Commission des Affaires sociales |
|
van Woensdag 4 mei 2016 Voormiddag ______ |
du Mercredi 4 mai 2016 Matin ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.30 uur en voorgezeten door de heer Vincent Van Quickenborne.
La réunion publique de commission est ouverte à 10.30 heures et présidée par M. Vincent Van Quickenborne.
De voorzitter: Mijnheer de staatssecretaris, welkom in ons midden. Ik bedank u om op zo'n korte termijn tot bij ons in de commissie te komen: afgelopen maandag hebt u de eed afgelegd en vandaag, woensdag, bent u al beschikbaar voor het Parlement.
De vragen nr. 7877, nr. 8941 en nr. 9701 van de heer David Clarinval worden omgezet in schriftelijke vragen.
01 Vraag van mevrouw Meryame Kitir aan de staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "het gebruik van de Europese bemiddelingsprocedure in geval van betwisting van het A1-formulier" (nr. 9874)
01 Question de Mme Meryame Kitir au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale, à la Protection de la vie privée et à la Mer du Nord, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "le recours à la procédure de médiation européenne en cas de contestation du formulaire A1" (n° 9874)
01.01 Meryame Kitir (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, welkom in onze commissie. Ik wens u veel succes met de nieuwe uitdaging.
Uw voorganger heeft in het begin van de legislatuur gezegd dat de voormalige staatssecretaris van Sociale Fraude weinig gebruik had gemaakt van de Europese bemiddelingsprocedure in het geval van betwisting van het A1-formulier. Hij stelde dat hij geen donquichottestrijd wou aangaan over de sociale antimisbruikbepaling, terwijl er een volwaardig alternatief, de bemiddelingsprocedure, voorhanden is.
Het A1-formulier is een verklaring betreffende de socialezekerheidswetgeving die van toepassing is als men in meer dan een EU-lidstaat werkt. Het bevestigt iemands socialezekerheidssituatie voor de periode die in de verklaring is opgenomen, en geeft aan in welk land men socialezekerheidsbijdragen moet betalen. Het is noodzakelijk in de strijd tegen de sociale fraude dat die attesten correct zijn.
De procedure werd
in het verleden inderdaad niet vaak gebruikt, omdat die bemiddelingsprocedure
zeer zwaar en bijna niet werkbaar is. Meestal is de vogel al gevlogen vóór er
een uitspraak is. Daarom voerde uw voorganger de socialeantimisbruikbepaling
in, een maatregel waarvan ik merk dat het draagvlak ervoor in steeds meer
Europese aanbevelingen en publicaties groeit.
Hoeveel
bemiddelingsprocedures werden er tijdens het afgelopen jaar ingeleid en wat was
het resultaat ervan? Hebt u of uw voorganger op Europees vlak initiatieven
genomen om ertoe te komen dat de zware procedure, in drie stappen, wordt
verlicht, teneinde ze bruikbaarder te maken? Bent u er voorstander van dat het
niet-bindende advies van de Conciliation Board wordt omgevormd tot
bindende arbitragebeslissingen? Kwam die piste voor in de voorstellen die u of
uw voorganger ter zake heeft gedaan op Europees niveau?
01.02 Staatssecretaris Philippe De Backer: Mijnheer de voorzitter, vooraleer ik antwoord op de vraag, wil ik zeggen dat het voor mij een bijzonder plezier is om hier vandaag al te mogen verschijnen en te mogen antwoorden op uw vragen. Ik ben van plan om de continuïteit te waarborgen van het beleid van mijn voorganger, Bart Tommelein. Hij heeft volgens mij hard gewerkt aan die dossiers. Ik meen dat er nood is aan continuïteit en een duidelijk beleid. Ik ben dan ook van plan om die lijn door te trekken.
Mevrouw Kitir, ik kom dan tot uw vraag. Wat de cijfers betreft, is er in maart een antwoord gegeven aan uw collega Raskin. De monitoringtool Osiris toont aan dat er op 31 maart 259 dossiers van de Sociale Inspectie en het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen van de Zelfstandigen in behandeling zijn in het kader van de procedure A1. Ik kan u zeggen dat 163 dossiers zich in fase 1, 92 dossiers in fase 2 – in behandeling bij de bevoegde autoriteiten – en 4 dossiers in fase 3 bevinden.
Wat uw vraag in verband met de hervorming betreft, het lijkt mij belangrijk dat wij aantonen dat de procedure niet of onvoldoende werkt, vooraleer wij beginnen met een hervorming. Ook uit mijn verleden in het Europees Parlement en de Europese instellingen weet ik dat Europese procedures soms traag verlopen. Mijn voorganger heeft ter zake al actie ondernomen.
Op de Benelux-conferentie rond sociale dumping in november 2015 werden de Benelux-aanbevelingen overhandigd aan EU-commissaris Thyssen. In het bilateraal overleg dat mijn voorganger heeft gehad, werd ook aangegeven dat de bemiddelingsprocedure niet efficiënt is, maar dat ze wel te gebruiken valt en dat er aan te tonen is dat er een probleem mee is. Ik denk dat wij einde 2016 een rapport aan mevrouw Thyssen zullen kunnen bezorgen.
In verband met uw vraag over de conciliation board, wij moeten heel duidelijk gaan naar bindende beslissingen, maar binnen een veel korter tijdsbestek. Er is daar echt een probleem. Natuurlijk, als bepaalde lidstaten zich vandaag reeds niet neerleggen bij de niet-bindende uitspraak van een administratieve commissie, dan moet ik mij richten tot commissaris Thyssen om daarin actie en verandering te brengen.
België is een van de meest intensieve gebruikers van die dialoog en bemiddelingsprocedure. Het is ook duidelijk dat het voor België belangrijk is dat die hervorming er komt. Als het Europees kan, heel graag, allemaal samen, maar dat mag ons er niet van weerhouden om eventueel bilateraal ook reeds een aantal afspraken te maken.
01.03 Meryame Kitir (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, bedankt voor uw antwoord. Ik ben blij om te horen dat u de problematiek ter harte neemt en dat er tegen einde 2016 een rapport aan commissaris Thyssen zal worden bezorgd. Uw contacten in Europa zullen ons hier ten goede komen. Ik hoop dat wij kunnen versnellen in het dossier, want het is toch wel een belangrijk thema.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Wouter Raskin aan de staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de evaluatie van de Limosa-aangifte" (nr. 10032)
02 Question de M. Wouter Raskin au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale, à la Protection de la vie privée et à la Mer du Nord, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "l'évaluation de la déclaration Limosa" (n° 10032)
02.01 Wouter Raskin (N-VA): Welkom in deze commissie, mijnheer de staatssecretaris. Ik wens u veel succes.
Eind 2012 oordeelde het Europees Hof van Justitie dat onze Limosameldingsplicht voor zelfstandigen een belemmering zou zijn voor het vrij verkeer van diensten. Men kon er niet mee leven dat er meer informatie gevraagd werd aan buitenlandse zelfstandige dienstverrichters dan aan dienstverrichters die in dit land gevestigd zijn. Hoewel het Hof zich op dat ogenblik niet uitsprak over welke elementen wel of niet in de Limosa-aangifte mochten worden opgenomen, besloot de toenmalige staatssecretaris om de melding zodanig sterk te vereenvoudigen dat die vandaag wel een lege doos lijkt. Dat blijkt ook uit het antwoord van uw voorganger op een aantal van mijn schriftelijke vragen over het aantal detacheringen in risicoberoepen. Sedert halverwege 2013 worden namelijk geen gedetailleerde gegevens meer verzameld over de sector waarin een gedetacheerde actief is.
Het gebrek aan informatie over de naar ons land gedetacheerde werknemers en zelfstandigen vormt een belangrijke hinderpaal in de strijd tegen sociale dumping. Daarom is een evaluatie van de Limosameldingsplicht een van de actiepunten uit het "plan voor eerlijke concurrentie" van de bouwsector. Tijdens een bijeenkomst van de commissie voor de Sociale Zaken in november vorig jaar meldde uw voorganger mij dat de verschillende administraties op dat moment bekeken welke aanvullende elementen de Limosameldingsplicht zou kunnen bevatten, op basis van artikel 9 van de Handhavingsrichtlijn.
Wat is de stand van zaken in het onderzoek van de verschillende administraties? Zijn er al conclusies getrokken? Welke aanvullende elementen zouden volgens u – u hebt een specifieke ervaring in Europa – opgenomen kunnen worden in de Limosa-aangifte? Overweegt u een uitbreiding van de Limosameldingsplicht?
02.02 Staatssecretaris Philippe De Backer: Het klopt dat onder staatssecretaris Crombez in 2013 werd besloten om de gegevens op de Limosamelding sterk te beperken. Het klopt ook dat in het arrest van het Hof nooit werd gevraagd om de vermelding van de sectoren af te schaffen. Dat is in de aanpassing toch gebeurd. Op dit moment zijn wij in samenspraak met de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid bezig om in uitvoering van het plan voor eerlijke concurrentie in de bouwsector bepaalde aanpassingen door te voeren. Expliciet zeggen hoever we daarin staan kan pas wanneer alles effectief op punt is gesteld. Ik denk in ieder geval dat er een mogelijkheid bestaat om opnieuw een vermelding van de sector in te voeren.
In het kader van het arrest werd bij DG Growth van de Europese Commissie afgetoetst wat we kunnen doen en hoever we daarin kunnen gaan. We hebben duidelijk gezegd dat we kiezen voor een sectorspecifieke aanpak, wat u verwacht en vraagt: de bouwsector, de schoonmaaksector, de vleesverwerkende industrie. Dat zal waarschijnlijk worden aanvaard. Met de transportsector, een heel belangrijke sector voor ons land, zijn er discussies aan de gang.
De laatste onderhandelingen met de Commissie en met de bevoegde kabinetten en administraties zijn bezig. Wij hopen met DG Growth en met de Europese Commissie tot een overeenkomst te komen vóór het zomerreces, zodat de aanpassingen via KB binnenkort kunnen gebeuren.
02.03 Wouter Raskin (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, het is duidelijk: wij weten allemaal dat de strijd tegen sociale dumping enkel kan worden gewonnen in samenwerking met Europa. Dat wil niet zeggen dat we moeten blijven wachten. Het loopt daar soms moeizaam en traag, dat weet u beter dan ik. Het is niet altijd evident. Goed is dat u initiatieven neemt en druk blijft zetten en ook reeds overlegt met de administraties om uiteindelijk tot een aanpassing van de meldingsplicht te komen. Ik ben blij te horen dat u bevestigt dat het Hof niet expliciet heeft gevraagd om te komen tot het vandaag voorliggende model. Ik begrijp dat het proces in evolutie is. Ik zal u er dan ook in de toekomst verder over ondervragen.
Blijkbaar schat u in dat, zeker voor de risicosectoren, er een mogelijkheid bestaat om effectief stappen te zetten, zodat we tot een sectorspecifieke aanpak kunnen komen. Dat is goed nieuws.
Ik sluit af met de vraag om druk te blijven zetten op het proces, om tot resultaten te komen.
02.04 Staatssecretaris Philippe De Backer: Misschien nog één aanvulling. Er is ook in budget voorzien voor de aanpassing van Limosa bij de laatste budgetwijziging. Wij zijn daar absoluut mee bezig.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Wouter Raskin aan de staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "het gebruik maken van datamatching voor de strijd tegen sociale fraude" (nr. 10112)
03 Question de M. Wouter Raskin au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale, à la Protection de la vie privée et à la Mer du Nord, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "le recours au data matching pour lutter contre la fraude sociale" (n° 10112)
03.01 Wouter Raskin (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik verwijs naar mijn schriftelijke vraag over het aantal gedetacheerde werknemers en zelfstandigen met de Indische nationaliteit, een thema dat een tijdje geleden opnieuw in de pers verscheen. In mijn schriftelijke vraag peilde ik naar het aantal inbreuken op onze sociale wetgeving door gedetacheerde werknemers met de Indische nationaliteit. Uw voorganger moest het antwoord schuldig blijven omdat het informaticasysteem vooralsnog niet toeliet dergelijke gegevens te verzamelen.
Nochtans noemde uw voorganger datamatching en datamining altijd als belangrijke speerpunten van het beleid, en als belangrijke tools in de strijd tegen sociale dumping en sociale fraude in het algemeen, wat wij trouwens steunden.
Ik kom tot mijn vragen.
Waarom kan het huidige informaticasysteem deze gegevens niet verzamelen? Waar knelt het schoentje precies?
In het antwoord dat ik kreeg, werd ook aangegeven dat onderzocht werd of een dergelijke applicatie mogelijk is. Ik ben benieuwd wat de stand van zaken is. Is dat onderzoek intussen opgestart en wanneer mogen wij er resultaat van verwachten?
03.02 Staatssecretaris Philippe De Backer: Mijnheer de voorzitter, ik ben het er volledig mee eens dat datamatching of datamining en het verbinden van databases enorm belangrijk is in de strijd tegen de sociale dumping en de sociale fraude.
Het huidig informaticasysteem laat, zoals u beschrijft, inderdaad niet toe dat de inspectiediensten statistieken geven over welke inbreuken vastgesteld zijn voor werknemers met een bepaalde nationaliteit. Enkel de nationaliteit van de werkgevers is op dit moment bekend, aan de hand van landencodes.
U kent waarschijnlijk het probleem dat vele werknemers niet dezelfde nationaliteit hebben als hun werkgever. Ik geef het voorbeeld van Luxemburg, waar 98 % van de gedetacheerden niet de Luxemburgse nationaliteit hebben maar zij worden wel gedetacheerd vanuit Luxemburg. Nog een voorbeeld, 73 % van de Sloveense gedetacheerden hebben niet de Sloveense nationaliteit. Kortom, de landencode laat dus niet altijd een exacte matching toe.
In opvolging van het vorig antwoord kan ik u wel zeggen dat wij extra budget hebben gekregen na de begrotingscontrole van eind maart 2016 om de Limosatool van extra functionaliteiten te voorzien. Het behoort nu dus tot de mogelijkheden om opnieuw een opdeling per sector toe te voegen. Dit moet natuurlijk juridisch-technisch goed worden afgedekt, met respect voor de bestaande Europese regelgeving.
03.03 Wouter Raskin (N-VA): Mijn repliek kan kort zijn, mijnheer de staatssecretaris. Wij moeten uiteraard respect hebben voor de Europese regelgeving en voor de juridische modaliteiten die meespelen. Het is niet de bedoeling om buiten de lijnen te kleuren.
Door de complexiteit van het probleem is datamatching of datamining niet zaligmakend, omdat niet alles zomaar gevonden kan worden. Anno 2016 denk ik dat er bijkomende stappen gezet moeten worden om tot betere resultaten te komen op dat vlak. Wij weten dat wij niet alles zullen ontdekken, maar wij moeten mee met de tijd, wat dat betreft, en die stappen moeten worden gezet. Ik begrijp dat in de begrotingsgesprekken daarnaar de nodige aandacht is gegaan en dat er budgetten worden vrijgemaakt. Ik zal dat dossier blijven opvolgen.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mevrouw Lanjri is net aangekomen voor het stellen van haar vraag. Wij heten haar welkom in de commissie.
- mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "sociale fraude in de elektrotechnische sector" (nr. 10191)
- de heer Wouter Raskin aan de staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "maatregelen tegen sociale dumping in de elektrotechnische sector" (nr. 10192)
- Mme Nahima Lanjri au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale, à la Protection de la vie privée et à la Mer du Nord, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "la fraude sociale dans le secteur de l'électrotechnique" (n° 10191)
- M. Wouter Raskin au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale, à la Protection de la vie privée et à la Mer du Nord, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "les mesures contre le dumping social dans le secteur de l'électrotechnique" (n° 10192)
04.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, de werkgelegenheid in de bouwsector heeft het, ondanks de groei in de sector, heel moeilijk. De voorbije jaren was er telkens een daling met 5 %. Indien daar niets tegen wordt ondernomen, zullen volgens berekeningen van de sector tegen 2019 nog eens 26 000 banen verloren gaan.
In de elektrotechnische sector duiken dezelfde problemen op als in de bouwsector. De sector die een weliswaar beperktere sector is, wijst erop dat heel wat banen verloren zouden gaan, namelijk 500 banen op jaarbasis.
De oorzaken daarvoor zijn divers, maar lopen ook deels parallel met de oorzaken die wij ook in de bouwsector en in andere sectoren zien: schijnzelfstandigheid uit andere landen alsook lagere loonkosten bij mensen die worden gedetacheerd en al dan niet hun sociale zekerheid in het land van herkomst betalen. Dat laatste is door een gebrekkige samenwerking met de landen van herkomst nog altijd heel moeilijk te controleren. Ook sociale dumping en illegale praktijken zijn een oorzaak.
De bouwsector maakt gebruik van een ConstruBadge, wat een heel nuttig instrument is. De badge wordt op alle bouwwerven verplicht gedragen.
De elektrotechnische sector zou graag een gelijkaardig systeem ontwikkelen. Echter, een aantal technische moeilijkheden weerhouden de sector daarvan. Ik geef een voorbeeld. Op een Dimona-aangifte wordt geen aparte code voor de elektrotechnische sector gebruikt, waardoor er een aanzienlijke vertraging bij de doorstroming van de tewerkstellingsgegevens is.
Ik kreeg dan ook graag een antwoord op de hiernavolgende vragen.
Hoe staat u in uw hoedanigheid van kersverse staatssecretaris – ik wil u eerst en vooral natuurlijk feliciteren met uw aanstelling – tegenover een eventuele invoering van een dergelijke badge die de elektrotechnische sector op een gelijkaardige manier als de bouwsector wil invoeren?
Bent u bereid op het vlak van de informatica met betrekking tot Dimona de nodige technische aanpassingen te doen?
Welke andere acties zou u nog willen ondernemen zodat ook in de elektrotechnische sector de gevolgen van sociale fraude en sociale dumping worden aangepakt waardoor minder of hopelijk geen jobs verloren gaan?
Ik zou ook willen aandringen op een rondetafel voor de elektrotechnische sector zoals wij die ook voor andere sectoren hebben gehad, met positieve resultaten.
Kan ook voor de elektrotechnische sector een rondetafel worden georganiseerd zodat samen met de sector – werkgevers, werknemers en vakbonden – voorstellen kunnen worden ontwikkeld om het banenverlies in de sector tegen te gaan?
04.02 Wouter Raskin (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik sluit mij aan bij de vraag van mevrouw Lanjri en zal het kader niet opnieuw schetsen, maar ga onmiddellijk over tot de concrete vragen.
Uw voorganger gaf aan dat er overleg zou zijn geweest met die sector. Zijn daar interessante conclusies die u ons kunt meedelen?
Tijdens dat overleg zou uw voorganger hebben aangekondigd dat er tegen eind april een concreet actieplan voor de sector uitgewerkt zou zijn. Wat is de stand van zaken van dat plan? Komt er binnenkort iets? Wat mogen wij verwachten? Wat zijn dan de concrete maatregelen voor de sector?
Eind 2015 kwam de koepelorganisatie Volta alvast zelf met een toekomstplan naar buiten. Dat bevat een aantal maatregelen om de oneerlijke concurrentie van buitenlandse bedrijven tegen te gaan. De meeste maatregelen zijn ook terug te vinden in het plan voor eerlijke concurrentie in de bouwsector, maar er zijn ook een aantal punten die specifiek zijn voor de elektrotechnische sector.
Een van de punten is de vraag van het Fonds voor Bestaanszekerheid om toegang te krijgen tot de databanken Dimona en Limosa.
Ik ben benieuwd hoe u daartegenover staat.
04.03 Staatssecretaris Philippe De Backer: Mijnheer de voorzitter, collega's, er hebben al verschillende ontmoetingen plaatsgevonden tussen de sector en mijn kabinet.
In de strijd tegen sociale concurrentie en sociale dumping heeft de sector een toekomstplan uitgewerkt, waarnaar u allebei verwijst. Dat heeft heel wat raakvlakken met het plan voor eerlijke concurrentie in de bouwsector.
Er wordt daarin een aantal sectorspecifieke actiepunten opgelijst. Twee weken geleden hebben wij een minirondetafel opgestart. Die heeft al een eerste keer plaatsgevonden tussen de sociale partners om op basis van die tekst te bekijken hoe wij een plan voor eerlijke concurrentie voor de elektrotechnische sector kunnen opstarten en vormgeven.
De elementen die u vernoemt, worden daarin meegenomen. Het is de bedoeling om de tekst te finaliseren vlak na het zomerreces, dus in september of oktober.
Wat het visueel identificatiemiddel betreft, wordt de invoering ervan niet alleen gevraagd voor de bouw- en de elektrotechnische sector. Ik kan u meedelen dat het actiepunt is opgenomen in het Plan Eerlijke Concurrentie in de bouwsector.
Mijn voorganger heeft hieromtrent recent nog een stand van zaken opgevraagd bij collega Peeters die als minister van Werk bevoegd is voor de uitwerking van deze maatregel.
Wij steunen ook de vraag van de sector om het Fonds voor Bestaanszekerheid toegang te verlenen tot de Dimona- en Limosadatabanken. Op dit moment wordt door de RSZ onderzocht hoe wij dat kunnen implementeren.
04.04 Nahima Lanjri (CD&V): Wordt dat technisch probleem aangepakt om die badge in te voeren?
04.05 Staatssecretaris Philippe De Backer: Dat zijn we allemaal aan het bespreken. Dat is een van de discussiepunten die op tafel liggen en die in de komende weken moeten worden aangepakt.
04.06 Nahima Lanjri (CD&V): Dank u voor het antwoord. We hopen natuurlijk dat er uit dat actieplan goede maatregelen komen en dat er in overleg met de bevoegde minister, Kris Peeters in dit geval, ook gewerkt wordt aan het oplossen van de technische problemen zodat zij ook zo’n ConstruBadge kunnen invoeren, hoewel die dan misschien een andere naam zal hebben. Maar goed, het gaat om hetzelfde middel.
04.07 Wouter Raskin (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik sluit mij aan bij mijn collega. Ik kijk uit naar het afgewerkte rapport na het zomerreces.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Wouter Raskin aan de staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "het Europees platform tegen zwartwerk" (nr. 10193)
05 Question de M. Wouter Raskin au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale, à la Protection de la vie privée et à la Mer du Nord, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "la plateforme européenne de lutte contre le travail non déclaré" (n° 10193)
05.01 Wouter Raskin (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, tijdens een interview in het programma De zevende dag, begin dit jaar, liet de Europese commissaris voor Werk en Sociale Zaken verstaan dat het Europees platform tegen zwartwerk in mei operationeel zal worden. Dat is een goede zaak. Verschillende sectoren dringen hier al geruime tijd op aan.
Het platform moet de inspectiediensten van de verschillende Europese lidstaten samenbrengen om gegevens uit te wisselen en nagaan hoe de controles op het terrein kunnen worden verbeterd.
Wat is de precieze stand van zaken van het Europees platform? In hoeverre en op welke manier is ons land bij dit platform betrokken? Zullen alle Europese lidstaten verplicht worden om aan te sluiten bij dit platform? Zo nee, hebt u er zicht op welke lidstaten zich liever niet aansluiten?
05.02 Staatssecretaris Philippe De Backer: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Raskin, u weet dat het besluit van het Europees Parlement en van de Raad van 9 maart tot de oprichting van zo’n platform strekt. Het besluit met betrekking tot de intensivering van de samenwerking bij de aanpak van zwartwerk werd op 11 maart 2016 gepubliceerd.
Het is de bedoeling van de Europese Commissie om een platform op te starten op 27 mei 2016. De bedoeling is dat elke lidstaat een hogere vertegenwoordiger en een vervanger aanduidt. Alle lidstaten zullen dus verplicht worden om iemand af te vaardigen voor de plenaire vergaderingen. Het is natuurlijk aan elke lidstaat apart om te bepalen wat de betrokkenheid en de input zal zijn die hij op plenair niveau wenst te geven, op het moment dat het platform van start gaat.
Voor ons land werd de heer Aseglio, directeur van de SIOD en directeur–generaal van de directie Toezicht op de Sociale Wetten als afgevaardigde aangeduid en de heer Heirman als zijn vervanger. De heer Heirman is de gewezen directeur van de SIOD en directeur-generaal van de Sociale Inspectie.
05.03 Wouter Raskin (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik noteer dat men binnenkort van start gaat, dat onze vertegenwoordigers zijn aangeduid en dat alle lidstaten verplicht worden om mee te doen. Ik hoop dat dit nieuw vehikel resultaten oplevert en geen veredelde praatbarak wordt. Ik zal optimist zijn en de zaken samen met u opvolgen.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Brecht Vermeulen aan de staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "domiciliefraude en informatiedeling door en met andere overheidsdiensten" (nr. 10396)
06 Question de M. Brecht Vermeulen au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale, à la Protection de la vie privée et à la Mer du Nord, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "la fraude au domicile et le partage d'informations par et entre les services publics" (n° 10396)
06.01 Brecht Vermeulen (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik wil u in de eerste plaats feliciteren met uw intrede in de regering. Ik hoop dat wij in de toekomst goed kunnen samenwerken.
Mijnheer de staatssecretaris, ik kaart een thema aan waar ik vroeger mee te maken had als directeur van een sociale huisvestingsmaatschappij. Ik kijk tevens naar een andere voorzitter van een sociale huisvestingsmaatschappij. Wij ervaarden toen veel problemen met domiciliefraude, want er was een gebrek aan samenwerking inzake gegevensuitwisseling en de opvolging van dossiers.
De strijd
tegen domiciliefraude is een actiepunt van de regering. Uw voorganger kondigde
al aan dat er gebruik zou worden gemaakt van datamatching- en
dataminingtechnieken, bijvoorbeeld met betrekking tot de informatie van het
gas-, water en elektriciteitsverbruik. De bedoeling is om na te gaan hoe een te
hoge werkloosheids-, ziekte- of invaliditeitsuitkering kan worden vermeden,
onder andere wanneer twee volwassenen op een apart adres gedomicilieerd zijn,
terwijl zij in werkelijkheid samenwonen op één adres.
Er zijn
nog andere misbruiken van domiciliefraude, waarbij men onterecht gebruikmaakt
van overheidsinvesteringen. Ik herinner mij de vele advertenties in De Streekkrant
waar letterlijk kamers werden aangeboden voor het vestigen van een
domicilieadres. Ook nu kan men in De Koopjeskrant nog zulke zaken
vinden. In februari 2011 was er trouwens een ophefmakende reportage van Koppen
over domiciliefraude, specifiek met betrekking tot sommige zoekertjessites die
aparte rubrieken hebben voor de handel in valse domicilieadressen.
Een van de
grootste problemen bestond er toen al in dat vaststellingen van domiciliefraude
door de RVA, het OCMW, het RIZIV of een sociale huisvestingsmaatschappij niet
met elkaar konden of mochten worden gedeeld, omwille van de bescherming van de
persoonlijke levenssfeer. Dat zorgde ervoor dat een van de overheidsdiensten
wel een sanctie trof in het kader van zijn competentie, maar dat dat niet werd
meegedeeld. Door dat gebrek aan informatie werd de inbreuk niet bestraft door
een andere overheidsdienst. Dat was, voor zover ik weet, vooral het geval bij
sociale huisvestingsmaatschappijen.
Mijn
vragen zijn daarom de volgende, mijnheer de staatssecretaris.
Hoever
staat u met de uitvoering van het kader voor de bestrijding van domiciliefraude
door het gebruik van verbruiksgegevens van water, elektriciteit en gas?
Welke
verdere maatregelen zijn er nog op komst om de datamatching en
datamining efficiënt en effectief te laten gebeuren? Kunt u hiervan een timing
geven?
Op welke
wijze zouden overheidsdiensten van verschillende niveaus informatie over
vastgestelde sociale fraude met elkaar moeten kunnen delen, zodat sociale
fraude niet als een alleenstaand feit wordt behandeld, maar als een
onrechtvaardigheid tegen de ganse samenleving? Ziet u hierin ook een
samenwerking mogelijk met de sociale huisvestingsmaatschappijen of andere
overheden? Hoe wenst u daaraan gestalte te geven?
06.02 Staatssecretaris Philippe De Backer: Mijnheer Vermeulen, zoals u weet werd het wetsontwerp goedgekeurd in de plenaire vergadering van de Kamer in april 2016. De laatste voorbereidingen voor het pilootproject worden op dit moment genomen. De nodige machtigingen worden voorbereid en ingediend bij het bevoegd sectoraal comité. Het gemiddelde voor de zestien gezinstypes werd reeds berekend. Ook hebben wij afspraken gemaakt, met de bedoeling een efficiënte en veilige gegevensuitwisseling tussen de distributienetbeheerders, KSZ, RVA, FAMIFED en RIZIV mogelijk te maken, wat volgens mij wel belangrijk is. Wij plannen een eerste test uit te voeren vóór het zomerreces.
Mijn voorganger pleitte er steeds voor om het gebruik van energiegegevens te evalueren, en ik volg hem daarin. Indien nodig moet een en ander aangepast en verfijnd worden.
Als staatssecretaris bevoegd voor Privacy weet ik natuurlijk ook dat er werk moet worden gemaakt van een duidelijke wettelijke basis voor alle datamatching en datamining, ook in de sociale zekerheid. Momenteel bereiden wij daaromtrent een wetswijziging voor.
Specifiek voor de RVA kan ik al meegeven dat die instelling zeer veel anomalieën heeft vastgesteld op het vlak van domicilie en gezinssamenstelling door de koppeling tussen de eigen databanken en het Rijksregister. Ook de uitbetalingsinstellingen kunnen vandaag al, vooraleer tot betaling over te gaan, de gegevens in het Rijksregister controleren. Wij weten dat er in 2015 bijvoorbeeld al niet minder dan 27 500 onderzoeken werden gevoerd op grond van de aanwezigheid van aanwijzingen van onregelmatige aangifte van nationaliteit, adres of gezinssamenstelling van een werkloze. In 8 400 gevallen werd een onregelmatige situatie vastgesteld en dat leidde in 2015 tot de vaststelling van een bedrag van meer dan 30 miljoen euro aan onterecht uitbetaalde uitkeringen.
Tot slot, de RVA werkt ook samen met de politiediensten en bevolkingsdiensten van de gemeenten en de OCMW’s. De OCMW’s, FAMIFED en de sociale huisvestingsmaatschappijen beschikken ook vandaag reeds over de gegevens in de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid bij de RVA, waar zij het werklozendossier kunnen consulteren. Gegevens over uitsluitingen van het recht op werkloosheidsuitkeringen zijn daar ook te verkrijgen.
Inzake het gebruik van energiegegevens heb ik ook overlegd met Vlaams collega Liesbeth Homans, omdat de bevoegdheden duidelijk verdeeld zijn. Er moeten afspraken worden gemaakt.
Gelet op het relatieve succes van die aanpak, zullen wij de vraag krijgen om het gebruik ook naar andere doeleinden uit te breiden, maar wij moeten steeds zorgen voor een goede wettelijke omkadering die de regels van finaliteit en proportionaliteit respecteert.
06.03 Brecht Vermeulen (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb alleszins al zeer opvallende cijfers gehoord van anomalieën die ertoe zullen leiden dat er ongetwijfeld ook vervolgeffecten zullen zijn. De primaire effecten zijn de eerste maar de vervolgeffecten zullen minstens zo belangrijk zijn. We moeten geen heksenjacht organiseren op mensen die zich niet correct gedragen ten opzichte van de overheid en die onterecht en onrechtvaardig bedragen innen, maar het is natuurlijk niet de bedoeling dat diegenen die de regels wel correct naleven en die bedragen dus niet kunnen innen daarvan de dupe worden.
De sociale huisvestingsmaatschappijen hebben inderdaad toegang tot de kruispuntbank. Inbreuken specifiek inzake domiciliefraude zijn echter nog steeds niet gekend. Meer nog, vorig jaar was er zelfs nog een specifieke informatiesessie van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen. Daar werd getoond op welke manier men een stappenplan zou kunnen organiseren om die domiciliefraude op een efficiënte manier aan te pakken. Het probleem was dat dit hetzelfde stappenplan was dat ik al tien jaar ken en dat eigenlijk bijzonder weinig effectief is.
Ik dank u echter voor uw antwoord en we komen hier zeker op terug.
L'incident est clos.
- de heer Wouter Raskin aan de staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de Benelux-Plus aanpak van de sociale dumping in de transportsector" (nr. 10397)
- de heer David Geerts aan de staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de gezamenlijke Benelux-aanpak in het kader van de strijd tegen de sociale dumping in het wegtransport" (nr. 11275)
- M. Wouter Raskin au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale, à la Protection de la vie privée et à la Mer du Nord, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "la lutte menée au niveau du Benelux Plus contre le dumping social dans le secteur des transports" (n° 10397)
- M. David Geerts au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale, à la Protection de la vie privée et à la Mer du Nord, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "l'approche commune du Benelux dans le cadre de la lutte contre le dumping social dans le transport routier" (n° 11275)
07.01 Wouter Raskin (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, tegen 1 januari 2019 moet het Road Package van de Europese Unie herzien worden. Dat is een mooie kans om het probleem van sociale dumping in de transportsector eindelijk efficiënt en krachtdadiger aan te pakken. Het lijkt mij dan ook raadzaam om samen met de Benelux-plus-landen tot een gezamenlijk standpunt te komen. Het zou goed en zinvol zijn om als een blok te wegen op onderhandelingen over het Europese transportbeleid. Dat is trouwens ook een van de doelstellingen die aangehaald worden in het plan voor eerlijke concurrentie in de transportsector.
In het bijzonder moet er op Benelux-plus-niveau gestreefd worden naar een uniforme interpretatie van Europese regels en begrippen, zoals effectieve zetel, cabotagerit en wekelijkse rust. Vandaag interpreteren de verschillende EU-lidstaten die begrippen wel eens op een andere manier. Zelfs onder de lidstaten van de Benelux-plus bestaat er niet altijd eensgezindheid. In het kader van de onderhandelingen over het Road Package is het daarom erg belangrijk een consensus te vinden.
Zult u met de Benelux-plus-landen overleg plegen om effectief tot een gezamenlijk standpunt te komen betreffende die bovengenoemde sociale thema's en begrippen?
Is er reeds een overleg gepland? Is dat reeds in de planning opgenomen? Zo niet, zult u het initiatief nemen om zo’n overleg te organiseren?
Kunt u wat meer toelichting geven over de manier van interpretatie van de Belgische inspectiediensten met betrekking tot die begrippen?
In welke mate is er een verschil in de interpretatie van de andere Benelux-plus-landen? Wat zijn de voornaamste twistpunten? Welke mogelijkheden tot consensus ziet u?
07.02 David Geerts (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, ik wil u eerst proficiat wensen met uw benoeming. Veel tijd om u in te werken, is u niet gegund met onze vragen, maar ik denk niet dat de materie u vreemd is, aangezien u in uw vorige hoedanigheid de materie ook opgevolgd hebt.
Ik wil mij graag aansluiten bij collega Raskin. Ik wil verwijzen naar de vergadering van het Benelux-parlement van 18 maart jongstleden waar er gedebatteerd werd om te komen tot een eerlijkere vorm van werk, op Benelux-vlak met eventueel uitbreiding naar Europa.
Wij hebben vooral gemerkt dat er in het grote Europa geen eensgezindheid is om sociale dumping te bestrijden, omdat de onderlinge belangen soms diametraal tegenover mekaar staan. Ik meen dan ook dat het goed is dat de Benelux op zoek is naar partners voor samenwerkingsverbanden. Ik denk dan aan de Baltische staten en een aantal grensregio’s zoals Noordrijn-Westfalen of Nord-Pas-de-Calais. Men kan misschien komen tot een gezamenlijk standpunt inzake de aanpak van sociale dumping in het wegtransport, maar ook in andere sectoren zoals bouw, gezondheidszorg en uitzendarbeid.
Omdat de Europese regelgeving vaak voor interpretatie vatbaar is, is het volgens mij goed dat de interpretatie wordt geüniformiseerd. Wij hebben in deze legislatuur ter zake zes wetsvoorstellen ingediend. Ik meen dat er op 18 mei een hoorzitting plaatsvindt in de commissie voor de Infrastructuur inzake transport. Ik heb uw voorganger, de heer Tommelein, steeds uitgenodigd en hem gevraagd om op zijn minst een vertegenwoordiger van zijn kabinet te sturen. Ik meen immers dat de bevoegdheden op dat vlak overlappen. Bij deze herhaal ik de uitnodiging aan u voor die hoorzitting. Ik zal het secretariaat vragen u op de hoogte te houden.
Welke stappen zullen worden gezet en welke rol kan België spelen in Benelux-verband om de strijd tegen sociale dumping in Benelux en Europa op te voeren?
Zal België in Benelux-verband de druk opvoeren om te komen tot een gezamenlijke, duidelijke en strikt interpreteerbare definitie te komen van cabotagerit, postbusfirma’s, en rij- en rusttijden? Ik verwijs daarvoor naar de interpretatie die ik in Finland heb gehoord. Die was voor mij toen nieuw, maar misschien biedt ze wel een zekere marge.
Tot slot, waar zitten volgens u de knelpunten om tot een gezamenlijke, striktere definitie te komen van cabotageritten, postbusfirma’s en rij- en rusttijden?
07.03 Staatssecretaris Philippe De Backer: Ik dank u voor de vragen.
Toen het Road Package werd voorgesteld, heb ik in mijn vorige hoedanigheid een lang onderhoud gehad met commissaris Bulc en het hoofd van DG Move, de heer Hololei, over dat belangrijke pakket, dat echt uitvoering en opvolging verdient. In mijn nieuwe functie plan ik overleg met de buurlanden. In juni ga ik naar Berlijn en in de komende weken naar Parijs om de eerste contacten te leggen met de Benelux-plus-groep om effectief te pogen wegen op de Europese besluitvorming. Met 28 leden is dat niet evident, maar ik meen dat wij snel moeten handelen met de Benelux-groep.
Wat andere Benelux-landen betreft, heb ik van mijn administratie vernomen dat Nederland geïnteresseerd is in onze aanpak. Er zouden ook mogelijkheden zijn om in Luxemburg de contacten verder uit te bouwen.
Dat leidt volgens mij tot een ruimer draagvlak in andere landen voor nieuwe aanpassingen en de nieuwe Road Package. Ook de Nordic Council en de Baltic Assembly hebben een aantal aspecten overgenomen.
Ik ben het ook met uw analyse eens dat er overleg met de sociale inspectiediensten moet zijn over het opmaken van nationale guidelines over bepaalde begrippen in de transportsector. Daarover moet duidelijkheid komen. Wij zijn vandaag te vatbaar voor verschillende interpretaties. Dat leidt tot onzekerheid en tot discussies met de inspectiediensten. Zowel op arbeidsrechtelijk vlak als op het vlak van de sociale zekerheid moeten wij duidelijkheid verschaffen. Dat is ook een belangrijk punt in het plan inzake eerlijke concurrentie in de transportsector.
Ik heb zelf al een overleg gepland met de inspectiediensten van de FOD Mobiliteit, in samenspraak met de heer Bellot. De uitnodiging van de commissie voor de Infrastructuur waardeer ik dan ook echt. Ik denk immers dat er met andere collega’s moet worden samengewerkt.
Het is duidelijk dat wij eenduidig gedragen interpretaties van begrippen nodig hebben om duidelijke inspectierichtlijnen op het terrein te kunnen geven.
Het uiteindelijke doel moet zijn dat er een geheel van guidelines op sociaal vlak en op het vlak van mobiliteit komt. Die mogen elkaar niet tegenspreken, maar ze moeten elkaar net versterken en verduidelijken.
Mijn standpunt en mijn beleid zijn erop gericht dat de spelregels duidelijk zijn en ook duidelijk afdwingbaar en controleerbaar voor de inspectiediensten.
07.04 Wouter Raskin (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik zal niet in herhaling vallen. Ik verwijs naar mijn vorige repliek.
U verwoordt goede intenties en ambitieuze doelstellingen, maar ik blijf meestal op mijn honger als er afspraken in de Europese context moeten worden gemaakt. Dat is natuurlijk niet de individuele verantwoordelijkheid van een Belgische staatssecretaris. Dat weet ik ook wel. Ik wijs dus niet naar de heer Tommelein of zijn voorgangers.
Ik mag hopen dat uw contacten in Europa ons zullen helpen om eindelijk wat meer daadkracht te tonen, want wij staan allemaal achter de Europese gedachte en het project Europa, maar het draagvlak brokkelt stilaan af. Ik denk dat het aan de politiek is om dat tij te keren.
07.05 David Geerts (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor het antwoord.
Mijn bezorgdheid is al jaren dat het een verhaal van werkgevers en werknemers is. Wij zien het verlies van jobs in de sector.
Twee of drie weken geleden was ik nog op een conferentie waar ik alle verschillende partners heb gesproken. Een van de punten waaraan wij als wetgevers in het Parlement zouden moeten werken, is om de sociale dumping ook in het sociaal strafrecht te krijgen. Op die manier kan men de inspectiediensten versterken. Vandaag zijn de bestrijdingsmiddelen, zoals u terecht zegt, nogal flou. Dan moeten wij de politieke moed hebben om die interpretatie in te vullen.
Als ik wetsvoorstellen ter zake indien en ik vraag advies aan de juridische dienst van de Kamer, dan geeft men mij strikt juridisch advies in lijn met de Europese richtlijnen. Die kennen wij natuurlijk ook. De vraag is hoe men een en ander interpreteert en waar men het politiek draagvlak vindt.
Het is daarom belangrijk dat u ook naar de vergaderingen in Berlijn en Noord-Frankrijk voor de grensregio's gaat om dat te kunnen bepalen. Ik zal daarna zeker een opvolgingsvraag stellen.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Stefaan Vercamer aan de staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de registratie van vrijwilligers in geval van een witte kassa" (nr. 10479)
08 Question de M. Stefaan Vercamer au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale, à la Protection de la vie privée et à la Mer du Nord, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "l'enregistrement des bénévoles dans le cadre de l'utilisation de caisses enregistreuses antifraude" (n° 10479)
08.01 Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag heeft betrekking op de kassa bij welzijnsorganisaties die zich inzetten voor armoedebestrijding. Het gaat bijvoorbeeld om sociale restaurants waar men maaltijden aanbiedt voor een laag tarief maar die toch een omzet hebben van meer dan 25 000 euro en die dus verplicht de witte kassa moeten invoeren.
Zij werken bijna altijd met vrijwilligers. Als zij verplicht worden om permanent elke registratie van een vrijwilliger in te geven in de kassa, met de persoonlijke sleutel en het rijksregisternummer, dan moeten deze organisaties tientallen vrijwilligers zo’n sleutel bezorgen. Zij werken met een beurtrol, een half uur of een uur in de voormiddag of de namiddag.
De vraag is dus in welke mate die vrijwilligers verplicht zijn om zich te registreren als zij zich inzetten voor bijvoorbeeld een sociaal restaurant waar een geregistreerde kassa gebruikt wordt. Als dat verplicht is, hoe kunnen wij dat dan op een praktisch haalbare manier realiseren?
08.02 Staatssecretaris Philippe De Backer: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Vercamer, u weet ook dat de wetgeving over het geregistreerd kassasysteem behoort tot de bevoegdheid van collega Van Overtveldt. Misschien kunt u de vragen over de praktische toepassing van het systeem aan hem stellen.
Ik kan wel zeggen dat het fiscaal KB en de omzendbrief die bepalen wat een gebruiker is, geen uitzonderingen voorzien voor vrijwilligers. Het is dus duidelijk dat de registratie niet gebonden is aan een statuut maar aan het feit of men al dan niet met die kassa werkt. Indien een vrijwilliger handelingen wil verrichten met het kassasysteem, dan zal hij zichzelf dus dienen te identificeren met het identificatienummer van de sociale zekerheid.
Een bijkomende opmerking die ik wil maken is dat de registratie niet mag worden verward met de aanwezigheidsregistratie die nodig is voor het verkrijgen van de RSZ-doelgroepenkorting. Om aanspraak te kunnen maken op die korting moeten alle werknemers, ook degenen die niet behoren tot het paritair comité 302, ook studenten, hun aanwezigheid registreren via het kassasysteem of via het alternatieve systeem van de aanwezigheidsregistratie van de RSZ. Enkel het gelegenheidspersoneel dient geen aanwezigheidsregistratie te verrichten.
Aangezien de vrijwilligers zoals bedoeld in de wet van 2005 betreffende de rechten van de vrijwilligers niet aangegeven moeten worden in de DmfA-aangifte, meen ik dat er voor hen geen aanwezigheids- of dagregistratie moet gebeuren. De werknemers die via de kassa hun aanwezigheid registreren om te voldoen aan het fiscaal KB voldoen dus tegelijk ook aan de sociale wetgeving.
08.03 Stefaan Vercamer (CD&V): Het zijn dus eigenlijk enkel degenen die met de kassa werken die de sleutel moeten gebruiken. De anderen, die opdienen of rondlopen, moeten dus geen sleutel hebben aangezien zij niet met de kassa werken en zij moeten ook niet worden geregistreerd. Zo is het toch?
(…): Ja.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Wouter Raskin aan de staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "het zich onterecht ziek melden door luchtverkeersleiders op de luchthaven van Zaventem" (nr. 10707)
09 Question de M. Wouter Raskin au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale, à la Protection de la vie privée et à la Mer du Nord, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "les contrôleurs aériens de l'aéroport de Zaventem qui se sont portés indûment malades" (n° 10707)
09.01 Wouter Raskin (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, op 12 april legden de luchtverkeersleiders op Brussels Airport spontaan het werk neer, uit protest tegen een nieuw sociaal akkoord. Als gevolg van die staking werden heel wat vluchten geannuleerd. Nog meer vluchten werden omgeleid. De actie was een extra zware domper voor de luchthaven, amper drie weken na de moeizame heropstart na de aanslagen. Verschillende luchtverkeersleiders van de Belgische Gilde der Luchtverkeersleiders besloten – dit was opmerkelijk – om zich plots ziek te melden. Zich onterecht ziek melden, is nochtans een vorm van sociale fraude.
De grootste vakbond van het land zei alvast geen graten te zien in een “ziektestaking”: Luchtverkeersleiders hebben door de aard van hun job immers het recht om te zeggen dat zij niet kunnen werken, als zij zich daar niet geschikt voor voelen. Zij hoeven met andere woorden niet per se ziek te zijn.
Wat is uw inschatting van die stakingsactie? Ging het om sociale fraude? Welke initiatieven plant u om dat soort sociale fraude tegen te gaan? Wat is uw reactie op de uitspraak van de secretaris van ACV-Transcom in verband met de “ziektestaking”?
09.02 Staatssecretaris Philippe De Backer: Ik dank u voor uw vraag. U weet dat in deze problematiek een onderscheid gemaakt moet worden – u hebt het daarnet zelf gezegd – tussen de eerste dag en de tweede dag en/of volgende dagen afwezigheid. Bij Belgocontrol bestaat er inderdaad een regeling waarbij men een eerste dag afwezig kan blijven wanneer men zich niet fit voelt. Dat is een regeling die gemaakt is uit veiligheidsoverwegingen. Vanaf de tweede dag, wanneer men zich onterecht ziek zou melden, is het aan de huisarts en de werkgever, in kwestie Belgocontrol, die ervoor kan zorgen dat er een controlearts uitgestuurd wordt om de noodzakelijke vaststellingen te doen.
Wat uw tweede vraag betreft, de uitkeringen wegens ziekte vertegenwoordigen een aanzienlijk bedrag, meer dan 6 miljard euro. Ik meen dus dat wij de controle op de uitkeringsfraude echt moeten versterken. Mijn voorganger Bart Tommelein en collega De Block hebben daarvoor al een aantal initiatieven ontwikkeld zoals de uitbreiding van de automatische verzending van energiegegevens om ook fraude met ziekte-uitkeringen op te sporen, die in de begrotingscontrole van 2016 is opgenomen, synergieën van inspectiediensten en de centralisering van datamining tussen de RVA en het RIZIV, die op dit moment bekeken wordt in een taskforce, onder mijn voorzitterschap. Die zal deze maand nog van start gaan. Wij kunnen dus snel uit de startblokken schieten. Minister De Block heeft in het kader van de begrotingscontrole ook nog andere initiatieven genomen.
Ik heb binnenkort een overleg met minister De Block om te bekijken welke verdere initiatieven wij kunnen nemen om de fraude met ziekte-uitkeringen, zowel in het geval van kort- als langdurig ziekteverzuim beter aan te pakken en strenger te controleren.
09.03 Wouter Raskin (N-VA): Dank u, mijnheer de staatssecretaris. Het is niet mijn bedoeling een heksenjacht te creëren tegen mensen die een ziekte-uitkering krijgen. Voor alle duidelijkheid, wie onterecht aanspraak maakt op dit soort middelen moet daarop aangesproken worden, maar nogmaals, het is niet mijn bedoeling een heksenjacht te openen tegen mensen die een ziekte- of invaliditeituitkering krijgen.
Mijn vraag komt voort uit mijn verontwaardiging over de acties van de luchtverkeersleiders. Ik meen dat deze terecht door vele mensen veroordeeld werden. Wie ziek is heeft recht op ziekteverlof. Dat iemand daar misbruik van maakt en het principe fit to work te vrij interpreteert, mogen wij niet tolereren.
L'incident est clos.
- mevrouw Meryame Kitir aan de staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de uitvoering van enkele maatregelen uit het plan voor eerlijke concurrentie voor de bouw" (nr. 10811)
- mevrouw Meryame Kitir aan de staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de uitvoering van enkele maatregelen uit het plan voor eerlijke concurrentie voor de bouw" (nr. 10812)
- mevrouw Meryame Kitir aan de staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de uitvoering van enkele maatregelen uit het plan voor eerlijke concurrentie voor de bouw" (nr. 10813)
- mevrouw Meryame Kitir aan de staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de uitvoering van enkele maatregelen uit het plan voor eerlijke concurrentie voor de bouw" (nr. 10814)
- mevrouw Meryame Kitir aan de staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de uitvoering van enkele maatregelen uit het plan voor eerlijke concurrentie voor de bouw" (nr. 10815)
- mevrouw Meryame Kitir aan de staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de uitvoering van enkele maatregelen uit het plan voor eerlijke concurrentie voor de bouw" (nr. 10816)
- mevrouw Meryame Kitir aan de staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de uitvoering van enkele maatregelen uit het plan voor eerlijke concurrentie voor de bouw" (nr. 10818)
- Mme Meryame Kitir au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale, à la Protection de la vie privée et à la Mer du Nord, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "la mise en œuvre de certaines mesures issues du plan pour une concurrence loyale dans la construction" (n° 10811)
- Mme Meryame Kitir au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale, à la Protection de la vie privée et à la Mer du Nord, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "la mise en œuvre de certaines mesures issues du plan pour une concurrence loyale dans la construction" (n° 10812)
- Mme Meryame Kitir au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale, à la Protection de la vie privée et à la Mer du Nord, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "la mise en œuvre de certaines mesures issues du plan pour une concurrence loyale dans la construction" (n° 10813)
- Mme Meryame Kitir au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale, à la Protection de la vie privée et à la Mer du Nord, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "la mise en œuvre de certaines mesures issues du plan pour une concurrence loyale dans la construction" (n° 10814)
- Mme Meryame Kitir au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale, à la Protection de la vie privée et à la Mer du Nord, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "la mise en œuvre de certaines mesures issues du plan pour une concurrence loyale dans la construction" (n° 10815)
- Mme Meryame Kitir au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale, à la Protection de la vie privée et à la Mer du Nord, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "la mise en œuvre de certaines mesures issues du plan pour une concurrence loyale dans la construction" (n° 10816)
- Mme Meryame Kitir au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale, à la Protection de la vie privée et à la Mer du Nord, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "la mise en œuvre de certaines mesures issues du plan pour une concurrence loyale dans la construction" (n° 10818)
De voorzitter: Mevrouw Kitir, ik ga ervan uit dat u al uw samengevoegde vragen na mekaar stelt.
10.01 Meryame Kitir (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik heb inderdaad enkele vragen over het plan voor eerlijke concurrentie, dat in juli 2015 door de sociale partners en de regering is ondertekend.
Een van de belangrijkste vragen daarbij was het bij koninklijk besluit afdwingbaar maken van de ConstruBadge als visueel identificatiemiddel. Voorts werd gevraagd dit identificatiemiddel ook voor de betrokken sectoren buiten het paritair comité 124 afdwingbaar te maken. Over dat thema heb ik de hiernavolgende vragen.
Werd de maatregel al uitgevoerd? Wat is de stand van zaken van de uitvoering? Kan het toepassingsgebied van de maatregel ook worden verruimd naar buitenlandse werknemers waarvoor een Limosamelding werd gedaan, bijvoorbeeld door integratie van de QR-code alleen op formulier op de badge?
Ik zal al mijn vragen dus na mekaar stellen. Dat is gemakkelijker.
Een van de andere voorgestelde maatregelen was een evaluatie van het toepassingsgebied van de aanwezigheidsregistratie met het oog op meer transparantie en eenvoud. Ook hier heb ik de hiernavolgende vraag.
Hoever staat het met die maatregel? Werden de reglementaire teksten aan de werkgroep voorgelegd? Kan u een stand van zaken daarvan geven?
Een van de andere voorgestelde maatregelen was de beperking tot twee van het aantal ondernemers in de verticale keten per specialisme en dus niet horizontaal. Dat zulks mogelijk is, blijkt uit het feit dat de voormalige minister van Werk, mevrouw Milquet, die maatregel in het verleden al in de sector van de bewakingsdiensten heeft ingevoerd. Over die situatie heb ik de hiernavolgende vragen.
Hoever staat het met dat voorstel? Werden de reglementaire teksten aan de werkgroep of de wettelijke adviesorganen voorgelegd?
Een volgende maatregel was de uitwerking van een consulteerbare tool, dus een databank bij de FOD WASO over de al dan niet aanwezigheid van loonschulden, die vergelijkbaar is met de databank over het al dan niet bestaan van sociale en fiscale schulden. Ook die maatregel is belangrijk voor een optimale toepassing van de hoofdelijke-aansprakelijkheidregeling, zeker wanneer die regeling bijvoorbeeld in het kader van de omzetting van de handhavingrichtlijn bijkomend zou worden aangescherpt, door niet alleen de loonschulden na afloop van een verwittigingperiode van veertien dagen in aanmerking te nemen.
Hoever staat het daarmee? Zijn ook daarover al teksten aan de werkgroep voorgelegd?
Een volgende maatregel was de optimalisering van Limosa als fraudebestrijdingstool. Daarbij werd gevraagd dat onder andere de lokale btw-nummers voor alle in de Europese Unie gevestigde vennootschappen erin zouden worden opgenomen alsook de aanmelding van de werfadressen, de vermelding van de contactgegevens van een contactpersoon en de vermelding van het al dan niet betalen van een premie in het land van oorsprong. In het kader van onder andere de regelgeving inzake hoofdelijke aansprakelijkheid zijn dat immers relevante gegevens.
Mede daarom werd gevraagd dat ook de fondsen voor bestaanszekerheid daartoe toegang zouden hebben. Ook werd omwille van die situatie toegang voor de fiscus gevraagd.
Hoever staat het daarmee? Zijn er daarvoor al teksten voorgelegd of niet?
Een andere maatregel was de oplijsting van de sancties voor de meest voorkomende inbreuken inzake sociale dumping. Het doel was onder meer te bekijken of niet-betaalde boetes kunnen worden verrekend via een inhoudingsplicht bij de medecontractant. Hoever staat het daarmee?
Mijn laatste vraag betreft de evaluatie van de welzijnswet uit 1996, ten einde deze nog meer afdwingbaar te maken voor buitenlandse werknemers en zelfstandigen. We zien immers dat deloyale concurrentie zich niet alleen situeert op het vlak van het niet naleven van loon- en arbeidsvoorwaarden, maar ook door te concurreren inzake de veiligheid van de werknemer. Zelf hadden wij reeds een wetsvoorstel ingediend om de artikelen 25 en 29 van die wet aan te passen, ten einde een waterdichte algemene hoofdelijke aansprakelijkheidsregeling te voeren inzake veiligheid en gezondheid van de werknemers op de werf. Hoever staan we daarmee? Zijn er al teksten voorgelegd aan de werkgroep of aan de wettelijke adviesorganen?
10.02 Staatssecretaris Philippe De Backer: Ik dank u voor uw vragen, die mij in staat hebben gesteld om een stand van zaken op te maken van het actieplan eerlijke concurrentie in de bouwsector. Een aantal maatregelen is al uitgevoerd of in uitvoering. Ik som ze op.
De maatregelen die zijn uitgevoerd zijn de volgende. De drempel voor de aanwezigheidsregistratie werd verlaagd naar werven van 500 000 euro sinds 1 maart 2016. De vermelding in Limosa van het lokale btw-nummer voor de vennootschappen, gevestigd in de EU, werd uitgevoerd. In het actieplan Mensenhandel worden lokale besturen betrokken bij de strijd tegen sociale dumping, ook dat is uitgevoerd. Het meldpunt voor eerlijke concurrentie ging van start op 1 oktober 2015 en het wordt deze maand uitgebreid met de knop organisaties, wat ook wel interessant is.
Ook de tripartite lokale overlegorganen sociale dumping in de bouwsector zijn vandaag operationeel. De wettelijke basis voor een nieuwe wet inzake overheidsopdrachten werd gelegd en zal verder worden uitgewerkt in uitvoerings-KB’s. Dat gaat onder andere over de ongeoorloofde lage prijzen, de erkenning van de onderaannemers en het aantal aannemers per specialisme in de keten beperken. Voor de erkenning van onderaannemers werden bij de begrotingscontrole al middelen verkregen voor vier extra dossierbeheerders bij de FOD Economie.
Een aantal actiepunten is momenteel nog in uitvoering. Dat behelst onder andere het opstellen van een informatietabel met loonkostengegevens per uur voor de tien lidstaten die het grootste aantal gedetacheerde werknemers uitzenden naar België en de verbetering van de KBO-gegevens. Van de oplijsting van sancties voor de meest voorkomende inbreuken kan ik zeggen dat de oplijsting al werd gemaakt, maar ook dat over de mogelijkheid om het niet betalen van boetes te verrekenen via inhoudingsplicht door de medecontractant nog geen concrete afspraken zijn gemaakt.
Wel heeft de dienst van de administratieve geldboetes van de FOD WASO projecten lopen met de FOD Financiën om te komen tot een betere en een elektronische informatie-uitwisseling en een outsourcing van de inning van deze administratieve geldboetes aan de kantoren niet-fiscale invordering.
De optimalisatie van Limosa is volop in uitvoering. Zoals ik daarnet al zei, zijn er in de begrotingscontrole 2016 middelen vrijgemaakt om de nodige aanpassingen te doen, conform het actieplan Bouw.
Tot slot een aantal actiepunten die momenteel worden onderzocht door collega Peeters: meer en meer gerichte controles op de CE-markering van bouwmaterialen en de invoering van de ConstruBadge, zoals ik daarnet al heb meegegeven. Ook aangaande het personeel — het toepassingsgebied, de vrijstelling van architecten, de uitbreiding naar ploegbazen — zijn er besprekingen met de administraties aan de gang met het oog op een wettelijke aanpassing.
Ook de consulteerbare databank loonschulden behoort tot de bevoegdheid van collega Peeters. In het actieplan Bouw is opgenomen dat er een niet-publieke databank zal komen waar werkgevers kunnen controleren of één van hun onderaannemers gekend is voor loonschulden of niet.
Ik ben de mening toegedaan dat er op termijn best een app zou komen, bijvoorbeeld bij de RSZ, waarin de beschikbare gegevens over sociale schulden, fiscale schulden, loonschulden, Limosaverplichtingen allemaal worden gebundeld, zodat het veel gemakkelijker wordt om de controle te kunnen doen. Als men dan vier keer groen licht krijgt, verschijnt de boodschap dat het om een eerlijke aannemer gaat. Dat is volgens mij een zeer gemakkelijke manier om de keten van aansprakelijkheid te visualiseren en te controleren.
Een laatste punt, met de evaluatie van de welzijnswet bepaalt het actieplan Bouw dat deze maatregel door de sociale partners moet worden uitgevoerd, waarna gezamenlijk adviezen worden overgemaakt aan de minister van Werk. De sociale partners moeten ter zake nog een initiatief nemen.
Het is mij in elk geval duidelijk geworden dat het actieplan absoluut geen dode letter is gebleven, dat er al heel wat zaken zijn of zullen worden gerealiseerd. Ik meen dat wij de goede samenwerking tussen de bevoegde administraties en met de sociale partners en de spelers in het veld moeten voortzetten om de strijd tegen de sociale fraude en sociale dumping op te voeren en in de praktijk te realiseren. Dat is een gezamenlijke strijd van ons allen.
10.03 Meryame Kitir (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, het actieplan dat werd afgesloten met de sociale partners is inderdaad een goede zaak. Ik ben blij te vernemen dat er toch reeds enkele maatregelen in werking zijn getreden. Ik heb ook begrepen dat nog heel wat maatregelen ter bespreking of ter uitvoering bij uw collega, minister Peeters, liggen.
Het was een zeer brede en uitgebreide vraag, dus ik ga uw antwoord nog eens goed bestuderen en als ik eventueel nog vragen heb, zal ik hierop terugkomen.
L'incident est clos.
11 Vraag van de heer Wouter Raskin aan de staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de beschikbare tools voor controles op sociale fraude bij Belgische en buitenlandse werknemers" (nr. 10913)
11 Question de M. Wouter Raskin au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale, à la Protection de la vie privée et à la Mer du Nord, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "les outils disponibles pour les contrôles en matière de fraude sociale auprès des travailleurs belges et étrangers" (n° 10913)
11.01 Wouter Raskin (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag leent zich misschien meer tot een oplijsting in een schriftelijk antwoord, maar ik wil ze mondeling stellen om relatief snel een antwoord te krijgen. Ik ben natuurlijk ook tevreden met een kopie van uw antwoord, ook voor de collega’s bij uitbreiding. Die inschatting laat ik echter aan u.
Op de Belgische arbeidsmarkt zijn twee groepen werknemers actief: Belgen en werknemers met een buitenlandse nationaliteit. Het spreekt voor zich dat beide groepen regelmatig gecontroleerd moeten worden door de federale sociale inspectiediensten in het kader van de strijd tegen de sociale fraude.
Ik heb één concrete vraag, mijnheer de staatssecretaris. Onze sociale inspecteurs hebben een reeks tools en instrumenten ter beschikking om de controles uit te voeren. Kunt u mij vertellen welke tools niet gebruikt kunnen worden voor controles van buitenlandse werknemers, maar wel voor controles van Belgen?
11.02 Staatssecretaris Philippe De Backer: Mijnheer Raskin, u verwijst naar de verschillende databanken die de inspecteurs en inspectiediensten tot hun beschikking hebben. Alle instrumenten hebben eigenlijk een heel specifiek toepassingsgebied. Dimona bijvoorbeeld heeft uitsluitend betrekking op de melding van de Belgische arbeidsrelatie. Het zou problematisch zijn, ook in het kader van het vrij verkeer, om bijvoorbeeld verrichtingen van een Dimona door buitenlandse ondernemingen hierop toe te passen. Toch werden in andere databases specifiek instrumenten gecreëerd om een vergelijkbare doelstelling in andere structuren mee te nemen.
De aanwezigheidsregistratie geldt uiteraard voor zowel de Belgen als de niet-Belgen. De aanwezigheidsregistratie is verplicht voor iedereen die werken in onroerende staat uitvoert op bepaalde werkplaatsen. Dat is dus een heel duidelijke verplichting.
Een aantal toepassingen is ook gebundeld, het zogenaamde Genesisplatform. Hierdoor worden verschillende instrumenten van inspecteurs toegankelijk gemaakt voor verschillende inspectiediensten. Ook Dolcis is daarbij gekomen, een toepassing gebaseerd op selfservice.
Er zijn vandaag dus al heel wat zaken opgelijst. Ik kan u het antwoord straks ook schriftelijk geven. De inspecteurs beschikken vandaag over instrumenten die controles van zowel Belgen als niet-Belgen mogelijk maken.
11.03 Wouter Raskin (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik zal het lijstje in alle rust overlopen.
L'incident est clos.
12 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de nieuwe aanpak van sociale fraude" (nr. 11002)
12 Question de Mme Nahima Lanjri au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale, à la Protection de la vie privée et à la Mer du Nord, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "le nouveau plan de lutte contre la fraude sociale" (n° 11002)
12.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, tot onze tevredenheid hebben wij vastgesteld dat bij de begrotingscontrole door uw voorganger bijkomende middelen gevraagd zijn voor de inspectiediensten. In het verleden hebben wij daar zelf al meerdere keren op aangedrongen. Uw voorganger had ook beloofd om daar effectief meer middelen voor te vragen.
Wij vernemen nu – dat is goed nieuws – dat er tegen 1 juli honderd nieuwe inspecteurs bij de inspectiediensten aan de slag zouden moeten zijn. Dat zou dit jaar moeten resulteren in het terugvloeien van 25 miljoen euro bijkomende inkomsten bovenop de 100 miljoen euro die al voorzien was als opbrengsten uit de aanpak van sociale fraude.
Mijnheer de staatssecretaris, daarover wil ik u de volgende vragen stellen.
Hoe staat het ondertussen met die aanwervingsprocedure? 1 juli komt er namelijk snel aan. Zal die timing gehaald worden en zullen die honderd inspecteurs vanaf dan effectief aan het werk zijn? Is dat praktisch haalbaar?
Wij vernemen ook dat een eerste inbreuk voortaan niet onmiddellijk zou leiden tot een boete. De betrokkene krijgt zes maanden de tijd om zich te regulariseren. Na zes maanden zal er opnieuw gecontroleerd worden om vast te stellen of de inbreuk ondertussen hersteld werd of in orde gebracht werd. Geldt dat voor alle soorten van inbreuken? Ik zou er nog mee kunnen leven als u zegt dat het voor lichte inbreuken geldt, bijvoorbeeld ergens een vergeten pictogram. Geldt dat ook voor zware inbreuken, zoals zwartwerk of ernstige veiligheidsproblemen? Acht u de kans niet groot dat mensen en bedrijven in de sector daarop zullen inspelen? De kans op controle – dat kan berekend worden – is heel laag. Zelfs met honderd inspecteurs extra, is de pakkans laag, want die inspecteurs kunnen onmogelijk overal alle zaken controleren. Naast de geringe mogelijkheid tot controle, wordt er sowieso geen boete opgelegd omdat de betrokkene eerste de kans krijgt om de inbreuk in orde te brengen. Leidt dat niet tot het idee dat het niet zo erg is om niet in orde te zijn? De mensen en bedrijven wachten misschien totdat ze controle krijgen, want mogelijk komt er nooit een controle of valt de eerste controle pas na vijf jaar, en na die controle is er nog zes maanden tijd om de zaken in orde te brengen.
Kortom, ik vind dat dit een pervers effect kan hebben, als dat het geval zou zijn, zeker mocht dit het geval zijn voor alle soorten fraude.
Mocht u toch vasthouden aan de overgangsperiode van zes maanden, hoe wil u dan aan 25 miljoen euro extra komen? De bijkomende inspecteurs komen er pas op 1 juli. Als u daar 6 maanden bijrekent, zult u die 25 miljoen euro extra toch niet halen, tenzij u al begonnen bent met verwittigingen over de afgelopen periode?
12.02 Staatssecretaris Philippe De Backer: Wij weten allemaal dat de strijd tegen de sociale fraude heel breed gevoerd moet worden. Er is niet alleen de aanwerving van de bijkomende inspecteurs en de verhoging van de pakkans, maar er is ook de verbetering van de technologische middelen waarmee wij op zoek gaan naar fraude.
Ik vind het ook belangrijk dat er preventief gewerkt wordt. De afgelopen maanden en jaren is er een beleid gevoerd om te proberen de flexibiliteit te vergroten en de loonkosten te verlagen. Dat is een heel belangrijk aspect dat in rekening gebracht moet worden.
Mijn voorganger heeft dit beleid opgestart en ik ben van plan het door te zetten. Het is heel duidelijk dat wij met deze regering een signaal willen geven dat er naast de nodige besparingen op het overheidsapparaat ook investeringen plaatsvinden in sectoren die wij belangrijk vinden om onder meer sociale fraude tegen te gaan, op te sporen en aan te pakken.
Mijn voorganger heeft samen met collega Peeters en collega Borsu het initiatief genomen het plan inzake sociale dumping en sociale fraude in de begrotingsonderhandelingen te brengen. Daar hebben wij 96 extra inspecteurs kunnen bekomen, 10 % meer dan wij vandaag hebben. Ik meen dat wij hiermee tegemoetkomen aan de vraag van de sociale partners.
Dit betekent niet dat die 25 miljoen euro extra alleen van die inspecteurs zal komen. Wij hebben andere assen ontwikkeld in onze strijd tegen de sociale en de fiscale fraude om dit bedrag te kunnen realiseren. Er is een reorganisatie van de Sociale Inlichting- en Opsporingsdiensten, en er is de aanwerving van de extra inspecteurs. Er is de strijd tegen te schijnstatuten, en de verhoging van de administratieve boetes ingeval van fraude. Er is ook een as gericht op de uitvoering van de plannen die net besproken zijn, inzake de bouw- en transportsectoren. Wij willen daar via de opvolging van het Meldpunt Sociale Fraude sterk op inzetten, en de organisatie van de sociale flitscontroles versterken.
De aanwerving van inspecteurs vraagt natuurlijk tijd. Wij gaan initieel kijken hoe wij iets kunnen doen via de wervingsreserve, zodat wij dat proces kunnen versnellen. Langs de andere kant valt natuurlijk niet uit te sluiten dat wij iets extra moeten doen waardoor wij wat vertraging zullen oplopen. Wij proberen echter zo snel mogelijk van start te gaan.
Dan kom ik aan uw vraag over de inbreuken. Het is heel duidelijk dat het bij de administratieve geldboetes gaat om kleine vergetelheden. Het gaat nooit over zware inbreuken van niveau 4. Dat kunnen wij niet door de vingers zien, dat is duidelijk.
Wij gaan met die verplichte regularisatie ook een hercontrole doen binnen de zes maanden. Wij gaan ervan uit dat deze maatregel in elk geval niet alleen budgetneutraal is maar ook op het terrein positieve effecten zal hebben en voor een stuk bijna opvoedkundig te werk zal gaan. Daarna zal ook echt wel duidelijk blijken dat de mensen aan de standaarden die wij van hen verwachten, kunnen voldoen. Bovendien kunnen wij de boetes ook verhogen in het stelsel van de zelfstandigen. Daardoor kunnen die ook beter ingevorderd worden.
Wij proberen effectief om bonafide werkgevers meer structuur en begeleiding te geven over wat ze juist moeten doen, over hoe zij met die zaken moeten omgaan, maar wij proberen tegelijkertijd om de echte malafide werkgevers eruit te halen en om de komende maanden die strijd echt op te voeren.
12.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, wij hebben zelf ook aangedrongen op meer inspecteurs en ik hoop dat u er echt werk van zult maken om die zo snel mogelijk aan te werven. Misschien is 1 juli niet helemaal realistisch, maar ik hoop toch wel dat er veel mensen kunnen worden aangeworven.
In verband met die 25 miljoen euro, wij zullen dat op het einde van het jaar eens bekijken. U zegt dat het breder gaat dan alleen die inspecteurs. Ik hoop dat u dat kunt halen en dat het niet alleen een cijfermatig gegeven is om het gat in de begroting te dichten. Ik hoop samen met u dat het wel iets zal opleveren.
U spreekt over kleine overtredingen, bestaat er een lijst van welke overtredingen worden bekeken en welke niet?
12.04 Staatssecretaris Philippe De Backer: Er komt normaliter een omzendbrief en ik zal de eerste gedachten op dat vlak met u delen. Het gaat echt over kleine vergetelheden en kleine fouten. Het gaat niet over zware inbreuken.
12.05 Nahima Lanjri (CD&V): Het mag voor zware inbreuken echt niet de bedoeling zijn om mensen bij wijze van spreken een vrijgeleide te geven, om te zeggen dat ze maar moeten doen en dat u pas iets zult doen wanneer ze gevat worden. Want dan kan men evengoed in het verkeer zeggen dat men bij rijden door het rood licht gewoon een verwittiging krijgt en dat pas bij een volgende overtreding beboet wordt. Dat is uiteraard niet de bedoeling.
12.06 Staatssecretaris Philippe De Backer: We passen ook de wet niet aan, alles blijft op dat vlak hetzelfde.
12.07 Nahima Lanjri (CD&V): Goed, ik zal dat samen met u blijven volgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 11193 van de heer Janssens wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 11200 van de heer Delizée wordt uitgesteld. Mevrouw Caprasse is niet aanwezig om haar vraag nummer 11225 te stellen. Vraag nr. 11269 van mevrouw Willaert wordt uitgesteld.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.41 uur.
La réunion publique de commission est levée à 11.41 heures.