Commissie voor de Financiën en de Begroting

Commission des Finances et du Budget

 

van

 

Woensdag 24 februari 2016

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

Mercredi 24 février 2016

 

Après-midi

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 14.22 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Eric Van Rompuy.

Le développement des questions et interpellations commence à 14.22 heures. La réunion est présidée par M. Eric Van Rompuy.

 

01 Het begrotingsresultaat van 2015: gedachtewisseling met de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude en de minister van Begroting, belast met de Nationale Loterij en samengevoegde vragen van

- mevrouw Griet Smaers aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de begrotingscontrole" (nr. 9066)

- de heer Benoît Dispa aan de minister van Begroting, belast met de Nationale Loterij, over "de winterprognoses van de Europese Commissie" (nr. 9245)

- de heer Marco Van Hees aan de minister van Begroting, belast met de Nationale Loterij, over "het rapport van het Federaal Planbureau en de begrotingscontrole van volgende maand" (nr. 9330)

- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Begroting, belast met de Nationale Loterij, over "de toekomstige begrotingscontrole op basis van de vooruitzichten van de Europese Commissie en van het Federaal Planbureau" (nr. 9626)

01 Le résultat budgétaire de 2015: échange de vues avec le ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale et la ministre du Budget, chargée de la Loterie Nationale et questions jointes de

- Mme Griet Smaers au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "le contrôle budgétaire" (n° 9066)

- M. Benoît Dispa à la ministre du Budget, chargée de la Loterie Nationale, sur "les prévisions d'hiver de la Commission européenne" (n° 9245)

- M. Marco Van Hees à la ministre du Budget, chargée de la Loterie Nationale, sur "le rapport du Bureau fédéral du plan et le contrôle budgétaire du mois prochain" (n° 9330)

- M. Georges Gilkinet à la ministre du Budget, chargée de la Loterie Nationale, sur "le futur contrôle budgétaire sur la base des prévisions de la Commission européenne et du Bureau fédéral du Plan" (n° 9626)

 

De voorzitter: (…)

 

01.01  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, ik kijk uiteraard met veel interesse uit naar de mondelinge toelichting.

 

Zopas hebt u in uw introductie een tabel aangekondigd, waarnaar de commissie gevraagd heeft. Is die ter beschikking?

 

De voorzitter: (…)

 

01.02 Minister Johan Van Overtveldt: Mijnheer de voorzitter, eerst behandel ik de fiscale ontvangsten en dan volgt een aantal bedenkingen bij het begrotingssaldo, de schuldevolutie en aanverwante onderwerpen.

 

Wat de fiscale ontvangsten betreft, zijn de resultaten voor 2015 nog niet volledig bekend. Om het ESR-matig resultaat te kennen, dienen we, zoals de commissieleden ongetwijfeld weten, bijvoorbeeld nog te beschikken over de cijfers van januari met betrekking tot de roerende voorheffing, de bedrijfsvoorheffing en de btw, en over de cijfers van januari en februari voor de kohieren in de personenbelasting en de vennootschapsbelasting. De definitieve afsluiting van de begroting van vorig jaar zal dus pas in de lente van dit jaar ten volle plaatsvinden. Dat belet ons natuurlijk niet om momenteel al een goed zicht te krijgen op de realisaties van 2015 en de evolutie ten opzichte van 2014.

 

Op algemeen vlak was 2015 een kanteljaar voor de begroting. We mogen niet uit het oog verliezen dat we nog op het Europese strafbankje zaten in het jaar waarin de regering van start ging. Dankzij de begroting van 2015 en de structurele hervormingen die werden doorgevoerd, heeft de Europese Commissie haar oordeel in gunstige richting bijgesteld. Het belang van die hervormingen is niet te onderschatten, met het oog op de sanering van de publieke financiën op lange termijn en ook met het oog op de afbouw van de historisch opgebouwde zeer hoge staatsschuld. Volgens de Studiecommissie voor de Vergrijzing zullen de hervormingen in, bijvoorbeeld, de pensioenen en de gezondheidszorg leiden tot een daling van de vergrijzingsfactuur ten belope van 4,2 % van het bbp tot 2,1 % van het bbp tegen 2016. Dat is dus een halvering, wat in het jongste jaarverslag van de Nationale Bank ook nog eens expliciet wordt bevestigd.

 

L'importance et l'ampleur des conséquences de ces réformes peuvent également avoir une influence positive à court terme sur le budget. Non seulement via l'effet de la baisse des dépenses et de l'augmentation des recettes, mais également grâce à leur effet sur l'objectif à moyen terme que nous impose l'Europe.

 

Jusqu'à présent, l'Europe a fixé la barre pour la Belgique à un excédent budgétaire structurel de 0,75 % du PIB, soit l'objectif à moyen terme le plus élevé de l'ensemble de la zone euro. Les réformes telles que menées par ce gouvernement pour limiter la facture du vieillissement à l'avenir peuvent conduire à une révision à la baisse de cet objectif à moyen terme. L'Europe révise ces objectifs à des échéances fixes. Nous examinerons quels effets ces réformes entraînent, mais je suis convaincu qu'elles peuvent avoir un effet sur un objectif inférieur, car les réformes réduisent sensiblement la future facture liée au vieillissement.

 

Selon le rapport de la Banque nationale récemment publié et qui, je le constate à mon plus grand plaisir, a été étudié en profondeur, le déficit budgétaire pour 2015 s'élève à 2,8 % du PIB. D'un point de vue structurel, le déficit se limite à 2,5 % du PIB, soit une amélioration de 0,3 % du PIB.

 

Het zou absoluut iets meer mogen zijn, al deel ik de mening van de voorzitter van de commissie en enkele commissieleden niet dat wij daaruit kunnen concluderen dat de regering het minder goed doet dan de vorige regering.

 

Volgens het eerste stabiliteitsprogramma, dat door de vorige regering in april 2012 naar Europa werd gestuurd, zouden wij vorig jaar al een begroting in evenwicht moeten hebben gehad.

 

Ondanks het feit dat de crisisjaren achter de rug waren en ondanks het accommoderend beleid dat toen al door diverse centrale banken werd ingezet, bleef het begrotingstekort hoog.

 

In 2014, het laatste begrotingsjaar dat door de vorige regering werd opgesteld, bleek pas achteraf dat wij zelfs afklopten boven de zogenaamd voor Europa fatidieke drempel van 3 %.

 

Naast de doelstellingen is er nog een wezenlijk verschil met voorgaande jaren, als wij kijken naar de begroting van 2015. De kwaliteit van de sanering is fundamenteel verschillend. Vandaag is er een regering, die de belastingen verlaagt voor wie werkt en voor wie werk creëert. Dat wij ondanks dalende ontvangsten toch nog een verbetering van het saldo realiseren, hebben wij te danken aan een nog betere beheersing van de uitgaven.

 

De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat de rentelasten daarbij een duw in de goede richting geven, maar dat was ook in het verleden het geval en zelfs in grotere mate.

 

Dus in 2015 waren er lagere belastingen en lagere uitgaven.

 

Dat was vóór de huidige regering toch wel even anders, om niet te zeggen omgekeerd. De uitgaven daalden niet, integendeel. De overheid bleef jaar na jaar meer en meer uitgeven, ook in procent van het bbp.

 

Het saldo van de begroting kon er alleen op verbeteren, doordat de inkomsten nog forser werden verhoogd. Op die manier steeg de inkomstenratio van de overheid in procent van het bbp tot historisch ongeziene niveaus in België.

 

La stratégie d'assainissement menée par ce gouvernement consiste en une maîtrise stricte des dépenses et vise à rendre notre économie à nouveau concurrentielle. La baisse des charges, le saut d'index et la modération salariale en sont des exemples. À court terme, ces mesures pèsent évidemment négativement sur la croissance économique. J'ai indiqué, dès le départ, que les effets à court terme seraient négatifs. Je vous invite à relire les rapports de cette commission. Ce n'est qu'à long terme que notre économie récoltera les fruits de ces mesures grâce au redressement de la structure des coûts et à l'amélioration de la compétitivité de nos entreprises.

 

Nous constatons déjà des premiers signaux positifs dans le rapport de la Banque nationale selon lequel, l'année passée, le secteur privé était le moteur des emplois par excellence, à l'inverse des années précédentes au cours desquelles le taux d'emploi était maintenu à niveau par le biais d'emplois publics partiellement ou intégralement subsidiés.

 

Ter bevestiging lees ik nog even een passage uit het jaarverslag van vorig jaar van de Nationale Bank: "De begrotingsinspanning over de gehele periode 2011-2014 bleef bovendien zeer bescheiden in vergelijking met die in het eurogebied. Dat in België aldus een minder restrictieve macro-economische beleidsmix is tot stand gekomen, verklaart mede waarom de economie in ons land de crisis tot dusver beter heeft weten te doorstaan."

 

Met andere woorden, vanaf 2015 is er een wezenlijk verschil in de begrotingsconsolidatie. Terwijl er voorheen nauwelijks werd bespaard, inkomsten werden verhoogd, en publieke en semipublieke tewerkstelling de tewerkstelling en de groei notioneel verhoogden, is er duidelijk een keerpunt.

 

Wij zijn op weg naar een sanering van de publieke financiën via een strikte beheersing van de uitgaven, via het concurrentieel maken van de economie, via lagere belastingen en last but not least via structurele hervormingen.

 

Tot zover mijn opmerkingen over het algemeen beleid van de begroting.

 

Belangrijk voor Europa, alsook voor investeerders die beleggen in Belgisch papier, is dat de schuldgraad in 2015 daalt tot 106,9 % van het bbp. Door een stijging van de gemiddelde looptijd van de schuldportefeuille vermindert het herfinancieringsrisico en zijn de huidige lagere rentevoeten voor een stuk verankerd voor de toekomst.

 

Wat meer specifiek de inkomsten betreft, onder voorbehoud van de bovengenoemde realisaties van januari en februari en volgens de recentste ramingen van de studiedienst van de FOD Financiën zouden de totale fiscale uitgaven min of meer overeenstemmen met de begrotingsdoelstellingen.

 

Het verschil op ESR-basis bedraagt volgens de thans beschikbare gegevens 17 miljoen euro.

 

Ik kom nu tot het detail. De btw-ontvangsten werden geraamd op afgerond 30,2 miljard euro, maar brachten slechts afgerond 29,7 miljard euro op, wat een minderwaarde geeft van 470 miljoen.

 

Essentieel verklaren drie factoren de minderopbrengsten. Ten eerste, de laatste maanden van vorig jaar is er een conjunctuurdip tegenover de veel sterkere eerste jaarhelft. Ten tweede werd een bedrag van 150 miljoen euro aan btw in het kader van een rechtszaak niet tijdig betaald door de tegenpartij. Er is dus een verschuiving van inkomsten, aangezien het bedrag wordt meegenomen als bijkomende ontvangsten voor 2016 bij de begrotingscontrole. Ten derde, sectoren zoals de horeca en het toerisme hebben, vooral na de aanslagen in Parijs, minder omzet gedraaid en konden dus uiteraard ook minder btw overdragen.

 

Voor de bedrijfsvoorheffing werd een bedrag van zowat 46,6 miljard euro ingeschreven en wordt verwacht dat slechts 46,3 miljard euro zal worden gerealiseerd. Dat is een negatief verschil van 258 miljoen euro. Mijn diensten onderzoeken momenteel wat de oorzaak is van het negatief verschil van 258 miljoen euro ten opzichte van de originele verwachtingen.

 

De voorafbetalingen werden negatief beïnvloed door het uitblijven van een storting van 400 miljoen euro van een groot bedrijf. De betaling vond plaats eind 2014, maar heeft zich niet herhaald in 2015, zoals wel werd verwacht. Hierdoor bedroegen de realisaties 10,1 miljard euro ten opzichte van de geraamde ontvangsten van 10,4 miljard euro. Het gaat telkens over afgeronde cijfers.

 

Op basis van de ingekohierde bedragen zouden de kohieren personenbelasting in 2015 in ESR-termen uitkomen op ‑4,649 miljard euro, terwijl de begrotingsdoelstelling werd vastgelegd op ‑5,029 miljard euro. Dat houdt bijgevolg een surplus in van 380 miljoen euro ten opzichte van de begrotingsdoelstelling, alhoewel er uiteindelijk veertigduizend aanslagen meer werden gevestigd in 2015 ten opzichte van 2014.

 

01.03  Luk Van Biesen (Open Vld): U had het over ‑5,3 miljard euro, dat uiteindelijk ‑4,6 miljard euro is geworden, en vervolgens komt u uit op een surplus van 380 miljoen euro.

 

01.04 Minister Johan Van Overtveldt: Nee, het gaat over ‑5,029 miljard euro en niet ‑5,3 miljard euro.

 

De kohieren vennootschapsbelasting zouden in 2015 oplopen tot 4,385 miljard euro, terwijl de begrotingsdoelstelling in ESR-termen werd vastgelegd op 4,075 miljard euro. Er zouden bijgevolg meeropbrengsten van 310 miljoen euro zijn ten opzichte van het begrotingsdoel.

 

Uit de voorlopige cijfers blijkt dat dat vooral te maken heeft met een toename van de betaalde vennootschapsbelasting na inkohiering. Ter zake is immers ook al enige jaren een verschuiving merkbaar van voorafbetalingen naar de te betalen saldi.

 

Les recettes réalisées correspondant en termes SEC aux droits constatés des enrôlements à l’impôt des personnes physiques de novembre 2014 sont en fait les recettes de janvier 2015. Elles s’élèvent à –780 millions d’euros. Les droits constatés relatifs aux enrôlements de décembre 2014, donc les recettes de février 2015, s’élèvent à +38 millions d’euros.

 

Ces montants concernent plusieurs exercices d’imposition différents dont des montants positifs d’exercices antérieurs. Les recettes en termes SEC relatives aux enrôlements de novembre et décembre 2015 ne sont pas encore connus. Celles-ci sont estimées respectivement à –627 millions d’euros et à –517 millions d’euros.

 

Les recettes réalisées correspondant en termes SEC aux droits constatés des enrôlements à l’impôt des sociétés de novembre 2014 sont en fait les recettes de janvier 2015. Elles s’élèvent à 1,364 milliard d’euros. Les droits constatés relatifs aux enrôlements de décembre 2014, donc les recettes de février 2015, s’élèvent à 374 millions d’euros.

 

Les recettes relatives aux enrôlements de novembre et décembre 2015, soit les recettes de janvier et février 2016, ne sont pas encore connues. Celles-ci sont estimées respectivement à 1,163 milliard d’euros et 361 millions d’euros.

 

Voorlopig liggen de ontvangsten in hun totaliteit in de lijn van de bijsturing die in de laatste begrotingscontrole van vorig jaar is gebeurd. Een begroting in evenwicht is en blijft de doelstelling van de regering. Voor 2016 zijn wij bezig om de eerste begrotingscontrole voor te bereiden.

 

De vooruitzichten van de Europese Commissie, de Nationale Bank en het Federaal Planbureau laten uitschijnen dat een bijsturing nodig zal zijn om het geplande traject te kunnen handhaven.

 

De afwijking is de optelsom van minder dan verwachte inkomsten en hoger dan verwachte uitgaven. Voor dat laatste is er het onontkoombare effect van de vluchtelingencrisis en de veel te lang uitgestelde investeringen in de veiligheid.

 

Los daarvan moet er ook worden gekeken of iedereen in de regering zijn of haar afspraken nakomt. Dalende uitgaven voor een departement dankzij een verbeterde arbeidsmarkt of positieve effecten van de taxshift kunnen geen excuus zijn om gemaakte afspraken niet na te komen.

 

Wij zullen die oefening aan de inkomstenzijde ernstig maken. 2016 is op dat vlak een uitdagend jaar, aangezien wij met de taxshift meer dan een versnelling hoger schakelen.

 

De meeste maatregelen zijn al operationeel en werden eind vorig jaar in het Parlement goedgekeurd. Ik denk dan onder andere aan de verhoging van de roerende voorheffing, het terugschroeven van het verlaagd tarief van de btw op elektriciteit en de verstrenging van de doorkijkbelasting.

 

Enkele maatregelen zullen de komende weken verder worden uitgevoerd. Zo heeft de zesde staatshervorming er ons toe gedwongen om het ontwerp van fiscale regularisatie eerst grondig met de regio’s te bespreken.

 

Het diamantstelsel is aangemeld bij Europa om incidenten zoals met de excess profit rulings in de toekomst te vermijden. Ook inzake het vastgoedvehikel, een bijzonder technische en complexe materie, zullen wij de komende weken heel concrete initiatieven indienen.

 

De voorzitter: Ik geef het woord aan de minister van Begroting.

 

01.05  Sophie Wilmès, ministre: On doit toutes les deux parler, donc on ne va pas jouer à la chaise musicale.

 

Ik ben heel blij om hier te zitten.

 

Monsieur le président, mesdames et messieurs les parlementaires, effectivement, comme ça se fait en début d'année, le SPF Budget et Contrôle de la Gestion a procédé à une actualisation de l'estimation concernant l'exécution du budget de l'année dernière et du solde budgétaire de l'ensemble des administrations publiques. Cette nouvelle estimation s'inscrit dans le prolongement de celle réalisée dans le cadre de l'élaboration du budget 2016, et présentée dans plusieurs tableaux de l'exposé général, que vous connaissez par cœur: les tableaux 1, 8, 9, 10, 12, etc. Il s'agit ici des discussions que nous avons eues lors de nos débats en commission en novembre et en décembre dernier.

 

Avant de rentrer dans le vif du sujet, je tiens à vous rappeler - et je me permets d'insister sur ce fait -, que les chiffres dont on parle concernent à l'heure actuelle des estimations. Nous ne disposons pas encore de l'ensemble des réalisations pour l'année 2015. Cela signifie concrètement que les chiffres que je vais vous présenter seront amenés à évoluer au cours des prochaines semaines. On ne peut donc pas considérer ces estimations comme définitives.

 

Op 30 september 2016 zouden wij moeten beschikken over het definitieve cijfer van het INR voor 2015. Een eerste raming van de rekeningen van de overheidsadministraties zal echter door het INR aan Eurostat bezorgd worden tegen eind maart. Het Europees reglement ter zake bepaalt dat elke lidstaat zijn overheidstekort meedeelt aan de Commissie, alsook het niveau van de voorziene en effectieve overheidsschuld, en dit twee keer per jaar, voor 1 april en voor 1 oktober.

 

Om de raming ter uitvoering van de begroting voor 2015 tot stand te brengen heeft de FOD Budget en Beheerscontrole gewerkt op basis van het geheel van de gegevens die in januari 2016 werden overgemaakt door de verschillende administraties en de gelijkgestelde organisaties zoals de FOD’s, de POD’s, de sociale zekerheid, het RIZIV, de OISZ en de ION’s. Zo komt het dat inzake de fiscale ontvangsten, in het bijzonder de personenbelasting en de vennootschapsbelasting, de gegevens nog niet definitief zijn voor 2015, daar de belastingplichtigen nog tot 15 februari de tijd hebben om hun belasting te betalen of om hun terugbetaling van de Staat te ontvangen. Inzake de gezondheidszorg is de informatie over het jaar 2015 eveneens nog voorlopig, daar de FOD Budget en Beheerscontrole slechts beschikte over de verwezenlijkingen tot november 2015. Hetzelfde geldt voor de andere gegevens die afkomstig zijn van de sociale zekerheid.

 

Par contre, concernant les dépenses primaires hors IPSS et OIP, ce sont les données quasiment définitives qui ont été utilisées dans le cadre de l'estimation globale du budget 2015. Pour l'entité 2, cela reste également une estimation, puisque les données transmises en janvier par les Communautés et les Régions sont elles aussi encore provisoires.

 

Les estimations réalisées par le SPF Budget et Contrôle de la Gestion viennent globalement confirmer le dernier état des lieux qui avait été dressé sur la base de l'actualisation des paramètres macroéconomiques et de l'actualisation des données en provenance des administrations pour 2015 dans l'exposé général du budget 2016.

 

En ce qui concerne l'estimation actuelle du besoin de financement de l'entité 1 pour 2015, à savoir le pouvoir fédéral et la sécurité sociale, elle est très proche du budget 2016. Ce besoin de financement est estimé à ‑9,260 milliards ou ‑2,3 % du PIB contre ‑9,099 milliards dans l'exposé général du budget, soit une différence de seulement ‑161 millions. Au niveau de l'entité 2, le besoin de financement est chiffré pour 2015 à ‑1,922 milliards (‑0,5 % du PIB) contre ‑1,707 milliards (‑0,4 % du PIB) dans l'exposé général du budget 2016, soit une révision de ‑214 millions.

 

Pour ce qui est de l'ensemble des pouvoirs publics, le SPF Budget et Contrôle de la Gestion table désormais sur un solde de financement de ‑11,182 milliards pour 2015 contre ‑10,806 milliards estimés dans l'exposé général du budget 2016, soit une révision de -376 millions dont l'essentiel provient de l'entité 2, en particulier des pouvoirs locaux. Au final, le solde de financement de la Belgique pourrait atteindre, en 2015, ‑2,7 % contre ‑2,6 % estimés dans l'exposé général du budget 2016.

 

Rekening houdend met deze actualisering van de geraamde financieringsbehoefte van België moet men vaststellen dat deze laatste duidelijk is verbeterd ten opzichte van 2014, toen het vorderingssaldo volgens het INR –3,1 % bereikte. Men moet eveneens vaststellen dat deze daling zich laat verklaren door de gunstige dynamiek van entiteit I. Het vorderingssaldo daarvan is inderdaad gedaald van –2,6 % in 2014 naar ‑2,3 % in 2015 volgens de laatste raming van de FOD Budget en Beheerscontrole, terwijl het vorderingssaldo van entiteit II op –0,5 % is gebleven in 2014 en 2015.

 

Om de actualisering van de financieringsbehoefte tot stand te brengen, zoals ze aan u werd voorgesteld, heeft de FOD Budget en Beheerscontrole de geactualiseerde informatie gebruikt die werd overgemaakt door verschillende administraties.

 

Wat de primaire uitgaven betreft, is de raming gebaseerd op het gebruik van de vereffeningskredieten op datum van 28 januari 2016. Behalve voor de ION stijgt het niveau van de primaire uitgaven in ESR-termen ten opzichte van de raming van de algemene toelichting van de begroting 2016 slechts met 72 miljoen euro. Er is ook sprake van een verhoging van de dotatie aan de Pensioendienst voor de Overheidssector met 893 miljoen euro om 52,951 miljard euro te bereiken voor 2015. Parallel hiermee wordt deze stijging van de uitgaven bij de Pensioendienst voor de Overheidssector integraal doorgerekend op het ESR-saldo van de te consolideren instelling, wat zich vertaalt in een verbetering van het saldo van deze instellingen. De einduitkomst van deze twee tegengestelde bewegingen — een stijging van de uitgaven en een verbetering van het saldo van de ION — is dus neutraal voor de financieringsbehoefte van de federale overheid.

 

Met betrekking tot de onderbenutting — met uitzondering van de codes 8 en 9 — kan ik meedelen dat deze 959,2 miljoen euro zou moeten bedragen tegenover 832 miljoen euro, zoals opgenomen in de algemene toelichting van de begroting.

 

Dit dubbel resultaat, stabiliteit van de primaire uitgaven en een belangrijke onderbenutting, wijst op het strikte beheer waarvan de regering blijk heeft gegeven tijdens het afgelopen jaar.

 

In tegenstelling tot wat sommigen een jaar geleden beweerden, hebben wij voor onszelf als doelstelling een ernstige maar redelijke inspanning gesteld, terwijl de dienstverlening aan de burger toch behouden blijft. Wat wij hebben voorgesteld te doen, hebben wij ook waargemaakt.

 

Pour ce qui concerne les autres rubriques et sans rentrer dans les détails et surtout sans empiéter sur les compétences de mes collègues, notamment celles du ministre des Finances et de la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, je peux vous dire qu'on peut constater que le montant global des recettes fiscales n'a été revu qu'à la marge entre l'exposé général du budget 2016 et la dernière estimation de janvier.

 

Le total des recettes fiscales est désormais estimé en base SEC à 106,720 milliards contre 106,702 milliards dans l'exposé général du budget, soit une amélioration de 17 millions. Le différentiel sur lequel le ministre des Finances est revenu est le fruit de différents mouvements.

 

Au niveau de la sécurité sociale, sur la base des données transmises par les administrations de la sécurité sociale, le solde est désormais estimé à +188 millions contre +52 millions dans l'exposé général du budget 2016, soit une différence de 136 millions.

 

In het kader van deze globale oefening heeft de FOD Budget en Beheerscontrole ook een actualisering uitgevoerd van het structureel saldo. Dat zal ook worden herzien de komende weken, niet alleen op basis van een eventuele actualisering van het nominaal saldo, maar ook op basis van de nieuwe ramingen van het bbp en van de output gap door het Federaal Planbureau in het kader van de meerjarenprojecties.

 

In weerwil van deze opmerkingen wordt op dit ogenblik het structureel saldo voor 2015 voor de gehele overheid geraamd op –2,1 % tegenover ‑2 % in de algemene toelichting van de begroting. Met betrekking tot entiteit I zou het –1,7 % kunnen bereiken tegenover –1,6 % in de vorige raming. Op het niveau van entiteit II blijft het structureel saldo staan op –0,8 %.

 

Met betrekking tot de schuld, deze kan volgens de FOD Budget en Beheerscontrole 105,9 % bereiken tegenover 107,2 % opgenomen in de algemene toelichting van de begroting, hetzij een herziening naar beneden met meer dan 1,3 %. Deze herziening laat zich voornamelijk verklaren door het in aanmerking nemen van de terugbetaling van KBC aan de Vlaamse Gemeenschap ten bedrage van 3 miljard euro, terwijl in de algemene toelichting van de begroting slechts een bedrag van 500 miljoen euro in aanmerking werd genomen.

 

Avant de conclure, je voudrais revenir rapidement sur les dernières prévisions réalisées par la Commission européenne pour l'année 2015 et celles de la Banque nationale de Belgique.

 

Selon les dernières prévisions établies début février par la Commission européenne, le solde de financement de l'ensemble des pouvoirs publics pourrait atteindre –2,9 % contre –2,7 % selon le SPF Budget et Contrôle de la Gestion. Au niveau du solde structurel, la Commission européenne table sur un solde structurel à -2,7 % en 2015 contre -2,1 % pour le SPF Budget et Contrôle de la Gestion. Il existe donc actuellement une différence de 0,2 % au niveau du solde nominal et de 0,6 % au niveau du solde structurel entre le calcul de la Commission européenne et celui du SPF Budget et Contrôle de la Gestion. Ces écarts traduisent les différences au niveau des données de base utilisées. Ainsi, le SPF Budget et Contrôle de la Gestion a établi son estimation sur la base de l'ensemble des données collectées par les différentes administrations alors que la Commission européenne ne dispose pas d'une information aussi précise et fine. Concrètement, la Commission européenne établit une série d'hypothèses concernant l'évolution de données dont elle ne dispose pas. Cette évolution est elle-même tributaire de son scénario macroéconomique.

 

Au-delà de ces différences méthodologiques, force est aussi de constater que la Commission européenne a également sa propre lecture des mesures prises par le gouvernement, sa propre lecture des rendements des mesures, sa propre estimation de l'Output Gap qui, pour rappel, est une variable clé pour assurer le passage du solde nominal au solde structurel, et sa propre estimation des One Off.

 

Met betrekking tot de vooruitzichten voor 2015, opgemaakt door de Nationale Bank van België in het kader van haar jaarlijks verslag dat vrijdag laatstleden werd gepubliceerd, merkt men eveneens een klein verschil op ten aanzien van het vooruitzicht dat in januari 2016 werd opgemaakt door de FOD Budget en Beheerscontrole. Volgens de Nationale Bank van België zou het vorderingensaldo van de gehele overheid –2,8 % kunnen bereiken in 2018, tegenover de –2,7 % die op dit ogenblik wordt geraamd door de FOD Budget en Beheerscontrole. Dit verschil is de vertaling van een licht hogere raming van de financieringsbehoefte van entiteit I door de Nationale Bank van België en een licht lagere raming voor entiteit II.

 

Het verschil op het niveau van entiteit II wordt bijna uitsluitend verklaard door een verschillende hypothese betreffende het tekort van de lokale overheden. Het verschil wordt geraamd op 131 miljoen euro tussen de twee ramingen. Wat entiteit I betreft, hebben we geen gedetailleerde informatie over de factoren die aan de oorsprong liggen van dit verschil van 0,1 %.

 

Zoals bij de Europese Commissie, kunnen deze verschillen wellicht worden verklaard door een verschil in appreciatie van de openbare ontvangsten en/of uitgaven als gevolg van het feit dat de Nationale Bank van België geen toegang heeft tot het geheel van de informatie die ter beschikking is van de FOD Budget en Beheerscontrole en er dus hypotheses moeten gemaakt worden met betrekking tot deze gegevens.

 

Au regard de ces comparaisons, je rappellerais qu'il est important de ne pas se méprendre sur l'exercice qui a été réalisé tant par le SPF Budget, la Banque nationale de Belgique, que par la Commission européenne. Il s'agit non pas d'un travail visant à établir des chiffres définitifs mais bien d'une estimation de ce que pourrait être l'exécution du budget en 2015 sur la base des données disponibles au mois de janvier 2016. Dans ce contexte, avoir une différence de 0,1 % ou de 0,2 % entre les différentes estimations reste, de plus, acceptable au regard des masses à estimer. Enfin, force est de constater que l'estimation la plus récente, c'est-à-dire celle réalisée par la Banque nationale de Belgique, est sensiblement meilleure que celle réalisée par la Commission européenne au début du mois de février et fort proche de celle élaborée par le SPF Budget et Contrôle de la Gestion.

 

Voici donc pour l'estimation des principaux résultats budgétaires de l'année qui vient de s'achever. Ce sont, selon moi, des résultats qui démontrent le sérieux de ce gouvernement dans sa volonté d'assainir les finances publiques et de maintenir le cap budgétaire.

 

Le président: Madame la ministre, je suppose que nous recevrons une copie de votre texte?

 

01.06  Sophie Wilmès, ministre: (…)

 

De voorzitter: Drie collega’s hebben vragen ingediend en ik stel voor hen de kans te geven deze te stellen, waarna wij kunnen overgaan tot de gedachtewisseling.

 

En ce qui concerne la question n° 9245 de M. Dispa sur les prévisions d'hiver de la Commission européenne, je crois qu'il s'agit d'un libellé assez général mais je vous donne la parole, monsieur Dispa.

 

01.07  Benoît Dispa (cdH): Monsieur le président, je peux poser ma question telle que formulée mais l'ordre des travaux fait qu'elle perd une partie de sa pertinence puisque les ministres viennent d'apporter des éléments de réponse. Je tiens déjà à les en remercier mais je trouve que pour le bon ordre de nos travaux, il aurait été plus facile pour l'ensemble des parlementaires d'avoir les chiffres qui viennent d'être exposés par les ministres quasi simultanément, pour au moins avoir les documents devant soi. Je trouve qu'en termes de méthode de travail, ce serait quand même préférable. Les ministres travaillent l'un et l'autre en transparence, donc, notre travail gagnerait en qualité si nous disposions au départ d'une information écrite.

 

La question que je posais portait en effet sur les estimations les plus récentes de la Commission européenne, Commission qui était dans la droite ligne des précédentes, puisqu'elle confirme que la Belgique s'écarte de sa trajectoire budgétaire. Pour 2015, la limite était de 2,5 % du PIB. Elle n'a pas été respectée puisque selon les chiffres de l'Union européenne, le déficit serait de 2,9 %. Mme la ministre vient de nous expliquer selon quelle méthodologie elle arrive à un déficit en réalité de 2,7 % selon l'estimation du SPF Finances. Pour 2016, la limite était de 2 % du PIB. Or la Commission estime que, la politique ayant changé, le déficit sera de 2,8 %.

 

Mes questions portaient sur les éléments que la Commission n'aurait pas pris en considération dans ses estimations et dont le gouvernement pourrait donner le détail. J'ai compris ici que la réponse porte plutôt sur une différence méthodologique que sur le fait que l'information ne soit pas aussi complète dans le chef de la Commission que dans celui du SPF Finances. Dont acte.

 

Ma deuxième question n'a pas encore obtenu de réponse dans les exposés des deux ministres. Elle portait sur l'estimation de l'effort budgétaire à réaliser lors du prochain conclave. Le ministre des Finances y a fait allusion en laissant entendre qu'il y aurait une correction à faire, mais il a été prudent par rapport à cet effort, sans nous donner de chiffres, mais donc, quel sera le gap à combler en 2016?

 

Pour le reste, j'ai d'autres commentaires à formuler mais je suppose que je pourrai le faire dans le cadre de la discussion qui suivra l'exposé qui a été fait par les deux ministres.

 

01.08  Marco Van Hees (PTB-GO!): Monsieur le président, l'exercice est un peu particulier. D'une part, on découvre, sans aucun recul possible, une grande série de données. D'autre part, on limite la discussion à la question du budget 2015. Je pense que c'est un peu compliqué de se limiter au budget 2015 et de ne pas aborder les efforts qu'il y aura à faire en 2016. C'est cela qui intéresse les députés mais surtout la population. Quels sacrifices faudra-t-il encore consentir?

 

M. le ministre des Finances dit qu'à court terme, les effets sont négatifs, mais qu'à long terme, cela sera merveilleux! C'est un discours qui mérite d'être examiné à l'épreuve des faits. C'est effectivement une tendance, un discours idéologique où l'on se base plus sur une vision que sur la réalité. Pour moi, cette assertion est un peu douteuse.

 

Il y a une diminution des recettes fiscales par rapport à ce qui était prévu. Je n'ai pas bien noté – mais peut-être cela figure-t-il dans votre document – le montant total de la différence par rapport à ce qui était prévu. En tout cas, je constate que les recettes TVA sont moins élevées que prévu: 470 millions, si j'ai bien noté. Il en va de même pour l'impôt des personnes physiques. Je me demande quand même comment on peut analyser cela, au-delà des éléments que vous donnez sur la baisse conjoncturelle ou un paiement de 150 millions d'euros en justice. Ce n'est pas cela qui peut expliquer l'ensemble!

 

Je me pose la question de l'effet de la modération salariale sur cette baisse de recettes fiscales. Quand on regarde les estimations du Bureau du Plan pour 2016, il est vrai que nos appréciations sont plus ou moins identiques puisque ce dernier dit que le pouvoir d'achat est freiné par la politique de modération salariale.

 

C'est un élément dont on ne peut faire abstraction: l'effet de la modération salariale sur les recettes fiscales en baisse. A contrario, l'impôt des sociétés qui était déjà, lui, dans le budget, revu fortement à la hausse, connaissait néanmoins une hausse moindre que celle que l'on constate maintenant d'après les chiffres que vous avez donnés. En effet, le rendement de l'impôt des sociétés est plus important que prévu.

 

Lorsque l'on voit l'un et l'autre, on se rend compte que, finalement, les impôts qui sont à payer par les travailleurs sont moins important que prévu, et que les impôts sur les bénéfices des sociétés sont plus importants que prévu. Cela démontre les effets de votre politique, qui appauvrit les uns pour enrichir les autres. Cela ressortait déjà du budget, et les réalisations le montrent encore de façon supérieure.

 

La déclaration de la ministre du Budget précisait que, contrairement à ce que certains disaient, on avait fait des efforts sérieux et raisonnables en conservant les services aux citoyens, mais je ne peux pas vous rejoindre là-dessus. En effet, tous les jours je reçois des plaintes de travailleurs, d'allocataires sociaux, de malades, de justiciables qui se plaignent des conséquences très graves de votre politique, dans tous les domaines des services publics, justice, santé, exclusion des allocations de chômage et restrictions au sein des différents SPF. Les services aux citoyens ne sont pas du tout maintenus. Dans ce cadre, on peut dire que votre effort était sérieux, mais pas raisonnable, en tout cas pas socialement. Les conséquences sont très graves.

 

Pour faire le lien avec 2016, je constate que la diminution de la croissance du pouvoir d'achat est bien en dessous de la croissance du PIB. Notre consommation publique connaît une croissance anecdotique de + 0,1 %. Tout cela aura un impact important sur l'estimation de croissance du PIB de 1,2 %; une croissance de la consommation publique de 0,1 % n'est évidemment rien du tout.

 

Nous avons une décroissance de l'emploi public à la fois en 2015 et en 2016. Pouvez-vous m'en donner les chiffres?

 

Le Bureau du Plan donne des chiffres sur l'emploi global; on dit qu'il y aurait plus de 30 000 emplois en 2016 mais on ne donne pas cette décroissance pour le secteur public en particulier.

 

01.09  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, ma première réflexion est que j'avais l'impression que le ministre des Finances s'exprimait en tant que ministre du Budget. Monsieur le ministre, vous avez fait l'état des recettes fiscales. C'est un des éléments que nous attendions, mais quand vous portez un discours sur les efforts à réaliser par vos autres collègues dans les différents secteurs (la Justice, la Mobilité, etc.), j'ai l'impression que c'est plus un discours de ministre du Budget et que vous ne laissez pas toute la place à votre collègue.

 

Les désaccords que nous avions sur l'analyse du budget initial demeurent. Nous avons d'autres indicateurs et d'autres priorités que les vôtres, notamment l'augmentation de la pauvreté infantile, le taux d'emploi, le développement des énergies renouvelables, les moyens pour la mobilité. Je retiens de vos explications que vous minimisez les estimations autres que les vôtres, qui sont notamment fournies par la Commission européenne. Cette dernière a cet avantage qu'elle a un regard extérieur sur l'exercice et ce désavantage qu'elle a une connaissance moins fine des chiffres. Madame Wilmès, il me semble que les réponses que vous donnez sont les mêmes que celles que vous donniez pour l'exercice initial, c'est-à-dire que le tax shift va produire ses effets. Or le différentiel structurel de 0,6 % identifié par la Commission européenne est la résultante des points d'interrogation qui subsistent dans le cadre du volet "recettes" du tax shift.

 

À la fin de son exposé, M. Van Overtveldt nous dit qu'il est toujours en discussion avec la Commission européenne pour ce qui concerne la taxe Diamant, qui n'est qu'un petit montant par rapport aux autres recettes complémentaires attendues. Il ne dit rien des questions qui subsistent sur la taxe Caïman, sur l'opération de régularisation – un Comité de concertation devait aborder la chose ce matin et je ne crois pas que vous ayez abouti – ou sur la taxation sur les plus-values.

 

Si la Commission européenne identifie un différentiel entre les objectifs budgétaires du gouvernement fédéral et la réalité, c'est parce que, dans le volet "recettes" qui est de votre ressort, monsieur Van Overtveldt, le compte n'y est pas. En effet, vous n'apportez pas les recettes compensatoires du tax shift. Cela risque de nous conduire, comme le remarque la Commission, à un dérapage budgétaire, qui justifierait après-demain de nouvelles mesures d'économies que nous n'estimons pas positives au regard de la situation de l'État fédéral. Où en êtes-vous, monsieur Van Overtveldt, sur le plan de la taxe Caïman, de la revalorisation des plus-values et de la taxe Diamant? Vous devez vous montrer plus précis que vous ne l'avez été en fin d'exposé.

 

J'aimerais vous poser trois questions sur l'exercice d'ajustement budgétaire que vous devez tenir en mars. Quel est le montant recherché en milliards d'euros? En termes de répartition entre les nouvelles recettes et la compression des dépenses, vous êtes-vous accordés au sein du gouvernement ou bien cet exercice doit-il toujours avoir lieu? Eu égard aux discussions européennes, votre majorité remet-elle en cause la trajectoire budgétaire? Je me référerai à une source qui n'est pas ma tasse de thé sur le plan économique, à savoir à un rapport de l'OCDE, mais qui se demande si une erreur n'a pas été commise en recommandant une trajectoire qui comprime les dépenses, empêche un réinvestissement dans l'économie réelle et conduit à une augmentation des problèmes de pauvreté ainsi qu'à une dégradation des services publics – il suffit de contempler l'état de la Justice ou de la Régie des Bâtiments, pour ne citer que deux exemples parmi d'autres.

 

01.10  Ahmed Laaouej (PS): Monsieur le président, nous devions avoir aujourd'hui une réunion de clarification et je dois malheureusement constater que nous ressortons avec plus d'obscurité que de clarté. À mon avis, cela tient notamment au fait que nos deux ministres restent très peu clairs sur certains aspects pourtant fondamentaux et surtout parce qu'ils évacuent un aspect, pourtant déterminant, qui est de rapporter les estimations des déficits de 2015 et 2016 avec les engagements pris au niveau européen.

 

La question est là: si le gouvernement entend respecter sa trajectoire telle qu'elle a été introduite auprès de l'Europe en avril 2015 dans le cadre du Pacte de stabilité et si on prend en considération les nouvelles estimations des déficits, il y a un écart qui s'avère colossal! Vous n'avez pas évoqué cet aspect. La différence entre les estimations que vous formulez des déficits tels que vous nous les présentez et ceux que retiennent la Commission européenne et la Banque nationale avec les engagements pris au niveau européen ne nous permet pas de clarifier la discussion politique.

 

Mme la ministre du Budget pratique la rhétorique de l'évacuation. La Banque nationale présente des estimations de déficit budgétaire plus importantes que celles qui avaient été imaginées lors de l'élaboration du budget, mais la ministre nous rétorque que la Banque nationale n'a pas tous les éléments. La Commission européenne fait de même et la réponse de la ministre est la même. Le SPF Budget sait donc tout mieux que tout le monde, mieux que la Banque nationale et la Commission européenne. Sauf que vous devrez présenter devant cette dernière vos chiffres pour voir si vous respectez vos engagements en termes de trajectoire budgétaire.

 

Les éléments que j'ai à disposition et que vous allez peut-être contredire sont que l'engagement pris auprès de l'Europe pour 2015 est de moins 2 %; pour 2016, c'est moins 1,5 % et pour 2017, c'est moins 0,6 %.

 

Si je rapporte cela avec les estimations de la Banque nationale de février 2016, il y a pour le seul niveau fédéral, un écart de 0,4 % pour 2015 et 0,7 % pour 2016 ce qui se traduira dans le futur contrôle budgétaire en voulant respecter la trajectoire.

 

Nous nous étions accordés pour n'évoquer que 2015, et pas 2016 parce que s'est produite une dissonance d'estimation d'écart entre le gouvernement et la Commission européenne qui contredisait celui-ci quelques jours plus tard. Nous avons donc demandé à pouvoir approfondir la question.

 

Si je m'en tiens uniquement à 2015, il y aurait un effort supplémentaire à consentir de 1,63 milliard à charge du fédéral.

 

Aujourd'hui, quels sont les écarts de déficits que vous devez combler pour respecter vos engagements à l'égard de l'Europe? Comment cela se traduit-il en chiffres absolus?

 

Je voudrais maintenant aborder la question des droits constatés pour 2015. J'ai interrogé la ministre du Budget à ce sujet qui m'a fait savoir qu'elle allait me fournir un certain nombre d'informations tout en considérant, à juste titre d'ailleurs, que la question relevait davantage de la compétence de son collègue des Finances. Ce dernier nous a fourni les chiffres de droits constatés de 2015 tout en stipulant que cela restait des estimations.

 

Je ne reprendrai pas tous les postes (TVA, précompte professionnel, etc.), mais deux postes particuliers qui sont importants, à savoir les rôles d'impôt des personnes physiques et d'impôt des sociétés.

 

On nous a expliqué qu'il y a, pour les rôles d'impôt des personnes physiques, des rôles négatifs de moins 4,64 milliards au lieu de moins 5 milliards – j'arrondis -, ce qui représente une amélioration de 350 millions. Pour les rôles d'impôt des sociétés, on nous a fait savoir qu'on enregistrait une amélioration de l'ordre de 315 millions puisqu'on attendait positivement 4 milliards et qu'on escomptait 4,385 milliards, tout en nous disant que cela restait des estimations car il fallait encore compter avec les mois de novembre et de décembre qui sont, certes, enrôlés en 2015, mais qui ne seront liquidés qu'en janvier-février 2016. Nous sommes, aujourd'hui, en février, je ne comprends donc pas qu'on ne puisse pas nous dire ce qui a été enrôlé en 2015.

 

Nous sommes aujourd'hui en février, nous devrions savoir. Je ne parle pas de la liquidation, qui interviendra plus tard, que ce soit un remboursement ou un supplément à payer. Mais ce qui nous intéresse, c'est de pouvoir disposer aujourd'hui des montants enrôlés en 2015. Je ne comprends pas que ces chiffres ne soient pas encore en votre possession.

 

Autrement dit, il y a deux choses qu'il faut bien voir, ce qui est établi à charge d'une personne physique ou d'une personne morale, en l'occurrence du remboursement pour une personne physique – si on regarde les choses de manière macrobudgétaire – et s'agissant de sociétés, d'un supplément à réclamer. Mais cela, on peut le savoir dès maintenant.

 

01.11  Luk Van Biesen (Open Vld): (…)

 

01.12  Ahmed Laaouej (PS): Monsieur Van Biesen, après, vous raconterez ce que vous voulez. La liquidation ou l'encaissement par la trésorerie, c'est autre chose. Je crois qu'il y a un problème d'information qui ne nous est pas donnée. Cela nous empêche, selon moi, d'avoir une vision claire des recettes fiscales constatées en 2015. Sans cet élément-là, nous ne sommes pas en mesure de pouvoir juger de l'aggravation ou de l'amélioration du déficit. C'est un vrai manque; il faudrait que nous puissions avoir une explication crédible.

 

Je ne fais pas de théorie, je ne suis pas en train de dire – mais c'est vrai qu'on l'entend, on ne va pas s'en cacher – qu'il pourrait y avoir un retard organisé des remboursements d'impôt des personnes physiques, autrement dit on retarderait les enrôlements à l'impôt des personnes physiques car ce sont des rôles négatifs, mais qu'on veillerait au contraire à essayer d'accélérer les enrôlements à l'impôt des sociétés, car ces rôles sont positifs. Je ne vais pas m'embarquer là-dedans. Je demande juste que nous puissions avoir tous les droits constatés de 2015. Je crois que c'est légitime et que cela permettra de clarifier le débat.

 

Voilà mes deux questions fondamentales. Je peux aussi rejoindre les collègues. Madame Wilmès, attention, votre argument est que la Commission ou la Banque nationale n'ont pas tous les éléments. À la limite, si nous marquons notre accord avec ce raisonnement, nous pouvons alors vous suivre en vous disant qu'effectivement, ils n'ont peut-être pas non plus tous les éléments du débat parlementaire en Belgique. Certains doutent par exemple de l'estimation de certaines recettes fiscales nouvelles. Vous savez que nous avons eu de longs débats à ce sujet. Ni la Commission, ni la Banque nationale n'ont tenu compte des nouvelles recettes fiscales liées à des nouvelles mesures qui sont toujours au point mort pour des raisons diverses.

 

Soit, on tarde à adopter des projets de loi pour des raisons diverses et variées, soit, il y a une procédure au Comité de concertation. J'attire donc votre attention sur cet argument qui, au fond, pourrait aggraver la situation et noircir le tableau. À mon sens, cet argument ne doit pas devenir déterminant ou récurrent dans votre argumentation.

 

Vous essayez d'escamoter toute cette dimension du débat qui devrait rapprocher vos estimations avec les engagements que vous avez pris vis-à-vis de l'Europe. Pouvez-vous nous dire quel sera l'effort nécessaire pour respecter ces engagements pour 2016 et pour les années suivantes? Mais je vous le répète, je veux être correct: l'objectif de la réunion d'aujourd'hui était l'année 2015.

 

01.13  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, collega’s, vandaag wilden wij inderdaad kijken naar de begroting 2015 en de rekeningen van 2015. In dat opzicht meen ik dat we vandaag heel wat nuttige en goede informatie hebben gekregen. Bij velen was immers de grote bezorgdheid gegroeid of de ontvangsten qua grootteorde nog wel overeenstemmen met wat in de begroting is opgenomen. Dat was de hoofdvraag, die we zeker aan de inkomstenzijde hadden. Straks zullen we het uiteraard hebben over de uitgavenzijde.

 

Als men de verschillende posten aan de inkomstenzijde bekijkt, kan men zien dat de meeste posten kleine verschillen vertonen. Verschillen van 470 miljoen of 380 miljoen in de ene of de andere richting gaan altijd over minder dan 1 % van wat in de begroting was opgenomen. Het betreft, met andere woorden, schommelingen per soort van fiscaliteit die minder dan 1 % vertegenwoordigen. Het ene lijkt het andere te compenseren in grootteorde. Wij komen wel op een iets lagere belasting uit. Volgens het document dat ik heb gekregen, zou het verschil op ESR-basis 17 miljoen bedragen. We zullen later bekijken wat dat juist betekent.

 

Hier is de belangrijkste vraag: heeft de minister van Financiën de centen die hij in de begroting had ingeschreven en waarover wij hier in het Parlement hebben gestemd, opgehaald? Heeft hij die centen opgehaald voor de federale Staat, maar ook voor de Gemeenschappen en de Gewesten? Die vraag kunnen wij vandaag duidelijk positief beantwoorden. Hij is erin geslaagd de cijfers in de begroting te doen weerklinken in de rekeningen. Uiteraard zullen we nog een aantal elementen dieper moeten bekijken. Daarvoor krijgen we de volgende maanden nog heel wat mogelijkheden.

 

Een van de belangrijke punten daarin is hetgeen de heer Laaouej daarstraks heeft aangehaald, namelijk de verminderde doorstorting van de personenbelasting. Op het eerste gezicht is het zeer goed dat slechts 4,6 miljard is teruggestort in plaats van 5,029 miljard. Dat is op zich een goed teken, want dat zou betekenen dat de renteloze lening die alle burgers geven aan de Staat vermindert. U weet dat de Belgische burger, door een te hoge afhouding van de bedrijfsvoorheffing, te veel belastingen betaalt. Via de inkohiering krijgt de burger vervolgens een deel van de ingehouden belastingen terug, ook dankzij de talrijke fiscale aftrekmogelijkheden, zoals de woonbonus.

 

Wij hebben altijd vragen gesteld bij het relatief hoge bedrag van 4 tot 5 miljard gedurende vele jaren. Het is opnieuw geconstateerd dat ongeveer 4,6 miljard is teruggestort naar de burgers, de particulieren, van de te veel ingehouden belastingen op het loon dat ze hadden ontvangen. Op dat vlak lijkt het mij belangrijk deze evolutie verder te onderzoeken.

 

Natuurlijk is de kanttekening die de heer Laaouej maakt, belangrijk genoeg om te worden onderzocht. Betekent het dat men trager heeft ingekohierd en men de belastingplichtigen minder snel heeft terugbetaald, en heeft dat dus een effect op het eerste kwartaal van 2016? Op dat moment zullen wij de conclusie dat die renteloze lening daalt, niet kunnen bevestigen.

 

Het lijkt mij belangrijk om dat later eens rustig te herbekijken. Wij zullen daarvoor nog de nodige tijd krijgen.

 

Wat de inkomstenzijde betreft, werd gewerkt met een uitgeschreven tekst. In de commissie voor de Financiën houden we van eenvoudige dingen. Een tabel met vier kolommen met daarin de vennootschapsbelasting voor de jaren 2014, 2015 en 2016 was voor ons veel gemakkelijker geweest om de evolutie waar te nemen. Wij gaan er elk jaar een stukje op vooruit.

 

Wat de ontvangstenzijde betreft, we hebben te maken met lagere belastingen, maar de ontvangsten liggen in de grootteorde van wat in de begroting werd opgenomen. Voor de uitgaven wachten wij nog op de tabel om de evolutie te kunnen volgen. Het is immers zeer moeilijk om alle wijzigingen aan de uitgavenzijde in te schatten aan de hand van een korte uiteenzetting. Wij blijven daar een beetje op onze honger, mevrouw de minister. Wij zouden graag een eenvoudige tabel krijgen met daarin de begroting en de rekening van de diverse departementen. Dat is niet zo moeilijk.

 

01.14  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): (…)

 

01.15  Luk Van Biesen (Open Vld): Wij vragen dat niet om de departementen met mekaar te vergelijken, mijnheer Calvo.

 

Wij hebben de jongste maanden niets anders gehoord dan partijen die het werk van hun ministers loofden. Sommigen wezen bijvoorbeeld op het belang van de veiligheid om te vergoelijken dat zij buiten de lijntjes kleurden. De burger heeft volgens mij bijzonder weinig aan dergelijke communicatie.

 

Vroeger werd op 1 januari het traditionele nieuwjaarsconcert uit Wenen onderbroken door ministeriële mededelingen waarin werd gewezen op het feit dat de rekening klopte. Nu duurt het 45 dagen om een omschrijving te krijgen van de cijfers in plaats van de tabellen.

 

Waarom konden wij de cijfers niet sneller krijgen? Als het zolang duurt, voedt dat immers de opinie dat er iets niet zou kloppen aan de ontvangsten- of de uitgavenzijde. Dat is munitie voor de oppositie om het goede werk van de regering op het vlak van ontvangsten en uitgaven onder vuur te nemen.

 

01.16  Peter Vanvelthoven (sp.a): De oppositie binnen de regering, bedoelt u.

 

01.17  Luk Van Biesen (Open Vld): Nee, er is geen oppositie in de regering. In het Parlement misschien wel, maar in de regering bestaat dat niet.

 

Ik hoop, mevrouw de minister van Begroting, dat wij de voor ons belangrijke tabel aan het verslag toegevoegd zullen zien. Dan krijgen wij een duidelijk beeld over de evolutie aan de uitgavenzijde.

 

Ik onthoud voornamelijk uit beide uiteenzettingen de lagere belastingen, waarmee ik als liberaal niet ongelukkig kan zijn, en de lagere uitgaven door de sanering van de overheid, waarmee ik als liberaal evenmin ongelukkig kan zijn.

 

Ten tweede, de inspanningen die in 2015 zijn gebeurd, zitten op het traject dat wij hadden uitgetekend. Is het 2,8 % dan wel 2,7 % of 2,9 %? Het hangt wat af van de bron, maar men heeft ons bevestigd dat het veeleer 2,8 % of 2,7 % zal zijn. Er valt nog wel een stuk weg af te leggen om tot een begrotingsevenwicht te komen, maar door de accuraatheid van de cijfers en de inspanning die we leveren met het Parlement en de regering, moeten we het gat zo snel mogelijk dicht kunnen rijden. Dat zal de zwaarste opgave zijn voor het Parlement.

 

We mogen toch stellen dat een van de hoofddoelstellingen van de regering, naast de reeds doorgevoerde taxshift, is om de staatshuishouding in orde te krijgen. Bij ons gebeurde dat vroeger met een huishoudboek waarin elke dag de uitgaven werden genoteerd. Zo’n huishoudboek werd toen nog bus per bus bij de mensen bezorgd. In het Parlement mag men van ons hetzelfde verwachten, namelijk dat wij zeer regelmatig beide ministers ondervragen om het gat in de begroting gedicht te krijgen. We zullen met zijn allen een inspanning moeten leveren, want we zijn er nog helemaal niet, ondanks de gunstige informatie die we vandaag kregen dat we voor het begrotingstekort toch zullen afkloppen op 2,7 % of 2,8 %.

 

01.18  Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer Van Biesen, ik wil u zeggen dat ook een christendemocraat verheugd kan zijn over lagere belastingen. Het verschil is echter dat die zich iets meer zorgen maakt of ongelukkiger is als de lasten worden doorgeschoven naar latere generaties, naar kinderen en kleinkinderen. Dat proberen wij uit te leggen met het motto van het rentmeesterschap. Dat is natuurlijk niet goed. De kernvraag is dan uiteraard ook wanneer wij een begrotingsevenwicht zullen bereiken. Wanneer zullen wij een structureel evenwicht realiseren?

 

Het klopt dat besparen en nieuwe ontvangsten zoeken om nieuw beleid te ontwikkelen, moed vragen. Dat is niet gemakkelijk. Toen ik de minister van Financiën zopas hoorde, merkte ik toch een zekere rancune op en twijfel over gemaakte afspraken. Hij zei dat een meevaller dankzij de taxshift of door een opflakkering van de arbeidsmarkt, geen alibi kan zijn om dingen niet te doen. Dat is nogal cryptisch, maar een goed verstaander kan begrijpen dat bepaalde personen geviseerd worden. Ik vind dat men een kat een kat moet noemen. Men moet zeggen welke afspraken niet gehonoreerd dreigen te worden, terwijl ze nochtans moeten bijdragen tot het delgen van het tekort.

 

Men kan zich afvragen wie er wakker ligt van het tekort. Toen ik collega’s van de partij van de minister zeer recent nog hoorde, was er bijna sprake van een begrotingsfetisj. Men kan dus geen koerswijzing verdedigen. Ik vind het belangrijk dat we collectief het maximale doen om zo snel mogelijk orde op zaken te stellen in het staatshuishouden.

 

Men zou kunnen zeggen dat er met de lage rentelasten een paar opportuniteiten zijn om te investeren. Ook aan de consument zeggen we dat hij moet oppassen, omdat lenen ook geld kost. Dat geldt eveneens voor de overheid. Wanneer het economisch klimaat plots verandert, zodat er rentestijgingen komen, zou dat natuurlijk een extra grote kater kunnen opleveren als we niet met de grootste behoedzaamheid handelen.

 

We moeten ook bekijken wat er eigenlijk nog in het laatje moet komen. Het is goed om even door te vragen wat de concrete maatregelen betreft, die afgesproken zijn. We hebben de discussie in extenso gevoerd bij de bespreking van de taxshift en de begroting. Heel concreet gaat het dan bijvoorbeeld over de redesign, waarvan de opbrengsten zeer groot worden geraamd, of over de vastgoedvehikels die heel wat zouden opbrengen. De vraag is of die geen geld kosten en het probleem groter kunnen maken. We hoeven op al die zaken niet concreet in te gaan, maar als u zegt dat iedereen zijn huiswerk moet maken, mijnheer de minister, had ik toch graag geweten welk huiswerk er afgesproken is. Wat moet er tegen wanneer worden opgeleverd?

 

Mijnheer de minister, u hebt heel wat positieve resultaten kunnen opsommen, maar we mogen niet blind zijn voor het nominaal tekort bij de federale overheid van een kleine 10 miljard ten opzichte van de 11,6 miljard voor de gezamenlijke overheid in 2015. Met de zesde staatshervorming is het begrotingsmatige zwaartepunt natuurlijk een stuk verschoven. Dat blijk nog niet uit de spreiding van de tekorten, omdat die uitrol geleidelijk zal volgen. Dat is toch wel een grote zorg, die wel collectief is.

 

Dat is geen verwijt gericht aan de ene of de andere minister. Ik roep op om collectief te handelen. Het heeft immers geen enkele zin dat een minister opwerpt dat zijn of haar zakken dichtgenaaid zijn om structurele inspanningen te leveren. We moeten nu eenmaal allemaal de afspraken met de Europese Commissie nakomen. We wijken nu al af op het vlak van de mid-term objectives. Daarbij moeten we rekening houden met alle verwachtingen, anders vrees ik dat het echt niet zal gaan.

 

01.19  Peter Vanvelthoven (sp.a): Wanneer ik beide ministers aan het woord hoor, dan krijg ik de indruk dat er eigenlijk niet veel aan de hand is. Ik hoor de heer Van Biesen uitleggen dat het allemaal over details gaat. Blijkbaar gaat alles goed. Nochtans spreken de cijfers voor zich. De doelstelling van de regering wordt volgens zowel de Europese Commissie als de Nationale Bank niet gehaald.

 

Het stabiliteitsprogramma en de afspraken met Europa voorzien in een nominaal saldo voor dit jaar van ‑2 %. Volgens de Nationale Bank klopt u het jaar 2015 af op ‑2,8 %. Is het de bedoeling om de ‑2 % volgend jaar te behouden? Zult u bij de begrotingscontrole het ritme dat afgesproken is met Europa aanpassen? Daarover had ik graag van u duidelijkheid gekregen.

 

Wat mij vooral verbaast, is het gemak waarmee een deel van de meerderheid hiernaar kijkt. Ik hoor u zeggen dat het absoluut iets meer mocht zijn, mijnheer de minister.

 

Het jaar 2015 is het eerste jaar dat de regering Michel volledig verantwoordelijk is voor de begrotingscijfers. Ik kan me niet inbeelden dat hieraan alweer de vorige regering, die uitsluitend uit socialisten bestond, schuld heeft. In ieder geval, in het eerste jaar dat u volledig verantwoordelijk bent voor de cijfers en de resultaten, wordt dat resultaat op Europees niveau en door de Nationale Bank afgewezen.

 

De Nationale Bank is daar zeer duidelijk in. Ik heb het rapport nog eens kunnen bekijken in de gedrukte versie.

 

U zegt dat u het niet eens bent met de voorzitter van de commissie en met een aantal commissieleden dat de regering het minder doet, maar ik citeer het rapport van de Nationale Bank, op bladzijde 162. Daar staat uitdrukkelijk: “Het structureel begrotingssaldo is evenwel nauwelijks veranderd in vergelijking met 2013. In 2012 en 2013 samen gaf de gezamenlijke overheid nog een structurele verbetering van 1,3 % van het bbp te zien." En dan: “De noodzakelijke verdere sanering van de overheidsfinanciën is sindsdien vrijwel tot stilstand gekomen."

 

Dat is de conclusie van de Nationale Bank. Dat is niet wat de oppositie meent; dat is niet wat de voorzitter van onze commissie meent, met wie u het niet eens bent; dat is wat de Nationale Bank erover zegt.

 

Tegelijkertijd zien wij dat de economische groei in ons land achterblijft. Onder de regering-Di Rupo groeide die bij ons sneller dan in Europa, vandaag blijft die achter. Finland en Griekenland doen het nog slechter, maar wij hangen achteraan in het Europees peloton, wat de economische groei betreft. Daarover hebt u geen van beiden met een woord gerept.

 

De Europese Commissie verwijst naar het netto besteedbaar inkomen van de Belgen en naar de extra facturen die er niet alleen op federaal niveau maar ook op regionaal niveau gekomen zijn, in Vlaanderen in het bijzonder. Er is een verhoging van de indirecte belastingen. Volgens de Europese Commissie en dus niet volgens de oppositie alleen, heeft dat als resultaat dat de binnenlandse consumptie achterblijft.

 

Dat achterblijven van de binnenlandse consumptie verklaart voor een groot stuk het probleem waarmee wij vandaag geconfronteerd worden.

 

Kortom, wij moeten ons zorgen maken over het feit dat België zijn afspraken met Europa niet kan nakomen en ook niet nagekomen is. Wij moeten ons zorgen maken over het feit dat in ons land de economische groei, het meest op twee landen na, achterblijft.

 

Dat de boodschap van de regering luidt dat het wel iets meer mag zijn en dat daarmee dan de kous af is, ontgoochelt mij. Ik meen dat de regering zich ernstig zorgen moet maken. Ik heb uiteraard de column van onze commissievoorzitter gelezen. Hij schrijft niet om de pers te halen, meen ik, hij schrijft vanuit een bezorgdheid die wij delen.

 

Hij maakt zich niet alleen zorgen over 2015, waarover het vandaag gaat, maar ook over 2016. Die zorgen zijn terecht en hebben de afgelopen maanden al voor oppositiewerk gezorgd.

 

Mijnheer de minister van Financiën, wij plaatsen grote vraagtekens bij de inkomsten. Heel wat maatregelen die u hebt voorgesteld, zijn vandaag nog steeds hangende. Nochtans staan daar inkomsten in de begroting tegenover. U hebt bijvoorbeeld de fiscale regularisatie met een verwachte opbrengst van 250 miljoen zonder wet proberen te regelen. De Raad van State heeft u vervolgens teruggefloten en er komt nu een wet, maar u hebt nog steeds geen akkoord met de Gewesten. Wij hebben u daarover al meermaals ondervraagd. Het gaat immers over veel geld.

 

Wij hebben u hier uw plan tegen de fiscale fraude horen verdedigen. Er kwam heel wat kritiek vanuit de meerderheid, omdat veel van die maatregelen niet waren besproken met collega’s-ministers die daarvoor bevoegd zijn.

 

Wat het plan tegen de fiscale fraude betreft, ik heb tot op vandaag nog geen enkele concrete maatregel ter zake zien verschijnen. De kaaimantaks zou heel veel geld moeten opbrengen. Hebt u al zicht op de werkelijke opbrengsten, nu bepaalde cijfers binnenkomen?

 

De diamanttaks ligt al bijna driekwart jaar ter goedkeuring bij de Europese Commissie, waardoor u vorig jaar al begrote inkomsten moest schrappen.

 

Over het vastgoedvehikel, goed voor 250 miljoen dit jaar, heb ik in de Kamer nog geen voorstel zien verschijnen.

 

U schrijft al die inkomsten in uw begroting in, waarvoor u verantwoordelijk bent, maar niet alleen de oppositie, ook een deel van de meerderheid, Europa en de Gewesten plaatsen daarbij grote vraagtekens. Overal duiken hindernissen op, die u blijkbaar niet had voorzien.

 

In het kader van de fiscale regularisatie zei u zopas dat een en ander het gevolg is van de financieringswet. Die financieringswet bestond toen u de eed aflegde als minister. U kende die wet dus. U moet niet achteraf klagen dat die een probleem vormt. U had dat beter op voorhand moeten inschatten.

 

Ik ben het helemaal met u eens wanneer u zegt dat 2016 een jaar van uitdagingen is. Meer zelfs, 2015, het eerste jaar van de regering-Michel, heeft absoluut niet de verandering gebracht die uw partij N-VA heeft beloofd, integendeel.

 

Wij gaan er economisch op achteruit. De afspraken met Europa worden niet nagekomen. Dat is een groot probleem. Wij kijken uit naar 2016, maar we vrezen het ergste.

 

01.20  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, collega’s, in verband met de timing van de toelichting, in tegenstelling tot de heer Van Biesen probeer ik op 1 januari iets anders te doen dan naar het nieuwjaarsconcert te luisteren. Het is meestal een dag dat ik een klein beetje probeer uit te slapen. Ik ben Feestenvoorzitter in Mechelen, mogelijk uw toekomstige woon- en werkplaats, mijnheer Van Overtveldt. Voor mij hoeven op 1 januari de cijfers nog niet gecommuniceerd te worden, dat mag voor mij gerust op 2 januari gebeuren.

 

Ik deel ook wel een beetje de analyse van collega Van Biesen met betrekking tot de onduidelijkheid daarover. Naar mijn aanvoelen, maar ik heb minder anciënniteit in deze commissie dan de heer Van Biesen, duurt die onduidelijkheid langer dan de gewoonte is en dat bestendigt toch wel een klimaat van onzekerheid, van vragen, zelfs met een constructieve oppositie, die daarvan uiteraard geen misbruik wil maken. Collega Van Biesen, u leek dat laatste te suggereren, uiteraard geheel ten onrechte. De onzekerheid en de vragen worden gevoed door de Europese Commissie en de Nationale Bank. In die zin is het goed dat er inzake 2015 vandaag een en ander op tafel komt.

 

Ik wil mij ook aansluiten bij de vraag aan de minister van Begroting om aan de uitgavenzijde een iets duidelijker zicht te krijgen voor 2015. Als dat snel kan gebeuren, hoeft dat ook niet langer aanleiding te geven tot onzekerheid en polemiek.

 

Mevrouw de minister van Begroting, misschien is dit iets te kort door de bocht, maar u lijkt de Europese Commissie bijna een gebrek aan kennis en informatie ter verwijten. Anderzijds is het natuurlijk een externe blik, die waardering verdient. U zegt dat het verschil te wijten is aan verschillende informatie. Welnu, dan moeten wij proberen dat verschil de wereld uit te helpen en ervoor zorgen dat de Europese Commissie voor haar inschattingen over informatie beschikt, waarover ze vandaag niet beschikt. Ik wil u dus vragen of u plannen hebt om een en ander uit te klaren, om de verschillen weg te werken, om de discussie de wereld uit te helpen.

 

Tot zover mijn opmerkingen over 2015.

 

Mijnheer Van Overtveldt, ik meen dat u het de commissie niet kwalijk kunt nemen dat er ook al even over 2016 wordt gesproken. Soms had ik de indruk dat er een partijvoorzitter aan het woord was, in plaats van een minister van Financiën. Ik weet dat die vacature in uw partij binnenkort wordt opengesteld en dat ter zake al enige zenuwachtigheid heerst. Zo’n stemming kan men het beste nooit op voorhand beslechten, want dan loopt dat al eens mis.

 

Ik vroeg mij trouwens af waarom men niet gewoon de minister van Financiën vraagt als penningmeester van een partij. Dat zou toch veel logischer zijn.

 

Uw toelichting klonk heel sterk als een stukje partijpropaganda: de kracht van verandering en gedaan met het PS-tijdperk. Die liedjes horen wij wel vaker.

 

Mijnheer de minister, ik moet wel zeggen dat er allesbehalve reden is tot euforie. Onder andere de tegenvallende groeivooruitzichten en begrotingsresultaten zouden volgens mij eigenlijk moeten nopen tot een tikkeltje meer terughoudendheid en bescheidenheid.

 

De tegenvallende begrotingsresultaten zijn extra vervelend, omdat er natuurlijk al heel wat inspanningen werden gevraagd aan de burgers in ons land. Als men ziet welke inspanning er nog moet gebeuren, dan dreigen er opnieuw facturen te worden uitgeschreven aan gewone mensen of mensen die moeten leven van een uitkering. Ik ben daar ten zeerste bezorgd over.

 

Over het begrotingstraject zegt u dat een begroting in evenwicht de doelstelling is en blijft van de regering. Ook qua timing hanteert u de timing die bij het aantreden van de regering werd geformuleerd. Of kan daar met een open blik naar worden gekeken?

 

Ik wil ook zeker stilstaan bij de paragraaf over de gemaakte afspraken, collega’s.

 

Ik lees nog even wat u daar zegt: “Los daarvan moet er ook gekeken worden of iedereen binnen de regering zijn of haar afspraken nakomt. Dalende uitgaven voor een departement dankzij een verbeterde arbeidsmarkt of positieve effecten van de taxshift zijn geen excuus om gemaakte afspraken niet na te komen.”

 

Ten eerste begeeft u zich daar toch wel op het terrein van collega Wilmès. Voor mij maakt het niet uit waar mevrouw Wilmès zit in de zaal. Ik vind dat een prima plaats. De taakverdeling moet echter wel gerespecteerd worden. U begeeft zich hier heel duidelijk op het terrein van de minister van Begroting. Mevrouw Wilmès, ik kan dan ook niet anders dan vragen of u het eens bent met de suggestie die de heer Van Overtveldt doet, met name dat een aantal ministers inzake uitgaven de afspraken niet nakomt. Als de minister van Financiën uitspraken doet over uw boetiek, meen ik dat het logisch is dat wij u vragen naar uw mening ter zake.

 

Mijnheer Van Overtveldt, als u een dergelijke suggestie doet, moet u kleur bekennen. Als u a zegt, moet u ook b zeggen. U zegt hier eigenlijk – de heer Deseyn heeft het ook op die manier geïnterpreteerd – dat er ministers in de regering zijn die de afspraken niet nakomen. Welke? U zult nu proberen te ontkennen dat u die suggestie doet. Ik zal het nog eens nalezen: “Dalende uitgaven voor een departement dankzij een verbeterde arbeidsmarkt of positieve effecten van de taxshift zijn geen excuus om gemaakte afspraken niet na te komen.” Welke afspraken worden er dan op dit moment niet nagekomen? Ik meen dat dit een heel logische vraag is.

 

Vooraleer u zich wil opwerpen als minister van Begroting en vooraleer u collega’s een geweten wil schoppen, zou ik u willen uitnodigen om voor uw eigen winkel te zorgen. Als vandaag mensen zich zorgen maken over de cijfers voor 2016, dan is dat omdat heel veel zaken die aan de inkomstenzijde gepland zijn, op meer dan losse schroeven staan. Ik vind het eigenlijk vreemd dat een minister die zijn fiscale regularisatie niet rond krijgt, die zijn huiswerk rond de vastgoedvehikels nog niet rond heeft, die nog in gesprek is met de Europese Commissie over de diamanttaks en die zijn huiswerk inzake de kaaimantaks niet rond heeft, de ambitie heeft om ook nog eens minister van Begroting te zijn en collega’s op het vlak van de uitgaven een geweten wil schoppen. Is penningmeester zijn van de regering nog niet voldoende voor Johan Van Overtveldt? Is minister van Financiën zijn niet genoeg werk voor Johan Van Overtveldt? Ik meen dat er nog genoeg werk openstaat om u mee in te laten.

 

Mijnheer Van Overtveldt, ik zou u willen uitnodigen om vooral aan de inkomstenzijde te doen wat is aangekondigd. We moeten namelijk vaststellen dat er op dat vlak momenteel nog heel veel vraagtekens zijn.

 

Tot slot, mijnheer de voorzitter, wil ik me nog tot u richten. De heer Van Biesen heeft gesuggereerd om een en ander systematisch op te volgen in de commissie. Ik denk dat dit interessant is en ik zou me zeker bij die vraag willen aansluiten.

 

Aangezien de minister van Financiën een paar belangrijke politieke statements heeft gedaan, wil ik daarover absoluut de mening van de minister van Begroting horen. De minister van Financiën moet daarover ook klare wijn schenken, want ik kan geen vrede nemen met enkel en alleen een suggestie. Daarvoor is de suggestie te sterk geformuleerd.

 

01.21  Peter Dedecker (N-VA): Ik was wel een beetje verrast door het betoog van de heer Deseyn, die op een bepaald moment verklaarde dat we moeten besparen en dus nieuwe inkomsten moeten zoeken. Persoonlijk heb ik een andere definitie van besparen dan nieuwe inkomsten zoeken.

 

Dat is natuurlijk wat we de voorbije legislatuur gezien hebben. Toen klopten sommigen zich op de borst met de melding dat ze enorm veel hadden bespaard. In werkelijkheid – en dan verwijs ik nogmaals naar het jaarverslag van de Nationale Bank, dat hier al enkele keren vermeld werd – hield de besparing onder de vorige legislatuur een verhoging van de primaire uitgaven in met 1,2 % van het bbp. Dat waren blijkbaar de besparingen van Di Rupo.

 

Om dat te kunnen financieren en het saldo toch nog een beetje gezonder proberen te maken, moet men natuurlijk de inkomsten verhogen. Dat is ook gebeurd onder Di Rupo: 1,7 % bbp aan extra belastingen. Dat klinkt natuurlijk gek voor de gewone mensen, maar reken het maar eens na: 1,7 % bbp komt voor een gemiddeld gezin neer op 2 500 euro extra belastingen, elk jaar opnieuw. Dat is 2 500 euro extra per gezin per jaar. Dat waren de zogezegde besparingen onder Di Rupo.

 

In vergelijking met de extra uitgaven van 1,2 % en de extra belastingen van 1,7 % bbp van toen, hebben we dit jaar alleen al een daling van de uitgaven met 0,7 %. Dat is het grote verschil dat er gemaakt wordt. Dat is echt wel de kracht van verandering.

 

Onder Di Rupo, zelfs met de massale belastingtsunami van 1,7 %, belandde België op het Europese strafbankje. Wij waren bij de slechtste leerlingen van de klas. Vandaag zien wij eindelijk een groot verschil. Vandaag stijgen de uitgaven niet meer, ze dalen. Ook de belastingen dalen. Ik meen dat wij daarmee alleen maar tevreden kunnen zijn. Ik ben blij, mijnheer Van Biesen, dat u dat ook bevalt. Wij kunnen daarover samen tevreden zijn.

 

Dat is natuurlijk een gezonde manier van werken. Het gaat om een lastenverlaging, die jobs creëert, ditmaal wel in de privésector, en niet zozeer in de gesubsidieerde sector, zoals de vorige keer. Als men jobs creëert in de private sector, jobs die geld opleveren, in plaats van jobs die geld kosten, dan maakt men de fundamenten van de Staat gezonder. Dat is een heel stuk beter voor de toekomst van onze kinderen, wat ook geheel in de lijn ligt van het rentmeesterschap, dat hier beleden wordt. Ik deel die mening zeker.

 

Mijnheer de minister, wij hebben een Europese doelstelling, namelijk niet alleen een evenwicht in 2018, maar ook een structureel overschot op lange termijn van 0,75 %. Dat structureel overschot is nodig, omdat wij, verhoudingsgewijs ten aanzien van de rest van Europa, maar ook gewoon tout court, au fond, nog een zeer hoge staatsschuld hebben. Die hoge staatsschuld houdt een groot risico in. Wij hebben dus nood aan een structureel overschot van 0,75 % om de staatsschuld onder controle te houden en de grotere vergrijzingskosten, die op ons afkomen, onder controle te houden. Ondertussen zien wij dat wij, door de hervormingen die wij in het voorbije jaar gerealiseerd hebben, de vergrijzingskosten hebben kunnen halveren. De uitgavenstijging die daarbij te verwachten was, is nu gehalveerd. Daarmee maken wij onze staatskas al een stuk gezonder. Vandaar de vraag wat de gevolgen daarvan zijn voor de doelstelling van 0,75 %. Valt daarin een wijziging te verwachten? Hoe zit dat precies?

 

De voorzitter: Ik neem ten slotte graag het woord, aangezien mijn naam hier enkele keren genoemd werd.

 

Vandaag hebben wij een discussie over de begroting 2015. Wat is de stand van zaken? Dat was de inzet van het debat.

 

Het verontrust mij dat de Nationale Bank van België, die toch een autoriteit is, ook als het over het budget gaat, op bladzijde 163 schrijft: “Met een verbetering van het structureel begrotingssaldo van 0,3 % van het bnp in 2015, wijkt België sterk af van de begrotingsdoelstelling. Dit was ook het geval in 2014, toen een verbetering van het structureel saldo met 0,5 % werd nagestreefd. Het structureel tekort liep toen, in 2014, op met 0,1 %.”

 

Verder lees ik: "Over beide jaren samen bedraagt de afwijking bijgevolg 1 procentpunt bbp", dus 4 miljard voor 2014 en 2015. Men kan discussies voeren over absolute cijfers, maar op dit moment wijken we 1 % af van wat we voorop hadden gesteld.

 

De gouverneur heeft ook gezegd dat vooral moet gekeken worden naar het structureel primair saldo, dat de fundamentele tendens van het begrotingsbeleid weergeeft. Dat is in 2014 en 2015 verslechterd, samen met 0,4 % van het bnp. Het structureel primair saldo is de voorbije twee jaar dus verslechterd, lees ik op bladzijde 162.

 

Ik ben vooral bekommerd om wat er in de komende jaren zal gebeuren. We kunnen de discussie nog blijven voeren over 2016 en de jaren daarna, maar in ieder geval vermeldt de gouverneur – ik spreek mij niet uit over deze of gene regering – dat de sanering in België in de brede zin van het woord, dus aan de inkomsten- en uitgavenzijde, voor een deel stilgevallen is. We moeten op Europese koers blijven. Ook de minister zegt dat we moeten streven naar een structureel evenwicht in 2018. De gouverneur stelt dat in de volgende jaren 8 miljard gesaneerd moet worden om dat evenwicht te bereiken.

 

Volgens mij is het de taak van het Parlement en van een commissie om zich daarover zorgen te maken. Tenslotte gaat een budgetdiscussie over cijfers. Het structureel begrotingstekort is dus een probleem voor de volgende jaren. Dat vinden wij niet terug in de cijfers van de minister van Financiën of van mevrouw Wilmès, aangezien dat nominale cijfers zijn.

 

Hoe dan ook is er een structureel probleem in de volgende jaren. Een en ander kan wel nog rechtgezet worden, aangezien we aan het begin van de legislatuur zijn. Maar het is belangrijk om te weten dat we op dit ogenblik niet op koers zitten.

 

Er is een kwaliteitsevolutie. De primaire uitgaven zijn immers gedaald van 52,3 naar 51,2 % van het bnp. Er is dus meer dan in vorige regeringen gesaneerd, wat positief is. Er zijn ook maatregelen genomen, onder andere in de sociale zekerheid, in de werkloosheidsuitkeringen, waar 700 miljoen bespaard is, en in de ziekteverzekering. Er zijn dus heel wat inspanningen gebeurd.

 

Aan de zijde van de ontvangsten zie ik dat er inderdaad een daling is van de fiscale druk. We hebben aan het begin van de legislatuur een aantal maatregelen genomen om de belastingen te doen dalen. Er was de indexsprong en de inkomensmatiging.

 

Ik kan me niet uitspreken over de absolute cijfers, waarvan ik aanneem dat het de juiste zijn. We zullen met het Monitoringcomité bekijken wat een en ander betekent voor 2016.

 

Er rijst echter een probleem: de structurele sanering van het tekort blijft achter op het schema, zelfs in nominale termen. Volgens de Nationale Bank zullen we in 2015 een netto te financieren saldo of globaal overheidstekort hebben van 11,6 miljard euro. In 2013 was dat 11,4 miljard euro. Na twee jaar zitten we 200 miljoen euro hoger dan in 2013. Ik spreek mij gewoon uit op basis van de cijfers. Het is volgens mij de taak van het Parlement om die cijfers op tafel te gooien. We zullen de volgende weken een discussie hebben over de begrotingscontrole en over de commentaren daarop van de Europese Commissie en de Nationale Bank, want dat is onrustwekkend. Voor 2016 spreekt men van een nieuwe inspanning die zou moeten gebeuren. Volgens de berekeningen van de Nationale Bank zitten we daar gemakkelijk aan 2 tot 3 miljard. We staan dus voor grote uitdagingen.

 

De financiering van de taxshift is een andere discussie, die we ook nog de volgende jaren zullen voeren. Enkele maanden geleden heb ik gezegd dat om de taxshift volledig te financieren en een structureel evenwicht in de begroting van 2018 te realiseren, er een sanering moet gebeuren van ongeveer 8 miljard. Dat cijfer circuleert al maanden en ik zie dat nu volledig bevestigd in het jaarverslag van de bank.

 

De discussie over 2015 moeten we vandaag voeren op basis van de cijfers. Nominaal zijn er heel wat elementen gegeven door de ministers, maar structureel hebben we een achterstand ten opzichte van wat we vooropgesteld hadden.

 

Ook de volgende jaren zullen er bijkomende problemen zijn. Het is duidelijk dat de maatregelen van de taxshift niet alleen moeten worden uitgevoerd, wat we de volgende maanden zullen zien. Ik hoop dat er nieuwe wetsontwerpen komen daarvoor. Zelfs al wordt die uitgevoerd, dan zitten we toch nog met een structureel probleem tegen 2018 omdat we nog 8 miljard moeten vinden. Ik bevestig wat ik daarover heb gezegd in het verleden: die elementen moeten in het Parlement aan bod komen. De volgende maanden zal men immers moeten zien of men het kan doen met de huidige uitgaven en hoe de sanering moet gebeuren. De belastingen zijn verlaagd door de taxshift. Sommige zijn verhoogd. We moeten dat uitvoeren, dat is een belangrijk element.

 

Minister Wilmès vraagt om nu vijf minuten te schorsen. Daarna krijgt de regering het woord voor de antwoorden op de gestelde vragen.

 

De behandeling van de vragen en interpellaties wordt geschorst van 16.15 uur tot 16.18 uur.

Le développement des questions et interpellations est suspendu de 16.15 heures à 16.18 heures.

 

Het woord is aan de regering.

 

01.22 Minister Johan Van Overtveldt: Mijnheer de voorzitter, ik heb een aantal bemerkingen bij de opmerkingen van de commissieleden. Wat mij opviel, is dat er veel meer over het traject tot eind 2016 is gesproken, terwijl het de bedoeling was om te praten over de begrotingsresultaten van 2015.

 

Welke inspanning moet er gebeuren voor 2016? Ik roep op om de zaken te zien zoals ze zijn. In de eerste week van maart verschijnt het rapport van het Monitoringcomité. Iedereen in deze commissie weet dat dit het klassieke startpunt is om de zaken te beoordelen. De regering wil in ieder geval daarvan vertrekken om te kijken waar zij staat, waar zij naartoe gaat en wat zij onderweg nog moet doen. Dat daarbij een belangrijke bijkomende inspanning moet worden geleverd, ontkent niemand. Iedereen onderschrijft dat.

 

Conform het regeerakkoord zal er moeten worden gekeken naar de inkomsten, de uitgaven en de structurele hervormingen. De twee zinnen waaraan bepaalde commissieleden blijkbaar zo zwaar tillen, zijn niet meer dan een parafrasering van het regeerakkoord, mijnheer Calvo, waarin er betreffende de publieke financiën inderdaad gesproken wordt over inkomsten, over uitgaven en over het belang van structurele hervormingen. Ik doe niets meer of niets minder dan oproepen om op het vlak van de begroting de inkomsten, maar ook de uitgaven en de structurele hervormingen op de gepaste manier en in overeenstemming met het regeerakkoord te bekijken.

 

Welke structurele inspanningen zijn er geleverd en hoe moet men die inschatten? Er circuleren nogal wat cijfers, zoals een nominaal tekort, een structureel tekort, een tekort voor de hele overheid, een tekort voor entiteit I enzovoort. Als het gaat over de ingrepen die zijn gebeurd om de publieke financiën op termijn op orde te stellen, geeft pagina 31 van het jaarrapport van de Nationale Bank van België zeer duidelijk aan dat de ingrepen tot nu toe van deze regering de vergrijzingskosten voor de komende veertig jaar halveren van 4,2 % naar 2,1 % van het bbp.

 

Dat is meer dan 8 miljard euro aan structurele ingrepen, met name een terugdringing van de kosten van de vergrijzing. Dat zijn niet mijn woorden, maar die van de Nationale Bank van België.

 

Ik denk dat wij elkaar nog lang om de oren kunnen blijven kletsen met dergelijke cijfers, maar het is toch onmiskenbaar dat deze regering op het vlak van de uitgaven een beheersingsbeleid voert dat dit jaar zijn effect heeft op de economische groei — ik kom daar straks op terug —, maar ook op veel langere termijn. Het kan in die zin dus bijna superstructureel worden genoemd.

 

Er waren diverse opmerkingen over de houding die Europa mogelijk zou kunnen aannemen ten opzichte van de MTO. Mevrouw Wilmès zal daarover zeker meer zeggen. Iedereen kan zien in de Europese rapportering over de verschillende landen waarover de entiteit Europa zich buigt, dat het belang van structurele inspanningen die gedaan worden een belangrijke impact hebben op de MTO.

 

Ik wil ook nog even wijzen op het fundamenteel verschil in de manier waarop een reductie van het begrotingstekort tot stand is gekomen. In de periode voor deze regering waren er toenemende uitgaven en nog meer toenemende inkomsten; thans zijn er afnemende uitgaven en afnemende inkomsten. Dat is een heel verschillende dynamiek, ook met het oog op het groeiperspectief op lange termijn van de economie.

 

Pour ce qui est de la différence entre court terme et long terme concernant la performance de l'économie, comme je l'ai toujours souligné ici en commission dès le premier jour, quand on mène une politique budgétaire telle que celle du gouvernement, inévitablement, à court terme, on a un élément qui pèse négativement sur la croissance. Mais on ne peut pas nier, j'espère qu'on ne le fait pas, que la Belgique est une petite économie très ouverte. Il est donc impératif d'être compétitif. Si on ne l'est pas, on va perdre sur tous les terrains, y compris au niveau du pouvoir d'achat des ménages, par exemple.

 

Il est évident que nous avions un handicap au niveau de la compétitivité, surtout au niveau du coût salarial relatif. Nous avons résolu cela avec, entre autres, le tax shift et le saut d'index qui ont pesé sur le pouvoir d'achat. Mais, comme les projections du Bureau du Plan et de la Banque nationale l'ont prévu d'une manière assez modeste, ces mesures porteront leurs fruits sur le long terme en matière de compétitivité améliorée, et donc de moyens d'expansion substantiels pour nos entreprises.

 

Op het niveau van de inkomsten zijn er — uiteraard in mijn richting — een aantal opmerkingen geformuleerd.

 

Zoals aangegeven in het eerdere betoog, ligt het uiteindelijke resultaat van de inkomsten 2015, op een kleinigheid na, voorlopig nog in positieve richting, volledig in de lijn van wat in de loop van de begrotingscontroles op het vlak van de inkomsten werd uitgetekend. Er zijn inderdaad een aantal projecten die aan de inkomstenzijde werden besproken.

 

Er is de diamanttaks, die vorig jaar noch dit jaar werd ingeschreven wegens een zeer goede reden. Wij zijn in volle discussie met Europa om het groen licht te verkrijgen voor deze taks. Het is immers net de bedoeling om te voorkomen wat ons de voorbije maand op het dak is gevallen, met name het verdict van Europa inzake de excess profit rulings. Dat had perfect kunnen worden voorkomen als men dit project bij de lancering aan Europa had voorgelegd. Dan had men misschien wat langer moeten wachten, maar in ieder geval zou men in meer sereniteit hebben kunnen werken. Nu is de boemerang teruggekomen. Ik wil dat met de diamanttaks vermijden. Wij zullen met Europa verder overleggen tot wij een akkoord bereiken. Op dat moment zullen wij met de diamanttaks tevoorschijn komen in de inkomsten. Ik denk dat dit van een grote verantwoordelijkheidszin getuigt.

 

Wat de kaaimantaks betreft, een project van vorig jaar, dat is een totaal nieuwe soort belasting. Wij hebben dat trouwens eind vorig jaar met de medewerking van de oppositie versterkt. Het is heel kort dag om al in februari te vragen hoeveel miljoenen dat opbrengt. Wij zullen proberen dat zo goed mogelijk te becijferen. U weet dat wij van de FOD Financiën daarover in diverse stadia berekeningen en projecties hebben gekregen. Wij zullen dat de komende periode zo goed mogelijk proberen op te volgen.

 

Er zijn ook vragen gesteld over de redesign. De redesign is het prototypisch voorbeeld van een oefening die door heel de regering zal moeten worden gemaakt. Ik herhaal dat de finaliteit van de redesign is te komen tot een aantal aanpassingen in de werking van het overheidsapparaat, zodat de efficiëntie van het geheel wordt verhoogd ten aanzien van de burger en van de uitgaven. Het is evident dat deze inspanning door heel de regering zal moeten worden geleverd.

 

Voor vragen naar de resultaten van de taxshift, lijkt het mij wel heel kort dag. De taxshift dateert deels van 2015, deels van 2016 en wordt verder uitgerold tegen 2019. Het gaat om maatregelen waarvan wij binnen de regering absoluut zeker blijven dat zij positieve effecten zullen hebben op de economische ontwikkeling, op de tewerkstelling, en uiteraard ook op de publieke financiën. Het vergt natuurlijk wel enige tijd vooraleer alle maatregelen die genomen zijn, die genomen worden, en die nog genomen zullen worden, hun uitwerking kennen. Zij zullen bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt, zowel aan de vraagzijde als aan de aanbodzijde, een effect hebben.

 

Op een bepaald ogenblik hoorde ik inzake de vennootschapsbelasting de vreemde opmerking dat de toename van de vennootschapsbelasting als een negatieve evolutie werd omschreven. Ik meen dat ik net aangaf dat er opnieuw animo ontstaat in de ondernemingswereld, dat men opnieuw kansen ziet om zaken te doen die winstgevend zijn en die, met andere woorden, meer belastinginkomsten opleveren. Als wij dit goed blijven omkaderen, zal dat op diverse vlakken tot investeringen en tot jobcreatie leiden.

 

Mijnheer Laaouej, u stelde een vraag over de kohieren personenbelasting. Ik herhaal – kwestie van de gedachten goed te ordenen – dat op basis van de ingekohierde bedragen de kohieren personenbelasting in 2015 in ESR-termen zouden uitkomen op -4,6 miljard euro, terwijl de begrotingsdoelstelling -5 miljard euro was. Er is dus een surplus van 380 miljoen. Ik voeg eraan toe dat er in 2015 uiteindelijk ongeveer veertigduizend aanslagen meer gevestigd zijn dan in 2014. Het budgettaire surplus waarvan hier sprake is, 380 miljoen, wordt verklaard door een verschuiving in de aard van de ingekohierde aangiften. Men stelt een stijging van het aantal vooraf ingevulde aangiften vast, terwijl een bijkomend uitstel werd verleend aan de aangiften die mandatarissen via Tax-on-web indienen.

 

Dit heeft inderdaad de positieve evolutie van de ESR-resultaten van deze post sterk beïnvloed.

 

01.23  Sophie Wilmès, ministre: Monsieur le président, plusieurs éléments ont été abordés. Je commencerai par les questions qui ont été posées sur les prévisions macroéconomiques du Bureau fédéral du Plan. Je rappelle que c'est la première étape préparatoire du conclave budgétaire, qui est essentielle. L'idée est ni plus ni moins, mais c'est important, de fixer les grands paramètres macroéconomiques de la Belgique pour qu'ils puissent être utilisés par les différentes administrations en vue d'adapter les recettes et les dépenses de l'État fédéral.

 

Ceci étant fait, la deuxième étape préparatoire est la publication début mars par le Comité de monitoring, de son rapport, qui va fournir l'actualisation complète des recettes et des dépenses. C'est uniquement sur base de ce rapport que le gouvernement va baser son conclave budgétaire. Dans ce rapport, il sera déterminé et évalué les efforts qui doivent éventuellement ou certainement être encore fournis pour atteindre les objectifs. Le cas échéant, c'est à ce moment-là, et pas avant, que les moyens pour y parvenir seront déterminés par l'ensemble du gouvernement.

 

Au niveau général, en ce qui concerne ces prévisions macroéconomiques, que peut-on constater? De manière générale, le Bureau fédéral du Plan confirme que la croissance reste globalement stable effectivement en passant à 1,2 % au lieu des 1,3 % que nous avions estimé pour l'initial 2016; 1,3 % est aussi le chiffre de la croissance repris par la Commission européenne. On peut estimer en tout cas qu'au niveau des chiffres qui ont été pris pour faire le budget initial 2016, on n'est pas loin.

 

On a comparé énormément de choses, les chiffres de la BNB, les chiffres de la Commission européenne souvent, l'évolution du solde structurel, l'évolution du solde nominal, tous les chiffres sont utilisés en fonction de l'argument que l'on essaie de faire. C'est humain, mais je comprends que cela embrouille un peu le message.

 

Je voudrais quand même rappeler que la Commission européenne est peut-être allée plus loin. Monsieur Dispa, vous avez pris la peine de préparer une question à ce sujet. Les différences entre les estimations de ce gouvernement et de la Commission européenne sont de plusieurs ordres. Je voudrais les détailler quelque peu.

 

La première chose est de considérer les délais qui séparent les exercices de prévision. Pour le budget initial de 2016, par exemple, le gouvernement se base sur les prévisions macroéconomiques réalisées au mois de septembre par le Bureau fédéral du Plan, tandis que les prévisions de la Commission européenne dont on parle actuellement ont été faites en février.

 

J'en viens à l'autre point. Le monde évolue, l'environnement économique aussi. La conséquence de cette différence de timing est que le scénario économique est un peu différent. Il recèle des composantes qui contribuent à la croissance, qui elles aussi sont différentes.

 

Un autre point qui diverge entre ce que nous avions prévu dans l'initial de 2016 et ce que la Commission européenne dit maintenant, et qui s'ajoute aux différences que je viens d'exprimer, est la différence des modèles utilisés. Nous n'utilisons pas les mêmes modèles.

 

Troisièmement, comme on l'a déjà dit, la Commission européenne a sa propre lecture des mesures prises par le gouvernement et de leur rendement. Elle a sa propre estimation de l'output gap qui est une variable clé pour passer du solde nominal au solde structurel, et sa propre estimation des one-off.

 

En plus de cela, si mes informations sont correctes, le fait de considérer de manière différente les mesures prises par un gouvernement n'est pas une spécialité belge. Elle ne régit pas les relations particulières qui pourraient exister entre la Commission européenne et la Belgique. La Commission européenne a dit, au sein de cette commission il me semble, que le fait qu'elle ne considère qu'une partie des mesures n'était pas du tout spécifique à la Belgique. De manière à avoir une appréciation cohérente pour tous les pays, elle adopte une approche assez générale.

 

Ce que je viens de citer constitue tout ce qui pourrait expliquer une différence importante au niveau du solde nominal. Mais une fois que ce dernier est déterminé, bien qu'il soit différent et nous avons expliqué pourquoi, on doit calculer le solde structurel. On sait donc que la base est différente. Sur cette base, on passe au solde structurel avec, de nouveau, une approche méthodologique différente en ce qui concerne l'output gap, les one-off etc.

 

Je pense que c'est fondamental parce que l'on compare toujours la Commission, la BNB, les chiffres du gouvernement. Il y a des différences de timing et des différences d'approche. Cela explique beaucoup de choses.

 

Beaucoup de questions ont aussi été posées sur la trajectoire budgétaire, qui est le fruit d'une décision collective gouvernementale. En décembre, nous avons encore voté un budget 2016 avec des prévisions pluriannuelles pour établir un équilibre en 2018. Je vous confirme que l'atteinte de cet objectif constitue un travail véritablement collectif.

 

Quant à la Commission européenne, elle ne s'intéresse pas qu'au gouvernement fédéral – ne nous méprenons pas. Elle s'intéresse aux chiffres de la "maison Belgique". Je vous rappelle à cet égard que nous sommes invités chaque année à réviser notre programme de stabilité. Nous n'avons pas encore entrepris cet exercice, mais nous devrons le clore pour le 30 avril sur la base de prévisions à moyen terme qui ne sont pas encore sorties. Ce trajet doit être élaboré entre l'entité 1 et l'entité 2. De nouveau, il s'agit d'un travail d'équipe dans lequel chacun doit prendre ses responsabilités.

 

En ce qui concerne le MTO, la Commission européenne peut le réviser à tout moment. L'objectif est que l'État puisse assurer la viabilité de ses finances publiques à long terme. Dans les composantes de ce MTO, on trouve le coût du vieillissement. On peut imaginer que les réformes structurelles entreprises par le gouvernement à cet égard influent sur ce dispositif, mais nous n'avons pas la main là-dessus.

 

01.24  Ahmed Laaouej (PS): Monsieur le président, je ne suis vraiment pas convaincu par la démonstration des deux ministres. Ils ne répondent pas à la question fondamentale que je leur ai posée, à savoir la réconciliation entre leurs estimations du déficit, qui s'écartent des estimations retenues par la Banque nationale et la Commission européenne, avec les engagements pris au niveau européen. À ce stade, il vous faut encore trouver 1,6 milliard pour 2015 et 2,9 milliards pour 2016, soit plus de 4 milliards pour les deux exercices. Il y a un rattrapage de plus de 4 milliards d'euros à faire au prochain conclave si vous voulez respecter votre trajectoire.

 

Il vous revient de mener la barque du gouvernement fédéral comme vous l'entendez mais je dis simplement que, à un moment donné, vous serez rattrapés par les faits. Je comprends que vous n'avez pas envie de sortir du bois maintenant et d'être précis sur la réconciliation entre les déficits réévalués et les engagements pris au niveau européen mais il faudra que vous mettiez noir sur blanc la façon dont vous pensez pouvoir y arriver.

 

On a beaucoup tourné autour du pot, le ministre des Finances nous a fait une leçon d'économie. J'ai déjà expliqué à quel point je n'étais pas d'accord avec lui mais ce n'est pas le lieu pour cela. Nous nous voyons ici pour parler du budget, des recettes fiscales, des dépenses et des trajectoires.

 

La ministre du Budget, quant à elle, n'a pas répondu à ma question de la détermination des écarts par rapport aux engagements européens. On n'y voit donc toujours pas plus clair.

 

On ne sait toujours pas où on va aujourd'hui, alors qu'il aurait été possible de nous indiquer quels efforts ils allaient devoir faire sur base des engagements pris en avril 2015 et sur base des estimations actuelles du gouvernement, qui sont plus optimistes que celles du Bureau du Plan ou de la Banque nationale.

 

Je ne suis donc pas convaincu par les démonstrations des ministres, mais je les remercie néanmoins pour nous avoir fourni leurs réponses.

 

01.25  Benoît Dispa (cdH): Monsieur le président, j'ai écouté avec attention les réponses des ministres. Manifestement, vous n'arrivez pas à convaincre toute la majorité. Il ne faut donc pas s'étonner que l'opposition elle-même ne soit pas davantage convaincue. Les débats auxquels on a assisté sont quand même un peu inquiétants sur les divergences d'analyse au sein même de la majorité, sur le diagnostic de départ et sur les objectifs à atteindre d'ici quelques années. Je me permets de le souligner parce que si vous voulez avoir un discours crédible vis-à-vis de l'extérieur de la majorité - je ne parle pas de l'opposition, mais des instances européennes, par exemple -, votre discours serait plus crédible s'il était plus cohérent et homogène. Mais manifestement, il y a des divergences de vues importantes.

 

Par rapport à ce que M. le ministre des Finances nous a expliqué, en résumant, vous nous dites en gros que pour 2015, ce n'est pas bien grave, les différences sont minimes, mais qu'en 2060, tout ira bien! Vous prenez appui sur les projections du Comité de vieillissement pour dire qu'à l'horizon 2060, le coût du vieillissement va être réduit de moitié et que cela pourrait avoir un effet positif sur l'objectif de moyen terme fixé par l'Union européenne. Je veux bien avoir confiance avec vous dans ces projections jusque 2060, mais honnêtement, ce n'est pas tellement cela qui va nous rassurer. Pour moi, ce qui compte vraiment, c'est l'échéance 2018.

 

Par rapport à cela, madame la ministre du Budget, vous avez été plus précise en confirmant la volonté d'atteindre l'équilibre à l'horizon 2018. Je ne demande qu'à vous croire, mais si vraiment vous voulez y arriver, il ne faut pas minimiser, comme vous donnez collectivement l'impression de le faire, les écarts qui apparaissent dès 2015. Je ne parle pas des écarts méthodologiques - merci pour les explications concernant les divergences par rapport à la Commission européenne -, mais dès 2015, structurellement, les écarts sont importants. Vous avez vous-même, dans votre intervention, fait des différences entre les dernières estimations de l'exposé général du budget 2016 et les estimations de la Commission européenne et de la Banque nationale. Mais alors que la Banque nationale fixe un solde minimal à 2,8 %, vous arrivez à 2,7 %; vous dites fièrement que ce n'est pas grand-chose.

 

Mais vous n'avez pas cité le chiffre du déficit structurel estimé par la Banque nationale qui, lui, est à 2,5 pour 2015. Par rapport à l'objectif du gouvernement qui était de 2, là, il y a un écart qui, dès 2015, est vraiment problématique. Je pense que si vous voulez atteindre l'objectif de 2018, personnellement j'y souscris aussi et, depuis le début, j'encourage les ministres du Budget à tenir bon, ne minimisez pas les premiers écarts qui apparaissent dès 2015 parce que je crains que les écarts ne fassent que s'accentuer et soient impossibles à rattraper.

 

L'année 2018, c'est dans deux ans. Honnêtement, sans rouvrir le débat, quand on sait toutes les incertitudes sur les recettes pour 2016 et les exercices suivants, il y a tout de même de quoi s'inquiéter. Je pense que d'ici deux ans, il arrivera un moment où vous reviendrez vers nous en nous disant que les paramètres ont changé et que le contexte était tel que, finalement, ce ne sera peut-être pas 2018 mais plus tard. Je prends acte de vos déclarations renouvelées. Ce n'est d'ailleurs pas une surprise de votre part, mais vous nous confirmez que l'engagement collectif du gouvernement, c'est l'équilibre en 2018. D'ici là, les résultats vont ou non vous donner raison.

 

Quand vous dites que c'est un travail collectif, et je terminerai par-là, je ne peux qu'y souscrire et en même temps, vous avez vous-même pointé, dans votre intervention, l'écart au niveau des pouvoirs locaux. Vous avez dit que dans l'analyse du SPF Finances, il y a 376 millions, si j'ai bien noté, qui sont imputables aux pouvoirs locaux, même si la Banque nationale a une estimation moins importante. Soyez alors cohérente avec vous-même et veillez à ce que les décisions prises par le gouvernement fédéral n'aient pas d'impact négatif notamment sur les pouvoirs locaux.

 

Je ne veux pas rouvrir le débat mais l'impact du tax shift sur les pouvoirs locaux, on sait bien qu'il n'est pas du tout neutralisé. Il ne faut pas à la fois prendre des mesures qui impactent négativement les pouvoirs locaux pour après venir dire que les pouvoirs locaux finalement contribuent à l'éloignement des objectifs de départ. Ce serait un double jeu qui ne serait pas très correct. Voilà, monsieur le président, ce que je voulais dire pour confirmer l'inquiétude que vous avez vous-même exprimée.

 

01.26  Marco Van Hees (PTB-GO!): Monsieur le président, je voudrais simplement dire aux deux ministres que c'est sans doute très sympathique de nous présenter de beaux chiffres en nous chantant "Tout va très bien, madame la marquise", mais que ce n'est pas le PTB qui a imposé un gendarme budgétaire européen. Nous n'étions pas franchement favorables au TSCG (Traité sur la stabilité, la coordination et la gouvernance) et autres textes de ce genre. Vous qui les avez signés à deux mains, essayez de tenir compte de ce que demande la Commission européenne et arrêtez de nous présenter uniquement votre conception des chiffres.

 

Généralement, on considère que certains gouvernements épargnent la population, tandis que d'autres font preuve de rigueur budgétaire. J'ai l'impression que celui-ci non seulement n'épargne pas la population, loin de là, mais de plus recherche un petit peu la rigueur budgétaire. Si les recettes fiscales sont plus basses que prévu, cela signifie que les efforts qui vont être exigés sous la forme de coupes dans les services publics seront encore plus importants qu'escompté. Ce n'est pourtant déjà pas mince! Je trouve cette situation assez inquiétante.

 

Je vais vous donner un petit truc, monsieur le ministre des Finances: vous pourriez commencer par récupérer l'argent des excess profit rulings. Cela correspond plus ou moins à ce qui manque en recettes TVA et impôt des personnes physiques. Ce serait déjà une première manière de renflouer les caisses.

 

De voorzitter: (…)

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.50 uur.

La réunion publique de commission est levée à 16.50 heures.