Commissie voor de Landsverdediging

Commission de la Défense nationale

 

van

 

Woensdag 25 november 2015

 

Voormiddag

 

______

 

 

du

 

Mercredi 25 novembre 2015

 

Matin

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 10.06 uur en voorgezeten door mevrouw Karolien Grosemans.

La séance est ouverte à 10.06 heures et présidée par Mme Karolien Grosemans.

 

01 Vraag van de heer Peter Buysrogge aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het Central European Pipeline System" (nr. 6044)

01 Question de M. Peter Buysrogge au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le Central European Pipeline System" (n° 6044)

 

01.01  Peter Buysrogge (N-VA): Mijnheer de minister, ik stel deze vraag met enige schroom en zin voor relativiteit, omdat andere zaken misschien momenteel uw aandacht vragen. Ik heb de vraag ingediend op een naar mijn aanvoelen behoorlijk onschuldig moment. Het is pas nadien dat er een lek in Oost-Vlaanderen is gevonden. Ik hoop dat de vraag niet de oorzaak van het lek was, maar ik denk het niet.

 

In 2005 werd tijdens de aanleg van een industrieterrein tussen Overijse en Waver door arbeiders een uitgestrekt ondergronds oliemeer ontdekt op een diepte van 42 meter met een lengte van 30 meter over een oppervlakte van 2 hectare. Dat was het gevolg van een lek in het Central European Pipeline System, het CEPS, waaruit zeer lang kerosine kon ontsnappen.

 

Op een schriftelijke vraag van de heer Francken aan toenmalig minister van Defensie Pieter De Crem antwoordde de minister dat België de sanering van de ondergrond diende te prefinancieren, waarna na afloop van de saneringswerken, geraamd op zes jaar, op basis van de facturen de kosten, geraamd op 10,2 miljoen euro, via het NATO Infrastructure Committee konden worden teruggevorderd.

 

In een briefing van 2005 van de NAVO blijkt dat tussen 1975 en 2003 zes incidenten door derden, een incident wegens kerosine, een poging tot diefstal en een onbekend aantal aanslagen en beschadigingen hebben plaatsgevonden. Over de periode na 2003 heb ik geen gegevens teruggevonden.

 

Zoals ik vermeldde in mijn inleiding, kwam er afgelopen maand nog een ander lek ter hoogte van Nazareth en De Pinte aan het licht, waarbij opnieuw een onbekende hoeveelheid kerosine is gelekt in de beek aan de Deurlestraat, met aanzienlijke milieuschade voor de omliggende landerijen tot gevolg. Hoeveel kerosine in de grond is gelekt, weet ik niet, maar inzake de oorzaak van het lek denkt de Belgian Pipeline Organisation dat het een gevolg zou kunnen zijn van een kerosinediefstal. Er werd daarover nadien ook vrij veel bericht in de media.

 

Mijnheer de minister, wat is de stand van zaken omtrent de bodemsanering in Waver, het oude dossier dus? Klopt de oorspronkelijke raming op het vlak van kosten en tijdskader? Is de aanvraag bij het NATO Infrastructure Committee reeds goedgekeurd?

 

Hebt u reeds meer informatie omtrent het lek ter hoogte van Nazareth en De Pinte, inzake de hoeveelheid kerosine, de exacte oorzaak, de saneringskosten, de timing en de financiering?

 

Zijn er sinds de ontdekking van het lek in Waver nog andere lekken ontdekt? Is men hiernaar actief op zoek gegaan? Zo ja, is dat onderzoek reeds afgerond? Indien het nog loopt, hoeveel procent van het pijplijnsysteem in België is reeds onderzocht?

 

Het automatisch detectiesysteem heeft het lek in Nazareth en De Pinte niet automatisch ontdekt, omdat het systeem vooral het drukverschil in de pijplijn meet en het lek waarschijnlijk niet groot genoeg was om een invloed te hebben op die druk. Wat is de mogelijkheid dat hierdoor nog andere lekken ongedetecteerd blijven? Kan men het systeem verfijnen?

 

Tot slot, is het mogelijk om recentere cijfers, dus na 2003, te krijgen met betrekking tot het aantal incidenten?

 

01.02 Minister Steven Vandeput: Mijnheer Buysrogge, de bodemsaneringswerken in Waver werden in april 2013 opgestart. De saneringsinstallatie werd volledig in dienst gesteld in februari 2014. Wij zijn nu anderhalf jaar verder en de resultaten van de sanering zijn positief te noemen. De verontreinigde zone is effectief verminderd. De oorspronkelijke raming van de kosten en het werkplan, met een einde van de sanering in 2020, na zes jaar, blijven onveranderd.

 

De International Staff van het NATO Infrastructure Committee heeft in april 2010 akte genomen van het pre-financial statement van de Belgische Staat. De aanvraag voor de terugbetaling kan pas gebeuren na het beëindigen van de sanering.

 

In 2007 werd in Dendermonde een klein lek ontdekt. Dat werd onmiddellijk hersteld. De verontreinigde gronden werden uitgegraven en vervangen. Een verdere bodemsanering was niet nodig.

 

De ontdekking van het lek in Waver gaf geen aanleiding tot een specifiek opzoekingsprogramma.

 

Het integrale CEPS werd en wordt permanent bewaakt en onderhouden volgens de wettelijke bepalingen en in overeenstemming met NAVO- en burgervoorschriften om de integriteit ervan te vrijwaren met de best beschikbare technieken. Dat omvat technische beschermingsmaatregelen tegen corrosie, een constante monitoring met lekdetectie, die performanter is dan in 2005, een specifieke controle om de tien jaar en punctuele maatregelen in geval van een risico op interferenties door derden.

 

In de periode van 2004 tot heden deden zich in totaal twaalf incidenten voor. Het gaat om twee incidenten door technisch falen en negen veroorzaakt door een derde. Slechts drie van die twaalf incidenten hebben een impact gehad op de bodem, namelijk in Dendermonde, Waver en Saint-Symphorien. Recentelijk werd ook een lek vastgesteld in De Pinte, dat een impact heeft op de bodem. Het onderzoek over de oorzaak en de gevolgen loopt op dit moment nog.

 

België heeft als gastland al saneringen uitgevoerd, maar in tegenstelling tot de sanering in Waver gebeurde die met middelen die ter beschikking gesteld waren door het CEPS-programma binnen de NATO Support and Procurement Organisation.

 

De bodemsanering te Saint-Symphorien werd uitgevoerd en gefinancierd door SPAQuE, een bedrijf van het Waals Gewest. De verantwoordelijkheid en de saneringskosten inzake Saint-Symphorien worden nog gerechtelijk betwist.

 

Als algemene opmerking wil ik nog melden dat de uitbating van het pijpleidingssysteem steeds een beperkte kans op incidenten inhoudt, maar vanuit milieustandpunt bekeken blijft het de meest veilige modus.

 

01.03  Peter Buysrogge (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor de gegevens over andere casussen in het recente verleden. Ik ben het eens met uw slotopmerking dat het pijpleidingssysteem zeker zijn nut bewezen heeft en dat in de toekomst hopelijk nog zal doen.

 

Uit de berichtgeving naar aanleiding van het lek in De Pinte heb ik begrepen dat ook de burgerluchtvaart een beroep doet op die pijpleiding. Het is belangrijk dat hier te onderstrepen. Ik meen dat het een goede zaak is dat er blijvend geïnvesteerd wordt in dat performant systeem. Het kan in de toekomst nog zijn nut bewijzen. Een goed onderhouds- en monitoringsysteem is van belang. Ik wil dan ook inzetten op een 3V-benadering. Veiligheid, verspilling en vervuiling, daaraan moet worden gewerkt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde vragen van

- de heer Raf Terwingen aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de legerbasis in Zutendaal" (nr. 6180)

- de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de aanbieding van de basis in Zutendaal aan het Amerikaans leger" (nr. 6244)

- de heer Georges Dallemagne aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de terugkeer van de US Army naar de basis van Zutendaal" (nr. 6331)

02 Questions jointes de

- M. Raf Terwingen au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la base militaire de Zutendaal" (n° 6180)

- M. Dirk Van der Maelen au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le choix de mettre la base de Zutendaal à la disposition de l'armée américaine" (n° 6244)

- M. Georges Dallemagne au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le retour de l'US Army à la base de Zutendaal" (n° 6331)

 

02.01  Georges Dallemagne (cdH): Madame la présidente, j'ai déposé cette question en septembre, mais je pense qu'elle est toujours d'actualité.

 

Monsieur le ministre, le 2 septembre dernier, vous aviez indiqué que la Belgique avait donné son accord aux États-Unis pour une éventuelle réutilisation de la base militaire de Zutendaal dans le Limbourg afin d’y entreposer et prépositionner du matériel militaire conventionnel.

 

Pour rappel, durant la guerre froide, cette base (à l’origine un aérodrome de réserve) faisait partie d’un important réseau de dépôts militaires de l’armée américaine en Europe, en retrait du rideau de fer. Avec la fin de la guerre froide, les Américains ont évidemment réduit l’ampleur de leurs installations, quittant finalement Zutendaal en 1999. Les installations avaient alors été reprises par l’armée belge qui en a fait principalement un dépôt de munitions pour la composante terre.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous m’indiquer les raisons logistiques, stratégiques et éventuellement politiques de ce retour américain à Zutendaal, seize ans après en être partis? Quel type de matériel les États-Unis comptent-ils prépositionner sur place? Quels sont les objectifs, les destinations ultérieures de ce prépositionnement? S’agit-il d’une réutilisation ponctuelle, pour une période déterminée, ou est-ce une réinstallation à long terme de l'armée américaine à Zutendaal?

 

Le 2 septembre, vous aviez précisé que la Défense n’attendait plus désormais qu’une décision définitive de la part des Américains. Qu’en est-il aujourd’hui? Quel est le calendrier prévu pour le retour des forces américaines sur place? Enfin, qu’est-ce que cela implique pour les forces belges qui étaient présentes à Zutendaal depuis 1999? Devront-elles être relocalisées?

 

02.02 Minister Steven Vandeput: Mijnheer Dallemagne, eind juli 2015 heeft de Amerikaanse krijgsmacht gevraagd om de mogelijkheid te onderzoeken om voormalige Amerikaanse sites te reactiveren.

 

Volgens mijn informatie werd die vraag niet enkel aan België gesteld, maar tegelijkertijd ook aan Nederland en Duitsland.

 

Op basis van het aanbod van de geconsulteerde naties zouden de Verenigde Staten in het najaar een aantal stockagesites in Europa uitkiezen.

 

Ik kan u meedelen dat de beslissing normaal in september zou zijn genomen, maar dat de Verenigde Staten hebben gevraagd om ze uit te stellen tot het einde van het jaar. De indeplaatsstelling van materieel zou toen vermoedelijk van start gaan vanaf het eerste trimester van 2016.

 

Les forces armées américaines veulent surtout prépositionner des véhicules lourds et des munitions conventionnelles.

 

Op 28 augustus 2015 heeft de regering principieel beslist om een deel van het kwartier Wevelsmoer in Zutendaal ter beschikking te stellen van het Amerikaanse leger, mocht daar nood aan zijn. De prepositionering van het materieel past in de vermindering van de Amerikaanse effectieven in Europa en houdt geen verband met een specifiek conflict of een specifieke dreiging. Met de prepositionering van materieel kunnen de Verenigde Staten een daling van de effectieven in Europa compenseren. Als het materieel al ter plaatse is, kunnen eenheden gemakkelijker terug worden aangevoerd.

 

Voor het onderhoud van het materieel zouden de Amerikanen uitsluitend werken met lokale arbeidskrachten, naar schatting een behoefte van 200 à 250 mensen.

 

Actueel zijn er 140 militaire personeelsleden actief in Zutendaal. Dit kwartier is de standplaats van het Competentiecentrum Rollend Materieel en Bewapening, dat instaat voor de ontvangst van nieuw aangekochte voertuigen en de verkoop van uit gebruik genomen voertuigen, voor het onderhoud en de stockage van administratieve containers en dergelijke meer. Sommige van de diensten in Zutendaal worden geherlokaliseerd.

 

Certaines activités de la Défense seront maintenues sur place, telles que l'installation de démantèlement de munitions conventionnelles.

 

De details van de indeplaatsstelling worden uiteraard pas uitgewerkt indien de Verenigde Staten Zutendaal zouden kiezen als standplaats.

 

De basisovereenkomsten tussen de Verenigde Staten en België voor het stockeren van militair materieel dateren uit de jaren zeventig. Deze werden opgeschort rond de eeuwwisseling – ils sont suspendus – maar kunnen probleemloos geheractiveerd worden. Ook de organisatie van een co-use van de site, zoals in Zutendaal het geval zou zijn, werd geregeld in een algemeen technisch akkoord uit die periode.

 

J'en viens aux aspects financiers.

 

Aangezien België destijds niets heeft betaald voor de infrastructuur in Zutendaal, zullen wij ook geen huurkosten aanrekenen voor het gebruik van loodsen en munitiebunkers. Mochten de Verenigde Staten toch bijkomende infrastructuur nodig hebben, dan zou dat voor hun eigen rekening zijn.

 

Ce site serait utilisé par les États-Unis pour une durée d'au moins dix ans.

 

Het is mij niet bekend of andere Europese landen hebben toegezegd om in opslagcapaciteit te voorzien voor conventioneel legermateriaal.

 

02.03  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse assez détaillée.

 

J'entends qu'il n'est pas question d'armement supplémentaire en Europe, mais d'une relocalisation de munitions et de véhicules lourds. Autrement dit, il ne s'agit pas d'augmenter les capacités militaires globales américaines en Europe. D'où viendront ces armements? Viendront-ils d'autres pays européens ou directement des États-Unis?

 

02.04  Steven Vandeput, ministre: D'où, je ne sais pas exactement, mais les États-Unis veulent retirer des soldats stationnés en Europe et souhaitent disposer d'emplacements pour stocker leur matériel afin de pouvoir en disposer en cas de problème.

 

02.05  Georges Dallemagne (cdH): Vous avez déclaré que ce matériel serait entretenu par 200 à 250 personnes faisant partie de l'effectif local. Qu'entend-on par-là? S'agit-il de Belges?

 

02.06  Steven Vandeput, ministre: De civils.

 

02.07  Georges Dallemagne (cdH): Donc de civils belges. Ce faisant 200 à 250 emplois devraient être créés, ce qui est une bonne nouvelle.

 

Monsieur le ministre, je dirai pour terminer que j'entends que la décision sera prise en décembre ou, en tout cas, à la fin de l'année.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Samengevoegde vragen van

- de heer Veli Yüksel aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de fase 2 van de missie EU NAVFOR Med" (nr. 6184)

- de heer Sébastian Pirlot aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de EU NAVFOR Med-operatie" (nr. 6204)

- de heer Alain Top aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de Belgische deelname aan de Europese operatie op de Middellandse Zee tegen mensensmokkelaars" (nr. 6352)

- mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de missie van het fregat Leopold I in de strijd tegen mensensmokkelaars" (nr. 7017)

- de heer Georges Dallemagne aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de deelname van België aan de EU NAVFOR-missie in de Middellandse Zee" (nr. 7459)

03 Questions jointes de

- M. Veli Yüksel au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la phase 2 de la mission EU NAVFOR Med" (n° 6184)

- M. Sébastian Pirlot au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "l'opération EU NAVFOR Med" (n° 6204)

- M. Alain Top au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la participation belge à l'opération européenne contre les passeurs en Méditerranée" (n° 6352)

- Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la mission de la frégate Léopold Ier dans le cadre de la lutte contre les trafiquants d'êtres humains" (n° 7017)

- M. Georges Dallemagne au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la participation de la Belgique à la mission EU NAVFOR en Méditerranée" (n° 7459)

 

De voorzitter: De heer Pirlot heeft laten weten dat hij nog onderweg is en hier niet zal geraken. Zijn vraag nr. 6204 vervalt bijgevolg. Mijn vraag nr. 7017 zal ik ook laten schrappen, aangezien zij achterhaald is en al werd beantwoord in de pers en tijdens de vorige commissievergadering.

 

Ik geef het woord aan de heer Yüksel.

 

03.01  Veli Yüksel (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijn vraag is ondertussen ook achterhaald door de actualiteit.

 

Leopold I is aan een andere, nieuwe opdracht begonnen, mijnheer de minister. Ik had mijn vraag gesteld op 15 september, ondertussen ruim twee maanden geleden. Daar valt niets aan te doen. Misschien moeten wij wat korter op de bal proberen te spelen, mevrouw de voorzitter, maar ik weet dat u daarop ook niet veel vat hebt.

 

Ik heb echter wel een algemene politieke vraag, mijnheer de minister. Hoe evalueert u globaal genomen de deelname aan de operatie?

 

03.02  Alain Top (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik zal mij aansluiten bij de heer Yüksel en mijn vraag niet in detail stellen, aangezien het fregat Leopold I tussen het moment van indienen van de vraag en vandaag al op een andere missie is vertrokken.

 

Ik wil wel nog graag een specifiek antwoord op de volgende vragen. Wat was de houding van de Libische autoriteiten ten aanzien van het optreden van de Leopold I in het gebied? Er was ook sprake van een tweede fase. Hoe is die verlopen met betrekking tot het al dan niet krijgen van toegang tot de Libische wateren? Tot slot – misschien is dat meer een vraag voor de commissie achter gesloten deuren – wil ik graag weten hoeveel Belgische manschappen aan de missie hebben deelgenomen.

 

03.03  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, j'ai l'impression que cette question pouvait encore être d'actualité puisque j'ai vu dans votre note de politique générale que vous souhaitiez que la Belgique continue à être associée à cette mission. Il est vrai que cette note a pu être écrite avant les récents événements. J'aurais aimé une clarification sur la poursuite de la participation de la Belgique dans le cadre de cette mission. En ce qui concerne le bilan, jusqu'à présent, qu'a-t-elle pu faire?

 

Des questions légales se posaient également par rapport au pouvoir d'investigation et au pouvoir judiciaire lorsque l'on arrêtait des trafiquants à bord du Léopold I. Il semble qu'il y avait là un vide juridique. Les militaires belges n'ayant pas de pouvoir d'investigation ni de pouvoir judiciaire, ils devaient compter sur des officiers de police italiens, eux-mêmes réticents à intervenir. Pour l'avenir, si nous devions continuer à participer à cette mission, qu'en serait-il de ces questions-là? D'une manière générale, je pense que c'est une mission qui reste importante. Je souhaiterais savoir si la Belgique compte essayer avec ses moyens de continuer à contribuer à cette opération.

 

03.04 Minister Steven Vandeput: Ik dank u voor uw vragen en de aanpassing ervan. Omdat in de voorbereide antwoorden toch veel elementen van antwoord zitten op wat u vraagt, ga ik mij toch even aan de voorbereiding houden, wat misschien hier en daar wat overbodig materiaal zal opleveren.

 

Belangrijk om weten is dat in het kader van de legitimatie van de strijd tegen mensensmokkel, zowel op zee als in Libië, de Europese Unie op twee fronten werkt.

 

U weet dat aan de ene kant de Hoge Vertegenwoordiger, mevrouw Mogherini, via de European External Action Service al geruime tijd probeert te bewerkstelligen dat de twee grote fracties rond Tripoli en Tobroek in het Libische burgerconflict, die zich er elk op beroepen een wettelijke regering te zijn, tot een bestand en een eenheidsregering zouden komen. Dat zou de mogelijkheid creëren voor een officiële Libische uitnodiging tot hulp, waardoor op vraag van de lokale autoriteiten actie zou kunnen worden ondernomen tegen de netwerken van mensensmokkelaars in Libië en in de Libische territoriale wateren. Op 9 oktober 2015 meldde de VN-gezant voor Libië een doorbraak aangaande de creatie van een dergelijke regering van nationale eenheid. De laatste informatie geeft echter aan dat dit positief bericht eerder vroegtijdig was en dat het nu kennelijk toch weer lijkt te mislukken. In die zin is het dan ook moeilijk om te weten welke Libische autoriteit juist zijn visie zou geven op wat er gebeurd is. Wij zijn trouwens niet opgetreden in de territoriale wateren, wel juist erbuiten. Dat is toch belangrijk om weten.

 

Le fondement international et juridique actuel de l'opération l'EU NAVFOR Med est basé sur la United Nations Convention on the Law of the Sea (UNCLOS), le protocole contre la contrebande des migrants par voie terrestre, aérienne et maritime (Protocole de Palerme) et, d'autre part, la décision du Conseil européen du 18 mai 2015 à partir de laquelle l'opération a été créée et développée sur la base des articles 42 et 43 du Traité de l'Union européenne.

 

De Europese operatie EU NAVFOR Med of Sophia, zoals ze vandaag wordt genoemd, heeft als taak – nog steeds, want anderen zijn nog bezig – bij te dragen aan de inspanningen van de EU om het economisch model van de mensensmokkelaars te ontwrichten door vaartuigen die gebruikt worden door mensensmokkelaars te identificeren, in beslag te nemen en eventueel te vernietigen. Belangrijk is te weten dat de Belgische inzetregels de bevelhebber van het fregat toelaten om deze vaartuigen af te leiden – we spreken dan uiteraard over internationale wateren – te boarden en te onderzoeken.

 

Dans ce cadre, la frégate Léopold I est partie le 5 octobre 2015 de Zeebruges avec à son bord environ 160 personnes, et a rejoint l'opération Sophia le 9 octobre. Cette participation a duré près de six semaines et s'est terminée le 18 novembre 2015.

 

Na het Europees advies om over te gaan tot de fameuze fase 2 van de operatie EU NAVFOR Med werkte de EU inzetregels uit die aan deze fase gerelateerd zijn. Personen die aan boord van het Belgisch fregat worden genomen na onderschepping van een vaartuig, zullen aan land worden gebracht in een veilige haven of port of safety, aangeduid door de Europese organisatie Frontex.

 

Aanvragen tot asiel aan boord van een Belgisch fregat worden niet beschouwd als asielaanvragen op Belgisch grondgebied. De personen aan boord vallen wel onder de rechtsmacht van België. Bijgevolg zal het beginsel van non-refoulement of het verbod van uitzetting van toepassing zijn. Dat betekent dat de betrokken personen niet mogen worden teruggestuurd naar een staat waar er gevaar voor hun leven bestaat.

 

De Belgische marine heeft geen bevoegdheid tot het stellen van gerechtelijke handelingen. Ze kan echter wel observaties en bevindingen aan de kuststaat bezorgen, die zal beslissen over de verder te ondernemen acties.

 

Het mandaat is voor alle schepen identiek, maar er zijn kleine verschillen in nationaal recht, waardoor de exacte werkprocedures en juridische handelwijzen lichtjes van elkaar afwijken.

 

Tot 18 november werden een aantal concrete acties uitgevoerd. De kuststaat zal in een veilige haven beslissen over de verder te ondernemen acties.

 

L'éventuelle future participation d'un navire belge à l'opération EU NAVFOR MED fera l'objet d'une étude dans le cadre du plan "Engagement opérationnel des troupes belges en 2016", qui sera soumis sous peu à l'approbation du Conseil des ministres. Je peux déjà vous confirmer que je suis pour une contribution ayant lieu l'année prochaine.

 

Ik wil nog opmerken dat het fregat een andere inzet heeft dan de Godetia. In die zin zijn wij een aantal keer betrokken geweest bij het volgen van een aantal schepen, middels de sensoren aan boord van het fregat, om hun wegen te detecteren, waarna andere defensies geboard hebben en de mensen aan boord genomen hebben.

 

Wij hebben één boarding gedaan. U moet weten dat wij ook mensen van ACOS IS hebben meegestuurd, met een boardingteam. Enerzijds door observatie en, anderzijds, door gewone vraaggesprekken – zij mogen juridisch geen ondervragingen of verhoren doen – is men erin geslaagd om voor het betreffende schip de vier verantwoordelijke smokkelaars te detecteren of vermoedelijk te detecteren, waaronder één vijftienjarige. Die vier zijn aangewezen aan de Italiaanse politie en op dat ogenblik is het aan de Italianen om daarmee verder te gaan.

 

De inzet van een fregat is fundamenteel anders dan de inzet van de Godetia. Het draagt meer bij tot het vervolgen in de toekomst, omdat men van veel verder kan observeren.

 

Het feit dat er minder mensen die route nemen, is volgens mij te wijten aan twee dingen. Het weer wordt slechter en dat betekent kennelijk ook dat de prijzen kelderen, dat is een kwestie van vraag en aanbod. De smokkelaars laten hun prijs zakken opdat de mensen toch langs die route zouden gaan. Tevens is het te wijten aan de versterkte aanwezigheid van Europese schepen in de regio, waardoor men andere routes neemt dan de meest gevaarlijke route. Het is duidelijk dat de route over zee gevaarlijk is, dit jaar hebben – voor zover wij weten – meer dan drieduizend mensen daar het leven gelaten. Vanwege de kans op onderschepping en vervolging wordt er gekozen voor andere routes.

 

03.05  Veli Yüksel (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. De bijdragen die het fregat Leopold I in dat kader geleverd heeft, staan ontegensprekelijk vast. Dat die route nu minder wordt gekozen door smokkelaars en mensen die naar Europa willen vluchten, bewijst dat er effectief opgetreden is.

 

Ik heb nog een bijkomende, politieke vraag, mijnheer de minister, ook over het fregat Leopold I. Wij zijn nu bezig het vliegdekschip Charles de Gaulle te escorteren. Er werd gezegd dat die missie en operatie meer op het lijf van een fregat geschreven is. U zegt dat de Godetia een andere opdracht had. Zullen wij in de toekomst onze fregatten, die in een conflictsituatie een grotere rol kunnen spelen, nog in dat soort surveillanceopdrachten inschakelen? In uw antwoord was u niet helemaal duidelijk daarover. De missie met de Charles de Gaulle is meer op het lijf van een fregat geschreven. Dat is een van de belangrijke argumenten om daaraan mee te doen.

 

03.06 Minister Steven Vandeput: Mijnheer Yüksel, als u dat zou afleiden uit onze gesprekken van vorige week en vandaag, dan trekt u niet de juiste conclusie. Ik heb juist willen aantonen dat een fregat een aantal mogelijkheden heeft die andere schepen niet hebben, namelijk de sensoren. Wij kunnen van op 30 mijl schepen blijven volgen en nagaan wat hun route is. Een fregat is een hoogtechnologisch instrument. De begeleiding van het vliegdekschip Charles de Gaulle is iets wat ons fregat absoluut moet doen. Het moet ook de kans krijgen om te trainen. Een fregat heeft alle middelen om zich te verdedigen in geval van nood en is geweldig goed uitgerust met sensoren, die zeer ver reiken, en met goede radars. Als wij de NH90 of Caiman aan boord brengen, dan wordt de radius nog geweldig vergroot en krijgt men nog bijkomende sensoren.

 

Ik zie dus niet in waarom wij die niet zouden inzetten voor dit soort opdrachten. Het is toch duidelijk dat wij voor alles wat wij in de toekomst zullen doen, moeten bekijken welke toegevoegde waarde wij kunnen bieden.

 

Het verschil tussen fase 2 en fase 1 van de operatie EU NAVFOR Med is dat het nu effectief ging om het blootleggen van smokkelaarnetwerken. Stilaan doen we ter zake stappen vooruit. De coördinatie van de informatie van de verschillende landen maakt precies dat wij stilaan de gebruikte wegen kunnen detecteren, alsook waar men vertrekt en met welke methoden men werkt. Wij kunnen dus verder gaan met ontrading, en hopelijk kunnen wij in een volgende fase, wel met hulp van de VN, de smokkelaars effectief aanpakken.

 

03.07  Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, dank u voor dit antwoord.

 

Mijn eerste vraag gaat in dezelfde richting als die van de heer Yüksel daarstraks. Ik meen begrepen te hebben dat er geen interventies waren in Libische wateren? Bemoeilijkte dat de uitvoering van operaties in fase 2? Werd het afleiden, boarden en onderzoeken op het terrein bemoeilijkt doordat men niet kon opereren in Libische wateren?

 

Ook mijn tweede vraag is gelijkluidend met die van de heer Yüksel. Ik meen begrepen te hebben dat u er voorstander van bent in 2016 ons land opnieuw te engageren voor deze operatie? Dat zal worden voorgelegd aan de Ministerraad. U hebt het verschil aangegeven tussen het inzetten van een fregat, dat een grotere reikwijdte en een andere manier van observeren heeft, en het inzetten van de Godetia, die eerder bedoeld is voor reddingsoperaties, boarding en dergelijke.

 

Hierover heb ik een paar vragen. Hangt de voorkeur welk type schip België zal inzetten voor deze operatie af van de inzet van schepen voor andere operaties? Of hangt die voorkeur in grote mate af van de vraag en van het overleg met de andere partners die aan de operatie zullen deelnemen?

 

U verwees naar de VN voor het aanpakken van de smokkelaars. Zijn er intussen nieuwe initiatieven genomen om die fase te kunnen uitvoeren? Anders blijven we met de kraan open dweilen. Het zou interessant zijn, mocht de VN stappen zetten om die operatie uit te voeren.

 

De voorzitter: Mijnheer Top, de repliek is eigenlijk bedoeld om kort te repliceren. U stelt meer vragen in uw repliek dan in uw oorspronkelijke vraag. Ik was helemaal in de war. Ik vroeg me af of u uw vraag misschien nog niet had gesteld.

 

03.08  Alain Top (sp.a): Deze vragen zijn er gekomen naar aanleiding van het antwoord van de minister. Er is intussen een verschil met de vraag die ik in september heb ingediend.

 

De voorzitter: Uw interesse siert u.

 

Mijnheer de minister, wenst u daarop te antwoorden?

 

03.09 Minister Steven Vandeput: Ja, het is interessant om de discussie open te trekken. Ik antwoord er graag op.

 

Het is belangrijk om te weten dat het fregat een multi-purpose vessel is. Het is een fregat MPV. Dat wil zeggen dat men hem voor verschillende dingen kan gebruiken. Enerzijds is er de militaire kracht aan boord, anderzijds de observatiekracht. Dat maakt het een heel geschikt schip voor de huidige opdrachten, zowel voor de Charles de Gaulle als voor EU NAVFOR Med.

 

De keuze voor de Godetia voor de eerste fase is gebaseerd op twee elementen. Ten eerste, de humanitaire opdracht. De Godetia heeft wel enkele sensoren, maar is bijlange niet zo gespecialiseerd als een fregat. De nadruk lag op levens redden en het vergaren van informatie. We zaten toen in fase 1: het voorkomen van nog meer doden op zee. Bij vertrek dachten we dat de Godetia 150 mensen aan boord kon nemen. De grootste redding bleek uiteindelijk te gaan om twee schepen kort na elkaar met meer dan vijfhonderd opvarenden. Het was alleszins duidelijk dat er meer mensen aan boord konden dan aan een fregat.

 

Het ging toen ook over de beschikbaarheid. U weet dat de Godetia normaal zou meegaan als commandoschip naar een mijnveegoperatie in de Baltische Zee. Er was een reschedule naar een andere opdracht. De Godetia stond klaar om naar het noorden af te reizen en is uiteindelijk naar het zuiden vertrokken.

 

Er was gepland dat het fregat voor de Amerikaanse en Caraïbische kust zou optreden tegen smokkelaars, met name tegen drugsmokkelaars in dit geval. Het ging dus om een soortgelijke opdracht, zij het dat het bij die opdracht over drugs gaat en niet over mensen. Ook hier was er een reschedule van de opdracht om het fregat in EU NAVFOR Med in te zetten, met daaraan gekoppeld het element met de Fransen.

 

Ten eerste, waarmee kunnen wij het meeste resultaat bereiken? Het is heel belangrijk dat wij over die vraag goed nadenken.

 

Ten tweede, het is ook een kwestie van beschikbaarheid. U weet dat wij vandaag over twee fregatten beschikken, waarvan één fregat in onderhoud is. Dat kunnen wij dus niet inzetten. Het fregat was dus ook niet beschikbaar op dat moment. Ook het personeel van het fregat was niet beschikbaar, want u weet ook dat het personeel samenvalt met het schip.

 

Op personeelsvlak zijn er natuurlijk ook beperkingen. De bemanning van het fregat is veel ingezet. De schoonzoon van mijn kabinetschef is aan boord. Hij is bijna vijf maanden weggeweest in 2015. Er wordt dus veel van het personeel gevraagd.

 

Dat waren de antwoorden op uw vragen.

 

03.10  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses et votre disponibilité.

 

Quand pensez-vous que la décision pourra être prise pour une future participation de la Belgique à EU NAVFOR MED? S'agira-t-il à nouveau d'une frégate?

 

03.11  Steven Vandeput, ministre: Le plan des opérations pour 2016 est prêt pour présentation au Conseil des ministres. À l'inverse de ce qu'il se passait auparavant, je prends plus de temps et je procède par des contributions flexibles visant à répondre aux demandes de l'Europe. Mais, entre-temps, l'ONU décidera peut-être d'une action différente.

 

Quoi qu'il en soit, je prépare le plan et je budgète les opérations. Nous verrons exactement ce qu'il nous est demandé dans le planning des opérations.

 

Je suis attentif au fait que notre action apporte une réelle plus-value, au fait que les rules of engagement soient claires et à l'analyse des risques.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "infrastructuurwerken op Kleine-Brogel" (nr. 6230)

- de heer Alain Top aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de investeringen van de VS in Kleine-Brogel" (nr. 6359)

- de heer Georges Dallemagne aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de implicaties van de bouwwerkzaamheden in Kleine-Brogel" (nr. 7131)

04 Questions jointes de

- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "des travaux d'infrastructure à Kleine-Brogel" (n° 6230)

- M. Alain Top au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "les investissements américains à Kleine-Brogel" (n° 6359)

- M. Georges Dallemagne au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "les implications des travaux de construction en cours à Kleine-Brogel" (n° 7131)

 

De voorzitter: De heer De Vriendt is niet aanwezig en heeft niets laten weten. Bijgevolg vervalt zijn vraag.

 

04.01  Alain Top (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, op 23 september bevestigde uw kabinet het nieuws dat de VS moderniseringsplannen zal financieren aan de basis van Kleine-Brogel. Er circuleerden ook documenten online waarin de moderniserings­werken zowel aan de logistieke als aan de veiligheidsomkadering voor tactische kernwapens in België werden besproken.

 

In overzichten van de geplande werken aan de VS-luchtmachtinfrastructuur komt Kleine-Brogel twee keer voor, zowel in begrotingsdocumenten van augustus 2014 als in een vooruitblik van de Society of American Military Engineers voor geplande werken in het begrotingsjaar 2016. In een van de documenten wordt gesteld dat de fondsen werden toegekend op 30 september 2015. Het zou gaan om de nieuwbouw van een logistiek gebouw voor het onderhoud van de kernwapens in elf ondergrondse bunkers. De VS krijgt op Kleine-Brogel ook een nieuwe, operationele commandopost. Het zou gaan om een investering tussen 458 000 en 896 000 euro.

 

Mijnheer de minister, ik krijg graag een antwoord op de volgende vragen.

 

Ten eerste, het lijkt mij onzinnig dat de VS in dergelijke investeringen voorziet zonder garanties dat kernwapens ook in de toekomst in België kunnen blijven. Zijn er dan ook afspraken gemaakt met de VS over het blijvend opslaan van die kernwapens? Zo ja, over hoeveel kernwapens gaat het? Klopt het genoemde cijfer van twintig bommen? Zijn er plannen om de bestaande bommen in de toekomst te vernieuwen?

 

Ten tweede, in het regeerakkoord dat u een jaar geleden samen met uw collega’s publiceerde, lezen wij het volgende: "Ook ontwapening en non-proliferatie vormen een centrale bekommernis in ons veiligheidsbeleid. Wij onderschrijven nadrukkelijk alle geloofwaardige en doelgerichte inspanningen, bij voorkeur in Europees verband, met het oog op effectieve en evenwichtige ontwapening in de wereld, zowel op nucleair als op conventioneel gebied. Daarnaast blijven wij prioritaire aandacht schenken aan de non-proliferatie van massavernietigingswapens." Kunt u mij uitleggen hoe deze verklaring te rijmen valt met mogelijke investeringen van de VS in Kleine-Brogel?

 

Ten derde, zijn er afspraken gemaakt met de VS over het vervoeren van kernbommen met nieuwe types gevechtsvliegtuigen?

 

Ten slotte, kunt u bevestigen dat de fondsen op 30 september werden toegekend?

 

04.02  Georges Dallemagne (cdH): Madame la présidente, monsieur le ministre, comme l'a dit mon collègue, vous avez confirmé que des travaux étaient en cours ou programmés sur la base de Kleine-Brogel. Ce sont aussi des informations qui viennent de l'Air Force Civil Engineer Center et de la Society of American Military Engineers. Il s'agit, semble-t-il, de moderniser des hangars ainsi que de mettre en place un nouveau centre de commandement opérationnel pour la 701e Munitions Support Squadron, une unité américaine chargée de garder les bombes atomiques basées à Kleine-Brogel.

 

Monsieur le ministre, pourriez-vous m'en dire davantage sur l'ampleur de ces travaux? Quel est le but poursuivi? D'après certaines informations, il s'agirait de pouvoir accueillir la nouvelle version de la B-61-12 et donc de moderniser ces installations et de les équiper en fonction de ces évolutions.

 

Cela pose évidemment beaucoup de questions, notamment sur notre engagement à long terme quant à la présence de ces armes dans notre pays. Quel type d'avions peuvent-ils emporter ces bombes? On s'interroge sur le caractère ouvert de la compétition en cours pour le remplacement du F-16 car on sait qu'actuellement aucun avion ne peut emporter ces bombes mais que le F-35 pourrait être développé dans ce sens. Cela pose aussi la question, question ouverte, de la manipulation éventuelle de ces armes, du risque de manipulation, notamment sur le plan radioactif, et de l'information éventuelle des autorités civiles avoisinantes des sites. Qu'en est-il de l'avenir de cette base et de la base de Florennes? On sait que des discussions sont en cours, étant donné les contraintes budgétaires sur l'existence de deux bases aériennes en Belgique. N'est-ce pas là l'indice qu'un décalage commence à se dessiner entre les travaux prévus, organisés ou en cours entre ces deux bases? N'y a-t-il pas là une inquiétude à avoir par rapport aux investissements respectifs à Florennes et à Kleine-Brogel?

 

04.03  Steven Vandeput, ministre: Madame la présidente, monsieur Dallemagne, tout d'abord, je ne confirme pas ce que vous avez dit.

 

De vault support facility is een stelplaats voor voertuigen. Het MUNSS Ops Center is een cluster van administratieve gebouwen. Wij hebben het dus over een stelplaats voor voertuigen en een cluster van administratieve gebouwen. Alle nieuwe gebouwen komen er ter vervanging van bestaande gebouwen die op het einde van hun levensloop gekomen zijn. Voor de Amerikanen zijn die iets sneller versleten dan voor ons. Dat lijkt mij wel duidelijk.

 

De projecten worden gecofinancierd door de NAVO en de VS, aan de hand van een door de NAVO vastgelegde verdeelsleutel. Die projecten zullen dus op geen enkele manier uitgaven voor Defensie genereren.

 

Ik weet dat men graag algemene discussies koppelt aan elk klein nieuwsbericht over de nieuwe stelplaatsen voor voertuigen. Conform het regeerakkoord kiest België op het gebied van nucleaire ontwapening en non-proliferatie voor een realistische en pragmatische aanpak, met het VN-verdrag inzake nucleaire non-proliferatie en het strategisch concept van de NAVO als eerste leidraden. België heeft zich akkoord verklaard met het strategisch concept van de NAVO, dat een afschrikkingspolitiek omvat en gebaseerd is op conventionele en nucleaire capaciteit. Tot de juiste omstandigheden zijn gecreëerd die een wereldwijde eliminatie van nucleaire wapens toelaten, blijft de NAVO een nucleaire alliantie met een goed beschermde afschrikkingscapaciteit.

 

Het aanpassen van een stelplaats voor voertuigen en administratieve gebouwen is op geen enkel ogenblik in contradictie met de resolutie van 23 april 2015. De vervanging van onze F-16’s en de capaciteiten waarover de opvolger moet beschikken, maken uiteraard deel uit van het strategisch plan. Daarover werden — hierover ben ik formeel — geen afspraken gemaakt met de VS.

 

Ik kom nu tot het aspect infrastructuur in het strategisch plan.

 

Monsieur Dallemagne, ce volet fera partie de la dernière phase. Il est évident que l'on doit d'abord savoir ce que l'on va faire avant de décider où on va le faire. Vous comprendrez aisément que je ne suis pas en mesure de me prononcer à ce sujet avant que le plan ne soit avalisé par le gouvernement.

 

Pour conclure, la décision de renouveler leurs infrastructures est une décision unilatérale des États-Unis.

 

04.04  Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, naar mijn aanvoelen gaat u om de hete brij heen. In de documenten waarvan sprake werd melding gemaakt van aanpassingswerken of modernisering. In de inleiding van mijn vraag had ik het over moderniseringswerken op logistiek vlak — dan zou het inderdaad over de voertuigen kunnen gaan — en aan de veiligheidsomkadering voor tactische kernwapens. De VS-documenten liegen daar niet over. U wandelt om de vraag heen, terwijl u toch het verband zoekt met de nucleaire alliantie die nog altijd bestaat met onze bondgenoten en waar u nog altijd achter staat.

 

Ik blijf dus bij mijn vraag en mijn opmerkingen ter zake. Als het inderdaad een stelplaats voor voertuigen betreft, dan is dat correct en dan gaat het om de logistieke omkadering, waarvan sprake in de VS-documenten, voor de tactische kernwapens.

 

Ik blijf bij mijn vraag waarop wij als eerste zullen inzetten. Zullen wij inzetten op het blijven onderhouden van de nucleaire alliantie met de VS en onze partners, of gaan wij eindelijk een echte inspanning leveren om de nucleaire wapens uit ons land en uit de wereld te helpen? Op de vraag wat prioritair is, heb ik geen antwoord gekregen. Ik stel alleen maar vast dat bij de uitvoering van werkzaamheden prioriteit wordt gegeven aan kernwapens.

 

04.05  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, vous ne confirmez pas, mais quand on vous entend et qu'on vous lit bien, vous confirmez tout à fait ce qui est en train de se passer! Vous dites que c'est un financement américain pour des travaux américains.

 

04.06 Minister Steven Vandeput: Mijnheer Dallemagne, laten wij ernstig blijven. Ik heb gezegd dat ik niet bevestig wat u hebt gezegd. U moet daar niets anders van maken. Ik heb gezegd dat ik niet bevestig wat u aanhaalt. U moet er niets anders van maken.

 

04.07  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, je ne vois pas la raison pour laquelle vous haussez le ton. J'ai des conclusions qui me paraissent limpides et j'ai le droit d'avoir les conclusions que je peux avoir.

 

04.08  Steven Vandeput, ministre: (…)

 

04.09  Georges Dallemagne (cdH): J'entends ce que vous dites. Certes, il s'agit de financements américains, de renouvellement, qu'il n'y aura aucun frais pour la Belgique, que cette opération s'inscrit dans le cadre d'une stratégie de l'OTAN, stratégie dans laquelle il y a un concept pragmatique à l'égard de la présence d'armes nucléaires. Tout cela est limpide. D'ailleurs, tous ces secrets de Polichinelle durent depuis suffisamment longtemps. Ils font en sorte que le parlement ne peut jamais être associé à la discussion.

 

Eu égard à une question aussi essentielle, je regrette profondément que le parlement ne soit pas associé d'une manière ou d'une autre. Nous sommes l'un des seuls pays démocratiques ou cette question n'est jamais abordée alors qu'elle est primordiale dans le cadre de notre sécurité, dans le cadre de nos concepts stratégiques de défense. Permettez-moi de le signaler! Nous sommes au parlement et les parlementaires peuvent encore s'exprimer sur des questions aussi fondamentales.

 

Je continue à m'inquiéter du fait que l'on nous force la main sur deux questions qui me paraissent cruciales. La première est le type d'avions qui va remplacer les F-16. En effet, à partir du moment où nous disposerons de ce type d'armes, nous serons entraînés – c'est ce que nous disent les compétiteurs actuels pour le remplacement du F-16 – vers une technologie américaine en matière d'aviation. Je regrette que cette question soit biaisée d'entrée de jeu.

 

Deuxièmement, je regrette aussi que, de facto, un choix s'opère en faveur de Kleine-Brogel par rapport à Florennes. Il faudra également être extrêmement attentif à cette question, car l'on est entraîné aujourd'hui vers un choix qui n'est pas encore réalisé mais qui pourrait s'imposer de lui-même.

 

Enfin, je regrette que, en novembre 2015, alors que le gouvernement est en place depuis plus d'un an, on ne soit toujours pas capable de dire ce que l'on va faire et où.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Alain Top aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de toekomst van het NGI, het KLM, CDSCA en het IV-NIOOO" (nr. 6337)

- mevrouw Julie Fernandez Fernandez aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het Koninklijk Legermuseum (KLM) en zijn externe sites" (nr. 7272)

- de heer Gautier Calomne aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het beheer van de collectie gepantserde voertuigen van het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis" (nr. 7364)

- de heer Gautier Calomne aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het afschaffen van de gratis toegang tot het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis" (nr. 7365)

05 Questions jointes de

- M. Alain Top au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "l'avenir de l'IGN, du MRA, de l'OCASC et de l'IV-INIG" (n° 6337)

- Mme Julie Fernandez Fernandez au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le Musée royal de l'Armée (MRA) et ses antennes régionales" (n° 7272)

- M. Gautier Calomne au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la gestion de la collection de blindés du Musée royal de l'Armée et d'Histoire militaire" (n° 7364)

- M. Gautier Calomne au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la fin de l'accès gratuit au Musée royal de l'Armée et d'Histoire militaire" (n° 7365)

 

05.01  Alain Top (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, de regering zal zich buigen over de toekomst van het Nationaal Geografisch Instituut, het Koninklijk Legermuseum, de Centrale Dienst voor Sociale en Culturele Actie en het Instituut voor Veteranen. Een verslag zal aan de regering worden overgemaakt in het eerste jaar van de legislatuur. Dit staat te lezen in het regeerakkoord van 9 oktober 2014.

 

Ik had graag een antwoord op de volgende vragen.

 

Kunt u mij meedelen hoever men is gevorderd in het onderzoek naar de toekomst van het NGI? Is het debat ter zake reeds gevoerd? Zijn er reeds conclusies getrokken?

 

Blijft het Nationaal Geografisch Instituut deel uitmaken van Defensie of zal het ressorteren onder een andere FOD? Zo ja, om welke redenen en onder welke FOD? Is de dienst Registratie bij de FOD Financiën een mogelijke piste?

 

Ten slotte, het regeerakkoord maakt ook melding van een werkgroep, onder toezicht van de minister van Defensie, die samen met de administraties een evaluatie zal maken van de voor- en nadelen van de toenadering tussen de twee parastatalen. Is de studie van de werkgroep reeds afgerond? Wat zijn de resultaten van het onderzoek? Kan het evaluatiedocument aan het Parlement worden bezorgd?

 

05.02  Julie Fernandez Fernandez (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, ce n'est pas la première fois que je vous interroge sur les nombreuses difficultés dans l'organisation du Musée royal de l'Armée qui, s'il s'agit d'un établissement scientifique fédéral, fonctionne sous votre tutelle. Pour le groupe PS, le travail de mémoire se doit d'être une prérogative essentielle du travail de la Défense nationale, particulièrement par les temps qui courent. Votre réponse parlementaire, fin mai, montrait, hélas, l'absence d'une véritable volonté politique en la matière.

 

En relais avec la CGSP, nous avons déjà dénoncé une dégradation des conditions de travail au sein de l'institution et l'absence d'une véritable stratégie commune sur le plan scientifique, muséal et touristique ainsi que la disparition de certaines pièces.

 

Cette situation souvent décrite comme chaotique s'illustre encore un peu plus avec l'état vétuste que l'on peut constater sur place, comme celui de la cour carrée du Musée royal de l'Armée qui attend toujours sa rénovation ou encore l'imbroglio qui semble régner dans la mise en route des antennes régionales du Musée (Bastogne et Brasschaat), privant de facto le public d'une véritable vitrine moderne de notre précieux patrimoine historique.

 

Monsieur le ministre, votre plan stratégique se penchera-t-il sur ce travail de mémoire où le Musée royal de l'Armée a pleinement son rôle à jouer? Avez-vous évolué quant à votre vision du rôle du pôle historique et de mémoire au sein de la Défense?

 

Le temps pressant, où en sont les résultats de deux études en cours dont vous me parliez dans votre réponse fin mai sur l'avenir du Musée?

 

Comment comptez-vous redynamiser à long terme ce Musée dont les chiffres de fréquentation sont en berne depuis quelques années? Comptez-vous, comme votre prédécesseur, privilégier le recours à des sociétés externes pour l'organisation d'expositions temporaires plutôt que de recourir à l'expertise interne du Musée royal de l'Armée, de votre département ou encore de la Politique scientifique fédérale?

 

05.03  Gautier Calomne (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, le Musée royal de l'Armée et d'Histoire militaire situé au Cinquantenaire à Bruxelles est l'un des plus grands musées du pays, reconnu nationalement mais aussi internationalement pour la richesse de son patrimoine. Outre ses collections d'avions, de canons ou d'armes anciennes, le Musée détient également une collection de blindés jugée exceptionnelle par de nombreux spécialistes. Jusqu'à il y a quelques années, plus de cinquante véhicules blindés et chars de combat étaient exposés dans la cour carrée de l'institution. Malheureusement, aujourd'hui, seule une poignée de ces blindés s'y trouve encore puisque la cour a été fermée au public, faute d'une remise en état et d'un recouvrement de celle-ci devant permettre l'exposition de ces véhicules dans de bonnes conditions. Une grande partie de la collection n'est donc plus visible sur le site du Musée et la collection attend en vain une valorisation à hauteur de sa richesse.

 

À l'heure actuelle, avec la fermeture de la cour carrée du Cinquantenaire, les blindés se trouvent donc dispersés sur les deux autres sites dont la visibilité est beaucoup plus confidentielle. Ceux-ci se situent en marge des circuits touristiques majeurs du pays et qui plus est, les horaires de visite sont très spécifiques. Je pense plus particulièrement à des touristes qui viendraient de l'étranger. Tous les éléments relevant de la Seconde Guerre mondiale ont été envoyés à Bastogne et ne sont visibles que sous forme de visites guidées et à des heures très précises jusqu'en début d'après-midi seulement. En revanche, les engins datant de la guerre froide sont quant à eux à Brasschaat, au nord d'Anvers, dans un site seulement ouvert le mardi et le jeudi pendant deux heures et trente minutes très précises. Le public se voit donc en quelque sorte privé d'une partie d'un patrimoine exceptionnel, désormais divisé, n'étant pas toujours visible et n'étant malheureusement pas assez mis en valeur.

 

Monsieur le ministre, je souhaiterais savoir si ce partage du patrimoine est définitivement avalisé. Le cas échéant, pourriez-vous nous expliquer la logique qui a présidé à ce partage? Quels sont les moyens qui ont été ou qui seront mis en place pour faciliter l'information du grand public qui ignore pour beaucoup cette situation de partage? Une solution ne consisterait-elle pas en une exposition tournante du matériel à travers les trois pôles d'accueil afin de davantage faire partager ce patrimoine et de le mettre à l'honneur en donnant accès au plus grand nombre?

 

J'en arrive ainsi à ma deuxième question.

 

Monsieur le ministre, depuis de très nombreuses années, l'entrée du Musée a toujours été gratuite. Cependant, en raison de nécessaires économies, le Musée royal de l'Armée rendra son entrée payante à partir du mois de janvier prochain, rompant ainsi avec une tradition fort appréciée des visiteurs belges mais aussi étrangers. Le montant d'entrée de base devrait s'élever à 5 euros.

 

Cette situation suscite quelques questions. En effet, on peut légitimement craindre que la conséquence directe de cette mesure soit une baisse de la fréquentation du Musée, ce qui serait évidemment de nature à réduire son rayonnement en Belgique comme à l'étranger. De plus, mon attention a été attirée par le changement de la politique de prix puisque l'on va passer de la gratuité à une tarification généralisée.

 

Monsieur le ministre, pourquoi ne pas adopter un régime similaire à celui en vigueur dans les pays limitrophes comme la France, mais également en Belgique, notamment en Fédération Wallonie-Bruxelles où l'accès aux musées est gratuit le premier dimanche du mois? Ce choix est-il susceptible de recueillir votre préférence?

 

Par ailleurs, pourriez-vous me dire si une étude préalable a été réalisée pour évaluer l'impact de ce changement tarifaire? Des recommandations vous ont-elles été soumises? Le cas échéant, quel suivi comptez-vous leur apporter?

 

En outre, certaines parties du Musée royal de l'Armée ne sont pas toujours dans le meilleur état. Des travaux de rénovation allant d'octobre 2015 à janvier 2016 sont annoncés sur le site internet du Musée mais, à ce stade, ils ne semblent pas très avancés. Pouvez-vous nous confirmer que la nouvelle tarification ira de pair avec la remise en état du Musée? Le cas échéant, le calendrier annoncé sera-t-il respecté? L'entrée sur d'autres sites d'exposition dépendant directement du Musée (à Bastogne et Brasschaat) deviendra-t-elle également payante en janvier 2016?

 

Enfin, j'ai consulté le site internet du Musée royal de l'Armée. À mon grand étonnement, une page consacrée à la future tarification indique ce qui suit: "L'argent ouvre toutes les portes... et donc bientôt également celles du Musée royal de l'Armée. Nous sommes, en effet, à notre tour, touchés par des restrictions budgétaires. Aussi, c'est la mort dans l'âme que nous rendons l'accès à nos salles, gratuit depuis plus d'un siècle, payant à partir du 5 janvier 2016. Nous avons besoin de cet argent pour maintenir l'activité du Musée, pour rénover nos salles, pour préserver nos riches collections pour les générations à venir." Monsieur le ministre, appartient-il à la direction dudit Musée de prendre le public à témoin? Étiez-vous au courant de la présence de ce contenu sur le site? Ne faudrait-il pas véhiculer un message moins engagé, plus neutre?

 

05.04 Minister Steven Vandeput: Mevrouw de voorzitter, dames en heren, overeenkomstig het regeerakkoord worden momenteel de nodige reflecties uitgevoerd over de toekomst, het statuut en de plaats van de instellingen van openbaar nut die onder mijn voogdij vallen.

 

Aangezien er verschillende links bestaan tussen de respectieve dossiers, zal ik pas na de beëindiging van alle studies een globaal hervormingsplan inzake die parastatalen bezorgen aan de regering. Het is de bedoeling om dat begin 2016 te doen.

 

Mijnheer Top, omtrent het NGI kan ik u bevestigen dat er een slotanalyse gemaakt is van verschillende scenario’s en dat de keuze daarin politiek te nemen valt. Het dossier volgt dezelfde weg als wat ik u nu zal meedelen.

 

Les deux études relatives à l'avenir du Musée royal de l'Armée et d'Histoire militaire (MRA), y compris celui du pôle historique de la Défense, ont permis de dégager différentes pistes. Elles démontrent également qu'il est impossible de concevoir un plan pour un parastatal sans provoquer un impact sur un autre. Le volet "Mémoire" en est un parfait exemple, car il touche aussi bien le MRA que l'Institut des vétérans ou la Direction générale "Victimes de la guerre" du SPF sécurité sociale.

 

Le MRA perçoit une dotation globale pour son fonctionnement, y compris pour celui de ses sites externes. Sachez qu'il est impossible d'exposer la collection complète des blindés du MRA sur le site du Cinquantenaire. Cela me semble clair. C'est la raison pour laquelle la direction ad interim du Musée a décidé de répartir la collection en trois endroits: le Cinquantenaire, Brasschaat et Bastogne. Les blindés de la Seconde Guerre mondiale se trouvent sur ce dernier site en raison de la présence de la cave McAuliffe. Les engins blindés datant de la Guerre froide sont localisés à Brasschaat. Au Cinquantenaire, la plupart des blindés ont été temporairement évacués en raison des travaux de stabilisation que la Régie des Bâtiments entreprendra dans la Cour carrée. Les travaux de rénovation dans la Halle Bordiau sont prévus pour le début 2016 après le démontage de l'exposition 14-18. En tout cas, l'objectif reste de permettre au grand public d'avoir accès au patrimoine du MRA.

 

Quant à l'accès payant au site du Cinquantenaire, outre le tarif normal de cinq euros, des réductions et même la gratuité pour certaines catégories de personnes sont prévues. Je vous renvoie aux dizaines de questions écrites auxquelles j'ai déjà répondu. En outre, le MRA prévoira un accès général gratuit le premier mercredi de chaque mois, comme le pratiquent les autres musées présents sur le site du Cinquantenaire.

 

La décision de demander un prix d'entrée pour les différents sites du MRA, excepté pour les sites de Brasschaat et de Bastogne, vise à compenser, grâce à l'augmentation des recettes propres, la diminution des dotations qui touche le MRA comme toutes les autres organisations d'intérêt public, dont les comptes sont consolidés avec ceux de l'État.

 

En ce qui concerne la communication relative aux entrées payantes sur le site internet du MRA, j'ai demandé à la direction ad interim de remplacer le texte actuel par un message plus neutre.

 

Pour ce qui est du processus de sélection du nouveau directeur, celui-ci ne pourra être lancé que lorsque le gouvernement aura pris une décision quant au futur du MRA et des autres parastataux.

 

05.05  Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, aangezien in de regeringsverklaring de belofte stond ingeschreven dat dit binnen het jaar zou worden onderzocht en dat het resultaat zou worden voorgelegd, was het mijn bedoeling om dat te vernemen. Net zoals het wachten is op het strategisch plan, zullen wij dus ook nog tot begin 2016 wachten op de globale evaluatie.

 

Wat de toekomst van het NGI betreft, verneem ik dat er verschillende scenario’s zijn. U zegt dat het een politieke keuze wordt. Bij mijn weten zijn er in dit Huis geen andere keuzes dan politieke, tenzij ze door andere mensen worden genomen. Ik neem aan dat die keuze heel doordacht zal worden gemaakt en ik wacht op uw volgend initiatief.

 

05.06 Minister Steven Vandeput: Een politieke keuze heeft een bijklank en u steekt die er natuurlijk in. Het zal een keuze van de Ministerraad zijn, uiteraard gebaseerd op alle gegevens die voorhanden zijn.

 

05.07  Julie Fernandez Fernandez (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Comme pour le plan stratégique, nous devons attendre. En effet, nous attendons là aussi les résultats de cette étude que vous dites globale. Je peux le comprendre mais, comme l'a dit mon collègue, nous espérions des réponses avant cela. Par ailleurs, les questions déposées à l'attention de M. Jambon relatives à la Régie des Bâtiments restent aussi sans réponse. Je pense que notre inquiétude par rapport à cet outil fondamental dans le travail et le devoir de mémoire est compréhensible.

 

Je me permettrai simplement de dire à mon collègue du MR que le fait que ce soit payant ne me pose aucun problème pour autant qu'il y ait un retour sur ce qui est offert au citoyen en termes de service. J'espère qu'il ne sera plus fait appel à des externes, comme cela a été le cas pour l'Expo 14-18. J'en profite, monsieur le ministre, pour vous demander si cette exposition sera pérennisée. Ou bien, va-t-elle disparaître, étant donné qu'elle est organisée par des externes? Enfin, je m'adresse à mon collègue du MR, membre de la majorité, pour l'inviter à cosigner le texte sur le devoir de mémoire et de citoyenneté déposé par le PS et qui sera normalement pris en considération ce jeudi car c'est un des engagements qui avait été pris dans la note de politique générale.

 

05.08  Gautier Calomne (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. J'ai bien entendu que les rénovations sont prévues et qu'elles doivent être réalisées par la Régie des Bâtiments. J'aurais voulu savoir si des concertations sont menées entre la Régie des Bâtiments et vous-même ou le ministre Jambon. Quel en est l'état d'avancement? Nous avons déjà eu l'occasion de discuter du budget de la Régie des Bâtiments en commission des Finances. Néanmoins, j'aurais voulu avoir un agenda plus précis. Si vous ne pouvez pas me le donner aujourd'hui, j'interviendrai auprès du ministre Jambon.

 

En ce qui concerne les blindés, j'ai bien entendu ce que vous m'avez dit, à savoir que, temporairement, une partie de ces blindés n'est plus visible ici à Bruxelles. J'aurais voulu savoir si une réflexion pouvait être menée pour déterminer comment faire "tourner" ces blindés à l'avenir, de manière à ce qu'ils soient visibles sur l'ensemble de ces trois sites. Il serait vraiment intéressant qu'on puisse les voir car il n'est pas forcément facile – je pense aussi aux touristes étrangers – de se rendre sur les deux autres sites. Ne pourrait-on pas améliorer la communication vers ces deux autres sites pour avoir une vision complète de la collection?

 

Enfin, sur la gratuité, je n'ai pas de problème de fond majeur sur le fait qu'on rende l'entrée payante pour autant, comme je le disais, que cela s'accompagne aussi d'une revalorisation du musée et donc de travaux. J'ai bien entendu que c'était en cours.

 

Je voulais juste encore insister sur un point. Vous m'avez dit que le musée était gratuit le premier mercredi du mois, s'alignant ainsi sur la politique des autres musées fédéraux. Mais comme on passe d'une gratuité dans le cadre de ce musée à une formule payante, j'aurais voulu savoir si on ne pouvait pas envisager la question du premier dimanche du mois et si une réflexion pouvait être menée à ce propos, en complément.

 

Je voulais aussi vous remercier pour l'ensemble de ces réponses. Nous poursuivrons la réflexion sur ce sujet.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Alain Top aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de verwerving van een militair statuut voor de RCBL-leden" (nr. 6355)

06 Question de M. Alain Top au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "l'octroi d'un statut militaire aux citoyens ayant rejoint les CRAB (Centres de Recrutement de l'Armée belge)" (n° 6355)

 

06.01  Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, aan de jongeren van 16 tot 35 jaar die, tijdens het prille begin van de Tweede Wereldoorlog, in mei 1940 werden opgeroepen om zich te begeven naar de rekruteringscentra in West-Vlaanderen, namelijk het RCLB of RCBL, werd tot nu toe alleen het statuut van militair ten morele titel toegekend. De jongelingen die gevolg hebben gegeven aan die oproep hebben blijk gegeven van hun plicht om hun land te helpen verdedigen. Ieder van hen heeft de gevolgen van de gruwelen van de nazi's ondergaan.

 

Na de bevrijding in september 1944 werden verschillende wetten goedgekeurd en ondertekend door de toenmalige Regent Karel. Een van die wetten bepaalde dat de leden geen recht hadden op een vergoeding of op het statuut van militair. In 1990 volgde een koninklijk besluit waarmee de RCBL-leden het statuut van nationale erkentelijkheid verwierven. Het statuut van militair werd tot vandaag nog niet toegekend.

 

Die leden liepen rond in burgerkledij, ontvingen geen soldij en kregen erg beperkte of geen medische hulp en voeding. Bovendien werd hun veiligheid niet verzekerd, waardoor vele leden sneuvelden of gewond raakten. Honderden leden stierven bij bombardementen, werden gefusilleerd door de Duitsers of bezweken aan de gevolgen van hun verwondingen, uitputting, ondervoeding of door infecties die zij opliepen wegens de gebrekkige hygiëne in de kampen en kwartieren in Zuid-Frankrijk.

 

De jongste leden die in 1940 ten strijde trokken, zijn vandaag ouder dan 90 jaar. Veel leden zouden niet meer kunnen genieten van de voordelen die een militair statuut met zich meebrengt, maar het verkrijgen ervan kan wel een enorme blijk van erkenning zijn. Op die manier kan het onrecht dat veel van de leden werd aangedaan, ongedaan worden gemaakt.

 

Mijnheer de minister, is er een mogelijkheid dat de regering een volwaardig statuut van militair toekent aan die mensen? Zo ja, wat is de geraamde kostprijs van die toekenning? Hoeveel personen zouden nog aanspraak kunnen maken op een dergelijk statuut?

 

06.02 Minister Steven Vandeput: Mijnheer Top, uw vraag komt overeen met de schriftelijke parlementaire vraag nr. 358 van de heer Daniel Senesael van 26 augustus 2015 betreffende het statuut van de RCBL. Ik zal kort toelichten wat ik daarop geantwoord heb.

 

De hoedanigheid van RCBL’er werd toegekend aan 8 268 personen. Op basis van de wet van 18 februari 2000 mogen de RCBL’ers de morele titel van militair voeren. De hoedanigheid van militair hangt echter af van twee cumulatieve voorwaarden, bepaald in de wet van 15 februari 1937, namelijk, ten eerste, de effectieve indiensttreding, en ten tweede, de lezing van een samenvatting van de militaire wetten. Volgens het arrest van de tweede kamer van het hof van beroep van Brussel van 19 september 2003 voldoen RCBL’ers niet aan de voorwaarde van effectieve indiensttreding. Daardoor kan hen de hoedanigheid van militair niet worden toegekend.

 

06.03  Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Uw antwoord volstaat.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van de heer Alain Top aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "een nieuw hoofdkwartier in Evere" (nr. 6358)

07 Question de M. Alain Top au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "un nouveau quartier général à Evere" (n° 6358)

 

07.01  Alain Top (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, Defensie zou het huidige kwartier Koningin Elisabeth op de grens van Evere en Sint-Stevens-Woluwe afbreken voor het optrekken van een nieuw hoofdkwartier. Dat zegt althans schepen van Ruimtelijke Ordening, de heer Eric Van Rompuy. Hierbij zouden alle bestaande gebouwen worden afgebroken om bij het nieuwe hoofdkwartier te focussen op een drastische verlaging van het personeel en de werkingskosten. Een derde van de huidige oppervlakte zou behouden blijven voor Defensie. Het ministerie zou, volgens de heer Van Rompuy, contact hebben opgenomen met de gemeente Zaventem.

 

Ik kom dan tot mijn vragen. Kunt u de verklaringen van de heer Eric Van Rompuy bevestigen? Komt er een volledig nieuw hoofdkwartier?

 

Wat gebeurt er met de huidige site? Zullen de gronden worden verkocht?

 

Hoe drastisch ziet u de personeelsverlaging waarover hij het heeft?

 

Ten slotte, hangt een dergelijke beslissing logischerwijze niet samen met uw strategische visie? Waarom worden deze plannen reeds geuit vóór de goedkeuring van uw strategisch plan?

 

07.02 Minister Steven Vandeput: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Top, zoals u weet, zijn wij bij Defensie altijd blij als mensen kosteloos willen bijdragen. Dit geldt ook voor de heer Eric Van Rompuy uit Zaventem, onze nieuwe woordvoerder, die blijkbaar een aantal zaken kan verkondigen voor Defensie.

 

Het regeerakkoord van 9 oktober 2014 voorziet in het rationaliseren en centraliseren van een afgeslankte defensiestaf. Zowel in mijn beleidsverklaring als in mijn beleidsnota voor 2015 heb ik aangegeven dat ik daarvan werk zal maken. Het bestuderen en operationaliseren van alternatieve financieringsmethoden, zoals voor het kwartier Koningin Elisabeth, waarbij bouwprojecten zouden kunnen worden gefinancierd met de opbrengst van overtollige delen van het militair domein, valt eveneens binnen de contouren van het regeerakkoord. Uiteraard zal het toekomstig personeelsbestand, de omvang van de defensiestaf en de inplanting van het hoofdkwartier overeenstemmen met het strategisch plan.

 

Betreffende het dossier over de toekomst van het kwartier Koningin Elisabeth zijn er inderdaad gesprekken gevoerd met alle betrokken instanties om te polsen naar hun interesse en zienswijze. Er werd ook een studie uitgeschreven naar de haalbaarheid van het project. Waarschijnlijk zullen op korte termijn nog gesprekken worden gevoerd en zal er nog informatie worden ingewonnen, maar beslissingen zullen pas worden genomen op het ogenblik dat ik over alle puzzelstukken van dit complexe dossier beschik. Het strategisch plan is daar een element van.

 

Ik kan altijd en heel veel blijven verwijzen naar dat strategisch plan. Feit is in elk geval dat wij, ongeacht de uitkomst van het strategisch plan, altijd rationaliseringsoefeningen zullen uitvoeren.

 

In dat kader zijn niet alleen voor dit dossier maar voor nog vele andere dossiers studies voor businesscases opgestart en besteld. Wij bekijken, onafhankelijk van de financiering van Defensie in de toekomst, hoe wij datgene wat we vandaag doen, rationeler en met minder middelen kunnen uitvoeren, waarmee wij de nodige basis leggen voor de toekomst.

 

07.03  Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, eigenlijk ben ik blij dat die rationaliseringsoefeningen doorgaan. Als wij moeten blijven wachten op de strategische visie en de daarmee samenhangende beslissingen inzake rationalisering bij Defensie, dan zou dat jammer zijn van het vele geld dat eraan gespendeerd wordt. Het wachten op de strategische visie blijft dus een heikel punt. De beslissingen zullen pas nadien genomen worden om dan effectief over te gaan tot het uitvoeren van die beslissingen.

 

Ik blijf bij mijn bedenking dat de heer Van Rompuy deels voor zijn beurt gesproken heeft toen hij het had over een drastische besparing bij het personeel. Dat is zijn bevoegdheid niet, dat is uw bevoegdheid. Dat is de uitvoering van de strategische visie en van dat plan. Dat is mijn bedenking bij al wat hierover in de pers verschijnt. Ik ben uiteraard blij dat de rationaliseringen bij uw kernpunten blijven behoren, zelfs alvorens over de strategische visie wordt beslist.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde vragen van

- de heer Alain Top aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de Belgische deelname aan MINUSMA in 2016" (nr. 6417)

- de heer Sébastian Pirlot aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "Mali" (nr. 7571)

- de heer Georges Dallemagne aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de gevolgen van de aanslag in Bamako voor de Belgische militaire aanwezigheid in Mali" (nr. 7632)

08 Questions jointes de

- M. Alain Top au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la participation belge à l'opération MINUSMA en 2016" (n° 6417)

- M. Sébastian Pirlot au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le Mali" (n° 7571)

- M. Georges Dallemagne au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "l'impact de l'attentat à Bamako sur la mission belge au Mali" (n° 7632)

 

08.01  Alain Top (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, op de Ministerraad van 24 september werd beslist dat België een bijdrage bestaande uit zeven militairen zal leveren aan ASIFU in het kader van de vredesoperatie MINUSMA. Drie Belgische militairen zullen worden ingezet in het hoofdkwartier en vier militairen worden geïntegreerd in de inlichtingeneenheid in het Nederlandse kamp in Gao. De militairen blijven het ganse jaar 2016 aanwezig in Mali.

 

In Mali werd op 20 juni 2015 een vredesverdrag gesloten dat ruimte biedt voor voorzichtig optimisme en hoop. Intussen is deze tekst al deels achterhaald, maar daar spelen de vragen van mijn collega’s op in. Er is echter nog steeds een verhoogde dreiging en een slechte situatie in verschillende regio’s in het land. Het vredesverdrag werd ondertekend door een belangrijke coalitie van Toearegrebellen en de Malinese regering. De rebellen van de Nationale bevrijdingsbeweging voor Azawad sloten zich daarmee aan bij andere gewapende groepen die ruim een maand voordien reeds hun handtekening onder het akkoord hadden gezet. Het vredesverdrag houdt een akkoord in waarbij de Toearegs een heel beperkt zelfbestuur krijgen.

 

Uiteraard is het sluiten van een dergelijk akkoord geen waarborg op vrede op korte termijn. Het akkoord spreekt nauwelijks over autonomie of federalisme, wel over regionale parlementen, de opname van de rebellen in het regeringsleger en over meer leden uit het Noorden in het overheidsapparaat. Dat zijn elementen van eerdere, mislukte vredesverdragen.

 

Ik heb dan ook de volgende vragen, mijnheer de minister.

 

Zou het mogelijk zijn een stand van zaken te schetsen van de actuele veiligheidssituatie in Mali? Hebt u uw collega in Nederland aangesproken voor meer informatie over de opdracht?

 

De samenwerking met lokale partners is van groot belang. Kunt u iets zeggen over de wijze waarop de contacten met de lokale partners en autoriteiten verlopen?

 

Op welke manier zullen onze militairen kunnen samenwerken met de Nederlandse militairen? Hoeveel Nederlandse militairen bevinden zich in Mali?

 

Wat betekent de deelname aan deze missie financieel voor Defensie?

 

Wordt de militaire bijdrage ook gekoppeld aan een humanitaire bijdrage in Mali?

 

Levert België materiaal om inlichtingen en dergelijke te verzamelen? Is hiervoor in voldoende middelen voorzien in Mali?

 

Op de Ministerraad van 17 juli 2015 werd beslist dat een Belgische militair zou deelnemen aan de MINUSMA-missie in Gao. Hij of zij zou worden tewerkgesteld in het Nederlandse commandocentrum voor een periode van zes maanden, vanaf augustus 2015. Blijft die beslissing ongewijzigd of maakt die militair nu deel uit van een van de zeven militairen die in 2016 in Mali zullen opereren?

 

08.02  Sébastian Pirlot (PS): Monsieur le ministre, les attaques contre un hôtel à Bamako nous rappellent, si besoin en était, que le Mali reste dans une situation difficile tant sur le plan politique que sécuritaire. Dans bien des cas, Bamako n'est pas considéré comme la capitale d'un État centralisé. Dès lors, pas mal de problèmes se posent encore vis-à-vis de certaines tribus.

 

Dans le cadre de l'EUTM Mali, notre pays est présent dans ce pays partenaire de notre Coopération au développement avec quelque 80 militaires jusqu'à la mi-janvier 2016. Nos militaires exécutent dans ce cadre essentiellement une mission de protection des installations, des instructeurs et du personnel de l'EUTM avec la compagnie de Force Protection malienne. En cas d'incident, ils peuvent également participer à une force de réaction rapide.

 

Dès lors, monsieur le ministre, jusqu’à présent, quel bilan dressez-vous de notre participation au sein de l’EUTM? Comptez-vous développer, après janvier 2016, de nouvelles missions pour notre Défense nationale dans ce pays ou cette région, qui est un axe stratégique central, pour empêcher la création au sein du Sahel d'une internationale djihadiste à la suite d'accords entre plusieurs factions? Comment notre présence militaire s’articule-t-elle avec notre action sur le plan diplomatique et du développement?

 

Quel est l’état actuel de la situation sur le plan sécuritaire et du soutien aux forces maliennes et de leur formation? Que penser des déclarations du premier ministre espagnol qui propose que l'armée espagnole remplace l'armée française au Mali et en Centrafrique, afin que la France se concentre sur la Syrie?

 

Étant donné la situation actuelle, notre pays a-t-il déjà ou pourrait-il être amené à participer à une force de réaction rapide?

 

08.03  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, j'aurais voulu savoir si nos hommes avaient été, d'une manière ou d'une autre, impliqués dans l'attaque de l’hôtel Radisson de Bamako. Que s'est-il passé au moment de cette attaque par rapport à notre présence militaire sur place? Y a-t-il eu une implication? Un mouvement quelconque, une protection quelconque? Des initiatives ont-elles été prises au moment de cette attaque terroriste, le 20 novembre dernier?

 

Quel est l’impact éventuel de cet attentat sur la présence militaire belge au Mali? Vous avez signalé que les Français pourraient nous demander de renforcer nos opérations en Afrique pendant qu'ils se concentrent sur la Syrie. Est-ce un des pays où les Français pourraient nous demander de prolonger ou d'étendre notre implication? De quelle manière cela se ferait-il? Dans le cadre de l'EUTM? De la MINUSMA? Ou d'une autre force internationale?

 

08.04  Steven Vandeput, ministre: Madame la présidente, à l'expiration de son mandat actuel, vers la mi-mai 2016, la mission européenne d'entraînement des forces armées maliennes, EUTM Mali, aura probablement atteint ses objectifs d'établir et de former des unités maliennes. Il est proposé de mettre fin au même moment à la contribution belge axée sur la protection des instructeurs et des installations de cette mission. Par la suite, un nombre plus restreint de conseillers et d'instructeurs pourrait être proposé pour une éventuelle nouvelle mission de l'Union européenne.

 

À propos du bilan d'EUTM Mali, le mandat prévoyait d'entraîner huit unités maliennes avant la fin de la mission en 2016. La septième unité est actuellement en cours de formation et une huitième devrait être formée début 2016.

 

Depuis mai 2015, des militaires belges affectés au quartier général du Corps de réaction rapide France de Lille sont déployés dans le quartier général de l'opération Barkhane, une opération antiterroriste transfrontalière dans la bande sahélo-saharienne. Il sera proposé de maintenir cet engagement qui réunit Belges et Français.

 

Sinds augustus 2015 neemt daarnaast een Belgische uitwisselingsofficier deel aan de Mission multidimensionnelle intégrée des Nations Unies pour la stabilisation au Mali, MINUSMA, voor een periode van zes maanden, samen met de Nederlandse eenheid. De totale kostprijs van de inzet van deze militair in 2015 wordt geraamd op 20 767 euro bruto, 17 460 euro netto op het operationeel budget voor 2015.

 

De militaire bijdrage die daar wordt geleverd is niet gekoppeld aan een humanitaire bijdrage. De Belgische officier maakt geen deel uit van de zeven militairen die in het kader van ASIFU, All Sources Information Fusion Unit, zullen ontplooid worden. Deze laatste militairen zullen vanaf december 2015 worden ingezet.

 

Le déploiement éventuel en 2016 d'un groupement tactique inter-armes dans le Sahel est également à l'étude.

Enfin, il devrait être proposé de fournir à nouveau une mission d'assistance militaire dans la région, comme ce fut le cas en 2015.

 

Voor een stand van zaken met betrekking tot de veiligheidssituatie in het zuiden van Mali, verwijs ik naar de commissie belast met de opvolging van de buitenlandse missies, die achter gesloten deuren samenkomt op 3 december.

 

En ce qui concerne l'attentat contre l'hôtel Radisson Blue à Bamako, des mesures de sécurité supplémentaires ont été prises pour les militaires belges, c'est-à-dire augmentation du nombre de militaires par véhicule, port de gilet pare-balles, couvre-feu après 22 h 00, sorties uniquement pour raisons opérationnelles, etc.

 

Les militaires belges présents au Mali n'ont en aucune façon été engagés pour neutraliser les terroristes. L'attentat au Radisson n'a pas eu d'impact sur les tâches du détachement belge au Mali, ni sur les intentions éventuelles ailleurs dans le Sahel - je crois qu'il faut une heure et demi à deux heures de route pour aller de Bamako à Koulikoro.

 

08.05  Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, ik heb twee bedenkingen.

 

Er is het verhaal van vorige week met betrekking tot heel het oorlogsgebied, zowel in het Midden-Oosten als in Afrika. Men zet in op verschillende mogelijkheden – ik mag het geen fronten noemen – om tot een gedragen oplossing te komen in die gebieden. Daarvoor moet men inderdaad inzetten op het stabiliseren van Mali. Ik ben blij dat deze missie daarop inzet en dat erover wordt nagedacht om daaraan ook in de toekomst samen met andere partners — u sprak over Frankrijk en er wordt ook gedacht aan Spanje — veel aandacht te schenken, zowel op militair vlak als zeker ook op diplomatiek vlak.

 

Ten slotte ben ik ook blij — ik had geen ander antwoord van u verwacht — dat er extra veiligheidsmaatregelen worden genomen voor onze militairen ter plaatse. Niemand zou graag hebben dat iemand niet meer zou terugkomen van ginder. Alle veiligheidsmaatregelen moeten dus genomen worden, in de mate van het mogelijke natuurlijk.

 

08.06  Sébastian Pirlot (PS): Monsieur le ministre, une intervention militaire au Mali me semble nécessaire. Toutefois, elle n'est pas suffisante, car elle doit être accompagnée d'un volet politique axé sur le développement. L'un des problèmes locaux est posé par les trafics en tout genre dont vivent beaucoup de jeunes, qui ont évidemment du mal à reconnaître une autorité politique centrale.

 

Plus généralement, l'Afrique doit rester l'une de nos priorités dans la mesure où elle fait traditionnellement partie de notre sphère d'influence politique.

 

08.07  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, je soutiendrai tous les efforts qui seront fournis par notre pays pour contribuer à la stabilisation de cette région, qui est extrêmement fragile et troublée. Il me semble par ailleurs judicieux que l'Europe déploie un groupement tactique inter-armes dans le Sahel. J'approuve également notre participation au QG de Barkhane, au Tchad. Il faudrait sans doute monter en puissance à cet égard.

 

De manière générale, je ne souhaiterais pas que notre contribution au Mali aille en diminuant. En effet, vous avez annoncé que ce serait le cas pour notre participation à l'EUTM. Dès lors, il conviendrait de nous redéployer vers d'autres missions essentielles.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van de heer Alain Top aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de gelekte documenten met gevoelige informatie" (nr. 6420)

09 Question de M. Alain Top au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la fuite de documents contenant des informations sensibles" (n° 6420)

 

09.01  Alain Top (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, op de site van Personeel en Organisatie verschenen verschillende gedetailleerde plannen van politie- en gerechtsgebouwen. Ook de plannen van het militaire hoofdkwartier in Evere en het NAVO-gebouw SHAPE waren online te vinden op de federale website voor overheidsopdrachten. Het militaire hoofdkwartier te Evere is de thuisbasis van onder andere de ADIV. Precieze locaties en plannen van de gebouwen van de ADIV zijn gevoelige informatie.

 

Beide gebouwen zijn geclassificeerd en de publicatie van de plannen ervan is volgens de wet een strafrechtelijke inbreuk. De wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen bepaalt immers in artikel 11: “De houder van een veiligheidsmachtiging die geclassificeerde informatie, documenten of gegevens, materieel, materialen of stoffen in de uitoefening van zijn functie op een niet-geëigende wijze aanwendt of laat aanwenden zoals bedoeld in artikel 4, zelfs al is dit het gevolg van nalatigheid, voor zover deze ernstig is, wordt gestraft…”

 

Daarnaast was op diezelfde site ook een plan te vinden — collega Buysrogge heeft er in zijn eerste vraag naar verwezen — waarop pijpleidingen van de NAVO te zien waren. Die pijplijnen staan in voor de bevoorrading van vliegbasissen, ook militaire basissen. Door de leidingen stroomt kerosine. Het Central European Pipeline System vervoert jaarlijks een miljoen kubieke meter brandstof door kilometerslange pijplijnen doorheen ons land.

 

Worden er security checks uitgevoerd bij het beheren van dergelijke documenten? Dergelijke publicaties doen mij vragen stellen bij de beveiliging van enkele van de allergevoeligste gebouwen van het land. Meent u niet, gezien de huidige situatie en los van het juridisch aspect, dat er risico's worden genomen door die informatie zomaar te verspreiden? Waarom werden de websites na de eerste lekken niet onmiddellijk grondig gecontroleerd? Hoe komt dergelijke gevoelige informatie terecht op die websites? Werd er reeds eerder een onderzoek uitgevoerd? Wat waren eventueel de resultaten van dat onderzoek? Bent u ervan op de hoogte dat dergelijke publicaties strafrechtelijke gevolgen met zich kunnen meebrengen? Zijn er daarvoor al procedures opgestart? Hebt u, in navolging van het betreffend artikel, reeds juridische stappen gezet?

 

Ten slotte heb ik nog een heel specifieke vraag over de publicatie van plannen van de NAVO en van de pijplijnen.

 

Hebt u eventueel een reactie van de NAVO daarop gekregen?

 

Tot slot, uw collega, minister Jambon, liet een “niet-waterdichte” richtlijn opstellen voor de publicatie van overheidsopdrachten via e-Notification en Free Market, waarbij de documenten via een beveiligde elektronische link op het platform zouden verschijnen. Deze richtlijn is van toepassing bij de Regie der Gebouwen. Welke maatregelen zult u ter zake treffen?

 

09.02 Minister Steven Vandeput: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Top, uw persoonlijke kwalificatie van de richtlijn van minister Jambon laat ik voor uw rekening. Ik zal daar geen uitspraak over doen.

 

Intern worden bij Defensie de documenten die online worden geplaatst, zorgvuldig en systematisch gecontroleerd, zodat geen gevoelige of geclassificeerde informatie voor het grote publiek beschikbaar wordt gesteld. Dat lijkt mij evident. Bij twijfel wordt aan de veiligheidsdienst van Defensie gevraagd een advies uit te brengen. Indien om bepaalde redenen, bijvoorbeeld bij overheidsopdrachten, gevoelige en/of geclassificeerde informatie ter kennis van firma’s moet worden gebracht, worden specifieke maatregelen getroffen, bijvoorbeeld door na te gaan onder welke wetgeving, die voor klassieke sectoren of die voor defensie- en veiligheidsdiensten, het betrokken dossier dient te worden behandeld. Op basis van het advies van de veiligheidsdienst kan aan de inschrijvers een veiligheidsgraad als selectiecriterium worden opgelegd. Ook kan bijvoorbeeld een selectiefase op basis van een veiligheidsmachtiging worden toegepast vooraleer een bestek aan potentiële inschrijvers wordt bezorgd, indien het bestek geclassificeerde informatie zou bevatten. Een ander voorbeeld is het toepassen van veiligheidsprocedures op de inschrijver die werd behouden, indien de opdracht in een geclassificeerde zone wordt uitgevoerd.

 

Gezien de toepassing van de procedures worden geen documenten gepubliceerd die geclassificeerde informatie bevatten. Ik wil dan ook duidelijk stellen dat de gepubliceerde kwartierplannen waarvan op sensationele wijze sprake was in de pers, minder details bevatten dan de plannen die via een open source, zoals Google Maps, online beschikbaar zijn.

 

Naar aanleiding van de lekken of zogenaamde lekken vond dus wel degelijk een controle van de dossiers plaats op de website e-Procurement. Daarbij werden geen inbreuken op de militaire veiligheid vastgesteld.

 

Het resultaat van voormeld onderzoek bracht evenmin elementen inzake het compromitteren van de militaire veiligheid aan het licht. Er werden dus geen inbreuken op de wet van 11 december 1998 vastgesteld. Er werden dus ook geen juridische stappen ondernomen.

 

Ik heb op geen enkele wijze een reactie van de NAVO mogen ontvangen. Het beschikbaar stellen van documenten via een beveiligde elektronische link is een procedure die beschikbaar is voor alle aankoopdiensten die gebruikmaken van e-Notification en Free Market. Binnen Defensie is er een richtlijn beschikbaar die de procedure in detail herneemt.

 

09.03  Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, ik ben blij dat er procedures bestaan. U hebt over de plannen van de kwartieren van de NAVO gesproken, maar ik verneem, toevallig of niet, niets over uw oordeel en het advies dat ooit is uitgebracht over de NAVO-pijpleidingen. Daar hoor ik niets van. Ik kan u heel illustratief meegeven dat in die beschrijving alle straten waar de pijpleiding passeert, met de markeringen die in de straten staan, worden opgegeven in een PowerPoint, tot in de details.

 

In de huidige tijden, waarin altijd maar wordt gehamerd op de onveiligheid in onze hoofdstad en omgeving, vind ik het heel eigenaardig dat er een advies wordt uitgebracht alsof dat niet onder de veiligheidsvoorwaarden valt. Ik heb, net zoals de journalist, een andere mening over gevoelige informatie betreffende NAVO-pijpleidingen.

 

09.04 Minister Steven Vandeput: Mijnheer Top, wij kunnen heel lang discussiëren over de vraag wat volgens u al dan niet geclassificeerd zou moeten zijn. Ik neem aan dat de NAVO en de mensen bevoegd voor de leidingen daarover goed hebben nagedacht en hebben bekeken hoe zij documentatie al dan niet moeten vrijgeven.

 

Vanuit de sector waarin ik zelf in het verleden actief ben geweest, kan ik u ook melden dat men, mits een eenvoudige vraag, wettelijk verplicht is om die informatie te geven als iemand op een bepaalde site moet werken.

 

09.05  Alain Top (sp.a): Uiteraard is men wettelijk verplicht om die informatie te geven. Dat klopt. Men controleert dan echter wie u bent en op die manier vindt er een veiligheidscontrole plaats. Op het internet zijn alle opgesomde documenten vrij beschikbaar. Men moest zich daar tot nu toe niet voor aanmelden. De documenten zijn vrij beschikbaar en er bestaat geen controle op wie de documenten heeft opgevraagd. Dat is het grote verschil.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Questions jointes de

- M. Sébastian Pirlot au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la situation en Afghanistan" (n° 6541)

- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le bombardement d'un hôpital de MSF à Kunduz" (n° 6790)

- M. Tim Vandenput au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la présence prolongée de l'armée belge en Afghanistan" (n° 6902)

- M. Veli Yüksel au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la prolongation de la mission en Afghanistan" (n° 7080)

- M. Georges Dallemagne au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la présence belge en Afghanistan" (n° 7125)

- M. Georges Dallemagne au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le bombardement d'un hôpital de MSF Belgique à Kunduz" (n° 7126)

10 Samengevoegde vragen van

- de heer Sébastian Pirlot aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de toestand in Afghanistan" (nr. 6541)

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het bombardement van een AZG-ziekenhuis in Kunduz" (nr. 6790)

- de heer Tim Vandenput aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de verlengde aanwezigheid van het Belgische leger in Afghanistan" (nr. 6902)

- de heer Veli Yüksel aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de verlenging van de missie in Afghanistan" (nr. 7080)

- de heer Georges Dallemagne aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de Belgische aanwezigheid in Afghanistan" (nr. 7125)

- de heer Georges Dallemagne aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het bombardement van een AZG-ziekenhuis in Kunduz" (nr. 7126)

 

10.01  Sébastian Pirlot (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, vous me permettrez un peu d'actualiser oralement ma question car celle-ci a été déposée le 1er octobre 2015 et, depuis lors, la situation a évolué.

 

Dans un premier temps, l'armée afghane n'avait pas su conserver Kunduz. Celle-ci était tombée aux mains des talibans qui s'étaient emparés de la ville en quelques heures, débordant apparemment facilement les 5 000 à 7 000 soldats afghans présents, alors qu'ils étaient bien moins nombreux. Depuis lors, la ville a été reprise avec de terribles dégâts collatéraux, comme le bombardement d'un hôpital de MSF.

 

La situation sécuritaire en Afghanistan semble donc continuer d'être très inquiétante et il semblerait que les Afghans – qui ne peuvent plus compter sur le soutien terrestre des forces de l'OTAN – ont les plus grandes difficultés à maintenir la stabilité de la région face aux talibans.

 

J'aimerais dès lors, monsieur le ministre, vous poser les questions suivantes. Quel regard portez-vous sur la situation sécuritaire en Afghanistan? Quelle est, à l'heure actuelle, l'assistance encore apportée par l'OTAN aux forces afghanes dans ce contexte sécuritaire pour le moins vacillant? Enfin, qu'en est-il de la présence belge sur le terrain, tant au niveau des missions réalisées par nos militaires que des conséquences de cette situation sur leur sécurité? J'en veux encore pour preuve, puisque c'est annoncé dans la presse de ce matin, que quinze militaires ont été capturés par les talibans dont deux étrangers, à la suite d'un atterrissage d'urgence d'un hélicoptère.

 

10.02  Tim Vandenput (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, enkele jaren geleden waren er nog meer dan 150 000 buitenlandse militairen aanwezig in Afghanistan. Vandaag zijn er dat ongeveer tienduizend. Onze Belgische militairen hebben in oktober 2012 de beveiliging van de internationale luchthaven van Kabul overgedragen aan de Hongaren. Momenteel werken nog een twintigtal Belgen in de Afghaanse hoofdstad, alsook 54 in Mazar-e-Sharif.

 

Een Afghaans gezegde luidt: zorg dat je nooit tweemaal door dezelfde slang wordt gebeten. Ik sluit mij dan ook aan bij de bezorgdheid dat de investeringen die de Belgen en de hele internationale gemeenschap in het verleden hebben gedaan, niet verloren mogen gaan. Een herhaling van de verwoestende burgeroorlog in de jaren negentig, na de terugtrekking van de Sovjetunie, is echt niet wenselijk.

 

Mijnheer de minister, daarom heb ik de volgende vragen. Heeft er al overleg plaatsgevonden met onze bondgenoten, en in het bijzonder met Duitsland? Duitsland besliste recent nog om 130 militairen bijkomend naar Afghanistan te sturen, wat hun totaal op 980 brengt. Welke zijn de belangrijkste conclusies van het overleg? Indien dat overleg nog niet heeft plaatsgevonden, wanneer is het dan gepland en wat zal onze boodschap zijn?

 

Mijn tweede vraag gaat specifiek over onze militairen. Welke taken en opdrachten overweegt men te verlengen in de tijd, uiteraard als dat aan de orde is? Is het mogelijk om een idee te geven van de budgettaire impact van een dergelijke, eventuele, beslissing?

 

10.03  Veli Yüksel (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, in een radio-interview met de openbare omroep kondigde u recent aan dat u in samenspraak met Duitsland de terugtrekking van onze troepen uit Afghanistan zou heroverwegen. Dit najaar zou de operatie Resolute Support beginnen met de graduele terugtrekking van onze troepen uit Afghanistan. De VS zijn echter gestopt met de terugtrekking van hun troepen en daarop hebben zij aan de NAVO gevraagd om ook troepen van andere deelnemende landen op post te houden. Ondertussen is er ook een NAVO-document gelekt waarin de beslissing wordt bekendgemaakt dat de bondgenoten langer zouden blijven, en dat geldt dus ook voor België.

 

Mijnheer de minister, waarop is uw voornemen om een verlenging van onze aanwezigheid in Afghanistan te overwegen, gebaseerd? Hoe is de veiligheidssituatie in Afghanistan op dit moment? Is deze dermate veranderd dat een langer verblijf noodzakelijk en gerechtvaardigd is? Welke aanwezigheid overweegt u te behouden? Zal dat om een opleidingsopdracht, een beschermingsopdracht of een andere inzet gaan? Werd u door de Verenigde Staten rechtstreeks of onrechtstreeks hieromtrent aangesproken?

 

Zijn er al overlegmomenten met Duitsland en andere partners geweest? In het interview verwees u immers concreet naar Duitsland. Zo ja, wat zijn dan de resultaten ervan? Is het dossier op regeringsniveau besproken?

 

In bijkomende orde, als ik het document en de beslissing van de NAVO mag geloven, is de verlenging ook opgenomen in de planning Operaties 2016. Is dat zo?

 

10.04  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, il y a un peu plus d'un an, les derniers F-16 belges quittaient Kandahar et rentraient en Belgique. Depuis lors, la présence militaire belge a continué à se réduire et atteint désormais son plus bas niveau, en plus de dix ans de présence sur place. Nous sommes ainsi encore déployés à Kaboul (une dizaine d’hommes) et à Mazar-e-Sharif (une cinquantaine d’hommes).

 

Pouvez-vous me préciser ces effectifs? Quelles sont actuellement les missions des diverses forces belges déployées en Afghanistan? Qu’est-il prévu à court, moyen et long terme concernant notre déploiement sur place? Est-il toujours prévu de quitter totalement l’Afghanistan à la fin de 2016?

 

Le 16 octobre, lorsque les États-Unis venaient d’annoncer leur décision de repenser le retrait de leurs troupes, vous avez en effet déclaré que "si nous quittons trop tôt l’Afghanistan, avant que le pouvoir en place soit pleinement "en charge", ce serait une honte en regard des investissements que nous y avons consentis par le passé". Vous souhaitez donc "repenser la question", en lien avec nos partenaires (OTAN, États-Unis, Allemagne).

 

Sur quels éléments comptez-vous baser votre réévaluation et fonder votre décision? La Belgique pourrait-elle prolonger, modifier, intensifier sa mission et sa présence en Afghanistan? Selon quelles modalités, avec quels effectifs et sur la base de quels budgets? Quelles sont les nouvelles échéances que vous pourriez établir?

 

Dans ce contexte, quelle analyse faites-vous de la situation sur place, en particulier là où des troupes belges sont présentes aujourd’hui et là où elles l’ont été dans le passé? Mes collègues ont cité les événements de Kunduz, où nous avons été présents très longtemps. Quel bilan peut-on faire de notre mission en Afghanistan, après plus de dix ans?

 

Quelle est votre analyse de la dégradation très rapide de la situation après notre départ? Comment expliquez-vous que deux ans après le départ des forces belges de la région, Kunduz soit de nouveau le théâtre d'affrontements extrêmement violents?

 

J'ai une autre question relative au bombardement de l'hôpital de MSF. C'est la section belge de MSF qui opérait là-bas. Nous sommes particulièrement concernés par ce bombardement qui a tué au moins 22 personnes, des collaborateurs de MSF et patients de l’hôpital. Je ne reviendrai pas sur le fait que cet hôpital avait été clairement identifié aux forces présentes en Afghanistan. Tout porte à croire que l'aviation américaine agissait dans le cadre de Resolute Support Mission, c'est-à-dire la mission militaire de l'OTAN en Afghanistan sous mandat du Conseil de sécurité de l'ONU.

 

Monsieur le ministre, avez-vous eu des contacts avec votre homologue américain au sujet de cet événement tragique? Avez-vous demandé des explications à l'OTAN et à l'état-major américain à ce sujet? Quelles sont les informations qui vous ont été transmises?

 

Soutenez-vous la demande exprimée par MSF visant à mettre en place une enquête indépendante? En effet, nous savons que trois enquêtes sont en cours, mais on ne peut pas dire qu'elles soient totalement indépendantes puisqu'elles sont diligentées par des forces qui ont été impliquées d'une manière ou d'une autre dans ce bombardement. Or, il existe un mécanisme international permettant de mettre en place une enquête indépendante. Selon moi, MSF a raison de demander que ce mécanisme soit utilisé. Comme une association belge est ici concernée, j'estime que la Belgique devrait pleinement soutenir cette demande. Soutenez-vous cette demande?

 

10.05  Steven Vandeput, ministre: Madame la présidente, chers collègues, la plupart de vos questions seront traitées dans le cadre de la commission de suivi des opérations à l'étranger puisque certaines informations sont classifiées.

 

Wat onze aanwezigheid in Afghanistan betreft, wij zijn in permanent overleg met de NAVO en met de Duitse autoriteiten om onze deelname aan de operatie Resolute Support maximaal te synchroniseren en te coördineren. Elke verdere bijdrage aan Resolute Support en elke eventuele verlenging van de Belgische bijdrage aan het Duitse contingent, zal worden beslist in overleg met de partners en, mijnheer Yüksel, uiteraard in overleg met de regering.

 

De Belgische aanwezigheid in RSM zal afnemen in overeenstemming met het operationeel concept van RSM en zal worden gesynchroniseerd met Duitsland als noordelijke framework nation. Op 15 oktober 2015 heeft president Obama inderdaad aangekondigd om een troepenaantal van 9 800 te behouden tot einde 2016 in het dispositief van fase 1. In januari 2017 zijn de VS van plan om hun troepenaantal te herleiden tot 5 500. De beslissing van de president is niet het resultaat van de recente gebeurtenissen in Afghanistan, maar van maandenlange interne beraadslagingen. De VS vragen aan de geallieerden om hun inspanningen eveneens te verlengen tot eind 2016.

 

Duitsland geeft aan dat er bij hen een groeiende consensus is om in Afghanistan te blijven na 2016, voor zover de andere geallieerden waarmee Duitsland samenwerkt in het noorden, eveneens hun blijvende aanwezigheid of engagement ten overstaan van Duitsland zouden kunnen bevestigen. Een Duitse aankondiging hierover wordt verwacht in de loop van de maand december. Ik kan u echter vertellen dat eergisteren in Berlijn een vergadering van de deelnemende landen aan de TAAC-North heeft plaatsgevonden. Daar werd gesproken over een verlenging tot eind 2016, maar nog niet over een eventuele verlenging tot 2017.

 

Aanvankelijk was gepland dat België zijn troepen zou terugtrekken uit Mazar-e-Sharif tegen februari 2016 en uit Afghanistan tegen eind 2016. Het definitieve Belgische standpunt zal worden bepaald in overleg met de coalitiepartners.

 

La situation sécuritaire en Afghanistan et le bombardement de l'hôpital de Médecins Sans Frontières ont retenu et retiennent encore une attention particulière au sein de l'OTAN.

 

De algemene stelregels zijn uiteraard dat burgerslachtoffers en collateral damage zoveel mogelijk moeten worden vermeden.

 

Het gaat over de vraag waarvoor ik al dan niet verantwoordelijk ben. Indien Belgische militairen worden ingezet in eender welke operatie, dan maakt de doelaanduiding deel uit van een beslissingscyclus. In het coalitiehoofdkwartier bevindt zich dan een Belgische red card holder, een ervaren officier die eventueel met een legat, een legal advisor, kan worden versterkt. Hij heeft het recht om een operatie af te blazen indien niet aan alle opgelegde parameters wordt voldaan.

 

Aangezien er geen Belgische militairen betrokken waren bij de operaties rond Kunduz en het onderzoek nog aan de gang is, is het moeilijk te achterhalen wie de orders gaf of waarom het ziekenhuis werd aangevallen. Feit is dat mijn Amerikaanse ambtgenoot een week na het gebeuren tijdens een NAVO-vergadering zijn excuses heeft aangeboden en heeft aankondigd dat een gemengde onderzoekscommissie van Afghaanse militairen en coalitiemilitairen werd aangesteld om een onderzoek te doen naar de oorzaken van de luchtaanval op het ziekenhuis. België is bij dit onderzoek niet betrokken.

 

La Défense ne peut pas se prononcer sur la qualification juridique de cet incident particulier car elle ne dispose pas de toutes les données nécessaires pour effectuer cette analyse. Le droit coutumier international reconnaît que des unités médicales, civiles et militaires qui sont utilisées exclusivement pour un usage médical doivent être, en toute circonstance, épargnées et protégées. Je partage bien évidemment cette vision.

 

Enfin, la Défense belge ne connaît pas le nombre de victimes civiles depuis le début de Resolute Support Mission.

 

10.06  Sébastian Pirlot (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. On croira peut-être que je suis un obsédé des "3D" mais je pense que Défense, Diplomatie et Développement doivent être toujours liés.

 

Je reviendrai sur cette vision particulièrement binaire que George Bush avait du monde. On voit bien que, plus de dix ans après les premières interventions américaines en Afghanistan, absolument rien n'est réglé au niveau de la complexité de la situation politique. Tout le monde sait très bien qu'il existe des tribus, elles-mêmes divisées en clans, avec la présence de chefs locaux jouant des rôles informels et qui s'allient ou combattent les talibans en fonction de leurs intérêts du moment.

 

Je comprends tout à fait que vous ne puissiez pas avoir un avis officiel par rapport à ce qui s'est passé au niveau de MSF. C'est tout à fait normal car aucun militaire belge n'était impliqué dans l'opération. Je rejoins largement mon collègue, M. Dallemagne. Je ne crois pas que le Pentagone soit l'organisme le plus indépendant et le plus transparent du monde et, à titre personnel, je ne crois pas à une erreur de radioguidage ou à un énorme coup de vent qui aurait fait dévier la bombe.

 

10.07  Tim Vandenput (Open Vld): Ik ben blij met uw duidelijke antwoorden, mijnheer de minister. Ik ben blij dat u in permanent overleg staat met de NAVO in Duitsland en dat er afgelopen maandag overleg was. Ik veronderstel ook dat de specifieke taken het onderwerp zullen uitmaken van de eventueel genomen beslissing.

 

10.08  Veli Yüksel (CD&V): Ik heb twee zaken onthouden: ten eerste, de vergadering in Berlijn van vorige week waarin men een engagement vroeg tot eind 2016. Ten tweede, in uw antwoord zei u dat we van plan zijn om daar te blijven met de huidige mensen.

 

Gaan er in 2016 meer troepen naar Afghanistan, los van de beslissing over de periode na 2016?

 

U zegt dat u dat binnen de regering en met uw partners zal bekijken. Op 1 en 2 december 2015 is er een NAVO-vergadering van de ministers van Buitenlandse Zaken en misschien ook Defensie. Dit dossier zal daar op tafel liggen. Welk standpunt zal u of uw collega van Buitenlandse Zaken innemen op die belangrijke vergadering?

 

10.09  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, au sujet du prolongement éventuel de notre présence en Afghanistan, je souhaite qu'il y ait un vrai débat avant que vous vous engagiez. Notre présence en Afghanistan, sa forme, son intensité, cette question a été très débattue dans notre parlement. Je souhaiterais qu'il y ait un débat approfondi sur le bilan et sur les raisons pour lesquelles nous prolongerions éventuellement nos actions en Afghanistan. Je ne souhaite pas que le gouvernement s'engage sans débat préalable au parlement. C'est la coutume, c'est l'habitude pour la prolongation d'opérations.

 

Je souhaiterais que nous maintenions cette coutume. Cela peut avoir lieu avec le ministre des Affaires étrangères. Je trouve que c'est une question suffisamment sérieuse et importante pour qu'elle ne soit pas débattue seulement dans le huis clos du gouvernement ou dans le huis clos d'une commission des opérations militaires à l'étranger. Il faut que nous ayons un débat sérieux sur la finalité, les objectifs et l'ampleur de cet engagement.

 

En ce qui concerne le bombardement de l'hôpital de MSF à Kunduz, j'entends que les Américains vont publier leur rapport. Une récente dépêche Belga l'annonce. Ils font référence à une série d'erreurs humaines. Les informations qu'ils donnent sont assez effrayantes. Visiblement, un empilement d'erreurs a conduit à ce bombardement à l'aveugle, si nous comprenons bien les informations qui nous parviennent.

 

Monsieur le ministre, il s'agit d'une organisation internationale extrêmement professionnelle et sérieuse, qui avait clairement signalé son hôpital. Tout le monde connaissait la présence de cet hôpital et tout le monde convient aujourd'hui, malgré tout ce qui a été dit dans les premières heures suivant ce bombardement, qu'il ne représentait absolument aucune menace et qu'il n'y avait là aucun combattant.

 

Je souhaite que la Belgique appuie la demande d'une enquête indépendante. Je ne dis pas que les Américains vont mentir. Je pense qu'ils ne sont tout simplement pas à même de mener une enquête indépendante. On ne demande pas à l'auteur d'un bombardement, d'une erreur, d'un attentat ou d'une frappe d'enquêter lui-même sur la manière dont cela s'est passé et sur les raisons pour lesquelles il y a eu une erreur. On demande cela à un corps indépendant. Je pense que c'est la seule manière de faire toute la vérité et de tirer toutes les leçons de cet incident.

 

Je souhaiterais que la Belgique prenne cela au sérieux. Je rappelle qu'il s'agit d'une organisation basée en Belgique. Je crois que nous devrions pouvoir nous engager dans cet important dossier. Il s'agit de la pire attaque subie par MSF dans son histoire.

 

10.10 Minister Steven Vandeput: Mijnheer Yüksel, het zal ervan afhangen wat de Duitsers juist vragen. U weet wat wij vandaag doen. Ik denk daarbij niet aan een versterking. Ik denk wel aan het principe samen uit samen thuis, met acht Europese landen die specifiek in het noorden actief zijn. Mijn principe is dus samen uit, samen thuis. Wij moeten nagaan wat wij kunnen bijdragen.

 

Ik heb, net zoals de Duitsers, evenwel aangekondigd dat wij voor de specifieke taken die wij vandaag verrichten, op dat niveau de nodige mensen kunnen leveren en dat we dat nog een jaar kunnen volhouden. Daarna zouden wij de betrokkenen echter graag voor andere zaken willen inzetten.

 

Indien wij blijven bijdragen, zal het misschien over een andere vorm van operaties gaan.

 

U weet dat wij vandaag voornamelijk actief zijn in de opsporing en training op het vlak van IED of improvised explosive devices. U weet ook dat wij ginds een aantal honden inzetten en dat wij bezig zijn met de decontaminatie van materieel van de partners ter plaatse dat wordt teruggestuurd.

 

Het gaat daarbij om specifieke eenheden, voornamelijk van de Genie en de Ontmijning.

 

Wanneer wij in de richting van Mali en andere landen kijken, zouden wij ook daar een dergelijke inzet overwegen. Op dat vlak zijn onze capaciteiten echter beperkt. Wij moeten er dan ook zuinig mee omgaan.

 

Het feit is evenwel dat ik zelf heb aangegeven dat ik elke vraag welwillend zal bestuderen. Ik ben er vrij zeker van dat mijn collega van Buitenlandse Zaken op 1 en 2 december 2015 dezelfde houding zal aannemen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Questions jointes de

- M. Sébastian Pirlot au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le coût du déploiement des militaires dans les rues" (n° 6546)

- M. Alain Top au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le déploiement d'unités non combattantes pour des missions de surveillance" (n° 6654)

- M. Sébastian Pirlot au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "les militaires dans les rues" (n° 6684)

- M. Alain Top au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la surveillance statique de bâtiments" (n° 6977)

- M. Georges Dallemagne au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "l'impact de la mission des militaires dans les rues sur les capacités de déploiement à l'étranger de la Défense" (n° 7128)

- Mme Kattrin Jadin au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "les militaires supplémentairement déployés" (n° 7611)

- M. Georges Dallemagne au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le déploiement militaire en Belgique à la suite des attentats de Paris et de la menace d'attentat en Belgique" (n° 7631)

11 Samengevoegde vragen van

- de heer Sébastian Pirlot aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de kosten van de inzet van militairen op straat" (nr. 6546)

- de heer Alain Top aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het inzetten van niet-gevechtstroepen voor bewakingsopdrachten" (nr. 6654)

- de heer Sébastian Pirlot aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de militairen op straat" (nr. 6684)

- de heer Alain Top aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de statische bewaking van gebouwen" (nr. 6977)

- de heer Georges Dallemagne aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de impact van de bewakingsopdracht van de militairen op straat op de inzetbaarheid van militairen in het buitenland" (nr. 7128)

- mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de bijkomende militairen op straat" (nr. 7611)

- de heer Georges Dallemagne aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de inzet van militairen in België naar aanleiding van de aanslagen in Parijs en de terreurdreiging in België" (nr. 7631)

 

11.01  Sébastian Pirlot (PS): Monsieur le ministre, comme il s'agit d'une question qui date du mois d'octobre, je me permettrai de l'actualiser.

 

En date du 18 mars dernier, je vous interrogeais au sujet des militaires dans les rues à la suite d'une décision du gouvernement de prolonger ce dispositif temporaire. Vous me répondiez alors, sur la question des coûts, que "le coût estimatif du déploiement des 210 militaires est de 1,14 million d’euros par mois. Cela n’aura aucune incidence sur le budget de la Défense".

 

Force est de constater qu’il n’en est rien à l’heure actuelle. En effet, alors que cette opération aurait coûté un peu moins de 10 millions d’euros du 17 janvier au 30 septembre (dont un peu moins de 9 millions d’euros à charge du SPF Intérieur de votre collègue Jan Jambon), nous apprenions à la rentrée parlementaire qu’aucune des factures adressées par la Défense à l’Intérieur pour payer ce déploiement n’avait été réglée.

 

Dans ce contexte j’aimerais dès lors, monsieur le ministre, vous poser les questions suivantes. Qu’en est-il du remboursement par le SPF Intérieur de ces missions à votre département? Une solution a-t-elle été trouvée? Si pas, quelles sont les conséquences de ce non-remboursement et quelles en sont les raisons? Si le remboursement n'a pas été effectué, quand celui-ci doit-il avoir lieu?

 

Qu'en est-il maintenant, budgétairement, à la suite de l'annonce de près de 1000 militaires dans les rues? Des contacts seront-ils pris avec des partenaires sociaux pour trouver une solution par rapport à l'actuelle surcharge de travail? Je saluerai d'ailleurs la présence du syndicat militaire en cette salle et leur dévouement au sein de l'opération.

 

Enfin, le premier ministre a annoncé un budget exceptionnel de 400 millions d'euros pour la sécurité. Cette somme concerne-t-elle votre département? Si oui, à quelles fins? Quelles en sont les conséquences sur votre futur plan stratégique?

 

11.02  Alain Top (sp.a): Mevrouw de voorzitter, ik heb een vraag. Ik zie dat het om samengevoegde vragen gaat, waarbij twee vragen van mij vermeld staan.

 

De voorzitter: U kunt de twee vragen meteen na elkaar stellen.

 

11.03  Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, het gaat effectief ook wel over iets anders. De vragen houden verband met de inzet van militairen op straat, maar ze hebben elk wel een ander onderwerp.

 

Volgens persberichten zou Defensie binnenkort – of is dat nu al zo – logistiek personeel en chauffeurs moeten inzetten om ambassades en andere potentiële doelwitten van terroristen te bewaken. De zware besparingen binnen Defensie zorgden ervoor dat het begin dit jaar niet altijd evident was om deze militairen in te zetten. Om het derde bataljon Para te voorzien van voldoende ballistische bescherming, wapens en munitie moest op verschillende plaatsen materieel en budget worden opgehaald. Daarnaast moesten militairen ook nog een schiettraining doorlopen met hun nieuwe pistool Five-seven van FN Herstal. Door het gebrek aan budget en munitie hadden de militairen nog niet eerder met deze pistolen kunnen trainen. Intussen zouden, als het persbericht correct is, ook logistiek personeel en chauffeurs worden ingezet, militairen die normaal gezien niet op de eerste rij staan bij conflicten of bij bewakingsopdrachten. Zij staan wel in voor de bevoorrading en het transport van gevechtstroepen en voor communicatiesystemen en administratie. De frontlijn is het terrein voor gevechtseenheden en de eenheden die voor gevechtssteun zorgen. Deze militairen hebben niet enkel een basisopleiding maar ook een bijkomende opleiding in het kader van bewakingsopdrachten gekregen.

 

Daarom volgende vragen. Hebt u hierover reeds overleg gehad met de vakbonden? Welke punten kwamen naar voren uit dit overleg? Hebt u gezien de gewijzigde omstandigheden nogmaals overleg daarover gepleegd? Waarom wordt deze beslissing nu genomen? De militairen staan eigenlijk al tien maanden op straat. Was er tijdens de eerste tien maanden dan geen personeelstekort? Was dat soms niet vooropgesteld? Welke soort opleiding moet het logistiek personeel volgen? Hoeveel uur duurt deze opleiding? Krijgen zij alleen een schiettraining met de Five-seven of volgen er nog bijkomende andere opleidingen?

 

Op welke manier wordt het personeel geselecteerd? Kunnen logistiek personeel en chauffeurs weigeren om deze opdracht aan te nemen? Hoeveel extra personeel wordt hiervoor ingezet?

 

Is er momenteel nog voldoende materiaal ter beschikking voor de bijkomende personeelsleden die bewakingsopdrachten zullen moeten uitvoeren? Zijn er nog voldoende wapens, munitie en beschermingskledij ter beschikking?

 

De militairen worden sinds begin januari op straat ingezet. Welke kosten bracht dit in totaal met zich mee voor Defensie, specifiek voor trainingen en materiaal? Ik weet dat de andere kosten aan het andere departement worden aangerekend.

 

Zo kom ik tot mijn tweede vraag. Op 20 oktober verscheen een artikel in De Tijd waarin minister Jambon zijn totale ommezwaai, zoals het in de pers werd omschreven, bij de politie voorstelde. Een van de voorstellen van de minister was om statische bewakingsopdrachten van gebouwen in de toekomst volledig over te laten aan Defensie. Volgens de minister zou de organisatie en de structuur van het leger voor dergelijke opdrachten efficiënter zijn.

 

De discussie rond het inzetten van militairen op straat kwam al eerder aan bod in deze commissie, onder meer op 25 februari 2015. Toen zei u het volgende: "Als de taak van statische bewaking op langere termijn moet worden uitgevoerd, dan zullen er een aantal zowel wettelijke als financiële vragen moeten worden opgelost. Wettelijk is het vandaag niet mogelijk, wij werken nu op basis van een protocol, zolang dat nodig is."

 

Artikel 43 van de wet op de geïntegreerde politie bepaalt dat een burgemeester de Krijgsmacht kan vorderen wanneer de middelen van de politiediensten onvoldoende zijn om de openbare orde te handhaven. Ik vind in deze wetgeving niets terug over het inzetten van het leger bij statische opdrachten.

 

Volgens een eerder antwoord zou de wet van 20 mei 1994 betreffende de perioden en de standen van de militairen van het reservekader alsook betreffende de aanwending en de paraatstelling van de Krijgsmacht, de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt en de programmawet van 2 augustus 2002, de inzet van militairen ondersteunen.

 

Ik vind in bovenstaande wetgeving geen duidelijke ondersteuning voor de inzet van militairen terug. Het protocolakkoord voorziet in een maandelijkse evaluatie. Worden reeds in wettelijke aanpassingen voorzien? Wat is uw mening over het voorstel van de minister over het inzetten van militairen voor statische bewaking?

 

Een dergelijke verschuiving van de opdracht brengt uiteraard een grote financiële verschuiving met zich mee. Hoe wordt dit geregeld?

 

Defensie kampt momenteel met een personeelstekort voor de statische bewakingsopdrachten. Eerdere berichten stelden dat Defensie logistiek personeel en chauffeurs zou inzetten voor deze opdrachten.

 

Zouden deze bewakingsopdrachten in de toekomst een permanente rol van Defensie worden, is er dan voldoende personeel voor? Zijn hiervoor voldoende middelen? Zijn er voldoende middelen en personeel voor de nodige opleidingen?

 

11.04  Sébastian Pirlot (PS): Monsieur le ministre, votre situation ne doit pas être facile et je compatis sincèrement. En effet, ce gouvernement ne cesse de devoir trouver des idées inédites pour combler les coupes budgétaires dramatiques imposées à plusieurs départements, dont le vôtre.

 

Alors que la Défense n’engagera cette année que 700 militaires – un nombre bien insuffisant pour faire face aux nombreux défis –, nous avons appris par la presse que vous comptiez recourir à des militaires habituellement affectés à des tâches logistiques pour assurer la surveillance des ambassades et autres cibles potentielles du terrorisme, faute de suffisamment de militaires issus d’unités combattantes.

 

Cette décision est interpellante car je suis convaincu qu’elle traduit le manque de moyens de votre département. Il semble être devenu impossible de remplir les missions qui vous sont dévolues par le gouvernement, ce qui risque à terme de toucher les conditions de travail et de sécurité des militaires, voire de la population.

 

Dès lors, monsieur le ministre, pouvez-vous m’expliquer concrètement votre projet de recourir à des militaires affectés à des tâches logistiques pour des missions de surveillance? Quel sera leur "profil"? Quel serait le calendrier d’une telle décision et avez-vous entendu les partenaires sociaux sur cette question?

 

Pourquoi étudiez-vous ce projet? Comment expliquez-vous cette situation de fait où trop peu de militaires ayant le profil adéquat sont disponibles pour assurer cette mission, alors que le nombre de militaires belges déployés à l’étranger n’a jamais été aussi faible que sous ce gouvernement? Une telle décision n’est-elle pas paradoxale avec la diminution du nombre d’engagements?

 

Quelle formation ces militaires recevront-ils dans ce cadre et quel sera leur statut?

 

11.05  Georges Dallemagne (cdH): Madame la présidente, monsieur le ministre, je pense que tout le monde a accepté l'idée que des militaires se déploient, dans le cadre du niveau 4 de la menace. Cette mesure est de nature à rassurer la population vis-à-vis d'une menace définie comme sérieuse et imminente. Même si nous n'en savons pas encore beaucoup sur cette menace, il faut faire confiance à nos services de renseignement et nos services de sécurité sur cette définition.

 

J'aurais voulu en savoir plus sur les mécanismes qui se mettent en place lorsqu'il y a un niveau 4. Comment êtes-vous sollicité? Qui a défini le nombre de militaires qui vont être positionnés et les lieux qui vont être protégés? Quel est le nombre de militaires déployés? Quel est le nombre de véhicules blindés déployés? Pourquoi a-t-on jugé nécessaire de déployer des véhicules blindés dans Bruxelles? Quelle est leur fonction particulière? Quelle est la coordination entre ces forces et les services de police? Quelles sont les règles assignées aux militaires en cas d'attaque? Puisque la menace perdure, quelles sont les règles d'engagement en cas d'attaque? Quels budgets seront-ils affectés aux moyens déployés par la Défense?

 

Je pose ces questions parce que le patron de la composante Terre, le général Jean-Paul De Coninck, avait indiqué, le 27 octobre 2015, avant les attentats de Paris et les menaces à Bruxelles, qu'il pouvait tenir pour l'instant pour autant que le déploiement à l'étranger reste faible, mais qu'on atteignait les limites du système. À travers les coupes budgétaires extrêmement sombres et un budget de la Défense complètement délabré, on est en train de payer le peu de ressources qu'accorde ce gouvernement à votre département. Je comprends que le déploiement des militaires ici ne permettra pas non plus un déploiement de militaires sur des terrains d'opérations et de contribuer à la solidarité en matière de sécurité internationale, à laquelle la Belgique a pourtant coutume de contribuer.

 

J'aimerais savoir quelles initiatives vous prendrez immédiatement pour pallier ces graves problèmes que connaît votre département depuis longtemps, mais particulièrement sous ce gouvernement, en matière de ressources. Sur les 400 millions, quelle part sera-t-elle attribuée à votre département?

 

11.06  Kattrin Jadin (MR): Madame la présidente, je souhaiterais d'emblée faire une petite remarque à ceux qui noircissent la situation de la Défense. On est bien d'accord que, depuis dix à quinze ans, lorsqu'il y a eu des coupes budgétaires, c'est toujours dans la Défense que l'on est venu saquer en premier lieu.

 

Monsieur le ministre, on a eu souvent l'occasion d'en discuter; je reste, fermement à vos côtés, une fervente défenderesse pour donner à la Défense tous les moyens nécessaires pour remplir ses devoirs qui, on le sait, avec les nouveaux événements, sont en train de changer et devront peut-être être revus, adaptés.

 

Monsieur le ministre, quel est le coût des déploiements supplémentaires effectués pour l'année courante mais aussi pour ceux qui sont encore en cours? Comment les missions prioritaires de l'armée pourront-elles éventuellement être ajustées et avec quels moyens?

 

De voorzitter: Mijnheer Dallemagne, u bent wat beginnen freewheelen en nu ben ik niet heel zeker of u alle vragen hebt gesteld die u wilde stellen.

 

11.07  Georges Dallemagne (cdH): Madame la présidente, il importe d'avoir un débat et je répondrai tout à l'heure à Mme Jadin pour ne pas prolonger ce dernier. Et laisser le ministre nous répondre.

 

Monsieur le ministre, les miliaires patrouillent et ne sont plus dans des positions statiques. Quelles sont les instructions qui leur sont données? Dans quel périmètre?

 

11.08 Minister Steven Vandeput: Mevrouw de voorzitter, collega’s, wat het overleg met de vakbonden betreft, verwijs ik in eerste instantie naar mijn antwoord gegeven op 25 februari 2015. Ik heb toen gezegd dat het overleg hierover met de vakbonden in de eerste plaats door de staf zelf dient te gebeuren, wat de CHOD ook heeft gedaan voorbije zondagvoormiddag tijdens een overleg met de bonden, waarover zij heel tevreden waren. Eén bond bewijst vandaag, en gisteren in Le Soir, waarom ze nog altijd niet meer te zeggen hebben over het moment waarop men in operatie gaat.

 

Er werden vragen gesteld over het aantal, wat, waar, wie en de rules of engagement.

 

Je me réfère aux réponses que j'ai déjà données en commission.

 

Je ne crois pas et je persiste à dire qu'il n'est pas opportun de rendre publiques les rules of engagement. Que peuvent-ils faire? Combien sont-ils? Je peux vous rassurer: chaque militaire présent dans la rue est bien formé, bien entraîné, bien équipé. Il sait ce qu'il peut faire ou non et il peut faire tout ce qui est nécessaire pour exécuter son boulot correctement. À ce sujet, je veux être très clair!

 

Ik ga in op de mogelijkheid die wordt bekeken om eventueel mensen uit de logistieke keten in te zetten. Collega’s, u weet dat elke militair, zolang hij militair is, door zijn vorming en zijn statuut klaar is om te worden ontplooid in een operatietheater. Indien nodig ontvangt hij, waar nodig, bijkomende trainingen. Die kunnen gaan over het schieten met een pistool, schieten met een FNC of elk ander wapen, over de rules of engagement, over proportionaliteit bij de inzet en dergelijke meer. Zij zijn getraind zoals het moet.

 

Il n'est pas prévu d'engager du personnel logistique en appui de la police pour les tâches de surveillance en 2015. Lorsque le général De Coninck dit que ce sera un problème, c'est en rapport avec ses prévisions de formation et d'entraînement au niveau du déploiement militaire à l'extérieur du pays.

 

Men zal de agenda misschien hier en daar moeten wijzigen om alle trainingen te kunnen doen zoals ze gepland zijn.

 

Cependant, il est exact que l'état-major est en train d'élaborer une étude en vue d'examiner les modalités d'engagement de ce type de personnel pour 2016, si nécessaire, mais aucune décision n'a encore été prise.

 

L'éventuel recrutement de logisticiens viserait à constituer une réserve supplémentaire de personnes dévolues à de telles opérations, à l'instar de ce qui est entrepris dans des pays tels que la France. Cet apport permettrait d'augmenter notre flexibilité et notre réactivité, mais aussi de maintenir les activités d'entraînement planifiées pour les unités de combat et de conserver de la sorte leur niveau d'opérationnalité pour les interventions extérieures.

 

Elke militair geschikt voor operaties, die de nodige vormingen en trainingen heeft gehad, is dus inzetbaar in de operatie-Homeland.

 

Le nombre de militaires engagés en appui de la police intégrée est fixé par le Conseil des ministres et sera adapté si nécessaire. Ainsi, depuis la semaine dernière, ce nombre a été augmenté.

 

Exacte cijfers hieromtrent worden om veiligheidsredenen niet meegedeeld, net zo min als de plaats waar zij worden ingezet.

 

De detachementen die actueel zijn ingezet, beschikken over alle middelen om zich voor te bereiden en hun opdracht uit te voeren, zonder hun eigen veiligheid en die van de bevolking rond hen in het gedrang te brengen. Dit is ook een specifieke opdracht die ik aan de staf heb gegeven: niemand wordt ingezet, tenzij hij is uitgerust voor zijn taak.

 

De juridische basis voor deze inzet blijft dezelfde, zoals eerder gezegd. Ik verwijs u ter zake naar mijn antwoorden gegeven in de commissie van 25 februari 2015. U vindt deze terug in document nr. 54 COM 096, op de bladzijden 6 tot 9. Ik verwijs ook naar de commissievergadering van 18 maart 2015, COM 119, en naar bulletin nr. 54 0028, op de bladzijden 258 en 259. Er is dus al heel wat discussie, verslag en vertaling aan deze vragen voorafgegaan. Er is geen wijziging aan de inzet.

 

De steun van Defensie aan de geïntegreerde politie is een tijdelijke maatregel, zoals eerder aangehaald. De Ministerraad heeft, op basis van het advies van het Strategisch Comité en het Coördinatiecomité voor inlichting en veiligheid, meermaals beslist om de inzet van militairen op het terrein te verlengen. Aangezien, naar aanleiding van de tragische gebeurtenissen in Parijs, ook het algemene dreigingsniveau voor België naar 3 en voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest naar 4 werd gebracht, blijft Defensie beschikbaar zolang de situatie dit vereist.

 

Op dit ogenblik gelden de wettelijke en financiële modaliteiten nog steeds zoals eerder bepaald en uitgelegd. Met andere woorden, zij bevinden zich in categorie 2.

 

Ces aspects financiers sont repris dans l'article 4 du protocole d'accord relatif à l'appui de la Défense au service de la police intégrée. Les dépenses sont imputées sur des crédits variables qui sont alimentés par les recettes découlant des factures adressées à la police fédérale.

 

Dat is ook duidelijk. De basis voor de inzet is het protocol dat getekend en goedgekeurd werd door de Ministerraad, het commando ligt daar bij de geïntegreerde politie.

 

Au niveau financier, je peux être plus concret. Pour la période allant du 17 janvier au 20 décembre 2015, le coût de déploiement des militaires dans les rues est estimé à un montant total de 17 955 000 euros, dont 15 452 000 euros à charge de la police fédérale, le reste à charge de la Défense.

 

Les trois factures pour la période du 17 janvier jusqu'au 31 août de cette année ont été payées – monsieur Pirlot, c'est une réponse à votre question du 1er septembre. Le 10 octobre 2015, une nouvelle facture couvrant la période du 1er septembre au 31 octobre pour un montant de 1 902 875 euros a été transmise à la police fédérale.

 

Pour des raisons de sécurité, il est impossible de dévoiler le dispositif de sécurité mis en place à la suite de l'augmentation du niveau de la menace. Je ne peux donc spécifier ni le nombre, ni les missions ou les endroits de déploiement.

 

Les règles d'engagement n'ont pas été adaptées. La coordination avec les polices aussi bien fédérale que locales se fait par différents processus. Au niveau opérationnel, il y a un lien direct entre le centre des opérations de la Défense et la permanence opérationnelle de la Direction des opérations de police administrative. Au niveau tactique, des officiers de liaison ont été déployés auprès des polices fédérale et locales.

 

Enfin, la communication entre les services de sécurité (ACOS-IS, Sûreté de l'État et OCAM) se déroule comme d'habitude mais à un rythme beaucoup plus soutenu.

 

En guise de réponse aux questions complémentaires, je peux vous dire qu'au niveau des armes et des munitions, il n'y a aucun problème. Quant aux gilets pare-balles pour lesquels un problème aurait pu se poser, nous avons déjà trouvé une solution.

 

Mijnheer Top, er verschijnen zaken in de pers die betrekking hebben tot het eventuele plan van de heer Jambon, maar die zaken zijn op dat vlak prematuur. Zoals altijd schrijft, verwacht en denkt men bij de pers dikwijls dingen die niet altijd helemaal stroken met de echte vooruitzichten. Feit is dat er inderdaad wordt gedacht aan een manier om het voor de politie draaglijker te maken statische opdrachten uit te voeren en aan andere oplossingen waarvoor voorheen officieren van politie werden ingezet. Dat wil niet zeggen dat Defensie dat permanent zal moeten doen. Volgens het protocol kan vanaf niveau 3 een beroep gedaan worden op Defensie.

 

Mijnheer Dallemagne, er wordt in de media en door bonden gesproken over patrouilles, maar u zegt dat dit geen statische opdracht is. What’s in a name? Feit is dat wij op een aantal plaatsen overgegaan zijn van stilstaan voor een bepaald gebouw naar clusters van ruimtes die bewaakt worden. Ik geef u het voorbeeld van de ambtswoning van de eerste minister, de Lambermont, en de Amerikaanse ambassade: dat is een cluster die door dezelfde mensen wordt bewaakt en het kan wel eens gebeuren dat die mensen wisselen van plaats.

 

Is dat een patrouille? Neen, volgens mij is dat geen patrouille, in die zin dat een patrouille rondgaat en de identiteit controleert, hetgeen onze militairen niet doen. Onze militairen hebben geen direct contact met mensen. Het kan echter wel gebeuren dat men militairen tegenkomt die wandelen in plaats van stil te staan, dat bevestig ik.

 

11.09  Sébastian Pirlot (PS): Madame la présidente, je remercie le ministre d'avoir répondu à des questions que je n'avais pas posées. Par contre, il y a une question que j'ai posée, à laquelle il n'a pas répondu: quid des 400 millions? Une partie sera-t-elle dévolue à votre département?

 

11.10  Steven Vandeput, ministre: Ce sujet doit faire l'objet d'une discussion.

 

11.11  Sébastian Pirlot (PS): C'est bien ce que je pensais!

 

Pour répondre à Mme Jadin, j'ai bien compris que sa question était une possibilité de justifier la politique du gouvernement. Je rappellerai quand même que le montant des coupes sombres annoncées s'élève à 2 milliards d'euros. Ceci n'a jamais été le cas auparavant. Je rappellerai aussi que le prédécesseur de M. Vandeput était M. De Crem, qui fait toujours partie de l'actuel gouvernement.

 

Je pense que les mesures d'urgence, à situation exceptionnelle, sont nécessaires. Mais il faut aussi des réformes structurelles sur le long terme. Cela passera obligatoirement par un effort budgétaire. Le problème se pose au niveau du budget de la Défense.

 

11.12  Steven Vandeput, ministre: Plaidez-vous pour une augmentation du budget des militaires? J'aimerais vous entendre.

 

11.13  Sébastian Pirlot (PS): Je vous renvoie à une réponse que j'ai faite au cours de cette commission, il y a quelques mois!

 

11.14  Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, u geeft een antwoord op een vraag die wij misschien straks zullen stellen. Wij gaan hier vandaag niet pleiten voor een verhoging van het budget. Het is een bedenking, aanvullend op wat de heer Pirlot heeft gezegd. In de huidige legislatuur gaat het budget nog naar beneden. Tegen 2019 heeft men misschien bijna niets meer over om op te bouwen. Misschien zijn de fundamenten dan niet meer in staat om een nieuwe en efficiënte defensie op te bouwen.

 

De discussie over de inzet van militairen dan wel politie in de toekomst moet eerder met de minister van Binnenlandse Zaken worden gevoerd. Ik neem zijn verklaringen wel als waarheid aan. Ik neem aan dat hij dit als een voorstel zal formuleren.

 

Ik ben tevreden met het antwoord dat elke militair goed opgeleid en uitgerust is. Dat is een geruststelling, want dat was een van de grote zorgen. Ook met de besparingen en de grote inzet van de afgelopen tien maanden, en zeker van de laatste week, kan dit vandaag nog altijd worden verzekerd.

 

Ik hoop samen met u dat de situatie opnieuw kan stabiliseren, dat wij niet meer zoveel militairen op straat moeten plaatsen en dat deze zaak kan worden opgelost.

 

11.15  Georges Dallemagne (cdH): Madame la présidente, je tiens à vous remercier d'avoir répondu à ma collègue, Mme Jadin, qui a voulu soutenir le gouvernement.

 

Cela dit, la réalité est ce qu'elle est. Les chiffres sont sévères. Il n'y a jamais eu de coupe aussi brutale et sombre dans le budget de la Défense. Cette situation est sans précédent. Nous disposons des derniers chiffres du gouvernement. Malgré les ajustements budgétaires, les budgets de liquidation 2015 subiront une diminution de 121 millions d'euros, à savoir une diminution de 5 %. Cela est totalement irresponsable au regard du contexte actuel. Comme vous, l'état-major et les syndicats l'ont aussi fait savoir. Mais le problème réside dans le fait que vous n'obtenez jamais ce que vous réclamez, ce que je ne comprends pas. Vous êtes pourtant un des ministres importants de ce gouvernement. Vous occupez une fonction régalienne et pourtant vous n'obtenez jamais ce que vous demandez. Je ne sais pas comment vous vous y prenez, mais cela commence à être extrêmement préoccupant. En effet, nous sommes en train d'en payer les conséquences en termes de capacité de solidarité internationale et de protection nationale.

 

Cela dit, je suis tout à fait d'accord avec vous lorsque vous dites que des informations ne doivent pas être divulguées. En revanche, j'ai été un peu surpris d'entendre que l'on ne pouvait pas connaître le nombre total de militaires. Tous les pays publient le chiffre y afférent. C'est notamment le cas de la France. C'est la première fois dans l'histoire de la Belgique que, dans le cadre d'une opération miliaire, le nombre de militaires n'est pas communiqué au grand public. Ce ne sont pourtant pas des agents secrets. On les voit. On pourrait s'amuser à les compter dans les rues. Je ne comprends pas très bien pourquoi l'information est, dans ce cas, considérée comme classifiée. Selon moi, il serait préférable d'annoncer le chiffre. Ce dernier est, d'ailleurs, partiellement annoncé puisqu'il est question d'un renfort de 500 personnes. Parler de renfort n'a pas de sens, si on ne connaît pas le chiffre de départ. Ou on ne donne aucun chiffre à aucun moment – ce que je ne comprends d'ailleurs pas – ou on communique tous les chiffres. Habituellement, le nombre de militaires déployés dans nos rues a toujours été communiqué, ce quelle que soit l'opération militaire. Il serait, selon moi, important de revoir la question. On ne nuit à personne en donnant cette information.

 

11.16  Kattrin Jadin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Nous pouvons réfléchir à l'opportunité d'expliquer clairement le déploiement de nos militaires. C'est une explication qui tient la route, j'en prends bonne note.

 

En ce qui concerne le budget, j'entends que les coûts sont répartis entre les différents départements concernés par toutes ces mesures de sécurité complémentaires. Je suis toujours agréablement surprise de l'amour que certains découvrent pour l'armée, certainement depuis les bancs de l'opposition. J'ai pu m'en rendre compte dans ma région, là où il est vraiment question de maintenir des bataillons très efficaces et qui sont impliqués dans les différentes mesures de sécurité. Monsieur le ministre, je le regrette et je suis à vos côtés pour revoir les moyens financiers qui vous permettraient de répondre à certaines obligations internationales mais aussi pour arriver à assumer toutes les nouvelles tâches demandées, et qui seront encore demandées à l'avenir. Malheureusement, les premières analyses le démontrent, on n'est pas sorti de cette menace plus précise dans notre pays, menace que nous connaissons depuis un an et demi.

 

Je crains que nous ayons encore à discuter des mesures de sécurité adéquates à l'avenir.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van de heer Alain Top aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het werkbezoek van de minister aan Noord-Afrika" (nr. 6560)

12 Question de M. Alain Top au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la visite de travail du ministre en Afrique du Nord" (n° 6560)

 

12.01  Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, eind september ging u met uw collega’s Jan Jambon en Theo Francken naar Algerije, Tunesië en Marokko. Uzelf was naar eigen zeggen op het werkbezoek aanwezig omdat het leger zich in de toekomst meer zou moeten toespitsen op deze regio.

 

Het Belang van Limburg citeerde u als volgt: “Noord-Afrika is belangrijk voor onze veiligheid, dus gaan wij ons hier meer op focussen. Dit informele bezoek aan Algerije is een begin en kadert in ons strategisch plan. Wij zien dat de Maghreb na de Arabische Lente, zonder alles goed te praten, redelijk overeind blijft. Het is in ons eigen belang om die regimes stabiel te houden. Zij zijn een buffer tussen ons en de echte dreiging. En nee, dit betekent niet dat wij Congo opgeven, wel dat wij ons heroriënteren.”

 

Ik ben tevreden dat u stelt dat dit bezoek kadert in het strategisch plan. Wij mogen er dus nog altijd van uitgaan dat dit plan er ooit komt. Het noorden van Afrika zou als buffer moeten fungeren tussen Europa en de potentieel explosieve regio ten zuiden van Algerije, Marokko en Tunesië, waar grote terroristische groeperingen aanwezig zijn. Het idee is om op langere termijn vooral te helpen met opleiding en training”.

 

Wat bedoelt u precies met “heroriënteren”? Hoe ziet u dit concreet? Worden er plannen gemaakt om bijvoorbeeld troepen of personeel te sturen voor opleiding en training? Zijn hierover afspraken gemaakt?

 

Worden troepen of delen ervan teruggetrokken? Hoeveel militairen zitten er momenteel nog in andere Afrikaanse landen en waar? Welke verschuivingen worden doorgevoerd en welke verminderingen zal dit met zich meebrengen?

 

Over welke termijn hebben wij het in dezen?

 

Kunt u informatie geven over terroristische groeperingen ten zuiden van de regio? Zijn hun invloeden merkbaar in de landen die u daar hebt bezocht? U sprak er met de ministers van Defensie. Voelen zij deze concrete dreiging?

 

12.02 Minister Steven Vandeput: Mijnheer Top, cynisme staat u niet bepaald, maar goed.

 

Het is in elk geval zo dat een deel van het strategisch plan wel al werd goedgekeurd. Daarin stond een omgevings- en veiligheidsanalyse die werd goedgekeurd. Op basis daarvan ga ik verder met de voorbereiding en uitwerking van een beleid.

 

Het zal u misschien verbazen dat er enige samenhang is in wat ik als minister van Defensie probeer te doen.

 

Er zal dus een geleidelijke accentverschuiving plaatsvinden van onze geostrategische focus op het Afrikaans continent van Centraal-Afrika naar Noord-Afrika en de Sahelregio, waar de meeste bedreigingen voor onze eigen veiligheid vandaag te vinden zijn. De bedreiging gaat, enerzijds, uit van jihadistische bewegingen zoals Daesh, Al Nusra en Boko Haram. Anderzijds worden deze landen ook geconfronteerd met de terugkeer van foreign fighters uit de conflicthaarden in het Midden-Oosten en Libië. Dit vraagt om een grotere aandacht voor de evolutie in deze regio en een bijzondere bereidheid om op vraag van de lokale autoriteiten meer mogelijkheden aan te bieden in de ondersteuning en de opbouw van lokale capaciteiten. Dit gaat over de strategische dialoog, uitwisseling van ervaring, vorming van kaderpersoneel, werkbezoeken, training en gemeenschappelijke oefeningen.

 

Deze accentverschuiving zal niet beletten dat wij de nodige aandacht blijven besteden aan onze relaties met de andere Afrikaanse landen om de continuïteit van onze bilaterale steun voort te zetten. De aanwezigheid van onze mensen in andere Afrikaanse landen is terug te vinden in verschillende antwoorden op verschillende vragen. Ik zal geen opsomming geven. Op het moment dat dit antwoord werd voorbereid, vorige week — uw vriend zit thans in Gabon met heel wat anderen, die hierin niet zijn meegeteld — bevonden zich in totaal 158 Belgische militairen op Afrikaans grondgebied, waarvan 98 in Mali, 10 in Burundi, 48 in de RDC en 2 in Tsjaad.

 

Wij hebben daar onder andere verschillende centra voor terrorismebestrijding bezocht en met de mensen ter plaatse gesproken.

 

Er wordt in die drie landen heel hard gewerkt aan het binnen de perken houden van de terroristische dreiging. Jammer genoeg heeft men echter niet kunnen voorkomen dat Tunis gisteren werd opgeschrikt door een aanslag op de presidentiële garde.

 

Een persoonlijke appreciatie ten overstaan van Tunesië is de volgende. Het is bewonderenswaardig wat die mensen vandaag doen. Zij bereiden de eerste lokale verkiezingen voor. Ik hoop alleen dat de veeleer linkse partij rond de president in de lokale verkiezingen zal kunnen standhouden, want als dat niet het geval zou zijn, vrees ik dat de inspanningen die wij daar leveren en die zij hebben geleverd ernstig onder druk komen te staan.

 

12.03  Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u, ietwat cynisch, voor de sympathie die u hebt voor de veeleer linkse regering in Tunesië. Als zij goed werk levert, waarom niet? Dat heeft niets met links of rechts te maken, maar wel met een goede inzet voor een land en de landgenoten.

 

Ik ben in elk geval blij dat u zegt dat de nodige aandacht behouden blijft voor de andere Afrikaanse landen waarmee wij historische banden hebben, maar ook voor heel die regio.

 

Ik ben ervan overtuigd dat de samenwerking met die landen structureel is, dat er nu niet enkel een beleefdheidsbezoek werd gebracht, maar dat er ook een structureel overleg blijft bestaan, met een dialoog en een uitwisseling van gegevens en een eventuele opleiding van de mensen in de verschillende regio’s.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 6578 van de heer Senesael vervalt, net als vraag nr. 6769 van mevrouw Grovonius.

 

13 Questions jointes de

- M. Georges Dallemagne au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "les projets de construction à Casteau du nouveau QG du SHAPE et d'un bâtiment de la NCIA" (n° 7060)

- Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le nouveau bâtiment pour la NCIA à Casteau" (n° 7441)

13 Samengevoegde vragen van

- de heer Georges Dallemagne aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de bouwplannen voor het nieuwe hoofdkwartier van SHAPE en voor een gebouw voor het NCIA in Casteau" (nr. 7060)

- mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de nieuwbouw voor het NCIA in Casteau" (nr. 7441)

 

13.01  Georges Dallemagne (cdH): Madame la présidente, monsieur le ministre, le gouvernement a décidé de scinder en deux projets séparés le projet jusqu'alors unique de construction de bâtiments à Casteau pour la NATO Communications and Information Agency (NCIA) et pour le nouveau quartier général du SHAPE. Ce faisant, vous êtes revenu sur une décision prise par le gouvernement précédent en octobre 2013 et confirmée en avril 2014.

 

Le Conseil des ministres du 17 juillet dernier justifiait ce changement par la nécessité d'assurer la mise à disposition, la plus rapide possible, de ces installations. La construction du nouveau QG du SHAPE - gérée par la Belgique mais financée par l'ensemble des pays membres - risquerait de prendre deux ans de retard (2021 au lieu de 2019). Scinder les deux projets permettrait donc d'avancer plus rapidement sur le seul projet de la NCIA, désormais prévu pour 2019 et non plus 2017.

 

Il est en effet urgent d'avancer dans la construction de ce projet, puisque c'est la Belgique elle-même qui a proposé à la NCIA de lui construire pour 2017 un bâtiment à Casteau. Il s'agit de la sorte d'ancrer davantage cette institution chez nous et non aux Pays-Bas où elle dispose aussi des installations, et de faire ainsi passer ses effectifs à Casteau de 250 à 700 personnes.

 

Bref, ce dossier est important et délicat pour l'image de la Belgique, s'il devait subir des retards supplémentaires.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous me confirmer ces différentes informations? La scission du projet initial en deux projets distincts est-elle justifiée au regard de nos objectifs?

 

Qu'en est-il de l'état d'avancement de ces deux projets? Comment expliquez-vous les retards? La responsabilité de l'État belge risque-t-elle d'être engagée s'il devait y avoir des retards supplémentaires? Si nous ne semblons pas pouvoir respecter le timing en ce qui concerne le bâtiment NCIA, celui-ci pourrait-il être délocalisé ailleurs en Europe?

 

Enfin, le financement du projet NCIA étant à la charge de la Belgique, pouvez-vous me détailler le budget qu'il est prévu de lui octroyer?

 

13.02  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, op 25 april 2014 bevestigde de Ministerraad de studie en de realisatie van een nieuw hoofdkwartier voor SHAPE, het centraal commandocentrum van de militaire troepen van de NAVO en een nieuwbouw voor het NCIA, het NATO Communications and Information Agency. Het ging om een architectonische eenheid in de huidige thuisbasis van SHAPE, Casteau bij Bergen. Het dossier werd toevertrouwd aan de eerste minister. Defensie speelde geen actieve rol in het project. De bouw van het nieuwe hoofdkwartier voor het SHAPE wordt gefinancierd door de NAVO. Daaraan zijn voor ons als gastland geen extra kosten verbonden. De kosten van de nieuwbouw voor het NCIA zijn wel ten laste van ons land. Deze bedragen naar schatting 40 tot zelfs 100 miljoen euro. Ze waren begin dit jaar nog niet begroot, behalve de 596 000 euro voor studie- en coördinatieactiviteiten.

 

Het project zou intussen vertraging hebben opgelopen. In juli 2015 heeft de Ministerraad daarom beslist om het project opnieuw op te splitsen in twee afzonderlijke projecten. Het beheer en de opvolging van beide projecten werden nu overgedragen aan het ministerie van Defensie.

 

Kunt u meer uitleg geven over de vertraging van de projecten? Wanneer werd de voltooiing van het SHAPE-gebouw en het NCIA-gebouw oorspronkelijk gepland? Hoeveel maanden of jaren vertraging heeft men intussen opgelopen? Wat zijn de oorzaken van de vertraging en wat zijn de concrete gevolgen? Kunt u bevestigen dat het project opnieuw werd opgesplitst om de opgelopen vertraging in te perken? Zijn er nog andere redenen?

 

Waarom werden twee afzonderlijke projecten overgedragen aan Defensie? Kunt u een stand van zaken geven over het NCIA-project? Werden de kosten voor het NCIA-gebouw intussen al begroot? Zo ja, bij welk departement en op welke post? Zo nee, waarom niet? In welke fase zit het project op dit moment? Wat is de laatste schatting van de kostprijs van het NCIA-gebouw?

 

SHAPE kaartte begin dit jaar aan dat er op de voorziene locatie problemen zijn met de ondergrond. Zal het NCIA-gebouw op deze locatie kunnen worden ingepland of moet het gebouw verhuizen naar een andere locatie? Wanneer plant men de start van de werken?

 

13.03  Steven Vandeput, ministre: Monsieur Dallemagne, la décision prise par le Conseil des ministres du 17 juillet dernier de scinder le projet unique ne modifie en rien la volonté de rechercher au maximum des synergies entre le NATO Communications and Information Agency (NCIA) et le SHAPE, conformément à la volonté exprimée par les 28 nations de l'Alliance.

 

Cohérence et efficience restent à l'ordre du jour dans ces deux projets conduits actuellement en parallèle.

 

Le gouvernement Di Rupo a, dans le cadre des procédures en vigueur pour les programmes d'investissements au service de la sécurité de l'OTAN, en effet, accepté formellement la responsabilité du projet SHAPE. Il appartient donc à la Belgique de concrétiser ce projet.

 

De Ministerraad heeft op 17 juli 2015 tevens beslist om de twee afzonderlijke projecten aan Defensie over te dragen, hoofdzakelijk op basis van de knowhow waarover Defensie beschikt in dergelijke grote internationale projecten.

 

De voltooiing van het SHAPE-gebouw was oorspronkelijk gepland voor eind 2019. Het NCIA-gebouw was voor eind 2017 gepland. De opgelopen vertraging bedraagt momenteel 24 maanden. De oorzaak van de vertraging ligt voornamelijk bij de moeilijkheid voor SHAPE om de behoeften duidelijk en precies te formuleren. Dit heeft België aangezet om, wat oorspronkelijk als een gebouw voor beide faciliteiten werd beoogd, op te splitsen in twee aparte projecten, namelijk een gebouw voor het NCIA en een gebouw voor SHAPE. Defensie heeft een projectmanagementteam, een PMT, ter beschikking gesteld om beide projecten in goede banen te leiden. Het dossier van de behoefte-uitdrukking van het NCIA zou tegen het einde van dit jaar moeten worden afgerond. De planning voorziet in een aanvang der werken ten voordele van het NCIA eind 2017.

 

De tot op heden door Defensie uitgevoerde studies bevestigen de bestaande raming.

 

Le budget du projet NCIA est actuellement fixé à 83,2 millions d'euros, montant 2015 à indexer. La Défense agira comme centrale de contrats au nom et pour compte de la Chancellerie du premier ministre, conformément à la loi du 15 juin 2006 relative aux marchés publics et à certains marchés de travaux, de fournitures et de services.

 

La décision prise par le Conseil des ministres du 17 juillet dernier ne modifie en rien le choix du site de Casteau pour y implanter l'engine room de la Nato Communications and Information Agency, qui a été entériné en septembre 2013 par le Conseil de l'Atlantique Nord (NAC), où siègent les hauts représentants des vingt-huit nations membres.

 

De problemen die door SHAPE begin dit jaar werden aangekaart, zijn gekend. Casteau, waar SHAPE sinds 1967 is gehuisvest, is een druk bebouwde campus met heel wat viabiliteit in de ondergrond. Ons PMT kan dit beheersen. De locatie van het NCIA wordt dus ook niet in vraag gesteld.

 

Pour conclure, il faut être très clair sur les responsabilités dans ce dossier. Le dossier appartient à la Chancellerie du premier ministre. Il y a eu des décisions et des choix du gouvernement Di Rupo qui présentaient des difficultés. Le premier ministre a demandé de réaliser un état des lieux. La Défense a une compétence particulière et une expérience particulière en ce qui concerne le bâtiment de l'OTAN; il lui a donc été demandé de gérer le projet pour la Chancellerie. Il n'y a pas un grand impact sur le budget de la Défense mais il est clair que quelqu'un devra payer ce qu'a promis le gouvernement Di Rupo.

 

13.04  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, votre dernière phrase est un peu énigmatique. Je vous remercie pour ces explications.

 

13.05  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ik vermoed dat elke minister wel enkele dossiers erft die hij of zij liever niet had geërfd. Ik meen dat het NCIA een cadeau van de PS was, een cadeau van de heer Di Rupo, waarmee u ook niet meteen heel blij was.

 

13.06  Georges Dallemagne (cdH): C'est une réflexion étonnante de la part d'une présidente de commission.

 

13.07  Karolien Grosemans (N-VA): Ik mag toch wel repliceren na mijn vraag, mijnheer Dallemagne?

 

Ik ben de historiek van het dossier eens nagegaan en het valt op met hoeveel haast en hoeveel ijver de vorige regering, de PS-regering, dat dossier er aan het einde van de vorige legislatuur nog snel door wilde jagen. Daarmee heeft zij er een complete puinhoop van gemaakt.

 

Mijnheer de minister, ik begrijp dat u niet anders kon. Defensie probeert dit op te lossen en zal dat ook doen. Voor mij blijft het echter enorm moeilijk dat een dossier als het NCIA voorrang krijgt op andere infrastructuurprojecten van Defensie en op het strategisch plan.

 

Mijnheer de minister, een punt was mij niet helemaal duidelijk. Het dossier zit nu bij de Kanselarij van de eerste minister. Gaat het dan betaald worden door de interdepartementale provisie of zie ik dat verkeerd?

 

13.08 Minister Steven Vandeput: Ik kan u alleen zeggen dat het in mijn budget niet voorzien is.

 

13.09  Karolien Grosemans (N-VA): Het blijft in ieder geval een heel obscuur PS-dossier uit de vorige legislatuur. Het blijft vragen oproepen over de manier waarop dit dossier in het verleden behandeld werd en over de transparantie van de procedures. Ik kan alleen hopen dat Defensie hieraan geen kater overhoudt en dat belangrijke infrastructuur voor de kerntaken van Defensie niet in het gedrang zal komen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13.10 Minister Steven Vandeput: Mevrouw de voorzitter, ik merk dat de leden die vragen hebben, aanwezig zijn. Ik ben bereid om de lijst af te werken.

 

13.11  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, je suis prêt à transformer cinq questions en questions écrites si nous abordons celles qui ont trait à l'actualité, à savoir les opérations en cours en Syrie à partir du porte-avions, qui sont mes deux dernières questions.

 

13.12  Steven Vandeput, ministre: Je suis d'accord, pour autant que nous fassions une courte pause.

 

Mevrouw de voorzitter, ik weet niet tot welk tijdstip de zaal beschikbaar blijft. Mijn agenda is nog vrij.

 

De voorzitter: Tot 14 u 00 is deze zaal nog vrij.

 

Er is dus een voorstel van de heer Dallemagne om zijn vragen nrs 7061, 7062, 7129, 7132 en 7133 om te zetten in schriftelijke vragen. Dat voorstel is aanvaard.

 

Wij lassen een korte pauze in.

 

13.13  Georges Dallemagne (cdH): Madame la présidente, puis-je poser mes dernières questions?

 

De voorzitter: Natuurlijk. Dat is geen probleem.

 

De behandeling van de vragen en interpellaties wordt geschorst van 13.14 uur tot 13.26 uur.

Le développement des questions et interpellations est suspendu de 13.14 heures à 13.26 heures.

 

De heer Dallemagne zet zijn mondelinge vragen om in schriftelijke vragen. Het betreft vragen nrs 7601, 7062, 7129, 7132, 7133 en 7649. De enige vraag die hij nog wil stellen, is vraag nr. 7648.

 

14 Question de M. Georges Dallemagne au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "les premières frappes de la France en Syrie à partir du porte-avions Charles de Gaulle" (n° 7648)

14 Vraag van de heer Georges Dallemagne aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de eerste Franse aanvallen in Syrië vanop het vliegdekschip Charles de Gaulle" (nr. 7648)

 

14.01  Georges Dallemagne (cdH): Madame la présidente, monsieur le ministre, je vous remercie d'avoir inversé l'ordre des questions pour cette question d'actualité. En effet, le porte-avions Charles de Gaulle est entré en action dans la nuit du 23 au 24 novembre 2015.

 

De quelles informations disposez-vous sur cette opération? Quels objectifs étaient-ils visés? À mon sens, nous faisons bien partie d'une mission offensive. C'est également ainsi que le comprend le ministre de la Défense français dans son interview dans le journal Le Monde d'hier. Il y est question d'un groupe aéronaval. C'est à la fois le porte-avions et plusieurs bâtiments d'accompagnement qui sont opérationnels et l'objectif est "d'anéantir" le groupe État islamique globalement. Il ne s'agit pas de l'affaiblir mais bien de l'anéantir en Irak et en Syrie. Nous sommes donc bien engagés dans une opération offensive en Irak et en Syrie dans un groupe aéronaval qui forme un tout.

 

Il est important qu'on ne se défausse pas par rapport à la qualification des opérations que nous menons avec d'autres nations, la France et l'Allemagne notamment, et qu'on puisse bien assumer cette opération dans l'ensemble de ses composantes.

 

Monsieur le ministre, confirmez-vous qu'il s'agit bien d'un groupe aéronaval offensif et non pas d'une mission défensive. On est là dans un mécanisme très offensif. Il s'agit bien d'attaquer le groupe État islamique en Irak et en Syrie. Nous sommes donc dans un cadre tout nouveau sur le plan stratégique et sur le plan politique pour nous. Comme vous le savez, je n'y suis pas opposé mais nous devons l'assumer. Cela ne sert à rien de se cacher, de cacher la réalité. Les Français l'affirment clairement. Nous sommes engagés et solidaires avec eux dans cette opération. Nous faisons bien de l'être mais je crois qu'il est important que nous l'assumions politiquement et stratégiquement.

 

Enfin, j'aimerais obtenir des détails sur les opérations en cours et celles qui leur succèderont.

 

14.02  Steven Vandeput, ministre: Monsieur Dallemagne, j'apprécie beaucoup votre geste. Veuillez m'excuser, mais ma réponse sera brève.

 

Le Léopold I escorte le porte-avions en tant que navire de protection et ne participe donc pas activement aux frappes aériennes françaises. Il appartient à la France de communiquer au sujet des cibles visées depuis le Charles de Gaulle et de la suite du programme opérationnel du groupe aéronaval.

 

Pour de plus amples explications sur la situation en Syrie, je vous renvoie vers la commission de suivi des opérations, qui se tient à huis clos. Néanmoins, je puis vous indiquer que, la semaine dernière, les Nations unies ont adopté une résolution autorisant la France à prendre, au-delà de son action d'autodéfense, toutes les mesures qui s'imposent au sein de la coalition.

 

14.03  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, votre sémantique a quelque peu évolué, puisqu'on est passé d'une opération défensive à une opération de protection clairement offensive. Notre contribution consiste à protéger ce porte-avions.

 

Vous avez raison de préciser que toutes les bases légales sont réunies. Il faudra aussi débattre de cette résolution du Conseil de sécurité avec le ministre des Affaires étrangères. Nous devons remplir notre rôle, si modeste soit-il, même si nous n'avons pas participé à des frappes contre le groupe État islamique. Il importe que nous assumions ce cadre juridique, politique et militaire auquel nous devons contribuer au moyen de propositions.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Samengevoegde vragen van

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het strategisch plan Defensie" (nr. 7252)

- de heer Alain Top aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de vijf scenario's voor Defensie" (nr. 7313)

- de heer Georges Dallemagne aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het uitblijven van een strategisch plan en het ontbreken van een geloofwaardige begroting voor Defensie" (nr. 7464)

- de heer Sébastian Pirlot aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het strategisch plan en het buitengewone budget voor de veiligheid" (nr. 7567)

15 Questions jointes de

- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le plan stratégique de la Défense" (n° 7252)

- M. Alain Top au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "les cinq scénarios de la réforme de la Défense" (n° 7313)

- M. Georges Dallemagne au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "l'absence de plan stratégique et de budget crédible pour la Défense" (n° 7464)

- M. Sébastian Pirlot au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le plan stratégique et le budget exceptionnel promis pour la sécurité" (n° 7567)

 

15.01  Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, op 5 november 2015 verscheen een samenvatting van verschillende scenario’s voor de hervormingen van ons leger in de pers. Ze werden onder meer beschreven in De Standaard en in Het Belang van Limburg.

 

De scenario’s gaan van een maximumplan tot een uitdoofscenario.

 

Met uitzondering van dat laatste scenario komen in elk scenario bepaalde investeringen terug. De militaire inlichtingendienst en de Special Forces worden versterkt. Er wordt geld vrijgemaakt voor drones, informatie per satelliet en voor offensieve en defensieve cybercapaciteit, voor nieuwe gevechtsvliegtuigen en voor een extra fregat voor de marine.

 

Het duurste scenario komt neer op een budget van 1,5 % van het bruto binnenlands product. Het goedkoopste scenario, het uitdoofscenario buiten beschouwing gelaten, komt neer op 1,1 % van het bruto binnenlands product.

 

Graag kreeg ik een antwoord op de hiernavolgende vragen.

 

Mijnheer de minister, kunt u de vijf scenario’s toelichten? Zo ja, waar en wanneer?

 

Wat is de actuele stand van zaken van het dossier? Mogen wij het goedgekeurd plan nog dit jaar verwachten?

 

Ten slotte, wordt de aankoop van veeleer duur materiaal, zoals de gevechtsvliegtuigen, in geen enkel scenario ter discussie gesteld?

 

15.02  Sébastian Pirlot (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, contrairement à une imbécillité sans nom que j'ai lue dans la presse, le PS n'est pas un parti islamo-socialiste. Je ne polémiquerai pas sur ce point. On ne peut pas demander à un moineau d'avoir l'intelligence d'un aigle!

 

Cela dit, le PS soutient et continuera de soutenir la participation de notre pays à la coalition internationale contre Daech et son intervention auprès des Français dans un cadre onusien et européen, moyennant une implication de notre assemblée.

 

Comme notre cheffe de groupe l'a récemment rappelé en séance plénière, nous soutiendrons les efforts, notamment budgétaires, à consentir pour la Défense nationale et la mise à disposition de moyens en vue de lutter contre le terrorisme, ce dans une approche onusienne globale et mesurée.

 

La situation actuelle montre que les coupes sombres sévères, près de 1,5 milliard d'euros cumulés, opérées au sein de votre département n'étaient pas un bon choix politique. Déjà il y a un an, je faisais cette analyse à l'occasion de la discussion de votre budget.

 

Comme j'y ai fait référence lors de ma précédente question, le premier ministre a annoncé le déblocage exceptionnel de 400 millions d'euros pour la sécurité. J'ai bien compris que cette mesure faisait encore l'objet de négociations. En tout cas, pour nous, il doit s'agir de moyens nouveaux et tant pis si cela doit augmenter le déficit d'autant!

 

Monsieur le ministre, les évènements récents et l'augmentation du niveau d'alerte dans notre pays ainsi que l'indispensable besoin de lutter, dans le cadre d'une approche globale, contre Daech et le terrorisme en général vont-ils conduire le gouvernement à augmenter le budget de votre département, mettant ainsi fin partiellement aux coupes sombres qui ont été imposées? Quelles mesures pratiques additionnelles tant en termes de moyens matériels qu'humains comptez-vous mettre en place dans ce cadre? Si tant est qu'une partie des 400 millions est effectivement libérée, cela aura-t-il des conséquences sur votre futur plan stratégique?

 

Je vous remercie d'ores et déjà pour vos réponses qui, je n'en doute pas, seront totalement transparentes pour éviter le clair-obscur qui a parfois régné.

 

15.03  Steven Vandeput, ministre: Madame la présidente, chers collègues, les événements récents à Paris et à Bruxelles démontrent à nouveau l'importance de la sécurité tant interne qu'externe pour tous les citoyens belges et européens. Cela renforce la détermination du gouvernement à rédiger un plan stratégique pour la Défense belge qui permettra de répondre aux menaces qui pèsent sur notre société.

 

Comme je vous l'ai communiqué lors de la séance du 28 octobre 2015, le gouvernement travaille d'arrache-pied à la finalisation de ce plan et plusieurs scénarios sont sur la table.

 

Vandaag is het niet opportuun om uit te weiden over de inhoudelijke invulling, de capaciteit en de financiële invulling van die scenario’s. De Kamer zal te gepasten tijde ingelicht worden over een door de regering goedgekeurd strategisch plan voor de Belgische Defensie.

 

Le plan Opérations 2016 ne cesse d'évoluer et sera présenté au Conseil des ministres dans la première quinzaine de décembre.

 

En ce qui concerne le budget exceptionnel pour la sécurité, sa répartition n'est pas encore déterminée à l'heure actuelle. Comme il s'agit de moyens pour l'année 2016, il n'est en tout cas pas possible de les utiliser avant le 1er janvier. Quant à l'entraînement des unités de la Défense, celui-ci a toujours lieu sur le terrain dans des conditions proches de la réalité. La Défense continue à entraîner son personnel au mieux en tenant compte des budgets disponibles.

 

15.04  Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, als ik het goed begrijp, zal de beslissing "te gepasten tijde" aan de Kamer worden voorgelegd. De uitdrukking "te gepasten tijde" komt in de plaats van "binnen zes maanden" uit de beleidsverklaring van vorig jaar. Eerder sprak u over "vóór de paasvakantie" en "vóór het verlof". Nu wordt het "oneindig".

 

15.05 Minister Steven Vandeput: Mijnheer Top, als u uit de beleidsverklaring citeert, moet u dat correct doen. Ik citeer: "De minister zal een strategisch plan voorstellen aan de Ministerraad…"

 

15.06  Alain Top (sp.a): Wat bent u met een plan dat niet werd goedgekeurd?

 

15.07 Minister Steven Vandeput: "… aan de Ministerraad, die dit zal moeten goedkeuren binnen het half jaar."

 

Ik antwoord nu al sinds juni, op alle vragen die ik daarover krijg, dat ik dat heb gedaan. Er is mij gevraagd om verschillende scenario’s uit te werken. Ik heb dat gedaan. Vandaag liggen de scenario’s op tafel. Er zijn op dit moment wat problemen in dit land op het vlak van de veiligheid die ervoor zorgen dat het niet zo eenvoudig is om de juiste mensen samen te brengen om daarover te discussiëren.

 

Laat mij duidelijk zijn, ook voor mij en voor deze regering is het van belang om dit dossier zo snel mogelijk af te ronden en met een resultaat naar buiten te komen. De premier heeft dit trouwens bevestigd bij zijn bezoek aan de Leopold I in Kreta. Vorige week heeft de premier dit nogmaals bevestigd tijdens de bespreking van de terrorismedreiging in de plenaire vergadering.

 

15.08  Alain Top (sp.a): Mevrouw de voorzitter, hopelijk krijg ik nu nog even het woord en mag ik uitspreken.

 

Mijnheer de minister, ik meen dat u nog gelooft in Sinterklaas. Het is bijna de tijd van Sinterklaas en ik meen dat u er nog in gelooft ook. U zegt dat u scenario’s hebt voorgelegd en dat daarmee uw werk af is; ik vind dat beschamend. Dit betekent dat u niet achter deze scenario’s staat om ze te verdedigen, zodat u ervoor kunt zorgen dat door de regering een keuze wordt gemaakt.

 

U verschuilt zich nogmaals achter de precaire feiten die zich op dit ogenblik afspelen in ons land. Die feiten dateren van twee weken geleden. Uw belofte en het regeerakkoord dateren van meer dan een jaar geleden. Tot nu toe is er nog geen beslissing genomen over de verschillende scenario’s.

 

Ten slotte, u zegt dat u de beslissing "te gepasten tijde" zult voorleggen aan de Kamer. Ik versta hieruit dat u enkel de beslissing zult voorleggen. Wat de pers heeft vernomen, is veel meer dan wat u wilt voorleggen aan de Kamerleden. Ik dank u dan ook voor het vertrouwen dat u ons geeft.

 

15.09  Sébastian Pirlot (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse parfaitement claire qui témoigne du fait qu'au sein du gouvernement, rien n'est clair. J'en prends acte. Comme le plaisir naît de l'attente, j'attends avec impatience les prochaines semaines pour vivre mon premier orgasme parlementaire à la découverte de votre plan stratégique.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten

 

La présidente: Les questions jointes nos 7307 et 7460 de Mme Fernandez Fernandez et de M. Dallemagne sont reportées.

 

16 Question de M. Gautier Calomne au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la sécurité des casernes militaires belges" (n° 7366)

16 Vraag van de heer Gautier Calomne aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de beveiliging van de Belgische legerkazernes" (nr. 7366)

 

16.01  Gautier Calomne (MR): Monsieur le ministre, le lundi 26 octobre, un individu attaquait la caserne militaire de Flawinne, en tentant de forcer l’entrée avec sa voiture et en menaçant la sécurité des soldats présents sur place. Grâce au sang-froid et au professionnalisme des militaires et des forces de l’ordre, que je tiens particulièrement à saluer ici, la tentative d’intrusion a été repoussée et son auteur a été rapidement arrêté. Fort heureusement, nul n’a été blessé à l’occasion de cet incident.

 

Néanmoins, cet événement, au demeurant fort isolé, pose la question de la sécurité de nos casernes, en particulier celles où se trouvent entreposées en nombre des armes et des munitions. Eu égard au contexte de la menace terroriste qui pèse sur notre société, la vigilance doit être de mise.

 

Monsieur le ministre, à la suite de ces événements, dont les conséquences auraient pu être bien plus graves, quels enseignements pouvez-vous tirer sur le dispositif de sécurité actuellement en place? Dans le respect des impératifs de confidentialité liés à notre sécurité nationale dont nous sommes conscients, pourriez-vous nous dire si cette tentative d’attaque a permis de mettre en lumière des améliorations potentielles dans la sécurité de nos casernes?

 

16.02  Steven Vandeput, ministre: Monsieur Calomne, je tiens d'abord à souligner que l'incident survenu à Flawinne n'était pas de nature terroriste, mais relevait plutôt d'un acte individuel de la part d'un déséquilibré.

 

J'en retiens essentiellement que le personnel de garde a agi avec sang-froid et professionnalisme. Le véhicule de l'assaillant a, en définitive, été arrêté et si son conducteur a pu s'échapper, il a été rapidement appréhendé par la police.

 

J'en tire deux leçons: la première étant que la garde de nos installations est assurée par du personnel bien compétent et bien entraîné; la seconde a trait à la nécessité de continuellement adapter les dispositifs et les règles de sécurité en fonction du niveau de menace et du contexte particulier à chaque installation.

 

Dans le contexte actuel, ces deux points me paraissent revêtir une importance toute particulière. L'appréciation doit demeurer permanente et le dispositif de sécurité doit être adapté au niveau des menaces et au contexte.

 

16.03  Gautier Calomne (MR): Je vous remercie pour vos réponses, monsieur le ministre.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: We komen aan de laatste vraag van de heer Top, tenzij u die wenst om te zetten in een schriftelijke vraag.

 

16.04  Alain Top (sp.a): Als ik het schriftelijk antwoord onmiddellijk meekrijg.

 

De voorzitter: Het antwoord wordt tijdens de namiddag bezorgd.

 

16.05  Alain Top (sp.a): Akkoord.

 

De voorzitter: Vraag nr. 7561 van de heer Alain Top wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 13.44 uur.

La réunion publique de commission est levée à 13.44 heures.