Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen |
Commission
des Relations extérieures |
van Woensdag 27 januari 2016 Namiddag ______ |
du Mercredi 27 janvier 2016 Après-midi ______ |
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 16.08 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Rita Bellens.
Le développement des questions et interpellations commence à 16.08 heures. La réunion est présidée par Mme Rita Bellens.
De voorzitter: Collega’s, we starten met de vragen. De heer Blanchart is niet aanwezig voor zijn vraag nr. 8082.
- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de spanningen in het Midden-Oosten" (nr. 8166)
- mevrouw Nele Lijnen aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de executies door de autoriteiten in Saudi-Arabië" (nr. 8246)
- de heer Philippe Blanchart aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de gespannen betrekkingen tussen Iran en Saudi-Arabië" (nr. 8289)
- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de spanningen in het Midden-Oosten" (nr. 8327)
- de heer Peter De Roover aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de spanningen tussen Iran en Saudi-Arabië" (nr. 8364)
- mevrouw Sarah Claerhout aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de betrekkingen tussen Iran en Saudi-Arabië" (nr. 8432)
- de heer Georges Dallemagne aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de recente acties van de Saudische dictatuur" (nr. 8440)
- de heer Jean-Jacques Flahaux aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de evolutie van de mensenrechten in Saudi-Arabië" (nr. 8556)
- mevrouw An Capoen aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de arrestatie van Samar Badawi" (nr. 8805)
- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "les tensions au Proche-Orient" (n° 8166)
- Mme Nele Lijnen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "les exécutions en Arabie saoudite" (n° 8246)
- M. Philippe Blanchart au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "la situation tendue entre l'Iran et l'Arabie saoudite" (n° 8289)
- M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "les tensions au Proche-Orient" (n° 8327)
- M. Peter De Roover au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "les tensions entre l'Iran et l'Arabie saoudite" (n° 8364)
- Mme Sarah Claerhout au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "les relations entre l'Iran et l'Arabie saoudite" (n° 8432)
- M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "les récentes actions de la dictature saoudienne" (n° 8440)
- M. Jean-Jacques Flahaux au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "l'évolution des droits de l'homme en Arabie saoudite" (n° 8556)
- Mme An Capoen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "l'arrestation de M. Samar Badawi" (n° 8805)
01.01 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag is lichtjes gedateerd, omdat we tijdens de vorige vergadering over de Diplomatieke Dagen hebben gediscuteerd, zoals u zelf hebt aangegeven.
Ik heb mijn vraag ingediend naar aanleiding van de executie van Nimr al-Nimr in Saudi-Arabië. Ik ben begonnen met de vaststelling dat de spanning tussen de soennitische Arabieren en sjiitische lraniërs snel oploopt na de executie van 48 terdoodveroordeelden, waaronder Nimr al-Nimr, in Saudi-Arabië. Er zijn onlusten en brandstichtingen geweest aan de Saudische ambassade in Teheran. Saudi-Arabië heeft het vliegverkeer naar Iran beëindigd, de commerciële relaties opgeschort en zijn inwoners verboden naar Iran te reizen.
Daaropvolgend hebben Bahrein, Koeweit, Djibouti en Soedan de diplomatieke betrekkingen met Iran verbroken. Oman heeft dan weer het verbreken van de diplomatieke banden veroordeeld.
Op 5 januari heeft Iran beelden getoond van een geheime ondergrondse raketbasis, waarin de nieuwe Emad-raket ligt opgeslagen. De Emad-raket heeft een bereik van 1 700 kilometer en kan dus zeker Israël en eigenlijk alle Amerikaanse basissen in de regio treffen. Ook alle Saudische olie-installaties liggen binnen het bereik.
Ik heb zes vragen voor u, mijnheer de minister.
Ten eerste, hebben de lraanse autoriteiten de vernieling van de diplomatieke posten van Saudi-Arabië laten begaan of proberen te voorkomen?
Ten tweede, misbruikt Saudi-Arabië de aanvallen om de spanning in de regio verder op te voeren? Wat is uw analyse?
Ten derde, sjeik Nimr al-Nimr werd in 2012 gearresteerd en in 2014 ter dood veroordeeld. Toch werd hij pas in 2016 geëxecuteerd. Wijlen koning Abdullah heeft het vonnis nooit uitgevoerd. ls dat volgens u een indicatie dat Saudi-Arabië onder koning Salman een hardere lijn hanteert dan koning Abdullah? Op welke wijze zal deze evolutie de Belgische lijn tegenover Saudi-Arabië beïnvloeden?
Ten vierde, is er volgens u nood aan een herijking van onze diplomatieke verhoudingen met Saudi-Arabië? Welke elementen legt u op tafel?
Ten vijfde, wat is de impact op de vredesonderhandelingen voor Syrië en Jemen? Welke acties neemt de Europese Unie op dit moment om die vredesonderhandelingen te behoeden voor een implosie door de ruzie tussen Iran en Saudi-Arabië?
Ten slotte krijg ik graag een overzicht van de mate waarin u bent tegemoetgekomen aan de vragen van de Kamer, zoals geformuleerd en aangenomen in resolutie nr. 54K 1154 met betrekking tot de mensenrechten in Saudi-Arabië en de situatie van Raif Badawi.
01.02 Peter De Roover (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, Saudi-Arabië is hier niet voor het eerst onderwerp van gesprek, en ik vermoed dat het ook niet voor de laatste keer zal zijn.
Het is nog eens aangetoond hoe precair de toestand in het Midden-Oosten is. Bovendien zitten wij in een heel moeilijke situatie. Enerzijds zijn de mensenrechtenschendingen die plaatsvinden in Saudi-Arabië onbetwist en verregaand, anderzijds is het belang van dat land voor de stabiliteit of instabiliteit van de regio zeer groot. Het gaat trouwens ook over een geopolitieke strijd tussen Saudi-Arabië en Iran, tussen de soennitische en sjiitische wereld, en ook tussen de invloedssferen van beide.
U kent de gegevens. Ze zijn net door de collega op een rijtje gezet. Die gegevens tonen ook aan dat Saudi-Arabië in die soennitische wereld absoluut niet geïsoleerd staat. Er is als het ware een soennitisch front tot stand gebracht, wat meteen ook aantoont hoe omzichtig men met die situatie moet omspringen. We mogen ook niet de indruk wekken dat een optreden van het Westen of van de wereldgemeenschap de spanningen zou opdrijven door de indruk te wekken dat een of ander antisoennitisch front tot stand zou komen. Kortom, het is moeilijk manoeuvreren in deze aangelegenheid.
Ik ben net iets bescheidener dan de collega, want ik wil u daarover slechts vier vragen stellen.
Welke contacten hebt u gehad met uw internationale ambtsgenoten over de escalerende situatie ter plekke? Wat hebt u daaruit kunnen opmaken?
Ten tweede, wat zijn de gevolgen van die escalatie voor de internationale coalitie, of wat daarvoor moet doorgaan, tegen IS? De twee grote tegenstanders, Iran en Saudi-Arabië, zijn immers formeel ook bondgenoten in de strijd tegen IS, om even aan te geven hoe bizar de situatie is.
Mogen wij ook uw inzichten vernemen betreffende het conflict in Jemen? Wat is de verdere evolutie? Wat is daarvan de impact op de gehele regio?
Ten slotte, welke initiatieven kunt u nemen om voor een de-escalatie te zorgen van het conflict, dat een wereldwijde impact kan hebben wanneer het helemaal uit de hand zou lopen?
01.03 Sarah Claerhout (CD&V): Mijnheer de minister, ook mijn vragen zijn geformuleerd in de context van de gebeurtenissen die net al door de twee collega’s zijn geschetst.
Ik heb ook slechts vier vragen, variaties op de vragen die mijn collega’s hebben geformuleerd.
Ten eerste, mijnheer de minister, hoe beoordeelt u de executies die uitgevoerd zijn door Saudi-Arabië, tevens voorzitter van de VN-Mensenrechtenraad?
Ten tweede, hoe beoordeelt u de houding van Iran?
Ten derde, Iran en Saudi-Arabië zijn belangrijke regionale spelers. Hoe schat u het effect van de huidige toenemende spanning tussen beide landen in op de regio? Ik denk dan met name aan de mogelijkheid om een oplossing uit te werken voor de situatie in Syrië, specifiek met het oog op de onderhandelingen die op 25 januari hadden moeten starten, maar die een beetje zijn uitgesteld. Daarnaast verwijs ik naar het conflict in Jemen, waarin beide landen een sleutelrol spelen.
Ten slotte, mijnheer de minister, welke stappen plant u in deze context te ondernemen?
De voorzitter: Dank u, collega Claerhout. De andere collega’s met vragen zijn niet aanwezig. Ik geef het woord aan de minister.
01.04 Minister Didier Reynders: Mevrouw de voorzitter, ik heb precieze antwoorden op de verschillende vragen. Ik zal in de twee talen antwoorden, ook op vragen van afwezige collega’s.
Eerst en vooral wil ik commentaar geven op de gebeurtenissen van begin dit jaar. België betreurt uiteraard de uitvoering van 47 doodstraffen en de daarmee verbonden schendingen van de mensenrechten. Zoals u weet, blijft zowel voor de Europese Unie als voor België de afschaffing van de doodstraf een prioriteit en bestaan er EU-richtsnoeren inzake de doodstraf. In lijn met deze richtsnoeren worden door België en de EU, zowel op bilateraal als op multilateraal vlak, verschillende acties ondernomen, waaronder demarches en veroordelingen van de feiten.
J'ai déjà exprimé publiquement ma préoccupation concernant l'impact de ces exécutions, notamment celle du cheikh al-Nimr sur la situation régionale. L'ambassadeur d'Arabie saoudite à Bruxelles a été appelé, à ma demande, à se rendre au département des Affaires étrangères pour recevoir ce même message par voie officielle. Cette rencontre a également été l'occasion d'aborder la question des droits de l'homme de manière générale ainsi que certains cas individuels qui nous préoccupent.
Pour ce qui concerne le blogger Raif Badawi et la résolution de la Chambre, je vous renvoie aux réponses que j'ai données en séance plénière. Mais je vous confirme que nous sommes, à nouveau, intervenus sur ce sujet.
Ik kom tot het voorzitterschap van de Saudische ambassadeur van de consultatieve groep van de Mensenrechtenraad. Hoewel ik de Saudische positie en acties inzake de doodstraf betreur, zoals ik reeds heb verklaard, is de Saudische ambassadeur sinds mei 2015 voorzitter van de consultatieve groep van de Mensenrechtenraad. De leden van de consultatieve groep worden eveneens naar voren geschoven door de verschillende regionale groepen. Het gaat in de regel om permanente vertegenwoordigers, die echter geacht worden te zetelen in hun persoonlijke hoedanigheid. Ons land had geen zeggenschap in deze aanstelling.
Notre crainte, tout comme celle de la communauté internationale, est que les tensions croissantes entre l'Arabie saoudite et l'Iran minent les initiatives internationales visant à trouver des solutions politiques négociées aux conflits, en particulier en Syrie et au Yémen. Nous estimons que la collaboration entre l'Iran et l'Arabie saoudite est essentielle pour lutter efficacement contre Daech et pour sortir de la crise en Syrie, au Yémen et en Irak.
Pour ce qui concerne la Syrie, comme vous, j'ai pris note du fait que les autorités iraniennes et saoudiennes ont exprimé leur volonté de poursuivre le processus entamé dans le cadre des rencontres qui ont été initiées par les Nations unies. Je suivrai cette question de près.
De opzegging van het staakt-het-vuren door de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië in Jemen en de beschuldiging van Iran omtrent de beschieting van zijn ambassade te Sanaa door de troepen van de coalitie, is spijtig genoeg al een voorbeeld van de negatieve spiraal waarin de regio kan terechtkomen indien Saudi-Arabië en Iran er niet in slagen om hun relaties te verbeteren.
Je ne peux pas m’avancer sur les circonstances exactes qui ont permis l’attaque contre l’ambassade saoudienne à Téhéran – ni d’ailleurs sur ce qui s’est passé au Yémen avec l’ambassade d’Iran – mais je condamne évidemment vivement cette attaque, comme le Conseil de sécurité l’a également fait. J’invite toutes les parties à respecter les obligations qui découlent de la Convention de Vienne, notamment en ce qui concerne l’obligation de l’État hôte de garantir la sécurité du personnel et des locaux diplomatiques.
Ik zal in mijn bilaterale contacten, maar ook in multilateraal verband, blijven pleiten voor samenwerking, dialoog en politiek overleg tussen alle regionale partners, daar deze noodzakelijk zijn en blijven om tot een oplossing te komen voor de regionale crisis.
Wij proberen sinds enkele maanden om naar een echte, nieuwe ronde van onderhandelingen te gaan over Syrië, Irak en Libië. In de laatste weken was het mogelijk om op het einde alle belangrijke partners rond de tafel te krijgen in Wenen. Nu proberen we te starten in Genève met zo’n onderhandelingsproces rond Syrië.
Het is noodzakelijk om niet alleen de Verenigde Staten, Europa en Rusland rond de tafel te hebben, maar ook de regionale machten, namelijk Turkije, Saudi-Arabië en Iran. Dankzij een echt belangrijke rol van Europa in de besprekingen met Iran over de kernenergie is het nu mogelijk voor de Europese Unie om meer invloed te hebben in de regio, misschien ook voor zo’n nieuw onderhandelingsproces.
Het zal zeer moeilijk zijn. Wij moeten vragen aan Saudi-Arabië om druk uit te oefenen op enkele oppositiegroepen. Het is de taak van Saudi-Arabië om dat te doen in Syrië, zodat we verschillende oppositiegroepen aan de tafel kunnen krijgen. Het is niet gemakkelijk. We moeten, bijvoorbeeld, ook aan Rusland en Iran vragen om dezelfde druk uit te oefenen op het regime van Bashar al-Assad, om dezelfde richting uit te gaan en een echte opening te creëren voor een transitieproces.
Ik herhaal. We hebben niet alleen de doodstraffen, maar ook andere schendingen van mensenrechten veroordeeld. We hebben ook gevraagd om een de-escalatie te bewerkstelligen. Het is niet evident, bijvoorbeeld in Jemen, maar wij proberen toch een correcte samenwerking te krijgen van Iran en Saudi-Arabië in veel verschillende dossiers. Wij hebben nu een echte opportuniteit om vooruitgang te boeken, dankzij de aanwezigheid van iedereen rond de tafel. U hebt het gezien de jongste dagen en uren: het blijft zeer moeilijk. Het was normaal gepland om vorige maandag te starten, er was een uitstel tot vrijdag en ik vermoed dat we nog andere evenementen zullen zien.
We zullen altijd op bilateraal vlak, en nog meer via de Europese Unie, dezelfde druk uitoefenen op alle partners. Een politieke oplossing is de enige weg voor Syrië, Irak of Libië. Het is nodig om lid te zijn van een militaire coalitie, het is nodig om meer te doen op humanitair vlak, maar de enige weg is een politieke oplossing.
Spijtig genoeg zijn er veel spannende momenten tussen de verschillende partners, maar het is mogelijk een echt onderhandelingsproces op te starten, we hebben nu een opportuniteit. We zullen die opportuniteit steunen. Ik hoop dat het de volgende dagen, weken of maanden mogelijk zal zijn om vooruitgang te boeken voor een echte transitie in Syrië, een echte, inclusieve regering in Irak en ten minste een echte regering in Libië. Naast Syrië en Irak hebben we nu veel problemen in Libië. Het is ook een opdracht om voor dat land een positieve evolutie te bewerkstelligen, dankzij – nogmaals – de mogelijkheid om alle partners rond de tafel te hebben.
01.05 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, sta mij toe toch terug te keren naar mijn vraag, die ik heb ingediend. Op welke wijze zullen een aantal evoluties de Belgische houding ten opzichte van Saudi-Arabië beïnvloeden?
U hebt daarop eigenlijk niet geantwoord. Mag ik daaruit afleiden dat onze houding ten opzichte van Saudi-Arabië niet zal veranderen? Blijft zij dezelfde als in de afgelopen maanden en jaren? Ik zou daarover graag duidelijkheid krijgen. Een aantal partijvoorzitters, zelfs van meerderheidspartijen, hebben de afgelopen weken en maanden, toen het debat over Saudi-Arabië oplaaide in ons land, uitspraken gedaan. Het ging toen, bijvoorbeeld, over wapenhandel. Dat is een regionale bevoegdheid. Daarnaast zijn er de economische relaties met het land, maar het kan ook perfect gaan over zuiver federale materies. Ik denk aan koninklijke bezoeken aan Saudi-Arabië, federale handelsmissies en dergelijke. Daarin kunnen we toch een gewijzigde houding aannemen?
Ik hoef u er niet aan te herinneren, want u hebt zelf een aantal zaken opgesomd. We kennen allemaal de mensenrechtenschendingen in het land. Ze exporteren ook het wahabisme. Saudi-Arabië is een bron van instabiliteit, het financiert de internationale terreur. Als we dan spreken over Syrië, dan spreken we via een zeer directe lijn over Al-Sham of al-Nusra. Een en ander moet ons ertoe nopen onze houding ten opzichte van Saudi-Arabië te wijzigen. U hebt geen indicatie gegeven dat u dat inderdaad van plan bent. Ik wil u toch vragen om daarover nog eens goed na te denken.
Een van mijn vragen was ook in hoeverre u bent tegemoetgekomen aan de vraag van het Parlement in de resolutie over Raif Badawi. Ik verwijs, bijvoorbeeld, naar punt 11 in de resolutie. Wij hebben met het Parlement aan de regering gevraagd om de Belgische diplomatieke, militaire, economische, commerciële en energiegerelateerde betrekkingen met Saudi-Arabië te onderwerpen aan een grondige reflectie.
Uit de antwoorden die u telkens aan het Parlement geeft, kan ik niet afleiden dat u die grondige reflectie hebt gevoerd. Ik zal een schriftelijke vraag indienen, zodat u mij kunt overtuigen van het tegendeel, dat u wel die reflectie hebt gevoerd. Ik vraag naar een zekere nota, een zeker verslag van die reflectie, die u toch zou moeten uitvoeren, als u de vraag van het Parlement althans ernstig neemt.
01.06 Minister Didier Reynders: Ik mag altijd dezelfde antwoorden herhalen. Ik heb namelijk, zoals ik al zei, in dat verband al een antwoord gegeven in de plenaire vergadering. U kunt wel elke week met dezelfde vraag terugkomen.
Sta me toe nog enkele punten te vernoemen.
Ten eerste, op federaal vlak heb ik gezegd dat wij onze diplomatieke relaties zullen voortzetten in een echte dialoog met Saudi-Arabië. U vraagt namelijk in eerste instantie dat wij iets zouden doen aan de mensenrechten. Hoe is dat mogelijk zonder een rechtstreeks contact? Welnu, zowel ikzelf als mijn medewerkers hebben rechtstreeks contact gehad met mijn collega en medewerkers van Saudi-Arabië, bijvoorbeeld in verband met de zeer zware situatie van Raif Badawi. Tot nu toe lukte dat met een zeker succes, omdat een deel van de straf niet werd uitgevoerd, hoewel hij nog wel in de gevangenis zit. Dat succes kunnen wij alleen boeken door zulke acties, dag na dag. Ik zal dus niet elke week hetzelfde antwoord geven in dat verband.
Ten tweede, op internationaal vlak is het zeer nuttig, zoals ik al zei, om Saudi-Arabië rond de tafel te hebben, bijvoorbeeld bij de gesprekken over Syrië. U zou kunnen zeggen dat het niet belangrijk is, of dat we meer druk kunnen uitoefenen in een andere richting. Een oplossing voor Syrië zonder de aanwezigheid van Saudi-Arabië is echter onmogelijk, bijvoorbeeld omdat we in dat geval ook enkele oppositiegroepen niet rond de tafel krijgen. U zou het belang ervan in twijfel kunnen trekken, maar ik vind de aanwezigheid van Saudi-Arabië echt belangrijk. Daarom zet ik die werkwijze verder.
Ten derde, inzake de economische relaties zijn er geen intenties om nieuwe koninklijke missies of buitenlandse handelsmissies te organiseren naar Saudi-Arabië. Daartoe hebben wij ook geen vragen gekregen. Ik heb een brief geschreven naar de drie ministers-presidenten, die bevoegd zijn voor een aantal materies inzake buitenlandse handel en zeker voor de wapenhandel. Op die brief heb ik ook antwoorden gekregen, die ik in het Parlement al vermeld heb en die ik nu zal herhalen. De minister-president van Vlaanderen heeft mij geschreven om mee te delen dat hij aan FIT een onderzoek heeft gevraagd naar mogelijke problemen met een investering in Antwerpen. Ik zal, volgens mij net als u, wachten op het antwoord van FIT aan de minister-president, waarna er al dan niet actie ondernomen kan worden door Vlaanderen. Van Waalse kant heb ik van de minister-president de reactie gekregen dat hij verdergaat met de levering van wapens. Misschien vinden er daaromtrent nog enkele besprekingen plaats. Vanuit Brussel heb ik – dit is misschien een nieuw element – een brief gekregen van minister Vanhengel, die voorstelt om daarover in de volgende Interministeriële Conferentie voor Buitenlandse Zaken een bespreking te houden, wat ik zal doen.
Ten slotte, net als de minister van Binnenlandse Zaken heb ik al gesproken over de vraag naar de inmenging van Saudi-Arabië of van wahabisten in een specifiek cultureel centrum. De Grote Moskee van Brussel is een cultureel centrum. Het gaat niet alleen over Saudi-Arabië. Ook ander landen zoals Marokko en Senegal zitten mee aan de tafel.
De minister van Binnenlandse Zaken vroeg een onderzoek van de Veiligheid van de Staat. Ik mag daarover niets meer zeggen. Wij wachten nu. Daarna komt er misschien een reactie of een initiatief van de minister van Binnenlandse Zaken met betrekking tot de moskee.
Ik pleit voor een interne opleiding van imams in België, met imams afkomstig uit de lokale gemeenschappen en in samenwerking met de Gemeenschappen die bevoegd zijn voor onderwijs.
U kunt elke week mijn standpunt met betrekking tot Saudi-Arabië vragen. Ik heb dat al gegeven en ik bevestig dat nu opnieuw.
01.07 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik pleit niet voor het stopzetten van de dialoog. Ik pleit er ook niet voor om Saudi-Arabië van de tafel van de Mistura te halen. Wij hebben dat op geen enkel moment gezegd. Wij hebben wel gezegd dat het evenwichtspunt in onze buitenlandse politiek en onze diplomatieke relaties met Saudi-Arabië een beetje moet worden verlegd.
U weet dat dit onze vraag is. U weet ook dat die vraag leeft. Waarom? Omwille van mensenrechtenschendingen uiteraard, maar ook omdat ik meen dat business as usual met Saudi-Arabië niet meer in ons eigenbelang is, niet in ons veiligheidsbelang en niet in het belang van de stabiliteit in het Midden-Oosten. Wij moeten dus een aanpassing doen.
U hebt een aantal elementen genoemd, maar die moeten natuurlijk nog worden uitgevoerd. Het blijft wachten op de herijking die wij vragen, maar ik leid uit uw antwoord af dat u daarmee bezig bent.
01.08 Peter De Roover (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Vanzelfsprekend ben ik blij dat u uw, weliswaar beperkte, mogelijkheden gebruikt om de mensenrechtenschendingen aan te klagen. Het is misschien spijtig dat de Saudische mensenrechten geen onderwerp van directe beslissing uitmaken van dit orgaan, want anders zouden wij een andere taal spreken; wij kennen echter de daar bestaande beperktheid.
U bent zich zeer bewust van de grote wetmatigheid van de internationale politiek, dat er een evenwicht moet zijn tussen macht en principes. Als men het ene niet koppelt aan het andere, dan is men een keffend hondje waaraan weinig aandacht besteed wordt.
Er is veel verwarring, waarbij nogal wat zaken door elkaar worden gehaald. De lokale toestand wordt dan gekoppeld aan mogelijke investeringen hier of aan het wahabisme, dat hier inderdaad een te grote invloed heeft. Die discussies kunnen en mogen echter niet in één pot gegooid worden.
Wij steunen u ten volle – of wij dat nu graag hebben of niet – in het belang dat u toekent aan Saudi-Arabië voor het vinden van een diplomatieke en onderhandelde oplossing, en voor de dialoog die nodig is om in het Midden-Oosten de rust te krijgen die wij allen wensen. In die dialoog is Saudi-Arabië – of wij dat nu graag hebben of niet – natuurlijk een essentiële partner. Wanneer wij dat vergeten, dan bevorderen wij eerder de instabiliteit dan de stabiliteit.
Het nucleair akkoord met Iran biedt nieuwe mogelijkheden. Wij kunnen op een andere manier met dat land praten dan tot voor kort. Ik mag hopen dat die mogelijkheden ook nieuwe openingen bieden. Ik mag hopen dat wij met zeer kleine stapjes, meer zal het niet zijn, kunnen vooruitgaan.
Het theoretisch potentieel van Saudi-Arabië is erg groot. Ik meen dat Saudi-Arabië een game changer kan zijn in het Midden-Oosten. Het is erg belangrijk dat wij er zeer voorzichtig voor zorgen dat de ontwikkeling de goede richting uitgaat. In die zin ben ik blij met het antwoord dat u hebt gegeven.
L'incident est clos.
De voorzitter: Het volgende agendapunt is vraag nr. 8171 van de heer Blanchart, die echter niet aanwezig is.
- M. Philippe Blanchart au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "les relations entre la Russie et l'Ukraine" (n° 8176)
- Mme Sarah Claerhout au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "les sanctions contre la Russie" (n° 8429)
- M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "l'enlisement du conflit en Ukraine et la situation humanitaire sur place à la suite de l'interdiction de MSF dans les zones rebelles" (n° 8920)
- de heer Philippe Blanchart aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de betrekkingen tussen Rusland en Oekraïne" (nr. 8176)
- mevrouw Sarah Claerhout aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de sancties tegen Rusland" (nr. 8429)
- de heer Georges Dallemagne aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "het uitzichtloze conflict in Oekraïne en de humanitaire toestand na het verbod voor AZG om nog te werken in de door de rebellen gecontroleerde zones" (nr. 8920)
02.01 Sarah Claerhout (CD&V): Mijnheer de minister, de Europese Unie heeft naar aanleiding van de annexatie van de Krim door Rusland sancties opgelegd. Deze sancties werden verbonden aan de implementatie van de akkoorden van Minsk. Er werd vooropgesteld dat die op 31 december 2015 geïmplementeerd zouden zijn, wat niet het geval is. In dat licht werden de sancties dan ook verlengd.
Ook bereiken ons nog steeds verontrustende berichten uit de regio. Ik heb daarom de volgende vragen voor u.
Wat is de stand van zaken omtrent de implementatie van de akkoorden van Minsk?
Hoe verloopt de dialoog tussen de EU en Rusland en tussen de NAVO en Rusland? Hoe schat u het verdere verloop van de relaties met Rusland in?
02.02 Minister Didier Reynders: De relaties tussen de Europese Unie en Rusland zijn moeilijk omdat we met een context van sancties en tegensancties te maken hebben. De meeste modaliteiten voor dialoog en samenwerking zijn geschorst. Ik blijf een groot voorstander van het behoud van de dialoog met Rusland, maar ik zie geen enkele reden om het sanctiebeleid van de EU nu te wijzigen. We wachten een echte implementatie van de akkoorden van Minsk af om een mogelijke evolutie tegemoet te kunnen zien.
Tot nu toe konden we een aantal positieve elementen zien, zoals het staakt-het-vuren, maar er zijn ook nog veel problemen in Oost-Oekraïne. In de Krim heerst nog dezelfde situatie, maar ik blijf altijd openstaan voor een dialoog met Rusland. Ik denk dat het nuttig is om dat te doen op bilateraal vlak, ook voor de Europese Unie. Tot nu toe is het echter een zeer moeilijke situatie, die de uitvoering van de akkoorden van Minsk bemoeilijkt.
De NAVO heeft zijn praktische samenwerking met Rusland opgeschort en de politieke dialoog werd in de praktijk bevroren. Om de geloofwaardigheid van zijn afschrikking te waarborgen heeft de NAVO zich moeten aanpassen en heeft ze een aantal maatregelen onder de noemer “herverzekering” genomen. Ik blijf pleiten voor militaire vertrouwenwekkende maatregelen met Rusland om het risico van ongevallen te beperken.
Tijdens verschillende vergaderingen binnen de NAVO heb ik ervoor gepleit om toch contacten tussen de militairen te bewerkstelligen. We willen geen incidenten. We hadden bijvoorbeeld enkele F-16’s in de Baltische staten. We hebben er veel belang bij om een goed contact te hebben met de Russische militairen om echte incidenten te voorkomen.
Ik pleit voor strategisch geduld en voor een dialoog met Rusland. We moeten het evenwicht tussen de drie pijlers van het westerse beleid handhaven: dialoog, kordaat optreden via sancties en steun aan Oekraïne. Betrekkingen tussen de westerse wereld en Rusland zullen moeilijk blijven zolang de Minskakkoorden niet volledig worden uitgevoerd. De annexatie van de Krim heeft ons veiligheidssysteem fundamenteel aangetast. Wij moeten streven naar een nieuw tijdelijk evenwicht dat ons aanvullende veiligheidsgaranties bezorgt en dat het project van een vrijhandelszone van Lissabon tot Vladivostok een nieuw elan geeft.
Rusland vervult al enige tijd een nieuwe rol in Syrië. Misschien hebben we de positieve evolutie in de politieke onderhandelingen te danken aan haar militaire actie. Dat klinkt misschien vreemd in het kader van onze standpunten over Rusland. Het is niet alleen nuttig om Saudi-Arabië aan boord te hebben om druk uit te oefenen op de oppositie in Syrië, maar ook om via Rusland en Iran druk uit te oefenen op het Syrische regime.
De dialoog met Rusland is belangrijk in verschillende dossiers, niet alleen voor de conflicten in Oekraïne en Syrië. We zijn ook gebaat bij bilaterale contacten in dossiers rond mensenrechten, klimaatverandering, energie en andere dossiers. Niettegenstaande is de situatie in Oost-Oekraïne op dit ogenblik heel moeilijk.
Tot slot, het is niet alleen met Rusland dat we de dialoog gaande moeten houden, ook met Oekraïne. In onze laatste vergadering van de ministers van Buitenlandse Zaken op Europees vlak hadden we een rechtstreeks contact met onze Oekraïense collega. Zij moeten verder gaan met hervormen.
Ik pleit altijd voor nieuwe hervormingen in de strijd tegen corruptie, zoals de installatie van een echt onafhankelijke gerechtelijke orde maar ook de decentralisatie in Oekraïne. Zonder een echt decentralisatieproces in Oekraïne is het onmogelijk om een positieve evolutie te hebben in het oosten van het land. Ik heb dat vorig jaar ook gezegd tijdens ons voorzitterschap van het Comité van Ministers van de Raad van Europa. We gaan echter in dezelfde richting op Europees vlak en in alle bilaterale contacten.
Het blijft dus zeer moeilijk, maar er zijn wel enkele positieve signalen, zoals de samenwerking met Rusland rond Iran, waarbij ze aan boord wilden om tot een akkoord te komen rond de kernenergie. Het was mogelijk om Rusland aan boord te hebben in Parijs voor de COP 21. Het was misschien de laatste week ook mogelijk om steun te krijgen van Rusland voor politieke onderhandelingen inzake Syrië. Wat Oekraïne betreft, blijft het echter zeer moeilijk.
02.03 Sarah Claerhout (CD&V): Mijnheer de minister, uit uw antwoord wordt me inderdaad wel duidelijk wat uw algemene visie hierop is. U plaatst dat ook heel sterk in het Europese kader. Ik heb u een aantal keren horen zeggen dat de dialoog open moet blijven, maar dat het moeilijk is. U hebt dat verschillende keren herhaald. We moeten dit dossier aandacht blijven geven.
Ik kan echter uit uw antwoord niet goed afleiden wat nu de relatie tussen België en Rusland is. In welke mate wordt erin geïnvesteerd om die dialoog effectief open en goed te houden?
02.04 Minister Didier Reynders: Wij blijven veel bilaterale contacten onderhouden met Rusland. Vorig jaar had ik veel contacten via mijn rol in de Raad van Europa, maar ook op bilateraal vlak met mijn collega Sergei Lavrov. Er waren ook contacten via onze ambassade, onze diplomaten. Er zijn ook contacten in verband met buitenlandse handel, met de Gewesten. Er zijn missies, er zijn veel mogelijke activiteiten. Het klopt dat er sancties zijn, maar er zijn ook andere mogelijkheden dan alleen in de domeinen waarin sancties opgelegd worden. Het is misschien ook mogelijk om via de Commissie, op Europees vlak, verder te gaan.
We proberen dus om in dialoog te blijven, maar met een correcte uitvoering van de sancties die vastgelegd zijn op internationaal vlak. Wij gaan verder, niet alleen met een theoretische aanpak; we hebben ook concrete contacten, bijvoorbeeld met bedrijven die ons vragen of het mogelijk is om een akkoord te sluiten, om vooruitgang te boeken. Wij proberen een correct antwoord te geven, binnen het kader van de sancties.
Het is onmogelijk om tegen de sancties in te gaan, maar het is perfect mogelijk om op veel domeinen nog met Rusland te werken.
Het incident is gesloten.
- M. Philippe Blanchart au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "les droits de l'homme en Syrie" (n° 8177)
- Mme Sarah Claerhout au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "les discussions relatives à la Syrie dans le cadre de la Convention III de Genève" (n° 8919)
- de heer Philippe Blanchart aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de mensenrechten in Syrië" (nr. 8177)
- mevrouw Sarah Claerhout aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de Genève III-gesprekken over Syrië" (nr. 8919)
03.01 Sarah Claerhout (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, normaal gezien hadden de vredesgesprekken in Genève over Syrië moeten plaatsvinden op 25 januari, begin deze week dus. De gesprekken werden on hold gezet omdat er onenigheid bestaat over de delegatie van de Syrische oppositie.
Deze gesprekken zijn cruciaal om het conflict in Syrië tot een goed einde te brengen door een antwoord te bieden op vragen omtrent het instellen van een transitieperiode, de herziening van de Grondwet en het organiseren van parlements- en presidentsverkiezingen. Na een dergelijk akkoord zou de weg worden vergemakkelijkt om IS, het al-Nusra Front en andere terroristische groeperingen in Syrië gerichter te bestrijden. Nadat Rusland had voorgesteld om een gemengde delegatie van vertegenwoordigers van de Syrische oppositie af te vaardigen in Genève, is Rusland op deze beslissing teruggekomen door ook een afvaardiging te vragen van een Russischgezinde delegatie uit de Syrische oppositie.
Mijnheer de minister, wat is de stand van zaken omtrent het organiseren van deze Genève III-gesprekken? Welke delegatie zal men vanuit de Syrische oppositie sturen? Zijn ook de Syrische Koerden bij deze gesprekken betrokken? Hoe schat u de impact in indien deze gesprekken niet zouden plaatsvinden of heel moeilijk zouden verlopen?
03.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw de voorzitter, ik zal proberen om iets te zeggen in alle transparantie, maar dat is niet zo gemakkelijk. Ik heb al enkele elementen aangehaald in antwoord op vorige vragen.
Volgens de laatste informatie zouden de gesprekken op 29 januari moeten starten. Het is in eerste instantie de bedoeling dat onder de vorm van proximity talks gesprekken worden gevoerd tussen de oppositie en het Assadregime om dan, binnen zes maanden, tot een transitieregering te komen die een nieuwe Grondwet en nieuwe verkiezingen kan voorbereiden. Dat is de doelstelling van de mogelijke gesprekken tussen de oppositie en het Assadregime. De lijst van de uitgenodigden is door de heer de Mistura niet bekendgemaakt, maar ik heb het volste vertrouwen in zijn capaciteiten en België steunt hem volledig in zijn missie.
De oppositie heeft intussen haar delegatie samengesteld, maar er blijft discussie, onder meer met Rusland en Turkije, over de aanwezigheid van de Koerden, meer bepaald de PYD-fractie en bepaalde leden van de interne Syrische oppositie. Een aantal Koerdische fracties is in ieder geval vertegenwoordigd.
Tijdens mijn gesprek met het hoofd van het High Negotiations Committee van de Syrische oppositie, voormalig premier Riad Farid Hijab, eerder deze maand, heb ik de representatieve samenwerking van de oppositiedelegatie aangekaart. Ik heb tevens benadrukt dat het belangrijk is dat de gesprekken starten en dat er alternatieve oplossingen mogelijk zijn om alle partijen bij de gesprekken te betrekken. Ik breng bijvoorbeeld in herinnering dat het mogelijk is om onderhandelingen te voeren tussen twee groepen in twee verschillende zalen, de oppositie in de ene zaal en het regime in de andere zaal. Rusland wil echter dat er oppositieleden aanwezig zijn bij de onderhandelingen, van wie de oppositie vindt dat zij veeleer dicht bij het regime staan. Ik heb toen voorgesteld om met drie zalen te werken, één voor het regime, één voor de echte oppositie, en één voor andere mensen die geen echte oppositie zijn volgens de oppositie maar die dicht bij het regime staan. Maar goed, dit is misschien een Belgische oplossing.
Het belangrijkste is dat de onderhandelingen worden opgestart. Het belang van het politiek overleg bestaat erin een proces op gang te brengen waardoor een politieke oplossing voor het conflict in Syrië gevonden kan worden. Voor het eerst sinds het begin van het conflict geniet het politiek proces, zoals ik al zei in mijn antwoord op een vorige vraag, de steun van alle betrokken partijen, inclusief Iran, Rusland en de andere regionale spelers, zoals Turkije en Saudi-Arabië. Een mislukking zou een enorme terugslag betekenen voor een politieke oplossing, en zou het conflict in Syrië, dat zoveel humanitair leed veroorzaakt, enkel verder verlengen.
Ik heb met het oog op dit proces ook gevraagd druk uit te oefenen op de Golflanden, op humanitair vlak.
Het is misschien nuttig dat wij de Golflanden vragen om vluchtelingen op te vangen. Dat is nog steeds een delicate zaak en de laatste weken zien wij in België steeds meer vluchtelingen uit de Golflanden. Het is abnormaal dat er geen vluchtelingenopvang is in de Golflanden.
Het is een echte opportuniteit om onderhandelingen te starten en via de Europese Unie zullen wij onze steun verlenen aan dat proces.
03.03 Sarah Claerhout (CD&V): Mijnheer de minister, een van mijn subvragen had inderdaad ook te maken met het betrekken van de Syrische Koerden bij de gesprekken.
03.04 Minister Didier Reynders: Er zitten Koerden rond de tafel, maar er zijn misschien ook besprekingen met verschillende groepen van Koerden, net als met de andere groepen van de oppositie.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 8184 van mevrouw Thoron wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
De heer Dallemagne is niet aanwezig voor het stellen van zijn samengevoegde vragen nrs 8439 en 8923.
- M. Stéphane Crusnière au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "le Rwanda" (n° 8232)
- M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "le troisième mandat brigué par M. Paul Kagame" (n° 8276)
- M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "la candidature du président Kagame pour un troisième mandat" (n° 8314)
- Mme Sarah Claerhout au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "le troisième mandat brigué par le président Kagame" (n° 8428)
- M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "la candidature du président rwandais Paul Kagame à un 3ième mandat" (n° 8441)
- M. Stéphane Crusnière au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "le plan pour l'Afrique centrale" (n° 8703)
- de heer Stéphane Crusnière aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "Rwanda" (nr. 8232)
- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "het derde mandaat van Paul Kagame" (nr. 8276)
- de heer Peter Luykx aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de kandidatuur van president Kagame voor een derde mandaat" (nr. 8314)
- mevrouw Sarah Claerhout aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "het derde mandaat van president Kagame" (nr. 8428)
- de heer Georges Dallemagne aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de kandidatuur van de Rwandese president Paul Kagame voor een derde ambtstermijn" (nr. 8441)
- de heer Stéphane Crusnière aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "het plan voor Centraal-Afrika" (nr. 8703)
04.01 Stéphane Crusnière (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, en décembre dernier, un référendum a été organisé en un temps record. Il visait à demander aux Rwandais si une modification devait être apportée à la Constitution, afin de ne plus limiter le nombre de mandats pour le président. Le résultat fut le suivant: 98,13 % des Rwandais se sont exprimés pour une modification de la Constitution permettant au président Kagame de rester au pouvoir.
À la publication de ce résultat, vous avez exprimé, à juste titre, vos observations et vos craintes quant au délai très court qu'il aura fallu au pouvoir pour organiser ce référendum et à l'absence de débat démocratique sur cette modification de la Constitution. Vous avez très justement rappelé l'importance de respecter les principes de la Charte africaine de la démocratie, des élections et de la gouvernance.
Mme Mogherini a également exprimé ses craintes, rappelant que la pérennité de l'important travail de reconstruction socioéconomique du Rwanda dépendra du respect de l'alternance politique et du pluralisme politique.
Monsieur le ministre, dans son discours de Nouvel An, le président Kagame s'est dit prêt pour se présenter pour un troisième mandat. Les élections présidentielles sont prévues en 2017. La Belgique va-t-elle prendre part au processus de préparation des élections présidentielles? Une mission d'observation européenne des élections sera-t-elle organisée? Si tel est le cas, la Belgique compte-t-elle y participert?
04.02 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, in Burundi heeft België zich vanaf mei 2015 publiek verzet tegen een derde mandaat voor Nkurunziza. Voor Rwanda en Kagame is dat achterwege gebleven. Ook binnen de Europese Unie is er verdeeldheid over de wenselijkheid van een derde termijn voor Kagame.
Op 20 december 2015 nam u kennis van het referendum in Rwanda. Kagame kon zich door dat referendum opnieuw kandidaat stellen voor de presidentsverkiezingen in 2017 en potentieel zelfs tot 2034 aan de macht blijven. Op 1 januari 2016 kondigde Kagame effectief aan dat hij kandidaat zal zijn voor een derde mandaat als president.
Mijnheer de minister, ik heb de volgende vragen.
Ten eerste, waarom hebt u niet sterk gereageerd op deze kandidaatstelling?
Ten tweede, de huidige verspreide aanpak van de internationale gemeenschap heeft gefaald. België heeft geopteerd voor stille diplomatie. Dan is er toch wel een verschil met de Verenigde Staten, die veel opener waren en bij monde van een VN-ambassadeur hebben benadrukt dat president Kagame de mogelijkheid had om een voorbeeld te stellen in een regio waarin leiders zichzelf graag als onmisbaar beschouwen.
Verandert de kandidatuur van 1 januari iets voor de Belgische diplomatie? Welk gevolg zult u geven aan deze kandidatuur? Verkiest u nog steeds de discrete diplomatie of overweegt u een andere aanpak?
Ten derde, wat worden de Belgische objectieven in het kader van de Rwandese verkiezingen?
Ten vierde, hoe schat u het effect in van het besluit van Kagame op president Kabila en op zijn ambitie om een derde mandaat te bemachtigen?
04.03 Sarah Claerhout (CD&V): Mijnheer de minister, mijn vragen betreffen dezelfde situatie.
Wat is uw standpunt ten aanzien van de bekendmaking van president Kagame om zich in 2017 opnieuw kandidaat te stellen voor de presidentsverkiezingen?
Welke stappen stelt u voor te nemen ten opzichte van Rwanda en president Kagame? In Rwanda is Kagame’s partij Rwandan Patriotic Front al sinds het einde van de burgeroorlog in 1994 aan de macht. Ze domineert het politieke en openbare leven in het land, ook door jarenlange intimidatie van de oppositie en van kritische stemmen uit het middenveld.
Kunt u inschatten wat de reële steun voor de grondwetswijziging is, gelet op die situatie waarbij sprake kan zijn van intimidatie van kritische stemmen?
04.04 Stéphane Crusnière (PS): Madame la présidente, j'ai été surpris de voir que ma question était jointe mais je serai ravi d'entendre une réponse du ministre à ce sujet.
Monsieur le ministre, ma question concerne plus spécifiquement un plan pour l'Afrique centrale. Votre collègue en charge de la Défense nationale, M. Steven Vandeput, a présenté récemment son plan stratégique pour la Défense. Lors de la présentation de ce plan, le ministre a notamment présenté les régions qui sont ou seront prioritaires dans les prochaines années.
L'Afrique centrale ne semble plus figurer parmi les régions prioritaires pour notre pays alors que, de votre côté, vous annoncez, depuis plusieurs mois, l'élaboration d'une stratégie globale pour l'Afrique centrale.
Monsieur le ministre, ce plan pour l'Afrique centrale est-il toujours à l'ordre du jour? Si tel est le cas, comment expliquez-vous que votre collègue de la Défense ne semble pas en tenir compte dans son plan stratégique, et ce, alors que lors d'une précédente réunion vous nous annonciez que la stratégie pour l'Afrique centrale serait élaborée avec vos collègues de la Défense et de la Coopération au développement?
04.05 Minister Didier Reynders: Mevrouw de voorzitter, collega’s, de kwestie van de derde ambtstermijnen rijst inderdaad zowel in Rwanda, Burundi als de DRC.
De juridische context verschilt uiteraard van land tot land. In Burundi werd een derde ambtstermijn door het akkoord van Arusha uitgesloten. In de DRC sluit de Grondwet een derde ambtstermijn uit en verbiedt de Grondwet zelfs aan dat artikel te sleutelen.
Au Rwanda, la Constitution interdisait jusqu'à présent un troisième mandat. Cependant, elle organisait elle-même les modalités pouvant conduire à son changement. Pour la révision du nombre de mandats, un référendum devait être organisé, ce qui souligne l'importance de la disposition.
Op 18 december 2015 werd in Rwanda inderdaad een referendum gehouden om de Grondwet te herzien. Een van de nieuwe grondwetsbepalingen voorziet erin dat de zittende president verkozen kan worden voor een bijkomende ambtstermijn van zeven jaar en mogelijk nadien zelfs voor twee bijkomende ambtstermijnen van vijf jaar. Volgens officiële cijfers keurde meer dan 98 % van de kiezers de nieuwe bepalingen goed. In zijn nieuwjaarstoespraak kondigde president Kagame aan dat hij zich in 2017 kandidaat zal stellen.
Comme l'Union européenne, j'ai réagi publiquement au déroulement du référendum en déplorant l'organisation de ce scrutin dans des délais très courts, ainsi que l'absence de débats réellement libres et ouverts, en tout cas dans les semaines qui ont précédé le référendum.
En ce qui concerne la candidature du président en exercice, comme la plupart des autres représentants internationaux, je n'ai pas pour habitude de réagir à des candidatures individuelles, sauf en cas d'infraction majeure aux Constitutions et aux accords en vigueur.
Ons standpunt is dat ieder land uiteraard het recht heeft om zijn grondwet te herzien, voor zover de eigen regels en de vredesakkoorden worden gerespecteerd. Het is logisch dat België zoiets zegt. Wij zijn immers al enkele maanden bezig met de uitvoering van de zesde staatshervorming.
Par ailleurs, comme vous le soulignez très justement, les principes d'alternance démocratique et de pluralisme politique restent pour nous des sujets essentiels. Dans le discours de Nouvel An du président, celui-ci a exclu une présidence à vie, ce que m'a confirmé mon homologue lors de notre dernier entretien. Il sera dès lors important dans les années à venir de donner des gages à cette alternance.
À plus court terme, nous resterons attentifs au respect du pluralisme politique durant la prochaine campagne électorale. Dans le cadre du dialogue permanent entre la Belgique et le Rwanda, ces sujets continueront à être évoqués dans les mois à venir.
Die elementen, alsook de versterking van de civiele samenleving, die een voorname rol moet kunnen spelen in Rwanda, blijven uiteraard belangrijk in het kader van onze ontwikkelingssamenwerking. Voor de vragen in verband met ontwikkelingssamenwerking verwijs ik u graag door naar collega De Croo.
In dat verband moeten wij voorts rekening houden met de specifieke context in Rwanda, waar de vrijheid van meningsuiting nog al te vaak beknot wordt, maar waar de president ook ontegensprekelijk populair blijft, vanwege sociaal-economische verwezenlijkingen en de verworven stabiliteit.
Il est encore trop tôt pour déterminer si les conditions seront réunies pour un éventuel soutien aux prochaines élections et l'observation de ces élections. Nous examinerons ces questions en coordination avec nos partenaires européens. L'objectif doit être clair: un scrutin libre et ouvert.
J'en viens à notre présence en Afrique centrale. Les problèmes divers que connaît cette région en matière de démocratie, de droits de l'homme et de gouvernance ne doivent certainement pas nous pousser à l'abandonner.
Een strategische terugtrekking zou immers vooral de lokale bevolking schaden en nadelig zijn voor ons buitenlands beleid. Ons Centraal-Afrikabeleid blijft dus een belangrijke hoeksteen van dit beleid.
Met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking heeft de regering trouwens beslist om zich te concentreren op gebieden zoals de regio van de Grote Meren, waar de uitdagingen groot zijn.
Voor de regering moet dit uiteraard gebeuren op de meest efficiënte manier voor het bereiken van onze doelstellingen. In deze geest wordt momenteel verder gewerkt aan de nota over het Centraal-Afrikabeleid, die ik u in de komende maanden zal voorstellen.
Pendant les Journées diplomatiques, nous avons organisé des rencontres entre tous les ambassadeurs concernés par la région, pour les faire échanger sur cette note concernant l'Afrique centrale. J'ai également eu un contact avec le ministre de la Défense pour lui signaler que l'attention de la Défense devait aussi rester très forte pour l'Afrique centrale. Dans la stratégie de la Défense, il n'y a pas d'intention de se désengager même s'il y a une préoccupation majeure pour d'autres régions, en ce compris en Afrique. J'ai insisté, avec l'accord du ministre de la Défense, pour le maintien d'une attention intense pour l'Afrique centrale.
04.06 Stéphane Crusnière (PS): Madame la présidente, je remercie le ministre pour ses réponses au sujet du Rwanda et pour son plan stratégique Afrique centrale. Nous en entendons parler depuis de longues semaines et j'espère qu'il viendra rapidement le présenter. Je prends bonne note du fait que le ministre de la Défense s'est montré disponible car il n'y avait aucune trace de cette disponibilité dans son plan stratégique.
De voorzitter: U hebt geen repliek, collega De Vriendt? Dan krijgt u het woord, collega Claerhout.
04.07 Sarah Claerhout (CD&V): Ik kijk uit naar de Afrikanota die wij in de komende maanden zullen krijgen en dan grondig zullen kunnen bediscussiëren.
Ik hoor u natuurlijk graag zeggen dat in de komende maanden elementen als politiek pluralisme, de afwisseling van de macht en de versterking van het middenveld op de politieke agenda zullen blijven staan, maar ik blijf wel met heel veel vragen daarover zitten. Het klinkt mooi en het ziet er mooi uit, maar wat zullen voor ons land de criteria en de maatstaven zijn om af te wegen of er voldoende gebeurt? Hoe zullen wij die zaken evalueren en inschatten? Wanneer zal voor ons land een rode lijn overschreden zijn en wanneer niet? Hoe zullen wij bepaalde zaken afdwingen? In welke mate hebben wij een impact? Die vragen blijven voor mij hangende.
Het incident is gesloten.
05 Question de M. Stéphane Crusnière au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "le respect des droits et libertés fondamentaux en République démocratique du Congo" (n° 8233)
05 Vraag van de heer Stéphane Crusnière aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de eerbiediging van de fundamentele rechten en vrijheden in de Democratische Republiek Congo" (nr. 8233)
05.01 Stéphane Crusnière (PS): Monsieur le ministre, comme nous le savons tous, la RDC s'apprête à connaître un cycle électoral important puisque pas moins de six élections sont programmées dans un avenir relativement proche. Ce contexte préélectoral rend encore plus important le respect des droits et libertés fondamentaux. Or, selon un rapport réalisé par Amnesty, l'exercice de ces droits et libertés est loin d'être acquis. Monsieur le ministre, ces informations sont pour le moins inquiétantes étant donné le contexte préélectoral.
Pouvez-vous me dire si la Belgique prévoit de soutenir le processus électoral en RDC? De quelle manière? Quel est notre dialogue diplomatique belge et européen avec les autorités congolaises dans cette perspective? Les questions soulevées par le rapport d'Amnesty font-elles partie intégrante de ce dialogue? La Belgique prendra-t-elle part à une mission de préparation des élections et/ou à une mission d'observation électorale? Si la Belgique dégage un budget afin de financer le processus électoral congolais, des conditions seront-elles posées? Si tel est le cas, pouvez-vous m'en dire davantage sur ces conditions? Le respect des droits et des libertés fondamentales sera-t-il un critère pris en compte?
05.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur Crusnière, je vous remercie d'abord de mettre le doigt sur un phénomène inquiétant. Le dernier rapport du Bureau conjoint des Nations unies aux droits de l'homme en RDC fait état de la hausse spectaculaire des violations dans le cadre du processus électoral. Permettez-moi avant tout de souligner la nécessité d'organiser des élections en RDC en respectant la Constitution, y compris les délais prévus par celle-ci, ainsi que les droits et les libertés. Toute autre perspective serait très inquiétante. S'il doit y avoir un dialogue national préalable, ce sur quoi l'opposition a des doutes, celui-ci doit rester technique et court. C'est dans ce contexte que doit s'inscrire la mission d'Edem Kodjo, qui a été chargé par l'Union africaine de mener les consultations nécessaires au lancement du dialogue en RDC, et que je soutiens. Il doit en effet trouver rapidement un consensus entre toutes les parties en vue de l'organisation des élections dans le respect des droits et libertés dans le calme et sans délai superflu. C'est également le message que j'ai fait passer sans ambages ces derniers mois à divers acteurs politiques congolais, y compris des représentants de la majorité présidentielle.
À l'occasion de l'ouverture des Journées diplomatiques, j'ai rappelé à nos diplomates, comme aux diplomates accrédités à Bruxelles, notre demande de voir la Constitution entièrement respectée, dans l'ensemble de ses dispositions, en ce compris les délais d'organisation des élections.
Le fait de réduire l'espace politique et l'exercice des droits et libertés est très préoccupant. Suite à une réflexion qui a été menée en interne à ce sujet, une stratégie visant à encourager davantage le respect des droits de l'homme et de l'État de droit en RDC a été définie. Cela passe par un soutien aux défenseurs des droits de l'homme, des démarches, dans des cas individuels, des initiatives dans un cadre multilatéral, et par un message clair envoyé aux autorités à ce sujet aux cours des entretiens bilatéraux. Nous agirons de concert avec nos partenaires de l'Union européenne et des Nations unies.
Nos diplomates à Kinshasa participent régulièrement à des rencontres multilatérales avec le gouvernement congolais et la CENI, mais il y a aussi de fréquents contacts bilatéraux. Lors de tous ces contacts, nous insistons auprès des autorités congolaises et de la CENI pour obtenir des avancées rapides en matière de préparation technique des élections, notamment la révision du fichier électoral, et des engagements clairs en termes de calendrier.
Les préparatifs pour disposer d'un fichier électoral mis à jour auraient d'ailleurs déjà dû commencer. La communauté internationale s'est dite prête à financer cet exercice. La Belgique, comme d'autres partenaires internationaux, est disposée à soutenir le processus électoral en RDC, moyennant un calendrier clair et un budget crédible avec un plan de décaissement. Tout financement du processus électoral devra évidemment s'inscrire dans un souci de respect des standards internationaux, y compris sur le plan de la transparence et du respect des droits et libertés.
Quant à la participation de la Belgique à une mission d'observation électorale, la décision sera prise de manière concertée avec nos partenaires européens dans le souci de garantir des élections libres. À ce stade, nous ne savons pas encore si les conditions seront réunies. Nous nous prononcerons donc au moment opportun.
Cela dit, j'insiste sur le fait que j'ai eu l'occasion de dire à un certain nombre de collègues au niveau européen mais aussi sur la scène internationale, qu'il fallait continuer à rappeler sans cesse le principe de la tenue des élections à la date prévue et dans les conditions prévues par la Constitution, ce dans le cadre d'un processus le plus ouvert et le plus transparent possible. C'est en tout cas ce que nous allons continuer à plaider et tenter de faire mettre en œuvre par les autorités congolaises.
05.03 Stéphane Crusnière (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses que j'approuve totalement.
Vous savez que je suis président de la section bilatérale Belgique-RDC. En tant que tel, j'ai rencontré, pas plus tard qu'hier, le nouvel ambassadeur de la République démocratique du Congo qui m'a dit qu'il avait sollicité auprès de vous une entrevue qui devrait avoir lieu prochainement. Il sera également reçu très prochainement par la section de l'UIP dans son ensemble. Nous continuerons donc à suivre ce dossier.
Het incident is gesloten.
- M. Stéphane Crusnière au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "la situation actuelle au Burundi" (n° 8234)
- M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "l'évolution de la situation au Burundi" (n° 8442)
- Mme Nele Lijnen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "le Burundi" (n° 8653)
- M. Stéphane Crusnière au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "les sanctions qui pourraient être prises par l'UE contre les membres du régime burundais" (n° 8821)
- Mme Sarah Claerhout au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "le dialogue interne au Burundi" (n° 8924)
- de heer Stéphane Crusnière aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de huidige situatie in Burundi" (nr. 8234)
- de heer Georges Dallemagne aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de evolutie van de situatie in Burundi" (nr. 8442)
- mevrouw Nele Lijnen aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "Burundi" (nr. 8653)
- de heer Stéphane Crusnière aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de mogelijke sancties van de EU ten aanzien van leden van het Burundese regime" (nr. 8821)
- mevrouw Sarah Claerhout aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de interne dialoog in Burundi" (nr. 8924)
De voorzitter: Ik stel voor dat de heer Crusnière zijn vragen in een keer stelt.
06.01 Stéphane Crusnière (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, le 18 décembre dernier, le Conseil de paix et de sécurité de l'Union africaine a décidé, après des tueries sanglantes qui ont fait plus de 80 morts, d'envoyer une mission africaine de prévention et de protection des civils au Burundi. Cette mission qui en principe devrait durer six mois et comprendre environ 5 000 hommes, aurait pour but de tenter d'arrêter les violences au Burundi et d'y réunir les conditions afin de débuter le dialogue interburundais.
Malheureusement, le 21 décembre dernier, les deux Chambres réunies du Burundi se sont opposées à l'envoi de cette mission africaine. Quelques jours plus tard, le président en personne a rappelé que toute violation à l'intégrité du territoire du Burundi aurait des répercussions graves.
Actuellement, des représentants du Conseil de sécurité de l'ONU sont au Burundi afin de prendre différents contacts et d'éviter que le pays n'entre dans une guerre civile.
C'est dans ce contexte, plus que tendu, que la réunion préparatoire à la reprise du dialogue entre les membres de l'opposition et du gouvernement a eu lieu. Celle-ci a été reportée, arrêtée et tente à nouveau de se mettre en place avec énormément de difficultés.
Monsieur le ministre, le dialogue entre les membres de l'opposition et le gouvernement semble être la solution ultime afin de mettre un terme à la grave crise politique qui touche le Burundi. Pensez-vous que ce dialogue national a des chances de porter ses fruits? Quelles initiatives africaines, européennes et internationales pourraient-elles être entreprises en cas d'échec de ce dialogue national? Avez-vous eu des demandes de la diaspora ou de quelque opposant à ce régime pour se rendre à ce dialogue international? Dans l'affirmative, quelle réponse a-t-elle été donnée à ces demandes?
Ma deuxième question porte davantage sur les sanctions qui pourraient être prises contre les membres du régime burundais. Comme vous le savez, les députés européens ont adopté une résolution concernant la situation au Burundi en décembre dernier. Cette résolution demande notamment des sanctions élargies et l'ouverture d'une enquête pénale internationale sur les crimes commis au cours de ces derniers mois.
Les événements de ces dernières semaines et la volonté du président de ne pas répondre positivement à la demande de l'Union africaine d'envoyer cette mission de prévention sont très loin de nous rassurer sur une éventuelle fin de la crise actuelle.
Monsieur le ministre, pouvez-vous me spécifier la position du gouvernement en ce qui concerne la gestion du gel des avoirs du régime burundais? La Belgique défend-elle ce type de sanction ciblée? Des initiatives ont-elles déjà été prises ou le seront-elles en vue de mettre en œuvre cette mesure? Jusqu'à présent, l'Union européenne a gelé les avoirs de quatre personnes seulement. Comptez-vous aborder à nouveau la question avec vos homologues européens?
06.02 Nele Lijnen (Open Vld): Mijnheer de minister, de situatie in Burundi blijft verergeren. De heer Crusnière heeft er al naar verwezen.
De Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties is uitermate bezorgd dat het geweld in toenemende mate een etnische dimensie krijgt. Vrijdag berichtten de Verenigde Naties dat massagraven zouden zijn ontdekt. Ordetroepen hebben zich aan wijdverspreid seksueel geweld, martelingen en verdwijningen schuldig gemaakt. Er zouden groepsverkrachtingen van tegenstanders van het regime hebben plaatsgevonden.
Een recent gelekte nota van het hoofd van de UN Peacekeeping missies wijst er bovendien op dat de Verenigde Naties onvoldoende voorbereid zijn indien het geweld totaal escaleert.
Ik heb een aantal vragen. Ik heb die vragen ook aan de ambassadeur gesteld. Ik moet bekennen dat het een hallucinante ontmoeting was.
Hoe evalueert u de verklaringen van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties over onder meer het seksueel geweld en de martelingen door ordetroepen van het regime? Ze werden door de ambassadeur ontkend. Er was geen enkele klacht binnengekomen.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving over het toenemend etnisch aspect van het geweld?
Hoe beoordeelt u de berichtgeving van het hoofd van UN Peacekeeping, die stelt dat de internationale gemeenschap niet bij machte zou zijn op te treden indien het geweld sterk escaleert?
Welke rol kunnen de beloofde troepen van de Afrikaanse Unie spelen?
06.03 Sarah Claerhout (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, wij volgen allen de situatie in Burundi van heel nabij.
Vorige week vond een missie naar Burundi plaats van de United Nations Security Council. Die organisatie riep op tot een versnelde inclusieve dialoog in Burundi.
Op 20 januari 2016 hebben wij – mevrouw Lijnen heeft er net naar verwezen – in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen de Burundese ambassadeur in Brussel otnvangen. Hij verklaart dat er een inter-Burundese dialoog is opgesteld.
Ik heb echter van hem geen duidelijk antwoord gekregen op mijn vraag of de politieke oppositie ook bij die dialoog is betrokken, wie in het algemeen precies bij die dialoog is betrokken en hoe die dialoog zich tot de internationale dialoog verhoudt.
Mijnheer de minister, hebt u zicht op de vooruitgang inzake de inclusieve politieke dialoog in Burundi? Welke inspanningen kan en wil ons land in deze context leveren?
06.04 Minister Didier Reynders: Mevrouw de voorzitter, België blijft heel erg bezorgd over de situatie in Burundi. Ondanks de ogenschijnlijke rust zijn er bijna dagelijks incidenten, zoals granaataanslagen en schoten. Er vallen ook nog regelmatig doden en gewonden.
Plus de 230 000 réfugiés ont quitté le pays, comme l'a encore rappelé ce matin le haut commissaire aux réfugiés des Nations unies. Par ailleurs, la situation économique se dégrade. Le budget de l'État a été fortement réduit en raison du net ralentissement de l'activité commerciale et des sanctions de la communauté internationale.
L'Ouganda dirige pour l'instant une facilitation sous mandat de l'East African Community, mais la première réunion qui a eu lieu à Entebbe le 28 décembre dernier a été très difficile. L'essentiel est, cependant, que les représentants du gouvernement et de l'opposition aient été réunis autour de la table. La Belgique a soutenu cette démarche en permettant, à la demande du médiateur ougandais, à des représentants politiques burundais de se rendre à Kampala pour des échanges préalables. Notre ambassadeur était également présent.
La deuxième réunion qui devait avoir lieu à Arusha en Tanzanie, le 6 janvier, a été reportée. Selon les informations récoltées par nos ambassades, cette réunion pourrait être organisée à la fin du mois de février. Le dialogue interburundais facilité par la région est difficile, non seulement parce que les intérêts en présence sont opposés, mais avant tout vu les ressentiments et les frustrations intenses de part et d'autre.
Cependant, ce dialogue est indispensable et on ne peut se résigner à l'échec. Il faut donc convaincre, par tous les moyens, tant le gouvernement que les opposants de la nécessité de dialoguer et de faire des concessions. J'ai ainsi dépêché, début janvier, le directeur Afrique des Affaires étrangères à Bujumbura pour insister sur la nécessité de reprendre le dialogue. Mon envoyé spécial sur les Grands Lacs fera de même cette semaine à Addis en marge du sommet de l'Union africaine.
Cela se heurte à ce stade à toute une série d'obstacles. Les autorités burundaises ne reconnaissent pas le groupe CNARED comme un interlocuteur légitime, ne souhaite pas que le troisième mandat soit remis en question et privilégie la voie de la Commission nationale de dialogue interburundais. Il importe que les autres partenaires du Burundi, en particulier dans la région, maintiennent également leur engagement.
Au niveau de l'ONU, une mission du Conseil de sécurité s'est rendue au Burundi du 20 au 22 janvier. Elle a notamment rencontré le président Nkurunziza. Selon les premières informations, les autorités burundaises se montrent toujours inflexibles vis-à-vis du dialogue et de la force d'interposition. Le représentant spécial du secrétaire général, Jamal Benomar, s'était rendu au préalable à Bujumbura. Il aura un rôle à jouer dans les mois à venir, notamment dans le soutien à la médiation. C'est avant tout l'Union africaine qui devra, lors de son sommet de cette semaine à Addis, veiller à ce que ces résolutions soient suivies d'effets.
Er bestaat weliswaar een nationale inter-Burundese commissie voor dialoog die door de president werd opgericht en waarvan de werkzaamheden op 19 januari in de provincie Kirundo van start zijn gegaan. In iedere provinciehoofdstad kan de bevolking zich uitspreken over diverse politieke en maatschappelijke kwesties. Oppositiepartijen werden ook uitgenodigd maar daagden niet op. Zelfs het FNL dat lid is van de regering, bleef weg. De oppositie heeft immers geen vertrouwen in dit proces en vreest dat men aan de Arusha-akkoorden wil raken.
Het probleem is ook dat de meeste oppositieleden vervolgd zijn in Burundi en dus niet zomaar kunnen terugkeren om deel te nemen aan de sessies binnen Burundi. Indien de CNDI een rol wil spelen, zal zij complementair moeten zijn met de internationale dialoog en zal er gewerkt moeten worden aan de geloofwaardigheid van deze instelling.
Voorlopig blijft het conflict politiek, met vreselijke gevolgen op het vlak van de mensenrechten, maar er is duidelijk een poging aan de gang om de etnische afkomst te gebruiken voor politieke doeleinden. De uitspraken van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN over het toenemend seksueel geweld zijn ook bijzonder onrustwekkend. Daarom moet er dringend een onafhankelijk onderzoek worden gelanceerd over deze feiten, zoals gevraagd door de Mensenrechtenraad. Daarna moet snel werk worden gemaakt van beschermingsmaatregelen voor de burgerbevolking. De tijd dringt.
Het verheugt me dat u een dialoog kon hebben met een vertegenwoordiger van Burundi, met name de ambassadeur, in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen. Het is goed voor de commissieleden om te weten hoe moeilijk het soms is om een bilaterale dialoog te hebben. Ik probeer om de dialoog verder te zetten met mijn collega.
06.05 Nele Lijnen (Open Vld): (…)
06.06 Minister Didier Reynders: Ja, maar ik probeer om verder te gaan in de dialoog met mijn collega, de minister van Buitenlandse Zaken van Burundi. Die contacten houd ik dus aan. Wij proberen ook contacten te onderhouden met de ambassadeur in Brussel.
Het is interessant om te vernemen dat het mogelijk was voor deze commissie om een gedachtewisseling te voeren met de ambassadeur van Burundi.
Comme vous l'évoquez, l'Union africaine a proposé le déploiement d'une force d'interposition qui pourrait justement contribuer à apaiser la situation. Les autorités burundaises refusent pour l'instant l'arrivée de cette mission appelée Maprobu. Des discussions sont toujours en cours pour convaincre ces mêmes autorités. L'Union africaine a d'ores et déjà préparé son concept opérationnel pour cette opération, qui pourrait être adapté en fonction des discussions. Ce serait une force de 5 000 hommes dont environ 4 230 militaires. Il y aurait aussi des policiers et du personnel civil. Les troupes qui constitueraient cette force viendraient de pays africains.
En ce qui concerne une éventuelle aide de la Belgique, aucune demande ne nous est parvenue. Quoi qu'il en soit, l'Union africaine aura besoin d'un soutien financier. La Belgique a demandé à l'Union européenne d'examiner en priorité cette question de financement, notamment par la facilité de paix pour l'Afrique. En parallèle, le département pour les opérations de maintien de la paix de l'ONU planche également sur les possibilités de déploiement d'une force onusienne. La mission du Conseil de sécurité formulera sans doute des recommandations sur le sujet.
Ik beklemtoon dat het de taak is van de VN-Veiligheidsraad en van de Peace and Security Council van de Afrikaanse Unie om aan contingency planning te doen en dus voldoende voorbereid te zijn als het geweld escaleert.
België moedigt beide organisaties aan om hun verantwoordelijkheid op te nemen en op alle scenario’s voorbereid te zijn.
Ceci s'ajoute bien évidemment aux autres pressions internationales qui seront maintenues tant qu'il n'y a pas d'avancée. Nous soutenons ces pressions: les sanctions individuelles et le gel prévu de certains programmes d'aide de l'Union européenne à la suite de l'échec des consultations prévues par l'article 96 de l'accord de Cotonou. Le 1er octobre 2015, L'Union européenne a adopté une liste de sanctions individuelles (gel des avoirs et interdiction de voyager) contre quatre personnalités burundaises dont un putschiste. Les États-Unis ont adopté une liste similaire en novembre étendue à huit personnes en décembre 2015.
Vu les événements sur le terrain et le manque de progrès au niveau du dialogue politique, il sera probablement nécessaire d'étendre la liste de l'Union européenne dans un proche avenir. Le Service européen pour l'action extérieure et les États membres se penchent déjà sur la question. La future liste comprendra sans doute des éléments de l'opposition armée car rappelons que les sanctions de l'Union ne visent pas qu'à sanctionner les autorités et s'appliquent à toute personne ou entité qui menace la démocratie, l'État de droit et la recherche d'une solution politique, qui incite à la violence ou qui se rend responsable de graves violations des droits de l'homme.
En effet, outre la répression menée par les autorités, nous nous inquiétons de la multiplication des attaques de rebelles armés et de la structuration croissante de la rébellion violente. Les sanctions ne sont pas une solution miracle pour résoudre une crise politique et sécuritaire mais elles ont une forte charge symbolique et peuvent contribuer à changer le comportement des acteurs. Le procureur de la CPI, Mme Fatou Bensouda, suit par ailleurs la situation de près.
En ce qui concerne la protection des défenseurs des droits de l'homme, le Haut Commissariat aux droits de l'homme de l'ONU réfléchit à la mise sur pied d'un programme de protection des défenseurs des droits de l'homme et des journalistes au Burundi. Le 17 décembre 2015, le Conseil des droits de l'homme de l'ONU, réuni en session spéciale, a adopté une résolution forte proposant notamment l'envoi d'experts indépendants au Burundi pour y enquêter sur les violations des droits de l'homme, formuler des recommandations et établir les responsabilités. Cette mission d'experts n'a pas encore été déployée.
En ce qui concerne l'aide supplémentaire envisagée pour les réfugiés et les défenseurs des droits, je vous invite à interroger mon collègue, Alexander De Croo, qui travaille sur ce thème.
Aan de Belgen ter plaatse raden wij nog steeds aan om het land te verlaten, zolang dat nog mogelijk is. Dit advies, dat ook onder meer door de VS, Canada en Nederland werd gegeven, kwam er gezien de verslechtering van de veiligheidstoestand in Burundi. Momenteel zijn 360 landgenoten in Burundi aanwezig. Onze ambassade blijft in permanent contact met hen.
Er moet ook een versterking komen van de veiligheid van onze ambassade en wij zijn bereid om alle noodzakelijke acties te nemen.
Onze eerste bekommernis is echter om tot een echte dialoog te komen, maar wij hebben spijtig genoeg nog geen echte vooruitgang geboekt.
06.07 Stéphane Crusnière (PS): Je remercie M. le ministre pour ses réponses.
06.08 Nele Lijnen (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord.
Inderdaad, wij hebben aan den lijve ondervonden hoe moeilijk uw taak af en toe is. Ik zal u een kort verslag geven van het onderhoud met de ambassadeur. Er is niets aan de hand in Burundi. Er zijn slechts een aantal opstootjes in steden. Voor de rest is alles peis en vree. De verschillende volksgroepen leven vreedzaam — gespeld met een v en niet met een w — naast elkaar. Er is geen enkele melding van een verkrachting geweest, uiteraard niet. Welk slachtoffer zou ook maar durven een klacht in te dienen?
Ik was gedegouteerd vanmiddag. Het kan ons alleen maar sterken in het werk dat wij hier doen. Ik heb helaas vaak het gevoel dat het weinig zoden aan de dijk brengt, maar wij blijven dit doen. Wij blijven dit opnieuw veroordelen. U doet dit ook.
Onze ogen zijn momenteel gericht op de Afrikaanse Unie, die beslissingen kan nemen in de komende dagen. Wij hopen dat zij de moed daartoe hebben en dat zij voor een oplossing zullen zorgen. Samen met u vrees ik echter dat wij, helaas, niet al te optimistisch mogen zijn.
06.09 Sarah Claerhout (CD&V): Mijnheer de minister, ik wil u ook bedanken voor uw uitgebreid antwoord.
Ik maak mij enorm zorgen over de rol die België kan en wil spelen. Dat was een van mijn vragen. U hebt opnieuw duidelijk aangegeven dat de lijnen open blijven en dat u probeert een dialoog te voeren. U bent bereid verschillende acties te ondernemen en u wilt tot een echte dialoog komen.
Dit staat evenwel in scherp contrast met de ontmoeting met de Burundese ambassadeur, die op een zeer ondiplomatische manier – ik zal zijn formuleringen niet herhalen – aantijgingen en beschuldigen heeft geuit aan het adres van onze ambassadeur, die het land werd uitgestuurd. Ik herhaal dat ik mij heel grote zorgen maak. Ik hoop dat u alles via andere kanalen goed kunt opvolgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 8237 van mevrouw Grovonius wordt uitgesteld.
07 Question de M. Benoit Hellings au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "la possibilité d'un Brexit" (n° 8322)
07 Vraag van de heer Benoit Hellings aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "een eventuele brexit" (nr. 8322)
07.01 Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, nous allons revenir en Europe. Enfin, ce qu'il est reste. Je parle du Royaume-Uni.
L'éventuelle décision du Royaume-Uni de sortir de l'Union européenne interroge profondément notre projet européen. Le premier ministre britannique, David Cameron, a saisi en fin d'année dernière le président du Conseil, Donald Tusk, de ses revendications unilatérales au travers d'une lettre. Celle-ci se résume en quatre points essentiels.
Premièrement, les relations entre la zone euro et les autres États membres. Deuxièmement, l'extension du marché unique dans une perspective visant, notamment, à affaiblir les droits des travailleurs. Troisièmement, la suppression de la mention dans les traités d'une "Union toujours plus étroite". C'est un élément important avec, là derrière aussi, la volonté de donner un droit de veto aux parlements nationaux quant aux futures normes européennes. Enfin, il est question d'une série de limitations par rapport à la libre circulation des travailleurs et notamment la volonté de réduire ou de limiter le bénéfice de certaines allocations sociales.
Une discussion informelle a été entamée par les chefs d'État et de gouvernement et s'est poursuivie au Conseil, à la mi-décembre 2015. Le premier ministre du Royaume-Uni espère que des négociations s'ouvriront en 2016. L'ampleur de ses demandes me fait craindre, si d'aventure elles étaient suivies, qu'une nouvelle modification des traités intervienne dans les années à venir.
Monsieur le ministre, mes questions sont les suivantes. Pourrais-je disposer d'une copie du courrier que David Cameron a adressé à Donald Tusk en novembre 2015? Après les discussions qui se sont informellement tenues au sein du Conseil européen, pourriez-vous me préciser qui des membres du Conseil semblent suivre cette ligne britannique? Quels sont les soutiens de M. Cameron au sein du Conseil? Une initiative a-t-elle été prise par notre pays pour s'opposer, avec d'autres membres, aux demandes à ces tenants de moins de solidarité et de moins d'Europe, sachant que la Belgique a toujours été partisane de l'inverse c'est-à-dire plus de solidarité et plus d'Europe?
07.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur Hellings, la lettre de David Cameron est à votre disposition. Il a adressé cette lettre au président du Conseil européen en date du 10 novembre 2015.
Le Conseil européen de décembre dernier a permis d'avoir une première discussion à 28 sur les demandes formulées par le premier ministre britannique dans ce courrier. Il est toutefois difficile, au terme de cette discussion, de dresser une cartographie des positions des différents États membres, pour deux raisons. La première est que la discussion fût informelle et non structurée puisqu'elle a eu lieu lors d'un dîner. La seconde tient au fait que la plupart des demandes formulées dans la lettre de M. Cameron restent encore assez vagues. Or à défaut de demandes claires, il est difficile de réagir de manière tout à fait précise.
On peut ainsi être d'accord sur la nécessité de préserver les intérêts des pays n'appartenant pas à la zone euro mais il est difficile de se prononcer sans connaître les modalités du mécanisme qui devrait garantir ce respect. On peut soutenir le renforcement du rôle des parlements nationaux sans pour autant vouloir leur donner un droit de blocage. On peut reconnaître que la référence à une Union sans cesse plus étroite n'empêche pas plusieurs voies d'intégration tout en voulant préserver la possibilité d'un approfondissement de l'intégration européenne.
Les positions des États membres ne pourront être déterminées de manière précise qu'une fois que des propositions concrètes de textes seront soumises. Toutefois, des réserves ont déjà été clairement exprimées sur deux points. D'une part, la demande britannique de pouvoir limiter certains avantages sociaux aux ressortissants de l'Union européenne résidant et travaillant au Royaume-Uni depuis plus de quatre ans a en effet été considérée comme incompatible avec le Traités par de nombreux États membres, y compris la Belgique. D'autre part, tout en étant disposé à réfléchir au mécanisme qui pourrait répondre au souci du Royaume-Uni de préserver les intérêts des États non euro, il faut éviter de mettre en place un mécanisme qui permettrait de bloquer les décisions ou d'empêcher l'adoption de décisions rapides au sein de la zone euro lorsqu'elles s'imposent. Les institutions européennes devraient soumettre des propositions de textes couvrant les quatre domaines repris dans la liste du premier ministre britannique pour début février. Un processus de négociation associant les sherpas des chefs de gouvernement et les représentants permanents débutera alors. Le but est d'arriver à un accord lors du Conseil européen du 18 février.
J'ajoute que la Belgique est prête à participer aux efforts pour donner une réponse la plus positive possible aux demandes formulées dans cette lettre, tout en ayant des lignes rouges.
Je viens de donner quelques-unes de ces lignes rouges. Pas de blocage à l'approfondissement de la zone euro à travers des mécanismes qui donneraient ce droit de veto à des pays extérieurs, pas de blocage non plus venant des parlements nationaux. Le processus est déjà très complexe, mais cela n'empêche pas de renforcer le rôle de ces parlements.
Sur le plan politique, j'ajoute que ce qui sera déterminant dans le référendum britannique sera l'engagement du gouvernement britannique en faveur d'un vote positif, quels que soient les échanges qui auront lieu entre l'Union européenne et le gouvernement britannique. Mais il est trop tôt pour vous donner d'autres éléments. Une fois que les textes auront été préparés, début février, nous reviendrons volontiers sur cette question.
07.03 Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Merci, monsieur le ministre, pour vos réponses. Six pages, que je n'ai pas encore eu l'occasion de lire en détail, constituent une demande claire et des propositions concrètes dans le chef du premier ministre britannique. Ma question visait à mesurer non pas une cartographie, mais l'état des troupes à l'heure actuelle. Je pense que nous nous avançons vers un combat larvé, une forme de guerre froide entre le Royaume-Uni et le reste de l'Union européenne. Il faut pouvoir se battre pour défendre nos intérêts dans cette bataille politique. Vous avez parlé de ligne rouge; j'espère que les initiatives que vous parviendrez à prendre vis-à-vis de vos collègues et alliés européens vous amèneront à avoir un grand nombre d'alliés et de partenaires derrière cette ligne rouge qui est la vôtre. J'espère que vous parviendrez aussi à convaincre le meilleur ami de M. Cameron, à savoir le bourgmestre d'Anvers, de tenir la même ligne rouge.
L'incident est clos.
08 Vraag van mevrouw Nele Lijnen aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de luchtaanval in Jemen" (nr. 8488)
08 Question de Mme Nele Lijnen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "l'attaque aérienne au Yémen" (n° 8488)
08.01 Nele Lijnen (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, er werd mij net gevraagd om een aantal vragen uit te stellen omdat bepaalde collega’s niet aanwezig zijn. Ik heb daar geen probleem mee, ik doe dat met veel plezier voor de collega’s. Ik heb echter vastgesteld dat de vraag over de executies in Saudi-Arabië intussen wel is doorgegaan. Ik kon er niet bij zijn, omdat ik nog in een andere commissie zat. Het is dus niet zo dat ik mij eender waar bevond. Ik zou het dan ook fijn vinden, als het technisch mogelijk is, dat ik daarin niet geschrapt word, maar dat die vraag nr. 8246 eventueel wordt omgezet in een schriftelijke vraag, zodat ik het antwoord zelf ook kan krijgen. Ik was immers niet zomaar afwezig, ik was gewoon in een andere commissie mijn werk aan het doen.
Dit gezegd zijnde zal ik mijn vraag over Jemen stellen. Mijnheer de minister, op 10 januari werd het Shiaraziekenhuis in Noord-Jemen, dat beheerd wordt door Artsen Zonder Grenzen, getroffen door een nog onbekend projectiel. Hierbij vielen vier doden en tien gewonden, terwijl het ziekenhuis zelf ook aanzienlijke schade opliep. Het is reeds de derde aanval op een gebouw van Artsen Zonder Grenzen in Jemen in drie maanden tijd. Dit bewijst nog maar eens dat het conflict in Jemen een zeer zware tol eist van de lokale bevolking. Momenteel is het nog onduidelijk wie verantwoordelijk is voor deze aanval op het ziekenhuis. Artsen Zonder Grenzen meldt wel dat ze met alle partijen in het conflict regelmatig in contact staan om zich ervan te verzekeren dat zij op de hoogte zijn van de locatie van hun ziekenhuizen.
Mevrouw Mogherini heeft deze aanval reeds veroordeeld en alle partijen opgeroepen om verder te onderhandelen om een politieke oplossing voor het aanslepend conflict te vinden.
Mijnheer de minister, ik heb hierover drie vragen. Kunt u een stand van zaken geven over de balans van het incident? Wat zijn de gevolgen voor de regio wat betreft de medische voorzieningen? Door wie moet er volgens u een onderzoek gevoerd worden naar dit incident? Tot slot, wat is de huidige stand van zaken in de gesprekken tussen de partijen in dit conflict?
08.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw Lijnen, de voorlopige balans van Artsen Zonder Grenzen van de aanval op het ziekenhuis maakt gewag van zes doden en acht gewonden. Een aantal van de gewonden bevindt zich nog in kritieke toestand en het valt dus niet uit te sluiten dat de finale balans nog zwaarder zal zijn.
Desondanks blijft Artsen Zonder Grenzen aanwezig en actief in acht provincies, waaronder Sa’dah. De humanitaire toestand blijft echter zeer onrustwekkend, daar de gewonden moeilijkheden ondervinden om tot in de ziekenhuizen te raken en de medische voorzieningen al verscheidene malen het doelwit van beschietingen werden. Jemen is niet het enige land waar het soms onmogelijk is om tot in een ziekenhuis te raken. Een tijd geleden hebben wij op dat vlak ook initiatieven genomen voor Syrië.
Artsen Zonder Grenzen voert uiteraard zelf een onderzoek uit om de juiste omstandigheden en feiten te achterhalen. Wat wel reeds is geweten, is dat alle partijen in het gewapend conflict steeds worden geïnformeerd over de lokalisatie van de medische faciliteiten van Artsen Zonder Grenzen. Daarnaast dienen ook de strijdende partijen na te gaan of zij een verantwoordelijkheid hebben in het incident en het nodige te doen, indien dat bevestigd wordt. Het is ook absoluut noodzakelijk dat zij alle maatregelen nemen om zoiets in de toekomst te vermijden.
Op 14 januari had de tweede ronde van de vredesgesprekken van start moeten gaan. De regionale context en de opzegging van het staakt-het-vuren door de coalities zijn echter negatieve factoren in het onderhandelingsproces. België onderschrijft en looft de inzet van Cheikh Ahmed, de speciale gezant van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, en hoopt dat de vredesbesprekingen spoedig opnieuw zullen worden aangevat.
Zoals reeds gezegd in een antwoord op andere vragen, is de druk van verschillende landen in de regio zeer belangrijk, ook voor Jemen. Wij proberen nu om onderhandelingen te starten voor Syrië. Ik meen dat dit ook het geval zal zijn voor Jemen. Zonder druk op alle actoren is het onmogelijk om tot een echte politieke oplossing te komen.
08.03 Nele Lijnen (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vragen nrs 8525 van mevrouw De Coninck en 8629 en 8634 van de heer De Vriendt zijn omgezet in schriftelijke vragen.
09 Question de M. Benoit Hellings au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "les lignes rouges fixées par le Parlement européen dans le cadre de la négociation du TiSA par la Commission européenne" (n° 8686)
09 Vraag van de heer Benoit Hellings aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de rode lijnen die het Europees Parlement heeft getrokken in het kader van de onderhandelingen van de Europese Commissie over het TiSA" (nr. 8686)
09.01 Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, les eurodéputés de la commission Commerce international du Parlement européen ont adopté ce 18 janvier une résolution au sujet du Trade in Services Agreement, le TiSA. C'est un événement politique en soi, car ces négociations très secrètes font rarement l'objet de débats publics, y compris dans nos enceintes parlementaires. Cette résolution de la commission, qui n'a pas encore été approuvée en plénière, donne une idée des lignes rouges posées par les eurodéputés dans le cadre de la négociation du TiSA. Grâce à divers amendements déposés par les Verts et votés à la majorité, le texte final de la résolution vide le projet TiSA de son contenu toxique: les amendements ont été conçus de manière à renforcer dans le sens de l'intérêt général les normes de l'Accord général sur le commerce des services (AGCS) en vigueur depuis 20 ans.
Cette résolution impose à la Commission européenne de revoir l'offre d'ouverture des marchés - très excessive jusque-là - qu'elle avait déjà adressée aux autres pays négociateurs du TiSA. Ainsi, la résolution en question demande que des négociations commerciales se déroulent au sein de l'Organisation mondiale du commerce (OMC) plutôt que de passer par des accords similaires au TiSA qui, au contraire, risquent de démanteler les règles communes, en particulier celles qui protègent les services publics. À cet égard, l'amendement des Verts qui exclut les services publics et celui qui reconnaît un rôle de premier plan aux pouvoirs publics locaux ont été adoptés.
Ainsi, les pays concernés par le futur TiSA devront pouvoir déroger à leurs engagements commerciaux si ceux-ci allaient à l'encontre de la poursuite de leurs objectifs climatiques, notamment la mise en œuvre du tout récent accord climatique de Paris. Un autre chapitre de cette résolution précise que les pays moins développés qui souhaitent adhérer à ce traité devraient bénéficier de certaines souplesses pour éviter d'être écrasés par une plus grande ouverture au commerce international. En matière de protection des données et de la vie privée, les réglementations européennes devront être respectées même si elles ne respectent pas d'autres règles internationales. Selon les eurodéputés, le TiSA ne pourra pas être utilisé comme cheval de Troie pour aller à l'encontre de la re-régulation des services financiers car cela risquerait de mettre en péril la stabilité mondiale comme la crise des subprimes l'a bien montré en 2008.
Monsieur le ministre, j'en viens à mes questions. Êtes-vous en phase avec les positionnements développés par la résolution adoptée par la commission Commerce international du parlement européen la semaine dernière? Défendrez-vous ces points de vue en Conseil au nom de la Belgique?
Les prochaines négociations du TiSA auront lieu dans le courant de la première semaine de février. Compte tenu du vote de cette résolution au Parlement européen, le Conseil envisage-t-il de demander à la Commission de modifier son positionnement dans cette négociation? D'avance, je vous remercie pour vos réponses.
09.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur Hellings, je vous confirme que la Belgique a toujours soutenu les efforts de la Commission européenne pour promouvoir la transparence dans les négociations pour un accord sur le commerce des services. Pour répondre à cette demande, la Commission a publié de nombreux documents sur son site internet, tels l'offre de l'Union européenne et le mandat de négociation de la Commission. La Belgique a également activement soutenu la déclassification du mandat.
En participant aux négociations du TiSA, l'Union européenne vise à renforcer le système commercial multilatéral, objectif que partage la Belgique. Les parties prenantes à ces négociations ont en effet élaboré le TiSA pour qu'il soit compatible avec l'Accord général sur le commerce des services (AGCS) conclu par les 162 membres de l'OMC. Si un nombre suffisant de membres de cette dernière s'y associent, le TiSA pourrait alors être étendu à l'ensemble de cette organisation.
Pour mémoire, chaque membre peut choisir les types de services qu'il souhaite ouvrir à la concurrence des autres participants et les conditions qu'il désire y appliquer. Chaque État prend des engagements en fonction de la structure de ses marchés de services, en fonction des secteurs qu'il tient à protéger ainsi que de son niveau de développement économique. Les pays moins développés ne seront donc pas contraints de fournir une plus grande ouverture de leurs marchés.
S'agissant de la protection des services publics, les services fournis dans l'exercice du pouvoir gouvernemental sont exclus du champ d'application de l'accord. L'Union européenne a par ailleurs pris – comme pour ses autres accords commerciaux – une réserve horizontale pour les services d'intérêt général (public utilities). Cela signifie que les services considérés comme tels à l'échelle nationale ou locale peuvent être soumis à des monopoles publics ou que des droits exclusifs peuvent être octroyés à des opérateurs privés.
L'Union européenne ne prévoit par ailleurs aucun engagement pour des secteurs sensibles comme les services de santé, les services sociaux, l'enseignement financé par des fonds publics, les services liés au captage, au traitement, à la distribution et à la gestion de l'eau. Elle n'en prévoit pas non plus pour les services audiovisuels, en prenant des réserves pour chacun de ces domaines.
Le TiSA ne forcera donc pas les gouvernements à privatiser ou à déréglementer un service public au niveau national ou local. C'est également la position, déjà maintes fois répétée, de la Belgique.
Le TiSA prévoit aussi les mêmes mesures de protection de la vie privée que celles existant dans l'AGCS. Rien dans l'accord n'empêchera l'Union européenne d'appliquer ses lois relatives à la confidentialité ou à la protection des données.
Par ailleurs, rien de ce qui est proposé n'aura non plus d'incidence sur le droit d'un pays de réglementer les services financiers pour autant que les entreprises étrangères soient traitées de la même manière que les entreprises locales. Tout pays pourra par exemple continuer à adopter des mesures de prudence afin d'assurer l'intégrité de son système financier et surtout de protéger les consommateurs et les investisseurs.
Pour les services financiers, le TiSA se base en effet principalement sur deux accords existant au sein de l'OMC.
J'en viens à vos préoccupations au sujet de l'impact des accords commerciaux tels que le TiSA sur la mise en oeuvre de l'accord climatique. Je vous renvoie à ma réponse à une de vos questions posées en décembre, portant le numéro 7922.
Dans ce même esprit, nous continuerons à suivre les négociations en essayent de garantir l'ensemble des points qui ont déjà été annoncés tant par la Belgique que par l'Union européenne.
09.03 Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Merci, monsieur le ministre, pour vos réponses. Je suis désolé d'être chaque fois le dernier à vous poser une question dans une salle de plus en plus grande. Où allons-nous nous arrêter?
À propos de transparence, je voudrais vous féliciter pour l'initiative que vous avez prise au sujet des documents consolidés du TTIP, qui seront bientôt disponibles à votre cabinet ou à votre administration. Nous ferons usage de cela. C'est une excellente initiative qui nous permet d'exercer notre contrôle parlementaire. J'aimerais que vous preniez le même genre d'initiative lorsque les textes consolidés du TiSA seront disponibles, si d'aventure les délégations parvenaient à un accord.
Il est assez intéressant de voir que nous évoluons désormais vers une négociation multilatérale au sein de l'OMC, ou en tous cas de plus en plus proche de l'OMC, pour une raison simple: le système multilatéral que la Belgique et vous-même avez toujours défendu permet aux pays du Sud et aux pays européens de pouvoir se coaliser pour défendre leurs intérêts, en particulier l'intérêt général. Même si l'OMC peut connaître une série de difficultés, l'avantage du multilatéralisme permet de faire valoir les intérêts des pays du Sud. Et c'est une bonne chose. Nous suivrons le dossier de près.
L'incident est clos.
De voorzitter: De vragen nrs 8703 van de heer Crusnière, 8719 van mevrouw Jadin, 8732 van mevrouw Jiroflée, 8767 van mevrouw Lijnen, 8772 van de heer Crusnière, 8803 van mevrouw Capoen, 8870 van mevrouw Jadin en 8804 van mevrouw Capoen zijn reeds behandeld, uitgesteld of in een schriftelijke vraag omgezet.
09.04 Didier Reynders, ministre: Indépendamment de la question, je voudrais préciser que les documents sont déjà disponibles dans le cadre du TTIP. Je n'ai pas d'objection à regarder comment travailler d'une façon comparable dans le cadre du TiSA en cas de progrès. Je vous demanderai seulement de communiquer la nouvelle aux autres membres de la commission.
Demain matin se tient le petit-déjeuner annuel entre les diplomates en Journée diplomatiques et le Parlement. Si d'autres parlementaires pouvaient être présents, ce serait bien. Il n'y avait pas grand monde les années précédentes. Mais je remercie toujours ceux qui viennent.
10 Vraag van mevrouw Rita Bellens aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "Venezuela" (nr. 8911)
10 Question de Mme Rita Bellens au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "le Venezuela" (n° 8911)
10.01 Rita Bellens (N-VA): Venezuela is al enkele maanden in de greep van de overwinning van de oppositie op het chavistische regime van president Maduro.
Deze laatste heeft maatregelen genomen om de meerderheid van de oppositie te breken. Hij installeert een schaduwparlement. Hij schakelt het hooggerechtshof in om de verkiezing van enkele parlementsleden onwettig te laten verklaren. Zo zijn er toevallig genoeg volksvertegenwoordigers om de meerderheid van de antichavistische democraten te breken.
Welk diplomatiek beleid voeren wij in dezen?
Welke analyse maken uw diensten van de situatie in Venezuela? Men spreekt zelfs over een mogelijk faillissement van het land. Wat zijn de mogelijke consequenties voor ons?
Hebt u met uw Venezolaanse collega of met de Venezolaanse ambassadeur contact gehad? Zo ja, wat is daar besproken?
10.02 Minister Didier Reynders: De recente overwinning van de oppositie in Venezuela betekent een verwerping van het regime. President Maduro blijft evenwel de verkozen president.
België en de EU sporen beide kanten aan om gezamenlijk en democratisch via een dialoog een compromis te vormen en de talrijke problemen waarmee het land wordt geconfronteerd aan te pakken. De uitdaging hierbij is om het protest om te zetten in positieve actie en niet in politieke wraakacties. Unilateraal partij kiezen voor de oppositie en de huidige regering daarbij negeren zou contraproductief werken.
De jongste maatregelen van president Maduro dienen juridisch geëvalueerd te worden, maar inzake politieke gevangenen en de wet op de amnestie is er geen compromis aanvaardbaar.
De analyse van mijn diensten is pessimistisch. Een confrontatie is niet uitgesloten, maar heeft de oppositie wel een andere keuze?
België voerde in 2014 voor 267,7 miljoen euro uit naar Venezuela, waarbij traditioneel chemische producten, machines en voedingsproducten de lijst aanvoeren. België voerde in 2014 voor 374,4 miljoen euro in uit Venezuela, waarvan aardolie en derivaten naar gewoonte het gros uitmaken. Die cijfers blijven jaar na jaar stabiel. De Belgische firma’s ter plaatse opereren al sinds lange tijd onder moeilijke omstandigheden, bijvoorbeeld door schaarste aan deviezen om grondstoffen te importeren.
Ik verwacht dus geen grote verandering, zelfs indien van een faillissement van de Venezolaanse staat sprake is. Ik koester integendeel wat hoop dat de oppositie toch op het voorplan zou kunnen komen met enkele gunstige maatregelen.
Sedert jaren verlopen de contacten met de Venezolaanse autoriteiten erg moeizaam en dat geldt niet alleen voor West-Europese landen, maar ook voor buren en vrienden uit de regio. Zelfs de drie bemiddelaars Brazilië, Colombia en Ecuador, onder leiding van het Vaticaan, worden afgeschrikt en hoeden zich er dan ook voor om initiatieven te ontplooien.
De ambassadeur van Venezuela werd wel regelmatig door mijn diensten ontvangen en zal ook deze week ontvangen worden. Omdat hij de huidige regering en haar standpunten vertegenwoordigt, blijft een reële dialoog vrij beperkt.
Ik heb een kort onderhoud gehad met onze ambassadeur in Venezuela. Die had dezelfde heel pessimistische analyse voor de volgende weken en maanden. Er is altijd een dialoog mogelijk tussen de president, de regering en de oppositie, maar ik heb gehoord dat dit tot nu toe zeer moeilijk is.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.53 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17.53 heures.