Commissie
voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt |
Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et
de la Fonction publique |
van Woensdag 20 januari 2016 Namiddag ______ |
du Mercredi 20 janvier 2016 Après-midi ______ |
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 15.36 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Brecht Vermeulen.
Le développement des questions et interpellations commence à 15.36 heures. La réunion est présidée par M. Brecht Vermeulen.
01 Vraag van de heer Franky Demon aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, over "de stand van zaken inzake taalproblematiek in het kader van medische interventies" (nr. 8090)
01 Question de M. Franky Demon au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé de la Régie des Bâtiments, sur "la situation en matière de problèmes linguistiques dans le cadre des interventions médicales" (n° 8090)
01.01 Franky Demon (CD&V): Mijnheer de minister, enkele maanden geleden vroeg ik u naar een stand van zaken betreffende de taalproblematiek bij de hulpdiensten. Ik kaartte deze problematiek aan voor de medische spoedinterventies, onder andere met de problemen die rezen in Rekkem. Deze gemeente aan de taalgrens is echter niet de enige die met deze problematiek wordt geconfronteerd.
In het federaal regeerakkoord is nochtans uitdrukkelijk opgenomen dat de federale regering ervoor zal zorgen dat in de zones rond de taalgrens en in Brussel steeds een personeelslid van de hulpdienst in de andere landstaal aanwezig zal zijn, iemand die iedereen begrijpt.
Bij de vorige vraag hierover gaf u aan dat er een overleg liep met uw collega’s van Volksgezondheid en met de betrokken provinciale overheden. Er werden toen vier werkgroepen opgericht. Ondertussen hebt u ook aangekondigd voor het noodnummer 112 een keuzemenu te willen invoeren en op die manier de taalproblematiek voor een deel aan te pakken.
De voorzitter: Mag ik vragen dat de mensen die hier geen werkzaamheden meer hebben, hun conversaties ergens anders voortzetten.
Gaat u verder, mijnheer Demon.
01.02 Franky Demon (CD&V): Ten eerste, wat zijn de resultaten van de specifieke werkgroepen die werden opgericht?
Ten tweede, bewandelt u verder de piste om een keuzemenu te lanceren voor het noodnummer 112 en daarbij een optie inzake de taalkeuze in te voegen als mogelijke oplossing voor de taalproblematiek?
Ten derde, wat is uw reactie op de kritiek die er vanuit verschillende hoeken is gekomen op het onderzoek om een keuzemenu in te voeren bij het nummer 112?
Ten slotte, aan welke eventuele andere mogelijkheden denkt u om de taalproblematiek op te lossen? Binnen welke termijn ziet u hiervoor een definitieve oplossing?
01.03 Minister Jan Jambon: Mijnheer Demon, begin dit jaar zullen mijn diensten aan de universiteit vragen om een korte studie uit te voeren naar de gebruiksvriendelijkheidsgraad van de IVR-technologie. Meer concreet zal aan een universiteit worden gevraagd om met een representatief staal van de Belgische bevolking een test uit te voeren om een aantal parameters in kaart te kunnen brengen, zoals de gemiddelde tijd tussen het begin van de oproep en de toetsenkeuze, het percentage van burgers dat zich vergist, de globale tijd tussen iedere etappe, het begrip van de keuze om een taal te kunnen kiezen enzovoort.
Op die manier kan onmiddellijk in kaart worden gebracht of dit project een reële slaagkans heeft en zo ja, hoe de boodschap op het bandje moet worden verwoord: eerst de keuze voor de vereiste hulp of eerst de keuze voor de taal en dergelijke.
Naast dit experiment met de IVR-technologie zullen in 2016 ook nieuwe taalcursussen voor operatoren en calltakers worden georganiseerd, specifiek gericht op de woordenschat die zij moeten hanteren bij vragen voor dringende medische hulp, brandweerhulp en politie-interventies.
Tegenover bezorgdheden over het invoeren van een keuzemenu staat dat burgers in nood in panieksituaties zo snel mogelijk in de juiste noodoproepcentrale moeten terechtkomen. Verschillende functioneel verantwoordelijken van de hulpcentrale 112/100 zijn enthousiast over het project en hebben op eigen initiatief aangeboden om het pilootproject in hun provincie te laten plaatsvinden.
Het keuzemenu zal niet te vergelijken zijn met commerciële keuzemenu’s, waarbij het lang kan duren vooraleer men iemand aan de lijn krijgt. Het keuzemenu zal zich beperken tot de vraag of men de brandweer of medische hulp nodig heeft, en dat durf ik zelfs al in vraag te stellen, dan wel politiehulp. Men zal daarnaast ook de mogelijkheid bieden om te kiezen voor een andere landstaal. Of we de twee vragen stellen of alleen vragen naar de taalkeuze zal deel uitmaken van de test. Dat zullen wij uit de test moeten leren. Er zullen dus geen verdere vragen meer worden gesteld. Het gaat over een of maximum twee vragen. Men zal dus niet, zoals bij andere callcenters, na een half uur nog altijd keuzemenu’s aan het ingeven zijn. Dat zal hier zeker niet het geval zijn.
Via de IVR-technologie moeten mensen in nood globaal gezien tijd winnen. Ik ga ervan uit dat door de oproep onmiddellijk in de juiste centrale te laten terechtkomen en door het terugdringen van het aantal oneigenlijke oproepen, er een pak minder oproepen in wacht zullen terechtkomen, waardoor er sowieso tijdswinst ontstaat. Ik herhaal het nogmaals. Dat is een hypothese die wij nu aan een studie zullen onderwerpen.
Er bestaat nog een alternatieve oplossing die in een aantal lidstaten van Europa is ingevoerd. Dat is om een eerstelijn van neutrale calltakers in te schakelen die de oproeper kort ondervragen om deze nadien naar de bevoegde discipline door te schakelen. Deze oplossing heeft als nadeel dat de oproeper na de eerste intake nog moet worden doorgeschakeld, waardoor oproepers ofwel in paniek slaan, ofwel gefrustreerd geraken omdat ze niet onmiddellijk hun volledig verhaal kwijt kunnen. Mij lijkt de IVR-technologie op het eerste gezicht een betere oplossing. Ik herhaal echter dat een pilootproject daarover duidelijkheid moet scheppen.
Voor alle duidelijkheid merk ik op dat indien de IVR-technologie niet het verhoopte resultaat zou bieden, zij niet zal worden veralgemeend. Dat had ik echter niet hoeven te vermelden.
01.04 Franky Demon (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik keer even terug naar het begin.
Trek ik de juiste conclusie, wanneer ik zeg dat daaruit alleen de werkgroepen tussen Volksgezondheid en Binnenlandse Zaken zijn voortgekomen? Op mijn vorige vraag hebt u geantwoord dat er een viertal werkgroepen ter zake zijn opgericht.
Specifiek voor West-Vlaanderen is de taalgrens immers het echte probleem. Daarvoor werden werkgroepen opgericht. Ik vraag naar de resultaten, maar ik heb geen antwoord gekregen. Mag ik ervan uitgaan dat die werkgroepen, samen met de taalcursussen, het enige gevolg zijn?
01.05 Minister Jan Jambon: Neen, dat klopt niet.
De werkgroepen met Volksgezondheid gingen vooral over de dringende geneeskundige hulp en de ambulanceproblematiek.
01.06 Franky Demon (CD&V): Er was echter ook de vraag over de taalproblematiek. Een en ander duurde te lang.
01.07 Minister Jan Jambon: Dat heeft met die werkgroepen niet veel te maken. Dat is een zaak die puur door Binnenlandse Zaken wordt bekeken in het kader van het 112-nummer en de taalproblematiek.
01.08 Franky Demon (CD&V): Het gaat dus over de taal en extra cursussen.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
02 Question de Mme Nawal Ben Hamou au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé de la Régie des Bâtiments, sur "l'encadrement psychosocial des policiers dont le départ à la retraite a été repoussé" (n° 8102)
02 Vraag van mevrouw Nawal Ben Hamou aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, over "de psychosociale begeleiding van politieagenten wier pensionering werd uitgesteld" (nr. 8102)
02.01 Nawal Ben Hamou (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, le personnel de la police fait face, depuis l'annonce du recul de l'âge de la pension et des mesures transitoires, à un nouveau type de problématique qui concerne les fonctionnaires qui avaient atteint l'âge de départ à la pension.
Il apparaît que bon nombre de fonctionnaires avaient prévu, au moment de leur pension, de quitter le territoire belge. Dans cette optique, certains s'étaient déjà séparés de leurs biens, d'autres avaient entrepris les démarches à l'étranger pour la construction d'une habitation. Des projets de vie avec un réel impact relationnel, social, psychologique et juridique tués dans l'œuf par cette récente mesure, qui peut avoir de lourdes conséquences financières et psychologiques pour les personnes concernées. À tel point qu'aujourd'hui, certains responsables mettent en garde par rapport aux risques de dépression sévère qui pourrait toucher ces policiers.
La législation prévoit que l'employeur est tenu de prendre les mesures nécessaires pour prévenir les risques psychosociaux au travail afin de prévenir les dommages découlant de ces risques, plus encore quand il s'agit de fonctionnaires liés à la sécurité publique qui ont un accès aisé à des armes à feu.
Monsieur le ministre, a-t-on mesuré les conséquences psychosociales de cette mesure sur les membres du personnel de la police? Les fonctionnaires concernés ne devraient-ils pas bénéficier d'un encadrement spécifique afin de prévenir les dommages financiers, psychologiques et sociaux? Quelles mesures matérielles et organisationnelles seront-elles prises pour réduire les risques et analyser s'il y a danger pour les travailleurs ou les citoyens?
02.02 Jan Jambon, ministre: Madame Ben Hamou, une pension peut être demandée jusqu'à une année au préalable.
Dans le cadre de cette question, il est important de savoir que le gouvernement n'a, jusqu'à présent, jamais pris une mesure de prolongation par laquelle des pensions demandées et octroyées auraient été retirées.
Dans une période où il est question d'allonger les carrières, il ne serait pas prudent que les futurs pensionnés prennent des dispositions irrévocables sans avoir déjà la garantie de pouvoir prendre leur pension à la date demandée. De plus, les récentes mesures prises en matière de non-activité préalable à la pension offriront des possibilités supplémentaires pour les membres du personnel que vous évoquez.
Les zones de police locale et la police fédérale disposent de structures psychosociales et de stress teams auxquelles il peut être fait appel et qui peuvent intervenir en cas de risques psychosociaux avérés.
02.03 Nawal Ben Hamou (PS): Je vous remercie, monsieur le ministre.
Il convient tout même de faire le constat: les policiers devront travailler plus longtemps. Certes, des mesures de non-activité sont mises en place mais, de facto, les policiers devront travailler plus longtemps. Certaines personnes comptaient partir à la pension et ne répondent pas aux conditions pour pouvoir introduire leur demande. Avez-vous réalisé une analyse de risques sur cette mesure?
02.04 Jan Jambon, ministre: Nous n'avons pas fait d'analyse de risques car nous ne pouvons pas estimer le nombre de personnes qui y participeront. Comme je l'ai dit, les zones de police locale et la police fédérale disposent de stress teams, qui peuvent aider le personnel si des problèmes se posent.
02.05 Nawal Ben Hamou (PS): D'accord. Je vous remercie.
Het incident is gesloten.
03 Question de Mme Nawal Ben Hamou au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé de la Régie des Bâtiments, sur "l'accès aux lieux sécurisés" (n° 8103)
03 Vraag van mevrouw Nawal Ben Hamou aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, over "de toegang tot beveiligde ruimten" (nr. 8103)
03.01 Nawal Ben Hamou (PS): Monsieur le ministre, j’ai été interpellée récemment par des membres de l'appui aérien à propos du manque de sécurisation de certains lieux, et dans le même temps, du manque de discrétion nécessaire par rapport à certaines zones délicates, notamment en termes de rapport aux médias.
À l'aéroport de Zaventem, les fonctionnaires de police en charge de la sécurité disposent d'armements placés dans des coffres sécurisés dans un endroit donné. Or, dernièrement, dans le cadre d'un reportage télévisuel, les caméras ont été autorisées à suivre les policiers, y compris dans ces lieux dits sécurisés. Ce comportement semble mettre en péril la discrétion nécessaire autour de ces endroits normalement inaccessibles aux personnes en dehors des services de sécurité, et qui donnent parfois accès à du matériel qui peut s'avérer être dangereux.
De manière générale, quelles sont les mesures légales qui encadrent l'accès à ces zones dites sécurisées? Qu'en est-il des consignes distribuées aux forces de l'ordre en termes de communication et d'accès aux médias? Existe-t-il un recensement de ces zones protégées?
03.02 Jan Jambon, ministre: Madame Ben Hamou, les mesures prises concernant l'encadrement de l'accès aux zones dites sécurisées sont du ressort de la Brussels Airport Company, qui reçoit ses directives de la ministre de la Mobilité via son SPF.
L'aéroport de Zaventem comporte plusieurs zones. Chaque personne travaillant sur le territoire de l’aéroport doit introduire une demande par l'intermédiaire de son employeur en vue de l'obtention d'un badge qui lui permettra d'accéder aux zones nécessaires à l'exécution de ses tâches. L'accès aux zones sécurisées est réservé aux porteurs d'un badge. Les membres de la police aéroportuaire fédérale détenteurs d'une arme à feu, et uniquement eux, ont évidemment accès à ces chambres fortes, lesquelles s'ouvrent seulement au moyen d'un badge spécifique.
Vu que des étrangers au site doivent pouvoir accéder, dans certains cas, à certaines zones de l'aéroport, un règlement de dix-huit pages relatif au badge d'identification aéroportuaire est consultable sur le site internet brusselsairport.be à la page Règlement Badges.
Enfin, il importe de signaler que toutes les zones sécurisées sont placées en permanence sous surveillance caméra.
Pour votre deuxième question, chaque membre du personnel de la police fédérale a reçu comme consigne de ne jamais faire de commentaires aux médias et d'informer les journalistes qu'ils peuvent toujours contacter le porte-parole de la police fédérale. En outre, ces derniers ne peuvent accéder aux zones sécurisées.
S'agissant de votre troisième question, en tant que ministre de l'Intérieur, je ne puis que répondre au nom des services de la police fédérale travaillant à l'aéroport. Celle-ci dispose au total de trois zones protégées: contrôle des frontières, police de base et police judiciaire fédérale, dont les accès sont garantis par un badge spécial, complémentaire au badge aéroportuaire.
03.03 Nawal Ben Hamou (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie de vos réponses.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 8196 van de heer Flahaux wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
Vraag nr. 8236 van de heer Delannois wordt uitgesteld.
04 Actualiteitsdebat en samengevoegde vragen van
- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, over "problemen met illegalen in de haven van Zeebrugge" (nr. 8252)
- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, over "de problemen in de haven van Zeebrugge" (nr. 8284)
- de heer Franky Demon aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, over "de vluchtelingen in Zeebrugge" (nr. 8324)
- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, over "het vluchtelingenkamp in Duinkerke" (nr. 8279)
- de heer Franky Demon aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, over "de illegalenproblematiek in de kustgemeenten" (nr. 8551)
- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, over "de illegalenproblematiek aan de kust" (nr. 8553)
- mevrouw Vanessa Matz aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, over "het verzoek van de Belgische kustburgemeesters in het licht van de toestroom van illegalen in de kuststreek" (nr. 8607)
- de heer Brecht Vermeulen aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, over "de impact van de Noord-Franse migrantenkampen op de grensstreek" (nr. 8636)
- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, over "de illegalenproblematiek aan de kust" (nr. 8655)
04 Débat d'actualité et questions jointes de
- Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé de la Régie des Bâtiments, sur "des problèmes impliquant des illégaux dans le port de Zeebrugge" (n° 8252)
- Mme Sabien Lahaye-Battheu au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé de la Régie des Bâtiments, sur "les problèmes rencontrés par le port de Zeebrugge" (n° 8284)
- M. Franky Demon au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé de la Régie des Bâtiments, sur "les réfugiés présents à Zeebrugge" (n° 8324)
- M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé de la Régie des Bâtiments, sur "le camp de réfugiés de Dunkerque" (n° 8279)
- M. Franky Demon au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé de la Régie des Bâtiments, sur "la question des illégaux dans les communes côtières" (n° 8551)
- Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé de la Régie des Bâtiments, sur "la question des illégaux à la côte" (n° 8553)
- Mme Vanessa Matz au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé de la Régie des Bâtiments, sur "la demande des bourgmestres de la côte belge face à l'afflux de personnes en séjour illégal dans la région" (n° 8607)
- M. Brecht Vermeulen au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé de la Régie des Bâtiments, sur "l'incidence des camps de migrants du Nord de la France sur la région frontalière" (n° 8636)
- Mme Sabien Lahaye-Battheu au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé de la Régie des Bâtiments, sur "la question des illégaux à la côte" (n° 8655)
Ik herinner nog even aan de geplogenheden voor een actualiteitsdebat.
Iedereen krijgt twee minuten spreektijd, de regering heeft dan maximaal vijf minuten om te antwoorden. Daarna hebben de vragenstellers twee minuten voor een repliek. Andere fracties die wensen het woord te nemen – op dit moment is alleen de MR-fractie aanwezig – kunnen één keer het woord nemen, voor of na het antwoord van de regering. Aldus artikel 125 en artikel 128 van het Reglement.
04.01 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik vind het bijzonder vreemd dat hier zo weinig aanwezigen zijn. Andere collega’s-kustbewoners zouden hier moeten zijn, het is immers geen onbelangrijk onderwerp, maar misschien zijn er andere commissies bezig.
Mijnheer de minister, de vluchtelingenproblematiek in Zeebrugge is u welbekend en ik moet u zeker niet uitleggen hoe ernstig de situatie is. Het zou wel goed zijn om de recentste cijfers te krijgen.
Hoeveel transitmigranten werden er aangetroffen de laatste maanden in het havengebied van Zeebrugge en in heel de kuststreek?
De problematiek is inderdaad niet alleen voelbaar in Zeebrugge, ook de andere kustgemeenten worden ermee geconfronteerd. Er kwam reeds een noodkreet uw richting uit vanwege de kustburgemeesters, gesteund door de gouverneur en ook door de voorzitter van de haven van Zeebrugge. Hoe zult u reageren op dit verzoek? Hoe zult u reageren op deze noodkreet?
Deze problematiek creëert niet alleen een onveiligheidsgevoel in een toeristische regio, maar er heerst ook bijzondere ongerustheid bij de Zeebrugse havenbedrijven. Zij worden bijna dagelijks geconfronteerd met beschadigingen aan hun omheining, goed wetende dat deze beveiliging nodig is om gecertificeerde ladingen te kunnen verhandelen. De economische schade is enorm en loopt in de miljoenen en dit wordt dan ook nog eens straffeloos gelaten.
Mijnheer de minister, collega’s, ik heb een wetsvoorstel klaar om deze beschadigingen strafbaar te stellen, in de ijdele hoop dat wanneer mensensmokkelaars voor de strafrechter worden gebracht, zij ook zullen aangesproken worden voor de schade die deze bedrijven hebben opgelopen.
Mijnheer de minister, achter deze economische problemen schuilt natuurlijk ook heel wat menselijk leed en daarvan zijn wij ons heel erg bewust. De mensensmokkelaars liegen hun slachtoffers voor dat zij een beter leven kunnen krijgen in Groot-Brittannië, waardoor zij in onmenselijke situaties proberen te overleven of de overtocht proberen te maken. De tentenkampen die wij zien in de buurt van Calais, zijn daarvan het resultaat. Wij moeten dan ook alles op alles zetten om te vermijden dat dit ook in de buurt van de haven van Zeebrugge ontstaat. Deze onmenselijke toestanden moeten dan ook onmiddellijk in de kiem gesmoord worden, met man en macht moet daarop ingezet worden.
Daarom heb ik volgende vragen.
Welke middelen zullen ingezet worden? Welke inspanningen zullen er gedaan worden? Ik weet dat er reeds heel wat wordt gedaan, maar de situatie is erger aan het worden. Hoe zal hierop gereageerd worden?
04.02 Franky Demon (CD&V): Mijnheer de minister, de kustburgemeesters en de gouverneur trokken aan de alarmbel. Vorige week gebeurde dat de laatste keer.
Uit observaties in Adinkerke en aan de grens met Frankrijk blijkt dat er elke dag tientallen migranten ons land binnenkomen en zich via de kust verspreiden. Het aantal illegalen en transitillegalen aan de kust is de laatste weken spectaculair gestegen. De laatste cijfers die wij van u kregen: Zeebrugge 700, aan de Westkust 350. Dit zorgt voor een enorm hoge werkdruk bij de lokale politiezones en in Zeebrugge ook bij de scheepvaartpolitie. De politie doet zijn uiterste best, maar het is niet langer haalbaar.
Als het op deze manier verder gaat, wist een eminent lid van ons korps te zeggen, gaan we naar toestanden zoals in Calais. Het is goed dat er in Calais een humane opvang wordt aangeboden, maar we moeten vermijden dat er aan onze kust dergelijke tentenkampen komen naast de grote opvangcentra die er nu al zijn. Ik zal ze even voor u opsommen: Koksijde, 425 vluchtelingen, Nieuwpoort 300, Sijsele 500. Als de politie dan moet uitrukken, dan merken we – ook de laatste keer in Sijsele – dat er heel veel mankracht nodig is. Die mankracht is er op dat moment niet.
Men vertelt mij ook dat het vreemd is dat er net in West-Vlaanderen, waar er heel veel centra zijn, geen ambtenaar is van de Dienst Vreemdelingenzaken die helpt bij de aanhoudingen. Een op drie illegalen wordt nochtans aangehouden aan de kust, toch is er net in West-Vlaanderen geen zo’n ambtenaar.
U zei in de pers dat u wil gaan werken met een mobiele vreemdelingenpolitie om deze problemen op te lossen. Het is nu kouder, maar we weten dat het toeristisch seizoen er zit aan te komen. Dat zal nog extra druk uitoefenen op onze politie.
Ik heb enkele concrete vragen.
U gaf aan te werken aan een mobiele vreemdelingenpolitie als mogelijke oplossing voor deze problematiek. Op welke manier ziet u dat? Hoe zullen die mensen inzetbaar zijn? Met welke criteria zal er rekening worden gehouden om deze mobiele politie op een bepaalde plaats in te zetten? Op welke termijn wil u die mobiele vreemdelingenpolitie inzetbaar maken? Er zal waarschijnlijk een budgettaire impact zijn. Hoeveel mag of moet dat kosten? Ziet u nog andere mogelijkheden om dit kortelings op te lossen? Ten slotte, aangaande die ambtenaar die er in West-Vlaanderen niet is: wetende dat een op drie aan de kust wordt aangehouden, zult u dit probleem ook aanpakken?
04.03 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de vicepremier, de illegalenproblematiek aan de kust werd reeds geschetst door de collega’s, waardoor ik mij zal beperken tot mijn vragen.
Ten eerste, erkent u de problematiek? Kunt u de evolutie schetsen van het aantal opgepakte illegalen in de kuststreek de voorbije maanden?
Ten tweede, wat is het tijdpad voor de veertig aangekondigde extra mensen van de federale politie? Zal iedere politiezone aan de kust deze zomer opnieuw kunnen rekenen op drie krachten van de federale politie? Kunt u een toelichting geven over het mobiele afhandelingscentrum waarvan sprake? Kunt u daar een tijdpad voor geven?
04.04 Vanessa Matz (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, mes collègues ont bien
décrit le problème mais arriver à une situation identique à celle de Calais
serait dramatique par rapport aux conditions de vie. J'ignore si vous avez eu
l'occasion de vous rendre à Calais ou à Dunkerque mais, en tout cas, les
reportages que nous avons visionnés via la télé française sur ces camps sont
particulièrement interpellants.
Le nombre de personnes en séjour illégal arrivant dans la région de la
Côte a augmenté de façon importante ces dernières semaines. D'après les
chiffres en ma possession, il est question d’environ 700 interpellations à
Zeebruges et de 400 à Furnes.
Monsieur le ministre, pouvez-vous me préciser les chiffres? Quel est le
trajet suivi par ces personnes et quelles mesures avez-vous prises pour
répondre à cette problématique? Que répondez-vous à la demande urgente de
renforts qui vous a été adressée par les bourgmestres concernés? Une rencontre
a-t-elle ou sera-t-elle organisée? Avez-vous organisé une concertation avec le
gouverneur de la province de Flandre occidentale et avec le secrétaire d’État
Francken? Quelle est votre stratégie pour faire face à ces arrivées?
De voorzitter: De heer De Vriendt kan blijkbaar niet aanwezig zijn. Ik ben dus zelf de laatste vraagsteller in dit actualiteitsdebat.
04.05 Brecht Vermeulen (N-VA): Mijnheer de minister, in Calais zijn er waarschijnlijk al meer dan tien jaar migrantententenkampen, en al een paar maanden is dat ook het geval in de regio Duinkerke. Daar zijn er kampen nabij de Belgische grens.
In 2014 verbleven volgens mijn informatie 800 transitmigranten in de buurt van Calais. Het waren natuurlijk niet altijd dezelfde, maar het ging telkens om ongeveer dat aantal. Eind 2015 waren er al 4 500 in Calais, 3 000 in Duinkerke, en dan vooral op de site Grande-Synthe, en er waren er ook in kleinere kampen, bijvoorbeeld in Téteghem. Op een jaar tijd is het aantal gestegen van 800 naar 8 000, maal tien dus.
Ik wil wel een verschil aangeven met wat collega Demon zei. Ik wil in dit verhaal een duidelijk onderscheid maken tussen de illegale transitmigranten en de asielzoekers, die worden opgevangen in opvangplaatsen, oude legerkazernes enzovoort. Het gaat hier meestal over illegale transitmigranten. Die hebben meestal niet de intentie een asielprocedure te starten, in Frankrijk noch in ons land, maar proberen naar hun beloofde land, het Verenigd Koninkrijk, te gaan.
Ik hoor nu dat steeds meer van die mensen de tentenkampen ontvluchten. Ik heb de beelden gezien van de modder in die kampen na de recente hevige regenval, dus ik kan heel goed begrijpen dat die tentenkampen niet leefbaar zijn en dat daar een humanitair probleem bestaat. Ik hoor nu dat steeds meer van die mensen met een ticket van het Franse openbaar vervoer heel snel van Grande-Synthe via een rechtstreekse lijn naar de eindhalte van de bus, het station van Adinkerke-De Panne, reizen. Zo brengen zij ook de miserie van Frankrijk heel snel over naar ons land.
Mijnheer de minister, ik vind dat wij kort op de bal moeten spelen. Aangezien het Franse openbaar vervoer, met name DK’BUS, zijn eindhalte in ons land heeft, kan men heel snel overstappen op de trein of op de tram, om dan verder richting kust of richting binnenland te reizen. Als de mensenhandelaars – het is duidelijk dat die mensen hier komen via filières – en de transitmigranten samen een Trein-Tram-Busdag organiseren, komen zij ons land binnen zonder enige controle. Wij kunnen niet anders dan vaststellen dat dit een negatieve impact heeft op onze provincie, West-Vlaanderen, en op de andere provincies van ons land, die dan via het openbaar vervoer heel snel bereikbaar zijn.
Mijnheer de minister, mijn vragen zijn de volgende.
Welke impact hebben de tentenkampen in Frankrijk op de veiligheid? Welke risico's lopen onze mensen in de grensstreek? In het verleden hebben de zonechef van de politiezone Westkust en de gouverneur van West-Vlaanderen al alarmerende berichten geuit. Zij hebben dat vorige week herhaald. Hoe gaan wij daarmee om? Welke maatregelen zullen worden genomen om die risico's te beperken? Welke maatregelen zullen in de toekomst worden genomen om ervoor te zorgen dat wij voor de aangroei van de transitmigranten, die zeer spectaculair was, een beheersbare veiligheidsoplossing vinden?
04.06 Françoise Schepmans (MR): Monsieur le ministre, en complément des questions qui ont été posées sur la situation problématique de ces migrants venant des camps du nord de la France vers, notamment, Zeebruges et Furnes, quelle est l'attitude des autorités françaises? Laissent-elles faire? Ce déplacement des migrants vers la Belgique est-il "accompagné"? Y a-t-il aussi des contacts avec les autorités britanniques? Une collaboration s'installe-t-elle sur ce dossier au niveau européen?
04.07 Minister Jan Jambon: Ik begin met de incidenten met illegalen.
De politie maakt een onderscheid tussen het aantal vaststellingen van personen in irregulier verblijf te Zeebrugge en het aantal vaststellingen met betrekking tot beveiligingsincidenten in de haven van Zeebrugge.
Onder de noemer “beveiligingsincidenten” wordt onder andere begrepen: inklimmingen, beschadiging aan omheiningen, aan vrachtwagens, aan containers of aan de inhoud ervan enzovoort.
Wat het irregulier verblijf betreft, heb ik volgende cijfers.
Les chiffres sont de 37 personnes en septembre, 103 en octobre, 119 en novembre, 453 en décembre et 310 du 1er au 19 janvier. On constate une augmentation permanente du nombre de ces personnes en situation irrégulière.
En ce qui concerne les incidents observés dans le port de Zeebruges, il y en a eu 19 en septembre, 25 en octobre, 56 en novembre et 100 en décembre. Il y a presque un doublement chaque mois.
In totaal werden in de maand november 2015 570 transitmigranten geïntercepteerd in België. In december 2015 werden er 841 transitmigranten geïntercepteerd. De meeste van deze transitmigranten werden geïntercepteerd in de regio West-Vlaanderen, specifiek door de scheepvaartpolitie van Zeebrugge. Ik heb een tabel die kan worden gemaild met cijfers per politiezone, per SPC en ook van de wegpolitie, over de intercepties die werden uitgevoerd in november en in december. Zo komt men aan 570 en 841. Die tabel voorlezen heeft weinig zin.
De scheepvaartpolitie is op de hoogte van het feit dat transitmigranten sporadisch gebruik hebben gemaakt van specifieke kledij voor havenarbeiders, teneinde makkelijker toegang te krijgen tot havenfaciliteiten in Zeebrugge. Ze verkleden zich dus, maar we zijn er niet van op de hoogte dat ze zich zouden verkleden als kelner of bemanningslid, wel als havenarbeider, om op die manier toegang te krijgen tot een ferryboot. Wij achten dit weinig plausibel, gezien er grondige toegangscontroles worden uitgevoerd aan boord van een ferryboot. De scheepvaartpolitie werd tot op heden nog nooit opgeroepen om hieromtrent vaststellingen te doen.
Het gebruik van speedboten vanuit de Belgische kust is ons eveneens onbekend. Wel zijn er van vorig jaar twee gevallen bekend waarbij smokkelaars gebruik hebben gemaakt van een jacht vanuit de haven van Nieuwpoort. Daarover werden in de commissie al vragen beantwoord. Intensieve controleacties in nauwe samenwerking met de kustwachtpartners hebben echter geen nieuwe feiten opgeleverd. Wij hebben dat één keer gezien, we hebben daar intensief op gewerkt en we hebben geen nieuwe feiten meer gezien. Wij blijven er echter op toezien, het blijft behoren tot de modus operandi.
Nu kom ik tot de vraag of de vluchtelingen ’s nachts weer kunnen worden vrijgelaten.
Zodra de Dienst Vreemdelingenzaken een beslissing neemt over de te nemen maatregelen, bijvoorbeeld een bevel om het grondgebied te verlaten, dan wordt deze maatregel onverwijld ter kennis gebracht van de vreemdeling en dient deze maatregel onmiddellijk te worden uitgevoerd, dus ook bij nacht. Deze procedure is van toepassing op het volledige grondgebied en niet enkel in Zeebrugge. Worden zij later nog eens opgepakt omdat ze het grondgebied niet hebben verlaten, dan worden ze verwezen naar een gesloten instelling en worden ze verwijderd.
De meerderheid van de migranten komt via Frankrijk, vermoedelijk uit de Franse kampen van Calais en Duinkerke. Anderen komen via de Balkanroute, via Duitsland, via het spoor of via inklimming in vrachtwagens.
En réponse à la question de Mme Schepmans, j'ai des contacts réguliers avec M. Cazeneuve. La collaboration entre nos différents services de police fonctionne bien et ne pose pas de problème. Ces concertations avec M. Cazeneuve se poursuivent régulièrement. En outre, le 1er février prochain, le gouvernement belge recevra une partie du gouvernement français pour discuter du terrorisme ainsi que des problèmes des camps à Calais et à Dunkerque, et des influences sur notre territoire.
De kampen vallen onder de verantwoordelijkheid van Frankrijk. Het is niet aan België om de situatie te beoordelen of hierin op een of andere manier tussenbeide te komen. Ter zake geldt de autonomie van Frankrijk. Wij zouden ook niet graag zien dat de Fransen zich met onze bevoegdheden bezig zouden houden. Frankrijk beslist dus zelf hoe het zijn beleid op dat vlak uitrolt.
Het is officieel niet bekend waarom de betrokken personen geen asielaanvraag indienen. We kunnen echter vaststellen dat de vluchtelingen wachten om de oversteek naar Groot-Brittannië te maken, dat voor hen het beloofde land is.
Waarom ze geen asielaanvraag in Frankrijk indienen, is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de betrokken personen zelf. We kunnen hen niet dwingen.
Natuurlijk is hier een rol voor de EU weggelegd, in de eerste plaats om onze buitengrenzen te controleren en asielzoekers op te vangen waar ze aankomen. Er zijn op Europees vlak beslissingen ter zake genomen, maar een beslissing nemen is één zaak, de uitrol en de implementatie van die beslissingen is een andere zaak. Dat zal nauwlettend opgevolgd worden.
Vervolgens kom ik tot de vragen naar maatregelen. Ik kan die opdelen in drie delen. Ten eerste waren er vragen over het overleg. Ten tweede zijn er vragen over de maatregelen die al genomen zijn. Ten derde zijn er vragen naar de maatregelen die wij in de nabije toekomst zullen nemen.
Wat het overleg betreft, wordt de evolutie van het fenomeen permanent opgevolgd door alle betrokken diensten. Het fenomeen vormt trouwens een van de agendapunten van de maandelijkse bijeenkomsten van het Lokaal Comité voor Maritieme Beveiliging, waarin politiediensten, douane, Defensie en het havenbedrijf Zeebrugge vertegenwoordigd zijn. Verschillende netwerken en werkgroepen werken rond de problematiek van de transitmigratie, maar naar aanleiding van verschillende signalen dat het probleem verergert, onder andere via de brief van de gouverneur van West-Vlaanderen, heeft mijn kabinet een spoedoverleg gehad met de betrokken federale diensten om te komen tot een structurele oplossing.
Ondertussen hebben we een aantal voorstellen tot oplossing uitgaande van de lokale diensten ontvangen. Die worden grondig besproken op die vergadering. We streven naar een oplossing op zeer korte termijn, gezien het urgent karakter van het probleem.
Wat de bestaande maatregelen betreft, het havengebied – met het havengebied bedoel ik de terminal, de kaaien en de infrastructuur – behoort tot het geografische bevoegdheidsgebied van de scheepvaartpolitie. Het gebied rond de haven van Zeebrugge behoort tot het bevoegdheidsgebied van de lokale politie Brugge. Er is dus een opdeling tussen de bevoegdheid van de scheepvaartpolitie en die van de lokale politie van Brugge.
De beveiliging van de betrokken haventerminals wordt uitgevoerd door private bewakingsfirma’s, in nauw overleg met de scheepvaartpolitie. De beveiliging werd in het kader van de recente gebeurtenissen aanzienlijk verscherpt. Er is dus een verscherpte inzet van de bewakingsfirma’s. Daarenboven worden in verschillende haventerminals en op de kaaien bijkomende inspanningen geleverd om de beveiliging ervan te optimaliseren door onder andere de plaatsing van bijkomende en performantere camerasystemen, de plaatsing van extra omheiningen en het sluiten van mogelijke verblijfplaatsen voor transitmigranten. Naar aanleiding van de grensproblematiek worden bij de scheepvaart dagelijks twee extra personeelsleden belast met de afhandeling. De scheepvaartpolitie krijgt ook elke nacht bijkomende steun van het CIK.
Op 22 september jongstleden ging de operatie-Medusa van start. Het betreft politionele operaties gespreid over het land, specifiek gericht op migratie en migratiestromen, met de bedoeling om mensen zonder papieren naar de diensten te leiden en mensensmokkelaars op te pakken. Federale en lokale diensten werken mee aan de operatie en wij onderschepten tot eind december – de cijfers voor januari zitten er nog niet bij – reeds 1 277 personen.
Daarnaast organiseert de federale politie, in nauwe samenwerking met de betrokken lokale politiezones en de privésector, grootschalige acties georiënteerd naar het fenomeen illegale migratie. Tevens zijn er sinds begin januari twee bijkomende nachtploegen voor de scheepvaartpolitie in de haven van Zeebrugge, om het aantal controles bij nacht te kunnen opdrijven. Wij hebben in de afgelopen weken dus al heel wat capaciteit toegevoegd.
Welke maatregelen komen er nog aan? Er is inderdaad een verzoek tot steun in de kustregio. De optie met betrekking tot een mobiel afhandelingsteam wordt overwogen. Het betreft mogelijk een team dat opgeroepen kan worden in het kader van de migratieproblematiek en bijstand kan verlenen, waar nodig, opdat de reguliere werking van de ploegen op het terrein niet langer in gevaar zou komen.
Ik plan ook om de algemene reserve van de federale politie nog verder te versterken, zodat die dan eventueel meer steun kan leveren aan de lokale politie. Wij bekijken hoe wij mobiele afhandelingsteams bij de federale politie kunnen opzetten die de lokale politie kunnen bijstaan bij de administratieve afhandeling bij het aantreffen van groepen transitmigranten. Het resultaat van de spoedvergadering van afgelopen week dient verder in detail bekeken te worden, om na te gaan of dat haalbaar is. De voorstellen worden daarin opgenomen.
Daarnaast bekijken we tevens op welke manier met de uitrol van het ANPR-netwerk de criminele activiteiten mensenhandel en mensensmokkel beter in kaart kunnen worden gebracht. Aangezien dat alles nog onderzocht wordt, kan ik daarvoor op dit moment nog geen budgettaire kosten geven.
De vraag werd ook gesteld of we militairen moeten inzetten. Misschien kunnen ze bijdragen tot ontrading en detectie, maar bij een aantreffen zal de scheepvaartpolitie opnieuw moeten instaan voor de afhandeling en vervolgens opnieuw het bevel het grondgebied te verlaten, laten betekenen.
Militairen worden tot nu toe louter en alleen ingezet voor statische bewakingsopdrachten. Hier spreken we toch over echt politiewerk: opsporen, controleren, eventueel fouilleren en dergelijke. Ik denk dat het moeilijker is om hiervoor militairen in te zetten.
Comme je l'ai déjà dit, les contacts avec les autorités françaises sont réguliers. En ce qui concerne les débats au niveau européen, c'est plutôt mon collègue Theo Francken qui les suit. Je peux d'ores et déjà vous dire qu'une réunion est prévue lundi prochain pour aborder, entre autres, cette problématique.
04.08 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u natuurlijk voor het uitgebreide antwoord.
Het onderscheid tussen het overleg dat nodig is, wat er al gebeurd is en wat nog op stapel staat, is inderdaad zeer handig.
De inzet van militairen is wel statisch, maar ik pleit precies voor een meer dynamische aanpak, zeker gelet op de goede mobiliteit aan de kust. Het is bijvoorbeeld geen evidentie voor een trambestuurder of voor lokale politiediensten om twintig transitmigranten van de kusttram te halen. Dergelijke feiten missen hun effect niet, zeker niet bij de medepassagiers die vaak senioren zijn, en kunnen wel eens leiden tot conflicten.
Het is inderdaad een moeilijk debat, omdat het ook gaat over menselijk leed. We staan voor een verscheurende keuze. Er zijn de transitmigranten, die rondhangen in de straat in de koude. De weersomstandigheden waren de voorbije dagen aan de kust niet al te best; het heeft zelfs gestormd. Tegelijk moeten de mensensmokkelaars aangepakt moeten worden. Zij moeten gevat en gestraft worden. Vooral daarop moet ingezet worden.
04.09 Minister Jan Jambon: (…)
04.10 Daphné Dumery (N-VA): Inderdaad. Daarom zijn de resultaten daar zichtbaar en moeten we daarop inzetten.
De inzet van uw diensten is ook noodzakelijk, omdat het een veilige toeristische regio betreft. We hopen dat er geen onveiligheidsgevoel ontstaat. De inzet van de politie en het gerecht is ook meer dan noodzakelijk om de economische schade te voorkomen die ontstaat bij de Zeebrugse bedrijven die geconfronteerd worden met aanzienlijke kosten voor het herstellen van hun beveiliging. Zij kunnen die kosten momenteel op niemand verhalen. We mogen ook niet vergeten dat die bedrijven in onze regio werkgelegenheid creëren en wij moeten er dus voor zorgen dat ze blijven.
Mijnheer de minister, ik dank u en vooral ook de diensten die momenteel alle inspanningen leveren om toestanden zoals in Calais te voorkomen. U moet kordater optreden dan uw Franse collega. Misschien kunt u dat punt ook meenemen in het overleg. Het behoort natuurlijk tot de autonomie van Frankrijk om op dergelijke toestanden te reageren zoals het dat wil. Hoe dan ook, we kunnen niet om de vaststelling heen dat er beter maanden geleden kordater was opgetreden om dergelijke toestanden te vermijden. Dat is niet alleen in ons eigen belang, maar ook in het belang van de slachtoffers van mensenhandel.
In elk geval bedank ik u en uw diensten voor de geleverde inspanningen.
04.11 Franky Demon (CD&V): Mijnheer Vermeulen, om alle onduidelijkheden weg te werken: wanneer ik verwijs naar de opvangcentra, wil ik enkel zeggen dat het er heel veel zijn aan de kust. Straks komt er nog een in Zeebrugge bij. Het werk daar moet wel allemaal gebeuren met dezelfde mankracht.
Mijnheer de minister, ik ben tevreden met alle inspanningen die u opsomt. Ik geloof er ook in. Mevrouw Dumery heeft het echter daarnet ook al gezegd: het toeristisch seizoen komt eraan. Er zullen nu nog een aantal vluchtelingen bij komen in Zeebrugge.
We moeten nu echt komen met een plan. Ik denk dat de mobiele afhandelingsteams waarschijnlijk deels permanent zullen moeten worden. Zo niet vrees ik dat het wel eens slecht zou kunnen aflopen. Zeebrugge, met heel wat industrie en bedrijven, heeft het al lastig om toeristen aan te trekken. We zullen er dus voor moeten zorgen dat de toeristen niet bang zijn om naar Zeebrugge te komen.
Ik dank u voor alle inspanningen. De cijfers die u hebt gegeven, tonen alvast aan dat er werk geleverd wordt.
04.12 Vanessa Matz (cdH): Monsieur le président, je n’interviens pas du tout par rapport à ce que le ministre a décrit. Mais objectivement, je ne vois pas en quoi, avec les efforts déployés, des migrants illégaux dans des situations difficiles vont nuire au tourisme! J’habite moi-même une région très touristique, dans les Ardennes, avec les grottes de Remouchamps, le monde sauvage d’Aywaille, etc. Nous avons un très grand centre de réfugiés dans notre commune; ça n’a jamais nui au tourisme!
Le ministre déploie à juste titre des efforts pour une surveillance accrue en ce qui concerne les passeurs notamment, dans le cadre du projet Medusa. C’est très bien. Mais je ne vois pas le rapport entre les migrants et le tourisme. Il ne faut pas laisser se développer la jungle de Calais notamment, pas tellement pour l’aspect touristique mais surtout en raison des conditions humaines dans lesquelles ces gens vivent. J’apprécie les efforts que le ministre déploie pour que tout soit en règle là-bas mais cela n’a aucun rapport selon moi avec le tourisme. Est-ce que parce qu’on est un migrant, on fait fuir les touristes? Je ne comprends pas!
04.13 Brecht Vermeulen (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik wil u vragen om de tabel met de resultaten per politiezone te bezorgen, zodat alle vraagstellers over die informatie beschikken.
Ik wil erop hameren dat onze aanpak kordater moet zijn, om te vermijden dat wij in een zelfde situatie terechtkomen als Frankrijk. Dat is niets nieuws, want ik herinner mij dat er vroeger rond Menen en in de grensstreek nabij snelwegen ’s zomers ook kampen waren.
Frankrijk heeft eerst de situatie gedoogd en vervolgens getwijfeld over de aanpak – asiel, steun, illegalen al dan niet laten blijven – en dan gebeuren er altijd humanitaire drama’s van ongekende proporties. Geef ze een vinger en men neemt een arm. Laten we zeker niet onbedoeld medeplichtig zijn aan het werk van mensensmokkelaars en heel kort op de bal spelen.
Gisteren heeft staatssecretaris Francken in de commissie voor de Binnenlandse Zaken gezegd dat de regering niet de intentie heeft om tentenkampen toe te laten en dat, zodra er tentenkampen zouden ontstaan, ze onmiddellijk zouden worden afgebroken.
Ik begrijp dat het overleg, dat er heel snel zou kunnen komen, belangrijk is en dat het een eerste stap is. Het mag echter zeker niet de voorlaatste stap zijn. Er zullen immers nog vele stappen nodig zijn.
Mijn persoonlijke mening is alleszins dat er nog veel ondersteuning nodig zal zijn van de politie en van andere diensten om alles op een geordende manier te laten verlopen.
Ik wil de focus zeker niet alleen op Zeebrugge leggen. De heer Demon zal mij dat niet kwalijk nemen. Hij spreekt voor zijn stad en ik spreek voor het gebied vanwaar ze vooral binnenkomen, met name de grensstreek rond Duinkerke en Veurne. De situatie aldaar zal ook niet door de scheepvaartpolitie kunnen worden aangepakt.
Ik denk dat een bijkomend overleg nodig zal zijn met staatssecretaris Francken om, zodra er illegale transitmigranten worden gevonden, ze zo snel mogelijk op te pakken en hun niet gewoon een bevelschrift te geven om het land te verlaten. Die opmerking heeft de politie trouwens al vaker gemaakt.
Het is immers niet de bedoeling van de transitmigranten om in ons land te blijven. Zij willen zo snel mogelijk naar het Verenigd Koninkrijk. Het land verlaten is voor hen niet het probleem, het land van bestemming binnengeraken is dat wel.
Wij moeten hen zo snel mogelijk in een gesloten centrum krijgen om ofwel een asielprocedure op te starten of een terugkeer naar het land van herkomst te regelen.
Ten slotte, wij hebben met de commissie voor de Binnenlandse Zaken het idee geuit – en dit werd ondertussen ook goedgekeurd door de Conferentie van voorzitters – om een bezoek te brengen aan het ANPR-cameraschild van West-Vlaanderen. Zo'n schild is ondertussen ook reeds operationeel in uw provincie, mijnheer de minister. Wij zouden, als wij dan toch het coördinatiecentrum van de camera's in Brugge bezoeken, ook Zeebrugge kunnen aandoen om daar ter plaatse te bekijken op welke manier de veiligheidsvoorzieningen efficiënt en effectief worden uitgevoerd.
L'incident est clos.
- mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, over "een ANPR-schild tussen Brussel en de rand" (nr. 8210)
- de heer Hans Bonte aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, over "de eisen van het Toekomstforum Halle-Vilvoorde wat het integrale veiligheidsbeleid betreft" (nr. 8401)
- Mme Kristien Van Vaerenbergh au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé de la Régie des Bâtiments, sur "un bouclier ANPR entre Bruxelles et la périphérie" (n° 8210)
- M. Hans Bonte au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé de la Régie des Bâtiments, sur "les exigences du Toekomstforum Halle-Vilvoorde concernant la politique de sécurité intégrale" (n° 8401)
De voorzitter: De vraag gaat over ANPR-cameraschilden, zij het niet in West-Vlaanderen of Antwerpen, maar in Brussel en de rand.
05.01 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ieder komt op voor zijn eigen streek.
Mijnheer de minister, net voor Kerstmis verzamelden de burgemeesters van Halle en Vilvoorde voor wat zij zelf het Toekomstforum Halle-Vilvoorde noemen.
Het mag dan ook niet verbazen dat veiligheid bij die gelegenheid een belangrijk onderwerp was. Het onderwerp gaat heel breed. Er is, enerzijds, natuurlijk de terreur en de radicalisering. Er is echter, anderzijds, ook de strijd tegen de vele woninginbraken in onze regio.
Op het Toekomstforum werd aan de federale regering de vraag gericht naar extra ondersteuning voor de realisatie van een ANPR-schild tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en Halle-Vilvoorde.
Bovendien dringt het Toekomstforum aan op een eerlijke behandeling van de politiezones van Halle-Vilvoorde door de federale regering. De burgemeesters zijn immers van mening dat de gemeenten van Halle-Vilvoorde aanzienlijk minder middelen uit de federale pot krijgen. Zij achten die onderfinanciering van de politiezones onaanvaardbaar in het licht van de toename van de bevolking en van de uitdeinende grootstedelijke criminaliteitsfenomenen in de rand rond Brussel.
Mijnheer de minister, ik heb de hiernavolgende vragen voor u.
Ten eerste, welke middelen trekt de federale regering uit om te voorzien in de ondersteuning van de realisatie van een dergelijk ANPR-schild tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en Halle-Vilvoorde?
Ten tweede, hoeveel middelen werden tot op heden over de verschillende politiezones verdeeld?
Ten derde, hoe staat u tegenover de vraag naar extra middelen? Op welke termijn kunnen ze worden vrijgemaakt?
Ten slotte, bent u op de hoogte van de gevoeligheden die over de ongelijke behandeling in onze streek tussen de burgemeesters leven? Op welke manier bent u van plan die onderfinanciering weg te werken? Welke termijn stelt u daarbij voorop?
Ik dank u alvast voor uw antwoorden.
05.02 Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik dank mevrouw Van Vaerenbergh, om een zaak die op het lokale niveau heel sterk leeft, onder de aandacht van de minister te brengen.
Mijnheer de minister, aanvullend op wat mevrouw Van Vaerenbergh vraagt, wil ik opmerken dat het niet de burgemeesters zijn die zichzelf het Toekomstforum noemen, maar dat in het regeerakkoord van de Vlaamse overheid staat dat zo’n forum deels het klankbord moet zijn voor de hogere overheden, precies omdat in die regio een aantal acute problemen rijzen. Die problemen gaan ruimer dan veiligheid, maar veiligheid is effectief, zoals mevrouw Van Vaerenbergh heeft aangeduid, een van de hoofdbezorgdheden van de groep van burgemeesters.
Er zijn drie ernstige problemen, waarvoor wij ons hebben geëngageerd om ze onder de aandacht van de federale regering te brengen.
Het eerste probleem heeft veeleer betrekking op Justitie. Op dat vlak is er beweging in de aanvulling van het federaal parket van Halle-Vilvoorde. Dat gaat traag, maar het gaat vooruit.
Ook inzake de justitiehuizen gaat een en ander vooruit, aangezien ook de Vlaamse overheid daarin een aantal initiatieven aan het voorbereiden is.
Ik wil bij dezen de voorzitter van de commissie uitnodigen om ook eens een bezoek aan het ANPR-shield rond Brussel te brengen. Hij zal snel terug zijn.
Nochtans doen de verschillende politiezones nu eindelijk, in overleg met de provinciale overheid, zelf serieuze inspanningen. Ook in de begroting van dit jaar zullen we in de politiezones heel wat initiatieven zien.
Deze streek wordt dagelijks geconfronteerd met grootstedelijke problemen. Inbraakgolven zijn ook zeer vaak toe te schrijven aan buitenlandse bendes die opereren vanuit de hoofdstad. Als er één plaats is in dit land waar een ANPR-shield op zijn plaats is, dan is het wel in de rand. En dan heb ik het thema terrorisme nog niet aangehaald.
Vandaar komt wellicht de noodkreet van alle burgemeesters om te bekijken of de intentie kan worden versneld om samen met de provincie zo’n shield te organiseren. Men kijkt natuurlijk ook naar de invulling van de maatregelen die de regering naar voren heeft geschoven in het kader van het antiterreurplan.
Bij het tweede element moet ik een kleine woordelijke correctie toevoegen aan wat de vorige spreekster zei. Het is niet het inzicht van de burgemeesters dat ons brengt tot de vaststelling dat er een onredelijke verdeling is. Ik heb hier een kaartje bij me uit de statistieken van Binnenlandse Zaken, waarin in kleur aangeduid staat welke bedragen de verschillende politiezones krijgen. Ik zal het u overhandigen, mijnheer de minister.
U zult dan inderdaad vaststellen dat er een ongelooflijk ongelijke verdeling is van de financiering van lokale politiezones vanuit de federale pot.
Wat opvalt in de statistieken, is dat er een groene zone rond de hoofdstad is met de laagste dotaties, en dat er een zeer grote tegenstelling is in de mate waarin er gefinancierd wordt. De dotatie die gebaseerd is op de verdeling van 1998 is compleet achterhaald. Die verdeling baseerde zich op haar beurt op de zogenaamde KUL-norm. Die houdt natuurlijk geen rekening met het feit dat de bevolking met een kwart is aangegroeid in de rand en dat de hoofdstedelijke problematiek toeneemt. We zitten daar vast in een situatie die inzake veiligheid, demografie en problematiek helemaal niet meer lijkt op de toenmalige situatie, toen die verdeelsleutel gemaakt werd.
Daar rijst inderdaad de vraag of daar een inhaalbeweging kan worden gemaakt onder de vorm van een extra ondersteuning van die politiezones die geconfronteerd worden met grootstedelijke problemen, maar die de minste middelen van het hele land uit die federale pot krijgen.
Het is een vraag naar herverdeling en naar bijzondere aandacht. Ik ondersteun de suggestie van mevrouw Van Vaerenbergh om te proberen duidelijkheid te creëren rond een perspectief dat daar ongetwijfeld zou moeten kunnen worden gemaakt.
05.03 Minister Jan Jambon: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ANPR is inderdaad een technologisch instrument dat zijn nut reeds op vele plaatsen bewezen heeft, zowel in het voorkomen en bestrijden van criminaliteit als in het verhogen van de verkeersveiligheid.
Om die reden – de heer Bonte heeft ernaar verwezen – heeft de federale regering beslist om het ANPR-netwerk de komende jaren sterk uit te breiden. In een eerste fase zullen de landsgrenzen en een aantal strategische plaatsen op de autosnelwegen worden gedekt met nieuwe camera’s. Een aantal daarvan zal eveneens worden ingezet als trajectcontrole.
Om het netwerk mogelijk te maken, heb ik aan de federale politie de opdracht gegeven om een geëchelonneerd systeem van hard- en software, van voeding, verwerking en bevraging ter beschikking te stellen van alle politiediensten. Hiertoe zijn de werkzaamheden reeds enige tijd geleden van start gegaan.
Bovendien zal de federale politie dit jaar, en dit ten voordele van de wegpolitie, negen mobiele camera’s aanschaffen. Via deze openbare aanbesteding zullen lokale politiezones eveneens mobiele ANPR-camera’s kunnen kopen. Wij gaan dus een marktbevraging doen om zo goed mogelijke prijzen te verkrijgen en de lokale zones kunnen, indien ze dat wensen, mobiele ANPR-camera’s kopen.
Het uitgangspunt is dat het in principe aan elke zone is om te bepalen hoe ze de beschikbare budgettaire ruimte optimaal benut, bijvoorbeeld door het aanschaffen van innovatieve technologieën. Synergie en overleg tussen politiezones, in vele provincies aangemoedigd en ondersteund door de gouverneur, zullen kostenbesparend zijn en een efficiënter werk toelaten. De provincie Vlaams-Brabant is daarvan een mooie illustratie.
De federale Staat heeft sinds 2012 jaarlijks, door middel van een federale dotatie bestemd om het aanwervingsbeleid in de politiezones aan te moedigen, een bedrag van gemiddeld 7,5 miljoen euro uitgekeerd aan bepaalde politiezones waarvan de capaciteit in het bijzonder werd opgeëist door het fenomeen van de grensoverschrijdende criminaliteit.
Deze bijdrage, en dit is nieuw, kan ook dienen voor de plaatsing van ANPR-camera’s ter ondersteuning van de manschappen. Meerdere lokale politiezones hebben dat reeds gedaan. Men hoeft die 7,5 miljoen dus niet te gebruiken voor manschappen, men kan daarmee ook ANPR-camera’s kopen.
De lokale zones zullen via het verkeersveiligheidsfonds de komende jaren ook mee kunnen profiteren van de inkomsten die de nieuwe ANPR-trajectcontroles zullen genereren. Door de uitrol van ANPR-camera’s en vooral trajectcontroles op de autostrades zullen wij meer inkomsten genereren. De herinvestering van dat geld in slimme camera’s zal door ons dan ook sterk worden gestimuleerd. Daarom heb ik daarnet tijdens het kerntakendebat ook gezegd dat de verwerking van de boetes deels zal worden geautomatiseerd. Het genereert immers geld. Dat is de bedoeling.
Wat uw tweede vraag betreft, ben ik natuurlijk op de hoogte van de oproep uitgaande van de burgemeesters van het arrondissement Halle-Vilvoorde betreffende hun standpunt over de structurele onderfinanciering van hun zone, een oproep die overigens veel weerklank vond in de pers.
Ondanks de pogingen van mijn voorgangers om een ongelijkheid door maatschappelijke evoluties weg te werken, begrijp ik dat de burgemeesters van het arrondissement Halle-Vilvoorde hieruit geen voldoening halen. Ik heb echter al vaker gezegd – het ligt in mijn aard om eerlijk te antwoorden op vragen en de zaken te zeggen zoals zij zijn – dat tijdens de onderhandelingen over het regeerakkoord de vraag ter sprake is gekomen om de KUL-normen te herzien. Vermits de budgettaire beperkingen er ons toe noopten dat met een gesloten enveloppe te doen, begrijpt u dat dit politiek een zeer moeilijke zaak is. De KUL-normen aanpassen is wel een mogelijkheid als men over een groter budget beschikt, maar als men dat moet doen binnen een gesloten enveloppe, dan winnen bij wijze van spreken vijftig procent van de zones en verliezen ook vijftig procent van de zones. Wij zijn allemaal politicus genoeg om te weten dat zoiets niet zou werken. Wij hebben er toen dan ook van afgezien om die aanpassing door te voeren. Dat is een eerlijk antwoord.
Wij kunnen niet op alle niveaus in extra middelen voorzien. Daarom ben ik de fusie en schaalvergroting die door een aantal Vlaams-Brabantse politiezones is doorgevoerd, zeer genegen. Het is niet alleen een goede zaak vanuit efficiëntiestandpunt, maar vooral vanuit organisatorisch standpunt, met het oog op een betere politionele dienstverlening aan de bevolking op het vlak van de veiligheid. Daar maak ik wel budgetten voor vrij, om fusies te stimuleren en te ondersteunen. In Vlaams-Brabant zijn nu een aantal fusies aan de gang. Dat is een goede keuze. In het regeerakkoord staat dat wij een schaalvergroting van de politiezones niet zullen verplichten, maar wel faciliteren. Ik heb eventueel wel budgetten ter beschikking om te kijken hoe wij elkaar daarin kunnen vinden.
Tot slot, inzake het integraal veiligheidsbeleid zijn de werkzaamheden die op federaal niveau, in samenwerking met de deelstaten, zijn verricht, zo goed als afgerond. Ik meen dus snel, samen met de minister van Justitie en de deelstaten, met de nota inzake integraal veiligheidsbeleid naar buiten te kunnen komen.
In deze context hoop ik dat het Vlaams-Brabants platform zich zal kunnen terugvinden. U zult in dit plan niet voor alle geografische entiteiten van ons land specifieke maatregelen terugvinden. Wel zal deze kadernota hopelijk een beleidsinstrument zijn dat in de geest van een gedeelde verantwoordelijkheid mee kan bijdragen tot het vinden van oplossingen voor de veiligheidsproblematiek.
Ook het Nationaal Veiligheidsplan, of het Politieplan, dat afgestemd is op deze kadernota, zal voor de politie een beleidskader zijn. Dit plan zal trouwens in elk arrondissement door de betrokken DirCo besproken worden met de korpschefs. Ook voor dit implementatieplan zal er een afstemming plaatsvinden, waarbij meer geografisch maatwerk beoogd wordt.
05.04 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Wij weten dat u op verschillende vlakken heel goed werk verricht, zowel in de strijd tegen de radicalisering als inzake de camera’s. Wij staan uiteraard achter het gebruik van die camera’s. Die kunnen vele fenomenen oplossen.
Ik ben ook blij dat u begrip hebt voor de situatie van onze burgemeesters in Halle-Vilvoorde. Wij kunnen niet ontkennen dat wij door onze ligging bepaalde fenomenen aantrekken die wij niet wensen in onze regio. Ik hoop dat u iets zult kunnen bewerkstelligen, hetzij door fusies, hetzij op een andere manier.
05.05 Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, ook al heb ik nog een aantal bedenkingen.
Ten eerste, een groepsaankoop die gefaciliteerd wordt door Binnenlandse Zaken leidt niet altijd tot efficiëntie en goedkoper materiaal. Ik heb dat al kunnen meemaken. U moet geen enkel politiekorps in de rand nog overtuigen van het belang van ANPR. U verwees naar trekkingsrechten en het verkeersboetefonds. Ik weet niet wat u daarmee precies bedoelde, maar er is wel een vraag naar ondersteuning in de uitrol van iets dat zeer duur is, maar dat noodzakelijk geacht wordt om de grensoverschrijdende criminaliteit aan te pakken. Het woord “grensoverschrijdend” klinkt misschien vreemd in deze context, maar de fenomenen zijn dezelfde. Ik ben afkomstig uit de grensstreek tussen Kortrijk en Noord-Frankrijk. In processen en criminaliteitsfenomenen vindt men, tot mijn spijt, ongeveer hetzelfde systeem in de hoofdstad en de regio errond. Eigenlijk is het dus ook een grensstreek.
Ten tweede, mijnheer de minister, u hebt ernaar verwezen – het siert u dat u het zelf in herinnering brengt – dat het regeerakkoord voor een stuk betonneert wat scheefgegroeid is. Het is eigenlijk niet meer houdbaar. Het is echt niet meer rechtvaardig dat bepaalde politiezones een veelvoud krijgen van politiezones rond de hoofdstad, wetende dat de bevolking met een kwart toeneemt en de criminaliteitsfenomenen steeds meer grootstedelijk zijn. Het is echt niet meer van deze tijd.
U verwijst naar fusies en samenwerking. Ik heb vanmorgen opnieuw een verslag gekregen van de voorbereidende werkzaamheden in het kader van het Kanaal Plan. Wij zullen daar later nog over kunnen spreken, hier of elders. De kloof tussen politiediensten en politiezones is soms te groot om te kunnen samenwerken. Ik ben een voorstander van een goede samenwerking, maar men kan niet blijven kijken naar de ene die zijn werk doet en de andere die dat niet doet en dan toch de middelen samengooien.
Ik ben het ermee eens dat schaalvergroting moet worden overwogen. Vanuit het lokale niveau wil ik zelfs mijn verantwoordelijkheid daarin nemen, maar niet om zelf nog eens het werk te doen van een ander, terwijl die niets doet. Daar zit het probleem. Daarom dring ik erop aan – ik zal u ook de informatie bezorgen – om die scheefgegroeide verdeling te bekijken. U bedrijft politiek onder de slogan “verandering”. Welnu, op dat punt mag er verandering komen. U betonneert wat scheefgegroeid is. Laten we toch nog eens proberen om dat op een eerlijkere manier verdeeld te krijgen, zodat alle politieagenten in dit land zulke fenomenen met gelijke wapens kunnen aanpakken.
L'incident est clos.
- de heer Franky Demon aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, over "extra middelen voor de lokale politiezones in het kader van de terreurdreiging" (nr. 8321)
- de heer Willy Demeyer aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, over "de 400 miljoen van de interdepartementale reserve voor het veiligheidsbeleid" (nr. 8438)
- M. Franky Demon au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé de la Régie des Bâtiments, sur "l'affectation de moyens supplémentaires aux zones de police locale dans le cadre de la menace terroriste" (n° 8321)
- M. Willy Demeyer au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé de la Régie des Bâtiments, sur "les 400 millions de la réserve interdépartementale dédiée à la politique de sécurité" (n° 8438)
06.01 Franky Demon (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, naar aanleiding van de terreurdreiging heeft de regering beslist om 400 miljoen euro vrij te maken voor gerechtelijke en preventieve politieacties.
Heel wat politiezones moeten door het verhoogd dreigingsniveau bijkomende uitgaven doen. Door dreigingsniveau 3, dat geruime tijd van toepassing was, moesten bijvoorbeeld bijkomende investeringen gedaan worden voor de algemene en specifieke uitrusting van de lokale zones. Daarnaast werd ook extra politietoezicht ingezet bij evenementen waarop veel volk aanwezig was.
Mijnheer de minister, daarover heb ik enkele vragen.
Ik vernam dat aan de politiezones gevraagd is om een raming op te maken van de extra financiële middelen die zij nodig hebben in het kader van die terreurdreiging. Kunt u daarvan een overzicht geven per zone?
Welk bedrag van de gereserveerde 400 miljoen euro zal vrijgemaakt worden en rechtstreeks ten goede komen aan de lokale politiezones in het kader van de terreurdreiging?
Op basis van welke criteria zal dat bedrag over de lokale zones verdeeld worden?
Zullen de zones die middelen volgens hun eigen noden kunnen inzetten in het kader van de terreurdreiging, of zullen er voorwaarden worden opgelegd?
06.02 Willy Demeyer (PS): Monsieur le président, je profite de l'occasion pour signaler que ma question n° 8457 a été transformée en question écrite. Par courtoise et dans un souci d'efficacité, je propose de reporter ma question n° 8458 à la semaine prochaine.
Monsieur le ministre, la plus importante organisation syndicale policière s'inquiétait, dans la presse du 12 janvier, de la façon dont les 400 millions annoncés par le gouvernement allaient effectivement être répartis entre les différents services de sécurité.
Comme bon nombre de parlementaires, cette organisation constate que, deux mois après l'annonce de cette somme, peu de précisions sont données quant à la façon dont elle sera affectée. D'après cette organisation, il semblerait d'ailleurs que votre cabinet l'aurait informée que la police ne doit pas espérer bénéficier de plus de 60 millions sur les 400 millions annoncés (40 millions restants étant un report des 100 millions de l'année dernière).
Dans un contexte où les services de police ont déjà eu à souffrir de coupes budgétaires importantes, il s'agit d'une situation sur laquelle la clarté doit être faite.
Monsieur le ministre, dans la mesure où le gouvernement confierait aux services la responsabilité de déterminer les projets pertinents par le biais d'un appel à projets, cet appel a-t-il déjà été lancé formellement? Des fiches-projets ont-elles déjà été rentrées? Quelle est la part des montants disponibles pouvant servir à des financements structurels, bien nécessaires au niveau des services de police? Une répartition générale des 400 millions entre les différents départements a-t-elle déjà été établie, comme il semble ressortir des propos tenus par votre cabinet aux représentants syndicaux?
06.03 Jan Jambon, ministre: Monsieur Demeyer, je ferai d'abord une petite remarque sur vos commentaires.
Les articles dans la presse mentionnant les 60 millions du côté syndical ne sont basés sur rien. J'ai essayé de trouver qui, au sein de mon cabinet, a donné quels commentaires, mais je n'ai pas réussi. Cela n'a rien à voir. Un amalgame est fait. C'est loin de la vérité.
06.04 Willy Demeyer (PS): Nous sommes bien obligés de nous référer à ce que nous lisons!
06.05 Jan Jambon , ministre: C'est la raison pour laquelle je fais ce commentaire sans rancune.
In mijn onderhoud met de voorzitter van de Vaste Commissie en het overleg dat gisteren met het kabinet Dagelijks Bestuur plaatsvond, is aangegeven dat nog geen beslissing is genomen over de toewijzing van het extra bedrag van 400 miljoen euro aan de veiligheidsdiensten. Tegen eind januari 2016 zal een eerste beslissingsronde daaromtrent plaatsvinden. Op dit moment is echter nog geen enkele beslissing genomen.
In die context heb ik aan de Vaste Commissie wel aangegeven dat zij voor de lokale politie een dossier moest indienen. De Vaste Commissie heeft bij de lokale politiezones een dringende behoeftebevraging gedaan. Daarbij zijn door meer dan veertig zones reeds meer dan negentig dossiers ingediend.
Het Bureau van de Vaste Commissie heeft een eerste analyse van de behoeften uitgevoerd. Daaruit blijkt dat de behoeften heel divers en uiteenlopend zijn. Niet alle dossiers kunnen dus rechtstreeks aan de bestrijding van terrorisme worden gelinkt. Sommige zones maken hun lades leeg met projecten die ze nog hadden liggen. Het is aan ons om de link met het terrorisme te detecteren.
Ook heb ik een algemene raming van de behoeften van de zones gekregen. Die raming ligt in de grootteorde van 25 miljoen euro. De behoeftebepaling en de raming voor de individuele veertig zones moet ik nog bekijken.
Pour cette raison, la CPPL pense que, dans le cadre de l'octroi éventuel des crédits mis à disposition, des critères doivent entrer en considération à cet effet. Je viens à peine de recevoir ces déterminations de besoins. Je me suis engagé à mettre sur la table du gouvernement ces demandes de la police locale en matière de lutte contre le terrorisme. Aucune décision n'a encore été prise et aucune manière d'évaluer cette demande des quarante zones n'a été fixée.
06.06 Franky Demon (CD&V): Mijnheer de minister, waarvoor is die 25 miljoen euro bedoeld?
06.07 Minister Jan Jambon: Die 25 miljoen is bedoeld voor de projecten die de veertig zones hebben ingediend. Daar zitten ook projecten bij die wij niet zullen selecteren omdat ze niet rechtstreeks met terrorisme te maken hebben. Die 400 miljoen is bijvoorbeeld niet voor de aankoop van nieuwe kepies bedoeld. Dat wordt nog bekeken.
Wij hebben aan de Vaste Commissie wel gezegd dat wij het project van de lokale besturen ook zullen indienen in het kader van de 400 miljoen euro.
06.08 Franky
Demon (CD&V): In de negentig dossiers van de
veertig zones moet u nog 25 miljoen euro gaan uitzuiveren en dat kan een
plaats krijgen binnen die 400 miljoen euro?
06.09 Minister Jan Jambon: Ja.
06.10 Willy Demeyer (PS): Monsieur le président, je remercie le ministre pour ses réponses.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Vraag nr. 8326 van mevrouw Vanessa Matz wordt uitgesteld.
07 Question de M. Philippe Pivin au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé de la Régie des Bâtiments, sur "le radicalisme et les mineurs: la procédure entre les services de police et d'aide à la Jeunesse" (n° 8395)
07 Vraag van de heer Philippe Pivin aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, over "radicalisme en minderjarigen: de procedure voor informatiedoorstroming tussen politie en diensten voor jeugdhulpverlening" (nr. 8395)
07.01 Philippe Pivin (MR): Monsieur le ministre, il y a quelques mois, je vous avais interrogé sur la réforme du cadre législatif de la protection de la jeunesse qui, nous le savons, est une compétence communautaire.
Vous m'aviez indiqué que les services compétents travaillaient en concertation avec les services fédéraux. En effet, alors que l'aide à la jeunesse et la protection des mineurs est de la compétence des Communautés, il est évident que certains faits commis par des mineurs d'âge imposent une communication organisée entre les services de la jeunesse, d'une part, et les services de police locale et fédérale, d'autre part.
On constate qu'un nombre grandissant de jeunes mineurs sont suivis par les tribunaux de la jeunesse dans le cadre de faits de radicalisme ou encore de faits de rapprochement ou d'allégeance aux milieux terroristes.
Monsieur le ministre, quelle procédure d'information est-elle actuellement en vigueur au sein des services de police locale et fédérale et à l'adresse des services de police locale et fédérale, dans le cadre du placement de mineurs pour des faits de radicalisation et de rapprochement avec des milieux terroristes?
Par quels canaux et de quelle manière les policiers sont-ils informés et sensibilisés à ces placements?
Une communication spécifique est-elle adressée aux services de police lors de la fin d'un placement en IPPJ, considérant que la durée de ces placements varie de deux mois à vingt mois, suite à la décision des magistrats de la jeunesse?
Notifie-t-on aux services de police la fin d'un placement? Existe-t-il un fichage croisé de ces jeunes mineurs placés entre les services de police locale et fédérale et les institutions communautaires?
07.02 Jan Jambon, ministre: Cher collègue, étant donné que nous vivons dans un pays assez complexe, vos deux premières questions relèvent des compétences des Communautés.
Pour répondre à votre troisième question, l'échange d'informations et le suivi des foreign terrorist fighters originaires de Belgique sont réglés par la circulaire commune du ministre de l'Intérieur et du ministre de la Justice du 21 août 2015. Cette circulaire prévoit le développement et la mise en place d'une banque de données dynamique afin de gérer et de partager les foreign terrorist fighters.
Cette banque de données est alimentée par les services du groupe de travail foreign fighters et local task force. Ceci a pour effet de centraliser la fiche de renseignement personnelle.
Les personnes enregistrées dans la banque de données dynamique sont celles qui répondent à la définition d'un foreign terrorist fighter telle que reprise dans la circulaire ministérielle.
Les mineurs peuvent également être insérés dans cette banque de données. L'expérience des services de police et de renseignement montre qu'il est impossible de limiter l'inscription des foreign terrorist fighters à un âge déterminé. Il est déjà arrivé qu'un mineur de moins de douze ans soit parti pour une zone de conflit. Dans ce type de situation, l'impossibilité d'enregistrer des jeunes pourrait porter préjudice à la protection des mineurs et présenter des inconvénients pour la prise de mesures préventives.
Ces mesures sont importantes dans le cadre de la procédure établie dans la circulaire des ministres de la Justice et de l'Intérieur. Il est par conséquent primordial qu'aucun âge minimum ne soit fixé pour encoder les mineurs dans la bande de données.
Les services concernés prêteront une attention particulière aux signalements ayant trait à des mineurs dans la banque de données.
Pour ce qui concerne les mesures judiciaires, nous renvoyons à la circulaire des procureurs généraux.
Afin de susciter la confiance entre les services de sécurité, les services de prévention sociale et d'autres secteurs sociaux et afin d'assurer une transmission fluide de l'information, la circulaire prévoit également la création d'une plate-forme de concertation locale sous la forme d'une cellule locale de sécurité intégrale.
Sur le plan du radicalisme, les mécanismes de partage de l'information existant dans le cadre du plan R restent d'application. Ceci vaut également pour les mineurs.
07.03 Philippe Pivin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse partielle.
Je comprends que nous soyons dans des situations institutionnelles compliquées, mais je me vois mal interpeller M. Madrane afin de savoir comment vos policiers sont informés des procédures de placement des jeunes mineurs et de fin de placement.
Les services doivent pouvoir donner des éléments d'appréciation sur la manière dont ils sont informés.
Mais si vous le préférez, je peux demander à un de mes collègues d'interpeller le ministre communautaire compétent puisque, en tant que député fédéral, je ne suis pas habilité à le faire.
Toujours est-il que je suis étonné que les policiers ne disposent pas d'éléments susceptibles d'être communiqués à ce sujet et que je doive, par collègue interposé, interroger le ministre en charge du placement des jeunes mineurs.
Het incident is gesloten.
08 Question de M. Philippe Pivin au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé de la Régie des Bâtiments, sur "le Conseil des bourgmestres et la concertation entre le SPF Intérieur, la Commission Permanente de la Police locale et le Conseil des bourgmestres" (n° 8396)
08 Vraag van de heer Philippe Pivin aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, over "de Raad van burgemeesters en het overleg tussen de FOD Binnenlandse Zaken, de Vaste Commissie van de Lokale Politie en de Raad van burgemeesters" (nr. 8396)
08.01 Philippe Pivin (MR): Monsieur le ministre, comme vous le savez, un Conseil consultatif des bourgmestres a été instauré il y a déjà de nombreuses années. En 2014, une réforme de cet organe a été réalisée et la mise en place d'un Conseil des bourgmestres a été décidée, celui-ci pouvant d'initiative rendre des avis et des recommandations, ceci en complément aux compétences de la Commission Permanente de la Police locale (CPPL) que vous avez récemment visitée.
Monsieur le ministre, pouvez-vous me préciser le rôle du Conseil des bourgmestres en matière de sécurité et de police auprès des services fédéraux? Plus précisément, combien de recommandations ont-elles été formulées par le Conseil des bourgmestres depuis 2014? Combien de réunions de concertation ont-elles été effectuées depuis 2014 entre les autorités fédérales et le Conseil des bourgmestres, spécifiquement en matière de police?
Quand et sur quelle base méthodologique le Conseil des bourgmestres est-il consulté dans le cadre des dernières décisions relatives à la note d'orientation, au sujet de laquelle vous nous avez donné des informations précieuses en début de commission?
Enfin, des questions conjointes du Conseil et de la Commission Permanente de la Police locale ont-elles déjà été transmises aux autorités fédérales?
08.02 Jan Jambon, ministre: Monsieur Pivin, la loi organisant un service de police intégré structuré à deux niveaux prévoit que le Conseil des bourgmestres peut émettre des recommandations d'initiative ou à ma demande. Cette prérogative lui a été accordée en 2014 afin de renforcer son rôle.
Dans sa nouvelle configuration, le Conseil des bourgmestres n'a pas encore émis de recommandation, notamment parce que, pour le moment, il n'est plus constitué dans son intégralité. En effet, la plupart de ses membres n'ont pas été reconduits dans leur mandat à l'issue des dernières élections communales et ne peuvent, par conséquent, plus y siéger. La procédure de désignation de leurs successeurs est en cours. À la fin de l'année dernière, j'ai sollicité des candidatures. Nous réfléchissons à présent à une répartition juste et équilibrée des sièges. J'espère que nous pourrons aboutir dans les prochaines semaines.
Le Conseil des bourgmestres dans son ancienne mouture rendait des avis sur tous les textes réglementaires – lois, arrêtés royaux et circulaires. Il s'est ainsi prononcé, par exemple, sur les règlements attribuant les dotations aux zones de police. Vu le délai accordé, le secrétariat de l'organe – qui est assuré par la Commission Permanente de la Police locale – ne peut communiquer le nombre de ces recommandations. Cette réponse vous sera transmise ultérieurement par écrit.
Ensuite, eu égard à sa constitution actuellement restreinte, le Conseil des bourgmestres travaille essentiellement par voie électronique. Une réunion s'est cependant tenue en 2014. Des membres du secrétariat technique et administratif y assistaient. Outre l'examen d'une demande d'avis sur des textes réglementaires, cette réunion a été le lieu de discussions portant sur les sanctions administratives communales et sur la circulaire PLP 52 relative à la communication trimestrielle des données budgétaires des zones de police.
Par ailleurs, comme je l'ai déjà expliqué, le Conseil des bourgmestres dans sa présente composition œuvre, pour l'essentiel, sur une base électronique afin de rendre ses avis. Pour l'instant, cette procédure est d'application, quel que soit le sujet ou le texte réglementaire soumis. Dès qu'il aura été de nouveau pleinement constitué, j'espère dans les semaines à venir, il reprendra logiquement son fonctionnement habituel et se réunira à nouveau physiquement. Selon le moment où sa nouvelle configuration sera effective, il transmettra ses recommandations en suivant la procédure traditionnelle.
Vu le délai, je n'ai pu obtenir de chiffres du secrétariat de la Commission Permanente de la Police locale, qui assure le secrétariat du Conseil des bourgmestres. Cette réponse sera donnée ultérieurement.
08.03 Philippe Pivin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour cette réponse déjà très complète.
Het incident is gesloten.
09 Question de M. Philippe Pivin au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé de la Régie des Bâtiments, sur "le niveau d'alerte terroriste et les fédérations de commerçants" (n° 8397)
09 Vraag van de heer Philippe Pivin aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, over "het dreigingsniveau en de beroepsverenigingen van handelaars" (nr. 8397)
09.01 Philippe Pivin (MR): Monsieur le ministre, le niveau 4 d’alerte terroriste n’avait jamais été mis en œuvre sur un territoire régional. L’expérience du lockdown à Bruxelles a été traumatisante, aussi bien pour les Bruxellois que pour l’ensemble des Belges, dès lors aussi pour nos commerçants et pour la vie économique et sociale dans son ensemble. S’il est évident que toute décision dépend de la définition de la menace, qu’elle soit ciblée ou non, enregistrée par l'OCAM, il semblerait aujourd’hui qu’un certain nombre de fermetures d’établissements n’étaient pas totalement indispensables.
Par ailleurs, la question des canaux officiels d’information et de communication auprès des fédérations professionnelles, par exemple les commerçants et les indépendants, s’est déjà posée de façon aiguë. Si le gouvernement fédéral a décidé d’aider ces acteurs économiques face à ces perturbations importantes et conséquentes pour leurs activités et leurs emplois, ceci au travers des initiatives du ministre Borsus, mais aussi de votre gouvernement, je souhaite vous entendre plus précisément sur les procédures en vigueur dans le cadre de ce niveau d’alerte.
Quelles procédures d'information et de concertation sont en vigueur dans le cadre d'un plan d'urgence de sécurisation des commerces indépendants et des centres commerciaux entre les services de police, d'urgence et des représentants professionnels de ces activités économiques? Quels critères sont pris en considération, en lien avec les niveaux d'alerte OCAM afin de décider de la fermeture ou non d’établissements commerciaux? Quelles mesures de prévention des risques sont en vigueur et communiquées pour garantir l'information et l'organisation des fédérations professionnelles des commerçants, des indépendants et des entreprises de service présentes dans les centres commerciaux, ceci dans le cadre d'une menace imminente et grave sur le territoire belge?
09.02 Jan Jambon, ministre: Monsieur Pivin, pour ce qui concerne l’information envers les entreprises, une structure de communication a été convenue entre les entreprises représentées par la FEB-VBO et les autorités fédérales. L’objectif est double. Premièrement, communiquer aux autorités fédérales les comportements et faits suspects éventuellement liés au terrorisme autour des entreprises. Deuxièmement, adresser des avertissements et des recommandations des autorités fédérales à la FEB. Les messages partent du, ou convergent vers le Centre de Crise et passent via un point de contact central chez Proximus.
Pour ce qui concerne le lockdown du mois de novembre de l’année dernière, c’est via ce système que le Centre de Crise, ayant pris contact préalablement avec la FEB, a relayé un message coordonné de cette dernière, dans lequel elle appelait les entreprises et les organisations à une vigilance calculée.
Quant à UNIZO, le Centre de Crise a également pris contact avec cette dernière pour arrêter un mode de communication coordonné, qu’UNIZO a elle-même assuré via son site web, et pour mettre sur pied un numéro de téléphone spécifique. Nous avons contacté les deux organisations et pris UNIZO comme point de contact.
Les autorités fédérales n'ont pas demandé la fermeture des magasins mais nous avons invité les chefs de corps de la police locale à faire une analyse opérationnelle des risques. Nous avons laissé au niveau local, sur la base de cette analyse opérationnelle, le soin de prendre les mesures de sécurisation qui s'imposaient à leur niveau. Une présence renforcée et très visible a en tout cas été demandée pour tout événement, et ce sur l'ensemble du territoire national. La fermeture des magasins était une décision du pouvoir local.
09.03 Philippe Pivin (MR): Je confirme puisque j'étais présent à cette réunion. La procédure dont vous parliez au début de votre réponse a-t-elle été mise en place après, ou existait-elle déjà? Dans ce cas, de quoi se plaignaient-ils, s'ils existait déjà une procédure d'information?
09.04 Jan Jambon, ministre: Pour la FEB, cela existait déjà. Pour UNIZO, qui recevait beaucoup de demandes dans la soirée, on l'a installée à ce moment-là.
Het incident is gesloten.
10 Question de M. Philippe Pivin au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé de la Régie des Bâtiments, sur "les mesures de sécurisation du Thalys et la menace terroriste" (n° 8398)
10 Vraag van de heer Philippe Pivin aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, over "de beveiligingsmaatregelen voor de Thalys en de terreurdreiging" (nr. 8398)
10.01 Philippe Pivin (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, je ne vais pas rappeler les événements qui sont survenus dans le Thalys au mois d'août 2015. Vous avez pris des mesures précises de renforcement de la sécurité en concertation avec votre collègue en charge de la Mobilité, notamment l'intensification des patrouilles de police et des militaires dans les gares, ou encore le développement des coordinations avec votre homologue français.
Considérant la collaboration existante entre les autorités belges et françaises, ainsi que votre rencontre du 26 août dernier à Paris au sujet du renforcement des moyens pour sécuriser le réseau ferroviaire, je souhaiterais vous interroger sur la coopération qui a été mise en place entre les autorités françaises et belges dans le cadre de l'installation des portiques de sécurité placés par la France sur les quais d'embarquement.
Je vais évidemment interroger prochainement la ministre de la Mobilité sur ce sujet, mais je voulais vous demander, en votre qualité de ministre de l'Intérieur, quelles sont les installations françaises qui ont effectivement été mises en place et qui sont gérées par les services de police sur les quais accueillant le train international Thalys, considérant que celui-ci traverse notre pays et fait arrêt dans plusieurs gares belges, dont celle de Bruxelles-Midi.
Monsieur le ministre, quelles concertations ont-elles été réalisées entre les gouvernements français et belge en vue de renforcer la sécurité dans les trains Thalys? Quelles procédures d'échanges d'informations concernant l'enregistrement des passagers ont-elles été mises en œuvre et sont actuellement en vigueur?
L'installation de portiques de contrôle sur les quais utilisés par les Thalys dans notre pays a-t-elle été décidée? Qui a la responsabilité d'une telle installation sur le territoire belge?
Enfin, les mesures visées dans votre circulaire informant les policiers du cadre à suivre pour mener les contrôles ponctuels d'identité et de bagages dans les gares sont-elles suivies avec efficacité? Y a-t-il déjà eu une évaluation de ces mesures par les directions, dont celle de la police des chemins de fer?
10.02 Jan Jambon, ministre: Monsieur le président, monsieur Pivin, d'un point de vue policier, il y a toujours eu de bons contacts avec les services de police français. Dans le cadre de la collaboration transfrontalière pour la circulation ferroviaire, la plupart des contacts se déroulent entre la police des chemins de fer belge (SPC) et la police aux frontières françaises (PAF).
Ces services organisent de manière régulière des patrouilles mixtes entre la Belgique et la France, et ce pour les trains IC entre Bruxelles et Paris et Bruxelles et Lille.
Après les événements de Paris, les contrôles se sont intensifiés. Pour le moment, environ 6 trains par jour sont accompagnés par une patrouille mixte, en plus des différentes patrouilles exécutées unilatéralement par les polices française et/ou belge.
Au niveau des gouvernements, je répète que nous aurons prochainement une réunion au sujet de la coopération bilatérale.
Pour le moment, il n'est pas possible d'établir des listes de passagers exploitables par les services de police. En effet, il est possible d'acheter des titres de transport sur internet sans contrôle d'identité. De plus, on peut utiliser un alias.
Un titre de transport même nominatif peut aussi être remis à un tiers sans problème. À l'embarquement d'un Thalys, seule la possession d'un titre de transport est contrôlée et pas l'identité des passagers.
Des discussions entre la SNCB, le SPF Mobilité et la police ferroviaire (la SPC) sur l'installation ou non des portiques est en cours, mais aussi sur d'autres types de sécurisation comme des systèmes de caméras intelligentes.
Pour répondre à votre dernière question, je dois dire qu'à l'heure actuelle, nous ne disposons d'aucuns chiffres et qu'aucune évaluation n'a été faite.
10.03 Philippe Pivin (MR): Monsieur le président, il est interpellant d'entendre que l'on peut se procurer des titres de transport de façon anonyme. C'est en effet exact.
Monsieur le ministre, des mesures sont-elles envisagées pour améliorer le contrôle des personnes?
10.04 Jan Jambon, ministre: Oui. Je pense au système PNR qui ne concerne pas seulement les avions, mais également les trains internationaux.
10.05 Philippe Pivin (MR): Est-il déjà en place? Le sera-t-il bientôt?
10.06 Jan Jambon, ministre: Il n'est pas en place. Seuls l'Italie et le Royaume-Uni disposent déjà d'un tel système.
Le projet de loi a déjà été présenté au gouvernement. Il est maintenant examiné par le Conseil d'État. On se penche actuellement sur la question du lancement du marché public.
Het incident is gesloten.
11 Question de M. Philippe Pivin au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé de la Régie des Bâtiments, sur "la sécurité dans les transports publics bruxellois" (n° 8399)
11 Vraag van de heer Philippe Pivin aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, over "de veiligheid in het Brusselse openbaar vervoer" (nr. 8399)
11.01 Philippe Pivin (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, ma question porte sur la STIB qui, à la suite d'événements dramatiques, a été amenée à renforcer son service de sécurité renforcée mais qui n'est certainement pas à hauteur des besoins. En effet, assez régulièrement, on entend que le service de sécurité de la STIB manque d'effectifs. C'est d'ailleurs confirmé par son autorité de tutelle.
Monsieur le ministre, la STIB s'est-elle récemment concertée avec les services de police, notamment avec la police des chemins de fer et la brigade métro de la police fédérale, pour assurer un fonctionnement opérationnel efficace et pour assurer aussi la transmission des informations sensibles aux différents services de police, ceci visant bien sûr les menaces auxquelles nous sommes actuellement confrontés? Enfin, le fonctionnement d'agents privés qui ont été engagés en urgence par la STIB fait-il l'objet de concertations avec vos services ou votre cabinet ou ne s'agit-il que d'initiatives strictement locales ou régionales?
11.02 Jan Jambon, ministre: Monsieur Pivin, lors d'incidents sur le réseau métro et pré-métro et dans le cadre de la préparation d'événements, des contacts ponctuels directs et presque quotidiens ont lieu entre le service fédéral de la police des chemins de fer responsable de la sécurité du réseau souterrain et la STIB.
De plus, depuis de nombreuses années, le directeur-coordinateur de Bruxelles organise une fois par mois une plate-forme des transports en commun réunissant les différents partenaires internes et externes (les zones de police locale, le SPC, le TEC, la SNCB, De Lijn et la STIB) afin d'échanger des informations et d'initier des actions communes (quatre par an).
Le 27 octobre 2015, un protocole de coopération en faveur de la sécurité sur le réseau souterrain de la STIB a été signé entre la STIB et la police fédérale des chemins de fer. Ce protocole prévoit, entre autres, la tenue au moins deux fois par an d'un comité stratégique et une fois par mois d'un comité opérationnel avec comme objectif de développer une stratégie d'intervention et de mettre en place des actions conjointes.
En outre, la police fédérale des chemins de fer participe à un groupe de travail interne STIB concernant la problématique du terrorisme.
En conclusion, je peux confirmer que la concertation et la collaboration entre la STIB et les services de police locale et les entités de police fédérale sont mises en place.
11.03 Philippe Pivin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Vraag nr. 8410 van de heer Dallemagne wordt uitgesteld.
12 Question de M. Stéphane Crusnière au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé de la Régie des Bâtiments, sur "les effectifs de police de la zone ouest du Brabant wallon" (n° 8424)
12 Vraag van de heer Stéphane Crusnière aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, over "de personeelsbezetting van de politiezone Ouest Brabant Wallon" (nr. 8424)
12.01 Stéphane Crusnière (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, les effectifs au sein de la zone de police Ouest Brabant wallon sont très limités afin de pouvoir gérer de manière adéquate la sécurité dans les communes de cette zone.
C'est principalement dû à la présence dans cette zone de la fameuse prison d'Ittre. La récente décision du ministre de la Justice d'y créer une nouvelle aile afin d'accueillir des détenus radicalisés inquiète au sein du personnel de la prison et de la zone de police Ouest Brabant wallon. Elle pourrait en effet mettre à mal l'actuel équilibre et engendrer un surplus de travail important pour les policiers.
Vous n'êtes pas sans savoir que les policiers sont très couramment sollicités afin d'effectuer les transferts des détenus. De plus, en cas de grèves et de périodes de tensions, les policiers sont appelés à remplacer ou renforcer le personnel de la prison. Il y en a eu quelques-unes ces derniers temps. Il a été fait appel à plusieurs reprises à la zone de police pour aider les gardiens.
On peut aisément imaginer que, dans ces conditions, la gestion de la sécurité dans les différentes communes de la zone pourra se faire moins aisément avec un effectif réduit.
Monsieur le ministre, la récente décision du ministre Geens a-t-elle été coordonnée avec vous et vos services? Va-t-elle engendrer un renforcement de l'effectif pour cette zone? Si ce n'est pas le cas, pouvez-vous m'en expliquer la raison?
12.02 Jan Jambon, ministre: Monsieur Crusnière, je laisserai le soin à mon collègue, le ministre de la Justice, d'apporter plus de précisions au sujet de la décision prise concernant la création des deux sections spécialisées de 20 places chacune à Hasselt et à Ittre.
Je peux d'ores et déjà vous dire que, selon les informations dont nous disposons actuellement, il n'y aura pas d'augmentation de la capacité de la prison d'Ittre. En effet, une section a été libérée pour en créer une nouvelle, selon un principe de vases communicants. Par conséquent, il n'y aura pas d'impact sur la charge actuelle de la zone de police en matière de gestion d'éventuels mouvements de grève.
S'agissant tant de condamnés que de prévenus nécessitant encore des extractions vers la chambre du conseil, il pourrait y avoir en effet une augmentation de la charge de travail policière en matière de transferts vers Bruxelles. Cependant, étant donné qu'à l'heure actuelle, les policiers de cette zone de police effectuent déjà des transferts vers la capitale, nous allons examiner dans quelle mesure ces transferts pourront être intégrés à ceux effectués actuellement.
Toutefois, si la surcharge de travail policier est avérée, nous examinerons bien évidemment toutes les pistes pour renforcer les effectifs de cette zone de police ou l'appuyer dans cette mission, notamment via l'appel aux effectifs du DirCo concerné.
En cas de transfert, les charges n'augmentent pas. S'il s'avère qu'il y a davantage de transferts, nous examinerons si nous pouvons consolider les transports sinon augmenter les effectifs de cette zone.
12.03 Stéphane Crusnière (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.
J'entends qu'une porte est ouverte à un appui même temporaire pour les transferts. J'attire cependant votre attention sur le fait que le nombre de policiers financés par le fédéral et calculé au moment de la zone a été décidé bien avant la création de cette prison à Ittre. Le déficit retrouvé n'est pas neuf. Je pense qu'il conviendrait d'analyser cet élément et de recalculer le nombre de policiers et ce refinancement du fédéral, car la charge de travail a été nettement augmentée en raison de la création de la prison d'Ittre. Par conséquent, les communes de cette zone en ont souffert et méritent qu'on y soit attentif.
Het incident is
gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 8437 van mevrouw Fernandez Fernandez wordt uitgesteld.
Vraag nr. 8457 van de heer Demeyer wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Zijn vraag nr. 8458 zal volgende week worden behandeld, in het kader van de bespreking van het kerntakendebat van de politie.
Vraag nr. 8466 van de heer Demon wordt omgezet in een schriftelijke vraag en zijn vraag nr. 8468 wordt uitgesteld.
Vraag nr. 8521 van mevrouw Grovonius wordt ingetrokken.
Ik zie twee commissieleden zeer enthousiast naar elkaar kijken om hun samengevoegde vragen te kunnen stellen.
- M. Jean-Marc Nollet au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé de la Régie des Bâtiments, sur "le plan d'urgence nucléaire" (n° 8590)
- M. Éric Thiébaut au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé de la Régie des Bâtiments, sur "la distribution de comprimés d'iode" (n° 8622)
- de heer Jean-Marc Nollet aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, over "het nucleaire noodplan" (nr. 8590)
- de heer Éric Thiébaut aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, over "de verdeling van jodiumtabletten" (nr. 8622)
13.01 Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, avant de développer ma question, je tiens à dire que nous avons bien reçu, comme convenu la semaine dernière, les réponses aux questions transformées en questions écrites. Par contre, je n'ai toujours pas reçu le document datant du mois de décembre concernant Electrabel.
Monsieur le ministre, vous revenez de Doel. Vous avez pu constater l'intérêt des médias et de la population pour ce sujet important qu'est la sécurité nucléaire. J'aborderai non pas l'inquiétude légitime de nos voisins mais bien l'avis que vient de rendre le conseil scientifique de l'Agence Fédérale de Contrôle Nucléaire (AFCN) sur la planification d'urgence nucléaire en Belgique. Ce Conseil a édicté onze recommandations précises.
J'aimerais avoir confirmation du fait que, dans ce dossier, vous allez suivre ce que vous avez toujours défini comme étant votre seule ligne politique en matière de sécurité nucléaire, à savoir suivre telles quelles les positions de l'Agence fédérale de contrôle nucléaire. Souvenons-nous des débats que nous avons eus sur Doel 3, Doel 2, Doel 1 et Tihange 2: votre ligne de conduite a toujours été de dire que vous suiviez les recommandations et les avis de l'AFCN. Je souhaite donc vérifier que tel sera le cas pour l'élargissement recommandé à 20 kilomètres des zones de mise à l'abri et pour l'extension à l'ensemble du territoire de la distribution de comprimés d'iode.
J'aimerais également vous entendre confirmer que vous allez suivre la recommandation 11.E et organiser, y compris en dehors des zones de planification d'urgence, des exercices d'évacuation grandeur nature.
Enfin, je souhaiterais avoir des précisions sur votre calendrier suite à la diffusion de cet avis. Dans combien de semaines ou de mois allez-vous être en mesure de présenter le nouveau plan d'urgence à vos collègues du gouvernement?
Quelles sont les étapes qui doivent encore être franchies avant d'y arriver?
Pour revenir sur la question des pilules d'iode, je suppose que cela restera bien à charge des opérateurs du secteur nucléaire et que ce ne seront pas les citoyens belges qui devront aller acheter leurs pilules d'iode.
13.02 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, je ne vais pas répéter les éléments d'explication de mon collègue Nollet.
J'en viens directement à l'avis qui a été rendu. Cet avis tombe à un moment assez particulier et entraîne une série de considérations. J'ai regardé la RTBF dimanche matin; un débat y était mené avec l'ancien directeur de l'Institut national des Radioéléments (IRE) à Fleurus. Selon lui, il est finalement assez logique de proposer l'extension de la distribution de comprimés d'iode, la décision ayant été prise de renouveler l'autorisation d'exploiter les anciennes centrales nucléaires. Il est assez perturbant d'entendre ceci de la part d'un professionnel du secteur.
Le Conseil scientifique des Rayonnements ionisants vient de rendre cet avis et recommande, en tirant les leçons de la catastrophe de Fukushima, d'étendre la distribution à pratiquement toute la Belgique. On peut le comprendre puisque nous sommes sur un territoire fortement nucléarisé. Il y a nos sept réacteurs mais il y a aussi les six réacteurs de Gravelines à 30 kilomètres de la Flandre, il y a deux réacteurs à Chooz, à 19 kilomètres de Dinant, il y a quatre réacteurs à Cattenom, à 40 kilomètres d'Arlon, et un réacteur à Borssele, à 15 kilomètres de la frontière. Il n'y a pas que les réacteurs belges qui représentent des risques pour la population!
Je voudrais ajouter qu'en mars 2015, le Conseil Supérieur de la Santé s'est aussi prononcé en faveur d'une distribution rapide de comprimés d'iode à des distances allant jusqu'à 100 kilomètres du lieu d'un accident nucléaire. Cet avis rejoint celui des autorités de radioprotection européennes.
Le gouvernement va-t-il suivre les avis du Conseil Supérieur de la Santé et du Conseil scientifique des Rayonnements ionisants en élargissant la zone de distribution des comprimés d'iode? Quel est votre avis sur la question? Comme l'a dit mon collègue, votre ligne de conduite a toujours été de suivre sans condition l'avis de l'AFCN, et vous avez rappelé, ces dernières semaines que vous réitériez votre confiance complète en leur avis.
Le Conseil scientifique propose une distribution sur tout le territoire: allez-vous le suivre? Il est cependant clair pour moi qu'il ne revient pas aux citoyens de payer ces comprimés d'iode, mais aux producteurs d'électricité.
13.03 Jan Jambon, ministre: Chers collègues, je puis vous confirmer que la visite à Doel de ce matin a suscité énormément d'intérêt de la part des médias nationaux et étrangers.
La semaine dernière, l'AFCN a publié un avis du Conseil scientifique des Rayonnements ionisants relatif à la planification d'urgence en Belgique. Tout d'abord, je souhaite être clair à cet égard: ma ligne politique consistera toujours à suivre l'avis de l'AFCN dans le cadre de ses compétences. Le rapport en question, qui contient de bonnes recommandations, ne se prononce pas sur la manière de les appliquer. En effet, celle-ci relève plutôt de la compétence d'autres services, voire d'une décision politique.
Comme pour les autres avis en ce domaine, tel celui du Conseil Supérieur de la Santé (CSS), les différentes options sont examinées par mes services au regard de leur impact sur l'actualisation du plan national d'urgence nucléaire. Une telle analyse ne constitue pas un acte insignifiant, car elle demande une traduction stratégique et opérationnelle minutieuse et nécessite que soient pesés les avantages et inconvénients des différentes hypothèses.
Ainsi, en ce qui concerne la stratégie relative à la distribution de comprimés d'iode, l'avis du CSS et celui du Conseil scientifique des Rayonnements ionisants de l'AFCN s'accordent à reconnaître qu'il faut assurer une organisation permettant une disponibilité rapide de ces comprimés dans l'ensemble du territoire en cas d'urgence réelle. Les deux avis admettent l'importance de la prédistribution – 20 km autour des installations nucléaires et 10 km pour l'IRE (Institut national des radioéléments) à Fleurus – actuellement en vigueur. Cependant, le CSS ne s'exprime pas sur la stratégie que les autorités doivent suivre pour l'étendre à tout le pays. Le conseil scientifique de l'AFCN propose, quant à lui, quelques solutions pragmatiques, soit une prédistribution sur l'ensemble du territoire, soit un stockage de comprimés d'iode dans toutes les pharmacies de Belgique.
De telles propositions, mais également d'autres pistes, sont actuellement évaluées en concertation avec ma collègue de la Santé publique au regard de la situation présente. Outre la prédistribution susdite, il existe en effet des stocks de comprimés d'iode dans toutes les unités opérationnelles de la protection civile en vue de faciliter une distribution en dehors de la zone de 20 km en cas de situation d'urgence réelle, et ce sur l'ensemble du territoire.
En attendant le résultat de cette analyse en cours, je tiens à souligner que la stratégie belge va plus loin que celles en vigueur dans la plupart des pays voisins, lesquels sont d'ailleurs confrontés à des avis similaires. De plus, ces pays n'ont pas recours au principe de prédistribution de comprimés d'iodes à la population.
Il faut par ailleurs réaliser une analyse stratégique et opérationnelle en ce qui concerne la proposition du conseil scientifique de l'AFCN afin d'élargir, le cas échéant, la zone mise à l'abri jusqu'à 20 km car celle-ci serait ainsi liée à la zone de prédistribution des comprimés d'iode.
En ce qui concerne la proposition du conseil scientifique de l'AFCN d'organiser des exercices de plans d'urgence dont l'impact s'étend au-delà des zones de planification d'urgence, je vous informe que c'est une option qui sera examinée au plus près. Ceci, notamment, parce que dans le cadre de l'actualisation du plan national d'urgence nucléaire, une attention est aussi portée aux provinces dont le territoire n'est pas directement concerné par une zone de planification d'urgence nucléaire.
Une évolution vers moins d'exercices mais avec un plus grand impact présente aussi des inconvénients. Jusqu'à nouvel ordre, les dispositifs de sécurité des exploitants nucléaires ont pour but de faire en sorte qu'aucune situation d'urgence ne se produise ou que, si tel devait être tout de même le cas, que son impact soit limité. Dans l'avis du conseil scientifique de l'AFCN, pour justifier l'ampleur des zones de planification d'urgence, il est d'ailleurs renvoyé aux dispositifs de sécurité supplémentaires dans les centrales nucléaires belges, notamment les systèmes de protection de deuxième niveau de nos centrales.
Le fait de se concentrer uniquement sur des exercices de très grande ampleur – où il faut d'ailleurs veiller à ce que les dispositifs existants des acteurs concernés ne soient pas perturbés dans leur fonctionnement continu – dépasse cette réalité.
En ce qui concerne le timing de l'actualisation du plan national d'urgence nucléaire, je peux confirmer, après concertation avec ma collègue de la Santé publique sur les travaux relatifs à la distribution d'iode – concertation déjà en cours avant la recommandation du conseil scientifique de l'AFCN –, qu'un plan en plusieurs étapes sera défini au plus vite.
De nombreuses améliorations au plan d'urgence ne requièrent aucune modification du texte. Elles ont d'ailleurs déjà été mises en œuvre sur le terrain. Ces textes définissent uniquement le cadre, et la modification des textes n'a pour finalité que cette actualisation. Les premiers travaux concernant les textes ont déjà eu lieu et seront finalisés dans les mois à venir.
Même après la publication des nouveaux textes, les enseignements tirés de ces exercices et d'autres améliorations seront implémentés dans le cadre d'une amélioration continue.
13.04 Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je ne peux pas vous suivre dans l'entièreté de votre raisonnement. Vous semblez dire que l'Agence fédérale, via son conseil scientifique, ouvrirait des pistes mais ne serait pas affirmative sur une série d'éléments. Quand je lis la recommandation, elle est très claire, même si je suis d'accord qu'il y ait des discussions sur les modalités. Je cite la recommandation 3B: "L'élargissement de la disponibilité d'iode doit être garanti pour l'ensemble du territoire". Après, il y a un débat sur les modalités, à savoir des stocks centralisés ou l'extension de la prédistribution. Je pense qu'il faut cumuler les deux. Je n'imagine pas qu'un Belge qui entend l'alerte doive se rendre dans un centre de distribution à 20 km et puis repartir dans le sens inverse. Il faut les deux! Il faut des comprimés pour les collectivités et pour les individus chez eux. Il faut pouvoir prendre ces pilules très rapidement.
Monsieur le ministre, j'espère que vous avez la même lecture que moi et que vous pourrez me rassurer. La recommandation indique que la disponibilité doit être garantie. Il en va de même concernant la recommandation n° 2 qui vise les zones de mise à l'abri. Il est dit: "Elles doivent être garanties aux zones actuelles de prédistribution, c'est-à-dire 20 km". J'entends que vous doutez sur ce point.
L'Agence fédérale ne dit pas qu'il faut en discuter mais bien qu'elle "doit être élargie". En ce qui concerne les exercices dont je vous ai aussi parlé, je lis la recommandation n° 11e: "L'organisation d'exercices, y compris en dehors des zones de planification et d'urgence, doit être organisée." Si on suit l'avis de l'Agence, il s'agit vraiment d'obligations.
Je ne comprends donc pas la distance que vous prenez. Ce n'est pas dans vos habitudes. Je suis d'accord pour dire qu'il y a débat sur les modalités. Mais sur le principe, monsieur le ministre, sur ces trois points, allez-vous vous distancier de l'avis de l'Agence fédérale? Soyez clair à ce sujet! J'ai deux ou trois éléments à rajouter ensuite, mais ceci est pour moi l'essentiel.
13.05 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, je me situe sur la même ligne. Il y a deux choses. Vous nous parlez des modalités, de la façon dont on appliquerait cette nouvelle mesure d'élargissement. C'est une chose. Mais vous ne nous dites pas si oui ou non, vous êtes d'accord, si vous allez faire cet élargissement territorial de distribution. Oui ou non, allez-vous le faire? Après, les modalités, c'est autre chose. On peut comprendre que vous étudiiez la meilleure modalité possible. Mais vous ne répondez pas à cette première question, que je trouve simple. D'habitude, vous êtes plus catégorique.
13.06 Jan Jambon, ministre: Nous sommes actuellement dans la phase de préparation du plan. Je n'ai pas pour habitude de prendre une décision alors que je reçois encore des avis. J'ajoute que ce genre de décision doit être pris en concertation avec la ministre de la Santé. Le travail est en cours. Ce plan vous sera soumis dans les prochains mois et, en tout cas, le plus rapidement possible. Mais les avis de ces deux organes sont très importants et très significatifs.
J'ai procédé de la même manière avec la note-cadre de sécurité intégrale. À cette occasion, j'avais également été interrogé sur des avis. J'ai répondu que ces derniers étaient importants et que le plan serait présenté le plus rapidement possible.
En conséquence, qui vivra verra! Je répète que je ne prendrai pas position maintenant alors que les avis de différents organes doivent encore nous être soumis.
Cela dit, si j'avais été dans l'opposition, j'aurais posé les mêmes questions. Je vous comprends donc très bien.
13.07 Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je ne pense pas qu'il s'agisse d'une question d'opposition et de majorité, même si cela pourrait le devenir.
Je suis surpris de constater que, pour ce qui concerne tous les autres dossiers nucléaires, vous avez déclaré que vous suivriez l'avis de l'Agence alors que, dans ce cas, vous prenez vos distances. Vous ne dites pas encore l'inverse. Soyez certain qu'il ne s'agit nullement ici d'une accusation. J'essaie d'être très précis car je sais que vous avez l'habitude de l'être.
13.08 Jan Jambon, ministre: Il faut établir une différence. Quand il est question d'un avis de l'AFCN, cela signifie qu'une enquête a été menée et que le danger a été estimé.
Ici, nous sommes en train de préparer un plan. Je reçois des avis émanant de plusieurs organes. Ces avis ont une autre portée que celle relative à l'éventuelle prolongation de centrales nucléaires. Les avis des organes dont question étant très importants, je ne prendrai pas position aujourd'hui.
Cela dit, le plan à l'examen vous sera soumis le plus rapidement possible.
13.09 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, finalement, nous aurons connaissance des réponses à nos questions lorsque vous dévoilerez votre plan d'urgence. Quand allez-vous nous le présenter?
13.10 Jan Jambon, ministre: Il est toujours difficile de se prononcer sur un timing, mais ma note stipulait que nous y parviendrions en 2016. Je suis conscient de l'urgence. Par conséquent, on y travaille, tout comme vous, pour l'obtenir le plus rapidement possible.
13.11 Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je ne peux partager votre option méthodologique. Quand l'Agence dit qu'"il faut", dans le cas présent, vous n'avez pas à prendre de distance, même d'un point de vue méthodologique!
Néanmoins, je note que, sur le fond, vous considérez ces avis comme étant très importants, très significatifs.
Quant aux exercices, ceux demandés par l'Agence fédérale, en dehors des zones de planification, posent des inconvénients. Certes! Mais il faut s'imaginer les inconvénients d'un accident qui nécessiterait une évacuation! Si l'évacuation n'est pas bien organisée et si les citoyens n'ont pas les bons réflexes, cela engendrerait, même sans le volet nucléaire, des inconvénients beaucoup plus graves. Dépassons cette question plutôt que de dépasser la réalité!
Je lirai attentivement votre réponse telle qu'elle sera retranscrite par les services, car les termes "dépasser la réalité" m'inquiètent quelque peu. Pour ne pas les avoir correctement saisis, une lecture du compte rendu sera opportune.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: De vragen nrs 8624, 8625 en 8627 van de heer Kir worden uitgesteld. De samengevoegde vragen nr. 8628 van mevrouw Temmerman en nr. 8638 van mevrouw Dumery worden uitgesteld. De vragen nrs 8639 en 8640 van de heer Dallemagne worden uitgesteld.
Het incident is gesloten.
14 Question de M. Éric Thiébaut au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé de la Régie des Bâtiments, sur "la collaboration entre la Belgique et le Grand-Duché de Luxembourg en matière de nucléaire" (n° 8656)
14 Vraag van de heer Éric Thiébaut aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, over "de nucleaire samenwerking tussen het Groothertogdom Luxemburg en België" (nr. 8656)
14.01 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, en préalable à votre rencontre du 18 janvier avec le secrétaire d'État luxembourgeois au Développement durable, M. Camille Gira, ce dernier a ré-exprimé dans la presse ses "préoccupations sur les déficiences constatées dans les centrales nucléaires de Tihange". Il a notamment répété que le Grand-Duché du Luxembourg restait "insatisfait de la collaboration avec les autorités belges". Si la réunion du 18 janvier était nécessaire, elle était également indispensable aux yeux des autorités luxembourgeoises tant les informations en leur possession jusqu'à cette date ne permettaient pas de les rassurer à 100 %. Pour nos voisins, notre pays laisse démarrer une centrale où toutes les questions ne sont pas résolues. D'ailleurs, le secrétaire d'État s'est plaint du manque de collaboration avec la Belgique. Selon lui, cela fonctionne mieux avec les Français qu'avec les Belges. Je cite: "La transmission des informations est plus régulière et plus rapide avec les autorités françaises contrairement à ce qui se fait avec les autorités belges".
Monsieur le ministre, votre rencontre a-t-elle permis de lever les craintes exprimées par les autorités luxembourgeoises suite aux incidents répétés survenus dans les centrales de Tihange? Quelle réponse avez-vous apportée au secrétaire d'État luxembourgeois qui a émis des critiques et souhaite une collaboration plus étroite avec notre pays en matière d'échange d'informations sur le nucléaire?
Entre-temps, j'ai lu la presse de ces derniers jours. J'ai lu la déclaration de M. Bens qui aurait dit que pour Tihange 2 et Doel 3, s'il s'était agi d'une nouvelle autorisation et non d'un redémarrage, il n'aurait pas émis un avis favorable. D'après la presse, je pense qu'il a indiqué cela aux interlocuteurs luxembourgeois. C'est tout de même interpellant.
14.02 Jan Jambon, ministre: Monsieur Thiébaut, la rencontre du 18 janvier dernier avec les autorités luxembourgeoises a permis de répondre avec exhaustivité aux questions posées sur l'état de sûreté de Tihange. Des informations ont été fournies sur les incidents survenus dans les centrales belges, et en particulier à Tihange, ainsi que sur les processus d'examen approfondi de sûreté faisant appel à l'expertise internationale qui a été suivie avant que l'on décide du redémarrage de Tihange 2 et de Doel 3. Pour ces dernières, des défauts dans les cuves avaient été identifiés en été 2012.
Les relations belgo-luxembourgeoises en matière de radioprotection et de sûreté nucléaire existent depuis de nombreuses années. Les services compétents ont établi une pratique d'échange d'informations actives qui est jugée excellente par la partie belge. Ces échanges se font non seulement au niveau bilatéral mais aussi au niveau multilatéral au sein des organisations telles que WENRA, RK, ENSREG ou l’AIEA.
Ces échanges mènent souvent à des collaborations en particulier en matière de radioprotection. À titre d'exemple, la campagne luxembourgeoise de sensibilisation aux dangers liés à la surconsommation en matière d'imagerie médicale est largement inspirée de la campagne belge dont le contenu et l'organisation ont été partagés avec la partie luxembourgeoise.
En décembre 2013, les gouvernements belge et luxembourgeois ont souhaité entériner ces bonnes collaborations dans un accord spécifique. Cet accord dit de Gäichel atteste des relations existantes et les renforcent encore. Ainsi la question d'échanges relatifs à la centrale de Tihange est expressément décrite. L'accord prévoit aussi qu'en cas d'incidents, des échanges puissent avoir lieu rapidement. Cette pratique a toujours existé.
Chaque année, une réunion faisant l’état de la collaboration est organisée, durant laquelle sont tracées les orientations pour chaque année à venir. La prochaine réunion aura lieu en février 2016. À l'issue de cette réunion, des communiqués sont diffusés qui jusqu'à ce jour ont toujours confirmé l'excellente collaboration en cours.
Lors de la réunion avec M. Gira, il a été décidé de renforcer encore davantage cette bonne collaboration, notamment par l'organisation des inspections croisées telles que celles qui existent depuis plusieurs années avec la France et depuis ce matin avec les Pays-Bas.
Nous avons donc organisé cette inspection croisée. Bien que le Grand-Duché de Luxembourg ne dispose pas de centrale nucléaire, nous sommes disposés à communiquer en toute transparence avec lui.
S'agissant des cuves, nous avons apporté toutes les informations requises. Les données ont été échangées, mais il ne me revient pas de convaincre les antinucléaires de devenir pronucléaires. Ce n'était pas mon ambition. L'objectif consistait à inviter, dans un esprit d'ouverture, les délégués des pays voisins à participer aux visites d'inspection. Nous avons fait tout ce qui était en notre pouvoir à cet égard.
14.03 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie.
Je dois vous dire tout de suite que je ne suis pas du tout antinucléaire. Je suis surtout pro-sécurité.
L'incident est clos.
15 Vraag van de heer Brecht Vermeulen aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, over "police-on-web" (nr. 8657)
15 Question de M. Brecht Vermeulen au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé de la Régie des Bâtiments, sur "police-on-web" (n° 8657)
15.01 Brecht Vermeulen (N-VA): Mijnheer de minister, sinds 2007 kunnen de burgers via de onlinetoepassing Police-on-web klachten indienen en aangifte doen van kleine criminaliteit, zoals fiets- of winkeldiefstal en vandalisme. Het systeem is uitgebreid en Police-on-web biedt nu ook de mogelijkheid om een bericht van afwezigheid in te stellen en een alarmsysteem aan te melden.
Recent heeft UNIZO gevraagd om de procedure voor het online aangeven van een winkeldiefstal te wijzigen. Momenteel is het niet mogelijk om de bewakingsbeelden online door te sturen naar Police-on-web. Winkeliers moeten daarvoor nog steeds persoonlijk langsgaan op het politiekantoor, wat zij – niet onterecht – als omslachtig ervaren.
Mijnheer de minister, ik heb de volgende vragen.
Bent u van plan om het voor winkeliers mogelijk te maken hun camerabeelden online door te sturen? Op welke manier? Wat is de timing hiervoor?
Police-on-web is tot stand gekomen in samenwerking met Fedict. Welke rol heeft Fedict daarin gespeeld? Welke rol zal Fedict spelen in de verdere informatisering van de back- en frontoffice?
Wat is het huidige budget voor Police-on-web? Hoe is dat bedrag geëvolueerd sinds 2007?
Welke stappen zullen nog gezet worden in het automatiseren van de backoffice? Welke investeringen plant u op korte termijn? Wat zou de kostprijs hiervan zijn?
15.02 Minister Jan Jambon: Mijnheer Vermeulen, in de huidige Police-on-webtoepassing is het momenteel inderdaad technisch gezien onmogelijk om bewakingsbeelden online door te sturen naar Police-on-web. De heropstart van een online meldpunt ter vervanging van eCops is een project dat dit jaar opgestart dient te worden door de federale politie. Zij zal de piste bekijken om het verbeterde meldpunt te integreren in Police-on-web.
Het volledig vernieuwen van Police-on-web is onder de huidige omstandigheden geen onmiddellijke prioriteit, doch de mogelijke uitbreiding van het dienstenaanbod via Police-on-web maakt deel uit van een grotere visie inzake e-gov en zal in een latere fase worden bestudeerd en uitgewerkt in overleg met de verschillende betrokken actoren, Justitie, de Vaste Commissie van de Lokale Politie, de federale politie en de Digitale Agenda van minister De Croo. Daarom is het in deze fase nog te vroeg om een budgettaire inschatting te kunnen maken.
In het Police-on-webproject zorgt Fedict voor de frontoffice en de federale politie voor de backoffice. De politie is zeker geïnteresseerd in een continuïteit van de werkzaamheden om de interactie met de burger te verbeteren. Het is echter onduidelijk of Fedict die ondersteunende rol kan blijven garanderen. Het is mijn intentie om daarover met mijn collega en vice-eersteminister en minister van Ontwikkelingssamenwerking, Digitale Agenda, Telecommunicatie en Post samen te zitten.
Aan politiezijde is niet in specifieke budgetten voorzien. De werkzaamheden betreffen vooral interconnecties tussen de systemen. Voor Fedict verwijs ik u opnieuw naar mijn collega De Croo voor een concreet antwoord op die vraag.
15.03 Brecht Vermeulen (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de digitale toegang voor de burger is natuurlijk belangrijk, zowel voor de burger zelf als voor de politie. Die toegang zorgt ervoor dat ook voor hen een aantal taken kunnen worden vermeden waarvoor anders een intensievere inzet van personeel nodig is.
Ik begrijp dat het technisch onmogelijk is. Ik begrijp ook dat het verhaal van Police-on-web eigenlijk een verouderd systeem wordt, dat het verhaal in het kader van e-government ruimer moet worden gezien en dat een en ander nog nader in een stappenplan zal worden uitgewerkt.
L'incident est clos.
16 Vraag van de heer Brecht Vermeulen aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, over "smart borders" (nr. 8658)
16 Question de M. Brecht Vermeulen au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé de la Régie des Bâtiments, sur "les smart borders" (n° 8658)
16.01 Brecht Vermeulen (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb vernomen dat op dinsdag 8 oktober de ministers van Binnenlandse Zaken zijn samengekomen in Luxemburg. Zulke bijeenkomsten met de ministers in Luxemburg zijn er wel meer, maar op die dag stond onder meer het bewaken van de buitengrenzen en het terugkeerbeleid voor illegalen op het programma.
De Europese Commissie heeft al in 2013 een voorstel voor een smart borders package gedaan, maar een effectieve uitrol is er nooit gekomen tot op heden, en dit vooral vanwege de kostprijs aan de ene kant en legislatieve problemen inzake privacy aan de andere kant. Nog vorig jaar heeft het Europees Parlement de voorzitters van de commissies voor de Binnenlandse Zaken van de nationale parlementen uitgenodigd om daarover samen met hun LIBE-commissie in debat te gaan. Ik was daarbij aanwezig. De tegenstellingen tussen de theoretische voor- en tegenstanders en de praktische voor- en tegenstanders kwamen daar nog eens aan bod.
Nu komt het voorstel van de biometrische data van de smart borders package weer op de voorgrond. Dat heeft natuurlijk alles te maken met de enorme toename van het aantal asielzoekers, waardoor grensbewaking belangrijker is, en waarbij dan nog de terreurbestrijding komt.
Er is de uitdrukkelijke vraag van veel landen om de grenscontroles niet alleen aan de buitengrenzen van de Schengenzone te verhogen, maar ook aan de nationale binnengrenzen.
Ik kom dan bij mijn vragen.
Hoever staan de onderhandelingen over het smart borders package? Kunt u een timing geven? Wat zou dat voor België kosten? Ik heb de algemene cijfers wel gehoord, maar voor België heb ik ooit een cijfer gekregen ter voorbereiding van die vergadering in het Europees Parlement. Zullen er ook opbrengsten zijn? Welke landen maken nu al gebruik van een biometrische gegevensscan? In Zaventem heb ik die zelf gezien en ook al een paar keer bij Frontex. Zullen de gegevens gedeeld worden met andere lidstaten? Welke andere maatregelen die kunnen bijdragen tot betere grenscontroles aan de buitengrenzen van de Schengenzone zijn er besproken?
16.02 Minister Jan Jambon: Mijnheer de voorzitter, ik denk dat wij een procedureel probleem hebben. Als vraagsteller wordt u geacht de voorzittersstoel te verlaten, maar dan is er niemand meer om de vergadering voor te zitten.
U hebt inderdaad goed begrepen dat het smart borders package op hoog niveau besproken werd op de JBZ-Raad in Luxemburg.
Sta me toe om kort de achtergrond te schetsen van de onderhandelingen op EU-niveau. Begin 2015 werd de eerste lezing van het smart borders package in de Raadswerkgroep Grenzen afgerond. Daarna werd besloten om, gezien de kostprijs en de impact van het voorstel op de buitengrenzen, in 2015 een pilootproject uit te voeren. Eind 2015 werd een rapport voorgesteld. Op basis van dat rapport zal de Europese Commissie in maart 2016, dus over twee maanden, een nieuw voorstel formuleren en wordt het wetgevend proces hervat.
België riep op de JBZ-Raad op om voldoende tijd te nemen om goede, kostenefficiënte en implementeerbare beslissingen te nemen.
De totale kostprijs van het pakket werd in de impactanalyse van 2013 geschat op 1,1 miljard euro. Een per lidstaat gedifferentieerde kostprijs werd ondanks herhaaldelijk aandringen, ook van ons, niet gegeven. Het nieuwe Commissievoorstel zal vergezeld worden van een nieuw kostenplaatje. Het is afwachten of dit ons meer inzicht zal verschaffen in de kosten voor het land.
Wat de vermelde opbrengsten betreft, zuiver financieel is dit systeem vooral één grote kostenpost. Ik zie niet veel financiële opbrengsten daarvan. Een versterkte grenscontrole zal evenwel een positieve impact hebben op onze veiligheid. De JBZ-Raad heeft dan ook beslist dat de Schengengrenscode zal worden herzien om ook EU-burgers aan een grondige controle te onderwerpen bij in- en uitreis. Over dit voorstel wordt op dit moment onderhandeld in de Raad.
Ik wil u er ook op wijzen dat de aanpassing van de grenscode en de smart borders niet de enige initiatieven zijn waaraan wij werken. Er is bijvoorbeeld ook de PNR, en wij werken ook actief aan de uitbreiding van de automatische poortjes, de e-gates, van Brussel Nationale Luchthaven. Tot vorige week waren er 6. Dat aantal zal gradueel uitgebreid worden tot 24, tegen maart van dit jaar.
16.03 Brecht Vermeulen (N-VA): Mijnheer de minister, ik vind het heel belangrijk dat het smart borders package of iets gelijkaardig gebruikt wordt als goede beveiliging.
Ik wil gewoon nog een anekdote meegeven.
Ik was vorige maand in China en bij een binnenlandse vlucht van Peking naar een kleinere stad – alles is kleiner dan Peking – heb ik een veel grondigere controle gehad dan bij het binnenkomen van de Europese Unie. Er is dus nog veel werk, ook op de plekken die reeds het best beveiligd zijn, namelijk de luchthavens.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 18.01 uur.
La réunion publique de commission est levée à 18.01 heures.