Commissie
voor de Sociale Zaken |
Commission des Affaires sociales |
van Woensdag 20 april 2016 Voormiddag ______ |
du Mercredi 20 avril 2016 Matin ______ |
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 11.38 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Vincent Van Quickenborne.
Le développement des questions et interpellations commence à 11.38 heures. La réunion est présidée par M. Vincent Van Quickenborne.
- M. Frédéric Daerden au ministre des Pensions sur "la pension minimum après 20 ans de travail effectif" (n° 9379)
- Mme Catherine Fonck au ministre des Pensions sur "la réforme des pensions" (n° 9553)
- M. Wouter De Vriendt au ministre des Pensions sur "la pension minimale" (n° 9876)
- Mme Sonja Becq au ministre des Pensions sur "les adaptations prévisibles des conditions pour l'octroi de la pension minimale" (n° 10684)
- M. Raoul Hedebouw au ministre des Pensions sur "la pension minimale après 20 ans de carrière" (n° 10767)
- M. Raoul Hedebouw au ministre des Pensions sur "la pension minimale après 20 ans de carrière" (n° 10840)
- de heer Frédéric Daerden aan de minister van Pensioenen over "het minimumpensioen voor wie 20 jaar effectief gewerkt heeft" (nr. 9379)
- mevrouw Catherine Fonck aan de minister van Pensioenen over "de pensioenhervorming" (nr. 9553)
- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Pensioenen over "het minimumpensioen" (nr. 9876)
- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Pensioenen over "de te verwachten aanpassingen aan de criteria voor het minimumpensioen" (nr. 10684)
- de heer Raoul Hedebouw aan de minister van Pensioenen over "het minimumpensioen na 20 jaar" (nr. 10767)
- de heer Raoul Hedebouw aan de minister van Pensioenen over "het minimumpensioen na 20 jaar" (nr. 10840)
01.01 Frédéric Daerden (PS): Monsieur
le président, monsieur le ministre, fin janvier, j’avais attiré votre attention
sur le caractère discriminatoire de votre mesure dite de correction sociale. En
effet, une carrière de 45 ans effective était requise. Nous avions eu un
échange sur ce thème, en lien avec la compensation pour l’augmentation des
accises et de la TVA. Récemment, vous avez déclaré vouloir faire acter, pour
2018, une pension minimum pour tous après 20 ans de travail effectif, contre 30
ans aujourd’hui.
Actuellement,
pour bénéficier de la pension minimale, il faut pouvoir prouver une carrière de
30 ans minimum, mais au sens large, c’est-à-dire sans distinction entre jours
effectivement prestés et périodes assimilées, telles que congés de maladie,
chômage, crédit-temps etc. Dans votre réforme, si j'ai bien compris, vous
plaidez pour redescendre la barre à 20 années de travail effectif. Passer de 30
à 20 est a priori un élément intéressant, car c'est une ouverture de droit plus
rapide; cependant, le travail doit avoir été effectif.
À ce sujet,
monsieur le ministre, voici mes questions.
Vous annoncez
cela comme acquis. Y a-t-il eu consultation avec les partenaires sociaux? À
quel stade allez-vous inclure les partenaires sociaux dans ce projet de
réforme? Cela a peut-être déjà été fait. Quel est leur avis?
Par ailleurs, vous voulez, comme vous l'avez dit à plusieurs reprises, renforcer le travail effectivement presté - pour ne pas dire vous y référer exclusivement. Mais les personnes au chômage, qui travaillent à temps partiel ou qui sont prépensionnées, ne le sont pas toujours de manière volontaire. Négliger ces périodes d'inactivité me paraît totalement antisocial. De plus, ces personnes sont généralement les plus précarisées.
Dans vos différentes facettes de réforme, avez-vous la volonté d'exclure les périodes assimilées dans le calcul des années de travail? Peut-être avez-vous une vision nuancée, avec des mesures compensatoires?
Après 20 ans de travail effectif, quel montant de pension minimum un travailleur pourra-t-il espérer? Certains annoncent un montant d'environ 500 euros par mois. Pouvez-vous me confirmer ce montant?
01.02 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de minister, mijn vraag gaat ook over de 20 effectief gewerkte jaren
die zouden worden meegenomen voor de berekening van het minimumpensioen.
Ik baseer mij hiervoor op wat ik in de media heb vernomen. Het zou gaan om minimaal 20 effectief gewerkte jaren. Hoe ziet u dat? Hoe duidelijk is de maatregel al uitgewerkt? Naargelang van de invulling van de woorden krijgt men immers een verschillend resultaat. Kan de beslissing al dan niet een probleem van armoede creëren?
Klopt het
dat u plannen hebt om te sleutelen aan de voorwaarden waaraan men moet voldoen
om toegang te krijgen tot het minimumpensioen? Wat houden zij concreet in?
In
hoeverre zult u hierbij rekening houden met de retroactiviteit? Als u vandaag
beslist dat alleen nog wordt rekening gehouden met de 20 effectief gewerkte
jaren, dan kan al wie een leven van 40 gewerkte of gelijkgestelde jaren
heeft, daar geen correctie meer aan doen of een inhaaloperatie uitvoeren,
bijvoorbeeld inzake gelijkgestelde periodes van tijdskrediet of iets
dergelijks. Zult u rekening houden met de retroactiviteit?
Hoe zult u
verhinderen dat eventuele aanpassingen nadelig zijn voor vrouwen, die gemiddeld
meer gelijkgestelde periodes hebben en vaker deeltijds werken? Wordt dat
probleem onderkend en hoe wordt eraan tegemoetgekomen? Is het de bedoeling dat
de nieuwe regeling voor de berekening van het minimumpensioen op basis van
20 effectief gewerkte jaren het bestaande systeem vervangt of dat beide
regelingen naast elkaar zouden blijven bestaan, waarbij de huidige regeling
uitgefaseerd wordt? Dat is voor ons niet duidelijk.
Ik krijg
ook graag meer duidelijkheid over de consequenties omtrent de verdeling
man/vrouw tussen de pensioengerechtigden met 20 effectief gewerkte jaren.
Hoe ziet die verdeling eruit? Wat is de procentuele verhouding qua geslacht
binnen de doelgroep die het afgelopen jaar op pensioen ging en dit per statuut?
Kunt u die geven?
Wat was de verhouding 15 jaar geleden? Ik vraag naar die cijfers van het verleden om op grond daarvan te berekenen wat het effect zou zijn als de maatregel voor de berekening van het minimumpensioen enkel rekening houdt met de 20 effectieve jaren. Wat betekent dit dan voor mannen en voor vrouwen? Hebt u daar cijfergegevens over?
Wat is de huidige verhouding bij de mensen van de verschillende statuten die het afgelopen jaar met pensioen gingen en die aan de voorwaarden van het gewaarborgd minimumpensioen voldeden?
01.03 Raoul Hedebouw (PTB-GO!): Mijnheer de voorzitter, ik heb een update gedaan van enkele van mijn vragen en ik heb dan ook mijn eerste vraag ingetrokken. Ik hoef dan ook geen twee vragen te stellen aan de minister, maar slechts één.
Mijnheer de minister, enige tijd geleden lanceerde u het voorstel om het minimumpensioen al na een loopbaan van 20 jaar toe te kennen. U lanceert dit voorstel zonder de sociale gesprekspartners te raadplegen. Sinds 1999 werden de minimumpensioenen dankzij de sociale strijd en vooral dankzij de vakbonden met 21 % verhoogd. Vandaag al bestaat er een minimumpensioen voor de werknemers die een loopbaan van minstens 15 jaar hebben, op voorwaarde dat ze minimum een derde tijd gewerkt hebben. Wie voltijds werkt, moet 30 jaar gewerkt hebben om een minimumpensioen te krijgen, waarbij rekening gehouden wordt met periodes als deeltijds werk, ziekte enzovoort.
Door uw voorstel waarover we het vandaag hebben, voor een minimumpensioen na 20 jaar loopbaan maar zonder gelijkgestelde periodes, zullen veel werknemers in de steek gelaten worden, meer bepaald de vrouwen, die meer deeltijds werken, de bruggepensioneerden, de ontslagen werknemers enzovoort. Daarin zit dus precies het bedrog. U legt de periode wel vast op 20 jaar, maar door het wegvallen van die geassimileerde periodes zullen veel arbeiders en bedienden misschien net langer moeten werken.
Om dit minimumpensioen te betalen, wilt u dus het geld halen bij de zwaksten, namelijk de deeltijds werkenden, de bruggepensioneerden en de ontslagen werknemers. In een reactie noemt het ABVV dit “een systeem van communicerende vaten ten nadele van de zwaksten”.
Mijnheer de minister, hoe reageert u op die kritiek op uw voornemen om het minimumpensioen na 20 jaar toe te kennen ten koste van de zwaksten? Bent u bereid om andere financieringsbronnen te zoeken voor deze maatregelen? Wanneer en op welke manier zal dit toegepast worden op het vlak van retroactiviteit?
01.04 Daniel Bacquelaine, ministre: Monsieur le président, chers collègues, je tiens à faire une remarque préalable sur la concertation sociale. Que ce soit clair! Je n'ai pas l'intention de demander une autorisation à qui que ce soit à chaque fois que je pense à quelque chose ou que j'émets une idée. J'en ai un peu assez d'entendre, à chaque fois qu'on émet une idée dans ce pays, qu'il faudrait passer par des tas de pouvoirs intermédiaires qui vous donneraient l'occasion d'émettre une idée. Non! Ce n'est pas comme cela que ça marche. Chacun a le droit de penser et de dire. Il y a une liberté d'expression. Dans votre modèle, cela n'existe peut-être pas mais, dans le mien, cela existe. La liberté d'expression reste à mon sens importante. Il ne s'agit pas ici de décider de proposer un texte. Il n'y a pas de texte là-dessus. C'est simplement une réflexion. Heureusement, il est encore possible d'émettre des idées de temps en temps. Sinon, nous pouvons tous rentrer chez nous. Voilà le préalable que je souhaitais faire et je voudrais qu'on arrête avec cet infantilisme sur la concertation. Bien entendu, quand on a des textes précis à proposer, il faut bien entendu de la concertation sociale. J'y suis d'ailleurs particulièrement attaché.
Plusieurs d'entre vous m'interrogent sur les réformes relatives à la pension minimum. L'idée poursuit un double objectif. Il s'agit tout d'abord de prendre en compte les journées prestées dans la fonction publique dans le cadre de la pension minimum. Aujourd'hui, les 30 ans ne tiennent pas compte des parties éventuelles de pension publique. Je ne trouve pas cela normal. Je ne vois pas pourquoi, si on a travaillé quelques années dans la fonction publique, elles ne sont pas prises en compte pour calculer les 30 ans permettant d'accéder à la pension minimum. Aujourd'hui, seules les années en tant que travailleur salarié ou indépendant sont prises en compte.
Il s'agit ensuite de permettre au travailleur qui ne peut pas satisfaire à la condition des 30 ans d'accéder à la pension minimum, lorsqu'il est établi 20 ans de travail effectif. C'est une nouvelle clé. Ce n'est pas un remplacement d'accès. C'est une nouvelle clé d'accès. La réforme offre donc de nouvelles possibilités d'accéder à la pension minimum. Je tiens d'ailleurs à rectifier un certain nombre d'informations inexactes qui ont circulé à ce propos.
Par exemple, il n'est nullement question de supprimer le droit minimum annuel qui permet aux travailleurs qui peuvent justifier d'une carrière de quinze années, comptant chacune 104 jours équivalents temps plein, de bénéficier d'un calcul de leur pension plus avantageux basé sur un salaire minimum annuel de 22 916 euros, lorsque celui-ci est supérieur au salaire effectivement perçu.
Ik wens te melden dat de nieuwe voorwaarde van 20 effectief gewerkte jaren wel degelijk een meerwaarde biedt voor de werknemers. Hoewel het minimum jaarrecht momenteel inderdaad gelijk is aan 1/45ste van het minimumpensioen zal het minimumpensioen ten belope van 20/45sten voor de begunstigde voordeliger zijn dan de toekenning van het minimum jaarrecht voor 20 jaar, aangezien zijn minimumpensioen de herwaarderingen zal volgen die gebeuren in het kader van de welvaartsenveloppe, terwijl het pensioen, berekend en toegekend op basis van het minimum jaarrecht, ongewijzigd zal blijven, zelfs als het minimum jaarrecht wordt geherwaardeerd.
Le financement de cette réforme résulte non pas d'une réduction de droits de pension relatifs aux périodes assimilées mais bien de l'application d'un droit minimum journalier qui est déjà utilisé dans le cadre de la PMG temps partiel. En tout état de cause, le budget actuellement consacré aux pensions minimums ne sera pas réduit.
La pension minimum octroyée à une personne isolée pour vingt années de travail effectif sera en effet de 509,24 euros, qui correspondent à 20/45èmes du montant actuel de la pension minimum. Il convient toutefois de signaler que l'octroi d'une pension minimum signifie toujours que le montant de la pension calculé sur la base des rémunérations réelles est inférieur au montant de la pension minimum.
À l'heure actuelle, il est aussi possible qu'une personne qui a presté une carrière de vingt ans de travail effectif mais qui ne remplit pas la condition de carrière pour la pension minimum perçoive une pension inférieure à 509 euros. Grâce à l'idée que je propose, cette personne pourrait avoir droit à une pension supérieure à celle à laquelle elle peut prétendre aujourd'hui.
Mevrouw Becq, met betrekking tot de verdeling man/vrouw heeft de federale pensioendienst mij de volgende cijfers voor het jaar 2011 bezorgd. Binnen deze termijn was het voor de FDP niet mogelijk om mij meer cijfers te bezorgen.
Van de in 2011 73 840 gepensioneerden, waarvan 54,11 % mannen en 45,89 % vrouwen, werd aan 4,76 % van de mannen en 18,60 % van de vrouwen een minimumpensioen toegekend. Van de personen die in 2011 op pensioen zijn gegaan, voldoet 5,17 % van de mannen en 8,34 % van de vrouwen aan de voorgestelde loopbaanvoorwaarden van 20 gewerkte jaren.
01.05 Frédéric Daerden (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse globalement rassurante. Vous confirmez qu'il s'agit d'une idée et pas encore d'un texte. L'idée peut donc encore être façonnée, améliorée avec des suggestions venant de toutes parts. Nous ne manquerons pas, le cas échéant, d'en faire.
Par ailleurs, j'entends bien – et c'est également un élément rassurant – que c'est un régime qui viendrait en plus et non à la place. Mon inquiétude principale était que cela vienne à la place et que certaines personnes qui avaient des droits ne les perdent par ce nouveau système. Il s'agit ici d'une ouverture de droits, d'une augmentation de moyens pour certaines personnes qui, dans le régime actuel, auraient moins même si on peut considérer des moyens comme encore insuffisants.
Il me reste une question.
Si on augmente le montant de certaines petites pensions, cela pèsera globalement plus lourd budgétairement. Quel sera alors le financement? Nous aurons l'occasion d'en reparler. J'espère que cela ne sera pas au détriment d'autres mécanismes et d'autres pensions au sens large du terme.
01.06 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Als er ideeën zijn, dan is het belangrijk dat wij daarover vragen kunnen stellen. Zo kunt u ons geruststellen of voor een aantal zaken alert maken. U zegt dat het “niet ter vervanging van” is. Dat is belangrijk, want de ongerustheid had vooral daarmee te maken. Men dacht er een nieuw systeem zou komen. Ik begrijp dat het tussen de IGO en het bestaande minimumpensioen komt. Als men op grond van de 20 gewerkte jaren uitkomt op een pensioen dat lager ligt dan de IGO, dan zou men daarop kunnen terugvallen, want dan doet men een inkomensonderzoek. De vraag blijft dan hoeveel mensen daarvoor in aanmerking zullen komen en daarvan gebruik zullen maken.
De mogelijkheid om alle jaren van alle loopbaansystemen, waaronder openbaar en zelfstandig, samen te tellen, is een belangrijk element om mee te nemen, maar wij moeten vooral kijken naar het effect daarvan in concreto. Ik begrijp dat men desgevallend vanuit de pensioendiensten automatisch zou kunnen berekenen wat het gunstigste systeem is voor de betrokkene, net zoals dat vandaag voor het gezinspensioen of individueel pensioen gebeurt.
Ik hoop evenwel dat het geen voorafspiegeling is van toekomstige unieke regelingen, want als dat het geval is, dan vind ik het heel belangrijk dat wij daarover vooraf heel veel kunnen discussiëren en vooral de consequenties kunnen zien van de beslissingen die wij nemen.
01.07 Raoul Hedebouw (PTB-GO!): Monsieur le ministre, je souhaite soulever un point à propos de la concertation sociale. Il y a un réel passif. Vous nous parlez du droit d'émettre une idée et vous avez eu celle de devoir travailler jusqu'à 67 ans. Cependant, quand on aborde la procédure de la concertation sociale, le débat se résume à la façon d'appliquer cette mesure.
Il est légitime, pour ceux qui sont très attachés à la démocratie sociale comme moi, représentant du PTB-GO, de s'inquiéter: quand vous lancez une idée dans la presse, il n'y a déjà plus de discussion possible avant sa mise en application.
Je suis rassuré, un système ne remplacera pas l'autre mais je m'inquiète de votre attaque contre la pension légale. De plus en plus de gens ne bénéficieront que de la pension minimale. En suivant la philosophie du gouvernement, nous nous dirigeons vers un système de pension dont le seul but est la lutte contre la pauvreté mais, en se détachant du modèle d'une pension que l'on construit tout au long de sa carrière. Vous n'avez pas répondu à propos du financement de cette mesure supplémentaire. Je m'inquiète de ce jeu de vases communicants entre les pensions légales construites durant la carrière et la pension minimale.
En tant que démocrate et de résistant social, je surveillerai si le gouvernement persévère dans ces mesures antidémocratiques. Le cas échéant, j'envisagerai un contre-pouvoir fort pour limiter cette tendance parfois autocratique. Vous connaissez l'attachement du PTB-GO à la chaleur de la démocratie sociale. Nous resterons très attentifs dans les semaines et dans les mois à venir.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vragen nrs 9417 van mevrouw Temmerman, 9811 van de heer De Vriendt en 9457 van mevrouw Becq worden omgezet in schriftelijke vragen.
- mevrouw Karin Temmerman aan de minister van Pensioenen over "het koppelen van de maximumpensioenen aan de loonevolutie" (nr. 9469)
- de heer Frédéric Daerden aan de minister van Pensioenen over "de afschaffing van het pensioenplafond voor werknemers" (nr. 10343)
- Mme Karin Temmerman au ministre des Pensions sur "la liaison des pensions maximales à l'évolution des salaires" (n° 9469)
- M. Frédéric Daerden au ministre des Pensions sur "la suppression du plafond des pensions des salariés" (n° 10343)
02.01 Frédéric Daerden (PS): Monsieur le ministre, dans Le Vif du 18 mars, un sociologue de l'ULB a analysé votre annonce de suppression du plafond des pensions des salariés. Il rappelait qu'à côté des inégalités de revenus existaient des inégalités de conditions de vie. Ainsi, les personnes à faibles revenus sont généralement victimes de problèmes de santé. En outre, selon lui, le plafond remplit une double fonction: d'abord, éviter des dépenses en sécurité sociale trop élevées, mais aussi réduire les inégalités entre retraités. Je considère également que celles-ci doivent être aussi réduites que possible.
Monsieur le ministre, pouvez-vous nous dire qui va assumer le coût de cette revalorisation et de quelle façon elle sera mise en place? Des pistes de réflexion sont-elles déjà explorées relativement à cette mesure qui serait budgétairement neutre? Qui la payera? Ne va-t-elle pas creuser les inégalités entre les retraités, et ce au détriment de ceux qui perçoivent une pension très modeste et qui se trouvent, ainsi que l'indiquait le sociologue, en situation de précarisation?
Les pensionnés les plus pauvres affrontent déjà des soins de santé plus élevés et ont une espérance de vie plus faible. Quels mécanismes de compensation prévoyez-vous dans votre réforme à l'égard de ce groupe? Autrement dit, envisagez-vous, en parallèle et de manière encore plus significative, d'augmenter les pensions les plus basses?
02.02 Daniel Bacquelaine, ministre: Monsieur Daerden, l'objectif de cette mesure n'est pas de supprimer le plafond salarial, comme je l'ai entendu dire par des sots. Nous n'avons jamais dit cela. Il s'agit de lier l'évolution du plafond salarial à l'évolution des salaires, comme le préconise la Commission de réforme des pensions et M. Vandenbroucke.
Comme vous le savez, la loi sur le pacte des générations, que nous avons votée ensemble, prévoit une revalorisation annuelle de 1,25 % des plafonds salariaux pris en compte pour le calcul des allocations sociales. C'est prévu dans le pacte des générations. Je note que dans le cadre de la dernière enveloppe bien-être portant sur les années 2015-2016, les partenaires sociaux n'ont pas proposé cette revalorisation alors qu'elle est dans le pacte des générations, et alors que le budget correspondant a été intégré dans l'enveloppe bien-être, mais il n'a pas été utilisé pour cela.
Contrairement à ce qu'affirme un sociologue dans un article du Vif, il ne s'agit pas de supprimer le plafond. Je rappelle qu'il s'agit de 1 672 euros nets par mois, montant qui pour certains fait des pensionnés des richards. Il s'agit bien de faire en sorte que le plafond suive l'évolution salariale, je le répète.
Il faut souligner que les pensions minimales ont été, durant la même période, revalorisées dans une proportion bien supérieure au plafond salarial. C'est ainsi que la pension minimale mensuelle d'un travail salarié isolé est passée pour une carrière complète de 832 euros à 1 145 euros de 2004 à 2015, soit une progression de 37,6 %. La pension maximale mensuelle, déterminée par le plafond salarial, est passée de 1 813 euros en 2004 à 2 238 euros en 2015 (montants bruts), soit une progression de 23 %. Mon intention n'est bien entendu pas de revaloriser les plafonds salariaux au détriment des pensions minimales.
Celles-ci continueront à être augmentées dans le cadre de l'enveloppe bien-être, dotée d'un montant bien plus important par ce gouvernement que par le précédent.
J'attire votre attention sur le fait que toutes les pensions minimums ont été revalorisées de 2 % dans l'enveloppe bien-être de 2015-2016, alors que la revalorisation des pensions minimums n'avait été que de 1,25 % dans l'enveloppe bien-être 2013-2014. Ceci démontre à suffisance la volonté du gouvernement d'accorder, contrairement à ce que l'on semble dire, une priorité particulière aux pensions minimums.
Il demeure que notre régime de pensions est un régime assurantiel, qui doit garantir un certain lien entre l'effort de cotisation et le montant de la pension. Je me permets une réflexion un peu plus générale. Si l'on veut garantir un premier pilier, légal, de pension qui soit fort, il faut maintenir ce lien. Si on le fait disparaître, c'est la mort programmée du premier pilier. De temps en temps, il est important d'y réfléchir.
En ce qui
concerne le pourcentage de personnes dont le salaire dépasse le plafond
salarial, je peux vous communiquer les chiffres suivants, qui m'ont été fournis
par SIGEDIS et vous remettre le tableau couvrant la période de 1985 à 2013. Il
permet de voir l'évolution et il est intéressant. Le nombre d'hommes qui
dépassent le plafond salarial est passé de 9 % en 1985 à 15 %
en 2013. Le nombre de personnes concernées a quasiment doublé.
C'est plus
fort encore si on y ajoute les femmes, qui sont passées de 2 % en 1985 à
9 % en 2013: le chiffre a donc été multiplié par quatre. Il est d'ailleurs
intéressant de noter que la proportion hommes/femmes a beaucoup changé depuis
1985. Nous étions à 9 % d'hommes et 2 % de femmes, c'est-à-dire plus
de quatre fois plus d'hommes que de femmes, alors que maintenant, nous en
sommes à 15% d'hommes et 9 % de femmes, c'est-à-dire moins du double. Ces
chiffres montrent bien une évolution sociologique évidente.
Pour l'année 2013, sur un total de 1 931 000 hommes travaillant dans le secteur – je ne parle pas de la fonction publique –, 289 000 hommes dépassaient le plafond salarial et, pour la même année, sur un total de 1 680 000 travailleuses, 151 000 femmes dépassaient le plafond. Ce tableau montre que le pourcentage d'hommes dont le salaire dépasse le plafond salarial est quasiment stable depuis les années 90. Par contre, pour les femmes, on constate une légère évolution, même si le pourcentage des femmes reste encore en dessous de celui des hommes.
Je termine en disant que, si l'on revalorise chaque année les pensions minimales, ce que je souhaite, et que, par contre, le plafond salarial n'est pratiquement plus revalorisé, dans vingt ans, tout le monde a une pension minimum. J'ai fait le calcul. Est-ce là l'objectif? Je pense que c'est une erreur. Il faut en tenir compte et faire en sorte qu'il y ait une certaine évolution. D'ailleurs, les sages – nous en l'occurrence –, qui ont voté le pacte de solidarité entre les générations, le pensaient aussi. C'est la raison pour laquelle ce pacte prévoit une évolution du plafond salarial.
02.03 Frédéric Daerden (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour cette réponse qui permet d'abord de clarifier votre idée, en tout cas l'interprétation que l'on peut donner à votre idée.
Ce n'est pas la suppression du plafond mais une évolution de celui-ci. Il est clair que cette évolution est nécessaire dans le principe. Ce qu'il faut voir, c'est l'ampleur de cette évolution.
Un deuxième élément concerne l'évolution du plafond. Vous évoquez qu'il y a, au total, plus de 400 000 personnes concernées, si on additionne les hommes et les femmes. Cela représente un impact budgétaire non négligeable. Or vous dites que vos éléments de réforme doivent être budgétairement neutres. Qui devra donc le supporter?
Il n'y a pas de réponse concrète à ce stade mais il s'agit évidemment d'un élément auquel nous serons particulièrement attentifs.
Vous évoquez aussi le caractère assurantiel et la nécessité d'un lien avec les cotisations. Je préfère quand vous évoquez "un certain lien" parce que le premier pilier est le pilier de pension qui doit rester le plus solidaire. Il doit y avoir des mécanismes de solidarité car si le lien est direct, il n'y a plus de solidarité.
Je voudrais aussi mentionner le fait que le financement des pensions n'est pas qu'un financement sur base des cotisations. Il y a aussi une dilution de ce lien par ce financement multiple.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Vincent Van Quickenborne aan de minister van Pensioenen over "de berekening van de solidariteitsbijdrage bij de opname van het aanvullend pensioen als kapitaal" (nr. 9740)
03 Question de M. Vincent Van Quickenborne au ministre des Pensions sur "le calcul de la cotisation de solidarité lors de la saisie de la pension complémentaire en capital" (n° 9740)
03.01 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de minister, mijn vraag gaat over de fameuze solidariteitsbijdrage, die nog door Jean-Luc Dehaene zaliger werd ingevoerd, in dit specifieke geval wat minder zalig, natuurlijk. Dat is een belasting op een belasting die gepensioneerden vanaf een bepaald bedrag moeten betalen. Dat varieert van 0 tot 2 %, afhankelijk van het maandelijks brutobedrag.
Mensen die een aanvullend pensioen hebben, kunnen kiezen tussen een maandelijkse rente of een bedrag dat in een keer in de vorm van kapitaal wordt uitbetaald. Als men voor het laatste kiest, gaat men voor de berekening van de solidariteitsbijdrage van een maandelijkse fictieve rente uit. In het KB van 1997 heeft men die rente vastgesteld op basis van een interestvoet van 4,5 %.
U hebt in een ander dossier, met name de rendementsgarantie voor aanvullende pensioenen, de percentages aangepast, of de sociale partners hebben dat gedaan. Dat werd sterk verlaagd tot 3,25 % en 3,75 %.
Bent u bereid om ook in dit dossier van de solidariteitsbijdrage, die een taks op een taks is die gepensioneerden moeten betalen, de interestvoet aan de marktrente aan te passen en dus te verlagen?
Klopt het
dat men nog altijd rekening houdt met een interestvoet van 4,5 % voor de
berekening van de fictieve rente? Bent u het ermee eens dat dit leidt tot een
overschatting van het totaal maandelijks pensioenbedrag en dus tot een te hoge
solidariteitsbijdrage die mensen moeten betalen? Bent u van plan om deze
regelgeving aan te passen, zeker in het licht van de recent goedgekeurde wet
inzake de rendementsgarantie bij de aanvullende pensioenen?
03.02 Minister Daniel Bacquelaine: Om een kapitaal om te zetten in een fictieve rente moet een omzettingscoëfficiënt worden gebruikt. Het KB van 25 april 1997 tot uitvoering van artikel 68, § 2, derde lid van de wet van 30 maart 1994, houdende sociale bepalingen voorziet in een omzettingscoëfficiënt gebaseerd op een technische interestvoet van 4,75 %. Dit besluit is nog steeds van toepassing.
Wat betreft de omzettingscoëfficiënt doe ik dezelfde vaststelling als u aangaande de intrestvoet die in aanmerking genomen wordt voor de vastlegging ervan. Deze stemt niet meer overeen met de realiteit van de op dit moment van toepassing zijnde intrestvoeten. Het is overigens net om die reden dat ik in mijn algemene beleidsnota voor 2016 heb aangegeven dat ik de modaliteiten van de omzetting van het aanvullend pensioenkapitaal in rente zou herzien. De analyse is op dit moment lopend om te identificeren wat er mogelijk is, dit eveneens rekening houdend met de budgettaire impact van een dergelijke herziening.
03.03 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Ik dank de minister voor het antwoord.
Het incident is gesloten.
04 Question de M. Gautier Calomne au ministre des Pensions sur "l'inaccessibilité du service mypension.be pour les enseignants de la Fédération Wallonie-Bruxelles" (n° 9836)
04 Vraag van de heer Gautier Calomne aan de minister van Pensioenen over "de ontoegankelijkheid van mypension.be voor leerkrachten van de Franse Gemeenschap" (nr. 9836)
04.01 Gautier Calomne (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, selon la presse de ces dernières semaines, le service mypension.be ne serait malheureusement pas accessible pour les enseignants employés par la Fédération Wallonie-Bruxelles. La faute en incombe à l'administration de l'Enseignement qui n'a pas fourni les données nécessaires au système de calcul prévu par l'outil fédéral. Cette situation est regrettable car elle pénalise bon nombre de nos concitoyens qui se retrouvent ainsi privés d'un service de qualité, et ce par un défaut de prévoyance au niveau de la Fédération Wallonie-Bruxelles.
Monsieur le ministre, pouvez-vous nous indiquer si vous avez des informations éventuelles quant au calendrier prévu par l'administration de l'Enseignement de la Fédération Wallonie-Bruxelles pour terminer son travail d'encodage des données? Avez-vous eu l'occasion de sensibiliser les ministres en charge de l'Enseignement obligatoire et de l'Enseignement supérieur sur la nécessité d'aboutir à une solution dans ce dossier?
Je le répète, il n'est pas normal qu'un service de qualité mis en place au niveau fédéral ne puisse profiter aux enseignants francophones à cause d'une carence de gestion à la Fédération Wallonie-Bruxelles.
04.02 Daniel Bacquelaine, ministre: Monsieur Calomne, le 2 février dernier, j'ai adressé un courrier à la ministre de l'Enseignement de la fédération Wallonie-Bruxelles, lui rappelant l'intérêt que portent les citoyens aux informations disponibles via la plate-forme de communication en ligne mypension.be. En effet, chaque travailleur dont les données de carrière sont connues peut à la fois y consulter sa carrière mais également y obtenir la fameuse date P, c'est-à-dire la date à partir de laquelle il pourra prétendre à une pension de retraite dans chaque régime de pension dans lequel il s'est constitué des droits.
Cette information importante pour le citoyen ne peut toutefois être proposée que lorsque la carrière est connue dans la base de données et que les données sont rentrées. Cette base de données est commune aux deux institutions de pension.
Légalement, cela aurait déjà dû être le cas depuis le 1er janvier 2016, puisqu'il s'agit d'une obligation légale. L'article 143 de la loi du 29 décembre 2010 portant des dispositions diverses prévoit que les attestations électroniques contenant les données historiques de carrière de tous les travailleurs en service auprès d'un employeur du secteur public à la date du 1er janvier 2011 doivent avoir été délivrées et validées avant le 1er janvier 2016.
Complémentairement à la circulaire ministérielle du 6 juillet 2015 relative aux délais à respecter dans l'envoi des déclarations des données historiques dans le cadre de la conception de la banque de données électroniques de carrière et du dossier électronique des pensions du service public (le projet CAPELO), qui rappelait déjà à l'ordre les employeurs du secteur public, j'ai demandé par courrier en date du 2 février dernier à la ministre de l'Enseignement de la Communauté française, de bien vouloir donner des instructions afin que l'intégralité des attestations de données historiques encore manquantes pour la Fédération Wallonie-Bruxelles puisse être transmise dans les meilleurs délais.
Dans la réponse fournie le 3 mars par la ministre, il apparaît que 305 677 heures de travail sont encore nécessaires à l'encodage de la centaine de milliers d'attestations électroniques contenant les données historiques de carrière encore manquantes. Dans l'attente d'une objectivation des ressources humaines requises pour cette tâche, priorité est actuellement accordée par la Fédération Wallonie-Bruxelles à l'encodage des attestations électroniques des membres du personnel de l'Enseignement ayant introduit soit une demande de pension, soit une demande de mise en disponibilité pour convenance personnelle concernant la pension de retraite.
Par conséquent, je ne suis pas en mesure pour le moment de vous communiquer un calendrier du travail d'encodage qui doit encore être exécuté par l'administration de l'Enseignement de la Fédération Wallonie-Bruxelles.
En réponse à la question qui lui avait été posée au parlement de la Fédération Wallonie-Bruxelles sur l'absence de transmission des données d'une bonne partie des enseignants, la ministre a reconnu "une faute, une carence administrative à laquelle il convient de parer au plus pressé". Je ne désespère donc pas de recevoir prochainement un calendrier réaliste permettant de combler au plus vite ce retard qui pénalise un très grand nombre d'enseignants.
04.03 Gautier Calomne (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse complète, même si le problème persiste.
J'espère qu'un calendrier vous sera fourni rapidement. Je crois que plusieurs membres d'autres assemblées veilleront à ce que ce retard puisse être résorbé au plus vite. Chacun doit pouvoir coopérer en vue de garantir l'efficacité de ce service de qualité.
L'incident est clos.
05 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de minister van Pensioenen over "de toepassing van de gendertoets bij de hervormingen van de pensioenen" (nr. 10085)
05 Question de Mme Karin Temmerman au ministre des Pensions sur "l'application du contrôle de genre dans le cadre des réformes des pensions" (n° 10085)
05.01 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de minister, eind januari hebt u aangekondigd dat u de minimumpensioenen met 1 % wil verhogen voor alle werknemers met een volledige loopbaan. U weet dat ongeveer 90 % van de vrouwen daar niet voor in aanmerking komt omdat zij geen volledige loopbaan hebben. Twee dagen later hebt u aangekondigd dat de hoogste pensioenen vanaf 2018 omhoog gaan. Dit moet gebeuren op een budgetneutrale manier. Om de verhoging te financieren wil u snijden in de gelijkgestelde periodes. Daarop volgde nog een derde aankondiging, namelijk dat iedereen die 20 jaar effectief gewerkt heeft recht heeft op een minimumpensioen, maar dat er opnieuw wordt gesneden in de gelijkgestelde periodes.
In die drie maatregelen zijn de vrouwen telkens benadeeld. Cijfers tonen aan dat bij de gemiddelde vrouwelijke arbeider de loopbaan voor meer dan de helft is samengesteld uit gelijkgestelde periodes. Raken aan die gelijkgestelde periodes is dus raken aan de pensioenen van deze vrouwen. Die pensioenbijdragen zijn al niet hoog, ik spreek hier over de arbeiderspensioenen. De Vrouwenraad en de vakbonden hebben berekend dat het gemiddelde pensioen van een vrouwelijke werknemer nu amper 689 euro zou bedragen. De pensioenkloof tussen man en vrouw bedraagt dus meer dan 25 %.
Ik hoef u niet te herinneren aan het regeerakkoord dat stelt dat de regering zich engageert om een genderdimensie te integreren in elk beleidsdomein zodat bestaande ongelijkheden worden weggewerkt en het overheidsbeleid geen ongelijkheden tussen mannen en vrouwen creëert of versterkt. Ik citeer het regeerakkoord: “Er zal bijzondere aandacht gaan naar de verschillende situaties van vrouwen en mannen in het kader van de socio-economische hervormingen”. Tijdens de persconferentie op maandag 29 februari hebben het gemeenschappelijk vakbondsfront en vrouwenorganisaties hun vrees geuit dat u in het kader van de komende begrotingscontrole – die nu deels achter de rug is – nog een aantal belangrijke ingrepen zou voorstellen. We wachten de cijfers af en we zullen dit nog bekijken. Er zijn echter in het verleden in elk geval al een paar vrouwonvriendelijke maatregelen genomen.
Vandaar mijn vragen.
Hebt u de gendertoets toegepast bij de eerder door u geformuleerde voorstellen? Indien ja, waarom blijft men dan die vrouwonvriendelijke voorstellen doorduwen? Zal men daar alternatieven voor zoeken? Als dat niet het geval is, waarom komt u dan de belofte niet na om de genderdimensie te integreren in elk beleidsdomein zodat – volgens het regeerakkoord – het beleid van de regering geen ongelijkheden creëert of versterkt?
Tenslotte, zal u in de toekomst de gendertoets wel consequent toepassen? Zal u in die zin verder raken aan de gelijkgestelde periodes? Is het uw doel om alle gelijkgestelde periodes te doen sneuvelen? Zo nee, welke zullen zeker behouden blijven?
05.02 Minister Daniel Bacquelaine: Mijnheer de voorzitter, in tegenstelling tot wat sommigen verkeerdelijk beweren, zijn de pensioenhervormingen van deze regering gunstig voor vrouwen. De impact van de reeds aangenomen hervormingen werd geanalyseerd door het Federaal Planbureau, de Studiecommissie voor de Vergrijzing en de Nationale Bank. Al deze instellingen komen tot dezelfde conclusies. De aangenomen hervormingen zullen niet enkel een verhoging van het gemiddelde pensioenbedrag toelaten, maar ook een vermindering van het armoederisico onder de werkenden met een onvolledige loopbaan, waarbij het voor het merendeel om vrouwen gaat.
Wat de nieuwe hervormingen betreft, ontken ik met klem dat deze ongunstig zouden zijn voor vrouwen. Het is juist dat momenteel het pensioenminimum aan een groter aantal vrouwen dan mannen wordt geweigerd. Zo vervult 45 % van de vrouwen niet de loopbaanvoorwaarde van 30 jaar om van een minimumpensioen te genieten, tegenover slechts 6 % van de mannen. Deze discriminatie is echter niet nieuw en zij heeft de sociale partners nooit verhinderd herwaarderingen van het minimumpensioen voor te stellen.
Naast het feit dat de hervormingen die ik voorstel als doel hebben de link tussen de bijdrage-inspanning en het pensioenbedrag te versterken, ben ik wel degelijk van plan deze ongelijkheid weg te werken door de toegang tot het minimumpensioen te vergroten door middel van een nieuwe loopbaanvoorwaarde van 20 effectief gewerkte jaren. Deze nieuwe voorwaarde zal vrouwen, die op een bepaald moment hun loopbaan hebben moeten onderbreken, toelaten desondanks toegang te krijgen tot het minimumpensioen. De voorstellen die ik in die zin zal formuleren, zullen uiteraard aan een gendertoets worden onderworpen.
De vakbonden hebben het feit dat de herwaardering van het minimumpensioen voor de gepensioneerden met een volledige loopbaan een discriminatie ten opzichte van vrouwen zou vormen, al aan de kaak gesteld. De cijfers van de Federale Pensioendienst tonen echter integendeel aan dat die maatregel een positief effect en impact zal hebben op de vrouwen in het werknemersstelsel. De maatregel zal immers ten goede komen aan 76 000 gepensioneerden, van wie 52 000 vrouwen, zijnde 69 % van het totaal aantal begunstigden.
Het is betreurenswaardig dat het discours van de vakbonden op die manier desinformatie verspreidt, enkel en alleen met de bedoeling argumenten aan te reiken aan diegenen die er moeite mee hebben dat wij na jaren van nietsdoen hebben besloten om ons pensioensysteem te hervormen.
05.03 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de minister, u antwoordt echt niet op mijn vraag. Het gaat over de mensen die nu met pensioen gaan.
Ik ben trouwens niet de enige die zegt dat de maatregelen zeer nadelig zijn voor vrouwen. Ik heb een debat gevoerd in De Zevende Dag, waar onder meer ook de voorzitter van deze commissie aanwezig was.
De voorzitter: (…)
05.04 Karin Temmerman (sp.a): Dat was inderdaad een goed debat, mijnheer de voorzitter.
Mijnheer de minister, alle meerderheidspartijen hebben in dat debat toegegeven dat er overgangsmaatregelen zouden moeten komen voor de vrouwen die nu met pensioen gaan. Er is hen indertijd namelijk iets anders voorgesteld met de gelijkgestelde periode. Die gelijkgestelde periodes worden nu systematisch verminderd of afgeschaft of zijn onderhevig aan allerlei voorstellen. Vrouwen die indertijd thuis gebleven zijn om voor de kinderen of een ziek familielid te zorgen of die in samenspraak met hun echtgenoot beslist hebben om voor de kinderen thuis te blijven en daarna terug te gaan werken, behalen nooit meer een volledige carrière. Met uw maatregelen zullen zij nooit een volledig pensioen verkrijgen. Dat geldt zeker voor de vrouwen met een arbeidersstatuut, want voor die categorie zijn de pensioenen zeer laag.
Mijnheer de minister, het is onvoorstelbaar dat u blijft beweren dat 52 000 vrouwen …
05.05 Minister Daniel Bacquelaine: (…)
05.06 Karin Temmerman (sp.a): Mais non, c’est vrai.
Berekent u dat eens ten opzichte van alle vrouwen. Uw totaal is immers: van het aantal mensen dat in aanmerking komt, is een bepaald percentage vrouw. Ik vraag u echter te kijken naar alle vrouwen die met pensioen gaan en na te gaan hoeveel van hen van uw maatregel kunnen genieten.
Mijnheer de minister, ik heb andere cijfers. U moet weten dat bij een gewone carrière van een arbeidersvrouw meer dan 50 % uit gelijkgestelde periodes bestaat. U wil die gelijkgestelde periodes afschaffen. Men moet dan ook geen wiskundig genie zijn, om vast te stellen dat die vrouwen geen volledige loopbaan en geen volledig pensioen zullen hebben. Zoals werd uitgerekend, zullen zij ongeveer 680 euro per maand ontvangen. Dat is het gemiddelde voor de arbeidersvrouwen.
Mijnheer de minister, ik wil eraan toevoegen dat niet alleen de vakbonden daar tegenin zijn gegaan. Dat deden ook alle vrouwenorganisaties van alle gezindten. Ik weet dat de huidige regering echt iedere keer op de vakbonden een aantal aanvallen lanceert.
Non, ce n'est pas de la désinformation. Ce sont des chiffres exacts, monsieur le ministre. Il faut avoir le courage de regarder ces chiffres.
Als u zegt dat de gendertoets telkens werd toegepast, zou ik willen vragen, ook aan de voorzitter, om die gendertoets ook te krijgen voor de voorstellen die er hier geweest zijn. Deze berekeningen kunnen namelijk niet correct zijn. Nogmaals: men hoeft geen wiskundig genie te zijn om te weten dat, als er meer dan 50% gelijkgestelde periodes zijn en als die worden afgeschaft, er daardoor geen volledige loopbaan meer is. Een plus een is nog altijd twee.
Het incident is gesloten.
- M. Frédéric Daerden au ministre des Pensions sur "la rencontre avec les syndicats enseignants" (n° 10348)
- M. Raoul Hedebouw au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "la volonté du gouvernement de réduire à nouveau la pension des fonctionnaires" (n° 10520)
- M. Georges Gilkinet au ministre des Pensions sur "les conséquences de la réforme des pensions pour les enseignants" (n° 10552)
- Mme Karin Temmerman au ministre des Pensions sur "les mesures concernant les pensions des fonctionnaires" (n° 10614)
- M. Frédéric Daerden au ministre des Pensions sur "l'harmonisation de la bonification pour diplôme" (n° 10681)
- M. Raoul Hedebouw au ministre des Pensions sur "les mesures à venir concernant la pension des fonctionnaires" (n° 10759)
- M. Raoul Hedebouw au ministre des Pensions sur "la suppression de la prise en compte des années d'études dans le calcul de la pension des fonctionnaires" (n° 10766)
- M. Raoul Hedebouw au ministre des Pensions sur "l'allongement de tous les tantièmes jusqu'à 60" (n° 10769)
- M. Raoul Hedebouw au ministre des Pensions sur "la suppression de la prise en compte des années d'études dans le calcul de la pension des fonctionnaires" (n° 10841)
- M. Raoul Hedebouw au ministre des Pensions sur "le prolongement de tous les tantièmes à 60 ans" (n° 10842)
- de heer Frédéric Daerden aan de minister van Pensioenen over "de ontmoeting met de onderwijsvakbonden" (nr. 10348)
- de heer Raoul Hedebouw aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "het voornemen van de regering om opnieuw te snoeien in de pensioenen van de ambtenaren" (nr. 10520)
- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Pensioenen over "de gevolgen van de pensioenhervorming voor het onderwijzend personeel" (nr. 10552)
- mevrouw Karin Temmerman aan de minister van Pensioenen over "de maatregelen met betrekking tot de ambtenarenpensioenen" (nr. 10614)
- de heer Frédéric Daerden aan de minister van Pensioenen over "het harmoniseren van de diplomabonificatie" (nr. 10681)
- de heer Raoul Hedebouw aan de minister van Pensioenen over "de maatregelen met betrekking tot het pensioen van de ambtenaren die nog in de pijplijn zitten" (nr. 10759)
- de heer Raoul Hedebouw aan de minister van Pensioenen over "het niet meer laten meetellen van de studiejaren voor de berekening van het pensioen van ambtenaren" (nr. 10766)
- de heer Raoul Hedebouw aan de minister van Pensioenen over "de verlenging van alle tantièmes naar 60" (nr. 10769)
- de heer Raoul Hedebouw aan de minister van Pensioenen over "het niet meer laten meetellen van de studiejaren voor de berekening van het pensioen van ambtenaren" (nr. 10841)
- de heer Raoul Hedebouw aan de minister van Pensioenen over "de verlenging van alle tantièmes naar 60 jaar" (nr. 10842)
06.01 Frédéric Daerden (PS): Monsieur le président, je propose d'évoquer mes deux questions ensemble.
Monsieur le
ministre, vous avez reçu à plusieurs reprises des représentants des enseignants
et des représentants des fonctionnaires. Cela met bien en avant leurs
inquiétudes concernant leur statut. Comme vous l'avez déjà dit dans votre
déclaration en début de législature, et comme cela a été répété récemment, vous
avez la volonté d'harmoniser les régimes de pension des fonctionnaires, des
salariés et des indépendants, notamment en matière de bonification pour
diplôme, pour ce qui concerne l'actualité la plus récente.
Pourquoi pas
une harmonisation, si c'est à la hausse? Cependant ici, je crois percevoir
qu'il s'agit d'une harmonisation à la baisse. Cela aura donc un impact sur le
montant de la pension des fonctionnaires. Il est clair que cela aura un impact
sur les individus concernés, mais que cela en aura aussi un sur l'attractivité
des services publics, et ce fait est à souligner.
Vous parliez
voici quelques minutes de contre-vérités que certains auraient tendance à
véhiculer sur votre politique. Ici, on pourrait vous renvoyer la formule. En
effet, il y a quelques semaines, dans
un autre débat vous disiez: "Il n'est pas question de supprimer les
bonifications pour diplôme dans le calcul de la pension. Les personnes
concernées conserveront leurs tantièmes préférentiels jusqu'au moment où les
partenaires sociaux auront défini la liste des métiers lourds." On ne
touchera à rien avant très longtemps.
Maintenant,
vous arrivez avec ceci, dont j'ignore s'il s'agit d'une idée ou déjà d'une
décision. Si c'est une idée, elle va encore mûrir, mais j'ai le sentiment que
cette annonce est plus qu'une idée. Y a-t-il eu concertation à ce sujet avec
les partenaires sociaux?
Pouvez-vous
me confirmer que vous allez supprimer la prise en compte automatique des années
d'études pour le calcul du montant de la pension des fonctionnaires, et donc
diminuer leurs pensions? Si on ne tient plus compte de ces années dans le
calcul, cela peut avoir un impact lourd. Plusieurs chiffres ont été avancés. Il
s'agit parfois de plusieurs pour cent, voire même de plus de 10 %, ce qui
est un effet significatif. Comment justifiez-vous cette mesure au regard de vos
déclarations antérieures?
Enfin, quel serait le coût de la cotisation de régularisation permettant de conserver la valorisation des années? En cas de paiement de cette cotisation de régularisation, les fonctionnaires bénéficieront-ils du même calcul qu'aujourd'hui?
Le problème abordé par mes questions est particulièrement important à leurs yeux et aux miens. Malheureusement, devant quitter notre assemblée, je ne pourrai pas écouter votre réponse mais mon collaborateur m'en fera un rapport très fidèle.
06.02 Raoul Hedebouw (PTB-GO!): Monsieur le président, toutes mes questions ont été jointes alors que je voulais les dissocier. Je ferai une synthèse de toutes ces questions passionnantes sur des idées émises par le ministre.
Je constate que nous avons dépassé le cadre de la philosophie et que nous abordons déjà la mise en application des différentes mesures.
Mijnheer de minister, tot vorig jaar konden ambtenaren hun studieperiode laten meetellen als gewerkte jaren om met vervroegd pensioen te gaan. Wie vijf jaar had gestudeerd, had voldoende aan 36 gewerkte jaren om op 60 jaar te kunnen stoppen met werken. Werknemers moesten 41 jaar hebben gewerkt om dat te kunnen doen. De regering-Michel had beslist elk jaar minder studiemaanden te laten meetellen, zodat de zogenaamde diplomabonificatie vanaf 2030 niet meer meetelt om met vervroegd pensioen te kunnen gaan.
De regering wil dezelfde hervormingen doorvoeren voor de berekening van het pensioenbedrag van ambtenaren. Zij zullen daardoor langer moeten werken om aanspraak te kunnen maken op een volledig pensioen. Anders gezegd, als zij niet langer werken, zien zij hun pensioen dalen. Daar gaat het om. U zegt altijd dat er geen probleem is als er langer wordt gewerkt. Evenwel, als zij niet langer werken, zien zij hun pensioen echter dalen.
Op hoeveel raamt u de opbrengst van de maatregelen? Welke impact zullen zij hebben op de pensioenen van de ambtenaren? Hoe verantwoordt u de maatregelen, aangezien u in de commissie keer op keer beweerde dat er dankzij uw pensioenmaatregelen geen verlaging van de pensioenen zou komen?
Dat zijn mijn algemene vragen.
Ik heb ook nog enkele specifieke vragen.
Mijnheer de minister, de regering wil het wettelijk pensioen van de ambtenaren harmoniseren met dat van de werknemers uit de privésector. Het regeerakkoord voorzag reeds in vier maatregelen die het ambtenarenpensioen inperken: de afschaffing van de diplomabonificatie, die ik net heb vermeld, de berekening van alle ambtenarenpensioenen op basis van de tantième 1/60ste, met bepaalde uitzonderingen voor zware beroepen, het niet meer laten meetellen van de contractuele tewerkstelling voor de berekening van het ambtenarenpensioen en de berekening van het ambtenarenpensioen op basis van een langere loopbaan in plaats van de laatste 10 gewerkte jaren. De invoering van de eerste twee maatregelen werd beslist op het laatste begrotingsconclaaf en bekendgemaakt op zaterdag 9 april.
De volgende maatregelen zitten nog in de pipeline.
Bij tal van overheidsdiensten bestaat de gewoonte om ambtenaren tijdens het eerste jaar van hun loopbaan als contractueel tewerk te stellen. U weet dat, aangezien u in een gemeente werkt. Bij de benoeming nadien tot ambtenaar, ook wel statutarisering genoemd, worden de pensioenrechten die werden opgebouwd tijdens de contractuele tewerkstelling berekend volgens de regels van het ambtenarenpensioen. De afschaffing van dat systeem is opnieuw verregaand.
Het ambtenarenpensioen is beter om twee redenen, die u wel kent. Ik sla een paar algemeenheden over, waar ik niet langer over zal spreken.
Cela pour nous faire gagner un peu de temps, monsieur le ministre.
De volledige afschaffing van de gelijkstelling voor de loopbaanonderbreking betekent een daling van de pensioenrechten voor de betrokkenen met 24,65 euro bruto per maand. Sinds de regering-Di Rupo is de loopbaanonderbreking en het tijdskrediet dat niet specifiek gemotiveerd is, nog maximaal gelijkgesteld gedurende één jaar.
Mijnheer de minister, kunt u bevestigen dat het niet meer laten meetellen van de contractuele tewerkstelling, de berekening van het pensioen op een langere loopbaan en de afschaffing van de gelijkgestelde periode nog in de pijplijn zitten? Kunt u de geciteerde cijfers over de impact van deze maatregelen bevestigen en welke ramingen hebt u zelf op budgettair vlak?
Mijnheer de minister, dan heb ik een vraag over de tantièmes.
Het niet meer laten meetellen van de studiejaren voor de berekening van het ambtenarenpensioen heeft tot gevolg dat de aanneembare dienstjaren verminderen. Het pensioen van een ambtenaar wordt berekend door het aantal aanneembare dienstjaren te delen door 60, dit is het tantièmesysteem, dat u natuurlijk kent, en te vermenigvuldigen met de referentiewedde. Indien een ambtenaar bijvoorbeeld 40 aanneembare dienstjaren heeft, waarvan vier bonificatiejaren voor hogere studies, dan zal de afschaffing van de bonificatiejaren leiden tot een breuk van 36/60 in plaats van 40/60. Het pensioen wordt dan berekend door de referentiewedde te vermenigvuldigen met 60 % in plaats van 66 %.
Voor een gemiddeld ambtenarenpensioen betekent dat een vermindering van het pensioen met 106,59 euro per maand, vermits volgens het Centrum voor Sociologisch onderzoek van de KU Leuven het gemiddelde pensioen van ambtenaren gelijk is aan 1 599 euro. Voor ambtenaren met een tantième van 55, is de vermindering nog groter.
Les affiches des syndicats sont magnifiques. Je vous les montre ici. Je ne sais si vous avez eu l'occasion de les voir mais je peux vous les laisser en les attachant à la question orale. Cela peut servir pour vos archives. Il est toujours intéressant de voir ce qui circule. Je les donnerai à vos collaborateurs.
Bij de ambtenaren met een tantième van 55 is de vermindering nog hoger.
De vakbond ACOD heeft als concreet voorbeeld van Petra gegeven, die u hier op de affiche ziet. Zij is een onderwijzeres met een loopbaan van 40 jaar, waarvan 20 jaar contractueel en 20 jaar statutair. Zij valt onder barema 148. De herwaarderingscoëfficiënt voor de privésector bedraagt 0,99. Onder het huidige regime valt zij onder tantième 1/55 en geniet zij 36 maanden diplomabonificatie. Kortom, het gaat om een hele berekening, die helemaal opgenomen is in de schriftelijke voorbereiding van de vraag, die u hebt ontvangen.
Wanneer wij met eventuele vervallende barema’s rekening houden, zou het verschil tot 193 euro netto uitgroeien.
Mijnheer de minister, kunt u daarop reageren? Zijn die cijfers voor mevrouw Petra al dan niet juist? Natuurlijk verkeren heel veel personen in hetzelfde geval.
Mijnheer de minister, ik heb nog een gelijkaardige vraag.
Monsieur le ministre, je vous épargne toute l'introduction générale que j'ai déjà faite.
De studiedienst van de PVDA heeft de impact van de maatregelen berekend voor de verlenging van alle tantièmes naar 60 jaar. Ambtenaren met een tantième van 48 hebben een volledig pensioen opgebouwd na 36 dienstjaren.
Soit, 75 %, donc 36/48èmes. On est bon!
De omzetting naar een tantième van 60 betekent in voorkomend geval een verlaging van het pensioen naar 15 %.
Je trouve cela assez logique: 36/60èmes. On est à 60 %, alors qu'on venait de 75 %. En soustrayant 60 de 75, nous sommes arrivés au constat que c'était en fait 15 % de différence. Mais vous avez visiblement d'autres calculs à nous soumettre.
Monsieur le ministre, confirmez-vous, oui ou non, qu'il y a une diminution de 15 % des pensions pour une même période de travail? Ou bien, dites-vous qu'il n'en est pas question?
06.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, parmi tous ceux qui s'inquiètent de vos réformes, il y a, notamment, les enseignants dont le travail est particulier, utile et important pour l'avenir de notre pays, de nos enfants et, également, de notre économie. Ils voient d'un œil inquiet ces réformes et leur carrière s'allonger de plusieurs années sans aucune prise en compte du fait que le travail quotidien avec les jeunes peut s'avérer particulièrement lourd. Certaines distinctions doivent sans doute être faites selon les fonctions et les milieux comme, par exemple, les institutrices maternelles ou d'autres fonctions à charge physique ou psychologique plus lourde.
Ils vous ont rencontré. Mais après cette rencontre, le conclave budgétaire a eu lieu et a annoncé de nouvelles idées de remise en cause, notamment, des tantièmes ou de la prise en compte des années d'étude. Cela aura, si c'est confirmé, un impact évident sur des dizaines de milliers de personnes.
Dès lors, j'aurais voulu faire le point avec vous sur vos contacts et vos engagements à l'égard des représentants des enseignants; sur l'état d'avancement du chantier de la définition des métiers pénibles et, justement, de la pénibilité spécifique de la fonction enseignante; sur votre dialogue avec les gouvernements des Communautés. Ceci a été discuté au point spécifique lié à mypension.be, mais il me semble que cela va au-delà.
Quels engagements pouvez-vous prendre afin qu'au-delà des réformes qui touchent tout le monde, le public enseignant ne soit pas plus particulièrement atteint par vos mesures en matière de pension?
06.04 Karin Temmerman (sp.a): Er werd hier al veel gezegd over het onderwerp, ik zal proberen niet in herhaling te vallen. Ik zal vooral ingaan op de schrapping van de diplomabonificatie voor de ambtenaren.
Ik wil u er nogmaals aan herinneren dat u in 2015 nog wel hebt beloofd, na een vraag van mij, dat daaraan niet geraakt zou worden. Er zou wel geraakt worden aan het aantal jaren, maar niet aan de hoogte van het pensioen. Dat doet u nu wel.
Het zijn vooral de leerkrachten, die hiervoor de prijs zullen betalen. Dat heeft een impact op uw relatie met de Gemeenschappen. Door de beslissing zet u uw collega’s in de gemeenschapsregeringen eigenlijk met de rug tegen de muur. Met die platte besparingsmaatregel – want laten we dit toegeven, het is geen hervormings- maar een besparingsmaatregel – ondergraaft u de inspanningen die door de Gemeenschappen worden geleverd om het beroep van leerkracht opnieuw aantrekkelijk te maken.
De vakbonden reageren furieus. We weten echter al dat u absoluut geen oor heeft voor wat de vakbonden zeggen. Ik kan u echter zeggen dat ook minister Crevits, bevoegd voor onderwijs in de Vlaamse Regering, toch haar wenkbrauwen fronste en erop wees dat de beslissing haar relatie met de leerkrachten en het loopbaanpact, dat ze aan het opstellen is, doorkruist.
Na afronding van de begrotingscontrole stelde uw eerste minister dat het budget op koers blijft dankzij de combinatie met de hervormingen van de pensioenen en de arbeidsmarkt. Nochtans zouden de door u aangekondigde hervormingen ten vroegste in 2017 in werking treden. Er is dus nog tijd genoeg om het overleg te starten. Ik hoop dan ook dat u dat zult doen.
Naast de vragen die mijn collega’s al stelden, wil ik u nog de volgende vragen stellen.
Kunt u bevestigen dat de geplande maatregelen er eigenlijk toe dienen de begroting op orde te brengen, en weinig of niets te maken hebben met een hervorming? Op welke manier kunnen de maatregelen die, tenzij ik me vergis, ten vroegste ingaan in 2017, vandaag een positieve invloed hebben op de begroting? Indien ik mij vergis in verband met de datum van inwerkingtreding, kunt u dat vandaag alvast rechtzetten. Kunt u bevestigen dat de pensioenmaatregelen in 2016 nog 11 miljoen euro zouden moeten opbrengen? Zo staat het namelijk ingeschreven bij de begrotingscontrole.
Ten tweede, waarom werden de sociale partners niet eerder gehoord over uw plannen voor de hervorming van de ambtenarenpensioenen? U zegt altijd dat u het sociaal overleg heel belangrijk vindt, en niet alleen u zegt dat, maar de hele regering, maar opnieuw merken we dat men maatregelen neemt en dat het gesprek iedere keer daarna komt. Waarom gebeurde dat ook met de geschetste beslissing?
Ten derde, waarom werd er geen overleg gepleegd met de collega’s van de betrokken deelstaatregering? Is er in de toekomst enig overleg gepland?
Tenslotte, hoeveel ambtenaren dienen jaarlijks een aanvraag voor vervroegd pensioen in?
06.05 Daniel Bacquelaine, ministre: Monsieur le président, chers collègues, la question est vaste puisqu'elle comporte plusieurs sous-questions. Je dirais même que cela s'apparente à une note de politique générale.
Je vais tenter de sérier les problèmes. Pour ce qui concerne, tout d'abord, la bonification pour diplôme, je rappelle qu'actuellement, il est possible de prendre en considération les années d'études pour le calcul de la pension, ce dans les trois régimes mais de manière très différente. Les conditions varient donc d'un régime à l'autre. En effet, aujourd'hui, les fonctionnaires peuvent obtenir gratuitement cette bonification alors que les salariés et les indépendants doivent payer une cotisation de régularisation pour en bénéficier.
Zowel het regeerakkoord als mijn algemene beleidsverklaring maakt gewag van de wil van de regering om de stelsels te harmoniseren. De doelstelling is daarbij het verzekeren van een grotere billijkheid voor alle werkenden.
Ainsi, nous avons prévu une cotisation de régularisation pour l'ensemble des trois régimes, en ce compris, à l'avenir, pour les fonctionnaires qui souhaitent la prise en compte de leurs années d'études pour le calcul de leur pension. La bonification pour diplôme n'est donc pas supprimée. Le fonctionnaire pourra garder le même montant de pension mais, c'est vrai, soit en s'acquittant d'une cotisation de régularisation, soit en travaillant plus longtemps, ce qui peut constituer un autre choix s'il ne souhaite pas s'acquitter d'une cotisation de régularisation.
Le gouvernement fédéral a d'ores et déjà décidé de garantir les droits acquis, ce qui veut dire que la cotisation ne sera due que pour les années de carrière restant à effectuer. Je prends l'exemple d'un fonctionnaire qui a un diplôme de quatre ans et qui a déjà effectué les trois quarts de sa carrière. S'il souhaite bénéficier de la bonification pour diplôme pour une année en plus, il aura trois ans gratuits et pour une année en plus, il devra s'acquitter d'une cotisation de régularisation sur une seule année.
C'est un sujet qui nécessitait une réflexion importante. Il y avait deux options. Soit on appliquait purement et simplement les conclusions de la commission Vandenbroucke et on supprimait tout. Cette commission demandait en effet la suppression de toutes les bonifications pour diplôme dans les trois régimes.
06.06 Karin Temmerman (sp.a): Elle demande encore d'autres choses.
06.07 Daniel Bacquelaine, ministre: Oui, je sais mais ici je parle de la bonification pour diplôme. Soit, on trouvait un système qui harmonise les trois régimes mais en gardant le principe de la bonification. C'est l'option que nous avons prise. Ça veut dire qu'on va effectivement demander une cotisation de régularisation.
Moi, je souhaite que cette cotisation de régularisation soit accessible, c'est-à-dire qu'elle soit calculée de telle façon qu'elle ne soit pas un obstacle à la prise en compte de la bonification et que ce soit une cotisation de régularisation qui reste raisonnable. Je vous signale qu'elle sera toujours déductible des revenus taxables et qu'elle tiendra compte des droits acquis.
Conformément à l'accord de gouvernement, les modalités de cette harmonisation dont fait partie cette cotisation seront débattues au Comité national des pensions où les partenaires sociaux sont représentés, plus particulièrement au sein de la Commission spéciale du secteur public qui réunit également les représentants des Communautés, des Régions et des pouvoirs locaux.
Ik zal daaraan toevoegen dat elke maatregel inzake de pensioenen van de ambtenaren die wordt getroffen, bovendien steeds het voorwerp moet uitmaken van een overleg binnen het Comité A, waar de sociale partners en de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en Gewesten ook vertegenwoordigd zijn.
En ce qui concerne les tantièmes préférentiels, le débat sur la pénibilité est en cours au sein du Comité national des pensions. La notion des tantièmes est clairement intimement liée à celle de la pénibilité. L'objectif de ce débat est de définir des critères objectifs en matière de pénibilité, qui permettront de déterminer les fonctions pénibles. Dans un deuxième temps, il faudra encore déterminer quels seront les assouplissements relatifs aux droits de pension qui seront attachés aux fonctions pénibles. À ce stade, il est prématuré de prendre déjà position sur la pénibilité de certaines fonctions. Si je faisais cela, on me dirait que je ne respecte pas du tout la concertation sociale. Comme je suis très attaché à la concertation sociale, je ne vais pas prendre position aujourd'hui sur le sujet!
De plus, les estimations de pension doivent tenir compte des droits acquis pendant la carrière, en ce compris pour les tantièmes préférentiels. Il est évident que même si certaines fonctions devaient être considérées comme non pénibles sur la base des critères en discussion, au sein du Comité national des pensions, ces personnes ne perdraient pas leurs tantièmes pour les services qu'ils ont exécutés dans le passé. Cette suppression ne vaudrait alors que pour l'avenir. Les tantièmes préférentiels seront de toute façon maintenus jusqu'à l'entrée en vigueur des dispositions introduisant des modalités plus favorables en matière de pénibilité. Il ne s'agit pas de supprimer des tantièmes indépendamment de l'entrée en vigueur de la pénibilité.
En ce qui concerne le traitement pris en considération pour calculer le montant de la pension des fonctionnaires, le calcul de la pension continuera à être effectué sur la moyenne des traitements des dix dernières années et, pour les fonctionnaires qui avaient atteint cinquante ans et plus le 1er janvier 2012, sur la moyenne des traitements des cinq dernières années. La prise en compte des traitements sur toute la carrière ne s'effectuera que dans le cadre de la mise en place de la pension à points à l'horizon 2030. C'est la philosophie même de la pension à points.
Nous ne sommes aujourd'hui pas du tout dans la discussion des modalités de la mise en place de la pension à points, même si nous profilons toutes les mesures que nous prenons par rapport à la compatibilité future avec la pension à points. Il est important de garder une vision globale sur cette notion. Nous tenons donc compte de l'intégration et de la compatibilité des mesures que nous prenons aujourd'hui avec l'instauration de la pension à points.
Le 13 avril dernier, j'ai reçu les syndicats de la fonction publique ainsi que les représentants des enseignants, de tous les syndicats. Ces derniers avaient reporté leur visite, initialement prévue le 24 mars dernier en raison des circonstances dramatiques liées aux attentats de Bruxelles. Finalement, je les ai vus juste après le conclave budgétaire.
Lors de notre entretien, ils m'ont fait part de leur préoccupation concernant la bonification pour diplôme, les critères de pénibilité, l'attractivité de la fonction d'enseignant. J'ai insisté sur la nécessité de prendre des mesures structurelles pour maintenir la viabilité de notre système de pension. Je leur ai indiqué la volonté du gouvernement de respecter les droits acquis et de mener une concertation sociale sur les mesures envisagées.
Je recevrai prochainement les ministres de l'Enseignement des trois Communautés afin de faire le point sur la mise en œuvre de ces réformes. J'aurais déjà pu le faire d'ailleurs, puisque Mme Crevits m'avait proposé de les rencontrer. Mais comme au même moment, Mme Milquet a démissionné, j'ai proposé d'attendre que son remplacement soit effectif pour que je puisse inviter en même temps les ministres de l'Enseignement des trois Communautés très prochainement.
In antwoord op de vierde vraag van mevrouw Temmerman heb ik een tabel bij over het aantal pensioenen volgens ingangsjaar sinds 2004 tot 2015.
06.08 Raoul Hedebouw (PTB-GO!): Monsieur le ministre, je ne serai vraiment pas long, parce que je suis attendu avec impatience à 14 h 00 à une action de la CSC, justement pour être au contact de cette inquiétude syndicale sur les pensions des fonctionnaires. Comme vous le voyez, cette interaction démocratique qui me nourrit me fait vraiment du bien. Je ne voudrais pas m'en priver, d'autant que je ne pense pas pouvoir vous convaincre.
Vous avez donné assez peu de chiffres sur les conséquences budgétaires. J'aurais voulu connaître vos projections, parce qu'in fine, tout ce débat est aussi un débat budgétaire. Allez-vous faire des économies avec ce type de mesures? C'est quand même la question. Il sera difficile de tenir le langage selon lequel cela ne touchera personne.
06.09 Daniel Bacquelaine, ministre: (…) Il ne s'agit pas d'une économie sur le système de pensions en tant que tel. Les 11 millions sont le produit d'une cotisation de régularisation sur l'année 2016. Ce n'est pas une économie sur le montant de la pension, mais une recette supplémentaire par l'accélération de la cotisation de régularisation. L'idée, c'est de faire entrer en vigueur la loi sur la bonification pour diplôme à l'automne et d'avoir déjà un certain volume de régularisations en 2016.
06.10 Raoul Hedebouw (PTB-GO!): Je vais en rester là.
06.11 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, vous expliquez posément. Le ton est doux mais les mesures sont dures. Il faut être très clair sur le fait que vous allez atteindre le statut de personnes qui jouent un rôle essentiel dans le cadre du fonctionnement de notre État, la préparation de l'avenir. Je pense que c'est un très mauvais signal.
Vous vous amusez, chaque fois que vous êtes interrogé sur la définition des métiers lourds, à nous expliquer que vous respectez tellement le dialogue social que vous ne pouvez rien nous dire. Mais vous avez pris d'autres mesures, les plus dommageables, sans tenir compte du dialogue social. À partir du moment où il peut y avoir une forme d'atténuation ou de prise en compte de carrières spécifiques, vous faites appel au dialogue social, avec un certain cynisme, je trouve, afin de pouvoir gagner un peu de temps.
Je pense que les enseignants sont légitimement inquiets du sort que vous leur préparez. Évidemment, les droits acquis resteront acquis. C'est la moindre des choses. Je ne peux pas dire que c'est négatif, mais cela ne compense pas le caractère injuste des réformes que vous préparez.
06.12 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord. We zullen nog veel de gelegenheid hebben om hier verder over te discussiëren.
Iedere keer als u het plan-Vandenbroucke aanhaalt om uw maatregelen te rechtvaardigen, herhaal ik altijd hetzelfde – de heer Vandenbroucke heeft dat in de krant trouwens zelf ook gedaan: u haalt er één klein punt uit.
Wat zijn de drie belangrijkste punten uit het plan-Vandenbroucke? Ten eerste, moet er een globaal plan zijn, maar dat hebt u niet. U doet nu eens iets, morgen iets, overmorgen nog eens. Ten tweede, moet er een breed draagvlak zijn. Dat wil zeggen dat we een grote sociale discussie op gang moeten brengen met alle mogelijke stakeholders. Dat doet u niet, u beslist en houdt de concertatie daarna. Ten derde, is er de financiering, waar deze regering het absoluut niet over wil hebben. Vandenbroucke zegt dat men niet enkel naar lonen en wedden moet kijken, maar ook naar kapitalen. Dat zijn drie punten, maar wel de belangrijkste. Als u het plan aanhaalt, dan liefst eerst de belangrijkste dingen, daarna de details.
Laten we nu eens de details bekijken van het plan Vandenbroucke. U zegt dat dit een harmonisering is en dat het plan-Vandenbroucke daar ook voorstander van is. Dat klopt, maar in het plan-Vandenbroucke staat ook dat het ambtenarenstatuut best nog apart blijft, omdat er zoveel verschillen zijn tussen de twee. Er is geen tweede pijler. Er is geen carrièremogelijkheid voor bijvoorbeeld onderwijzers. Het loon ligt voor sommigen lager, maar voor velen hoger in de privé. Leest u nog eens het plan-Vandenbroucke!
U haalt dit aan als het plan-Vandenbroucke dat u daarom moet uitvoeren, maar Vandenbroucke zegt dat we nu het ambtenarenstatuut zeker nog moeten behouden omdat appels met citroenen worden vergeleken. Toch neemt u er weer iets uit en zegt de diplomabonificatie nu te zullen aanpakken. U moet dit globaal bekijken en ook de andere verschillen meenemen! Wat doet u met de tweede pijler die er niet is voor de ambtenaren? Wat doet u met de carrièremogelijkheden die er bijna niet zijn voor het lerarenkorps?
U zegt nu dat u met minister Crevits gaat praten, terwijl die al bijna een jaar geleden had gezegd dat het nodig was om eens samen te zitten over de ambtenaren en hun pensionering.
Nogmaals, zij is niet alleen van plan het statuut van leraar maar vooral het beroep van leraar aantrekkelijker te maken. U wil doorkruist dit nu volledig. Ik hoef u niet te zeggen – u hebt de commentaren in de kranten ook gelezen – dat zij daar verbolgen over is en u heeft terugfloten.
Ik hoop dat het overleg dat u plant voor eind april helderheid zal brengen. Ik ben nog altijd in blijde verwachting van uw globaal plan voor de pensioenen.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Vincent Van Quickenborne aan de minister van Pensioenen over "de inkomensgarantie voor ouderen" (nr. 10392)
07 Question de M. Vincent Van Quickenborne au ministre des Pensions sur "la garantie de revenus aux personnes âgées" (n° 10392)
07.01 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de minister, aangezien het de laatste vraag is, stel ik voor dat u gewoon het antwoord voorleest. Wij gaan het niet te moeilijk maken.
07.02 Minister Daniel Bacquelaine: Mijnheer de voorzitter, de inkomensgarantie voor ouderen is een bijstandsuitkering waarvan het bedrag voor een alleenwonende vandaag maximaal 1 031,93 euro bedraagt. Van dat bedrag worden alle pensioenen en bestaansmiddelen aan de aanvrager en bepaalde samenwonenden, mits de toepassing van een aantal vrijstellingen, afgetrokken.
De vrijstellingen hebben tot doel bepaalde bestaansmiddelen slechts gedeeltelijk aan te rekenen. Dankzij dat systeem van gedeeltelijke vrijstellingen kan iemand met beperkte middelen een IGO ontvangen. Zo mag het bezit van een bescheiden woning met een beperkt kadastraal inkomen niet als gevolg hebben dat de IGO niet kan worden toegekend. Dat is de essentiële rol van de vrijstelling.
U weet dat het bezit van een eigen woning het armoederisico voor ouderen aanzienlijk doet dalen. Dat wordt bevestigd door de Studiecommissie voor de Vergrijzing, die in haar jaarverslag 2015 aangeeft dat het bezit van een eigen woning het aantal vijfenzestigplussers met armoederisico doet dalen van 19 naar 10 %.
Het lijkt mij dan ook niet aangewezen om de vrijstelling voor de opbrengst van de verkoop van de enige woning gelijk te schakelen met de vrijstelling voor het bezit van een woning.
07.03 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Lorsqu'une personne vend sa maison pour en louer une, la recette qu'elle a perçue est prise en considération. Lorsqu'une personne choisit de continuer à vivre dans sa propre maison, on en tient compte avec les marges que vous avez citées. Par contre, pour une personne qui vend son bien et en loue un, on n'en tient pas compte. Cette question est posée par certaines personnes.
07.04 Daniel Bacquelaine, ministre: On veut favoriser l'accession à la propriété. Sur le long terme, on a toujours intérêt à ce que la personne âgée soit propriétaire. Si à un moment donné, elle décide de vendre pour une raison X, et dépense son capital pour ses enfants ou pour un tas d'autres raisons, elle peut se retrouver sans rien. L'assistance sociale doit alors combler. On a toujours intérêt à réserver un traitement plus favorable à la propriété elle-même qu'au capital, à mon avis, pour les personnes âgées. C'est une garantie pour l'avenir.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 13.14 uur.
La réunion publique de commission est levée à 13.14 heures.