten bedroegen 490 euro. De kosten voor de schoonmaak van de gevel en de buitenbeglazing – dat betrof vooral uiteengespatte eieren – bedroegen 1 000 euro. De beglazing van de binnendeuren die toegang geven tot het onthaal van de FOD, is pas vervangen en wij ontvingen de facturen nog niet. De toegangsdeur werd snel hersteld met een houten paneel dat werd geplaatst door de eigenaar van het gebouw. De beglazing van de toegangsdeur werd de dag na de feiten vervangen, maar wij hebben de factuur daarvan dus nog niet. De buitenbeglazing die werd beschadigd door projectielen, kon worden hersteld in de dagen die volgden op de feiten.
Er moet ook worden opgemerkt dat het parket te Brussel een strafrechtelijk opsporingsonderzoek heeft geopend, dat volgens onze informatie in behandeling is. De Belgische Staat is benadeelde en zal het verloop opvolgen. In geval van vervolging voor de rechtbank zal de Belgische Staat zich burgerlijke partij stellen. Wanneer de strafrechtelijke procedure gesloten is, zullen tuchtprocedures worden opgestart volgens de gebruikelijke regels. De uitkomst van die procedures zal afhangen van de concrete elementen van de dossiers en zal worden bepaald door het directiecomité van de FOD Justitie.
Er is geen instelling waar nog wordt gestaakt.
02.03 Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de minister, ik meen dat de overheid zich terecht burgerlijke partij stelt teneinde de schade te recupereren. Ik meen dat het een algemeen principe is dat men aangerichte schade ook moet vergoeden.
Wat de eventueel te nemen tuchtrechtelijke maatregelen betreft, zegt u het einde van het onderzoek af te wachten. Ik ben zo vrij u te verwijzen naar uw eigen omzendbrief waarbij het iedere tuchtrechtelijk bevoegde overheid toegestaan is informatie te vragen nopens gerechtelijke onderzoeken of opsporingsonderzoeken, teneinde u toe te laten desgevallend tuchtrechtelijke maatregelen te nemen.
U weet beter dan wie ook, mijnheer de minister, dat het volgens de vaste rechtspraak en dus de gebruikelijke regels niet toegelaten is een gerechtelijke procedure af te wachten alvorens desgevallend tuchtrechtelijke maatregelen te nemen want dan komt u hopeloos te laat. Indien het werkelijk uw overtuiging is om tuchtrechtelijk in te grijpen, dan zou u dat best zo vlug mogelijk doen. Ik zou u daarvoor danken.
L'incident est clos.
03 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de inlichting van de werkgever over een van zedenfeiten verdachte werknemer" (nr. 12688)
03 Question de Mme Sophie De Wit au ministre de la Justice sur "les informations communiquées à l'employeur à propos d'un travailleur soupçonné d'avoir commis des faits de moeurs" (n° 12688)
03.01 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, de recente feiten brachten een oud dossier opnieuw in mijn herinnering. In 2011 verscheen een artikel in De Morgen met de frapperende titel "School nooit ingelicht over pedoleraar".
Toen hebben wij in de commissie Seksueel Misbruik geleerd dat er heel weinig inlichtingen van Justitie aan de werkgever worden gegeven. Dus iemand die werd aangehouden vanwege kinderporno op de computer, kon toch nog altijd als leerkracht blijven werken en in zijn vrije tijd training aan jeugdspelers geven.
Dat de veroordeling toen toch is gevolgd, konden zowel de school als de sportclub alleen via de media vernemen. Pas dan kon de man op non-actief worden gezet of worden ontslagen.
Voor de procureur des Konings van Brugge was het toen duidelijk dat zulks alleen kan worden vermeden door een wettelijke regeling waarin wordt bepaald of en hoe werkgevers op de hoogte moeten worden gebracht van een lopend onderzoek tegen hun werknemer.
Ik ondervroeg hierover uw voorganger Stefaan De Clerck in 2011 die verwees naar een besluit van de Privacycommissie uit 2001 dat stelt dat een wetgevend initiatief nodig is en dat dit probleem niet met een ministeriële richtlijn kan worden opgelost. Bovendien moet men rekening houden met het vermoeden van onschuld.
Dat is de reden waarom de opeenvolgende ministers sinds 2001 vonden dat een wetgevend initiatief niet nodig was. Minister De Clerck vond dat wel nodig.
Wij hebben ons in de commissie Seksueel Misbruik ook gebogen, de heer Van Hecke kan dat bevestigen, over de informatie aan derden en de vaststellingen die er zijn geweest. Ook werden er aanbevelingen opgenomen. In aanbeveling 20 staat dat moet worden gezocht naar een gerechtelijk mechanisme om de procureur des Konings na tussenkomst van een onderzoeksrechter de mogelijkheid te bieden om de nodige preventieve maatregelen te treffen zonder dat er noodzakelijkerwijze een gerechtelijk onderzoek moet worden opgestart.Vandaag is dat gerechtelijk mechanisme er nog altijd niet en evenmin is er een wetgevend initiatief.
Deze problematiek is momenteel terug brandend actueel omdat de schooldirectie van een school uit Ronse niet op de hoogte was van het feit dat tegen een van hun leerkrachten een onderzoek wegens kinderporno aan de gang is. Het onderzoek is al 1,5 jaar aan de gang, wat toch wel lang is. De school vraagt dan ook maatregelen om dergelijke zaken in de toekomst te vermijden.
Mijnheer de minister, welke initiatieven wenst u te nemen om tegemoet te komen aan deze aanbeveling van de commissie Seksueel Misbruik en de vraag van het vrij onderwijsnet? Wenst u dit initiatief enkel voor zedenfeiten uit te voeren of ook voor andere misdrijven? In welke mate worden de Gemeenschappen bij dit initiatief betrokken?
03.02 Minister Koen Geens: Mevrouw De Wit, de regels over de mededeling van informatie aan de administratieve of tuchtrechtelijke overheden zijn duidelijk opgenomen in het Gerechtelijk Wetboek. Artikel 1380, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat het openbaar ministerie oordeelt over de mededeling of het afleveren van een afschrift van akten van onderzoek en van rechtspleging in het kader van tuchtzaken of voor administratieve doeleinden.
Reeds ten tijde van de commissie over seksueel misbruik werd de nood aan informatieverstrekking ten aanzien van derden, werkgevers, representatieve organen of overheden, die de tuchtrechtelijke bevoegdheid uitoefenen, herhaaldelijk aan de orde gesteld. In navolging van de aanbevelingen van deze commissie, werd op 29 april 2014 de omzendbrief COL 8/2014 uitgevaardigd, waarin concrete richtlijnen worden gegeven voor de mededeling van informatie aangaande het onderzoek ingeval van lopende vooronderzoeken of vervolging. Hierin wordt gewaarschuwd voor een automatische verplichting tot mededeling. Er worden vier cumulatieve overwegingen naar voren geschoven die het parket in aanmerking dient te nemen bij zijn beoordeling omtrent de mededeling, met name de ernst van de feiten, het verband tussen het misdrijf en het beroep dat door de persoon wordt uitgeoefend, het belang van het onderzoek en het stadium waarin de rechtspleging zich bevindt. Wanneer de zaak zich bij de onderzoeksrechter bevindt, is het bijvoorbeeld aangewezen om diens advies in te winnen alvorens over te gaan tot een mededeling, zodat zeker is dat het lopende onderzoek niet wordt geschaad.
Gelet op het belang van problematiek van de strijd tegen seksueel misbruik van kinderen en kinderpornografie, waaraan de regering zoals u weet bijzonder veel belang aan hecht en dat tot de prioriteiten van het beleid behoort, heb ik het opportuun geoordeeld om de problematiek met spoedeisendheid te agenderen op het eerstvolgende overleg van het College van de procureurs-generaal met de deelstaten. Het College van de procureurs-generaal zal zich hierop samen met de Gemeenschappen buigen over de vraag wanneer het relevant is dat strafrechtelijke informatie aan scholen wordt doorgegeven, nog voor er sprake is van een veroordeling.
03.03 Sophie De Wit (N-VA): Dank u wel voor uw antwoord, mijnheer de minister.
Ik vind het belangrijk dat we deze denkoefening maken, en wel zo snel mogelijk. We hebben hier toch opnieuw te maken met een schrijnend geval. Er kan op verschillende manieren gewerkt worden. We hebben dat ook gezien in de commissie misbruiken. In Nederland werkt men met een trapsysteem, stapgewijs, met gedeeld beroepsgeheim. Het is niet evident, omdat het vermoeden van onschuld natuurlijk altijd meespeelt. Hoewel het geen evidente oefening is, moet er toch iets mogelijk zijn.
Ik wil hier graag een kanttekening bij maken, die echter niet voor het verslag bedoeld is. Het viel me vorige week op dat in sommige gevallen, als er een onderzoek gestart wordt, namen, toenamen en foto’s gemakkelijk in de pers worden gesmeten. Ik wil er geen uitspraak over doen, als het zo is moet er gevolg aan worden gegeven. Dat is heel simpel. Er is echter een onevenwicht. Over een leerkracht die dag in dag uit bij leerlingen staat en jongeren traint, is door niemand iets geweten, maar iemand die toevallig bekend is, komt wel met zijn foto in de krant. Er is hier een duidelijk onevenwicht. Het onderzoek moet uitwijzen wat daarvan is.
Dat heeft me echter wel gestoord. De leerlingen worden misschien wel aan een groter gevaar blootgesteld. De regels zijn wat ze zijn. Iedereen moet ze dan ook correct toepassen en niet met twee maten en twee gewichten werken.
Dit is evenwel niet voor het verslag. Het stoorde me echter erg dat van sommigen geen naam of enkel initialen gepubliceerd worden en van anderen naam, toenaam en foto. Dat is dan ook weer niet correct.
Als leerkrachten echter met kinderen bezig zijn en van dergelijke feiten worden verdacht, moet ter zake voor mij het voorzichtigheidsprincipe primeren. Wij moeten er een systeem voor bedenken waarmee het vermoeden van onschuld niet wordt geschonden. Dat moet volgens mij perfect kunnen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de oproep om zelf een tolk mee te brengen" (nr. 12695)
04 Question de M. Stefaan Van Hecke au ministre de la Justice sur "les invitations à venir accompagné d'un interprète personnel" (n° 12695)
04.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wanneer een verdachte de voertalen van een politiekorps niet spreekt of begrijpt heeft hij in theorie recht op een tolk. Ik heb vernomen dat bepaalde korpsen bij een uitnodiging voor een verhoor de verdachte echter vragen, ik citeer, “een persoon die Nederlands spreekt mee te brengen indien hij/zij de taal niet zou begrijpen”.
Ik heb zo’n document liggen mocht u dat interesseren. Aangezien deze tolk door de verdachte, of de potentiële verdachte of getuige, wordt meegenomen, is dit toch heel bizar. Misschien kan deze persoon of tolk niet volledig onpartijdig zijn. Er kunnen zeker en vast ook vragen gesteld worden over de kwaliteit van de vertaling, want deze is in dit geval niet gegarandeerd.
Vandaar heb ik de volgende vragen.
Ten eerste, hoe staat U ten opzichte van deze praktijk?
Ten tweede, in welke omstandigheden komt deze praktijk naar uw weten voor?
Ten derde, is deze werkwijze wettelijk?
Ik kijk uit naar uw antwoord.
04.02 Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van Hecke, om onpartijdigheid te garanderen komt er vanaf december 2016 een nationaal register voor beëdigd vertalers, tolken en vertalertolken, en een meldingsplicht van mogelijke belangenconflicten voor de gerechtsdeskundigen in het algemeen.
Momenteel worden tolken gekozen op grond van informele lijsten en moeten zij aan geen objectieve criteria met betrekking tot hun bekwaamheid of de kwaliteit van hun prestaties voldoen. Die situatie zal binnenkort veranderen met het in werking treden van de wet van 10 april 2014 tot wijziging van verschillende bepalingen met het oog op de oprichting van een nationaal register voor gerechtsdeskundigen en op de oprichting van het nationaal register voor beëdigd vertalers, tolken en vertalertolken.
Krachtens die wet zullen uitsluitend de tolken, vertalers en vertalertolken die in het nationaal registeren voor beëdigd vertalers, tolken en vertalertolken zijn opgenomen, bemachtigd zijn de titel van beëdigd tolk, vertaler of vertalertolk te voeren en bevoegd zijn om de hun bij de wet toevertrouwde werkzaamheden te verrichten behoudens dus ook de opgenoemde uitzonderlijke omstandigheden in.
De inschrijving in dat register is onderworpen aan een aantal voorwaarden, waaronder de instemming met een door de Koning te bepalen deontologische code die minstens de principes van onafhankelijkheid en onpartijdigheid bevat. Daarnaast wordt ook een wijziging voorgesteld in het Gerechtelijke Wetboek waar een meldingsplicht voor gerechtsdeskundigen in het algemeen opgelegd wordt voor alle feiten die ook maar de perceptie kunnen wekken dat ze niet onafhankelijk of onpartijdig zouden kunnen zijn.
De federale gerechtelijke politie en de vaste commissie van de lokale politie zijn bevraagd over het bestaan van de praktijk die u aanhoudt. Beide diensten melden dat de handelwijze waar u naar verwijst niet wordt toegepast. Er is bovendien geen officiële richtlijn die deze werkwijze voorschrijft of oplegt.
Voor de gerechtelijke verhoren wordt er een beroep gedaan op de officiële lijst van tolken van het parket.
Ten slotte wens ik graag nog uw aandacht te vestigen op de ter zake geldende wetsbepalingen. Zowel artikel 31 en 32 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken als artikel 47bis, § 1, ten vijfde, van het Wetboek van strafvordering bepalen duidelijk dat de beëdigde tolken moeten worden aangesteld.
04.03 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Ik dank de minister voor de duiding van de wet en de uitvoering ervan. Die is heel welkom. U hebt vragen gesteld over de praktijk en men zegt dat men die niet kent. Ik zal u een kopie van de oproep bezorgen waarin dat letterlijk staat. Dan kunt u die overmaken aan de bevoegde diensten en kunnen ze de politiedienst herinneren aan de wettelijke bepalingen ter zake. Die praktijken mogen niet toegepast worden. Op die manier zijn ze daarvan ook op de hoogte.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
- Mme Sybille de Coster-Bauchau au ministre de la Justice sur "la mise à disposition des CPAS de biens immobiliers saisis par la justice" (n° 12650)
- M. Éric Massin au ministre de la Justice sur "la mise à disposition des biens immobiliers saisis par la justice aux CPAS et aux services sociaux" (n° 12772)
- mevrouw Sybille de Coster-Bauchau aan de minister van Justitie over "de terbeschikkingstelling van door het gerecht in beslag genomen onroerende goederen aan OCMW's" (nr. 12650)
- de heer Éric Massin aan de minister van Justitie over "de terbeschikkingstelling van door het gerecht in beslag genomen onroerende goederen aan OCMW's en sociale diensten" (nr. 12772)
05.01 Éric Massin (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, la semaine passée, vous avez été interrogé concernant les 27 propositions de réforme de l'OCSC (l'Organe central pour la saisie et la confiscation) pour mieux gérer l'argent criminel qui dort sur les comptes. Il n'y a pas que de l'argent qui dort sur les comptes, il y a aussi, bien évidemment, des biens saisis.
Parmi les différentes propositions de l'OCSC, celle concernant les maisons, les bureaux et les autres biens immobiliers appartenant à des suspects ayant fait l'objet d'une saisie à l'occasion d'une enquête pénale, a particulièrement attiré mon attention. Les magistrats suggèrent de mettre ces biens immobiliers à la disposition des CPAS ou de services sociaux agréés, ce qui m'intéresse fortement, puisque je préside moi-même un CPAS. Selon eux, l'utilisation de ces biens par des CPAS et autres services sociaux constituerait un signal positif envers la population et aurait pour effet de démontrer que la lutte contre la criminalité peut également aider la société.
Cela semble aussi être une nouvelle tendance qui existe en Europe, puisqu'en Italie et en Espagne, ce type de mesures existe déjà. Nous avons aussi déjà franchi le pas en Belgique, non seulement pour les comptes bancaires ou les biens immobiliers, mais aussi avec des biens mobiliers, puisque des voitures saisies ont été mises à la disposition de la police. Vous imaginez que permettre aux CPAS et aux services sociaux d'utiliser ces biens immobiliers saisis aurait pour effet de poser un geste fort en faveur de la société.
Le 22 juin, en réponse aux questions qui vous étaient posées, vous avez stipulé qu'il vous paraissait nécessaire d'examiner les différents aspects des mesures proposées avant d'envisager la suite à donner à ce projet, en concertation avec les services concernés.
Monsieur le ministre, pourriez-vous nous préciser un agenda à venir concernant l'examen de ces 27 réformes? Quand pourrons-nous recevoir, après l'examen de ces 27 réformes proposées, vos conclusions sur la mise à disposition aux CPAS de biens immobiliers saisis?
05.02 Koen Geens, ministre: Monsieur le président, monsieur Massin, le directeur de l'Organe central pour la saisie et la confiscation m'a effectivement adressé le 14 juin 2016 un courrier contenant une proposition de refonte de la loi du 26 mars 2003 portant création d'un Organe central pour la saisie et la confiscation et portant des dispositions sur la gestion à valeur constante des biens saisis et sur l'exécution de certaines sanctions patrimoniales. Cette proposition fait suite à un travail de plusieurs mois réalisé sur l'initiative de l'Organe central, conjointement avec ma cellule stratégique et la DG Législation du SPF Justice. Ce travail n'était pas encore finalisé.
Je suis surpris que la presse ait été informée concomitamment des éléments clefs de ce projet. Il s'agit, je le répète, de réformes non finalisées. Cela ne me semble pas une bonne méthode de travail. La plus adéquate me paraît être l'examen des différents aspects des mesures proposées avant d'envisager la suite à donner à ce projet en concertation avec les services concernés. Pour le moment, cette proposition n'est qu'un exercice qui contient surtout les idées de l'OSCS. Je ne l'ai pas encore approuvée.
Les vingt-sept propositions dont il est question dans la presse figurent dans cette proposition de réforme législative. Il s'agit ici d'importantes modifications au regard de la loi actuelle. Certaines d'entre elles sont de nature technique, tandis que d'autres doivent faire l'objet d'un choix politique.
Il ne me
paraît pas opportun, à ce stade, d'indiquer à quelles propositions je pourrais
adhérer ou non. Certaines mesures peuvent avoir des conséquences non
négligeables et nécessitent donc une réflexion approfondie. J'attends, dès
lors, un avis du Collège des procureurs généraux. La liste des propositions a
en effet déjà été discutée voici quelques semaines au sein du réseau
d'expertise ECOFIN du ministère public en matière de lutte contre la
corruption. Je n'exclus pas que d'autres avis soient encore demandés.
En outre, des consultations doivent encore être menées avec le SPF Intérieur, car les conséquences de la réforme sur les méthodes de travail de la police, tant locale que fédérale, pourraient être significatives.
Nous aurons donc encore l'occasion d'en reparler.
05.03 Éric Massin (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie de vos réponses.
Je peux concevoir qu'un examen doive avoir lieu. Évidemment, si les propositions se retrouvent dans la presse, vous allez de nouveau me dire qu'il y a un problème de fuite, mais nous ne sommes pas face à une enquête judiciaire.
Au-delà de la plaisanterie, les propositions me semblent intéressantes et valorisantes. Certes, elles comportent aussi une valeur symbolique pour le gouvernement en plus d'apporter des solutions pratiques et pragmatiques pour les CPAS.
Cela dit, même s'il ne faut pas nécessairement se presser, il s'agit de ne pas perdre trop de temps. En effet, ces initiatives peuvent susciter des espoirs. Il serait par conséquent dommage de décevoir ces attentes en n'y répondant pas.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
- M. Philippe Goffin au ministre de la Justice sur "la fermeture de l'aile C de l'établissement pénitentiaire de Forest" (n° 12668)
- Mme Sophie De Wit au ministre de la Justice sur "la volonté de ne plus faire de la prison de Forest une maison d'arrêt" (n° 12687)
- M. Gilles Vanden Burre au ministre de la Justice sur "le sort de la prison de Forest" (n° 12694)
- de heer Philippe Goffin aan de minister van Justitie over "de sluiting van vleugel C van de strafinrichting in Vorst" (nr. 12668)
- mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "het voornemen om de gevangenis van Vorst niet langer een arresthuis te laten zijn" (nr. 12687)
- de heer Gilles Vanden Burre aan de minister van Justitie over "de toekomst van de gevangenis van Vorst" (nr. 12694)
06.01 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, u hebt het voornemen geuit om op korte termijn de gevangenis van Vorst niet langer als arresthuis te gebruiken. Dat zou het aantal gedetineerden en de overbevolkingsgraad aanzienlijk moeten laten dalen. U had daarover op maandag 20 juni een gesprek met de burgemeester van Vorst. Dat is niet de eerste keer, want hij dreigde er eerder al mee de gevangenis van Vorst te sluiten, wegens de overbevolking en de slechte leefomstandigheden.
Ik heb daarover de volgende vragen.
Op hoeveel gedetineerden zou de gevangenis van Vorst terugvallen indien die niet langer een arresthuis zou zijn? Hoe hoog zou, rekening houdend met het nieuwe streefcijfer, de overbevolking in Vorst dan nog zijn? Welke concrete timing verstaat u onder “de korte termijn”? (…) Welke gevolgen zal dat hebben voor de personeelsbezetting van de gevangenis van Vorst? Zullen personeelsleden worden overgeplaatst naar andere gevangenissen? Zo ja, hoeveel en naar waar? Werd daarover – dit is heel belangrijk, mijnheer de minister – reeds vakbondsoverleg gevoerd?
06.02 Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, suite à votre entrevue, le 20 juin dernier, avec le bourgmestre de Forest, Marc-Jean Ghyssels, il était annoncé que l'aile C de la prison sera fermée progressivement, en quatre étapes mensuelles de cinquante détenus, avec comme date butoir le 31 décembre 2016. Cette aile, qui abrite majoritairement des détenus en semi-détention, semble être actuellement la plus problématique de la prison, que cela soit en termes de sécurité ou de "confort". Il est également prévu qu'à terme, la prison de Forest ne serait plus une maison d'arrêt pour les détentions préventives, mais bien une maison de peine. La population carcérale passerait dès lors de 344 à 180 détenus, selon ce qui a été annoncé suite à votre entrevue avec le bourgmestre de Forest.
Outre des rotations internes, vous envisagez également des transferts de détenus pour atteindre l'objectif annoncé. Selon quels critères et vers quels établissements les prévoyez-vous? Ce retour de la prison de Forest à son rôle d'origine de maison de peine n'est-il qu'une façon à court terme de sauver les prévenus présumés innocents des conditions de détention déplorables d'une prison vouée à disparaître ou, au contraire, annonce-t-il une nouvelle destinée, à long terme, pour la prison de Forest qui continuera donc à exister? Dans ce dernier cas, n'est-ce pas contraire au masterplan qui prévoit la fermeture définitive de la prison de Forest?
06.03 Philippe Goffin (MR): Monsieur le ministre, je ne vais pas refaire le préambule qui a été réalisé de manière brillante par mes deux collègues. Je vais directement vous poser les questions qui me semblent utiles également. Il semblerait qu'un comité de concertation de base quant à l'avenir immédiat de l'établissement de Forest se soit tenu vendredi dernier. Quelles en ont été les conclusions? Quelles sont les décisions qui ont été prises concernant la fermeture de l'aile C de la prison de Forest? Sur quelles bases cette décision a-t-elle été prise et quelles ont été les raisons qui ont motivé cette décision? La situation au sein de la prison de Forest s'est-elle fortement dégradée? Comment doit-on imaginer le déroulement de la fermeture progressive de l'aile C? Quelles sont les échéances qui ont été fixées? Que va-t-il advenir des détenus de l'aile C de la prison de Forest? Vont-ils être transférés dans d'autres établissements? Comment ces transferts vont-ils être organisés?
06.04 Koen Geens, ministre: Monsieur le président, madame De Wit, monsieur Vanden Burre, la semaine dernière, j'ai eu un entretien avec le bourgmestre de Forest. Lors de cette concertation, il fut convenu que l'aile C de la prison de Forest serait fermée par phases. Il n'y séjourne d'ailleurs aucun détenu en semi-détention. Cette décision motivée par l'état général du bâtiment est une idée qui n'est pas neuve sinon nos gouvernements, par le passé, n'auraient pas décidé de fermer l'établissement et d'en réaliser un nouveau à Haren.
Ceci n'a donc aucun rapport avec le masterplan. L'exécution de ce projet qui prévoit notamment la fermeture des prisons bruxelloises dès la mise en service de la prison de Haren se poursuit dans son intégralité. Mais entre-temps, un certain nombre de problèmes supplémentaires sont survenus, tels que des problèmes d'infiltration d'eau et de stabilité. L'an dernier, l'aile D avait déjà été fermée pour cette même raison et puisque l'aile C lui est fort comparable sur le plan de l'infrastructure, il n'est pas illogique qu'elle présente des problèmes similaires. Aussi est-il préférable de fermer l'aile C par phases.
De afbouw van het aantal gedetineerden in vleugel C zal in eerste instantie plaatsvinden via een opsluitingstop, die in voege treedt begin juli. De gevangenis van Sint-Gillis zal vanaf dan de arresthuisfunctie voor Brussel overnemen en de gevangenis van Vorst zal geleidelijk de strafhuisfunctie voor Brusselse veroordeelden vervullen.
Vanuit Sint-Gillis zal uiteraard eerst een aantal gedetineerden worden overgebracht naar andere gevangenissen in het land, met als doel het aantal gedetineerden in Sint-Gillis onder controle te houden. Vervolgens zullen via transfers en de natuurlijke uitstroom van gedetineerden de resterende gedetineerden uit deze vleugel worden verwijderd. De uiteindelijke sluiting is gepland voor eind oktober van dit jaar.
Le transfert des détenus vers d'autres établissements sera réalisé selon les règles de classification habituelles établies par l'administration pénitentiaire qui tiennent compte, mais pas exclusivement, de la durée de la peine et des perspectives de la réinsertion des détenus.
L'option consistant à faire une maison d'arrêt de la prison de Forest était soutenue par le bourgmestre de Forest. Concrètement, cela signifie qu'on continuera à utiliser les ailes A et B ainsi que les bâtiments dans lesquels l'annexe psychiatrique se trouve actuellement.
En ce qui concerne cette annexe, les internés qui y séjournent seront transférés à la prison de Saint-Gilles. Dans l'annexe de Forest, on enfermera alors des condamnés mais également en nombre plus limité. Il s'ensuit que la capacité de l'établissement de Forest diminuera à 180 places et que, évidemment, il ne connaîtra plus de surpopulation - presque 700 détenus y ont séjourné dans le passé.
Uiteraard zal dit gevolgen hebben voor een aantal personeelsleden. Er zullen overplaatsingen zijn, wat trouwens niet negatief hoeft te zijn. Hierdoor kan ook tegemoetgekomen worden aan sommige aanvragen tot mutatie. Wanneer er meer duidelijkheid is over het geheel, zal er uiteraard een vakbondsoverleg worden georganiseerd.
Enfin, il est également référé à un comité de concertation de base (CCB). Le directeur de la prison de Forest a expliqué au comité de concertation l'historique des visites, les conclusions orales de la visite de l'architecte, les deux visites des pompiers et les scénarios possibles. Il s'agissait donc d'une réunion informative.
06.05 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik ga uw antwoord nog eens goed nalezen in het verslag. Dat er personeel wordt overgeplaatst, lijkt mij inderdaad geen probleem te zijn. Dat de gedetineerden onder andere naar andere gevangenissen in het land worden overgebracht, begrijp ik, want ze moeten natuurlijk ergens heen. Alleen moeten wij er goed over nadenken en ervoor zorgen dat op die plaatsen de overbevolking niet extra stijgt. Misschien moeten wij samen met de minister bevoegd voor de Regie der Gebouwen heel het verhaal van gevangenisgebouwen nog eens goed onder de loep nemen, maar ik ben ervan overtuigd dat dit zal gebeuren, om te kijken wat waar nog kan of niet kan en op welke manier.
06.06 Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen):
Monsieur le ministre, merci pour votre réponse, que j'analyserai en détail. Au
sujet des transferts de détenus, on reviendra sur la question. Je retiens qu'il
n'y a aucun rapport avec le masterplan et la fermeture des prisons bruxelloises
à l'issue de la construction de celle de Haren. Pour Forest en particulier
– on connaît tous les conditions de détention catastrophiques dans cette
prison –, il serait bon d'avoir un plan de fermeture totale. C'est urgent!
L'incident est clos.
07 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de vrijgave van banktegoeden na een overlijden" (nr. 12570)
07 Question de Mme Sonja Becq au ministre de la Justice sur "la libération d'avoirs bancaires après un décès" (n° 12570)
07.01 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de minister, het is al een aantal jaren geleden dat wij hier in het Parlement een wet gestemd hebben waarbij er bij erfopvolging 5 000 euro vrijgehouden wordt om de partner van iemand die overleden is toch nog een aantal betalingen te laten doen omdat mensen niet ineens zonder financiële middelen zouden zitten na het overlijden van hun partner. Daarnaast dachten wij dat de vrijgave van de goederen op een vlotte manier zou verlopen uiteraard ook via de banken.
Recent, vorige week dacht ik, las ik een artikel in de krant waarin blijkbaar toch wel gesteld werd dat de financiële instellingen vaak te lang het vrijgeven van de goederen van de overledene op bankrekeningen uitstellen.
Daar is een artikel 1240bis dat zegt dat de tegoeden van de overledene kunnen vrijgegeven worden aan de hand van een attest of een akte van erfopvolging. Wat dan op een vrij vlotte manier zou moeten gebeuren. Ik weet wel dat er meer mensen of kinderen ook wel in het buitenland verblijven en dat het invullen van de papieren dan niet altijd zo vanzelfsprekend is.
Maar blijkbaar waren daar toch wel verschillende situaties vastgesteld naargelang de banken waarover het ging en dergelijke meer. De banken zouden ook niet allemaal op een eenduidige instructie vrijgave aan alle erfgenamen geven en zij zouden ook het akkoord vragen van alle erfgenamen met de verdeling en niet alleen een akte van erfopvolging wat volgens een deel van de rechtsleer contra legem beschouwd wordt.
Vandaar toch ook wel mijn vragen, mijnheer de minister.
Klopt die problematiek? Is die u bekend?
Ik kan ook alleen maar voortgaan op krantenartikels. Ik weet niet of die reëel, naar aanleiding van een onderzoek, vanuit de banken gebeurd is.
Is de vraag van de bankinstellingen naar het akkoord van alle erfgenamen voor de vrijgave van die tegoeden een wettelijke vraag?
Over welke mogelijkheden beschikken de banken om die vrijgave uit te stellen en anderzijds langs de kant van de nabestaanden, over welke middelen beschikken de langstlevende en andere erfgenamen om die geblokkeerde goederen sneller vrij te laten geven?
07.02 Minister Koen Geens: Mevrouw Becq, ik ben me bewust van deze problematiek. Op basis van de wetgeving kan worden geoordeeld dat, mits de voorlegging van een akte van erfopvolging, de bankinstellingen bevrijdend kunnen betalen aan de erfgenamen als ze de vererving opgenomen in die akte respecteren. Ik begrijp een zekere terughoudendheid en voorzichtigheid vanuit de sector.
Beeldt u immers in dat enerzijds een erfgenaam recht heeft op de helft van een nalatenschap, maar dat anderzijds een andere erfgenaam, omwille van het gevolg van een bijvoorbeeld (…) of inkorting slechts recht heeft op een verrekening in de vereffening. Deze laatste ziet de gelden niet graag uitgekeerd aan de eerste. Het zou dan gaan om een uitbetaling van een voorschot uit de nalatenschap die achteraf niet verschuldigd zou blijken te zijn, met alle risico’s op recuperatie.
Financiële instellingen wensen uit deze problematiek, namelijk een vereffening waarop ze geen zicht hebben, weg te blijven op gevaar af aansprakelijk gesteld te worden minstens een dubbele betaling te moeten doen. Vandaar hun vraag naar een definitieve vereffening of akkoord tot vrijgave van alle erfgenamen. Aan deze problematiek voegen zich de fiscale bepalingen toe dat, indien een erfgenaam in het buitenland verblijft, de gelden geblokkeerd moeten blijven tot de betaling van de successierechten is gebeurd, en de bepaling die aangeeft dat een akte van erfopvolging slechts tien werkdagen na de mededeling aan de fiscus door de opsteller mag worden vrijgegeven.
Daarom dat de wetgeving deze mildering voorzag voor de langstlevende erfgenaam die een leefloon moet kunnen opnemen voor zijn dagelijkse behoeften. Een dergelijke bepaling bestaat ook voor de noodzakelijke dringende kosten zoals de begrafeniskosten. Er bestaat ook nog een pragmatische oplossing, indien de erfgenamen een notaris hebben aangesteld voor de vereffening van hun nalatenschap. De bank kan dan de gelden overmaken aan de notaris die wel zicht heeft op de verfeffening en de mogelijkheid om voorschotten uit te keren.
Ik onderzoek of er wetsverbeteringen kunnen worden aangebracht waardoor de gelden vroeger ter beschikking kunnen komen en ik sta uiteraard open voor suggesties hieromtrent.
07.03 Sonja Becq (CD&V): Ik bedank de minister voor zijn antwoord.
Ik begrijp dat u aanraadt om met de nodige voorzichtigheid om te gaan met de gelden na overlijden ter vrijwaring van de banken, indien ik het zo mag formuleren. Daarom ook mijn vraag naar de realiteit van de problematiek. Anders moeten we ons bijvoorbeeld afvragen of we dat in functie van de reële situaties moeten bekijken of we het bedrag, maar er zijn misschien andere mogelijkheden, van die bijzondere bepaling, van artikel 1250ter, waar we die 5000 euro voorzien, dienen te verhogen als er zich daar problemen voordoen. Maar dan denk ik dat het een andere problematiek is dan die waarbij inderdaad banken garanties vragen dat er nadien geen verrekening of dubbele betaling moet gebeuren.
L'incident est clos.
De voorzitter:
De samengevoegde vragen nrs. 12705 en 12755 van de heer Van Hecke en
mevrouw Smeyers zijn uitgesteld. La question n° 12725 de Mme Cassart-Mailleux est reportée.
- de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de vordering van beëdigde tolken" (nr. 12738)
- de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de situatie van gerechtstolken en vertalers" (nr. 12739)
- M. Stefaan Van Hecke au ministre de la Justice sur "la réquisition d'interprètes jurés" (n° 12738)
- M. Stefaan Van Hecke au ministre de la Justice sur "la situation des interprètes et traducteurs judiciaires" (n° 12739)
08.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, de situatie van gerechtstolken en vertalers is sinds enige tijd problematisch. U zou momenteel werken aan een hervorming. Het lijkt echter moeilijk om tot een akkoord te komen. Onder meer de vaststelling van de tarieven zou voor veel discussie zorgen met de sector. Er komt ook een Europese richtlijn die bepaalde minimumtarieven zal opleggen.
De sector voelt zich al geruime tijd miskend. Nochtans spelen tolken een uiterst belangrijke rol in de rechtsgang. Wanneer er geen tolk kan worden gevonden voor een rechtszitting, is dat een schending van het recht op een eerlijk proces. De nood aan vertolking stijgt ook elk jaar door de internationalisering, de terreurdreiging enzovoort. Het is dus duidelijk dat er voldoende middelen nodig zijn om aan die nood te voldoen.
lk heb hierover een aantal heel concrete vragen.
Hoever staat u met
het nieuwe KB inzake de gerechtskosten? Welke adviezen zijn reeds gekend? Welke
opmerkingen komen voort uit deze adviezen?
Welke stappen
moeten nog worden gezet?
Wanneer denkt u
dat dit KB zal worden voorgelegd aan de Ministerraad?
Mijn volgende
vraag sluit aan bij de vorige. Wanneer een verdachte de voertaal van een
politiekorps niet spreekt of begrijpt heeft hij of zij in theorie recht op een
tolk. Hij of zij kan daarvoor een tolk laten vorderen.
lk heb hierover de
volgende vraag voor u.
ls een beëdigd
tolk die gevorderd wordt, wettelijk verplicht om op die vordering in te gaan?
Zo ja, in welke sancties is voorzien wanneer een tolk niet op die vordering
ingaat?
08.02 Sonja Becq (CD&V): Ik heb ook een vraag over tolken, maar ik weet niet of mijn vraag aan de vragen van de heer Van Hecke toegevoegd werd. Mijn vragen liggen in dezelfde lijn als die van de heer Van Hecke.
De voorzitter: Uw vraag staat geagendeerd onder punt 23.
08.03 Minister Koen Geens: Terwijl wij uitzoeken waar het antwoord is op vraag nummer 12739, zal ik alvast antwoorden op vraag nr 12738.
Artikel 3 van de programmawet van 27 december 2006 legt inderdaad de strafbaarheid vast van de beëdigde vertalers en tolken alsook van de deskundigen die weigeren de opdracht te aanvaarden die hen door de gerechtelijke overheid wordt gegeven.
Het artikel bepaalt dat de dienstverlenende persoon die weigert gevolg te geven aan de opdracht waarvoor hij werd gevorderd, wordt gestraft met een geldboete van 50 tot 500 euro.
Men dient steeds de opdracht van algemeen belang voor ogen te houden die van de gerechtsdeskundigen, tolken en vertalers in strafzaken wordt gevraagd. Die opdracht is essentieel voor het verzekeren van de rechten van de verdediging.
Mijnheer Van Hecke, in antwoord op uw andere vraag, met name hoever het met het nieuwe koninklijk besluit inzake gerechtskosten staat, kan ik u melden dat wij op dit ogenblik in overleg zijn met alle betrokken sectoren.
U weet dat wij al initiatieven hebben genomen, die in publicaties zijn uitgemond, op het vlak van de tarieven van de gerechtsdeurwaarders inzake strafzaken en het DNA-onderzoek. Er is ook heel grote voortgang gemaakt met de tarieven inzake telefoniekosten. Op dit ogenblik zijn, zoals u te kennen geeft, ook vergevorderde gesprekken bezig met de tolken en de gerechtsexperts. Ik kan u op dit ogenblik echter geen nadere details daaromtrent geven.
Indien u mij die vraag schriftelijk opnieuw zou stellen, zal ik daarop ten spoedigste een antwoord verschaffen. Ik ben echter bang nu zaken te vermelden die te gedetailleerd zijn in verhouding tot wat op dit ogenblik aan de gang is.
Ik excuseer mij nederig daarvoor.
08.04 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, u weet wellicht dat ik een heel grote fan ben van schriftelijke vragen, zo groot zelfs dat ik bijna verplicht ben ze in een mondelinge vraag om te zetten wanneer ik er niet tijdig een antwoord op krijg. Straks komen bijvoorbeeld drie omgezette vragen aan bod.
Ik wil graag schriftelijke vragen om meer informatie stellen, indien u belooft ze binnen de reglementaire termijnen te beantwoorden.
Voor het overige dank ik u voor de antwoorden die reeds zijn verstrekt.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
09 Question de M. Éric Massin au ministre de la Justice sur "l'interprétation de l'article 577-9, § 2 du Code civil" (n° 12743)
09 Vraag van de heer Éric Massin aan de minister van Justitie over "de interpretatie van artikel 577-9, § 2 van het Burgerlijk Wetboek" (nr. 12743)
09.01 Éric Massin (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, certains s'interrogent sur l'existence d'une lacune au sein du Code civil, susceptible de mettre à mal la sécurité juridique.
En effet, l'article 577-9, § 2, prévoit que tout copropriétaire peut demander au juge d'annuler ou de réformer une décision irrégulière, frauduleuse ou abusive de l'assemblée générale. Cette action doit être intentée dans un délai de quatre mois, à compter de la date à laquelle l'assemblée générale a eu lieu.
Qu'en est-il dès lors de la possibilité d'annuler une assemblée générale de copropriétaires suite au non-respect des dispositions impératives (par exemple, un quorum inférieur à 50 % des quotités, qui aurait été validé illégalement par le président de l'assemblée générale) en dehors du délai de quatre mois?
Cette disposition qui s'inspire de la loi française a été récemment interprétée par la Cour de cassation française. Cette dernière a validé toute demande d'annulation d'une assemblée dès lors qu'elle ne respectait pas les dispositions impératives, et ce quel que soit le délai dans lequel la demande est formulée.
Ainsi, monsieur le ministre, ne conviendrait-il pas d'éclaircir la loi à ce sujet? Avez-vous connaissance d'un débat juridique à cet égard en Belgique?
09.02 Koen Geens, ministre: Monsieur le président, monsieur Massin, l'article 577-9, § 2, du Code civil prévoit en effet que tout copropriétaire peut demander au juge de réformer ou d'annuler une décision irrégulière, frauduleuse ou abusive de l'assemblée générale et que cette action doit être intentée dans un délai de quatre mois à compter de la date à laquelle l'assemblée générale a eu lieu.
En ce qui concerne votre question relative à la possibilité d'annuler une décision de l'assemblée générale des copropriétaires suite au non-respect des dispositions impératives de la loi en dehors de ce délai de quatre mois, je peux vous répondre ce qui suit. Dans un arrêt du 4 février 2008 relatif à l'article 577-9, § 2, du Code civil tel qu'il était en vigueur sous l'empire de la loi du 30 juin 1994 relative à la copropriété, la Cour de cassation a considéré que le copropriétaire qui entend invoquer l'irrégularité d'une décision de l'assemblée générale doit le faire dans le délai légalement prévu, même lorsque l'irrégularité procède de la contrariété d'une disposition de l'acte de base ou du règlement de copropriété avec une disposition impérative de la loi.
Passé le délai prévu à l'article 577-9, § 2, qui est maintenant de quatre mois à compter de la date à laquelle l'assemblée générale a eu lieu, une décision de l'assemblée générale est donc inattaquable. L'objectif poursuivi par le législateur en fixant ce délai impératif est d'éviter la paralysie de la gestion de la copropriété.
Je souhaite, par ailleurs, attirer votre attention sur l'article 577-6, § 10, du Code civil qui stipule que le syndic rédige le procès-verbal des décisions prises par l'assemblée générale avec indication des majorités obtenues et du nom des copropriétaires qui ont voté contre ou qui se sont abstenus. Ce procès-verbal est en outre signé à la fin de la séance et, après relecture, par le président de l'assemblée générale mais aussi par le secrétaire et tous les copropriétaires encore présents.
Le § 12
du même article prévoit que dans les 30 jours suivant l'assemblée
générale, le syndic consigne les décisions de cette assemblée dans un registre
et les transmet aux copropriétaires et aux autres syndics. Il est donc
difficile pour le président de l'assemblée générale de voir confirmer une
décision irrégulière de l'assemblée générale puisque, à la fin de celle-ci, la
décision est soumise à sa signature, ainsi qu'à celle des tous les
copropriétaires présents. Nul copropriétaire présent ne sera tenu de signer le
procès-verbal s'il est d'avis que la décision de l'assemblée générale est
irrégulière. Il disposera en outre d'un délai de quatre mois pour demander au
juge l'annulation et la réformation de la décision.
Dans la
mesure où la décision doit également être adressée à tous les copropriétaires
dans un délai de 30 jours à compter de l'assemblée générale, ils disposent
d'un délai supplémentaire d'au moins trois mois pour saisir le juge. Nous
pouvons donc conclure que la loi est assez claire et offre, de plus, les
garanties nécessaires pour permettre aux copropriétaires d'être informés des
décisions prises par l'assemblée générale et être en mesure d'agir dans le
délai de quatre mois prévu par l'article 577-9, § 2. La limitation du
droit d'action du copropriétaire est par ailleurs justifiée pour des raisons de
sécurité juridique.
09.03 Éric Massin (PS): Pas de commentaire.
Het incident is gesloten.
10 Question de Mme Özlem Özen au ministre de la Justice sur "l'arrestation immédiate en cas de détention préventive sous surveillance électronique dans la phase de jugement" (n° 12522)
10 Vraag van mevrouw Özlem Özen aan de minister van Justitie over "de onmiddellijke aanhouding in geval van voorlopige hechtenis onder elektronisch toezicht in de vonnisfase" (nr. 12522)
10.01 Özlem Özen (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, il nous est revenu que les dispositions du pot-pourri en matière de détention préventive suscitent des difficultés d'ordre pratique pour les procureurs qui ne pourraient faire appel à l'arrestation immédiate, suite au prononcé d'une condamnation de plus d'un an de prison, lorsque le condamné a fait l'objet d'une détention préventive sous surveillance électronique.
Certains estiment qu'il y aurait un risque de soustraction à l'exécution de la peine entre le moment où une telle condamnation est prononcée, condamnation qui met fin à la détention préventive, et le moment où cette décision passe en force de chose jugée, ce qui permet la notification du billet d'écrou puisque l'arrestation immédiate ne serait possible qu'à l'égard des condamnés laissés ou remis en liberté.
D'autres estiment qu'il serait possible de contourner cette difficulté en utilisant l'article 24bis, § 3, de la loi du 20 juillet 1990 qui permet de transformer, sur réquisition du ministère public, la détention préventive sous surveillance électronique en une détention dans une prison. Mais cette solution semble difficilement praticable et n'est pas exempte de critiques.
Monsieur le ministre, considérez-vous également qu'en l'état du droit, il existe un risque de soustraction à l'exécution de leur peine de la part des prévenus en détention préventive sous surveillance électronique? Selon vous, une adaptation législative s'impose-t-elle?
10.02 Koen Geens, ministre: Monsieur le président, madame Özen, nous n'avons pas connaissance des difficultés d'ordre pratique que vous évoquez à propos de l'arrestation immédiate.
Si, lors de l'application de l'article 32, § 2, de la loi relative à la détention préventive, le ministère public ordonne l'arrestation immédiate du prévenu ou de l'inculpé, dès lors que celui-ci est condamné à une peine principale d'emprisonnement d'au moins un an sans sursis et en raison de la crainte qu'il se soustraie à sa peine, le fait que l'intéressé comparaisse devant le juge, en liberté, sous contrainte d'arrestation en tant que détenu sous surveillance électronique, ne joue en principe aucun rôle.
Le pot-pourri II a apporté une modification aux dispositions de l'article 26 de ladite loi, afin d'éviter que le suspect qui comparaît devant la chambre du conseil en tant que détenu sous surveillance électronique ne doive, en cas de renvoi devant la juridiction du jugement, être mis en liberté ou subir une détention préventive en prison. C'était précédemment le cas, en raison d'une lacune dans la loi et la jurisprudence de la Cour de cassation y relative. Il y a été remédié dans la loi pot-pourri II. Toutefois, si vous avez obtenu d'autres informations émanant du terrain, je suis bien évidemment disposé à faire examiner la question par mes services.
10.03 Özlem Özen (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de resultaten van het rapport van de Hoge Raad voor Justitie met betrekking tot het functioneren van het Brussels gerecht" (nr. 12747)
- de heer Peter Vanvelthoven aan de minister van Justitie over "de financiële criminaliteit in Brussel" (nr. 12752)
- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Justitie over "de disfuncties bij het Brusselse gerecht" (nr. 12765)
- mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "het vernietigende rapport van de Hoge Raad voor de Justitie omtrent de falende aanpak van grootschalige financiële criminaliteit" (nr. 12794)
- mevrouw Özlem Özen aan de minister van Justitie over "het onderzoeksrapport van de Hoge Raad voor de Justitie betreffende de economische en financiële delinquentie" (nr. 12813)
- M. Stefaan Van Hecke au ministre de la Justice sur "les résultats du rapport du Conseil supérieur de la Justice concernant le fonctionnement de la justice bruxelloise" (n° 12747)
- M. Peter Vanvelthoven au ministre de la Justice sur "la criminalité financière à Bruxelles" (n° 12752)
- M. Georges Gilkinet au ministre de la Justice sur "les dysfonctionnements de la justice bruxelloise" (n° 12765)
- Mme Sophie De Wit au ministre de la Justice sur "le rapport accablant du Conseil supérieur de la Justice relatif à l'échec de la gestion de la grande criminalité financière" (n° 12794)
- Mme Özlem Özen au ministre de la Justice sur "le rapport du Conseil supérieur de la Justice en matière de délinquance économique et financière" (n° 12813)
11.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): De Hoge Raad voor de Justitie heeft zijn rapport over het functioneren van het Brusselse gerecht bekendgemaakt. Het rapport is het resultaat van een onderzoek dat sinds september 2015 loopt. Het is ronduit vernietigend. Er is onder meer gebleken dat er een groot verloop is bij de financiële sectie van de parketten, dat er een gebrek is aan gespecialiseerde onderzoeksrechters en fraudespeurders en dat er geen computerprogramma's zijn die de duurtijd van de procedures zouden moeten controleren. Een aantal voorbeelden uit het rapport maakt dat pijnlijk duidelijk.
Het is duidelijk dat er op korte termijn actie moet worden ondernomen om de situatie niet verder te laten verzieken. In uw antwoord zult u straks waarschijnlijk zeggen welke maatregelen u ondertussen al hebt genomen, onder andere de extra fiscale substituten, waarover binnenkort gestemd zal worden, maar ik heb toch enkele concrete vragen voor u, mijnheer de minister.
Ten eerste wat is uw reactie op het rapport?
Ten tweede, waar liggen volgens u de belangrijkste oorzaken van de opgesomde problemen?
Ten derde, was u reeds op de hoogte van de penibele situatie van het Brusselse gerecht? Zo ja, welke stappen hebt u in het verleden ondernomen om een aantal van de problemen die al bekend waren te verhelpen?
Ten vierde, welke stappen wilt u in de nabije toekomst ondernemen om de problemen bij de financiële sectie van het Brusselse parket aan te pakken? Bent u bijvoorbeeld van plan om een concreet actieplan op te maken om de achterstand op korte termijn weg te werken?
11.02 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous ai interrogé la semaine passée sur la désignation des substituts fiscaux. Le rapport du Conseil supérieur de la Justice sur l'état de la justice bruxelloise renforce le diagnostic que je posais. Il est assez cinglant justement quant à cette situation en matière de lutte contre la criminalité financière à Bruxelles.
Le rapport pointe de nombreux dysfonctionnements en prenant pour exemple deux affaires de fraude portant sur des montants de plus de 40 millions d'euros qui n'ont pas été jugées après plus de 10 ans. D'autres dossiers, de trop nombreux dossiers, ont été prescrits faute d'avoir pu être traités dans les temps.
En termes de diagnostic, le Conseil supérieur note la diminution des ressources allouées à la section financière des parquets, le manque de magistrats instructeurs et d'enquêteurs spécialisés. Le phénomène généralisé d'absence ou de retard des programmes informatiques est également relevé. En outre, le départ annoncé de 11 magistrats à la cour d'appel de Bruxelles ne laisse pas augurer d'une amélioration de la situation.
Comme je vous le disais la semaine passée, les économies qui sont réalisées sont de fausses économies. En effet, les enquêteurs et magistrats désignés rapportent bien souvent beaucoup plus qu'ils ne nous coûtent. Ils participent de la justice fiscale.
Je voulais entendre votre lecture de ce rapport et les enseignements que vous en tirez. Et surtout quelles réponses vous voulez apporter aux remarques contenues dans le rapport, le calendrier dans lequel elles seront prises ainsi que les moyens qui y seront consacrés.
11.03 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, de context is al toegelicht. Ondertussen hebben we allen kennis kunnen nemen van het rapport van de Hoge Raad voor de Justitie waarbij de aanpak van fraude en financiële criminaliteit in Brussel op de korrel werd genomen en een aantal disfuncties werd aangeduid. Nog los van wat de collega’s hebben aangehaald aangaande personeelsverloop en computerprogramma’s, zijn het de gevolgen vooral die mij zorgen baren. Zo duren zaken tien tot vijftien jaar waardoor verjaring optreedt, de redelijke termijn overschreden is en zeer lichte straffen worden opgelegd.
We lazen in de krant dat er twintig aanbevelingen waren. Mijn aanvankelijke vraag was of u het rapport kon bezorgen. Ondertussen hebben we het allemaal gezien en gekregen. Ik onthoud enkel mijn laatste vraag: welke acties zult u ondernemen om de aanpak van die grootschalige financiële criminaliteit in Brussel te verbeteren?
11.04 Özlem Özen (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, un rapport de la Commission d'avis et d'enquête réunie du Conseil supérieur de la Justice (CAER), qui vous a été transmis, fait état, comme le disaient mes collègues, de dysfonctionnements dans la gestion de grandes affaires de fraude et de criminalité financière à Bruxelles. L'organe indépendant qualifie la situation actuelle de la cour d'appel de Bruxelles de "plus que difficile".
Il apparaît dans ce rapport, que la justice ne parvient plus à faire face à ce type de dossiers tant la diminution des ressources de la section financière des parquets, que le manque de juges d'instruction et d'enquêteurs spécialisés en la matière, sont importants.
Bien que le nombre de substituts du procureur du Roi spécialisés en matière fiscale a récemment été augmenté par la loi-programme, il n'en demeure pas moins que ces efforts semblent insuffisants, selon le rapport. L'arriéré judiciaire est tellement conséquent que dans nombre d'affaires, le juge soit déclare l'action publique prescrite, soit prononce une simple déclaration de culpabilité ou une peine minimale à la peine inférieure en raison du dépassement du délai raisonnable.
Le rapport fait notamment état d'une affaire impliquant une somme de plus 40 millions d'euros qui a été déclarée prescrite faute de moyens permettant à la justice d'agir en temps et en heure. De plus, la situation ne semble d'ailleurs pas être sur le point de s'arranger dès lors que le départ de 11 magistrats est annoncé.
Ces manquements sont d'autant plus regrettables qu'ils ont un triple impact sur l'autorité de l'État: l'absence de rentrées financières, des frais de justice et moyens humains engagés en pure perte et l'impunité des délinquants économiques et financiers, confirmant ainsi une justice à deux vitesses.
Monsieur le ministre, face à ce constat quelles sont les actions que vous comptez entreprendre afin de combattre la criminalité financière? Que pensez-vous des recommandations faites par le CAER? Comptez-vous en tenir compte?
11.05 Minister Koen Geens: Ik heb kennisgenomen van het rapport en kan u geruststellen dat intussen een actieplan in uitvoering is. De problematiek van Brussel was immers niet onbekend. De audit van de Hoge Raad helpt om de problematiek te objectiveren en om mijn beleid op de juiste acties te richten.
Une lutte efficace contre la fraude fiscale requiert effectivement des compétences accrues en fraude fiscale et financière, non seulement aux Finances mais aussi à la Justice. C'est la raison pour laquelle, lors du conclave budgétaire 2016, j'ai pris la décision de doubler le nombre de substituts fiscaux et celui des fonctionnaires fiscaux détachés à la Justice. En exécution d'une concertation que j'ai déjà eue en février 2016 avec mon collègue des Finances, il a également été décidé de créer une task force afin de renforcer la concertation structurelle et la coopération entre nos deux départements dans l'approche de la fraude fiscale. Cette task force préparera la législation "una via" et harmonisera davantage la voie administrative qui se déroule aux Finances et la voie judiciaire.
Le 10 mai, l'introduction de la task force s'est faite sous la forme d'un séminaire stratégique "fisc et ministère public, partenaires dans la lutte contre la fraude fiscale" qui a rassemblé les experts des deux départements sur le thème d'une collaboration plus étroite dans la lutte contre la fraude fiscale.
L'augmentation du nombre de substituts fiscaux sera réalisée en complétant le cadre existant avec 6 personnes et en prévoyant, dans la loi-programme, une extension du cadre pour 9 personnes, via une modification de la loi du 3 avril 1953 sur l'organisation judiciaire. Ainsi le nombre de substituts fiscaux passera de 15 à 30; 10 d'entre eux sont destinés à Bruxelles.
Le vote de la loi-programme aura lieu lors de la séance plénière de demain et mon administration est en train de préparer l'annonce de ces emplois.
Naast de verhoging van het aantal magistraten wordt eveneens het aantal ambtenaren van de fiscale administraties die ter beschikking worden gesteld van Justitie, verhoogd. Die verdubbeling geschiedt bij wijze van aanpassing van de bijlage bij het koninklijk besluit van 29 januari 2007 tot vaststelling van de regels waarbij ambtenaren van de fiscale administratie ter beschikking worden gesteld van de procureur des Konings of van de arbeidsauditeur, teneinde hen bij te staan in de uitoefening van hun taken. Een ontwerp werd reeds aan Financiën voorgelegd, opdat Financiën zijn vakbondsoverleg kan starten om de detachering zo snel mogelijk te realiseren.
Naast de bijkomende competentie en samenwerking van competenties, voorziet de programmawet tevens in meer slagkracht voor de diensten van Justitie, door voor zowel het parket als voor de hoven en rechtbanken de elektronische toegang tot het centraal aanspreekpunt bij de Nationale Bank te organiseren. De eenvoudige bevraging zal ervoor zorgen dat in financiële onderzoeken niet alle financiële instellingen meer hoeven te worden aangeschreven om te weten te komen wie welke bankrekeningen aanhoudt.
Ook het parket-generaal van Brussel onderneemt actie om de situatie van Brussel te verhelpen. In februari 2015 werd een pool ECOFINFISC opgericht die alle ECOFIN-dossiers centraliseert op het niveau van het ressort. Die dossiers, die over financiële en fiscale criminaliteit alsook milieucriminaliteit handelen, worden vervolgens behandeld op basis van het verticaliteitsprincipe, hetzij door een magistraat van de rechtbank van eerste aanleg, hetzij door een magistraat van het parket-generaal om dubbel werk te vermijden en om een snellere opvolging te verzekeren. Het openbaar ministerie bevestigt prioriteit te geven aan die ECOFIN-dossiers.
11.06 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, een deel van uw antwoord had ik inderdaad kunnen voorspellen. Uiteindelijk is het van belang dat u een actieplan klaar hebt.
Echter, drie tot vijf jaar geleden werd er op de televisie ook eens een noodkreet geuit, toen wij op de televisie de beelden zagen van al die fiscale dossiers die daar lagen. Men is toen ook plots in actie geschoten en er werden allerlei maatregelen genomen. Ik herinner mij nog dat er toen ook ondersteuning is gekomen van het parket-generaal en er werden ook magistraten naar eerste aanleg gestuurd om ter plekke mee te helpen. Het systeem van de verticaliteit werd toen eveneens ingevoerd.
Vandaag hoor ik opnieuw spreken over versterkingen, over een beroep doen op het parket-generaal en over het systeem van verticaliteit. Enkele jaren geleden is dat ook gebeurd, waardoor er op korte termijn misschien wel wat achterstand weggewerkt kon worden, maar ondertussen is die weer aangegroeid. Er bestaat dus een jojobeweging.
Het is dus toch wel noodzakelijk om enkele erg structurele maatregelen te nemen om te vermijden dat de situatie zich herhaalt.
Ik kreeg nog geen antwoord op de vraag binnen welke termijn de achterstand weggewerkt zal kunnen worden?
Is daar zicht op? Is daar een planning voor? Hebt u als doel vooropgesteld dat de achterstand over twee tot drie jaar structureel weggewerkt moet zijn?
Dat is natuurlijk van belang. Zo niet riskeren wij dat vele zaken ofwel verjaren ofwel dat men zal vaststellen dat de redelijke termijn overschreden is, waarna er geen straf of een heel lichte straf wordt opgelegd.
Kunt u daar nog iets over zeggen, mijnheer de minister?
11.07 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, dans la foulée de mon excellent collègue Stefaan Van Hecke, avec notre groupe, nous soutenons toutes les mesures pouvant permettre de mieux lutter, sur le plan judiciaire, contre la criminalité financière. Vous le savez, nous déposons de nombreux textes et quand vous apportez vous-même, en tant que ministre, des textes intéressants, nous les votons avec la majorité.
Mais le constat constant que je peux faire depuis que je suis membre de ce parlement (depuis 2007) et que je m'occupe du dossier, c'est que celui-ci ne fait pas l'objet de choix budgétaires et organisationnels suffisamment suivis et volontaristes. Peut-être cela va-t-il changer avec vous. Vous héritez d'une situation et d'un arriéré qui, par définition, vous précèdent. Mais votre responsabilité est de faire en sorte qu'il soit comblé, si je puis m'exprimer ainsi, à l'issue de la législature.
Nous attendons des décisions en termes de moyens, qui permettront à la justice de trancher dans des dossiers et de prendre des décisions qui seront aussi un signal de société. Selon moi, la justice sert à donner des indications sur ce que l'on peut faire et ce que l'on ne peut pas faire.
Je pense que vous ne pouvez pas citer un dossier de criminalité financière important qui ait abouti à un jugement suffisamment symbolique que pour marquer les esprits au cours des dix dernières années. C'est la conséquence de ce manque de moyens. Je vous demande de réalimenter en moyens la machine judiciaire dans ce domaine.
11.08 Sophie De Wit (N-VA): Heel kort, mijnheer de minister. Ik dank u voor uw antwoord en wij weten al langer dat dit een aandachtspunt is en wij zullen zorgen en meekijken hoe en wat wij er kunnen aan doen om daaraan te werken.
11.09 Özlem Özen (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Nous savons que la loi-programme a augmenté le nombre de substituts du procureur du Roi spécialisés en matière fiscale. Néanmoins, à la lecture du rapport qui met justement en lumière ces dysfonctionnements, il semble que ce ne soit toujours pas suffisant tant les efforts à fournir sont immenses.
Selon le rapport, des efforts devraient encore être fournis pour chaque maillon de la chaîne pénale, tant du côté du parquet que des juges d'instruction ou des magistrats du siège, ainsi que des services de police.
Par ailleurs, c'est bien d'augmenter le cadre, encore faudrait-il le remplir. Les plaintes exprimées par les magistrats en témoignent. À cet égard, j'aimerais aussi revenir sur la page 14 de ce rapport. Il y est indiqué: "Le recrutement de substituts du procureur du Roi spécialisés en matière fiscale n'est pas aisé. Une réflexion n'en est pas moins sollicitée sur cette question afin de trouver les moyens d'attirer des fonctionnaires de l'Inspection spéciale des impôts et de l'Inspection sociale vers la magistrature." Nous savons en effet combien c'est important, dans la mesure où les autorités compétentes ont besoin de plus de ressources.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Mijnheer Van Hecke, mevrouw Becq heeft nog een vraag. Heeft u nog wat tijd?
11.10 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Ja hoor!
12 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de wet op het nationaal register van gerechtsdeskundigen en tolken en het koninklijk besluit inzake de tarieven" (nr. 12795)
12 Question de Mme Sonja Becq au ministre de la Justice sur "la loi établissant un registre national des experts judiciaires et des interprètes jurés et l'arrêté royal relatif aux tarifs" (n° 12795)
12.01 Sonja Becq (CD&V): Ik stelde mij vooral de vraag of mijn vraag niet kon worden samengevoegd met de vraag van de heer Van Hecke. Het gaat immers ook over de problematiek van de gerechtsdeskundigen en tolken. De minister had gezegd dat hij dit zou oplossen.
Wij zijn daar uiteraard heel blij mee want wij weten dat dit een beetje is blijven liggen nadat het voorstel ter zake werd goedgekeurd. U heeft ervoor gezorgd, mijnheer de minister, dat het uiteindelijk werd gepubliceerd.
Tegelijkertijd is er inderdaad ook de discussie over de tarieven voor de verloning van de vertalers/tolken en deskundigen. Ik heb dan ook een aantal vragen.
U zou nog met een wetsontwerp komen om een aantal wijzigingen door te voeren of een aantal anomalieën recht te trekken. Wanneer mogen wij dit initiatief verwachten?
Met betrekking tot het KB inzake de tarieven stellen wij ons de vraag of u naast die tarieven ook in een aantal organisatorische maatregelen voorziet. Wij horen van vertalers/tolken dat zij voor een zitting komen en soms heel lang moeten wachten om dan slechts een keer tussenbeide te komen. Men kan zich de vraag stellen of men dit niet kan groeperen zodat een tolk in verschillende zittingen kan werken. Ik verwijs soms naar de verantwoordelijkheden van rechtbanken en de autonomie inzake organisatie. Het zou kunnen dat u ter zake in maatregelen voorziet in het KB inzake tarieven.
12.02 Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, het voorontwerp van wet tot wijziging van de wet van 10 april 2014 inzake het Nationaal Register van Gerechtsdeskundigen en Tolken wordt bezorgd aan de Raad van State voor advies overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, ten tweede, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. Het is in eerste lezing goedgekeurd door de regering, en na advies van de Raad van State zal het nogmaals op de Ministerraad worden gebracht en vervolgens worden ingediend bij de Kamer.
Zonder de heer Van Hecke te discrimineren, kan ik, net zoals bij hem, op uw andere vraag antwoorden dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen de enerzijds reeds lang noodzakelijke globale hervorming van de gerechtskosten, waarbij ik verwijs naar de vervanging van het oude KB van 1950, waarvan de vorige poging in 2008 is mislukt na de vernietiging van zijn beoogde opvolger, en anderzijds de herziening van de tarieven die worden toegepast voor de diverse beroepsgroepen en dienstverlenende personen.
Momenteel wordt een reeks van besluiten voorbereid waarin de tarieven een moderne en gedetailleerde structuur krijgen en worden aangepast aan de huidige omstandigheden. Voor de globale hervorming is het nog niet mogelijk een kalender op te stellen, maar de verschillende tariefbesluiten, waaronder dat voor de vertalers en tolken, moeten nog dit jaar worden genomen en gepubliceerd.
De volgende tariefbesluiten werden reeds gepubliceerd: de gerechtsdeurwaarders, de DNA-analyses en bloed- en speekselanalyses. De volgende zijn afgewerkt: de telefoontap en – in voorontwerp – de vertalers en tolken. De volgende zijn nagenoeg afgewerkt: de toxicologische analyses, andere dan de DNA-analyses, en de psychiaters en psychologen voor interneringsrechtbanken.
Ik denk niet dat ik een veel preciezer antwoord zal kunnen geven, mijnheer de voorzitter. Ik stel mij de vraag of het niet wijs zou zijn om de tweede vraag van de heer Van Hecke samen te voegen met deze vraag. Als dat niet mogelijk is, dan zal ik volgende week graag proberen om nog preciezer op zijn vraag te antwoorden.
12.03 Sonja Becq (CD&V): Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister.
12.04 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Ik ook.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
13 Vraag van de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de vakantieregelingen bij hoven, rechtbanken en parketten" (nr. 12761)
13 Question de M. Stefaan Van Hecke au ministre de la Justice sur "les régimes de vacances au sein des cours, tribunaux et parquets" (n° 12761)
13.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Ik had die vraag oorspronkelijk schriftelijk ingediend, maar gelet op de nakende vakantie voor ons en voor de magistraten heb ik ze omgezet in een mondelinge vraag.
In dit land zijn niet alle hoven en rechtbanken even operationeel tijdens de grote vakantie. Dat heeft onvermijdelijk een impact op de mogelijkheden van het personeel om zelf verlof te kunnen nemen. Ook hun takenpakket kan in meer of mindere mate tijdelijk anders worden ingevuld. Verder is er natuurlijk nog de arbeidsintensiteit die toeneemt als er evenveel werk met minder mensen moet worden verzet en afneemt ais de dienst in de vakantiemaanden op een lager pitje draait.
Is er een uniforme vakantieregeling bij de hoven, rechtbanken, parketten en parketten-generaal? Zo niet, welke verschillende systemen voor de vakantiedienst worden momenteel gehanteerd bij de hoven, de rechtbanken, de parketten en de parketten-generaal?
Kunt u een overzicht geven welk hof, rechtbank, parket en parket-generaal welk systeem hanteert?
Wat is de impact van de verschillende systemen op de arbeidsintensiteit en het welzijn van het personeel?
Indien er grote onderlinge verschillen zijn, vindt u dat een aanvaardbare situatie of wilt u daar iets aan doen? Zo ja, welke voorstellen hebt u om de verschillen te verkleinen?
13.02 Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van Hecke, de vakantieregeling voor magistraten, referendarissen, parketjuristen en griffiers is geregeld door de artikelen 331 en 334 van het Gerechtelijk Wetboek. Artikel 331 van het Gerechtelijk Wetboek stelt dat een magistraat, referendaris, parketjurist of een lid van de griffie niet mag afwezig zijn als de dienst eronder lijdt. Voor een afwezigheid langer dan drie dagen is een vergunning vereist van de korpschef en voor een afwezigheid van meer dan een maand van de minister. Een soortgelijke bepaling in artikel 331bis van het Gerechtelijk Wetboek is voor de leden van het parketsecretariaat en voor de hoofdsecretarissen van kracht.
Artikel 334 bepaalt dat het gerechtelijke jaar begint op 1 september en eindigt op 30 juni. Van 1 juli tot 30 augustus houden de hoven en rechtbanken vakantiezittingen.
Het jaarlijkse vakantieverlof voor het overige personeel is bepaald in het KB van 16 maart 2001 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht zullen terzijde staan. Het KB bepaalt dat het jaarlijkse vakantieverlof wordt genomen naar keuze van het personeelslid en met inachtneming van de behoefte van de dienst.
In de regel behandelen de hoven en de rechtbanken tijdens die periode de dringende zaken. De organisatie van de dienst moet de mogelijkheid bieden om vakantie te nemen en aan iedere magistraat een aantal dagen toekennen waarop hij geen dienst heeft. De korpschef legt de dienstregeling tijdens de gerechtelijke vakantie vast na overleg met de magistraat. Die dienstregeling wordt vastgesteld bij beschikking. Doorgaans wordt de dienst van de zittingen tijdens de gerechtelijke vakantie geregeld door het instellen van een beurtrol van 15 dagen tot 1 maand per magistraat. De duur van de beurtrol wordt voornamelijk bepaald door de omvang van het gerecht. Hoe kleiner het gerecht, hoe langer de dienstperiode.
Afgezien van de verschillen die er soms tussen rechtscolleges kunnen bestaan en waardoor het aantal vakantiedagen kan variëren, tekenen zich toch enkele hoofdtendensen af. De magistraten nemen vakantie in juli en augustus. Ze mogen een week vakantie nemen met Pasen en met Kerstmis. Een vakantiedag die op een wettelijke feestdag valt, wordt niet omgezet.
Dat zijn kort mijn antwoorden, mijnheer Van Hecke.
13.03 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord. Het gaat natuurlijk niet over de wettelijke bepalingen. Die zijn duidelijk. Het gaat over de regelingen en de beslissingen die op het terrein genomen worden.
Zoals u zelf aangeeft, de regelingen op het terrein kunnen verschillen van rechtbank tot rechtbank. Er zit soms een groot verschil in. Sommige magistraten kunnen 2 of 3 weken met vakantie, anderen een maand. De werkverdelingen kunnen fors verschillen.
Maar goed, ik begrijp uit uw antwoord dat u daar zelf niet veel aan kunt doen en dat de dit tot de autonomie van de korpschef behoort. Dit is misschien toch iets dat nader onderzocht moet worden, en misschien is dit een taak voor de nieuwe organen, wanneer er meer autonomie zal zijn.
L'incident est clos.
14 Vraag van de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de terugkeer van magistraten na een detachering" (nr. 12762)
14 Question de M. Stefaan Van Hecke au ministre de la Justice sur "le retour des magistrats après un détachement" (n° 12762)
14.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ook deze vraag werd eerst schriftelijk ingediend, maar werd niet tijdig beantwoord.
Magistraten
die om een of andere reden hun functie niet meer vervullen bij het hof, de
rechtbank of het parket waarbij zij werden benoemd, maar elders voltijds
tewerkgesteld zijn, worden in principe geacht terug te keren naar hun korps
nadat aan die opdracht een einde is gekomen. Er zijn tal van voorbeelden: de
voorzitter en de magistraten, leden van het Comité P en het Comité I, de
directeur van het OCAD, de directeur van het IGO, de Belgische verbindingsmagistraat
in Marokko, de magistraten die functies vervullen bij internationale
instellingen enzovoort.
Het lijkt
evident dat een magistraat die zijn korps heeft verlaten om een opdracht te
vervullen bij een andere instelling, zo snel mogelijk zijn oorspronkelijke
functie van magistraat weer opneemt nadat aan die specifieke opdracht een einde
werd gesteld. Toch zou dat niet altijd het geval zijn.
Ik heb de
volgende vragen voor u, mijnheer de minister.
Zijn er
gevallen bekend van magistraten die, nadat een einde is gekomen aan een
voltijdse opdracht buiten hun korps, toch niet onmiddellijk terugkeren naar het
hof, de rechtbank of het parket waarbij zij werden benoemd en eerst gedurende
een bepaalde periode verlof opnemen? Zo ja, om hoeveel magistraten gaat het en
hoelang duurt dat verlof gemiddeld?
In welke
korpsen heeft een dergelijke situatie zich de voorbije drie jaren voorgedaan?
Gelet op
de frequente problemen met voldoende bestaffing van de rechtbanken, lijkt het
mij belangrijk om over deze informatie te kunnen beschikken.
14.02 Minister Koen Geens: Mijnheer Van Hecke, u haalt terecht aan dat diverse wettelijke bepalingen in de mogelijkheid voorzien dat een magistraat een opdracht wordt toegekend buiten zijn rechtsmacht. De duurtijd van dergelijke opdrachten is verschillend op basis van de finaliteit en de wettelijke grondslag van de opdracht. Het spreekt voor zich dat magistraten geacht worden hun functie in hun rechtsmacht van oorsprong weer op te nemen, zodra de reden van de opdracht is verlopen.
Machtigingen tot afwezigheid van minder dan een maand worden door de betrokken korpschefs toegekend. Volgens artikel 332 van het Gerechtelijk Wetboek is voor de afwezigheid van meer dan een maand een vergunning van de minister van Justitie vereist. Mijn administratie heeft geen aanvraag ontvangen voor de toekenning van langdurige afwezigheid van een magistraat uit opdracht. Er zijn ook uit het verleden geen situaties bekend waarbij een magistraat niet is teruggekeerd na het verlopen van zijn opdracht.
14.03 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): U zegt dat er u geen situaties bekend zijn. Er zijn er wellicht wel, mijnheer de minister, maar u bent er niet van op de hoogte.
Ik zal u dan misschien nog een opvolgingsvraag moeten stellen.
L'incident est clos.
15 Vraag van de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de toepassing van artikel 141bis van het Strafwetboek" (nr. 12763)
15 Question de M. Stefaan Van Hecke au ministre de la Justice sur "l'application de l'article 141bis du Code pénal" (n° 12763)
15.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in 2003 werden terrorisme en terroristische activiteiten ingeschreven in het Strafwetboek. Het artikel 141bis van die wet bepaalt dat deze titel, en ik citeer, “niet van toepassing is op handelingen van strijdkrachten tijdens een gewapend conflict als gedefinieerd in en onderworpen aan het internationaal humanitair recht, noch op de handelingen van de strijdkrachten van een Staat in het kader van de uitoefening van hun officiële taken voor zover die handelingen onderworpen zijn aan andere bepalingen van internationaal recht.” U ziet, dit moet al drie keer gelezen worden om goed te begrijpen wat men eigenlijk bedoelt.
Bij de wetswijziging van 2013 werd er aan deze passage niets gewijzigd. Toch stellen zich een aantal vragen. Ik herinner mij zelfs nog dat wij bij de wijziging van een aantal bepalingen van het Strafwetboek, met betrekking tot terrorisme, over volgende vragen gediscussieerd hebben.
Ten eerste, kunt U meedelen hoe vaak het artikel 141bis is ingeroepen door de verdediging of openbaar aanklager in een terrorismezaak, sinds de inwerkingtreding van deze bepaling?
Ten tweede, wat was het resultaat van het inroepen van deze bepaling? Met andere woorden, hoe vaak kwam de rechtbank tot het besluit dat de uitsluitingsgrond van artikel 141bis al dan niet van toepassing was? En hoe vaak was die interpretatie cruciaal voor het eindverdict?
Ten derde,
welke strijdkrachten en welke gewapende conflicten, zoals bedoeld in
artikel 141bis, zijn door onze hoven en rechtbanken wel of niet aanvaard
geworden? Kan hiervan een overzicht gegeven worden?
15.02 Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, Mijnheer Van Hecke, artikel 141bis van het Strafwetboek bepaalt de relatie tussen de terroristische strafbaarstellingen en het recht van de gewapende conflicten.
Sinds de inwerkingtreding van deze bepaling voert de verdediging artikel 141bis stelselmatig aan in de dossiers die verband houden met Islamitisch of jihadistisch terrorisme. Daarbij ging het om de Irakese, Somalische, Tsjetsjeense en Syrische problematiek. Wat meer in het bijzonder het Syrische conflict en de foreign fighters betreft, kwam deze problematiek in de voorbije twee jaar al ten minste acht keer in strafrechtelijke processen aan bod. Het laatste relevante arrest, is het arrest van het Hof van Cassatie van 21 mei jongstleden in de zaak Sharia4Belgium. Het beroep werd gedeeltelijk op een schending van artikel 141bis gebaseerd en werd verworpen.
In alle gevallen heeft de rechtbank, het hof van beroep of het Hof van Cassatie tot nu toe geconcludeerd dat artikel 141bis niet van toepassing was. Rechtscolleges hebben nooit betwist dat het conflict in Syrië een niet-internationaal gewapend conflict was. De kwalificatie van de terroristengroepering Islamitische Staat en haar voorgangers en van de terroristische groepering Jabhat al-Nosra als strijdkrachten werd daarentegen stelselmatig weerlegd.
15.03 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Dank u wel voor deze informatie, mijnheer de minister. Ik denk dat het interessant is dat wij weten hoe de hoven en rechtbanken toepassing maken van deze bepalingen.
Het incident is gesloten.
Le président: M. Pivin a demandé que l'on reporte ses questions n°s 12619 et 12627. Ma question n° 12667 a croisé celle posée la semaine dernière par Mme De Wit. Je vous ferai donc grâce de la lecture de la réponse puisque la réponse y avait été apportée. M. Cheron demande que l'on reporte sa question n° 12783. Mme Fonck demande également le report de sa question n° 12784. Les questions jointes n°s 12786, 12787 de Mme Fonck et n°12801 de Mme Uyttersprot sont reportées. Il en va de même pour les questions n°s 12799 et 12800 de Mme Uyttersprot ainsi que pour la question n° 12814 de Mme Van Vaerenbergh.
La réunion publique de commission est levée à 15.56 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.56 uur.