Commissie voor de Justitie |
Commission
de la Justice |
van Woensdag 16 december 2015 Namiddag ______ |
du Mercredi 16 décembre 2015 Après-midi ______ |
La réunion publique de commission est ouverte à 14.49 heures et présidée par M. Philippe Goffin.
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.49 uur en voorgezeten door de heer Philippe Goffin.
01 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "terreurverdachten die op dezelfde afdeling in de gevangenis verblijven" (nr. 7954)
01 Question de Mme Sophie De Wit au ministre de la Justice sur "des suspects de terrorisme séjournant dans la même aile en prison" (n° 7954)
01.01 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, we weten allemaal dat er na Verviers antiterreurmaatregelen aangekondigd zijn en een daarvan was dat er een antiradicaleringsplan zou zijn in de gevangenissen. Daarbij zou men de beïnvloedbare gevangenen zoveel mogelijk spreiden en integreren tussen de gewone gevangenen. De zwaardere gevallen zouden in heel specifieke afdelingen ondergebracht worden in twee gevangenissen – één in Vlaanderen en één in Wallonië – om te vermijden dat ze anderen kunnen aanzetten tot radicalisering. Dat zou Hasselt zijn in Vlaanderen en Ittre in Wallonië.
Heel recent, na de voorbije aanslagen, is gebleken dat een drietal betrokken zijn opgesloten geweest in dezelfde afdeling. Gelukkig wel in Brugge want dat is de meest beveiligde gevangenis, althans die heeft een hoogbeveiligde afdeling voor gevaarlijke gevangenen.
Wat is het probleem daarbij? De penitentiaire beambten hebben geen specifieke opleiding gekregen om met zulke gevangenen om te gaan. Zij communiceren met elkaar door de vensters, ook met lakens en dergelijke toestanden maken zij een lint. Zij communiceren ook in hun taal. Men wordt geacht die communicatie te registreren maar dat is niet zo simpel. De beambten verstaan de taal niet waarin de communicatie gebeurt.
Hasselt en Ittre, de twee bijzondere afdelingen die er zouden komen, zijn nog niet klaar. De vakbonden hebben reeds medegedeeld in de media dat geen van beide zal opengaan als er geen akkoord is over de personeelsomkadering. Ook de opleidingen rond de deradicalisering lopen nog.
Er zijn ook andere maatregelen die u heeft aangekondigd. Daarover hebben we het recent nog gehad. Dat zijn de islamconsulenten en de expert inzake deradicalisering. Daar zijn er problemen naar aanleiding van een standpunt van de inspectie van Financiën. U heeft reeds geantwoord dat u daar zo snel mogelijk mee voort wilt zodat niet moet gewerkt worden met een Europese aanbesteding die veel te veel tijd vraagt.
Ik kom tot mijn vragen.
Hoe komt het dat enkele betrokkenen bij recente aanslagen momenteel samen in dezelfde afdeling verblijven en daar met elkaar kunnen communiceren. Hoe wordt vermeden dat zij met elkaar effectief kunnen communiceren?
Welke maatregelen worden getroffen opdat het gevangenispersoneel toch op de hoogte geraakt van de gesprekken die tussen hen plaatsvinden?
Wanneer worden Hasselt en Ittre geopend voor de gevaarlijkste terreurverdachten? Welke werken worden momenteel nog uitgevoerd?
Wanneer starten de onderhandelingen met de vakbonden rond de personeelsomkadering voor deze gevangenissen? Wanneer starten de opleidingen rond deradicalisering voor het gevangenispersoneel van de gevangenissen van Hasselt en Ittre?
Wat is de stand van zaken rond de extra aanwervingen van de negen islamconsultenten?
Ten slotte, mijnheer de minister, wat is de stand van zaken betreffende de aanwerving van een expert inzake deradicalisering in de gevangenissen? Heeft u de administratieve en budgettaire autoriteiten reeds kunnen overtuigen van de noodzaak om snel tot een aanwerving te kunnen overgaan?
01.02 Minister Koen Geens: Mevrouw De Wit, de afdeling Hoge Veiligheid van de gevangenis van Brugge is een aparte afdeling die al jaren bestaat. Ze werd opgericht om de gedetineerden die een voortdurende dreiging vormen te kunnen plaatsen in een individueel bijzonder veiligheidsregime.
Artikel 116 van de basiswet inzake het gevangeniswezen bepaalt dat wanneer uit de concrete omstandigheden of uit de gedragingen van een gedetineerde blijkt dat hij een voortdurende bedreiging voor de interne veiligheid uitmaakt, bijvoorbeeld agressie of voor de externe veiligheid, bijvoorbeeld ontsnapping en er gebleken is dat andere controle- of veiligheidsmaatregelen ontoereikend zijn, hij in een dergelijk regime op de Hoge Veiligheid kan worden geplaatst.
Deze afdeling heeft dus niets te maken met de gespecialiseerde afdelingen in Hasselt en Ittre, noch met de aanpak van radicalisering in de gevangenissen.
Het is dan ook niet de bedoeling om a priori geradicaliseerden in de AIBV op te nemen. Dit neemt niet weg dat een plaatsing op die afdeling voor sommigen onder hen opportuun kan zijn, als zij voldoen aan de hiervoor uitgelegde wettelijke criteria. Niet zozeer de aard van de feiten maar andere criteria rechtvaardigen hun plaatsing op de AIBV.
De beslissing dient op een gemotiveerde wijze te worden genomen en is geldig voor maximum twee maanden. De verlenging ervan dient opnieuw te worden gemotiveerd.
Ook in het verleden bestond deze mogelijkheid al. De heer Trabelsi heeft er verschillende keren verbleven tijdens zijn detentie hier in België. Het klopt dat de drie gedetineerden waarnaar u verwijst aan de wettelijke criteria voldeden voor een plaatsing in deze AIBV.
Ik onderzoek met mijn administratie en de gerechtelijke diensten hoe in de toekomst met dergelijke situaties praktisch kan worden omgegaan en dit met respect voor de beslissingen van de onderzoeksrechter.
De AIBV en de gespecialiseerde secties kunnen zodoende absoluut niet met elkaar worden vergeleken. De finaliteit is anders, evenals het doelpubliek, de middelen, de filosofie en de aanpak.
Het feit dat gedetineerden op de AIBV met elkaar kunnen communiceren via het venster is al sinds het begin een gekend gegeven. Het is ook heel moeilijk om dit aan te pakken, zonder in te gaan tegen de basisrechten van de gedetineerden, met name de totale isolatie daarmee te verzoenen.
De gespecialiseerde afdelingen in Hasselt en Ittre zijn klaar. Het personeel is geselecteerd en de opleidingen zijn opgestart voor Ittre en al afgerond voor Hasselt.
Ondertussen lopen de gesprekken met de vakbonden verder. Een overlegvergadering zal nog voor de kerstvakantie worden georganiseerd.
Het dossier voor extra aanwervingen van de negen islamconsulenten heeft ondertussen groen licht gekregen van de inspectie van Financiën …
(Het geluid van een gsm weerklinkt)
(Une sonnerie de gsm retentit)
…en ook het
dossier voor de aanwerving van een internationaal team dat zal instaan voor de
ontwikkeling van een deradicaliseringprogramma bevindt zich nu in een finale
fase.
01.03 Sophie De Wit (N-VA): Ik heb maar één korte vraag, mijnheer de minister. U heeft mij mooi uitgelegd dat het volgens artikel 116 van de basiswet en volgens bepaalde criteria is dat bepaalde mensen in bepaalde gevangenissen terechtkomen en in een bepaalde beveiligde situatie. Maar dat net drie personen die verdacht worden van terreur enkel worden beoordeeld op basis van die criteria, los van de feiten, en zo terug samenkomen, vind ik heel bizar.
Ik denk dat men iets breder moet kijken en niet enkel die criteria in het oog moet houden. Men moet ook kijken naar de feiten, want dit krijgt men heel moeilijk uitgelegd. Wij hebben de wet en de criteria toegepast. Dat is logisch, maar dan wel afzonderlijk bekeken.
Af en toe moeten we één en één en één, drie en meer doen, denk ik. Ik zou u toch willen vragen om aan de diensten te laten weten dat zijn daar aandacht voor moeten hebben. Ik vind dat een moeilijke situatie. Althans, ze maken de situatie moeilijker.
U zegt men kan alleen maar vermijden dat ze met elkaar communiceren door ze in isolement te plaatsen. Daar kan men beter op voorhand aan denken door ze niet allemaal in dezelfde gevangenis te plaatsen. Ik denk dat toch. Of misschien is dat te logisch? Mij lijkt dat een veel logischere oplossing dan ze met drie in eenzelfde etablissement onder te brengen.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de bijkomende onderzoeksrechters gespecialiseerd in terrorismezaken" (nr. 7955)
02 Question de Mme Sophie De Wit au ministre de la Justice sur "les juges d'instruction supplémentaires spécialisés dans les affaires de terrorisme" (n° 7955)
02.01 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, vorige week hebt u aangekondigd dat u drie extra onderzoeksrechters voor Brussel zou aanwijzen, twee Franstaligen en een Nederlandstalige. Ondertussen is dat ook gebeurd. Het is evident dat u dat hebt gedaan. Zo kan het gestegen werkvolume beter beheerst worden. U hebt daarvoor een KB aangepast, zodat het quorum van gespecialiseerde onderzoeksrechters in Brussel opgetrokken kan worden van vier naar zeven.
U hebt daarvoor gerekruteerd onder de onderzoeksrechters die nu gemeenrechtelijke misdrijven onderzoeken. Er zijn dus geen in terrorisme gespecialiseerde onderzoeksrechters overgeplaatst. Men heeft onderzoeksrechters overgeplaatst die voorheen gemeenrechtelijke misdrijven onderzochten. Vanaf nu behandelen zij alleen nog terrorismezaken. Zo heb ik het toch goed begrepen? Zij zijn nu vrijgesteld van die andere, gemeenrechtelijke misdrijven.
Ik ben een beetje ongerust, mijnheer de minister. Nu er een kleiner bestand is van onderzoeksrechters die gemeenrechtelijke misdrijven onderzoeken, zullen zij veel meer werk krijgen. Zij moeten het werk namelijk met minder mensen doen. Daardoor zal er misschien een achterstand ontstaan, vandaar mijn vragen.
Waarom wordt er niet voor gekozen om te werken met een speciaal, nationaal team van onderzoeksrechters die effectief gespecialiseerd zijn in terrorisme en die zich daarop voltijds en exclusief kunnen toeleggen, desnoods ressortoverschrijdend? Zo moet er geen bestaande poule weggenomen worden. Vreest u ook niet dat er bij de gemeenterechtelijke onderzoeken een achterstand zal ontstaan, nu men daar maar met vier mensen, in plaats van zeven, is? De misdrijven zullen niet stoppen omdat er toevallig een terrorismedreiging is. Die misdrijven blijven doorlopen.
Overweegt u om de voorrangsregel van artikel 79 van het Gerechtelijk Wetboek – onderzoeksrechters behandelen bij voorrang de dossiers die bij hen aanhangig zijn gemaakt – af te schaffen in het kader van de eventuele creatie van een nationaal team? Overweegt u ook nog voor andere ressorts in België de aanwerving van bijkomende onderzoeksrechters voor terrorismebestrijding? Zo ja, waar en op welke wijze zal die gebeuren?
Mijnheer de minister, wij moeten daarover nadenken, want iets in mij zegt dat wij voor jaren vertrokken zijn met het terrorismeverhaal, de ene keer misschien wat prominenter dan de andere keer. Er wordt vaak gezegd dat wij ermee zullen moeten leren leven. Ik vind dat geen aantrekkelijke gedachte, maar ik vind wel dat wij onze diensten een beetje daarop moeten afstellen.
02.02 Minister Koen Geens: Mevrouw De Wit, de keuze om te werken met een pool van exclusieve gespecialiseerde onderzoeksrechters terrorisme, ingeplant in en nationaal opererend vanuit Brussel, was een optie die destijds in 2006 op tafel lag maar door de minister van Justitie en de wetgever niet werd weerhouden. Er werd toen gekozen voor een spreiding van de gespecialiseerde onderzoeksrechters over de vijf ressorten a rato van twee per ressort, vier voor Brussel en een Duitstalige onderzoeksrechter in Eupen. De achterliggende redenering was onder meer dat op die manier beter kon worden ingespeeld op lokale terroristische fenomenen en specificiteiten waarmee deze onderzoeksrechters meer voeling hadden doorheen hun andere werkzaamheden van onderzoeksrechter in gemeenrechtelijke misdrijven. De nabijheid van en samenwerking met de lokale speurders van de federale politie was een ander appreciatie-element.
De recente keuze in 2014 van de wetgever om wat de federale politie betreft niet met een nationale eenheid terrorisme in Brussel te werken maar met vijf gespecialiseerde eenheden bij de federale gerechtelijke politie van Brussel, Antwerpen, Oost-Vlaanderen, Charleroi, Mons en Luik zoals artikel 105, § 10, van de wet op de geïntegreerde politie voorziet is uiteraard ook een belangrijk element bij de vraag om al dan niet een nationale pool van gespecialiseerde onderzoeksrechters terrorisme op te richten.
Indien het debat over een nationale pool gespecialiseerde onderzoeksrechters terrorisme zou worden geopend zal onvermijdelijk de vraag naar een nationale onderzoekseenheid binnen de federale politie, al dan niet met lokale antennes, ook weer aan de orde komen, net zoals wellicht de mogelijkheid om te komen tot federale terrorismerechtbanken in Brussel. Het zal aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in Brussel zijn om de juiste keuzes te maken en het kader van het aantal onderzoeksrechters volledig in te vullen en desgevallend aan te vullen binnen de wettelijke mogelijkheden.
Samen met de federale procureur kan ik de vraag tot uitbreiding van het aantal onderzoeksrechters te Antwerpen ondersteunen. Cijfermatig komt Antwerpen immers na Brussel wat het aantal federale terrorismeonderzoeken betreft maar ook onmiddellijk na Brussel.
02.03 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord. Voor mij is het belangrijkste dat er adequaat kan worden opgetreden, of dat nu via een nationale pool gebeurt of zoals men het vandaag doet. Voorts moet er natuurlijk nog gewerkt worden aan de andere gemeenrechtelijke misdrijven. Daar hebt u eigenlijk niet op geantwoord. Ook die moeten opgelost worden. Het moet behapbaar blijven voor de diensten. We zullen dit opvolgen om na te gaan of er al dan niet een achterstand zal ontstaan.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 7957 van mevrouw Uyttersprot is ingetrokken.
03 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de minister van Justitie over "de effectieve verbeurdverklaring van voertuigen" (nr. 7971)
03 Question de Mme Daphné Dumery au ministre de la Justice sur "la confiscation effective de véhicules" (n° 7971)
03.01 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de minister, ik zal mijn vraag niet helemaal herhalen. Ze behandelt immers een duidelijk onderwerp, de verbeurdverklaring van wagens, die problematisch is.
Op de Staten-Generaal voor de Verkeersveiligheid van gisteren hebt u uiteengezet wat ik u vandaag wilde vragen.
Ik zou dus ook hier voor de commissie van u willen horen op welke manier u de effectieve verbeurdverklaring van voertuigen zult aanpakken. Wat zijn uw ideeën ter zake?
Het komt dus neer op de vraag op welke manier wij kunnen vermijden dat voertuigen verdwijnen en aan de opgelegde sanctie ontsnappen.
03.02 Minister Koen Geens: Mevrouw Dumery, de tijdelijke immobilisering en verbeurdverklaring van een voertuig wordt geregeld in de artikelen 50 en 51 van de Wegverkeerswet. Door de beperking in artikel 51, eerste lid, dat verwijst naar de beperking bepaald in artikel 50, is het in de praktijk niet mogelijk de verbeurdverklaring uit te voeren ten aanzien van de persoon die zijn motorvoertuig wetens heeft toevertrouwd aan een persoon die van het recht tot sturen vervallen werd verklaard en zich aldus aan het in artikel 49 van de Wegverkeerswet omschreven misdrijf schuldig heeft gemaakt.
Nochtans werd die inbreuk in artikel 51 wel opgenomen in de lijst van misdrijven waarvoor de verbeurdverklaring van het voertuig wel mogelijk diende te zijn.
De eigendomsvereiste in hoofde van de dader van het misdrijf verhindert dat echter. Die eigendomsvereiste slaat immers op de dader van het misdrijf waarvoor het verval van het recht op sturen werd uitgesproken en niet op de dader van het in artikel 49 omschreven misdrijf.
Een technische aanpassing dringt zich op, zonder dat daarmee de volledige eigendomsvereiste overboord wordt gegooid.
Inzake het verdwijnen van voertuigen, bijvoorbeeld door een snelle verkoop, wanneer de verbeurdverklaring dreigt, dient nader te worden onderzocht of de wettelijke mogelijkheden om op het voertuig bewarend beslag te leggen, momenteel wel optimaal worden aangewend, alsook of die mogelijkheden volstaan.
03.03 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw duidelijk en helder antwoord.
Normaal gezien behandelen wij die materie in de commissie voor de Infrastructuur, omdat het de verkeerswetgeving betreft. Wij kijken dan ook uit naar een wetgevend initiatief, komende van de regering. In het andere geval zullen wij zelf een wetsvoorstel daaromtrent uitwerken.
Het incident is gesloten.
Le président: La question n° 7908 de Mme Kristien Van Vaerenbergh est transformée en question écrite.
04 Question de M. Éric Massin au ministre de la Justice sur "le projet d'arrêté royal visant la réduction des frais de justice en matière d'ADN" (n° 7978)
04 Vraag van de heer Éric Massin aan de minister van Justitie over "het ontwerp van koninklijk besluit ter vermindering van de gerechtskosten op het stuk van DNA-analyse" (nr. 7978)
04.01 Éric Massin (PS): Monsieur le ministre, le 1er décembre 2015 entrait en vigueur un arrêté royal relatif aux tarifs des expertises en matière pénale pour les analyses génétiques requises par une autorité judiciaire. Cet arrêté royal est loin de contenter les laboratoires indépendants. Plusieurs laboratoires d'identification génétique accrédités ont fait part de leur mécontentement et de leur inquiétude face à la publication de cet arrêté royal qui peut créer, selon eux, une situation monopolistique de l'Institut National de Criminalistique et de Criminologie (INCC) vis-à-vis des laboratoires indépendants, situation qui, d’après eux, peut mettre leur existence en péril. Ils vous ont, dès lors, soumis une série de propositions alternatives qui leur permettraient de continuer leurs activités tout en rencontrant l'objectif d'intérêt général poursuivi par ce projet d'arrêté, à savoir une maîtrise des frais de justice. À titre d'exemple, le laboratoire BIO.be situé à Gosselies travaille pour ainsi dire exclusivement pour les juges d'instruction de Charleroi. Autrement dit, ces derniers travaillent presque exclusivement avec ce laboratoire qui est rapide et efficace et, de ce fait, leur rend service dans la mesure où il participe à l'accélération du traitement des dossiers.
Aujourd'hui, outre le fait qu'il mécontente bon nombre de laboratoires privés, cet arrêté pourrait mettre à mal le travail effectué par l'INCC qui semble déjà débordé et ne parvient pas à traiter les demandes d'analyses génétiques dans les délais impartis.
Le 21 octobre 2015, vous déclariez en réponse à une question qui vous avait été posée en commission de la Justice, que l'INCC s'était engagé à fournir les résultats pour des échantillons de référence dans les sept jours ouvrables et que, si les délais ne pouvaient être respectés, le juge d'instruction comptait accorder un délai additionnel ou réduire les états de frais introduits.
Monsieur le ministre, pouvez-vous me confirmer que l'INCC pourra fournir les résultats des échantillons dans les délais impartis, à savoir dans les sept jours?
Par ailleurs, croyez-vous qu'ils disposent de la capacité suffisante pour faire face aux nombreuses demandes auxquelles ils vont devoir faire face à l'avenir puisqu'on ne recourra plus aux laboratoires privés? Ne devrait-on pas d'abord remédier à cette surcharge de travail avant d'envisager de lui confier un monopole de facto? Par ailleurs, êtes-vous en pourparlers avec les différents laboratoires privés sur le sujet?
04.02 Koen Geens, ministre: En vous remerciant pour l'intérêt porté à une partie essentielle de l'administration de la preuve en matière pénale, j'ai pris cette problématique à cœur. Lors de la consultation du Conseil d'État, la position de monopole de l'INCC a été rejetée pour un nombre limité de tâches. Le fonctionnement de l'ensemble du processus ne changera donc pas. Toute relation solide basée sur la confiance et la qualité qui existe maintenant entre les laboratoires et les tribunaux pourra continuer à exister. Chaque laboratoire pourra prouver qu'il peut fournir des résultats de haute qualité dans les délais convenus.
Vous demandez si l'INCC a la capacité d’exécuter cette tâche qui lui serait exclusivement dévolue. Cette question n’est plus pertinente étant donné que chaque laboratoire demeure compétent pour toutes les tâches du processus. J'ai parlé plusieurs fois avec les divers laboratoires et j'ai pris connaissance de leurs préoccupations à propos de la fixation des prix. Soyez convaincu que j'ai mis en balance les intérêts de chaque laboratoire, compte tenu de l'évolution technologique dans le secteur et de la nécessité de maintenir les frais de justice à un niveau de coût raisonnable pour le justiciable. Je veillerai à une évaluation permanente de la situation.
04.03 Éric Massin (PS): Je vous remercie, monsieur le ministre. J'espère que l’on continuera à aller dans le bon sens, sans que ce soit au détriment des services judiciaires.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de omzetting van de richtlijn tegen kindermisbruik (2011/93/UE)" (nr. 8022)
05 Question de M. Stefaan Van Hecke au ministre de la Justice sur "la transposition de la directive sur la lutte contre les abus d'enfants (2011/93/EU)" (n° 8022)
05.01 Stefaan
Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, in 2011 legde de Europese Unie een richtlijn vast betreffende de strijd tegen
seksueel misbruik van minderjarigen en tegen de verspreiding van
kinderpornografie. Zij bepaalde een aantal minimumregels inzake de definitie
van de criminele feiten en de straffen die daar tegenover staan. De richtlijn
bepaalt ook enkele maatregelen die moeten verhinderen dat veroordeelde personen
nog beroepsactiviteiten kunnen uitoefenen waarbij zij in contact kunnen komen
met kinderen.
Lidstaten
kregen twee jaar de tijd om de richtlijn te implementeren. Uiterlijk eind
december 2013 moest dat gebeurd zijn. Begin 2014 stuurde de Europese
Commissie België een brief omdat dit nog niet gebeurd was, maar het antwoord
van ons land daarop was niet bevredigend. Zij heeft de regering nu twee maand
de tijd gegeven om haar toch te overtuigen dat de nodige maatregelen genomen
zijn of zullen genomen worden, anders dreigt zij met een zaak bij het Europees Hof
van Justitie. Ons land riskeert dan een bestraffing en boetes. Verschillende
organisaties, zoals Child Focus, vragen al een tijd naar de omzetting en dan
vooral naar een betere aanpak in de strijd tegen de kinderporno.
Ten eerste,
hoever staat het met de implementatie van deze richtlijn?
Ten tweede,
hoe komt het dat de implementatie zoveel tijd inneemt?
Ten derde,
verwacht u een oplossing tegen februari, zodat ons land een klacht bij het Hof
van Justitie vermijdt? Zo ja, wat zal deze oplossing precies inhouden?
05.02 Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van Hecke, de Europese richtlijn 2011/92 inzake de bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie diende inderdaad al eind 2013 naar Belgisch recht te zijn omgezet. In dezelfde context dienen ook nog enkele bepalingen van de Europese richtlijn 2011/36 van 5 april 2011 ter voorkoming en bestrijding van mensenhandel te worden omgezet naar Belgisch recht. Het wetsontwerp tot omzetting werd op 16 oktober goedgekeurd door de Ministerraad en werd naar de Raad van State verzonden voor advies. Dit advies hebben wij momenteel ontvangen. Het voorontwerp wordt momenteel aan het advies van de Raad van State getoetst en waar nodig aangepast, en zal mits akkoord van de interkabinettenwerkgroep na het kerstreces spoedig aan het Parlement ter stemming kunnen worden voorgelegd.
De Europese Commissie zal een antwoord krijgen op haar vragen met betrekking tot de omzetting, waarbij zij kennis zal kunnen nemen van de ontwerpteksten en de stand van zaken van behandeling.
05.03 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, als ik het goed begrijp, zullen wij wellicht in januari of februari hierover kunnen stemmen en misschien nog net op tijd zijn om een procedure voor het Europees Hof van Justitie te vermijden. Ik geef grif toe dat het niet uw verantwoordelijkheid is dat de omzetting niet is gebeurd tegen 2013. Dat is zeker en vast geen verwijt.
Mijnheer de voorzitter, ik heb wel begrepen dat wij in januari hard zullen moeten werken als die aangelegenheid ook nog op de agenda komt.
De voorzitter: Inderdaad.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de financiële situatie van de Regie van de Gevangenisarbeid" (nr. 8023)
06 Question de M. Stefaan Van Hecke au ministre de la Justice sur "la situation financière de la Régie du travail pénitentiaire" (n° 8023)
06.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, naar aanleiding van een artikel in Dag Allemaal zijn er vorige week al vragen gesteld over de veiligheid en de arbeidsomstandigheden in de gevangenissen. Nog over een ander aspect konden wij in dat artikel lezen, namelijk de financiële praktijken van de Regie voor de Gevangenisarbeid. Aangezien dat een staatsdienst is met een apart beheer, is hij verplicht om jaarlijks de balans- en resultatenrekening voor te leggen aan het Rekenhof, maar dat zou de jongste jaren vaak met vertraging zijn gebeurd. Ook de doorstorting van de winst aan de Staatskas, een andere wettelijke verplichting, gebeurt vaak pas jaren na datum.
Mijnheer de minister, ten eerste, klopt het dat de rekeningen vaak pas jaren na datum voorgelegd worden aan het Rekenhof? Zo ja, wat is daarvan de reden?
Ten tweede, wat is de jongste gecontroleerde rekening van de Regie voor de Gevangenisarbeid door het Rekenhof?
Ten derde, klopt het dat er een grote achterstand bestaat bij het doorstorten van de jaarlijkse winst? Zo ja, wat is de reden?
Ten vierde, van welk jaar dateert de recentst doorgestorte winst? Hoeveel bedroeg die? Graag had ik ook een overzicht van de jongste tien jaar, indien mogelijk.
Tot slot, welke acties wilt u ondernemen om ervoor te zorgen dat dat in de toekomst sneller en correcter kan gebeuren?
06.02 Minister Koen Geens: Mijnheer Van Hecke, ik dank u voor uw vraag over de financiële situatie van de Regie voor de Gevangenisarbeid.
Voor mijn antwoord verwijs ik in de eerste plaats naar de wet tot goedkeuring van de algemene rekening van het algemeen bestuur van het jaar 2013 en van de uitvoeringsrekeningen van de begroting van staatsdiensten met afzonderlijk beheer van de voorgaande jaren, goedgekeurd op 19 november 2015. Daaruit blijkt inderdaad dat de jongste goedgekeurde rekening van de Regie voor de Gevangenisarbeid dateert van 2009. Mijn diensten zijn daarom uitgenodigd, samen met de bevoegde diensten van de FOD, om ervoor te zorgen dat sneller kan worden overgegaan tot de definitieve afronding van de goedkeuringsprocedure. Dat neemt niet weg dat de diensten van het Rekenhof intussen wel reeds de rekeningen tot en met die van 2012 hebben onderzocht.
Als oorzaak van de vertraging verwijzen de diensten van de regie naar de moeilijkheden bij het overdragen van de rekeningen aan de FOD Financiën en de langdurige afwezigheden van boekhoudexperts bij de regie.
Wat de daaraan gepaarde achterstand betreft van het doorstorten van winsten, moet opgemerkt worden dat de middelen van de staatsdiensten met afzonderlijk beheer deel uitmaken van de globale middelen van de Schatkist. Concreet bevinden de gelden zich steeds op rekeningen die geconsolideerd zijn met die van de Schatkist.
Er is evenwel een definitieve goedkeuring nodig om die winsten formeel aan de Schatkist toe te wijzen en af te boeken van de rekeningen van de regie.
De recentste formele toewijzing dateert van 25 oktober 2012 voor een bedrag van 4 463 648 euro, samengesteld uit de winsten van 2007, 2 262 878 euro, van 2008, 1 081 309 euro, en van 2009, 1 119 461 euro.
Voor de laatste tien jaar werden de volgende bedragen gestort. Ik hoop dat u mij dispenseert van de lezing van de bedragen van 2006 tot 2009. Ik zal ze u bezorgen.
De opdracht is gegeven om de situatie administratief te regulariseren, uiterlijk bij het eerstvolgend ontwerp tot goedkeuring van de algemene rekening van de Staat en van de uitvoeringsrekeningen van de begrotingen van de Staatsdiensten met afzonderlijk beheer.
06.03 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik dank u voor het volledig antwoord.
Ik denk dat uw uitleg aantoont dat een strikter toezicht noodzakelijk is en dat heel wat zaken de komende tijd zullen moeten worden geregulariseerd. Ik hoop dat u daarover zult blijven waken.
Het incident is gesloten.
07 Question de M. André Frédéric au ministre de la Justice sur "le palais de justice de Verviers" (n° 8053)
07 Vraag van de heer André Frédéric aan de minister van Justitie over "het gerechtsgebouw te Verviers" (nr. 8053)
07.01 André Frédéric (PS): Selon des informations en provenance du monde judiciaire verviétois, l'achat par la Régie des Bâtiments des locaux sis au rez-de-chaussée du bâtiment T.Palm pour accueillir les services du palais de justice serait reporté à l'année 2016. En effet, selon les mêmes sources, le SPF Justice tarderait à valider les plans, élément indispensable pour que la Régie des Bâtiments puisse finaliser la transaction. Face à ces tergiversations, je ne peux vous cacher mon inquiétude. Comme l'Inspection des finances avait marqué son accord, il était donc tout à fait envisageable et même souhaitable que ce dossier soit réglé avant le 31 décembre 2015.
Pouvez-vous clarifier le planning de la mise à disposition de ces locaux pour que l'exercice de la justice puisse se faire dans des conditions optimales à Verviers?
07.02 Koen Geens, ministre: Les plans ont été validés moyennant quelques observations. Nous sommes en train d'établir les plans du mobilier afin d'en tenir compte pour l'implantation des câblages. En ce qui nous concerne, le dossier est bien avancé. Il y a un mois, je m'étais déjà informé auprès de la Régie des Bâtiments concernant le calendrier des travaux. J'avais alors appris que l'achat était prévu pour ce mois-ci et la mise à disposition pour la fin 2016, de manière à ce que le déménagement puisse avoir lieu au début de 2017. Si ce planning a été modifié, je ne suis pas au courant. Je vais donc m'en informer auprès de mon collègue chargé de la Régie des Bâtiments.
07.03 André Frédéric (PS): Si je reprends la réponse que m'avait faite votre collègue Jambon le 6 janvier dernier, il expliquait qu'il ne manquait que quelques semaines pour finaliser le dossier. On se retrouve un an plus tard sans que rien ne soit concrétisé. Je peux comprendre qu'il faille des démarches administratives et des plans mais je vous demande d'être très attentif car sans cette disponibilité matérielle, il va devenir impossible d'exercer la justice à Verviers. Ce serait inacceptable.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de mogelijkheid voor burgemeesters om kennis te nemen van lijsten van geradicaliseerde jongeren" (nr. 8069)
08 Question de M. Stefaan Van Hecke au ministre de la Justice sur "la possibilité pour les bourgmestres de consulter la liste de noms des jeunes radicalisés" (n° 8069)
08.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, begin deze week hebben wij in verschillende media kunnen lezen dat de Gentse burgemeester geen inzage kreeg – want ondertussen is het blijkbaar reeds opgelost – in de lijst van geradicaliseerde jongeren, in tegenstelling tot andere burgemeesters, zoals deze van Mechelen en Vilvoorde.
De verklaring was wat raar, blijkbaar zou de politie geweigerd hebben om deze informatie aan de burgemeester te bezorgen. De politie zei dan weer dat het niet mocht van het parket. Het parket zei dan weer zelf nooit een vraag gekregen te hebben. Met andere woorden, het was een kakofonie en het doorsturen van de zwartepiet van de een naar de andere. Wij zijn daarmee absoluut niet gebaat en het moet duidelijk zijn welke informatie beschikbaar is en wie welke informatie moet ter beschikking stellen.
Is het juist dat de Gentse burgemeester hierin geen inzage gekregen heeft?
Om welke redenen mocht de burgemeester van de stad Gent hiervan geen kennis hebben?
Welke criteria worden gehanteerd om sommige burgemeesters wel of niet inzage te geven in de lijsten? Bestaat er hierover een duidelijke richtlijn? Ik weet ondertussen dat er een omzendbrief foreign fighters is, waarvan parlementsleden normaal geen kennis zouden mogen hebben, maar soms komt dat wel eens in ons vakje terecht. Ik heb net gemerkt dat in hoofdstuk 6 een en ander geregeld wordt over de mededeling aan burgemeesters. Werd deze richtlijn in casu correct toegepast of niet?
Bent u van plan om in deze zaak contact op te nemen met de burgemeester, het parket of de politie om de situatie uit te klaren en om duidelijkheid te verschaffen zodat deze problemen in de toekomst niet meer kunnen rijzen?
08.02 Minister Koen Geens: Mijnheer Van Hecke, ik heb net als u in de media gelezen dat de burgemeester van Gent geen inzage kreeg in de lijst van foreign terrorist fighters. Het uitgangspunt van de gemeenschappelijke omzendbrief van 21 augustus van minister Jambon en mezelf is nochtans duidelijk op dat vlak: burgemeesters moeten een goed beeld hebben van alle foreign terrorist fighters op hun grondgebied. Bijgevolg moet de informatie ook maximaal met hen gedeeld worden onder de vorm van een informatiekaart.
Er is dus geen reden waarom de burgemeester van Gent hier geen toegang tot zou hebben. Er is ook geen reden waarom de ene burgemeester wel inzage zou krijgen en de andere niet. Alle burgemeesters die met de problematiek van foreign terrorist fighters worden geconfronteerd moeten dezelfde informatie krijgen.
Ik vernam ondertussen dat het probleem is opgelost en dat de principes die in de omzendbrief zijn vastgelegd zullen worden toegepast.
08.03 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik ben heel blij met de vaststelling dat de betrokken personen de richtlijn zullen toepassen. Blijkbaar is de richtlijn immers duidelijk.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Le président: La question n° 8006 de M. Stéphane Crusnière est transformée en question écrite. De vraag nr. 8024 van de heer Yüksel wordt ingetrokken.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.33 uur.
La réunion publique de commission est levée à 15.33 heures.