Commissie voor de Sociale Zaken

Commission des Affaires sociales

 

van

 

Woensdag 13 januari 2016

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

Mercredi 13 janvier 2016

 

Après-midi

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 15.23 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Vincent Van Quickenborne.

Le développement des questions et interpellations commence à 15.23 heures. La réunion est présidée par M. Vincent Van Quickenborne.

 

01 Vraag van de heer Jan Spooren aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de minister van Financiën, over "Handipas en Autipas" (nr. 5716)

01 Question de M. Jan Spooren à la secrétaire d'État à la Lutte contre la pauvreté, à l'Égalité des chances, aux Personnes handicapées, et à la Politique scientifique, chargée des Grandes Villes, adjointe au ministre des Finances, sur "Handipass et Autipass" (n° 5716)

 

01.01  Jan Spooren (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, deze vraag werd ingediend op 3 juli 2015.

 

De discussies over de Handipas waren al een hele tijd bezig. Uw voorganger Courard had in 2012 het idee om te werken aan één loket voor alle vragen over het leven met een handicap en een Handipas.

 

Hij heeft zijn voorstellen toen voorgelegd op de Interministeriële Conferentie “Personen met een handicap”. De werkgroep "Handipas en één loket" werd in het leven geroepen, maar er is ogenschijnlijk niet veel mee gebeurd, waarschijnlijk omdat werd gekeken naar de plannen op Europees niveau. Op Europees niveau bepaalt de EU het tempo bij het ontwikkelen van een zogeheten “InclEUsive card”. De verwachting is dat de EU een project-Handipas zal lanceren, waarbij lidstaten kunnen instappen.

 

Op Belgisch niveau had de Interministeriële Conferentie een contextuele nota opgesteld, zodat de Handipas verder zou kunnen worden ontwikkeld op Belgisch niveau. Deze zou worden gevalideerd op een volgende zitting van de Interministeriële Conferentie.

 

Volgens onze gegevens is de werkgroep voor het laatst samengekomen op 20 maart 2014. Sindsdien is er geen nieuws meer over de Handipas. Ook over de Autipas, een gerelateerde kaart, is er verder geen nieuws meer.

 

Er waren toen verschillende geluiden te horen. Eerst zou de Autipas er niet komen uit angst voor een kaarteninflatie. Een jaar later werd gezegd dat ze zou worden meegenomen in de besprekingen over de Handipas.

 

Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap zou zelfs niet actief participeren bij de Autipas omdat deze volgens hem een stigmatiserend karakter zou hebben en een te grote administratieve organisatie zou vergen.

 

Mevrouw de staatssecretaris, ik heb de volgende vragen.

 

Ten eerste, is de Interministeriële Conferentie “Personen met een handicap” nog samengekomen na 23 september 2013?

 

Ten tweede, zijn de werkzaamheden van de werkgroepen waarvan sprake hervat, en specifiek die van de werkgroep "Handipas en één loket"? Indien ja, hoe verloopt dat overleg?

 

Ten derde, hoever staat de ontwikkeling van de Handipas en daaraan gekoppeld de Autipas?

 

Ten vierde, omdat dit steeds in verband wordt gebracht met het Europees niveau, hoever staat de ontwikkeling van de InclEUsive card? Als dat project nog niet zo ver gevorderd is, bent u van plan om daarop te blijven wachten of zult u zelf verder gaan?

 

Ten vijfde, bevat die InclEUsive card ook een soort Autipas of kan die daarin worden geïncorporeerd?

 

Ik dank u bij voorbaat voor uw antwoord.

 

01.02 Staatssecretaris Elke Sleurs: Sinds 23 september 2013 is er inderdaad geen plenaire vergadering meer geweest van de Interministeriële Conferentie Welzijn, Sport en Gezin – deel Personen met een handicap. Na deze laatste vergadering is de werkgroep “Eén Loket en Handipas” bijeengekomen op 11 oktober 2013, in januari 2014 en in maart 2014. Deze vergaderingen hadden tot doel de standpunten voor te bereiden die de Belgische vertegenwoordigers moesten verdedigen in de Project Working Group on a EU Disability Card, georganiseerd door de Europese Commissie in de High Level Group on Disability.

 

De Interministeriële Conferentie “Personen met een handicap” heeft beslist om het aanmaken van de Handipas en de mobiliteitskaart op Europees niveau aan elkaar te koppelen. Ze heeft daarentegen nooit het aanmaken van een Autipas, zoals er een in Nederland bestaat, besproken.

 

Er zijn belangrijke ontwikkelingen op Europees niveau. Op 30 juni 2015 heeft mevrouw Thyssen, de bevoegde eurocommissaris, aangekondigd dat het dossier tegen eind 2016 zou worden afgerond. Ze heeft ook verklaard dat een budget van 1 500 000 euro ter beschikking zou worden gesteld ter ondersteuning van de lidstaten.

 

De volgende principes werden aangenomen. Iedere deelnemende staat, maar niet alle lidstaten van de Europese Unie, zou beslissen op welke van de hiernavolgende gebieden de kaart zou kunnen worden gebruikt: cultuur, toerisme, vrije tijd, sport en vervoer. Elke lidstaat beslist over de eigen criteria voor de aflevering van de kaart. Het principe van wederzijdse erkenning is goedgekeurd. De kaart zal door de andere deelnemende lidstaten worden erkend. De houder van de kaart zal toegang hebben tot de goederen en voorzieningen onder dezelfde voorwaarden als personen met een handicap van de lidstaat waarin de persoon zich zal verplaatsen. De kaart zal worden aangemaakt op basis van een vlot herkenbaar Europees model. Voor de uitvoering van het project in elke lidstaat zal de Europese Commissie in juli 2015 een projectoproep doen. Dat is intussen gebeurd. De projectoproep was concurrerend. De voorgestelde projecten werden beoordeeld op basis van de criteria bepaald in de oproep. Indien het project wordt goedgekeurd, dan zal men 80 % van het project kunnen bekostigen met een minimale tegemoetkoming van 75 000 euro.

 

Het is logisch dat het Belgisch project aansluit bij het Europees project. Daarom hadden wij al contact met de Gemeenschappen. Dat leidde tot een projectvoorstel waarin politieke verantwoordelijken en alle betrokken administraties, zowel de FOD Sociale Zekerheid, het VAPH, AWIPH, PHARE als de DPB van de Duitstalige Gemeenschap, zich ertoe engageren om alle personen met een handicap die hierom verzoeken een EU Disability Card te bezorgen.

 

Ik kan u intussen meedelen dat het Belgisch projectvoorstel door de Europese Commissie is goedgekeurd. Wij hebben dat twee weken geleden vernomen. Ik heb de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap gesproken. Zij vroegen om acties te ondernemen om het voorstel, dat is goedgekeurd door de Europese Commissie, uit te rollen.

 

Wij hebben daarin toch vooruitgang geboekt. Een Belgische kaart is niet meer nodig. Het wordt een EU Disability Card, waarbij nu de nodige stappen moeten worden gezet om de kaart voor ons eigen land klaar te hebben. Wij beginnen nu met de uitwerking van de praktische aspecten ervan.

 

01.03  Jan Spooren (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor het antwoord. Ik ben blij te horen dat er op Europees niveau vooruitgang is geboekt en dat het Belgisch niveau zich daarbij aansluit.

 

Ik heb op dit vlak altijd op Europees niveau gewerkt. Ik ben ook een groot believer dat dergelijke zaken meer impact zullen hebben en meer zullen renderen als dit op Europees niveau wordt geregeld, op voorwaarde natuurlijk dat het wordt erkend en geïmplementeerd op nationaal niveau. Ik heb uit uw antwoord begrepen dat dit het geval is. Ik denk dat dit een goede zaak is.

 

De vrees bestaat voor te veel kaarten en te veel overlap. Ja, maar als dit op Europees niveau wordt geregeld, wordt deze vrees deels weggenomen. Dan is er veel meer eenvormigheid. Dat is dus ook op dat vlak een stap vooruit.

 

Ik wil toch ook nog even zijdelings opmerken dat ik veeleer schrik heb van te weinig kaarten dan van te veel kaarten. Uit de praktijk blijkt immers dat dit voor die mensen een grote hulp is. Daar hangen heel veel concrete voordelen en gevolgen aan vast. Ik denk dat beleidsmakers dan ook veeleer moeten nagaan of er niet te weinig dan wel te veel van zulke kaarten zijn.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Question de M. David Clarinval à la secrétaire d'État à la Lutte contre la pauvreté, à l'Égalité des chances, aux Personnes handicapées, et à la Politique scientifique, chargée des Grandes Villes, adjointe au ministre des Finances, sur "les mesures fiscales concernant les véhicules automobiles" (n° 6075)

02 Vraag van de heer David Clarinval aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de minister van Financiën, over "de fiscale voordelen met betrekking tot voertuigen" (nr. 6075)

 

02.01  David Clarinval (MR): Madame la ministre, j’aimerais attirer votre attention sur ce que j’estime être une source d’injustice à l’égard de certaines personnes souffrant d’un handicap et qui souhaitent faire valoir leurs droits, si elles remplissent certains critères, de bénéficier d’avantages fiscaux, notamment le taux de TVA réduit de 6 % pour l’achat d’un véhicule.

 

Il me revient que dans certains cas, à la suite d'une expertise médicale préalable à l’accord de l’exonération, les personnes candidates à cet avantage fiscal se le voient refuser pour des raisons - à mon sens - discutables.

 

Laissez-moi vous soumettre l’exemple particulier d’une personne qui rentre dans les conditions requises mais qui s’est néanmoins vu refuser cet avantage fiscal. Cette personne présente un handicap de 80 %, cumule un total de 15 points et est dépendante à 100 % d’une tierce personne. Elle satisfait donc largement au critère qui impose aux personnes souhaitant bénéficier de l’exonération de présenter un handicap de 50 % minimum au niveau des membres inférieurs.

 

Seulement, à la suite de l’examen médical réalisé par un expert du SPF Sécurité sociale, cette personne s’est vu annoncer qu’elle ne pouvait en réalité pas prétendre à l’exonération pour la raison suivante: le handicap des membres inférieurs dont elle souffre est d’origine neurologique et n'est pas moteur. Cette réponse me semble invraisemblable dans la mesure où le dysfonctionnement des jambes, qu'il soit d'origine neurologique ou moteur est le même. Cette personne ne peut plus marcher.

 

Madame la ministre, ne trouvez-vous pas cela injuste d’opérer une différence au niveau de la source du handicap, alors que les manifestations, quelles qu’en soient l’origine, sont tout aussi pénalisantes dans l’exercice des fonctions quotidiennes? Une analyse au cas par cas, plus en phase à la situation particulière des personnes, ne devrait-elle pas être réalisée au préalable?

 

02.02  Elke Sleurs, secrétaire d'État: Les dispositions en matière de TVA prévoient un régime fiscal favorable (restitution ou exemption de la taxe) pour certaines catégories de personnes atteintes d'un handicap, plus particulièrement les personnes frappées de cécité complète, de paralysie entière des membres supérieurs ou ayant subi l'amputation de ces membres et les personnes atteintes d'une invalidité permanente découlant directement des membres inférieurs et occasionnant un taux de handicap de 50 % au moins.

 

Il n'est donc pas exact, comme vous le mentionnez, qu'une personne présentant un handicap de 80 % satisfait automatiquement aux critères d'éligibilité en vigueur puisque ces dernières réservent le bénéfice de l'exonération aux personnes atteintes d'infections touchant l'appareil locomoteur exclusivement.

 

Ainsi, les autres catégories de personnes atteintes d'un handicap, notamment les personnes qui sont atteintes d'un handicap à la suite d'une infection cardiaque, pulmonaire, de la colonne vertébrale, du cerveau ou des autres organes affectant la mobilité des intéressés et qui ne remplissent pas les conditions légales précitées, ne sont pas admises au bénéfice du régime fiscal favorable.

 

Les critères d'éligibilité en vigueur sont, d'une part, de stricte interprétation et, d'autre part, une uniformisation des possibilités d'exonération fiscale pour leur handicap ou l'amputation des membres supérieurs et inférieurs est exclue en raison des obligations de la Belgique en droit européen.

 

S'agissant du caractère injuste ou non de cette différence, je ne peux que vous renvoyer à l'arrêt n° 145 de 2009 rendu sur cette question par la Cour constitutionnelle. Celle-ci, en effet, estime qu'en établissant la différence de traitement en cause, le législateur n'a pas fait de choix politique manifestement déraisonnable.

 

02.03  David Clarinval (MR): C'est quand même surréaliste. Donc, si la personne ne peut plus marcher parce qu'elle souffre d'un problème moteur, elle a droit à avoir un taux de TVA inférieur mais si c'est parce qu'elle a un problème neurologique, elle n'y a pas droit. C'est stupéfiant comme discrimination. Je relirai attentivement les éléments dont vous parlez mais cela me semble quand même assez injuste pour les personnes concernées par cette forme de distinction. Je vous remercie pour votre réponse.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van mevrouw Evita Willaert aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de minister van Financiën, over "het bijzonder kritische rapport van het VN-Comité in verband met de rechten van personen met een handicap" (nr. 6712)

03 Question de Mme Evita Willaert à la secrétaire d'État à la Lutte contre la pauvreté, à l'Égalité des chances, aux Personnes handicapées, et à la Politique scientifique, chargée des Grandes Villes, adjointe au ministre des Finances, sur "le rapport très critique du Comité des droits des personnes handicapées de l'ONU" (n° 6712)

 

03.01  Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de staatssecretaris, in het jaarverslag van het Interfederaal Gelijkekansencentrum konden we allemaal lezen over het bijzonder kritische rapport dat België kreeg van het VN-comité in 2014 wat de rechten van personen met een handicap betreft. In de slotopmerkingen van dat rapport van 28 oktober 2014 wijdt het comité maar liefst zeven pagina’s aan de belangrijkste bezorgdheden en aanbevelingen, en slechts een paragraaf aan positieve aspecten.

 

Het VN-comité vraagt onder andere om een juridisch kader voor de toegankelijkheid, met duidelijke en verplichte doelstellingen, plus een concrete kalender om die doelstellingen daadwerkelijk te realiseren. Het comité maakt zich ook grote zorgen over het groot aantal personen met een handicap dat in een instelling wordt geplaatst zonder plannen tot re-integratie. Dat is uiteraard ook een bevoegdheid van een ander niveau, maar als staatssecretaris hebt u natuurlijk ook wel de rol om de betrokken niveaus met elkaar te laten communiceren.

 

Ik weet dat het nogal een algemene vraag is, maar dat rapport van het VN-comité was toch wel opmerkelijk. Het dateert ook reeds uit 2014, dus ik laat in het midden wie hiervoor de verantwoordelijkheid draagt.

 

Kunt u mij een overzicht geven van uw concrete plannen, met een timing, om aan de kritiek tegemoet te komen? Ik denk vooral dat het belangrijk is, en zeker ook voor u, dat het volgend rapport in 2019 een stuk positiever wordt.

 

03.02 Staatssecretaris Elke Sleurs: Het Comité van de Verenigde Naties voor de rechten van personen met een handicap heeft inderdaad een aantal opmerkingen gemaakt naar aanleiding van het onderzoek van het initiële verslag dat België in 2011 heeft ingediend. Zij hebben betrekking op verschillende bepalingen van het verdrag. Daarbij moet echter rekening gehouden worden met de bevoegdheidsverdeling tussen de federale Staat en de Gemeenschappen en Gewesten. Een aantal van de bepalingen van het verdrag, en dus ook van de opmerkingen van het comité, behoren uitsluitend tot de bevoegdheid van de Gemeenschappen en Gewesten. Een voorbeeld hiervan is aanbeveling 33 aangaande zelfstandig wonen en deel uitmaken van de maatschappij, zoals vermeld in artikel 19.

 

Wat de toegankelijkheid betreft, zijn de Gemeenschappen en Gewesten in grote mate bevoegd en komt het hun toe om uitvoering te geven aan de aanbevelingen. Maar natuurlijk wil ik mijn verantwoordelijkheid op dat vlak zeker niet ontlopen. Er zijn immers ook aanbevelingen waaraan ook de federale overheid tegemoet moet komen.

 

Als we een inclusieve samenleving vooropstellen, moeten we er ook voor zorgen dat onze gebouwen en infrastructuur veel toegankelijker worden dan op dit moment het geval is.

 

Ik ben volop in overleg met minister Jambon, die bevoegd is voor de Regie der Gebouwen, om te zien hoe we snel verbeteringen kunnen aanbrengen. Zo is er nog veel werk in de musea die ressorteren onder mijn bevoegdheid van Wetenschapsbeleid. Overigens wordt bij verbouwingen wel degelijk rekening gehouden met de aanbevelingen. In de nieuwbouw in Tervuren zijn er aangepaste liften en zijn de ingangen zo ingericht dat ook bij grote drukte, personen met een handicap het museum vlot binnen kunnen gaan.

 

Ook met de eerste minister heb ik afspraken gemaakt met betrekking tot de toegankelijkheid van de websites van de federale overheid zelf. Het is onze verantwoordelijkheid om de toegankelijkheid te verbeteren. De acties zullen deel uitmaken van het actieplan dat ik in de loop van de komende maanden zal voorleggen aan de Ministerraad.

 

Ik pleeg ook regelmatig overleg met de Gemeenschappen en Gewesten en met de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap. Ik ontmoet vertegenwoordigers om de zes maanden. Zij wijzen me elke keer op de noodzaak van een goede opvolging van het rapport en van het verdrag, dat door ons ondertekend is en dat mij na aan het hart ligt.

 

Ik breng de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap ook in contact met Toegankelijk Vlaanderen, dat onlangs een EVA geworden is en dat heel wat studiewerk ter beschikking heeft, wat op federaal niveau ontbreekt.

 

Ik werk daarbij ook samen met minister Marghem, met het oog op de toegankelijkheid van de treinen. Sommige bestellingen zijn al vroeger gedaan, maar in de toekomst zullen we daaraan meer aandacht besteden. Op die manier kan het wetenschappelijk bewijsmateriaal dat al gekend is op andere niveaus, op federaal niveau worden geïmplementeerd. Dat doe ik onder andere via de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap, die de ontwikkelingen van nabij volgt en ons hierbij zeer behulpzaam is. Wij leggen dan de nodige contacten met de regionale niveaus, zodat we ook op federaal niveau het probleem van de toegankelijkheid zo snel mogelijk kunnen aanpakken.

 

Ook bij de renovatie van de Musea voor Kunst en Geschiedenis zal de toegankelijkheid zeker een van de aandachtspunten zijn.

 

Wij hebben een achterstand in te halen, die jammer genoeg bij de oude gebouwen met heel kleine maatregelen niet op te lossen valt. Daarnaast moeten wij ook nog rekening houden met de brandweer.

 

Ik ken het pijnpunt zeker. Het ligt mij na aan het hart en ik probeer alle mogelijke niveaus ervan bewust te maken, bijvoorbeeld bij nieuwbouw of verbouwingen, zodat het gebouw niet na de werken hoeft te worden aangepast. Daaraan probeer ik op alle niveaus te werken.

 

03.03  Evita Willaert (Ecolo-Groen): Dat is een bevredigend antwoord, mevrouw de staatssecretaris. Ik kijk ook uit naar uw actieplan. Komt dat er in de loop van 2016?

 

03.04 Staatssecretaris Elke Sleurs: Ja, maar het zal niet in de komende weken zijn.

 

03.05  Evita Willaert (Ecolo-Groen): De problematiek is zeker niet evident, ook niet op lokaal niveau, gelet op de oude gebouwen. Ik hoop dat er in 2019 een positieve evaluatie kan komen wat het punt betreft.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 7079 van mevrouw de Coster-Bauchau wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

La question n° 7175 de M. Delizée est transformée en question écrite.

 

La question n° 7274 de Mme Winckel est reportée.

 

04 Vraag van de heer Jan Spooren aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de minister van Financiën, over "de aanwerving van personen met een handicap in het federaal openbaar ambt" (nr. 7569)

04 Question de M. Jan Spooren à la secrétaire d'État à la Lutte contre la pauvreté, à l'Égalité des chances, aux Personnes handicapées, et à la Politique scientifique, chargée des Grandes Villes, adjointe au ministre des Finances, sur "le recrutement de handicapés dans la fonction publique fédérale" (n° 7569)

 

04.01  Jan Spooren (N-VA): Ik ben blij, mevrouw de staatssecretaris, omdat u het museum in Tervuren zopas nog een voorbeeld van toegankelijkheid hebt genoemd. Mevrouw Willaert, wij hebben in Tervuren vorig weekend ons nieuwe vrijetijdscentrum geopend. Wij hebben ongelofelijk veel reacties gekregen over de toegankelijkheid. Dat wil zeggen dat een goede toegankelijkheid echt wel mogelijk is, zeker bij nieuwe gebouwen, als men er voldoende aandacht aan besteedt. Het wordt ook enorm geapprecieerd door personen voor wie de toegankelijkheid een probleem kan zijn.

 

Ik kom nu tot mijn vraag over de tewerkstelling van personen met een beperking, mevrouw de staatssecretaris.

 

Vorig jaar bracht een Eurostatstudie aan het licht dat België op het vlak van de tewerkstelling van personen met een beperking slechter scoort dan het Europese gemiddelde. Ik heb u daarover ook al ondervraagd in de plenaire vergadering. De tewerkstelling van personen met een handicap bij de federale overheid zou kunnen bijdragen tot een verbetering van dat slechte cijfer. De overheid heeft als werkgever een voorbeeldfunctie daarin en zij zal dan ook stappen moeten zetten om het quotum, dat wettelijk op 3 % bepaald is, te bereiken.

 

Volgens het recente evaluatieverslag van de Begeleidingscommissie voor de aanwerving van personen met een handicap in het federaal openbaar ambt, dat gepubliceerd werd op 19 oktober 2015, blijkt spijtig genoeg dat er voor het eerst in vijf jaar een daling is van de tewerkstellingsgraad van personen met een handicap in de overheidsdiensten. In 2014 bedroeg die 1,45 %, wat ons terugbrengt naar een nog lager niveau dan in 2012, toen de tewerkstellingsgraad nog 1,54 % bedroeg. Dat percentage ligt in elk geval zeer ver af, meer dan de helft, van het wettelijk bepaalde percentage, namelijk 3 %.

 

De begeleidingscommissie haalt een aantal redenen aan voor die percentages, onder andere de vermindering van het aantal ambtenaren en de pensionering van ambtenaren met een handicap, maar in mijn ogen zijn dat niet de echte redenen. De uitleg is niet echt overtuigend.

 

In uw beleidsnota voor 2015 opperde u een mogelijke oplossing: bij de berekening zou men rekening kunnen houden met overheidsopdrachten die toegewezen worden aan organisaties die werken met personen met een handicap, zoals de beschutte werkplaatsen. Als men ziet dat de situatie niet verbetert, dan zou dat een manier zijn om toch nog, via een indirecte weg, personen met een handicap aan het werk te krijgen.

 

Ten eerste, hebt u zelf een verklaring voor de daling in de cijfers van de tewerkstelling van personen met een handicap in 2014?

 

Ten tweede, ik verwijs naar uw plan voor 2015. Hebt u al stappen ondernomen om de uitbesteding van taken aan beschutte werkplaatsen in rekening te brengen voor het quotum van 3 %? Zo ja, zijn er op dat vlak al resultaten geboekt?

 

Ten slotte, hebt u nog andere maatregelen genomen of zitten er nog initiatieven in de pijplijn, om met de overheidsdiensten betere resultaten te behalen met betrekking tot het quotum van 3 %?

 

04.02 Staatssecretaris Elke Sleurs: Voor 2014 heeft de Begeleidingscommissie voor de aanwerving van personen met een handicap een lichte afname genoteerd met 0,12 % voor de tewerkstellingsgraad van personen met een handicap bij het federale openbaar ambt. De begeleidingscommissie zelf heeft daarover een aantal hypothesen. Meer bepaald is over een periode van vijf jaar het totale aantal federale ambtenaren met meer dan 7 % gedaald. Ook de pensionering van medewerkers met een handicap verklaart gedeeltelijk de daling van de tewerkstellingsgraad van personen met een handicap in bepaalde organisaties. Voornamelijk is er de daling van de functies in niveau D, waarin medewerkers erkend als personen met een handicap, oververtegenwoordigd zijn. Dat kan de daling van tewerkstellingsgraad van personen met een handicap verklaren.

 

Aangezien de tewerkstellingsgraad wordt uitgedrukt in verhouding tot het totale personeelsbestand en een daling van dat bestand dus niet per definitie een procentuele verschuiving hoeft te veroorzaken in het tewerkstellingspercentage van personen met een handicap, lijkt ons de derde verklaring betreffende de functies van niveau D de meest pertinente. Anderzijds moeten we ook de relativiteit van de cijfers in acht nemen. De registratie gebeurt nog altijd op vrijwillige basis en de keuze van de betrokkene moet steeds worden gerespecteerd. Niet alle personen met een handicap geven zich ook op als persoon met een beperking of een handicap. Natuurlijk is dat niet voldoende en is dat geen reden om de problematiek niet te erkennen.

 

Wat de tweede vraag betreft, werd het overleg met belangrijke actoren zoals Selor en het kabinet van de minister belast met Ambtenarenzaken, gestart om ook doeltreffende maatregelen te kunnen realiseren. Daarom hebben we ook een voorafgaand overleg met de diverse betrokken partijen gehouden. Communiceren over de concrete resultaten is natuurlijk nog voorbarig.

 

Uw derde vraag betrof andere maatregelen. We hebben het principe van handistreaming geïntroduceerd. Dat heeft tot gevolg dat alle ministers en hun administraties bij elke beleidsmaatregel rekening zullen moeten houden met de impact die een maatregel zou kunnen hebben op personen met een handicap. Daardoor wordt een gunstig kader voor de beoogde doelgroep uitgebouwd, waardoor ook op het vlak van human resources en inzake gunningen en aanbestedingen en onder meer maatwerkbedrijven, voortaan terdege rekening moet worden gehouden met personen met een handicap. Doordat in de diverse beleidsbeslissingen hiermee wel degelijk rekening moet worden gehouden, kan worden gesteld dat de transversale en doelgerichte aanpak in principe een toenemende activiteitsgraad op de werkvloer zou moeten faciliteren.

 

Met het oog op de tewerkstelling van personen met een handicap bij de federale overheid worden, in overleg met de minister belast met Ambtenarenzaken, op mijn kabinet werkvergaderingen georganiseerd met Selor. Selor organiseert ook in het licht van de campagne Handiknap informatieavonden voor studenten met een beperking om het solliciteren en werken bij de overheid te bevorderen. Daarnaast heeft Selor op de Internationale Dag voor personen met een handicap op 3 december ook nieuwe acties van de Handiknapcampagne gelanceerd.

 

Ook door nieuwe technologische ontwikkelingen worden bijkomende aanpassingen in de selectietests mogelijk gemaakt die ten gunste zijn van personen met een beperking. Zo wordt door Selor gewerkt aan een driedimensionale versie van de abstracte redeneertest, die standaard bij een aanwervingsprocedure wordt afgenomen.

 

Wij wensen, nogmaals in overleg met de minister belast met Ambtenarenzaken, een beter registratiesysteem uit te bouwen, dat het ook mogelijk moet maken om een beter globaal, anoniem maar representatief beeld te krijgen van het aantal personen met een beperking dat tewerkgesteld is bij de federale overheid.

 

Een domein waarop ik zeker nog wil inzetten, is de sensibilisering en communicatie naar de betrokkenen, zowel de actoren van het federaal openbaar ambt als de verenigingen en natuurlijk de personen met een beperking zelf. Het netwerk Diversiteit en de begeleidingscommissie voor personen met een handicap spelen daarin een grote rol.

 

Recente initiatieven met het opzetten van ruimere stagemogelijkheden voor personen met een handicap bieden ook positieve perspectieven op een latere integratie.

 

De toegankelijkheid van de overheidsgebouwen is natuurlijk ook een belangrijke maatregel voor meer tewerkstelling van personen met een handicap.

 

04.03  Jan Spooren (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik ga ermee akkoord dat de cijfers in zeker opzicht relatief zijn, omdat niet iedereen met een beperking dat op die manier wil aangeven.

 

Ik heb begrepen dat u een hele rist maatregelen aan het nemen bent om de tewerkstelling van personen met een handicap in de publieke sector te verbeteren.

 

Ik ben het volledig eens met uw beleidsverklaring van 2015, maar ik denk dat daarnaast de tewerkstelling van mensen in beschutte werkplaatsen of maatwerkbedrijven, zoals ze nu worden genoemd, misschien niet dé oplossing is, maar het geheel wel kan stimuleren en indirect kan bijdragen tot de tewerkstelling van personen met een handicap.

 

Ik zal daarover een aantal rechtstreeks betrokken actoren bevragen, onder andere de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap. Ik heb daarmee een afspraak gemaakt. Als hij in die richting wil meedenken, denk ik dat wij met een wetgevend initiatief kunnen komen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van mevrouw Evita Willaert aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de minister van Financiën, over "de tegemoetkomingen aan personen met een handicap" (nr. 8094)

05 Question de Mme Evita Willaert à la secrétaire d'État à la Lutte contre la pauvreté, à l'Égalité des chances, aux Personnes handicapées, et à la Politique scientifique, chargée des Grandes Villes, adjointe au ministre des Finances, sur "les allocations aux personnes handicapées" (n° 8094)

 

05.01  Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de staatssecretaris, de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap heeft onlangs een advies gepubliceerd over uw wetsontwerp tot aanvulling van artikel 2, § 1 van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap. Dat advies was ongunstig en wel om de volgende redenen.

 

De huidige wettelijke bepalingen voorzien al in regels voor de cumulatie van de inkomensvervangende tegemoetkoming met de Inkomensgarantie voor ouderen (IGO) en het leefloon. Enerzijds wordt er al rekening gehouden met de IGO om het bedrag te berekenen dat als inkomensvervangende tegemoetkoming kan worden toegekend. Anderzijds wordt voor de cumulatie met het leefloon bepaald dat alle bestaansmiddelen, dus met inbegrip van de tegemoetkoming aan personen met een handicap, in aanmerking komen bij het berekenen van het recht op een leefloon. Zij zeggen dus dat er al een cumulatieregel bestaat voor beide regelingen.

 

De inkomensvervangende tegemoetkoming wordt anders berekend dan de Inkomensgarantie voor ouderen. Wordt die cumulatie bij wet verboden, dan zou de inkomensvervangende tegemoetkoming in bepaalde gevallen geweigerd worden en zouden sommige mensen moeten rondkomen met een Inkomensgarantie voor ouderen van enkele euro’s.

 

Cumulatie van de inkomensvervangende tegemoetkoming met de IGO en/of het leefloon volledig verbieden terwijl er eigenlijk al cumulatieregels bestaan, leidt volgens de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap in bepaalde gevallen alleen maar tot een lager inkomen voor personen met een handicap. Ik heb zelf een voorbeeld van iemand die, mocht dit doorgevoerd worden, 5 500 euro per jaar minder zou hebben dan nu.

 

De Nationale Hoge Raad kan niet akkoord gaan met dit voorstel dat, volgens hem, op het vlak van armoedebestrijding een stap terug betekent en geeft dan ook een ongunstig advies. Hij erkent dat het voorstel tot wijziging van de wetgeving bedoeld is om misbruiken te voorkomen. Sommige mensen krijgen twee uitkeringen zonder dit te melden. Toch vindt de Nationale Hoge Raad dat daarvoor andere middelen bestaan, zoals de elektronische gegevensstromen tussen administraties. Ik verwijs tevens naar onze resolutie.

 

Kunt u uitweiden over het betreffend wetsontwerp dat u ter advies aan de Nationale Hoge Raad hebt voorgelegd?

 

Is er sprake van een voorstel voor een echt cumulatieverbod as such? Dat lijk ik toch op te maken uit het advies.

 

Wat is uw reactie op het negatief advies?

 

Wat vindt u van de suggestie dat er betere manieren bestaan om misbruiken tegen te gaan, zoals de elektronische gegevensstromen?

 

05.02 Staatssecretaris Elke Sleurs: Mevrouw Willaert, de Rijksdienst voor Pensioenen bepaalt het recht op de Inkomensgarantie voor ouderen (IGO), op de leeftijd van 65 jaar. Voor personen die recht hebben op die IGO en die al genieten van een volledige IVT, wordt die IVT gedurende het kalenderjaar van ontstaan van het recht op de IGO onverminderd samen uitbetaald. Dat valt te verklaren door de pure toepassing van de algemene regels over de aanrekening bij stijging van de inkomsten van de rechthebbenden, die geldig zijn ongeacht de oorzaken van die stijging. Het gaat om de toepassing van artikel 23, § 1bis van het procedurebesluit van 22 mei 2003.

 

Dat kan natuurlijk niet, want in feite gaat het om een pervers effect van de regelgeving. Het is natuurlijk nooit de bedoeling geweest van de wetgever dat de volledige IGO en de volledige IVT voor dezelfde periodes wordt uitbetaald. Volgens mij moeten de mensen de juiste uitkering of uitbetaling krijgen, onder de juiste benaming en met het juiste doel. Dat is in het systeem juist wat moeilijker geworden door de complexiteit van de sociale zekerheid.

 

Het is dus logisch dat wij die dubbele tegemoetkomingen willen voorkomen door de invoering van duidelijke anti-cumulregels. Daarenboven kan het voorkomen dat er een recht bestaat op een IGO met terugwerkende kracht, in welk geval de Rijksdienst voor Pensioenen de achterstallige betalingen dient te verrekenen op de al uitbetaalde maandbedragen van de inkomensvervangende tegemoetkoming, de IVT.

 

Het advies van de Nationale Hoge Raad daaromtrent werd mij bezorgd en dat heb ik inderdaad gelezen. Jammer genoeg heeft de Hoge Raad geen oplossing geboden voor die welbepaalde problematiek.

 

De elektronische gegevensuitwisseling tussen de verschillende overheidsdiensten stimuleer ik inderdaad. In het geval dat wij nu bespreken, gaat het echter puur om regelgeving. Gelet op het advies, is die problematiek voorlopig nog verder in onderzoek. Het kan evenwel niet de bedoeling zijn dat twee types van uitkering tegelijk worden uitbetaald, waardoor een beperkte groep een dubbel voordeel geniet. De mensen hebben het moeilijk, maar we moeten er natuurlijk wel voor zorgen dat de uitkeringen bij de juiste mensen op de juiste plaats terechtkomen.

 

Wij hebben dat dus genoteerd en wij houden rekening met het advies om dat verder uit te werken, maar dat is nog in volle ontwikkeling.

 

05.03  Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de staatssecretaris, als ik het goed begrijp, gaat het om één kalenderjaar waarin die situatie zich momenteel kan voordoen.

 

05.04 Staatssecretaris Elke Sleurs: Ja.

 

05.05  Evita Willaert (Ecolo-Groen): Ik kijk uit naar het verder verloop van dat onderzoek. Het voorbeeld dat ik heb gekregen, is immers wel prangend. Er moet een oplossing voor worden gevonden, want het kan niet de bedoeling zijn dat mensen op die manier verarmen, met zo’n groot bedrag per jaar.

 

05.06 Staatssecretaris Elke Sleurs: Nee.

 

05.07  Evita Willaert (Ecolo-Groen): Dat lijkt mij wel belangrijk om mee te nemen. Vandaar ook het advies. Ik kijk dan ook uit naar een oplossing.

 

05.08 Staatssecretaris Elke Sleurs: Het advies wordt bestudeerd. Wij bekijken hoe we een nieuwe regeling kunnen uitwerken.

 

05.09  Evita Willaert (Ecolo-Groen): Dank u.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de minister van Financiën, over "de European Disability Card" (nr. 8455)

06 Question de Mme Nahima Lanjri à la secrétaire d'État à la Lutte contre la pauvreté, à l'Égalité des chances, aux Personnes handicapées, et à la Politique scientifique, chargée des Grandes Villes, adjointe au ministre des Finances, sur "la carte européenne d'invalidité" (n° 8455)

 

06.01  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, ik wil u een vraag stellen over een nieuw project, waarvoor ook een projectoproep is gelanceerd, namelijk de European Disability Card. Men heeft een handicap of men heeft geen handicap, maar hij stopt zeker niet aan de landsgrenzen. Wij hebben daarvoor ook al eerder gepleit in een dossier over de begeleiding van personen met een handicap op het openbaar vervoer. Ondertussen stellen we vast dat het principe door ons land ook wordt gehanteerd in het kader van een Europees project inzake de European Disability Card.

 

De staatssecretaris verwees al naar dit project bij de bespreking van de beleidsnota. Ons land had op dat moment al bevestigd dat het zou deelnemen aan het project voor zo’n Europese gehandicaptenkaart, dat in juli 2015 is gelanceerd door de Europese Commissie. Het is de bedoeling van die Europese gehandicaptenkaart dat het voor personen met een handicap gemakkelijker wordt om toegang te krijgen tot activiteiten op het vlak van sport, cultuur en toerisme in verschillende lidstaten.

 

Wij zijn uiteraard blij dat België dit project ondersteunt en zich ertoe geëngageerd heeft. Als ik de teksten lees waarin wat meer informatie staat over het project, zie ik wel dat de lidstaten over een aantal voordelen die we nu geven aan personen met een handicap, zoals de parkeerkaart of de gratis begeleider in het openbaar vervoer, zelf zullen moeten blijven beslissen.

 

België heeft samen met zeven andere lidstaten – Slovenië, Malta, Cyprus, Finland, Italië, Estland en Roemenië – ingetekend op die projectoproep. In december 2015 is er ook al een contract ondertekend. Is dat ondertussen gebeurd door alle lidstaten, inclusief ons land?

 

Op 3 december 2016, op de Internationale Dag voor mensen met een handicap, zouden de hoofdbestanddelen en een aantal sensibiliseringsacties met betrekking tot die Europese gehandicaptenkaart op poten moeten staan. Dat is een afgesproken timing. Is die haalbaar? Wie heeft u in ons land verantwoordelijk gesteld om die timing te halen? Hebt u al bepaalde administraties of eventueel een bepaalde ambtenaar belast met de opvolging van de zaak, zodat we de timing effectief halen?

 

Tegelijkertijd stellen we vast dat het gaat om acht landen. Heel wat landen hebben zich nog niet ingeschreven. Dat is wel jammer, maar ik ben alvast blij dat ons land erbij is.

 

Tegelijkertijd lees ik ook dat het van land tot land kan verschillen welke voordelen men toekent aan personen met een handicap uit een ander land. Ik hoop dat een en ander, in overleg met de andere lidstaten, zo ruim mogelijk wordt ingevuld, toch voor de zaken waarvoor dat kan.

 

Hebt u er al een idee van op welke vlakken u dezelfde rechten zult toekennen aan, bijvoorbeeld, een Nederlandse man of vrouw met een handicap die over een Europese kaart beschikt? Kan hij bij ons op dezelfde manier en onder dezelfde voorwaarden aan bepaalde zaken deelnemen en, bijvoorbeeld, een korting krijgen op culturele activiteiten of zich gratis laten begeleiden op de trein? Welke voordelen zou u aan de kaart willen koppelen?

 

Enkel personen met een handicap die er zelf om verzoeken, zouden de kaart krijgen. Daarmee komen we terug bij het onderwerp van daarstraks, de automatische toekenning. Het is dan heel erg belangrijk dat iedereen op de hoogte wordt gebracht.

 

Wij moeten ook vermijden dat de aanvraag te complex wordt en dat heel wat mensen de kaart niet aanvragen. Ziet u daar mogelijkheden om dat ook te automatiseren? Het is immers iets nieuws, dat momenteel op poten wordt gezet. Ik geef u bij dezen het signaal om dat punt mee op de lijst van zaken te zetten die zoveel mogelijk automatisch of ambtshalve moeten worden toegekend, bijvoorbeeld door het aanvraagformulier vooraf reeds zoveel mogelijk in te vullen, dat men vervolgens kan toezenden aan de betrokkene, die het dan enkel nog moet vervolledigen en ondertekenen.

 

06.02 Staatssecretaris Elke Sleurs: Mijnheer de voorzitter, het samenwerkingsprotocol tussen de Europese Commissie en België werd eind december 2015 ondertekend. Daardoor maken wij officieel deel uit van de landen die werden gekozen om deel te nemen aan het project European Disability Card. We hebben dat twee weken geleden vernomen.

 

De deelnemende landen zijn nog niet officieel meegedeeld, maar wij hebben telefonisch navraag gedaan. Toen ik daarnet vertrok naar deze commissie, stond het nog niet op de website van de Europese Commissie, maar normaal gezien zou vandaag op de website moeten staan welke landen zullen deelnemen.

 

De internationale dag van 3 december werd inderdaad gekozen als belangrijke stap in het project. Op die dag wil de Commissie meedelen dat de kaarten operationeel zijn in de deelnemende landen. Dat geldt dus ook voor ons land.

 

Ik heb enkele dagen geleden nog samengezeten met de Hoge Raad. Er zal een comité worden samengesteld, bestaande uit verschillende actoren, zowel van het federale niveau als van de deelstaten. De kalender zal worden vastgelegd om ervoor te zorgen dat de kaart binnen de verwachte termijn operationeel zal zijn. Ik vermoed dat wij 3 december wel kunnen halen.

 

Waarin voorzien wij? Het gaat inderdaad om een wederzijdse erkenning van het statuut van persoon met een handicap in de deelnemende landen. In België zullen voordelen worden gegeven op het vlak van cultuur, vrije tijd en sport, en dit zowel voor Belgische ingezetenen als voor inwoners van Europese lidstaten die houder zijn van de voornoemde kaart. Het gaat momenteel om acht lidstaten. Die kortingen zullen dus ook voor hen gelden.

 

De kaart is inderdaad enkel op aanvraag te verkrijgen. De Hoge Raad vindt dat niet iedereen ze hoeft te krijgen, maar dat mensen die wensen te participeren de kaart kunnen aanvragen. Daardoor vermijdt men ook dat mensen zich gestigmatiseerd zouden voelen. Het is aan hen zelf om te bepalen of zij die Europese kaart willen of niet.

 

Er zal sowieso een heel grote informatiecampagne worden gevoerd, enerzijds ten opzichte van de leveranciers van de diensten en, anderzijds, ten opzichte van de mogelijke gebruikers, zodat zij tenminste weten dat de kaart bestaat.

 

Het spreekt voor zich dat wij de complexiteit en de administratieve rompslomp zo beperkt mogelijk willen houden.

 

Wij weten nu net twee weken dat ons project is goedgekeurd. Daarom moeten we nu starten met de uitrol, samen met het comité dat wij zullen samenstellen.

 

06.03  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de staatssecretaris, wat het laatste punt betreft, is een informatiecampagne goed, maar absoluut niet voldoende. Ik hoop dat u mijn suggestie meeneemt om het zeker op te nemen in de lijst voor een maximale automatisering. Dat is mogelijk. Men hoeft mensen tot niets te verplichten, maar men kan hen bijvoorbeeld wel meedelen dat ze daarvoor in aanmerking komen. Ze moeten dat alleen maar aanvragen of een formulier ondertekenen. Dan laat men de mensen nog vrij. Het is goed dat het zal gebeuren op het vlak van sport, cultuur en toerisme, maar de vraag blijft wat er gebeurt op het vlak van de mobiliteit. Kunnen mensen met zo’n kaart ook in België parkeren of op de trein al dan niet een bepaalde korting krijgen?

 

06.04 Staatssecretaris Elke Sleurs: De lidstaten zijn vrij om te bepalen wat ze doen. De parkeerkaart staat daar los van. Het gaat echt om het deelnemen aan het sociale en maatschappelijke leven. Over het vervoer zal er nog gediscussieerd worden.

 

06.05  Nahima Lanjri (CD&V): Een handicap stopt niet aan de grens. Ik vind dat u dat probleem heel dringend moet aanpakken, samen met uw collega’s.

 

06.06 Staatssecretaris Elke Sleurs: Elke lidstaat mag dat zelf bepalen. Het zal sowieso verschillend zijn per lidstaat. In Nederland heeft men met die kaart andere voordelen dan in België omdat het natuurlijk een lidstaatbevoegdheid blijft.

 

06.07  Nahima Lanjri (CD&V): Los van dit Europese project kunt u met de bevoegde Benelux-ministers een aantal zaken afspreken.

 

Een persoon met een handicap, die reist naar Rotterdam of Amsterdam, of die vanuit Rotterdam reist naar Antwerpen, Brussel of Gent, moet zodra hij de grens oversteekt plots wel betalen voor zijn begeleider. Zulke zaken, die nu gebeuren, zijn toch absurd. Men blijft op dezelfde trein zitten, maar plots is er een probleem. Dat moet worden aangepakt.

 

Het is een heel goed project, maar het stemt tot nadenken over een aantal andere zaken. Ik wil niet zeggen dat plots alles moet worden opengegooid, maar treinen rijden over de grens. Daarvoor moet een oplossing worden gevonden.

 

06.08 Staatssecretaris Elke Sleurs: Zeker en vast.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de Mme Muriel Gerkens à la secrétaire d'État à la Lutte contre la pauvreté, à l'Égalité des chances, aux Personnes handicapées, et à la Politique scientifique, chargée des Grandes Villes, adjointe au ministre des Finances, sur "l'accès aux nouveaux trains par les personnes à mobilité réduite" (n° 8135)

07 Vraag van mevrouw Muriel Gerkens aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de minister van Financiën, over "de toegankelijkheid van de nieuwe treinen voor personen met een beperkte mobiliteit" (nr. 8135)

 

07.01  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la secrétaire d'État, je souhaitais vous interroger en tant que responsable des personnes handicapées et notamment les personnes à mobilité réduite. En effet, le lundi 21 décembre dernier, la presse relevait que les 445 nouveaux trains commandés par la SNCB au consortium Bombardier-Alstom, qui fourniront 50 000 nouvelles places et qui coûteront 1,3 milliard d'euros, poseront un problème pour les personnes à mobilité réduite en raison d'un écart entre les portes de ces trains et le quai.

 

La SNCB dit avoir fait un compromis et avoir choisi une hauteur de caisse de 62 cm pour les voitures multifonctionnelles. En effet, il existe plusieurs hauteurs de quai dans les gares de la Belgique. La SNCB dit avoir dû opérer un choix: soit elle décidait d'augmenter le nombre de places assises, soit elle décidait d'adapter la largeur des portes. Elle a finalement opté pour une augmentation du nombre de places assises.

 

Il est vrai que la SNCB a des missions à remplir. Toutefois, la Belgique a ratifié la convention des Nations unies relative à l'inclusion des personnes handicapées. Dès lors, de manière transversale, les politiques du pays, notamment sociales, économiques et relatives à la mobilité doivent veiller à ce que la personne souffrant d'un handicap puisse également avoir accès aux trains. Il est ici question de principes défendus dans vos notes de politique générale de 2015 et de 2016.

 

Je sais qu'il n'est pas aisé de remplir votre rôle de manière transversale avec des ministres qui ont d'autres compétences. Cependant, avez-vous eu l'occasion d'analyser le projet d'achat de nouvelles voitures de la SNCB de manière anticipative avec le souci de l'intégration des personnes à mobilité réduite? Avez-vous remis des recommandations ou des avis au ministre de tutelle et aux instances de la SNCB? Quelle action allez-vous mettre en place pour vérifier l'accessibilité des wagons et exiger, si nécessaire, que des corrections soient effectuées, tant de la part de la ministre que de la SNCB?

 

Un membre du Conseil Supérieur National des Personnes Handicapées a déclaré qu'il n'avait pas été tenu compte de son avis. Le Comité consultatif pour les voyageurs ferroviaires s'est également exprimé au sujet de l'accessibilité. Pouvez-vous me dire si ce dossier a fait l'objet d'une intervention proactive ou si les dispositifs devront être améliorés pour que les trains puissent être accessibles aux personnes handicapées?

 

07.02  Elke Sleurs, secrétaire d'État: Madame Gerkens, comme je l'ai souligné dans ma note de politique générale, dans le cadre de la Convention des Nations unies relative aux droits des personnes handicapées, je souhaite poursuivre une politique en matière de handicap sur la base de deux piliers fondamentaux: l'inclusion et la transversalité. Sur ma proposition, le gouvernement s'est engagé le 27 mars dernier à tenir compte de la dimension de handicap lors de l'élaboration et l'exécution de ses politiques.

 

Chaque ministre s'est ainsi engagé à inclure chaque année la dimension de handicap dans au moins deux lignes de politique par domaine de compétence. Le choix de ces lignes de politique porte de préférence sur des mesures qui ont un rapport direct avec les citoyens pour ainsi conduire à des résultats concrets en vue de l'inclusion des personnes handicapées.

 

Le 11 janvier 2016, une concertation approfondie a été organisée entre les représentants de mon cabinet, du cabinet de Mme Galant, de la chancellerie, de la SNCB, d'Infrabel, du Conseil Supérieur National des Personnes Handicapées (CSNPH) et de la Vlaamse Federatie van Gehandicapten (VFG). Cette réunion a abouti aux actions suivantes: approfondir la concertation entre la SNCB et le CSNPH, concertation qui malheureusement n'existait pas, et prioriser l'uniformisation de la hauteur des quais à 76 cm.

 

Si l'étude montre que la réalisation de cette uniformisation ne sera possible qu'à long terme, la SNCB s'engage à examiner les possibilités de réaliser des mesures temporaires afin de faciliter l'accès aux wagons pour les personnes à mobilité réduite. Il s'agit d'une décision unilatérale de la SNCB. Le cabinet de Mme Galant en a été informé trop tard, c'est pourquoi nous faisons tout ce qui est possible pour améliorer la situation.

 

J'en ai discuté avec le CNPH. Je trouve que ce qui s'est passé est très grave: il s'agit de 445 nouveaux trains, qui serviront pendant trente ans. Nous devons examiner les quais qui peuvent être modifiés, de quelle manière, à quelle hauteur. Nous nous sommes réunis avec le cabinet de Mme Galant afin de nous assurer qu'un tel problème ne se reproduise plus.

 

Nous devons aussi recueillir l'avis de personnes handicapées pour connaître leurs besoins en termes de trains.

 

07.03  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Je vous remercie pour votre réponse, madame la secrétaire d'État.

 

Lors de la déclaration gouvernementale de l'année dernière, j'avais relevé que, lorsque l'on dit vouloir parvenir à une accessibilité maximale, on se heurte à un tel problème. À notre époque, l'accessibilité doit être obligatoire. Un point, c'est tout. D'autres pays y arrivent. Ce n'est donc pas impossible.

 

C'est pourquoi je comprends difficilement que la SNCB n'ait pas intégré cette nécessité. Qu'il s'agisse de la construction de la gare de Namur ou de celle de Liège, il a fallu chaque fois rappeler cette préoccupation. J'espérais que cette question était devenue prioritaire au sein du groupe.

 

Je ne puis que vous soutenir et insister pour que le gouvernement mène des négociations de politiques proactives pour tous les projets dans lesquels la question de l'accessibilité est en jeu. Je vois que le 11 janvier, vous avez pris les devants. Malheureusement, il s'agissait en l'occurrence de corriger le tir et non de prévoir un dispositif.

 

En tout cas, je ferai part de mes griefs au ministre compétent pour les transports ferroviaires.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.20 uur.

La réunion publique de commission est levée à 16.20 heures.