Commissie voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu en de
Maatschappelijke Hernieuwing |
Commission
de la Santé publique, de l'Environnement et du Renouveau de la Société |
van Dinsdag 17 november 2015 Voormiddag ______ |
du Mardi 17 novembre 2015 Matin ______ |
La séance est ouverte à 10.19 heures et présidée par Mme Muriel Gerkens.
De vergadering wordt geopend om 10.19 uur en voorgezeten door mevrouw Muriel Gerkens.
De voorzitter: Vraag nr. 6009 van mevrouw Vanheste wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
01 Vraag van mevrouw Evita Willaert aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de minister van Financiën, over "de armoedebarometer van Decenniumdoelen 2017" (nr. 6713)
01 Question de Mme Evita Willaert à la secrétaire d'État à la Lutte contre la pauvreté, à l'Égalité des chances, aux Personnes handicapées, et à la Politique scientifique, chargée des Grandes Villes, adjointe au ministre des Finances, sur "le baromètre de la pauvreté de 'Objectifs décennie 2017'" (n° 6713)
01.01 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de staatssecretaris, jaarlijks wordt een armoedebarometer gepubliceerd om te kijken hoever wij nog afstaan van de doelen die tegen 2017 moeten worden bereikt.
Enkele doelstellingen op het federale niveau zijn op het vlak van gezondheid een halvering van de gezondheidsongelijkheid tussen arm en rijk ten opzichte van 2007, op het vlak van werk een halvering van het aantal gezinnen waarin niemand werkt en op het vlak van inkomen voor elk gezin, ongeacht de samenstelling, minstens een inkomen dat de Europese armoederisicodrempel bereikt.
Wat geeft de barometer over die doelstellingen aan? Eigenlijk niet veel goeds. Als tussentijdse balans bij de eerste doelstelling lezen we in het besluit dat de betaalbaarheid van de gezondheidszorg ten opzichte van 2012 drastisch is verslechterd. Het aantal personen dat gezondheidszorg om financiële redenen moet uitstellen, is gestegen van 8 naar 14 %.
Over de tweede doelstelling in verband met werk lezen we dat het percentage volwassenen in een gezin zonder inkomen uit betaald werk in 2013 hoger lag dan in 2012 en hoger dan bij de nulmeting.
Voor de derde doelstelling in verband met het inkomen zien wij weinig of geen verschil ten opzichte van de nulmeting, met name ongeveer 11 % procent armoederisico.
Met nog twee jaar te gaan, lijkt het zeker dat de doelstellingen voor 2017 niet zullen worden gehaald. Dat is uiteraard niet alleen aan het beleid van de huidige regering toe te schrijven, maar toch is men in de armoedebarometer niet bijster positief over het nieuwe beleid.
Ik citeer uit het besluit van de armoedebarometer: "We zijn ontgoocheld omwille van het arbeidsmarktbeleid dat door de huidige en de vorige regeringen gevoerd wordt. Ondanks een steeds groeiende kloof tussen laag- en hooggeschoolden, ondanks het manifest gebrek aan volwaardige jobs voor kansengroepen, ondanks een stijgende jeugdwerkloosheid, wordt de werkzoekende vaak geviseerd als schuldige voor zijn situatie."
Ik lees verder dat de kostprijs van de recente besparingen het zwaarst doorweegt voor gezinnen met de laagste inkomens. Sociale correcties blijven vaak uit. Op die manier wordt een averechtse herverdeling georganiseerd, waardoor de ongelijkheid in België dreigt toe te nemen.
Tot slot: "Het is duidelijk dat de verschillende regeringen hun eigen doelstellingen met het huidig beleid niet zullen halen. Integendeel, in plaats van een noodzakelijke daling van de armoede is de kans groot dat de armoede zal toenemen."
Ik denk dat u zich hierdoor wel aangesproken moet voelen als staatssecretaris voor Armoedebestrijding en Gelijke Kansen, net zoals uw collega's.
Mevrouw de staatssecretaris, wat is uw reactie op de armoedebarometer? Wat denkt u zelf over de uitspraak dat met uw regering de doelstellingen op het vlak van armoede en het wegwerken van de ongelijkheid niet zullen worden gehaald?
Ik haalde al aan dat de recente besparingen het zwaarst zouden doorwegen op gezinnen met de laagste inkomens. Zijn er nog plannen om daaraan aanpassingen te doen?
Tot slot heb ik nog een vraag die ook bestemd is voor uw collega, de heer Kris Peeters, maar ik stel ze ook graag aan u. Welke concrete maatregelen zult u samen met uw collega’s nemen om de groeiende ongelijkheid op de arbeidsmarkt tussen hoog- en laaggeschoolden, tussen mensen met en zonder migratieachtergrond, tussen jongeren en ouderen weg te werken?
01.02 Staatssecretaris Elke Sleurs: Dank u voor uw vraag, mevrouw Willaert.
De cijfers die u aanhaalt uit zowel de barometer als andere studies, zijn mij inderdaad bekend.
Wat de ongelijkheid betreft, bedraagt de verhouding van het equivalent netto beschikbaar huishoudinkomen van de 20 % rijksten tegenover dat van de 20 % armsten, dus de S80/S20-indicator, gebaseerd op de EU-SILC, voor België 3,8. Dat wil inderdaad zeggen dat de 20 % rijksten 3,8 keer meer inkomen hebben dan de 20 % armsten. Nochtans blijkt dat, ondanks die cijfers, België in Europees opzicht voor ongelijkheid niet zo slecht scoort. De ongelijkheid is ook vrij stabiel.
Nog volgens de EU-SILC, de u bekende methode, zorgt het Belgische socialewelvaartssysteem ervoor dat de armoederisicograad daalde van 43 naar 55 %. Dit is natuurlijk een belangrijke dam tegen armoede en sociale uitsluiting.
Om aan de armoede te ontsnappen, zet de federale regering onder andere ook in op de sociale activering van personen die het verst afstaan van de arbeidsmarkt.
Als staatssecretaris heb ik voornamelijk een coördinerende rol en moet ik ervoor zorgen dat de verschillende ministers actie ondernemen. Vandaag gaat de opmaak van het derde federaal plan Armoedebestrijding naar een finale fase. Dat plan is opgemaakt met de betrokken vakministers, met de bedoeling gerichte, specifieke en structurele maatregelen te nemen. Het omvat een brede visie op armoede, waarin we tot een inclusief en preventief beleid willen komen, dat de zelfredzaamheid bevordert en ervoor zorgt dat de sociale grondrechten worden gewaarborgd.
Dat overleg is volop aan de gang, zowel met de betrokken ministers als met het middenveld.
De automatische rechtentoekenning, de bestrijding van armoede bij kinderen, de personen met een migratieachtergrond, de eenoudergezinnen en het optrekken van de laagste socialezekerheidsuitkeringen zijn mijn prioriteiten.
Concreet is er het gebruik van de welvaartsenveloppe voor 100 % en werden de leefloonbedragen vanaf 1 september met 2 % verhoogd.
Wij weten echter allemaal dat het een multidimensioneel probleem is. Er zijn verschillende acties op verschillende domeinen nodig. Dat vereist ook overleg met de verschillende gefedereerde entiteiten.
Vanuit een nauwgezet respect voor de bevoegdheidsverdeling wil ik armoede en sociale uitsluiting, zeker met een migratieachtergrond, verder agenderen op de eerstvolgende Interministeriële Conferentie Integratie in de Maatschappij om die problematiek samen met de deelstaten aan te pakken. Dat mag en kan ik echter niet alleen.
Belangrijke hefbomen zijn niet alleen werk, maar ook onderwijs en integratie, die deelstaatbevoegdheden zijn.
Zelf heb ik bijzondere aandacht voor alleenstaande vrouwen met kinderen. Daarvoor werk ik samen met de Vrouwenraad, de Conseil des femmes francophones de Belgique en de Karel de Grote Hogeschool.
Ik heb 400 000 euro uitgetrokken voor het proefproject MIRIAM, dat van start is gegaan in 2015 en dat zorgt voor coaching en begeleiding van alleenstaande vrouwen, empowerment dus. Ik hoor dat woord echter niet zo graag. Ik vind het een bizar woord. Het gaat erom mensen te steunen en te begeleiden naar zelfredzaamheid en na te gaan waar zij moeilijk aan bepaalde hulp geraken.
In dit proefproject wordt een intensieve en gendersensitieve begeleiding gegeven met het oog op het verhogen van de maatschappelijke en socioprofessionele integratie in de maatschappij, met als doel de armoede en het isolement te doorbreken. Dat komt de kinderen in het gezin ten goede en doorbreekt hopelijk de vicieuze cirkel van kinderen die in armoede opgroeien.
Die proefprojecten zijn gestart in Antwerpen, Gent, Charleroi, Namen en Sint-Jans-Molenbeek. Gelet op de recente feiten komt dat nu nog meer tot zijn recht.
Dat vergt echter veel tijd. Ik ben mij daar terdege van bewust, maar ik werk samen met de regio's aan het nationaal actieplan inzake kinderarmoede. Zoals ik al eerder heb gezegd, is kinderarmoede voor mij een verkeerd woord. Het gaat om armoede binnen het gezin.
Ik focus ook op andere doelgroepen, zoals armoede bij personen met een beperking. Daarvoor werd in juni-juli 2015 van start gegaan met Handiflux, de automatische rechtentoekenning van de DG HAN, waarbij men in plaats van verschillende attesten met één attest een automatische rechtentoekenning kan verkrijgen.
Ik gebruik dit een beetje als voorbeeld om de automatische rechtentoekenning de komende maanden verder te kunnen uitrollen.
Een andere doelgroep vormen de personen met een mentale beperking. Ook voor hen zijn wij gestart met een projectstudie. Alle actoren worden hierbij betrokken: personen met een mentale beperking, de Antwerpse en de Luikse managementscholen en de bedrijven zelf. De betrokken personen kunnen zelf een studie uitvoeren naar het waarom van de moeilijke toegang tot de arbeidsmarkt voor mensen met een bepaalde beperking.
Dit project is in oktober gestart. Ook de bedrijven worden hierbij op hun verantwoordelijkheid gewezen. Ze worden ook gevraagd om te helpen zoeken naar een oplossing. Dit onderzoek loopt momenteel met twee personen met een mentale beperking. Zij zullen de eerstkomende maanden deze studie uitvoeren. Wij hopen zo te weten te komen waar de drempels zitten en wat de moeilijkheden zijn. Ik hoop na zes maanden de eerste resultaten hiervan te ontvangen. Het is de bedoeling om dit project gedurende een jaar te laten lopen, zodat ik de komende jaren dit kan uitrollen.
Het gaat inderdaad om projecten, maar dan wel projecten met een doel. Het gaat om heel specifieke doelgroepen met een heel specifieke problematiek. Op die manier kan ik nadien naar de regering stappen met een actieplan. Ik heb dit plan opgestart nadat hierom vanuit politieke hoek werd gevraagd. Ik laat het initiatief aan het terrein, maar ik heb zelf ook voor een aantal initiatieven gezorgd, zodat ik naar mijn collega’s-ministers kan stappen met die bevindingen en hen een aantal actiepunten kan voorleggen.
01.03 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, ik meen dat u een aantal mooie projecten heeft aangekaart. Ik hoop samen met u dat uw collega’s-ministers naar u zullen luisteren en gevolg zullen geven aan uw vragen.
Ik kijk uit naar het derde federaal plan inzake Armoedebestrijding. Ik ben heel blij om nogmaals bevestigd te horen dat de automatische rechtentoekenning een van de prioriteiten is. Toeval of niet, maar morgen staat hierover een voorstel van resolutie van ons op de agenda van de commissie voor de Sociale Zaken. Ik hoop dat over de grenzen van meerderheid en oppositie kan worden gewerkt aan een gezamenlijk voorstel. Wij zijn bereid om hierover te praten.
Ik neem ook aan dat de meerderheid op deze vraag zal ingaan, aangezien u dit heel belangrijk vindt. Premier Michel heeft dit in zijn State of the Union expliciet vermeld en dit wordt door alle armoedeorganisaties gevraagd. Ik hoop dat meerderheid en oppositie hiervoor kunnen samenwerken.
Natuurlijk heeft armoede, zoals u zelf aangeeft, behalve met projecten voor doelgroepen ook heel concreet met inkomen te maken.
Het verhaal van het optrekken van de laagste uitkeringen volgen wij, zoals u weet, op de voet. Op dat vlak is er natuurlijk nog een gigantische kloof te dichten. Wij vrezen dat het dichten ervan niet voor de huidige legislatuur zal zijn en dat wij fundamenteel dichter bij de armoedegrens zullen komen. Die armoedegrens blijft immers ook zelf toenemen.
Over dat punt heb ik morgen nog een concrete vraag voor uw collega Borsus, namelijk over het leefloon. Wat betekent het optrekken met 2 % voor mensen in armoede? Ik zal daarover hier dus niet uitweiden.
Het project rond alleenstaande moeders klinkt goed. Ik ben blij dat het ook in mijn eigen stad Gent wordt uitgerold. Het is echter jammer – het gaat daarbij alweer over inkomen – dat bijvoorbeeld het inkomen van mama’s die onvrijwillig deeltijds werken omdat ze er alleen voor staan, maar ook omdat werkgevers vaak mensen nodig hebben die deeltijds werken, door de maatregelen van de huidige regering is afgenomen. Dat blijven wij aan de kaak stellen.
Het incident is gesloten.
02 Question de M. Éric Massin à la secrétaire d'État à la Lutte contre la pauvreté, à l'Égalité des chances, aux Personnes handicapées, et à la Politique scientifique, chargée des Grandes Villes, adjointe au ministre des Finances, sur "l'évaluation du plan de lutte contre la pauvreté" (n° 6185)
02 Vraag van de heer Éric Massin aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de minister van Financiën, over "de evaluatie van het armoedeplan" (nr. 6185)
02.01 Éric Massin (PS): Madame la secrétaire d'État, j'ai déjà eu l'occasion de vous interroger à plusieurs reprises au sujet de la lutte contre la pauvreté et je continuerai à le faire eu égard à vos notes de politique générale ou plans à déposer ou commentaires à apporter.
Comme vous le savez, selon le cinquième Annuaire fédéral en matière de lutte contre la pauvreté et l'exclusion sociale, un peu plus de 15 % des Belges vivent toujours actuellement sous le seuil de pauvreté. Il n'est pas question ici du seuil de pauvreté européen, car dans ce cas, le seuil de 15 % serait largement dépassé. Il nous apparaît plus que jamais indispensable de faire de la lutte contre la pauvreté une réelle priorité: lutte contre la pauvreté des pensionnés, des travailleurs, des personnes sans emploi, des femmes mais aussi des enfants.
Vous en conviendrez, les réformes socio-économiques adoptées par votre gouvernement sont loin de rencontrer cet objectif, bien au contraire. Comme vous me l'indiquiez avant les vacances, vous envisagiez l'élaboration et la présentation d'un troisième plan de lutte contre la pauvreté dans le courant du deuxième semestre 2015. Nous y sommes! J'espère que nous l'obtiendrons avant les vacances sous peine d'engendrer un sérieux problème politique.
Par ailleurs, en mai dernier, une proposition de résolution relative à la lutte contre la pauvreté a été adoptée par les partis de la majorité de cette assemblée. Bien que mon groupe ne l'ait pas soutenue, estimant qu'elle manquait véritablement d'ambition et qu'elle était loin de répondre aux attentes des personnes en situation de précarité et à celles des acteurs de terrain, nous avions salué certaines demandes adressées au gouvernement.
L'une de ces demandes consistait à charger la Cour des comptes d'examiner la qualité, l'exécution, le suivi et l'évaluation du deuxième plan de lutte contre la pauvreté (2012-2014), mais aussi de vérifier s'il avait été tenu compte, de manière suffisante, des recommandations figurant dans le rapport sur le premier plan fédéral de lutte contre la pauvreté remis par la Cour des comptes à la Chambre des représentants.
Madame la secrétaire d'État, vous conviendrez avec moi qu'il est indispensable, avant d'entamer des discussions sur un troisième plan, que le parlement puisse disposer du rapport de la Cour des comptes.
Pourriez-vous me dire si cette demande a effectivement été faite à la Cour des comptes? Quand cette dernière pourra-t-elle nous remettre son rapport, comme mentionné dans la résolution? Si la Cour des comptes n'a pas été saisie, est-ce le parlement qui devra le faire? Si tel est le cas, j'espère que vous y serez favorable et que ce point pourra rapidement être fixé à l'ordre du jour de notre commission.
Ce faisant, vous pourrez tenir compte des éventuelles recommandations pour lesquelles l'urgence aura été demandée dans le cadre de l'élaboration du prochain plan.
La présidente: Cher collègue, avant de donner la parole à Mme la secrétaire d'État, je tiens à vous signaler que toute demande faite à la Cour des comptes doit émaner du parlement.
02.02 Elke Sleurs, secrétaire d'État: Madame la présidente, c'est par cette précision que je comptais commencer ma réponse.
02.03 Éric Massin (PS): Madame la présidente, le gouvernement ou la majorité, chargée par ce dernier, aurait pu faire la demande, ce qui n'est pas le cas, aujourd'hui. J'attends donc la réponse de Mme la secrétaire d'État.
02.04 Elke Sleurs, secrétaire d'État: Madame la présidente, cher collègue, sachez que je ne vois aucun inconvénient à ce que la Cour des comptes réalise un tel audit, bien au contraire.
Mais, comme cela a été signalé, c'est à la Chambre des représentants qu'il appartient de faire ce genre de demande. Tout comme le gouvernement fédéral, je ne suis pas compétente pour ce faire. Toutefois, si la Chambre décidait de mandater la Cour des comptes, il est évident qu'elle aurait mon soutien.
Par ailleurs, les recommandations faites par la Cour des comptes seront prises en considération. Mais je répète que l'initiative vous appartient.
02.05 Éric Massin (PS): Je vous remercie, madame la secrétaire d'État, mais vous comprendrez aisément que les groupes de l'opposition ne souhaitent pas prendre ce genre d'initiative pour ensuite se faire recaler par la majorité. Il me semblait donc important que, par votre intermédiaire, le gouvernement marque son soutien à cette demande.
Je vais maintenant déposer cette demande rapidement en espérant que la majorité la votera lorsqu'elle lui sera soumise.
L'incident est clos.
03 Vraag van mevrouw Evita Willaert aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de minister van Financiën, over "de opmaak van een interfederaal actieplan tegen racisme" (nr. 6714)
03 Question de Mme Evita Willaert à la secrétaire d'État à la Lutte contre la pauvreté, à l'Égalité des chances, aux Personnes handicapées, et à la Politique scientifique, chargée des Grandes Villes, adjointe au ministre des Finances, sur "l'élaboration d'un plan interfédéral de lutte contre le racisme" (n° 6714)
03.01 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de staatssecretaris, u weet dat de VN-antiracismeconferentie in Durban al meer dan veertien jaar achter ons ligt. Nog steeds hebben we geen interfederaal actieplan tegen racisme, raciale discriminatie en alle vormen van intolerantie. Dat is nochtans een van de pijlers van het actieprogramma dat in Durban werd goedgekeurd, ook door ons land.
Net voor de verkiezingen van vorig jaar deed het Interfederaal Gelijkekansencentrum een oproep aan de partijen die verkozen zouden worden om hiervan eindelijk werk te maken. In haar jaarverslag van 2014 verwijst het centrum nogmaals naar die belofte. Daarvan werk maken is nodig, omdat alle indicatoren aangeven dat personen van vreemde origine nog steeds ondervertegenwoordigd zijn op onze arbeidsmarkt en dat onze samenleving nog altijd weinig inclusief is.
Raciale discriminatie blijft bestaan op alle domeinen, vaak op een sluipende manier, waardoor ze moeilijker te bestrijden is. Het debat over het thema wordt almaar meer geculturaliseerd. Daardoor is de aandacht weggehaald van de domeinen die zich bij uitstek lenen om gelijke kansen en participatie te bevorderen, namelijk werk, onderwijs en huisvesting.
Mijn vragen zijn de volgende.
Zult u samen met uw collega’s werk maken van een interfederaal actieplan tegen racisme? Een actieplan dat alle maatschappelijke domeinen omvat, met zowel repressieve als preventieve elementen? Die repressieve elementen vinden wij in dezen wel belangrijk. Daartoe moeten de federale overheid, de overheden van de Gewesten en Gemeenschappen en de lokale overheden een gezamenlijke strategie ontwikkelen, zoals ze dat in 2013 gedaan hebben om homofobie aan te pakken.
Zo zal België eindelijk de belofte inlossen die het deed op de antiracismeconferentie in Durban in 2001 en die het sindsdien meermaals herhaalde, jammer genoeg zonder gevolg. In 2014 werd ons land daarvoor al twee keer tot de orde geroepen door de Commissie voor de uitbanning van rassendiscriminatie van de VN en door de Commissie tegen Racisme en Intolerantie van de Raad van Europa. Ik kijk dan ook heel erg uit naar uw antwoord.
03.02 Staatssecretaris Elke Sleurs: Mevrouw Willlaert, ik ben me inderdaad ten zeerste bewust van deze Belgische belofte die binnenkort haar vijftiende verjaardag viert. We zien die belofte telkens weer opduiken. Is het niet hier in het Parlement, dan is het wel in de talrijke rapporteringen, waartoe België inderdaad internationaal verplicht is. Zoals u zelf hebt aangehaald, werden we berispt door het Committee on the Elimination of Racial Discrimination en de ECRI, de European Commission against Racism and Intolerance. Ook in het kader van de Universal Periodic Review zijn we ons hiervan zeker bewust. Ook het middenveld zal hierin haar rol spelen.
Er is zeker een maatschappelijke nood, dat valt moeilijk te ontkennen. Ik wil deze nood onderzoeken, afbakenen en zien hoe we eraan tegemoet kunnen komen.
Racisme is een destabiliserende factor in elke samenleving, het beperkt mensen in het realiseren van hun volledig economisch en sociaal potentieel. Daarom heb ik een studie opgestart, samen met een extern academisch expertisecentrum, die nu het bestaande antiracismebeleid in kaart aan het brengen is, die de hiaten zal duiden en een overzicht zal bieden van de goede praktijken uit andere landen. Op basis van de conclusies van dat werk kunnen zo potentiële beleidsinitiatieven onder de loep worden genomen.
Wij mogen dat natuurlijk ook niet overhaasten, maar ik zal met mijn collega’s, zowel op federaal niveau als bij de deelstaten, daarover in overleg treden.
03.03 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de staatssecretaris, die studie is een goede zaak, ook al weten wij natuurlijk reeds heel veel, maar om een aantal zaken te objectiveren, lijkt mij dat goed. Wij kijken vooral uit naar de potentiële beleidsinitiatieven daaromtrent. Ik hoop dat wij kunnen landen met een interfederaal actieplan.
L'incident est clos.
04 Vraag van mevrouw Evita Willaert aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de minister van Financiën, over "de evaluatie van de antidiscriminatiewet en het dossier van positieve actie" (nr. 6715)
04 Question de Mme Evita Willaert à la secrétaire d'État à la Lutte contre la pauvreté, à l'Égalité des chances, aux Personnes handicapées, et à la Politique scientifique, chargée des Grandes Villes, adjointe au ministre des Finances, sur "l'évaluation de la loi anti-discrimination et le dossier d'action positive" (n° 6715)
04.01 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, in februari 2015 stelde ik u vragen over de evaluatie en mogelijke bijsturing van de antidiscriminatiewet en vroeg ik u naar de stand van zaken in het dossier van de positieve actie. Wegens mijn zwangerschapsverlof beantwoordde u die vraag schriftelijk, begin juli. Dat antwoord brengt mij tot de volgende opvolgende vragen.
Toen ons land in 2007 een antidiscriminatiewetgeving invoerde, voorzag die ook in een koninklijk besluit over positieve actie. Acht jaar later is dat koninklijk besluit er nog steeds niet. Vanmorgen werd dat op de radio ook aangehaald door de directeur van het Interfederaal Gelijkekansencentrum naar aanleiding van de resultaten van de socio-economische monitoring, die op dit moment op de FOD Werkgelegenheid voorgesteld worden. Er is wel een verbetering zichtbaar inzake de werkgelegenheid van personen met een migratieachtergrond, maar de gekende punten blijven bestaan, namelijk dat zij vaak minder aantrekkelijke jobs hebben, vaak niet voltijds en dergelijke. Over die resultaten zullen wij vandaag nog wel meer vernemen. De directeur zette dat vanmorgen nog eens op de kaart en dat bekrachtigt in zekere zin ook mijn vraag in verband met de positieve actie.
U vermeldde in uw antwoord op mijn vorige vraag dat in het dossier inzake positieve actie reeds verschillende consultatierondes hadden plaatsgevonden. Mevrouw de staatssecretaris, is er intussen al overeenstemming met uw collega’s-ministers over de voorwaarden van maatregelen, en zo ja, welke voorwaarden? Wat is de timing om de consultatieronde af te ronden? Wanneer zullen de voorwaarden om voor bepaalde groepen werknemers positieve actie mogelijk te maken, in een koninklijk besluit worden omgezet? Wij hebben al een wetgeving die discriminerend gedrag verbiedt en bestraft, maar gerichte acties worden niet toegelaten of aangemoedigd door het ontbreken van dat koninklijk besluit. Dat is een duidelijk hiaat in onze wetgeving en ik hoop van harte dat u dat dossier meer vaart kunt geven dan uw voorgangers.
Inzake de evaluatie van de antidiscriminatiewet zelf sprak u over een samen te stellen commissie van experts. Is het koninklijk besluit om dat te bewerkstelligen, zoals u had beloofd, voor het zomerreces op de Ministerraad gebracht? Is die commissie intussen samengesteld? Op welke termijn zal zij een evaluatie met aanbevelingen kunnen voorleggen?
04.02 Staatssecretaris Elke Sleurs: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Willaert, ik dank u voor uw inderdaad nog altijd zeer terechte vraag. Wij volgen dat dossier zeer nauw op vanuit het kabinet.
Reeds van bij het begin van deze legislatuur is het duidelijk dat heel wat mensen, zowel parlementsleden als equality bodies in het middenveld, op hun honger zitten inzake de discriminatiewetgeving. Uw vraag in februari is daar een voorbeeld van.
Het dossier combineert twee elementen. Enerzijds gaat het om de uitvoeringsbesluiten van de wetten van 10 mei 2007 en, anderzijds, gaat het om de evaluatie van diezelfde wet. In het begin van de legislatuur hebben wij dat thema grondig bestudeerd en wij zijn het overleg aangegaan met het Interfederaal Gelijkekansencentrum en het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen.
Met deze achtergrondinformatie werd ervoor gekozen om de evaluatie, die door de wet wordt voorgeschreven en die reeds drie jaar te laat komt, door te voeren. Daarom heb ik het voorbije jaar gewerkt aan de samenstelling van de commissie van experts, die een noodzakelijke voorwaarde vormt voor deze evaluatie. Het KB dat de basis vormt voor die samenstelling is in juli door de Ministerraad goedgekeurd en bevindt zich momenteel bij de Koning ter bekrachtiging. Daarna zal het KB in het Belgisch Staatsblad worden gepubliceerd. Ik verwacht dit eerstdaags.
Drie weken na de publicatie zal de commissie worden samengesteld. Deze zal uitzonderlijk reeds binnen een termijn van zes maanden een eerste evaluatieverslag indienen. De commissie staat dus echt in de steigers.
In 2016 zal ik ernaar streven deze evaluatie te implementeren en de wetgeving waar nodig aan te passen. Wij steunen ook de bevindingen van de commissie van experts om de nodige uitvoeringsbesluiten, inclusief deze gericht op positieve actie, op te stellen. Het invoeren van dergelijke uitvoeringsbesluiten vóór of tijdens deze evaluatie lijkt mij niet logisch. Wij moeten eerst de evaluatie afwachten en pas daarna de uitvoeringsbesluiten nemen.
Ik hoop hiermee op uw vraag te hebben geantwoord. Ik blijf dit hoe dan ook onder de aandacht houden.
04.03 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Dat is een zeer goede zaak, mevrouw de staatssecretaris. Ik veronderstel dat na de evaluatie en de uitvoeringsbesluiten ook de positieve actie zal volgen?
04.04 Staatssecretaris Elke Sleurs: De oprichting van een commissie van experts werd op de Ministerraad besproken en goedgekeurd. Het KB ter zake ligt momenteel ter ondertekening bij de Koning. Pas daarna kan ik de commissie van experts officieel samenstellen. Zij kunnen vervolgens starten met hun evaluatie en hiervan uitzonderlijk reeds na zes maanden verslag uitbrengen. Daarna zullen de uitvoeringsbesluiten worden genomen. In feite versnellen wij dus de procedure omdat het al zo lang heeft geduurd.
L'incident est clos.
05 Vraag van mevrouw Valerie Van Peel aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de minister van Financiën, over "verkrachtingszaken bij mannen" (nr. 6686)
05 Question de Mme Valerie Van Peel à la secrétaire d'État à la Lutte contre la pauvreté, à l'Égalité des chances, aux Personnes handicapées, et à la Politique scientifique, chargée des Grandes Villes, adjointe au ministre des Finances, sur "les cas de viol parmi les hommes" (n° 6686)
05.01 Valerie Van Peel (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, mijn vraag gaat over een deelproblematiek die wat minder in de belangstelling staat. De officiële cijfers inzake verkrachting zijn in ons land sowieso hallucinant hoog. Daarover hebben wij het in deze commissie al vaker gehad. In 2013 werden volgens de politiestatistieken per dag gemiddeld acht klachten ingediend. Negentig procent van de slachtoffers van seksueel geweld doet echter geen aangifte. Verkrachting bevindt zich nog steeds in een taboesfeer. De reële cijfers liggen met andere woorden nog een pak hoger.
Verkrachting is per definitie een schending van de mensenrechten. Het is een verregaande aantasting van de fysieke en psychische integriteit van het slachtoffer. Het is dus belangrijk dat wij met een allesomvattend plan komen, een geheel van maatregelen om verkrachting effectief aan te pakken.
Het sensibiliseren van slachtoffers en hun aanmoedigen de stilte te doorbreken, is zeker waardevol en nodig. Dat u, mevrouw de staatssecretaris, volop werk maakt van een uitgebreid plan van aanpak is dan ook een uitstekende zaak.
Ik wil het vandaag over een deelproblematiek hebben. Hoewel vrouwen de grootste groep slachtoffers vormen – daarover valt niet te twisten – zijn ook mannen het slachtoffer van seksueel geweld. Daarover is, meen ik, nog minder bekend. Het is duidelijk dat het taboe hierover nog groter is en dat de aangifte hiervan procentueel nog veel lager ligt dan de reële cijfers.
Om die reden opende een Zweeds ziekenhuis, waarvan ik de naam niet zal proberen uit te spreken, naast zijn bestaande voorzieningen onlangs een afdeling die speciaal gericht is op mannelijke slachtoffers. Het is immers erg belangrijk mannelijke slachtoffers niet te negeren.
Elkeen die het slachtoffer van seksueel geweld is, moet kunnen rekenen op de juiste hulpverlening. Vandaar mijn vragen, mevrouw de staatssecretaris.
Werkt u ook specifiek inzake verkrachting van mannen? Op welke manier zal dit aspect meegenomen worden in uw plan van aanpak? Beschikt u over cijfermateriaal inzake mannelijke slachtoffers, of is hiernaar verder onderzoek nodig? Op welke manier wil u dit aanpakken? Ik dank u alvast voor uw antwoord.
05.02 Staatssecretaris Elke Sleurs: Mevrouw Van Peel, zoals u zei, verkrachting komt effectief ook bij mannen voor, maar het taboe is daar nog groter, waardoor het nauwelijks naar buiten komt. De meeste slachtoffers van verkrachting zijn natuurlijk vrouwen, maar dat betekent niet dat wij een deel van de slachtoffers in de kou moeten laten staan.
Uit een studie van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen over de ervaringen rond partnergeweld, blijkt reeds dat mannen minder vaak dan vrouwen hun ervaringen met partnergeweld delen, 64,8 % van de vrouwen tegenover 39,2 % van de mannen. Wij zien daar dus een duidelijk verschil. Dat geldt des te meer voor seksueel geweld.
Men vermoedt in die studie dat dit te wijten is aan het stereotiepe beeld van mannen, die sterk moeten zijn of toch altijd genieten van seks, waardoor de drempel om hulp te zoeken of een klacht in te dienen nog veel groter is dan bij vrouwen. Er moet dus zeker ook aandacht worden besteed aan geweld dat door mannen wordt ondergaan, omdat dit vaker verborgen blijft dan bij vrouwen.
Daarom ben ik inderdaad een studie gestart, op basis van buitenlands cijfermateriaal, want zelf hebben wij dat materiaal niet, om na te gaan wat de prevalentie is van mannelijke slachtoffers van seksueel geweld, in welke omstandigheden dit gebeurt en door wie, hoe hen best te bereiken en wat hun specifieke noden qua opvang zijn. Wij zullen daarbij natuurlijk het voorbeeld van Zweden nauw betrekken. Op basis van die studie zal ik dan ook bekijken of er nog een specifiek prevalentie-onderzoek in België nodig is of dat wij ons kunnen baseren op die buitenlandse cijfergegevens. Met andere woorden, kunnen wij die cijfers extrapoleren?
In elk geval zal met dit onderzoek en met de aanbevelingen voor opvang rekening worden gehouden bij de haalbaarheidsstudie en bij het opstarten van de drie pilootprojecten van multidisciplinaire opvangcentra voor slachtoffers van seksueel geweld. Ik heb in die haalbaarheidsstudie inderdaad specifiek gevraagd om voor die multidisciplinaire centra rekening te houden met mannelijke slachtoffers en om dus na te gaan of in specifieke opvang moet worden voorzien voor mannen, in extra opleidingen of in een andere soort van psychologische hulp, opdat zowel vrouwelijke als mannelijke slachtoffers in die opvangcentra terecht zouden kunnen.
05.03 Valerie Van Peel (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, u staat er ondertussen om bekend te durven afwijken van de platgereden paden. Ook dit is een voorbeeld, want u durft naar subgroepen te kijken waaraan in het verleden niet altijd voldoende aandacht is gegeven. Wij mogen die problematiek toch ook niet negeren; daarom vind ik het een zeer goede zaak dat u het meeneemt in de pilootprojecten die u zult opstarten.
Ik ben natuurlijk benieuwd naar de resultaten en naar de specifieke aandachtspunten of maatregelen. Ik neem aan dat wij hierop op een later moment terugkomen, als u met uw volledig plan van aanpak komt.
Het incident is gesloten.
06 Question de Mme Fabienne Winckel à la secrétaire d'État à la Lutte contre la pauvreté, à l'Égalité des chances, aux Personnes handicapées, et à la Politique scientifique, chargée des Grandes Villes, adjointe au ministre des Finances, sur "l'état d'avancement du nouveau plan d'action national de lutte contre toutes les formes de violence envers les femmes" (n° 6775)
06 Vraag van mevrouw Fabienne Winckel aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de minister van Financiën, over "de voortgang van het nieuwe nationale actieplan ter bestrijding van alle vormen van geweld tegen vrouwen" (nr. 6775)
06.01 Fabienne Winckel (PS): Madame la présidente, madame la secrétaire d'État, le comité d'avis du Parlement de la Fédération Wallonie-Bruxelles chargé d'examiner les questions relatives à l'égalité des chances entre les hommes et les femmes a été sollicité ce 6 octobre 2015 pour rendre un avis sur le Plan intra-francophone de lutte contre les violences sexistes et intra-familiales. Ce Plan intra-francophone 2015-2019, comprenant près de 176 mesures, a été initié par Mme Isabelle Simonis, ministre des Droits des femmes et de l'Égalité des chances, en collaboration avec les gouvernements de la Région wallonne et de la Commission communautaire commune.
Alors que le plan 2010-2014 visait la violence entre partenaires et les violences intra-familiales telles que les mariages forcés, les mutilations génitales féminines et les violences liées à l'honneur, le nouveau plan 2015-2019 présenté aujourd'hui étend son champ d'action aux violences sexuelles, à savoir le viol, le harcèlement sexuel et la prostitution. Cette prise en considération de la violence sexuelle est également prévue dans le nouveau plan d'action national de lutte contre toutes les formes de violence envers les femmes dont vous avez la tutelle aujourd'hui.
Madame la secrétaire d'État, nous souhaitons que vous nous présentiez au plus vite votre nouveau plan d'action national sur cette importante thématique. Lors d'une précédente question orale, vous aviez manifesté votre souhait de le finaliser avant les vacances d'été. Pourriez-vous nous informer de l'état d'avancement du dossier? Quel est le nouveau calendrier des travaux qui a été fixé? Quand le Parlement fédéral pourra-t-il véritablement prendre connaissance de ce nouveau plan?
06.02 Elke Sleurs, secrétaire d'État: Madame Winckel, le Plan d'action national 2015-2019 de lutte contre toutes les formes de violence basées sur le genre est effectivement complété d'un important chapitre relatif à la violence sexuelle. Le plan s'inscrit aussi entièrement dans la ligne de la Convention du Conseil de l'Europe de lutte contre la violence à l'égard des femmes et la violence domestique.
J'ai soumis avant l'été une proposition de plan d'action à mes collègues ministres du gouvernement fédéral et des entités fédérées. Je suis heureuse d'annoncer que nous lancerons ce plan d'action le 24 novembre, Journée internationale de lutte contre la violence faite aux femmes. Le plan pourra être consulté au parlement la semaine prochaine, à partir de mardi.
06.03 Fabienne Winckel (PS): Madame la ministre, voilà une bonne nouvelle! Voyant que les entités fédérées avançaient, je m'interrogeais, car il s'agit d'une thématique qui doit être portée à tous les niveaux de pouvoir et par tous les acteurs concernés. Nous attendons ce plan avec impatience. Ce sera avec plaisir que nous pourrons également en discuter au sein du comité d'avis pour l'Émancipation sociale.
06.04 Elke Sleurs, secrétaire d'État: Ce point sera cette semaine à l'ordre du jour du Conseil des ministres des entités fédérées.
06.05 Fabienne Winckel (PS): En raison du délai pris par vos collègues pour en prendre connaissance, j'espère que vous avez pu dégager des moyens qui permettront d'atteindre les objectifs importants en la matière. Vu les chiffres, il est indispensable de lutter contre cette violence faite aux femmes et aux hommes, bref la violence conjugale.
L'incident est clos.
- mevrouw Nele Lijnen aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de minister van Financiën, over "de centra voor totaalopvang van slachtoffers van seksueel geweld en uw bezoeken in het buitenland" (nr. 6905)
- mevrouw Fabienne Winckel aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de minister van Financiën, over "de oprichting van een multidisciplinair centrum voor de slachtoffers van seksueel geweld" (nr. 7213)
- Mme Nele Lijnen à la secrétaire d'État à la Lutte contre la pauvreté, à l'Égalité des chances, aux Personnes handicapées, et à la Politique scientifique, chargée des Grandes Villes, adjointe au ministre des Finances, sur "les centres assurant un accueil global des victimes de violences sexuelles et vos visites à l'étranger" (n° 6905)
- Mme Fabienne Winckel à la secrétaire d'État à la Lutte contre la pauvreté, à l'Égalité des chances, aux Personnes handicapées, et à la Politique scientifique, chargée des Grandes Villes, adjointe au ministre des Finances, sur "le projet de mise en place d'un centre multidisciplinaire pour les victimes de violences sexuelles" (n° 7213)
07.01 Nele Lijnen (Open Vld): Mevrouw de staatssecretaris, in het Adviescomité voor de maatschappelijke emancipatie hebben wij al een uitgebreide denkoefening over de problematiek van verkrachtingen gedaan. Daaruit bleek heel duidelijk dat een totaalbeleid nodig is en dat het vooral belangrijk is om slachtoffers in geïntegreerde centra op te vangen. U bent naar een aantal buitenlandse voorbeelden gaan kijken en ik had daarover graag wat vragen gesteld.
Wat zijn uw eerste indrukken van wat u daar hebt gezien? Hebt u elementen gezien die bij ons ook van toepassing zouden zijn? Zijn er dingen die wij beter of anders zouden kunnen aanpakken? Hoe verhoudt zich dat tot het proefproject dat vandaag in Gent al op poten is gezet? Hebt u nieuwe dingen geleerd met het oog op eventuele bijsturingen?
07.02 Fabienne Winckel (PS): Madame la présidente, madame la secrétaire d'État, vous avez déclaré en mai dernier vouloir développer un programme de prise en charge des victimes de viol. Ce projet permettrait de sortir de l'ombre davantage de personnes qui ont subi des violences sexuelles. En effet, d'après les chiffres, seulement 10 % des victimes de viol auraient le courage de porter plainte, alors qu'une écrasante majorité se réfugie dans le silence par peur, honte ou sentiment de culpabilité.
Pour les encourager à introduire une plainte et à dénoncer leur agresseur, vous avez proposé la mise en place d'une équipe pluridisciplinaire spécialisée dans l'accueil, le soutien et l'accompagnement psychologique de ces victimes de viol. Ce projet viserait à compléter le travail des médecins et policiers en charge de ces dossiers sensibles et à centraliser toutes les aides disponibles dans des centres médicaux compétents.
Madame la secrétaire d'État, voici quelque temps, vous avez cité l'exemple des Pays-Bas et du Royaume-Uni qui disposent de tels centres multidisciplinaires et avez évoqué une visite qui pourrait être le point de départ d'une étude de faisabilité sur la création de ces centres multidisciplinaires de prise en charge des victimes de viol. Vous savez que le comité d'avis se charge de cette thématique et qu'il a organisé de nombreuses auditions à cet égard. Lors de celle qui a eu lieu la semaine dernière, nous avons appris que cette étude avait été lancée.
Mes questions seront précises. Pourriez-vous nous faire un compte rendu de la mission que vous avez menée à l'étranger? Quels sont les pratiques de travail et outils qui pourraient être transposables chez nous? Avez-vous associé les représentants des entités fédérées? Comme pour ma précédente question, j'estime en effet que cette thématique doit concerner tous les niveaux de pouvoir. Ce projet-a-t-il déjà été discuté avec vos collègues du fédéral et vos homologues des entités fédérées? Pourriez-vous nous informer de l'état d'avancement de ce projet?
07.03 Staatssecretaris Elke Sleurs: Zoals ik al heb aangekondigd, ben ik van plan een aantal pilootprojecten op te starten om de opvang van slachtoffers van seksueel geweld te verbeteren.
Slachtoffers moeten op dit moment zelf naar de verschillende diensten gaan – politie, ziekenhuis, gerecht, hulpverlening en psycholoog – en meerdere keren hun verhaal doen, wat revictimisatie in de hand werkt. Ze worden voor een tweede keer slachtoffer.
Ik wil de diensten in multidisciplinaire centra centraliseren, zodat slachtoffers op één plaats door de verschillende instanties kunnen worden geholpen en psychologische bijstand kunnen krijgen.
Ces structures existent déjà effectivement à l'étranger. C'est la raison pour laquelle j'ai lancé, début septembre, une étude de faisabilité qui prendra une année, en vue de vérifier comment adapter ces modèles étrangers au contexte belge. Nous travaillons en collaboration avec l'Université de Gand car elle a déjà entamé des travaux comparables.
Á cette fin, nous nous sommes rendus en Grande-Bretagne et aux Pays-Bas en visite d'étude avec une délégation de chercheurs, de membres du parquet, de membres de la police fédérale et locale, de gynécologues, de pédiatres, de psychologues et d'assistants sociaux. Je ne me suis pas rendue à Londres mais bien aux Pays-Bas, mais toute l'équipe a visité les deux centres. Le centre d'accueil en Grande-Bretagne n'accepte toutefois de ne recevoir qu'un nombre restreint de personnes, ce qui nous a contraints à limiter notre délégation à une vingtaine de personnes. Aux Pays-Bas, seuls deux députés ont pu nous accompagner. Nous avons dès lors invité deux membres du Comité consultatif. Mon cabinet a également transmis tous les documents utiles.
Ook de ervaringen bij beide centra waren zeer verschillend. De opvangcentra in Groot-Brittannië bestaan reeds vele jaren, sommige zelfs al twintig jaar, maar zijn ook wel wat verouderd. Ze bieden geen opvang meer zoals in moderne tijden verwacht wordt.
In Nederland is men pas in 2012 met de opvangcentra gestart. De wetten en het politioneel en gerechtelijk systeem zijn anders dan in België. Het is dus niet mogelijk – dat hebben we zeker gemerkt – om de vorm van de opvangcentra zomaar te kopiëren naar België. Het is dus echt niet gemakkelijk om nu reeds te zeggen wat wel en niet toepasbaar is in België. We hebben daar zeer veel over gediscussieerd, over de verschillende wetten, tijdens de ontmoetingen. Het was wel zeer nuttig om te zien hoe zij de problematiek aanpakken. We zullen alleszins hun aanpak moeten aanpassen aan onze eigen wetgeving en bekijken hoe we een en ander kunnen implementeren. Die aspecten maken juist deel uit van de haalbaarheidsstudie en zullen morgen worden besproken en geëvalueerd met de stuurgroep.
Outre les gens de terrain, les cabinets de mes collègues de la Santé, de la Justice et de l'Intérieur font partie du groupe de pilotage et ont également participé à la visite d'étude. Les échanges sont donc incessants.
Mes collègues des entités fédérées sont eux aussi au courant de mes projets. Je leur ai déjà fait connaître mon intention de me concerter avec eux dès que l'étude de faisabilité sera finalisée, afin de pouvoir lancer, ensemble, les trois projets pilotes (un en Flandre, un à Bruxelles et un en Wallonie) fin 2016, début 2017.
07.04 Nele Lijnen (Open Vld): Mevrouw de staatssecretaris, er staan heel wat studies in de steigers en meten is weten. Dus het lijkt mij goed om studies uit te voeren, natuurlijk ook met de bedoeling om te kunnen landen.
Verschillende mensen hebben het al gezegd, maar ik wil nog eens onderstrepen dat wij hard moeten werken aan een verlaging van de drempel voor slachtoffers, vrouwen of mannen die verkracht zijn. Het geïntegreerd werk in een centrum kan daarbij volgens mij helpen. Vandaag moeten de slachtoffers eerst naar de politie om hun verhaal te doen, alvorens zij eender welke zorg toegediend krijgen, zowel fysiek als psychisch, laat staan op het vlak van justitie. Het is een dubbele of zelfs driedubbele lijdensweg en dat moeten wij trachten te voorkomen.
Ik hoop dus dat de studie resultaten oplevert en dat wij op het terrein effectief enkele zaken kunnen veranderen, zodat wij ervoor kunnen zorgen dat steeds meer vrouwen een aangifte indienen en vooral, finaal, dat het aantal verkrachtingen daalt. Ik sta er namelijk nog altijd van versteld dat in een land als België, in een westerse samenleving, toch nog zoveel vrouwen het slachtoffer zijn van seksueel geweld. Ik vind dat onaanvaardbaar. Wij moeten al onze middelen inzetten om daartegen te blijven vechten en strijden. Nu ligt er daartoe één mogelijkheid voor en wij hopen dan ook dat we snel resultaat kunnen boeken.
07.05 Fabienne Winckel (PS): Madame la secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse.
Il est vrai que les chiffres sont inquiétants. En effet, 30 000 viols sont enregistrés par an et on estime que seulement 10 % des victimes portent plainte.
Sept viols sont commis, chaque jour, en Belgique. Vous savez, madame la secrétaire d'État, que le comité d'avis soutient la réflexion que vous menez. En effet, il est important d'organiser une meilleure prise en charge des victimes, notamment pour les inciter à porter plainte.
Vous avez parlé des visites. Je ne souhaite nullement polémiquer ici, mais sachez quand même que les membres du comité d'avis dont je fais partie n'en ont été informés qu'une semaine auparavant. Ce faisant, il a été difficile de déterminer qui pouvait participer à ces visites, d'autant qu'elles ont eu lieu au mois d'août. Toujours est-il que le comité n'a pu être réuni et qu'aucun député n'a pu vous accompagner alors que le sujet intéresse bon nombre des membres du comité.
Pour ce qui concerne l'étude, il s'agit, selon moi, d'une bonne façon de prendre le problème à bras-le-corps. En effet, les auditions qui ont pu être organisées dans le cadre du comité nous ont permis de nous rendre compte que les situations sont très différentes selon la zone dans laquelle on se trouve. Essayer d'harmoniser les procédures est déjà une démarche intéressante. Il faut voir maintenant si un centre multidisciplinaire tel que celui dont question peut constituer une réponse. L'étude que vous avez lancée nous permettra de déterminer si un tel centre apporterait effectivement une réponse à cette problématique.
Nous attendrons donc fin 2016 et le début 2017 pour que soient lancés vos trois projets pilotes puisque notre pays compte trois Régions.
07.06 Elke Sleurs, secrétaire d'État: (…)
07.07 Fabienne Winckel (PS): Ces expériences pilotes seront donc réalisées dans les hôpitaux des trois Régions.
07.08 Elke Sleurs, secrétaire d'État: Dans les hôpitaux qui ont déjà organisé un accueil spécifique …
07.09 Fabienne Winckel (PS): C'est l'étude qui déterminera les critères, etc.
07.10 Elke Sleurs, secrétaire d'État: Elle déterminera ce qu'il faut faire, ce dont on a besoin. Ensuite, nous déciderons quels sont, parmi les hôpitaux et les centres des trois Régions, ceux qui sont les plus adaptés.
Het incident is gesloten.
La présidente: La question n° 6918 de Mme Schepmans est transformée en question écrite.
08 Question de M. Paul-Olivier Delannois à la secrétaire d'État à la Lutte contre la pauvreté, à l'Égalité des chances, aux Personnes handicapées, et à la Politique scientifique, chargée des Grandes Villes, adjointe au ministre des Finances, sur "l'accueil des sans-abri à Tournai" (n° 6988)
08 Vraag van de heer Paul-Olivier Delannois aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de minister van Financiën, over "de opvang van daklozen in Doornik" (nr. 6988)
08.01 Paul-Olivier Delannois (PS): Madame la présidente, madame la secrétaire d'État, cela fait maintenant plus de trois mois que Tournai prend sa part de responsabilité dans l'accueil des réfugiés. Depuis début septembre, la Croix-Rouge, les autorités communales, les associations locales et de nombreux bénévoles travaillent quotidiennement pour que tout se passe pour le mieux à la caserne Saint-Jean, où résident, pour l'instant, près de 800 réfugiés, contre 520 voici deux mois.
Alors que le gouvernement s'était également engagé à prendre ses responsabilités dans ce cadre, je dois constater aujourd'hui qu'il ne s'agissait que de paroles qui ne se sont pas traduites en actes.
Le gouvernement avait ainsi assuré que parallèlement à l'accueil des réfugiés, les personnes sans abri pourraient encore bénéficier d'un hébergement à la caserne Saint-Jean durant l'hiver, comme c'était le cas les années précédentes dans le cadre du plan grand froid. Aujourd'hui pourtant, il semble que le gouvernement n'ait pas tenu ses promesses.
J'ai fait part de ce problème à M. Francken dans un courrier du 27 août dernier. Après deux mois d'attente, j'ai reçu sa réponse m'expliquant que ce sujet "avait été traité avec vous avant la prise de décision quant à l'affectation de la caserne à l'accueil des demandeurs d'asile", c'est-à-dire avant le 6 août. À la fin de sa réponse, M. Francken dit qu'il me tiendra informé une fois la solution trouvée.
J'apprends, par ailleurs, que la Défense a également décidé de rendre payante la mise à disposition des infrastructures militaires dans le cadre du plan grand froid 2015-2016, ce que mon groupe conteste vivement.
Madame la secrétaire d'État, confirmez-vous avoir discuté du problème des sans-abri à Tournai avec M. Francken avant le Conseil des ministres du 6 août 2015? Qu'est-il ressorti de cette discussion?
Quelles solutions sont-elles envisagées pour assurer un hébergement aux personnes sans abri cet hiver? S'il me semble indispensable de pouvoir accueillir dignement les réfugiés se trouvant sur notre territoire, il me semble également que l'on doit pouvoir continuer à apporter des réponses adéquates dans le cadre de l'accueil des sans-abri.
08.02 Elke Sleurs, secrétaire d'État: Madame la présidente, monsieur le député, pour répondre à votre première question, je peux confirmer que notre cabinet s'est concerté avec les cabinets de Mme Marghem, M. Vandeput et M. Francken pour aboutir à une solution. En fin de compte, il s'est toutefois avéré que la Ville de Tournai avait elle-même proposé un lieu où accueillir ces personnes cet hiver. L'affaire a donc été considérée comme classée et aucune communication n'a été faite à cet égard.
En ce qui concerne votre deuxième question, je dois vous informer que l'accueil hivernal local de Tournai ne relève pas de nos attributions. Nous sommes uniquement compétents pour l'accueil de première ligne dans les cinq grandes villes suivantes: Gand, Anvers, Liège, Charleroi et Bruxelles. Dans ce cadre, nous attribuons 50 000 euros de subventions par ville. En outre, nous sommes également chargés de l'accueil de deuxième ligne à Bruxelles. En ce qui concerne ces mesures, je vous renvoie aux autorités locales et régionales. Pour Bruxelles, il s'agit de plus d'un million d'euros pour l'accueil de deuxième ligne.
08.03 Paul-Olivier Delannois (PS): Madame la secrétaire d'État, je suppose que vous savez aussi que je suis bourgmestre faisant fonction de la ville de Tournai. Donc, quand vous me dites que la ville de Tournai a trouvé une solution et que le cabinet n'a plus cherché. Je crois que c'est se moquer des gens! Vraiment!
Pourquoi la ville de Tournai essayait-elle de trouver une solution? Parce que justement, nous n'avons jamais reçu de réponse de qui que ce soit! Lorsque j'ai écrit au mois d'août à toute une série de personnes, qui me répondent trois jours avant le 1er novembre, soit juste avant le début du Plan Grand froid, je me dis qu'heureusement que la ville de Tournai a pensé à faire quelque chose!
Bien sûr que j'en ai gros sur la patate quand on me dit qu'on a essayé de se réunir et qu'on a essayé de trouver d'autres solutions. Non, jamais aucune solution n'a été proposée au relais social urbain. Les seuls à s'être mouillés dans cette histoire, c'est la ville de Tournai! Et je le regrette.
Par ailleurs, je parlais des 520 réfugiés et 800 réfugiés. Je dévie peut-être de la question et je m'en excuse déjà. Mais je peux vous garantir que dès le départ, j'ai toujours dit que mettre 700 personnes dans un bocal était tout faire pour que cela ne se passe pas bien. J'ai toujours dit qu'on ne mettait pas les atouts de notre côté pour faire en sorte que l'intégration se passe bien et cela favoriserait le communautarisme.
À Tournai, quand il y avait environ 530 réfugiés, cela se passait bien.
À l'heure actuelle, je peux vous dire que ça commence à devenir plus difficile, de par la promiscuité. Certains essaient de me dire que c'est à cause de la présence conjointe de sunnites et de chiites. Non, les problèmes ne viennent pas de là mais sont dus à la promiscuité, dans un endroit où on continue à en rajouter encore et encore.
Si je voulais faire un peu d'humour, je dirais que j'ai la chance de disposer d'un fonctionnaire délégué qui a toujours refusé les toitures plates à Tournai, sinon on mettrait des gens sur le toit aussi!
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La présidente: La question n° 7210 de Mme Hufkens est retirée. Mme Lanjri est absente mais pourra poser ses questions dans les discussions de notes de politique générale.
09 Vraag van mevrouw Valerie Van Peel aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de minister van Financiën, over "de slachtoffers van de loverboys" (nr. 7413)
09 Question de Mme Valerie Van Peel à la secrétaire d'État à la Lutte contre la pauvreté, à l'Égalité des chances, aux Personnes handicapées, et à la Politique scientifique, chargée des Grandes Villes, adjointe au ministre des Finances, sur "les victimes des loverboys" (n° 7413)
09.01 Valerie Van Peel (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, nog een onderwerp dat de voorbije weken door sommige media weer werd opgepikt en uitgediept, is dat van de loverboys.
België wordt blijkbaar steeds vaker geconfronteerd met het fenomeen van loverboys. Daarbij worden vaak nog jonge meisjes die zich meestal in een sociaal precaire situatie bevinden en daardoor extra kwetsbaar zijn, door vaak jonge mannen verleid en gaandeweg afhankelijk gemaakt om ze vervolgens tot onder meer prostitutie te dwingen. Om de complexe problematiek beter onder de aandacht te brengen, wijdde het centrum Myria in zijn jaarrapport van 2014 hieraan een volledig hoofdstuk.
Vandaag worden slachtoffers van loverboys vaak in een van de centra voor slachtoffers van mensenhandel opgevangen. Omdat de problematiek eigenlijk heel divers is, zijn die centra niet altijd voldoende uitgerust om de geschikte ondersteuning te bieden. Bovendien worden Belgische slachtoffers niet altijd aanzien als slachtoffers van mensenhandel, waardoor zij tussen wal en schip dreigen te vallen. Voor de opvang van minderjarige slachtoffers zijn er aparte opvangcentra, maar blijken er bijvoorbeeld hiaten te zijn in de opvolging van de hulpverlening wanneer het slachtoffer meerderjarig wordt.
In zijn rapport verwijst het centrum Myria onder meer naar de expertise die Nederland intussen heeft opgebouwd met betrekking tot preventie, opvang en begeleiding. U hebt reeds aangekondigd werk te willen maken van gespecialiseerde centra voor de opvang van slachtoffers van seksueel misbruik. Daarover hadden wij het daarnet al, maar specifiek hierover had ik nog de volgende vragen.
Zult u ook deze problematiek specifiek bekijken? Beschikt u over studies ter zake? Bent u vertrouwd met de Nederlandse aanpak? Aan welke concrete stappen denkt u dan?
Komt er binnen de centra voor de opvang van slachtoffers van seksueel misbruik ook een gespecialiseerde opvang voor slachtoffers van loverboys of is het aangewezen hiervoor een aparte opvang en begeleiding uit te werken?
In hoeverre wordt er samengewerkt met andere beleidsdomeinen, zoals Justitie en politie, en met de Gewesten (jeugdzorg, onderwijs enzovoort) om tot een brede aanpak van het fenomeen te komen? Vlaams minister van Welzijn Vandeurzen heeft bijvoorbeeld aan Child Focus gevraagd het fenomeen voor Vlaanderen alvast in kaart te brengen. Plant u hierover bijvoorbeeld overleg of is daarover al enig overleg geweest?
09.02 Staatssecretaris Elke Sleurs: Ook de problematiek van de loverboys wordt inderdaad heel serieus genomen. Het is natuurlijk primair wel een bevoegdheid van de minister van Justitie, die het beleid inzake mensenhandel controleert, met de verschillende betrokken ministers. Daar ben ik zelf bij, net als de bevoegde ministers van de deelstaten. Wij hebben daarover nauw overleg, via de interdepartementale coördinatiegroep.
Gelet op de samenhang van deze problematiek met alles wat te maken heeft met gendergerelateerd geweld, hebben wij verschillende acties opgezet. Die worden in het nationaal actieplan ter bestrijding van alle vormen van gendergerelateerd geweld beschreven. Wij hebben daarbij rekening gehouden met de beleidsaanbevelingen die werden gedaan op een studiedag die georganiseerd werd door de vzw Zijn. De acties worden gecoördineerd door de minister van Justitie, in samenwerking met de minister van Binnenlandse Zaken en de Vlaamse minister van Welzijn.
Een van de acties betreft het prevalentieonderzoek geleid door Child Focus, waarnaar u zelf verwezen hebt. Ik kijk uit naar de beleidsaanbevelingen die uit dat onderzoek zullen voortvloeien. Ik kan u wel verzekeren dat er overleg en coördinatie is tussen de verschillende betrokken departementen, zowel in het kader van het nationaal actieplan ter bestrijding van alle vormen van gendergerelateerd geweld, als in het kader van de interdepartementale coördinatiegroep Mensenhandel van Justitie.
Wat de opvangcentra voor slachtoffers van seksueel geweld betreft, is het natuurlijk de bedoeling dat ook die slachtoffers daar terecht zouden kunnen. De centra zullen openstaan voor slachtoffers van loverboys, maar het is natuurlijk een heel specifieke problematiek. Het gaat meestal over geconditioneerde en kwetsbare jongeren. Vermoedelijk zal er voor hen meer specifieke hulp nodig zijn. Daarom hoop ik dat de studie van de Vlaamse overheid en Child Focus daarover meer duidelijkheid zal brengen, zodat wij hun bevindingen kunnen toepassen in onze opvangcentra.
09.03 Valerie Van Peel (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik begrijp inderdaad dat uw collega, minister Geens, hierin de voortrekker is. Zoals u zelf aangeeft, raakt deze problematiek natuurlijk ook aan heel veel plannen waarmee u bezig bent.
Het stelt mij toch gerust dat u dit mee opneemt en mee in het oog zult houden, opdat het niet een van die vergeten subcategorieën wordt. Het gaat hier namelijk over jonge mensen, op een moment dat hun karakter wordt gevormd. Het lijkt me niet onbelangrijk dat hier op een juiste manier en tijdig wordt ingegrepen.
L'incident est clos.
10 Vraag van mevrouw Els Van Hoof aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de minister van Financiën, over "de Conventie van Istanbul" (nr. 7425)
10 Question de Mme Els Van Hoof à la secrétaire d'État à la Lutte contre la pauvreté, à l'Égalité des chances, aux Personnes handicapées, et à la Politique scientifique, chargée des Grandes Villes, adjointe au ministre des Finances, sur "la Convention d'Istanbul" (n° 7425)
10.01 Els Van Hoof (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, momenteel loopt de ratificatieprocedure van de Conventie van Istanbul eindelijk af, na ongeveer vier jaar. Daartoe hebben wij allen aan de kar getrokken.
Dit is een zeer belangrijk instrument dat heel goed werd uitgewerkt. Het is het eerste bindend instrument in Europa dat de strijd aanbindt met huiselijk geweld en geweld tegen vrouwen.
Een belangrijk vernieuwend element in de Conventie van Istanbul is de rol die parlementen wordt toebedeeld als een van de drie partners naast GREVIO en de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa. Ik heb onlangs een bijeenkomst bijgewoond in Sarajevo over de rol van parlementen in de Conventie van Istanbul. Ook vertegenwoordigers van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen waren daar aanwezig.
U hebt aangegeven dat het nieuw NAP tegen geweld voor de periode 2014-2019 de logica zal volgen van de Conventie van Istanbul. Vandaar mijn volgende vragen.
U hebt reeds geantwoord op een parlementaire vraag van mij dat u het nieuwe NAP belangrijk vindt en dat u werkt aan de uitwerking ervan. Is het al duidelijk welke prioriteiten u naar voren zult schuiven om ook aan de Conventie van Istanbul uitvoering te geven?
Ik heb een specifieke vraag inzake genitale verminking. In uw beleidsbrief hebt u destijds aangegeven een protocol te zullen ontwikkelen ter bescherming van vrouwen die het risico lopen op genitale verminking. Hoever staat het met dit protocol? Welke maatregelen omvat dit protocol om de strijd tegen genitale verminking aan te gaan? Wanneer zal dit protocol publiek gemaakt worden?
Zoals reeds gezegd, de Conventie van Istanbul dicht de nationale parlementen een belangrijke rol toe, enerzijds inzake de opvolging van de uitvoering van de Conventie; anderzijds zal GREVIO rechtstreeks aan de nationale parlementen hun rapporten opvragen en vragen om overleg met de parlementen.
Mijn concrete vraag gaat over artikel 70 van de Conventie van Istanbul, waaraan uitvoering moet worden gegeven. Welke initiatieven mogen wij ter zake verwachten? In welk budget zult u de komende jaren voorzien om uitvoering te geven aan de Conventie van Istanbul? Werd dit artikel 70 al opgenomen in het nieuwe NAP dat u aan het voorbereiden bent?
10.02 Staatssecretaris Elke Sleurs: Mevrouw Van Hoof, op 13 november 2015, vorige week vrijdag, heeft de Ministerraad akte genomen van het nationaal actieplan ter bestrijding van alle vormen van gendergerelateerd geweld of kort gezegd het NAP 2015-2019.
Volgende week zal het plan worden gelanceerd. Het concentreert zich op de hiernavolgende vormen: partnergeweld, vrouwelijke genitale verminking, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld, seksueel geweld en prostitutie. Het volgt volledig de opstelling van het CAHVIO.
De hiernavolgende globale doelstellingen in overeenstemming met dat CAHVIO werden vastgelegd: een geïntegreerd beleid; kwantitatieve en kwalitatieve gegevensverzameling van alle vormen van geweld; geweldvoorkoming, slachtofferbescherming en –ondersteuning; onderzoeken, voortzetten en aannemen van beschermingsmaatregelen; rekening houden met de genderdimensie in het asiel- en migratiebeleid en strijden tegen geweld op internationaal vlak.
Het nationaal actieplan heeft als doel een coherent en gecoördineerd beleid te voeren, waarbij zowel de federale Staat als de Gemeenschappen en Gewesten nauw samenwerken om 235 maatregelen uit te voeren. In het bijzonder wil het actieplan ervoor zorgen dat er meer aandacht komt voor een slachtoffergerichte, multidisciplinaire benadering. Het gaat dan, zoals u zegt, om het verzamelen van naar geslacht uitgesplitste statistieken. Verder wil het de wetgeving en de regelgeving verbeteren, zowel het grote publiek als verschillende doelgroepen sensibiliseren, meer aandacht besteden aan het opleiden van professionelen, meer aandacht besteden aan de vroege detectie van risicofactoren, de slachtoffers een betere bescherming bieden enzovoort. Zodra het plan gelanceerd is, zal ik het bezorgen aan het Parlement.
Wat genitale verminking betreft, zoals we zien in het NAP zullen we de problematiek blijven opvolgen, met zeker specifieke aandacht voor preventie en de opvang van slachtoffers. In februari van dit jaar werd effectief een preventiekit opgesteld door het middenveld, deels gefinancierd door het instituut. Deze kit dient als hulpmiddel voor alle professionelen die in het kader van hun beroep geconfronteerd worden met dergelijke praktijken. Deze kit zal worden verspreid en er zal ook een nieuwe rondzendbrief komen rond eergerelateerd geweld, inclusief vrouwelijke genitale verminking.
Inzake de ontwikkeling van het protocol ter preventie en bescherming van vrouwen die het risico lopen op genitale verminking, wil ik in het kader van mijn coördinerende rol in het actieplan binnenkort ook de verschillende verenigingen, die al heel wat voorbereidend werk hebben verricht, en de deelstaten samenroepen om een en ander verder te concretiseren. Het zal de deelstaten toekomen om dat verder uit te werken.
Inzake de betrokkenheid van het Parlement in de opvolging van de maatregelen ter uitvoering van de Conventie van Istanbul, voorziet het nationaal actieplan in een specifiek monitoringsysteem. Aangezien het actieplan is opgesteld volgens het CAHVIO, valt de opvolging van het actieplan samen met de opvolging van het CAHVIO. Zoals bij de vorige actieplannen, zal er ook een interdepartementale werkgroep worden samengesteld, waarin de administraties van de verschillende overheden onder leiding van het instituut vertegenwoordigd zijn. Zij zullen voortgangsrapporten opstellen die ook naar de stuurgroep gestuurd worden. De stuurgroep zal bestaan uit de kabinetten van alle bij het actieplan betrokken ministers.
De stuurgroep zal op basis van het voortgangsrapport van de werkgroep een evaluatie opstellen en die ook aan het Parlement bezorgen. Dat zal ook zo te lezen zijn in het Nationaal Actieplan.
Door GREVIO, het uitvoerend orgaan, zullen ook geregeld uitvoeringsrapporten worden opgevraagd, eenmaal de ratificatieprocedure is afgerond, wat binnenkort het geval zal zijn. Het is de bedoeling om ook deze rapporten aan het Parlement te bezorgen.
Het is moeilijk om een globaal budget voor vier jaar vast te leggen. Het gaat immers om jaarlijkse budgetten, waarbij tientallen ministers betrokken zijn. Dat maakt het onmogelijk om, gezien de bevoegdheidsverdelingen, hierop een vast budget te plakken. Ook niet alle maatregelen vragen een budget.
Het is de verantwoordelijkheid van de verschillende betrokken ministers om hun engagementen in het actieplan in maatregelen om te zetten en daarvoor het nodige budget vrij te maken.
Bij het concretiseren van de acties in het actieplan werd uiteraard al rekening gehouden met de mogelijke budgettaire ruimte. Ik kan uiteraard niet de budgetten voor Vlaanderen, Wallonië en Brussel bepalen.
10.03 Els Van Hoof (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Als het nationaal actieplan volgende week wordt gelanceerd, is het belangrijk dat wij een datum vastleggen met het adviescomité om het actieplan daar ter bespreking voor te leggen.
Het is een verplichting op grond van de Conventie van Istanbul. Die Conventie is een bindend gegeven en in artikel 70 staat dat het met de parlementen overlegd dient te worden.
Het is belangrijk dat in schema wordt gebracht hoe het Parlement jaarlijks wordt ingelicht, ook door GREVIO. In artikel 70 staat dat GREVIO de evaluatieverslagen rechtstreeks bezorgt aan wie ze aanbelangen.
Er moet in schema worden gebracht wanneer dat wordt besproken in het Adviescomité voor gelijke kansen voor mannen en vrouwen. Dat is bindend en het Parlement moet daarin zijn rol spelen.
In verband met het protocol, GAMS en INTACT, de enige twee organisaties in België die zoveel expertise hebben opgebouwd, worden ondergefinanierd. Ik vind nochtans dat zij zeer onderlegd zijn en heel veel kennen van de problematiek in België. Dat bleek ook uit een seminarie dat ze een maand geleden hier in het Parlement hebben georganiseerd. De problematiek van de genitale verminkingen is heel moeilijk te vatten, u weet dat ook. Zij hebben echter alle info en expertise in handen. Zij hebben ook de kit gemaakt. Doordat ze ondergefinancierd worden, zijn zij ook beperkt in hun mogelijkheden, terwijl het fenomeen alsmaar vaker wordt vastgesteld door de migratie. We zullen dat niet kunnen indijken, tenzij we die experten inschakelen.
Ik vind het dus van belang om toch eens na te gaan, in overleg met de Gemeenschappen, op welke manier wie wat financiert of ondersteunt. Ik besef dat er steeds een gebrek aan middelen is, maar als men effectief iets wil doen, zal het toch van die organisaties moeten komen. En zij hebben reeds meermaals bewezen, ook met de kit zelf, dat ze echt heel sterk onderlegd zijn en de thematiek kennen. Ik houd dus een pleidooi om die verenigingen te betrekken bij uw beleid.
Het is ook goed dat er een omzendbrief komt voor de procureurs-generaal rond genitale verminking. Het fenomeen is nog veel te weinig bekend, er wordt nog geen enkele zaak voor het parket gebracht, advocaten zijn te weinig gesensibiliseerd. Er is dus nog heel veel grondwerk nodig om ervoor te zorgen dat genitale verminking wordt ingedijkt.
U hebt ook GREVIO vermeld. Het is mooi dat een lidstaat experts afvaardigt in GREVIO. Zolang de ratificatie niet rond was, konden wij daar echter geen experts naartoe sturen. Het zou goed zijn dat België laat blijken geïnteresseerd te zijn om te zetelen in GREVIO, om ook namens de Belgische overheid een expert in dat orgaan te hebben.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.34 uur.
La réunion publique de commission est levée à 11.34 heures.