Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt

Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique

 

van

 

Woensdag 28 oktober 2015

 

Voormiddag

 

______

 

 

du

 

Mercredi 28 octobre 2015

 

Matin

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 10.07 uur en voorgezeten door de heer Brecht Vermeulen.

La séance est ouverte à 10.07 heures et présidée par M. Brecht Vermeulen.

 

De voorzitter: Samengevoegde vragen nrs 6373 van mevrouw Van Cauter en 6732 van mevrouw Lanjri worden uitgesteld.

 

01 Vraag van mevrouw Barbara Pas aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "het toekennen van het vluchtelingenstatuut of het statuut van subsidiaire bescherming aan asielzoekers" (nr. 6403)

01 Question de Mme Barbara Pas au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "l'octroi du statut de réfugié ou du statut de protection subsidiaire aux demandeurs d'asile" (n° 6403)

 

01.01  Barbara Pas (VB): Mijnheer de voorzitter, om te beginnen dank ik u voor de soepelheid die u aan de dag legt omtrent de werkzaamheden; dat is niet het geval in elke commissie. Zeker op woensdag moet ik hollen van de ene commissievergadering naar de andere en dan is enige soepelheid omtrent onze werkzaamheden goed meegenomen.

 

Mijnheer de staatssecretaris, ik kreeg graag enige verduidelijking aangaande het statuut van asielzoekers. De jongste maanden dienen zich heel wat asielzoekers aan in dit land en in Europa. Zij worden als vluchteling aangeduid. In dat verband wordt de perceptie gecreëerd dat het in overgrote mate om oorlogsvluchtelingen gaat, om mensen die niet persoonlijk worden vervolgd, maar die een oorlogssituatie ontvluchten. Dat onderscheid is belangrijk — dat moet ik u niet uitleggen — omdat beide situaties een andere beschermingsstatus opleveren.

 

Het vluchtelingenstatuut is voorbehouden voor personen die persoonlijk worden vervolgd en het geeft zeer ruime rechten, terwijl het statuut van subsidiaire bescherming, dat in het leven werd geroepen voor mensen die moesten vluchten, maar die niet persoonlijk in gevaar zijn, in de tijd beperkt is. Het is wel verlengbaar, maar het is een ander statuut, waarvoor onder andere de sociale bijstand beperkt kan worden.

 

In schril contrast met de perceptie dat het vooral om oorlogsvluchtelingen gaat, krijgt de overgrote meerderheid van degenen die hier asiel aanvragen het vluchtelingenstatuut. Slechts een minderheid geniet de subsidiaire bescherming. De cijfers van het CGVS geven als voorlopig resultaat voor 2015, tot en met augustus: 4 089 erkende vluchtelingen en slechts 829 personen die het statuut van subsidiaire bescherming hebben gekregen. In minder dan 17 % van de erkenningen gaat het dus om subsidiaire bescherming.

 

Ik heb dan ook een aantal vragen, mijnheer de staatssecretaris, over de wijze waarop de asielinstanties beschermingsstatuten toekennen en de wijze waarop in de media de perceptie wordt gecreëerd dat dit niet overeenstemt met de realiteit.

 

Ten eerste, hoe komt het dat slechts een minderheid subsidiaire bescherming krijgt? Mag men aannemen dat zij die een vluchtelingenstatuut krijgen effectief persoonlijk worden geviseerd in hun moederland en dat zij hier niet louter wegens oorlogsomstandigheden zijn?

 

Ten tweede, wordt het criterium “persoonlijk vervolgd worden” strikt toegepast of wordt het zeer ruim geïnterpreteerd? Hebt u ter zake instructies gegeven om al dan niet een strikte toepassing te hanteren?

 

Ten slotte, welke sociale rechten krijgen momenteel degenen die de status van subsidiaire bescherming genieten? Bent u van plan die sociale rechten eventueel in te perken?

 

01.02 Staatssecretaris Theo Francken: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Pas, een asielaanvraag wordt beoordeeld rekening houdend met de in de wet en internationale verdragen vastgelegde definities. In de wet en de EU-richtlijn is duidelijk vastgelegd dat er eerst moet worden onderzocht of de betrokkene als vluchteling kan worden beschouwd. Pas daarna wordt onderzocht of er een reden is tot toekenning van de status van subsidiaire bescherming, indien wordt vastgesteld dat er geen reden is tot toekenning van de status van vluchteling.

 

Het CGVS en de RvV passen die wetgeving toe. Beide zijn onafhankelijke instanties, dat weet u best. Het resultaat is dat in meer gevallen de status van vluchteling wordt toegekend dan de status van subsidiaire bescherming. Vergeleken op Europees vlak is er eigenlijk geen groot verschil waar te nemen. Voor het aantal erkenningen als vluchteling zitten wij boven het Europese gemiddelde, voor de status van subsidiaire bescherming zitten wij onder het gemiddelde.

 

Ik heb daarover al veel gesproken met de heer Van den Bulck en zijn uitleg klinkt plausibel. Hij is trouwens ook naar deze commissie geweest om te antwoorden op vragen.

 

Conform de wet kan de staatssecretaris geen instructies geven met betrekking tot de beoordeling van de beschermingsstatus van een asielzoeker. Zoals u weet, moet ik mij aan de wet houden.

 

Er is geen verschil met betrekking tot het sociaal statuut. Daarover wordt momenteel gediscussieerd binnen de regering.

 

01.03  Barbara Pas (VB): Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de staatssecretaris. Ik heb nog een bijkomende vraag. U zegt dat het effectieve statuut pas in tweede orde wordt toegekend. Wat is ongeveer de termijn die daarvoor nodig is?

 

01.04 Staatssecretaris Theo Francken: Eerst is er een interview bij de Dienst Vreemdelingenzaken. Daarna is er een interview bij het CGVS. Dat laatste neemt een tot twee uur in beslag en er wordt dan ook echt doorgevraagd, waarna de beslissing wordt genomen. Men moet dan altijd eerst nagaan of de persoon in kwestie in aanmerking komt voor het vluchtelingenstatuut. Als het antwoord daarop negatief is, dan pas gaat men na of het statuut van subsidiaire bescherming kan worden toegekend.

 

Het is in alle Europese landen zo dat het erkende vluchtelingenstatuut meestal iets sneller wordt toegekend. Die zaken staan niet op gelijke hoogte. Eerst moet men nagaan of het vluchtelingenstatuut kan worden toegekend, pas in tweede orde kan men tot subsidiaire bescherming overgaan. Als het vluchtelingenstatuut kan worden toegekend, moet men niet meer nagaan of subsidiaire bescherming kan worden toegekend. Dat zorgt er natuurlijk voor dat er soms meer erkende vluchtelingen zijn.

 

01.05  Barbara Pas (VB): Dat klopt toch niet met de perceptie dat het vooral gaat om mensen die oorlogssituaties ontvluchten en niet om mensen die persoonlijk vervolgd worden?

 

01.06 Staatssecretaris Theo Francken: Ik weet het. Ik denk dat het de taak is van de heer Van den Bulck om dit uit te leggen. Wat ik onthouden heb uit de gesprekken hierover is dat, als het gaat om mensen die uit een conflictzone komen met veel religieus sektarisch geweld met heel veel slachtoffers en met heel veel gruweldaden, dan toch de erkende vluchtelingenstatus kan worden toegekend in plaats van de status van subsidiaire bescherming.

 

Dat is blijkbaar ook mogelijk volgens het Europees asielbureau. Sommige landen — of beter gezegd, sommige commissarissen-generaal — zijn daar strikter in dan andere. Volgens mij handelt ons land op dit vlak correct en gebeuren de onderzoeken correct. Ik krijg hierover bijna wekelijks vragen. Na vele gesprekken hierover, is mijn mening dat het hier correct gebeurt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van mevrouw Barbara Pas aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de missie naar Marokko" (nr. 6404)

02 Question de Mme Barbara Pas au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "la mission au Maroc" (n° 6404)

 

02.01  Barbara Pas (VB): Mijnheer de staatssecretaris, eind maart/begin april hebt u een officieel bezoek aan Marokko gebracht. We hebben toen in de commissie niet veel uitleg over de resultaten van dat bezoek gekregen. Ik heb daarover een schriftelijke vraag ingediend waarin de staatssecretaris liet weten dat hij eind september/begin oktober opnieuw een bezoek aan Marokko had gepland om de vorderingen en de afgesproken punten te evalueren.

 

Mijnheer de staatssecretaris, bij dezen volgt mijn opvolgingsvraag. Wat zijn de vorderingen en wat is de stand van zaken met betrekking tot de afspraken die tijdens het eerste bezoek zijn gemaakt?

 

Gaat die nieuwe missie naar Marokko door? Dat was nog niet honderd procent zeker toen ik het antwoord op mijn schriftelijke vraag kreeg.

 

Wat is de agenda tijdens de missie? Zult u daar ook de problemen aankaarten die vorige keer al ter sprake zijn gekomen? Het gaat dan meer bepaald over de heronderhandeling en wat ons betreft de opzegging van het bilateraal tewerkstellingsverdrag om de gezinshereniging te beperken. Zal het bilateraal verdrag inzake sociale zekerheid heronderhandeld worden? Wat is de concrete agenda van die missie?

 

02.02 Staatssecretaris Theo Francken: Mevrouw Pas, de missie heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2015. Ik heb toen samen met minister Vandeput en minister Jambon drie landen bezocht, met name Tunesië, Algerije en Marokko. Marokko was het laatste land dat we hebben bezocht. De vergadering is goed verlopen. De afspraak met minister van Binnenlandse Zaken Hassad is om effectief een bilateraal akkoord over technische aangelegenheden te ondertekenen.

 

De onderhandeling over een readmissieakkoord is, zoals u weet, een bevoegdheid van de Europese Commissie. Daarover mogen we niet onderhandelen, maar we kunnen wel technische afspraken maken. De afspraak is om daarmee klaar te zijn voor het einde van het jaar. Ik heb vanmorgen met minister Jambon afgesproken dat hij nog eens zou bellen met minister Hassad. Dat is belangrijk om de soep bij wijze van spreken warm te houden. We zijn daar heel intens mee bezig. Het is de eerste keer dat de minister van Binnenlandse Zaken en de staatssecretaris voor Migratie binnen de zes maanden twee keer naar Marokko gaan.

 

Ik heb de ambassadeur van Marokko ook al een paar keer gezien en minister Jambon heeft hem eveneens al ontmoet. Het is zeker een belangrijke prioriteit van deze regering om daar goede akkoorden te kunnen maken.

 

Er zijn ook drie technische missies van de Dienst Vreemdelingenzaken geweest. Ook onze topambtenaren gaan constant naar daar. Het is een proces van lange adem, maar ik hoop het voor het jaareinde toch rond te krijgen. Ik kan wel zeggen dat ginder het besef is gegroeid dat dit voor ons een belangrijk dossier is. Dat hebben we het afgelopen jaar wel getoond door daar bij wijze van spreken om de twee maanden een delegatie naartoe te sturen of er een te ontvangen.

 

Er is nog een discussie over de termijnen in het kader van de readmissie. Wanneer krijgen we een antwoord als we vragen om de identificatie van iemand zonder verblijfsrecht? Nu kan dat soms jaren duren of krijgen we helemaal geen antwoord. Het is dus belangrijk dat we daarop een termijn plakken. Dat is het belangrijkste discussiepunt. Ik meen dat we daar wel uit zullen geraken. Als we een compromis willen zoeken, moet dat mogelijk zijn. Er liggen genoeg elementen op tafel om dat te bereiken.

 

Ik meen niet dat het een goed idee is om het bilateraal akkoord inzake gezinshereniging, tewerkstelling of socialezekerheidsrechten op te zeggen. Ik begrijp zeker van waar dat mogelijk kan komen. Ik geef het voorbeeld van Nederland. In Nederland heeft een hele felle discussie gewoed over het beperken van de socialezekerheidsrechten van Marokkaanse gezinsherenigers, vooral van mensen die daarna terug naar Marokko gaan. Men zei dat de levensstandaard in Marokko lager is en dat zij dus niet zo’n hoog pensioen of zo’n hoge uitkering moeten krijgen. Dat heeft tot een immense diplomatieke rel met Marokko geleid. Het gevolg is dat Nederland sindsdien nul personen heeft teruggestuurd naar Marokko. Wij sturen 350 à 450 personen per jaar terug. Dat zijn vaak mensen met een zwaar verleden, laat ik het zo zeggen.

 

Ik meen dat men de afweging moet durven te maken. Het is trouwens niet zo dat Nederland dat bereikt heeft. Ze hebben twee keer nul op het rekest gekregen. Ze hebben geen akkoord over het verlagen van die uitkeringen als Marokkaanse migranten terugkeren. Ik geef een voorbeeld. Een Marokkaanse migrant komt naar hier, hij werkt hier in het kader van het bilateraal tewerkstellingsakkoord gedurende dertig jaar en hij krijgt dan een pensioen. Vervolgens wenst hij een huisje in Marrakech te kopen en hij gaat daar wonen. De Nederlandse regering had de intentie om te zeggen dat de levensstandaard daar lager is en dat het pensioen dus gehalveerd of toch zeker verlaagd moest worden, ik weet niet juist in welke grootteorde. Vanuit Marokkaans oogpunt werd dat onrechtvaardig bevonden. Ze hadden hier immers die arbeid verricht. Dat hebben ze dus niet binnengehaald en ondertussen krijgen ze ook niemand meer weg naar Marokko.

 

Mocht u ooit een parlementaire delegatie uit Nederland spreken, dan raad ik u aan met hen eens van gedachten te wisselen hoe zij dat incident nu bekijken. Het lijkt misschien een goed idee, maar als men die steen in gang duwt, moet men oppassen dat hij niet terugkomt en u platwalst.

 

02.03  Barbara Pas (VB): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Het siert u dat u er een prioriteit van maakt om daar een en ander onder de aandacht te brengen, maar het is natuurlijk niet de frequentie waarmee u daarheen trekt die mij interesseert, maar wel de resultaten die uiteindelijk worden geboekt. Als men te voorzichtig is en er te veel eieren onder legt, gebeurt er misschien ook helemaal niets.

 

Mijnheer de staatssecretaris, vorige keer hebt u concreet verwezen naar de problematiek van de luchthaven van Casablanca als transitluchthaven, maar nu hebt u daar niets over gezegd. Zijn daar al vorderingen in gemaakt? Ik volg dat verder op. U zegt dat tegen het einde van het jaar een en ander rond zou moeten zijn. Ik vraag tegen dan nog wel eens naar de resultaten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de behandeling van asielaanvragen van gezinnen met meerderjarige kinderen" (nr. 6479)

03 Question de Mme Nahima Lanjri au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "le traitement des demandes d'asile de familles avec enfants majeurs" (n° 6479)

 

03.01  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik heb een vraag, mede naar aanleiding van een verhaal in MO Magazine. Het gaat mij echter om de algemene principes die wij hier in ons land toepassen wanneer een meerderjarig kind een gezinshereniging vraagt.

 

Het verhaal waarvan sprake gaat over een 21 jaar oude jongeman uit Syrië die in ons land asiel aanvroeg omdat ook zijn oom, tante en twee neven en nichten reeds in ons land leven. Ook zijn ouders leven in ons land. De betrokkene is de Europese Unie binnengekomen en heeft zich in Letland laten registreren. Daarna is hij doorgereisd naar België, in de veronderstelling dat hij bij zijn ouders terecht zou kunnen.

 

Echter, bij de behandeling van zijn aanvraag werd natuurlijk gekeken naar de plaats waar hij het eerst werd geregistreerd, namelijk Letland. Dus heeft ons land hem teruggestuurd naar Letland, waar hem wel de vluchtelingenstatus werd toegekend. Hij heeft dan ook een blauw paspoort, waardoor hij in België nog wel bij zijn ouders op bezoek kan komen. Hij is echter niet met zijn gezin herenigd.

 

Mijn vragen houden ook verband met de toepassing van de Dublinconventie.

 

Er is na het MSS-arrest een herziening van de Dublinconventie gekomen. MSS is de Afghaanse asielzoeker die in 2012 in ons land asiel had aangevraagd, maar die wij naar Griekenland hadden teruggestuurd, omdat Griekenland zijn eerste land van aanvraag was. Niettemin werd ons land uiteindelijk veroordeeld omdat ons land de asielzoeker wegens de onmenselijke behandeling in Griekenland toch had moeten opvangen.

 

Naar aanleiding van die herziening van de Dublinconventie worden een aantal criteria opgesteld. Een eerste criterium bepaalt dat iemand kan worden opgevangen in het land waarmee hij of zij de sterkste familiebanden heeft. Dat geldt voor echtgenoten en minderjarige kinderen.

 

Er zijn ook de administratieve banden, zijnde het land dat de asielzoeker aan de grens van de Schengenzone heeft toegelaten. Dat is de tweede fase of stap.

 

Indien geen van bovenstaande criteria gelden, wordt gekeken naar het land waar iemand asiel aanvraagt.

 

Tot slot, een land heeft altijd de mogelijkheid om met die criteria geen rekening te houden en op humanitaire basis de asielaanvraag van iemand te behandelen.

 

Mijn vragen zijn de volgende.

 

Kunnen voor de indiening van een asielaanvraag ook in ons land familiebanden worden gebruikt? Is dat in voorkomend geval beperkt tot minderjarige kinderen of komen ook meerderjarige kinderen in aanmerking die duidelijk een band met de ouders hebben en dus nog steeds een gezinslid zijn?

 

Gaat men eventueel zelfs nog verder naar banden met broers of zussen? Kan men erkend worden omdat men hier een broer of een zus heeft?

 

Past DVZ de Dublinconventie op deze manier toe wanneer iemand aantoont dat hij familiebanden heeft of hangt dat altijd af van het eerste land van binnenkomst? Stuurt men die mensen altijd terug naar daar?

 

Er zijn blijkbaar verschillende toepassingen in Europa. Er zijn landen die ook gebruikmaken van de mogelijkheid om op humanitaire basis mensen toe te laten.

 

Hoeveel aanvragen werden geweigerd omwille van de Dublinconventie? Werd daarbij steeds nagegaan of er in ons land familiebanden zijn met de verzoeker?

 

Sinds het MMS-arrest van 2012 sturen wij geen asielzoekers meer terug naar Griekenland. Is dat vandaag nog steeds het geval? Sturen wij mensen die geregistreerd zijn in Griekenland nog steeds niet terug of gebeurt dat ondertussen wel? U zit nu immers met een geheel nieuwe context, met de hotspots en de registratie.

 

Maken wij ook gebruik van die humanitaire gronden? Geven wij de toelating op basis van de bestaande mogelijkheden in de Dublinconventie als het duidelijk is dat een negentienjarige of een twintigjarige deel uitmaakte van een gezin in Syrië en dus geen alleenwonende meerderjarige is? Wat beslissen wij als zijn familie hier erkend is en hij later aankomt en asiel vraagt om bij zijn ouders te kunnen wonen? Behandelen wij die asielaanvraag op basis van de mogelijkheden in de Dublinconventie of zeggen wij dat hij ouder is dan 18 jaar en aldus terug moet naar het land waar hij voor het eerst werd geregistreerd?

 

Dublin voorziet in deze mogelijkheid. Ik hoop dat wij daarvan gebruikmaken, maar ik ben er niet zeker van, gezien het verhaal in de media over die Syrische jongen van 21.

 

03.02 Staatssecretaris Theo Francken: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Lanjri, ik dank u voor uw bijzonder uitgebreide toelichting.

 

U weet dat ik moeilijk over individuele dossiers kan spreken.

 

Blijkbaar staat in het Reglement van de Kamer dat dit moet.

 

03.03  Nahima Lanjri (CD&V): Ik heb een voorbeeld uit de media gegeven, maar uw antwoord moet echt niet over dat voorbeeld gaan. Mijn vragen gaan over de principes. Het moet voor mij niet over dit individuele geval gaan. Het gaat mij over de principes die worden gehanteerd.

 

03.04 Staatssecretaris Theo Francken: Ik geef sowieso geen commentaar op individuele gevallen.

 

Ten eerste, ja, het was mogelijk onder de Dublin II-verordenening en het is ook mogelijk onder de Dublin III-verordening.

 

Ten tweede, in artikel 2 van de Dublin II-verordening wordt de term gezinslid als volgt gedefinieerd: “voor zover het gezin reeds in het land van herkomst bestond:

 

1. de echtgenoot van de verzoeker of de niet-gehuwde partner met wie een duurzame relatie wordt onderhouden.

2. de minderjarige kinderen van bovengenoemde paren, mits ze niet gehuwd zijn.

3. indien de verzoeker minderjarig en ongehuwd is, zijn de gezinsleden vader, moeder of de verantwoordelijke volwassene.

4. indien de persoon die internationale bescherming geniet minderjarig en ongehuwd is, zijn de gezinsleden vader, moeder of de verantwoordelijke volwassene.”

 

De meerderjarige kinderen vallen buiten de scoop van de definitie “gezinslid”.

 

Is de asielzoeker een niet-begeleide minderjarige of een afhankelijk persoon, dan kunnen ook andere familiebanden, broer, zus, tante, oom of grootouder, een rol spelen bij het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat.

 

Ten derde en ten vierde, tijdens het interview bij DVZ wordt telkens gevraagd of de asielzoeker familiebanden in België of een andere lidstaat heeft. Het land van binnenkomst speelt daarbij geen rol. Indien de betrokkene familiebanden heeft in België en aan de voorwaarden van de verordening werd voldaan, zal DVZ de asielaanvraag behandelen.

 

Ik vraag om een schriftelijke vraag in te dienen voor specifieke statistieken. Ik verwijs graag naar artikel 122 van het Reglement van de Kamer.

 

03.05  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, u hebt bijzonder snel gesproken.

 

03.06 Staatssecretaris Theo Francken: Ik moet om 12 u 30 weg. Ik was hier op tijd. Ik heb dat in het begin gezegd, maar u hebt dat niet gehoord. U moet dus niet kwaad zijn als ik om 12 u 30 weg ben. Dat is zo afgesproken met de voorzitter.

 

03.07  Nahima Lanjri (CD&V): Geen probleem.

 

Het is duidelijk dat het hier alleen over minderjarige kinderen gaat. Een meerderjarige, een jonge man of vrouw van 19 jaar die zich bij haar moeder of vader wil voegen, kan dat dus niet.

 

In de Dublinverordening wordt nochtans de mogelijkheid geboden om de asielaanvraag op basis van humanitaire redenen toch te behandelen.

 

Ik zou u willen vragen om met deze mogelijkheid rekening te houden. Het gaat waarschijnlijk niet over heel veel gevallen. Tegenwoordig zijn kinderen op 18 jaar nog niet zelfstandig en het huis uit.

 

Ik hoop dat u hiermee rekening wil houden, mijnheer de staatssecretaris. Ik zal nog een schriftelijke vraag stellen voor de cijfers.

 

Voorlopig ziet het er echter naar uit dat een achttienjarige zich niet meer bij zijn gezin kan voegen, terwijl Europa dat volgens de Dublinverordening wel perfect mogelijk maakt. U spreekt over meerderjarigen.

 

03.08 Staatssecretaris Theo Francken: Mevrouw Lanjri, u hebt niet goed geluisterd. Dat wordt geval per geval bekeken. Dublin laat dit toe, maar het hangt van de situatie af. Ik ga niet in op individuele dossiers.

 

03.09  Nahima Lanjri (CD&V): Wordt dat ook voor meerderjarigen geval per geval bekeken?

 

03.10 Staatssecretaris Theo Francken: De Dienst Vreemdelingenzaken behandelt volgens mij elk dossier op een goede manier, correct, op basis van de internationale wetgeving.

 

03.11  Nahima Lanjri (CD&V): Gezinshereniging kan dus voor meerderjarigen ook?

 

03.12 Staatssecretaris Theo Francken: Individuele gevallen kunnen. Die situatie moet dan overtuigend zijn en dat is niet altijd het geval.

 

03.13  Nahima Lanjri (CD&V): Goed, dat is duidelijk.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de M. Benoit Hellings au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "les renvois de candidats réfugiés vers la Hongrie dans le cadre du règlement Dublin" (n° 6381)

04 Vraag van de heer Benoit Hellings aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "het terugsturen van kandidaat-vluchtelingen naar Hongarije in het kader van de Dublinverordening" (nr. 6381)

 

04.01  Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Monsieur le secrétaire d'État, une loi récemment adoptée par le Parlement hongrois permet désormais de déployer massivement des militaires aux frontières et autorise l'armée et la police, dans certaines conditions précises, à ouvrir le feu contre des candidats réfugiés, à la condition que ces tirs ne soient pas "mortels". L'armée est également autorisée à procéder à des contrôles d'identité et à la garde à vue des migrants en question.

 

Ce nouveau dispositif, qui complète une législation anti-migrants entrée en vigueur dès le 15 septembre dernier, permet en outre à la police de perquisitionner tout domicile privé où des candidats réfugiés sont soupçonnés de se trouver. La situation en Hongrie est catastrophique du point de vue du respect des droits humains les plus élémentaires et appelle donc l'Office des Étrangers à appliquer l'entièreté des dispositions du règlement de Dublin, dont surtout l'article 3.2, alinéa 2 du règlement, qui précise: "Lorsqu'il est impossible de transférer un demandeur vers l'État membre initialement désigné comme responsable parce qu'il y a de sérieuses raisons de croire qu'il existe dans cet État membre des défaillances systémiques dans la procédure d'asile et les conditions d'accueil des demandeurs, qui entraînent un risque de traitement inhumain ou dégradant au sens de l'article 4 de la Charte des droits fondamentaux de l'Union européenne, l'État membre procédant à la détermination de l'État membre responsable poursuit l'examen des critères énoncés au chapitre 3".

 

Monsieur le secrétaire d'État, dans ces conditions, pouvez-vous me confirmer que l'Office des Étrangers applique pleinement le règlement de Dublin (y compris son article 3.2, que je viens de citer) et donc endosse la responsabilité du traitement de la demande d'asile des concernés en raison des graves manquements constatés en Hongrie?

 

Pouvez-vous me préciser combien de candidats réfugiés passés par la Hongrie et ayant rejoint notre pays ont été renvoyés vers la Hongrie depuis le 1er janvier 2015?

 

04.02  Theo Francken, secrétaire d'État: Cher collègue, j'ai l'honneur de vous communiquer les informations suivantes.

 

La Hongrie autorise un nombre limité de transferts "Dublin" par jour, afin de garantir un accueil correct et un traitement adéquat de la procédure aux personnes rapatriées dans ce cadre. Ces personnes ne sont donc pas victimes de manquements dans la procédure d'asile et dans les conditions d'accueil.

 

À notre connaissance, le Conseil du contentieux des étrangers n'a encore jamais suspendu ou annulé ce type de décision de transfert vers la Hongrie.

 

En application de l'article 122 du Règlement de la Chambre, je ne puis vous communiquer les statistiques dans le cadre d'une question orale. Je vous prie de m'adresser une question écrite.

 

04.03  Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Monsieur le secrétaire d'État, la décision de la Hongrie est assez récente. Elle est catastrophique. Il s'agit d'éventuellement pouvoir tirer, de façon non létale, sur des personnes migrantes passant par la Hongrie. Cette décision date d'il y a quelques semaines; c'est probablement la raison pour laquelle vous n'avez encore reçu ni demande ni recours sur cette question. Comme vous me le suggérez, je vous poserai la question par écrit.

 

J'attire tout de même votre attention politique sur le fait que la situation là-bas est catastrophique. Il ne s'agirait pas pour la Belgique de renvoyer la patate chaude à la Hongrie, c'est-à-dire d'y renvoyer des migrants provenant de Hongrie où leur situation humanitaire, politique, et tout simplement humaine, serait épouvantable. Cela équivaudrait à les condamner, peut-être pas à une mort certaine, mais à des blessures certaines.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Barbara Pas aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de asielaanvragen van Irakezen, meer bepaald afkomstig uit de regio Bagdad" (nr. 6401)

- de heer Benoit Hellings aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de beslissingsstop voor asielaanvragen van Iraakse burgers uit Bagdad en omgeving" (nr. 6716)

- mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de asielaanvragen uit Bagdad, Irak" (nr. 6954)

- de heer Wouter De Vriendt aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de asielaanvragen door Irakezen en de situatie in Bagdad" (nr. 7109)

05 Questions jointes de

- Mme Barbara Pas au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "les demandes d'asile introduites par des Iraquiens en particulier par des personnes originaires de Bagdad" (n° 6401)

- M. Benoit Hellings au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "le gel dans l'analyse des dossiers de demandes d'asile de ressortissants irakiens provenant de Bagdad et sa région" (n° 6716)

- Mme Sarah Smeyers au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "les demandes d'asile en provenance de Bagdad en Irak" (n° 6954)

- M. Wouter De Vriendt au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "les demandes d'asile d'Irakiens et la situation à Bagdad" (n° 7109)

 

05.01  Barbara Pas (VB): Mijnheer de staatssecretaris, begin september besliste de commissaris-generaal voor de vluchtelingen tot een beslissingsstop inzake het verlenen van subsidiaire bescherming aan asielzoekers uit Bagdad en omgeving. Men was immers tot de vaststelling gekomen dat het aantal asielaanvragen uit Irak explosief was gestegen. In augustus kwam ongeveer de helft van de asielaanvragen van Irakezen.

 

Op de webstek van het CGVS schrijft hij ook letterlijk dat heel veel asielzoekers hierbij gelijkaardige feiten op een eerder stereotiepe wijze aanhalen en een stereotiep verhaal opdissen, wat kennelijk tot de conclusie leidde dat het hier om gelukszoekers gaat en niet om echte asielzoekers. Men kwam eveneens tot die conclusie omdat de veiligheidssituatie in Bagdad in positieve zin is geëvalueerd.

 

Het blijkt dat er in Irak een geruchtenstroom op gang is gebracht die België afschildert als het land van melk en honing, waar het goed is om asiel aan te vragen. Dat is een situatie waarop malafide mensensmokkelaars maar al te graag en al te gretig inspelen.

 

Wij zijn nu twee maanden later. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de beslissingsstop? Is die inmiddels bevestigd en wordt hij definitief omgezet in een weigering tot het toekennen van de status van subsidiaire bescherming?

 

Hoeveel personen uit de regio hebben een dergelijke asielaanvraag ingediend op verdachte gronden, met dat stereotiepe verhaal waarnaar het CGVS verwijst? Wat is het profiel van die personen? Gaat het vooral om mannen, om gezinnen? Kunt u daarover wat meer informatie geven?

 

Hoeveel mensen daarvan hebben inmiddels het statuut van vluchteling of van subsidiaire bescherming gekregen? Worden die dossiers herbekeken of is het statuut in zulke gevallen al ontnomen geweest?

 

Wat gebeurde er met de personen uit die regio na de beslissingsstop in september? Waar bevinden zij zich momenteel en in welk statuut? Werden sommige personen uitgewezen? Zijn er mensen vrijwillig teruggekeerd, aangezien zij nu een terugkeerpremie krijgen? Hoeveel mensen werden van het grondgebied verwijderd? Ik zou hierover graag enig cijfermateriaal krijgen.

 

U hebt al een ontradingscampagne opgestart op Facebook. Plant u nog andere bijkomende maatregelen om de economische gelukszoekers uit die regio krachtdadiger te stoppen?

 

05.02  Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Monsieur le secrétaire d'État, le 22 septembre dernier, les résidents irakiens des centres pour demandeurs d'asile belges ont reçu un courrier signé de votre main, qui suit la même logique que l'achat par vos services d'un espace publicitaire sur le réseau social Facebook en Irak. Vous visez clairement à décourager les demandes d'asile irakiennes.

 

Ainsi, votre courrier annonce le gel depuis le 3 septembre – entre-temps on sait que la décision du Commissariat général aux réfugiés et aux apatrides (CGRA) a changé - de l'analyse des dossiers de ressortissants provenant de la capitale irakienne et de ses environs. Votre courrier précise en anglais et en arabe: "Depuis 2014, la situation en Irak s'est modifiée de façon telle qu'un retour du demandeur d'asile vers cette région ne représente plus un vrai risque pour lui".

 

C'est un point de vue que je trouve très étonnant quand on sait que six F-16 belges ont participé, du 24 septembre 2014 au 2 juillet 2015, à des frappes aériennes contre Daesh en Irak, au nom de la situation sécuritaire, en particulier aux alentours de Bagdad. Votre collègue en charge de la Défense a d'ailleurs annoncé une reprise possible de ces frappes belges dès l'été 2016. C'est en tout cas ce que le site de la Défense annonce.

 

De surcroît, dans ses conseils aux voyageurs, le SPF Affaires étrangères, géré par votre collègue Reynders, annonce sur son site web - que j'ai consulté ce 8 octobre -, ceci: "La situation sécuritaire en Irak reste instable et très dangereuse pour tous les voyageurs. Les risques d'attentats et d'actes de banditisme sont importants. Les récents combats et le risque que les violences ne s'étendent jusqu'à Bagdad rendent la situation très précaire et volatile." En gros, il y a deux visions différentes, celle de votre lettre aux candidats réfugiés et l'autre du SPF Affaires étrangères, avec une version en anglais et en arabe pour les Irakiens et une version en français et en néerlandais pour les Belges.

 

Monsieur le secrétaire d'État, quelles sont les sources qui vous font dire que la situation à Bagdad et dans ses environs s'est améliorée ces derniers mois, a un point tel que vous ou en tout cas vos services geliez les demandes d'asile et de protection temporaire pour les demandeurs issus de cette région? Je sais que la décision a changé entre le dépôt de ma question et le moment où je vous la pose.

 

Vos services ne se concertent-ils pas avec la Défense et le SPF Affaires étrangères afin d'évaluer la situation sécuritaire dans les zones en question? Compte tenu de l'expertise, en particulier de la Défense qui revient d'Irak et des Affaires étrangères qui dispose d'un réseau, ceci ne vous pousse-t-il pas à réévaluer votre position?

 

05.03  Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik verontschuldig mij, maar de vergadering van het bestuurscomité liep uit.

 

Mijnheer de staatssecretaris, mijn collega’s hebben de aanleiding voor deze vragen ongetwijfeld al geschetst. Begin september heeft de commissaris-generaal aangekondigd dat er tijdelijk geen asielaanvragen uit de regio Bagdad in Irak meer zouden worden beoordeeld. Hij kondigde een beslissingsstop aan die enkele weken heeft geduurd omdat de vluchtelingen stereotiepe verhalen vertelden waarin de nodige details ontbraken. Dit deed vermoeden dat zij door mensensmokkelaars werden aangestuurd. Het Commissariaat-generaal heeft daarom besloten om gedurende twee of drie weken alle aanvragen uit die regio niet meer te behandelen en eerst te onderzoeken of het wel nodig is om alle asielzoekers uit Bagdad een tijdelijke bescherming te geven.

 

Uit dit onderzoek bleek dat het niet langer nodig is om asielzoekers uit die regio een tijdelijke bescherming te geven. Het Commissariaat-generaal was van oordeel dat de situatie in Bagdad weliswaar problematisch is, maar niet van die aard om iedereen automatisch te bestempelen als een persoon die het risico loopt om het slachtoffer te worden van geweld. Voortaan zullen dossiers dan ook individueel worden beoordeeld op basis van dat risico op vervolging.

 

Mijnheer de staatssecretaris, kan u mij een schatting geven van het aantal aanvragen waarbij dergelijke gelijkaardige feiten werden aangehaald en hetzelfde vluchtverhaal werd verteld? Kon er ondertussen een daling worden vastgesteld na het invoeren van de beslissingsstop?

 

Een individuele beoordeling van het veiligheidsrisico voor elk dossier uit de regio Bagdad vraagt uiteraard meer tijd. Heeft dit een invloed op de doorlooptijd van die asielaanvragen? Ik vermoed van wel. Zal er worden teruggekomen op eerder genomen beslissingen die vermoedelijk op basis van foutieve informatie werden genomen?

 

05.04  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik heb een viertal korte vragen.

 

Ten eerste, wat is de stand van zaken omtrent de asielaanvragen door Irakezen?

 

Ten tweede, uw open brief van 22 september heeft de indruk gewekt dat het aanvragen van asiel als Irakees niet langer mogelijk is in ons land. Welk doel had die brief, behalve ontrading om in ons land asiel aan te vragen?

 

Ten derde, beschouwt u de situatie in Bagdad als veilig? Op welke rapporten baseert u zich?

 

Ten vierde, wat met Irakezen die uit oorlogsgebied in Irak naar Bagdad vluchten en van daaruit naar Europa komen om hier asiel aan te vragen?

 

05.05 Staatssecretaris Theo Francken: Mijnheer de voorzitter, geachte collega’s, in verband met Bagdad wil ik eerst het volgende zeggen.

 

Monsieur Hellings, vous manquez d'honnêteté intellectuelle. Votre citation est incomplète. La manière dont vous présentez le courrier que j'ai adressé aux Irakiens n'est pas tout à fait correcte.

 

En effet, vous prétendez que ledit courrier est libellé de la façon suivante: "Depuis 2014, la situation en Irak s'est modifiée de façon telle qu'un retour du demandeur d'asile vers cette région ne représente plus un vrai risque pour lui." Or, ma missive indique que: "La situation sécuritaire à Bagdad a évolué depuis 2014 de sorte que celle-ci n'y est plus de nature à justifier le fait que chaque demandeur d'asile originaire de Bagdad encoure un risque réel en cas de retour."

 

Contrairement à ce que vous laissez entendre, je n'ai jamais affirmé qu'il n'y avait plus de risque pour personne, mais bien qu'il n'y avait pas nécessairement un risque pour tout le monde. La décision indépendante du CGRA de changer sa politique de protection à l'égard de Bagdad renforce mon avis sur cette question.

 

Wanneer u citeert, zou ik toch willen vragen om minstens de volledige quote te citeren en er geen klein stukje uit te lichten, want zo kan men natuurlijk heel veel bewijzen.

 

Dat citaat komt letterlijk uit de beslissingsstop, het is gemotiveerd en staat op de website van het CGVS. Dat is niet mijn citaat, dat citaat komt van de commissaris-generaal zelf, dat komt niet van mij. Ik vind het dus bijzonder kort door de bocht wat u hier probeert te doen, het spelletje dat u hier probeert te spelen. Ik heb het ook reeds gezegd tegen uw collega van de PVDA in de plenaire vergadering van vorige week.

 

05.06  Benoit Hellings (Ecolo-Groen): (…)

 

05.07  Theo Francken, secrétaire d'État: Je n’ai jamais dit que l’Irak est en sécurité, que Bagdad est une ville en sécurité…

 

Ik heb nooit beweerd dat Bagdad een veilige stad is en dat moet u dus niet insinueren, want dat is absoluut niet juist. Ik heb wel het citaat vermeld van de beslissingsstop. Ik zie dat het beleid van de commissaris-generaal ook is aangepast. Er is eerst een beslissingsstop ingevoerd en daarna is er een aanpassing gekomen van het beleid.

 

Bagdad is niet meer automatisch 15C-gebied. Dat betekent dat Bagdad niet meer automatisch leidt tot een erkenning en minstens subsidiaire bescherming, vaak ook tot erkende vluchteling. Dat is er gebeurd. Daarmee doen we hetzelfde wat Nederland zes maanden geleden heeft gedaan en wat Finland twee weken geleden heeft ingevoerd. Plots zaten al die Bagdadi immers in Finland, meer dan driehonderd per dag. Als u mij zegt dat wat ik doe allemaal niet kan, zou u beter uw oor te luisteren leggen bij EASO, het Europees asielbureau, om te horen hoe de vork juist in de steel zit.

 

U zegt dat die brief is verstuurd. Dat klopt, ja. Zo wordt voor die mensen duidelijk hoe de vork in de steel zit. Het is niet omdat het CGVS iets op zijn website zet, dat iedereen dat onmiddellijk weet. Daarover kunnen we het ook eens zijn, denk ik. Ik vind het belangrijk om de mensen te informeren. Als er een beslissingsstop wordt ingevoerd, vind ik dat een heel belangrijk feit. Als men ziet dat men een verhaal krijgt, waarbij men op twee tot drie maanden tijd zesduizend tot zevenduizend Irakezen binnenkrijgt, 150 per dag, bijna allemaal uit Bagdad, allemaal met hetzelfde verhaal, dan vind ik dat een kwestie van goed beleid, eerlijk gezegd.

 

Ik heb nooit gezegd dat er geen mensen uit Bagdad meer zullen worden erkend als vluchteling. Dat mensen niet meer subsidiair beschermd kunnen worden, heb ik evenmin gezegd. Dat werd nooit gezegd, noch door mij, noch door mijn diensten, noch door de regering.

 

De regering wil de mensen wel informeren als plots via netwerken een enorme stroom op gang komt richting ons land, die zich na de beslissing plots verlegt naar een ander land en daarvoor in nog een ander land te zien was. Het gebeurt van land naar land, men schuimt ze af, daar moeten we niet naïef in zijn. Ik vind het dan de taak van de regering en van mij als bevoegd staatssecretaris om de mensen te informeren over de beslissingsstop. Ik heb die beslissingsstop niet ingevoerd, wel de commissaris-generaal. Als u hem een beetje kent, weet u dat hij dat in alle onafhankelijkheid doet en dat hij mij zeker niet zal vragen wat ik daarover denk.

 

Ik meen dat het een goed beleid is. Mocht de situatie zich nog voordoen voor andere landen, dan zal ik juist hetzelfde doen. Ik zou dan juist hetzelfde herhalen en het is heel belangrijk om op die manier te werken.

 

05.08  Barbara Pas (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik weet dat ik heel wat cijfers heb opgevraagd. Ik zal die nog eens schriftelijk opvragen, want de beperkte tijdspanne vandaag laat u niet toe om die allemaal te citeren. Het lijkt mij wel interessant om de aantallen daarvan te weten. Zeker ook om te weten of voor degenen die met zo’n identiek verhaal vóór de beslissingsstop een erkenning hebben gekregen, nog iets zal teruggedraaid worden.

 

05.09 Staatssecretaris Theo Francken: Op de 150 per dag waren er gisteren 20 en eergisteren 26; dat is dus heel sterk gedaald sinds die beslissingsstop en vooral sinds die brief. Dat heeft dus een ongelooflijke impact op de asielcijfers. Dat geldt trouwens ook voor die Facebookcampagne van 200 euro.

 

05.10  Barbara Pas (VB): Wordt voor de aanvragers die vóór die beslissingsstop nog behandeld werden en die ook met dat gelijkaardig verhaal afkwamen, nog ingegrepen of niet?

 

05.11 Staatssecretaris Theo Francken: Elke aanvraag wordt behandeld zoals de commissaris-generaal de aanvraag behandelt.

 

05.12  Barbara Pas (VB): Neen dus.

 

05.13 Staatssecretaris Theo Francken: Als blijkt dat zij heel stereotiepe verhalen brengen, wordt dat allemaal tot de kern onderzocht en als blijkt dat dit valse verhalen zijn, leidt dit tot een niet-erkenning, neem ik aan. Maar nogmaals, dat moet u eigenlijk aan hem vragen.

 

05.14  Barbara Pas (VB): Daaruit leid ik af dat dit in de praktijk niet het geval zal zijn, zoals Sarah Smeyers zegt.

 

Ik wil collega Hellings uit zijn droomwereld halen en met de voeten op de grond zetten: dat zijn inderdaad de gelukszoekers, dat is niet meer dan een normale beslissing, alle gegevens waren er ook naar. Ik reken erop dat er meer van die beslissingen gaan komen voor niet-onveilige gebieden.

 

05.15  Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Je vous remercie de vous soucier de ma santé mentale. Je vous rassure, tout va très bien!

 

Monsieur le secrétaire d'État, la question que je vous posais était de savoir si vous vous concertiez avec la Défense et les Affaires étrangères. Vous n'y avez pas répondu. Vous écrivez un courrier que vous terminez en anglais, par "This is a genuine message from the Belgian government". Cela vous engage. C'est un message du gouvernement.

 

Vous vous basez, c'est vrai, sur une citation du CGRA que vous écrivez en italique. Mais vous en parlez et vous assumez la responsabilité politique d'envoyer ce courrier. Vous ne voulez pas que les demandeurs d'asile en provenance d'Irak déposent leur demande en Belgique. C'est votre objectif.

 

Vous savez qu'il y a une différence entre vos propos et ceux de votre collègue Vandeput à la Défense ou de votre collègue Reynders aux Affaires étrangères. Je reviens d'une réunion du suivi des missions à l'étranger où la situation sécuritaire à Bagdad a été évoquée. Nos militaires ne sortent pas de la caserne à Bagdad où ils entraînent des militaires irakiens et vous voulez renvoyer des demandeurs d'asile irakiens à Bagdad. C'est complètement contradictoire!

 

05.16 Staatssecretaris Theo Francken: Mijnheer Hellings, excuseer, wat u zegt, is gewoonweg niet juist.

 

Ten eerste, er is geen gedwongen terugkeer naar Bagdad. “Renvoyer” betekent een vrijwillige terugkeer, waarover de betrokkenen zelf beslissen. Het is onjuist te stellen dat er een verplichte terugkeer is.

 

Ten tweede, opnieuw vraag ik om intellectuele correctheid, alstublieft. Er is toch wel een verschil tussen een reisadvies van Buitenlandse Zaken voor Belgische burgers op de website en… 

 

05.17  Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Ah bon, il y a une différence?

 

05.18 Staatssecretaris Theo Francken: Natuurlijk is er een groot verschil. Vanzelfsprekend.

 

05.19  Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Donc la situation sécuritaire est bonne pour un Irakien mais pas pour un Belge?

 

05.20 Staatssecretaris Theo Francken: Neen, daarover gaat het niet. In de brief zegt de commissaris-generaal dat de veiligheidssituatie in Bagdad gewijzigd is. Daarmee citeer ik wat hij schrijft. Er zijn volgens hem voldoende elementen om de gewijzigde veiligheidssituatie te beoordelen. Daar gaat het over.

 

05.21  Benoit Hellings (Ecolo-Groen): La situation ne s'est pas suffisamment modifiée pour expliquer qu'on n'octroie pas l'asile ou en tout cas qu'on ne donne pas la possibilité de le demander.

 

05.22 Staatssecretaris Theo Francken: (…)

 

05.23  Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Vous vous réjouissez du gel. Vous annoncez aux Irakiens dans les centres d'asile (…)

 

Puis-je parler!

 

De voorzitter: Het woord is aan mijnheer Hellings.

 

05.24  Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Merci, monsieur le président. Monsieur le secrétaire d'État, vous vous réjouissez du fait que le CGRA ait changé sa position par rapport à la situation sécuritaire à Bagdad et vous annoncez aux candidats réfugiés que la décision a été gelée. Entre-temps, le CGRA est revenu de façon totalement indépendante sur sa décision, ce qui est vrai et pour de bonnes raisons. En effet, les spécialistes de la région qui sont de la Défense, qui étaient sur place voici six mois et qui sont encore là pour former des militaires estiment que la situation sécuritaire est catastrophique à Bagdad. Vous avez gelé et vous dites aux Irakiens: "Ne venez pas demander l'asile car on gèle".

 

05.25  Theo Francken, secrétaire d'État: Ni M. Van Overtveldt ni moi-même n'avons rien gelé. Ik heb een brief gestuurd.

 

05.26  Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Vous annoncez aux Irakiens que le CGRA a gelé la situation. À quoi sert cette lettre? Quel est votre objectif? Votre objectif, c'est qu'il y ait moins d'Irakiens qui viennent. Or la situation en Irak justifie qu'on puisse au moins leur octroyer une protection temporaire ou totale. C'est tout! Nous ne sommes pas d'accord. MM. Reynders et Vandeput ne sont pas de votre avis non plus.

 

05.27 Staatssecretaris Theo Francken: Dan moet u vragen aan hen stellen.

 

05.28  Benoit Hellings (Ecolo-Groen): (…)

 

05.29 Staatssecretaris Theo Francken: Dat is interessant om te weten.

 

De voorzitter: Het woord is aan mevrouw Smeyers.

 

05.30 Staatssecretaris Theo Francken: U hebt waarschijnlijk aan Reynders gevraagd of wat ik gezegd heb juist is. Hij heeft waarschijnlijk…

 

De voorzitter: Mijnheer de staatssecretaris…

 

05.31  Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Mijnheer Hellings, u vroeg: “À quoi ça sert?” Die beslissing is inderdaad niet door de staatssecretaris genomen, maar door een onafhankelijk orgaan, het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen. “A quoi ça sert?” Het beheren en beheersen van de grootste instroom van vluchtelingen ooit.

 

Ik meen, mijnheer de staatssecretaris, dat u daar tot nu toe goed in slaagt. U staat elke dag voor een ongelofelijke opdracht, namelijk het beheren van die ongelofelijke instroom. Niemand had gedacht dat die zo groot zou zijn. De cijfers die u geeft, bewijzen dat die beslissing er niets te vroeg is gekomen; er is een daling. Die asielaanvragen worden inderdaad nog behandeld, maar op een andere manier. De beschermingsstatus wordt niet meer automatisch toegekend. Iedereen krijgt een individuele behandeling.

 

Zelfs met die massale instroom wordt er toch nog beslist om dieper op die dossiers in te gaan. Het zou veel gemakkelijker zijn om die in bulk goed te keuren, maar dat doen wij niet. De houding van de commissaris-generaal is juist en correct. De enige juiste algemene visie en houding, ook van u, is die instroom te beheren en beheersen. Laat u dus alstublieft niet opjagen door Parlementsleden die de vergadering verlaten terwijl anderen nog moeten repliceren.

 

(…): (…) twee commissies.

 

05.32  Sarah Smeyers (N-VA): Dat relativeert enigszins de interesse. Laat u daardoor alstublieft niet…

 

05.33  Monica De Coninck (sp.a): Ik zou beschaamd zijn.

 

05.34  Sarah Smeyers (N-VA): Ik ben ook beschaamd, als ik u hoor, mevrouw De Coninck. Het woord is nog aan mij, dacht ik.

 

Mijnheer de staatssecretaris, het is niet zo dat eerder ingediende aanvragen – mevrouw Pas heeft gelijk – worden herbekeken. Dat zou het rechtszekerheidsprincipe niet ten goede komen. Het is goed dat er nu al een beslissing genomen is. Nederland had dat al gedaan. Wij doen het nu. Ik ben er zeker van dat er nog landen zullen volgen, aangezien de cijfers voor zich spreken.

 

De voorzitter: De heer De Vriendt heeft het woord.

 

05.35  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mevrouw Smeyers, ik wil eerst nog even zeggen dat de heer Hellings verschillende commissies tegelijkertijd heeft. Het is dus niet abnormaal dat hij, na het antwoord te hebben gekregen, naar een andere commissie vertrekt. U was hier trouwens ook te laat.

 

Mijnheer de staatssecretaris, als u indicaties hebt van filières, verhaaltjes die worden gefabriceerd, is het normaal dat u daartegen reageert en u de boodschap aan de vluchtelingen geeft dat u daarvan op de hoogte bent.

 

U zegt dat het Commissariaat-generaal onafhankelijk is, maar u hebt zich wel in een grijze zone begeven door die brief die u hebt ondertekend. Het is vrij uitzonderlijk dat een staatssecretaris een brief aan vluchtelingen richt en die ondertekent. Die brief komt dus niet van België als staat, maar van uzelf, in uw eigen naam. Dat is een grijze zone. Dat is vrij uitzonderlijk. Dat komt niet vaak voor.

 

Het is uw bedoeling om te ontraden, maar u kunt daar te ver in gaan. U zegt zelf dat Bagdad en Irak niet noodzakelijk onveilig zijn, maar het kan wel dat een asielzoeker uit Bagdad vlucht voor een onveilige, gewelddadige situatie. Door zo’n brief te ondertekenen en te verspreiden via Facebook, schrikt u legitieme asielzoekers uit Bagdad en Irak af. Vluchtelingen die zich in een dergelijke situatie bevinden en die willen gebruikmaken van het internationaal gegarandeerde recht op asiel, zullen door uw brief worden afgeschrikt en zullen geen asielaanvragen in ons land doen, terwijl ze daar wel recht op hebben.

 

U bent daar volgens mij uit de bocht gegaan.

 

Uw aankondiging kwam natuurlijk tegelijkertijd met een communicatie van uw partijvoorzitter, waaraan u niets kunt doen, maar het beeld werd wel geschetst dat Bagdad veilig zou zijn. Dat wordt door de realiteit tegengesproken. Er zijn aanslagen in Bagdad. Irak zelf is duidelijk onveilig. Dat staat in de reisadviezen op de website van Buitenlandse Zaken. Daar woedt een oorlog. Vandaag kondigt de Amerikaanse president in de kranten bijkomende offensieven in Irak aan.

 

U hebt eigenlijk niet geantwoord op de vraag onder welke categorie Irakezen vallen die naar Bagdad vluchten uit ontegensprekelijk oorlogsgebied in Irak en die vervolgens, vanuit Bagdad, naar Europa vluchten en asiel aanvragen. Zijn dat mensen die vluchten uit Bagdad, dat volgens u veilig is, of zijn het mensen die effectief vluchten uit oorlogszones in Irak, maar via Bagdad? Dat is toch een probleem. Het lijkt mij logisch dat Irakezen uit oorlogszones misschien eerst vluchten naar de hoofdstad om van daaruit verder te trekken naar Europa.

 

05.36 Staatssecretaris Theo Francken: Mijnheer de voorzitter, ten eerste, ik kan alleen maar betreuren dat er intellectueel oneerlijke spelletjes worden gespeeld op kap van de vluchtelingen. Verkeerd citeren in de commissie, vorige week in de plenaire vergadering en nu opnieuw doen uitschijnen alsof ik zou hebben gezegd dat Bagdad veilig is, vind ik bijzonder oneerlijk en het is ook niet correct. Iedereen in de zaal weet dat. De Facebookpagina staat immers nog altijd online. Men kan het bericht en de brief perfect vinden online. Men kan die informatie opvragen. Lees ze dan en kom zelf tot een oordeel. Het is echter manifest onjuist dat ik zou hebben gezegd dat Bagdad veilig is en ik betreur die intellectueel oneerlijke spelletjes vanuit een bepaalde hoek en van bepaalde Parlementsleden. Ik kan dat alleen herhalen, maar zij doen vooral maar voort.

 

Zo’n brief is inderdaad vrij uitzonderlijk, maar de situatie is natuurlijk ook vrij uitzonderlijk. Het is volgens mij zelfs de eerste keer, maar het is ook de eerste keer dat wij zo’n situatie meemaken waarbij plots, op enkele weken tijd, meer dan 150 Irakezen per dag zich aanmelden vanuit Bagdad. De meerderheid daarvan zijn alleenstaande mannen en een groot deel ervan werkte tot voor kort voor de Irakese overheid. Dat is toch bizar. Ik denk dat het logisch is dat men zich daar vragen bij stelt.

 

Stop met al die verhalen over de beslissingsstop die ik zou hebben bevolen, want dat is niet juist. Ik kan dat niet genoeg herhalen, want het is niet omdat men het tien keer zegt, dat de mensen het daarom ook zullen geloven. Ik zal immers tien keer zeggen dat het niet juist is. Dat de mensen vooral geloven wie zij willen geloven. De beslissingsstop is ingevoerd door de commissaris-generaal en iedereen die iets weet van het vreemdelingencontentieux, weet dat die onafhankelijk is. Ik heb geen beslissingsstop in te voeren, ik kan dat niet. Zelfs al zou ik het willen, ik kan het niet.

 

De beslissing is genomen. Ik heb daarop een brief gestuurd. Uiteraard is dat doorgesproken met de eerste minister. Ik weet niet vanwaar de fabeltjes komen dat de ministers Reynders en Vandeput hiermee niet akkoord zouden gaan.

 

Wanneer u echter aan minister Reynders vraagt of hij het eens is met de stelling van staatssecretaris Francken dat Bagdad veilig is, dan zal minister Reynders waarschijnlijk antwoorden dat hij het met die stelling niet eens is. Dat heb ik echter zelf ook nooit beweerd. Zo kan ik ook wel parlementaire vragen opstellen, daar hoeft men geen genie voor te zijn.

 

De situatie is dus weliswaar uitzonderlijk, maar de gehele toestand is uitzonderlijk, en uitzonderlijke situaties vergen ook uitzonderlijke maatregelen, denk ik.

 

De voorzitter: Het laatste woord komt toe aan de commissieleden. Wenst iemand nog te repliceren? Mevrouw Pas, mevrouw Smeyers, mijnheer De Vriendt?

 

05.37  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, het Commissariaat-generaal werkt onafhankelijk, maar u schrijft wel een brief, die u in eigen naam ondertekent, dus daar zit een grijze zone. De schotten zijn niet meer duidelijk omdat u zich in een grijze zone hebt begeven. Dat zou u zelf toch ook moeten beseffen.

 

Ik blijf erbij dat Irakezen die legitiem recht hebben op asiel, door uw communicatie afgeschrikt worden. Aan uw brief had u eigenlijk een zin moeten toevoegen. Daarom formuleer ik een suggestie. U had aan uw brief kunnen toevoegen dat Irakezen nog altijd asiel kunnen aanvragen in ons land en dat hun dossier individueel beoordeeld zal worden. Dat staat niet in uw brief. Met uw brief schetst u een beeld dat tegen Irakezen als afschrikkingseffect wordt gebruikt. U kondigt een bevriezing, een beslissingsstop aan, omdat wij er niet meer van overtuigd zijn dat de situatie in Bagdad onveilig is. Iemand die met recht en reden een gewelddadige situatie ontvlucht, wordt op die manier afgeschrikt en zal misschien in België geen asiel aanvragen, wat toch niet de bedoeling kan zijn.

 

U hebt opnieuw niet geantwoord op mijn vraag wat er gebeurt met de Irakezen die vanuit oorlogsgebied in hun land naar Bagdad vluchten en die van daaruit naar Europa trekken om asiel aan te vragen. Worden zij behandeld als iemand uit Bagdad of als iemand uit een onveilig gebied in Irak?

 

05.38 Staatssecretaris Theo Francken: Mijnheer de voorzitter, mijnheer De Vriendt, u zegt dat ik mij in een grijze zone bevind en dat ik een grens heb overschreden. U zegt dus dat de commissaris-generaal niet onafhankelijk is. Ik vind het bijzonder kras dat u dat durft te beweren.

 

05.39  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Ik ontken dat. Ik heb dat niet gezegd.

 

05.40 Staatssecretaris Theo Francken: U hebt gezegd dat ik in een grijze zone zit, dat de commissaris-generaal niet meer onafhankelijk is en dat ik een fout heb gemaakt.

 

Ik heb geen fout gemaakt. Ik heb een beslissing, die in alle onafhankelijkheid is genomen door de commissaris-generaal, gecommuniceerd via een informatiebrief aan de Irakezen in de asielcentra. Dat heb ik gedaan.

 

De dag dat u, of eender wie, gaat zeggen dat de staatssecretaris bevoegd voor Asiel en Migratie niet meer mag communiceren over de beslissingen die in alle onafhankelijkheid door de commissaris-generaal worden genomen, zijn we toch ver van huis.

 

Ik heb gecommuniceerd over een beslissing die in alle onafhankelijkheid werd genomen. Als u beweert dat dit al een grijze zone is, mogen we zo goed als alle websites van Binnenlandse Zaken waarop informatie staat over het beleid van de commissaris-generaal, platleggen.

 

Er wordt door mij immers wekelijks informatie verstrekt over het beleid van de commissaris-generaal. Dat is bijvoorbeeld ook het geval voor alle parlementaire vragen die ik krijg. Dat zijn toch allemaal antwoorden over het beleid van de commissaris-generaal.

 

Daarnet kreeg ik van mevrouw Pas een vraag over subsidiaire bescherming en de erkende vluchtelingenstatus. Ik zit toch niet in een grijze zone door te antwoorden hoe de commissaris-generaal dat aanpakt? Ik vind het bijzonder kras dat u durft te beweren dat dit een grijze zone is.

 

U zegt dat ik perfect weet dat ik een fout heb gemaakt. Dat weet ik dus helemaal niet. Ik ontken ten stelligste dat hier een fout zou zijn gemaakt.

 

De voorzitter: Mijnheer De Vriendt, u krijgt uiteraard het laatste woord, maar ik herinner u graag aan de door het Reglement toegestane spreektijd voor een mondelinge vraag. U hebt die spreektijd al overschreden.

 

05.41  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Dat besef ik heel goed, mijnheer de voorzitter, maar ik heb nog geen antwoord gekregen op die andere bedenkingen.

 

Wat die grijze zone betreft, door persoonlijk zo’n brief te ondertekenen, hebt u zich begeven in een grijze zone. Dat is uitzonderlijk. U hebt dat ook zelf toegegeven. Dat is heel bizar. U geeft daarmee het signaal aan Irakezen dat zij in België best geen asielaanvraag meer indienen. Dat kan niet de bedoeling zijn. Veel Irakezen ontvluchten een onveilige situatie. U schrikt degenen af die recht hebben op asiel in ons land.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van mevrouw Barbara Pas aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de uitspraken van de directeur-generaal van de Dienst Vreemdelingenzaken met betrekking tot het tekort aan plaatsen in de gesloten centra voor uitwijzing van illegalen" (nr. 6514)

06 Question de Mme Barbara Pas au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "les propos tenus par le directeur général de l'Office des Étrangers concernant le manque de places dans les centres fermés pour réfugiés illégaux dans l'attente de leur rapatriement" (n° 6514)

 

06.01  Barbara Pas (VB): Mijnheer de staatssecretaris, in De Standaard van 30 september heb ik enkele opmerkelijke uitspraken gelezen van de heer Freddy Roosemont, directeur-generaal van de Dienst Vreemdelingenzaken. Ik las onder meer het volgende: "Van mij mag het aantal gesloten centra gerust verdubbeld worden. Er zullen er geen leegstaan. De voorbije maanden hebben we veel mensen zonder papieren aangetroffen, die we niet konden verwijderen omdat de gesloten centra vol zaten. Die achterstand moeten we dringend wegwerken."

 

Mijnheer de staatssecretaris, het is een van uw beleidsintenties, zo konden wij toch lezen in uw beleidsnota, om voortaan meer werk te maken van de uitwijzing van illegalen. Als ik dan de uitspraken van de heer Roosemont lees, blijkt er toch nog wel wat werk aan de winkel. Het is inderdaad een vaststelling dat het voor deze regering gemakkelijker is om op korte tijd heel veel opvangplaatsen te creëren om de ingestroomde vluchtelingen onder te brengen, maar dat het blijkbaar moeilijker is om de uitstroom van illegalen en afgewezen asielzoekers in goede banen te leiden.

 

Zal men de nodige middelen uittrekken om het aantal plaatsen in gesloten centra voor de uitwijzing van illegalen op korte termijn op te trekken tot op het niveau dat nodig is om alle gedetecteerde illegalen en afgewezen asielzoekers ook effectief uit te wijzen?

 

Van hoeveel illegalen hebben de diensten weet dat ze niet kunnen worden verwijderd bij gebrek aan gesloten opvangplaatsen? Dat is de problematiek waarnaar de heer Roosemont verwijst. Wat is de achterstand op dat vlak?

 

Mijnheer de staatssecretaris, ten slotte, overweegt u de regeringsmaatregel aan te passen voor het tewerkstellen van vluchtelingen, zoals aangegeven door de heer Roosemont in dat artikel?

 

06.02 Staatssecretaris Theo Francken: In verband met de tewerkstelling van vluchtelingen, heeft de regering beslist om asielzoekers sneller te kunnen laten werken: vanaf vier maanden in plaats van na zes maanden. Ik denk dat u daarnaar vroeg?

 

06.03  Barbara Pas (VB): Dat ben ik inderdaad in mijn vraag vergeten te vermelden. In dat interview zei de heer Roosemont ook dat hij het helemaal geen goede beslissing vond om die termijn te verlagen van zes naar vier maanden. Hij vond dat dit enkel mocht gelden voor erkende asielzoekers.

 

06.04 Staatssecretaris Theo Francken: Erkende vluchtelingen.

 

06.05  Barbara Pas (VB): Dat zou volgens hem inderdaad voor erkenden moeten gelden.

 

06.06 Staatssecretaris Theo Francken: Ik weet niet wat de heer Roosemont daar precies mee bedoelt. De beslissing is alleszins genomen om hen sneller aan het werk te laten gaan. Ik denk dat dit wel een goede zaak is.

 

U mag ook niet vergeten dat ze de helft van hun opvangkosten moeten terugbetalen als ze werken. Dat staat in de opvangwet. De opvang is peperduur. Ik zou hen dus zeker die hoge opvangkosten laten terugbetalen als dat mogelijk is. Het feit dat ze werken is toch zeker geen slechte zaak.

 

Voor de mensen die hier illegaal verblijven, zijn de nodige middelen verworven om de capaciteit van de gesloten centra op te trekken van 450 naar 605 plaatsen. Dat is een ongeziene stijging met 34 %. Begin december wordt in Merksplas een nieuwe vleugel geopend. Begin volgend jaar wordt in centrum 127bis een leegstaande vleugel, die momenteel niet open is wegens personeelsgebrek, in gebruik genomen. De aanwervingen via Selor zijn volop aan de gang.

 

Het is de bedoeling om tegen 1 april 2016 effectief opnieuw 605 plaatsen in de gesloten centra te hebben. Dat aantal bestond ook onder minister Wathelet. Dat aantal is ook echt noodzakelijk om een beter terugkeerbeleid mogelijk te maken, vrijwillig als het kan, gedwongen als het moet.

 

De gedwongen terugkeer moet toch ook goed geregeld zijn, vooral voor mensen die geen goede intenties hebben op Belgisch grondgebied. Het zijn vooral zij die niet vrijwillig willen terugkeren. Het is heel belangrijk dat we daaraan verder werken.

 

U hebt nog naar een aantal cijfers gevraagd. Ik zou u opnieuw willen voorstellen om die schriftelijk op te vragen. Het is ook niet zo gemakkelijk om de analyse te maken wie op welke manier eventueel verwijderd zou kunnen worden, mochten er meer plaatsen zijn. Het is namelijk niet enkel een kwestie van plaatsgebrek, soms is er natuurlijk ook een gebrek aan medewerking van het thuisland. Ik wil u wel cijfers ter beschikking stellen, maar dan stel ik voor dat u uw vragen schriftelijk indient.

 

06.07  Barbara Pas (VB): Mijnheer de staatssecretaris, ik zal alle cijfers nog eens schriftelijk opvragen en bestuderen.

 

De problematiek is dat er momenteel te weinig gesloten centra zijn om een effectief en efficiënt uitwijzingsbeleid te kunnen voeren. In april zullen er 605 plaatsen zijn. Dat is al iets, maar mijns inziens is dat toch niet genoeg. Uw asiel- en migratiebeleid staat of valt met een efficiënt en effectief uitwijzingsbeleid.

 

Ik vraag mij af waarom het wel vlot gaat om extra opvangplaatsen te vinden om de vluchtelingen hier te laten verblijven, maar dat er zo weinig capaciteit is om het uitwijzingsbeleid te ondersteunen. Ik vraag u met aandrang om daarvoor een tandje bij te steken, want dat is geen onbelangrijk aspect.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de M. Willy Demeyer au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "la cellule Psy du CGRA et le traitement réservé aux victimes de torture dans le cadre de la procédure d'asile" (n° 6525)

07 Vraag van de heer Willy Demeyer aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de psychologische cel van het CGVS en de behandeling van slachtoffers van foltering in het kader van de asielprocedure" (nr. 6525)

 

07.01  Willy Demeyer (PS): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, il y a une dizaine d'années, le CGRA avait décidé de mettre en place une "cellule Psy" pour former et conseiller les officiers de protection chargés d'auditionner les demandeurs d'asile. En effet, les réfugiés qui ont connu des situations de guerre et de risque réel pour leur vie, peuvent être victimes de troubles psychiques (stress post-traumatique, dépression, etc.) susceptibles d'affecter le déroulement normal de l'entretien avec l'officier de protection. Il est très important que cet état psychique perturbé n'empêche pas un traitement serein et objectif du dossier. Or depuis janvier, il n'existe plus aucun psychologue au CGRA. Et il a été décidé de ne pas remplacer le psychologue pour des raisons budgétaires. La cellule Psy est donc supprimée de fait.

 

Cette évolution récente au niveau des instances chargées de l'examen des demandes d'asile est à mettre en relation avec nos obligations internationales, qui découlent notamment de la directive 2013/32/UE relative à des procédures communes pour l'octroi et le retrait de la protection internationale. Cette directive accorde aux personnes souffrant de troubles mentaux ou de conséquences de tortures ou d'autres formes graves de violence psychologique, un traitement spécial dans le cadre de la procédure de reconnaissance du statut de réfugié. Ainsi, les États membres doivent s'efforcer d'identifier ces demandeurs nécessitant des garanties procédurales spéciales. Ces demandeurs doivent se voir accorder un soutien adéquat et disposer d'un temps suffisant pour étayer leur demande de protection internationale. De même, les personnes qui interrogent les demandeurs doivent avoir acquis une connaissance générale des problèmes qui peuvent nuire à la capacité des demandeurs d'être interrogés, par exemple d'avoir été soumis à la torture dans le passé.

 

Dès lors, comment justifiez-vous la suppression de la cellule Psy au regard de nos obligations internationales? Où en est la transposition de la directive 2013/32/UE sur la procédure commune d'asile? Comment l'état psychique du candidat à l'asile est-il désormais pris en considération dans l'examen de la demande? Qu'est-il prévu au niveau de la formation et du conseil des officiers de protection? Enfin, existe-t-il des dossiers actuellement bloqués, suite au constat de troubles rendant difficile ou impossible un traitement serein et objectif du dossier?

 

Cette question, de même que la suivante, est inspirée d'une visite que nous avons faite avec la commission au Centre de Bierset.

 

07.02  Theo Francken, secrétaire d'État: Monsieur le président, monsieur Demeyer, d'emblée, le CGRA souligne qu'à l'époque, le psychologue avait pour mission de vérifier si les problèmes médicaux invoqués étaient pertinents ou fondés dans la perspective de l'examen de la demande d'asile. Son rôle ne consistait pas à identifier systématiquement les demandeurs d'asile présentant des besoins particuliers.

 

En vue de respecter l'obligation d'identifier les demandeurs d'asile présentant des besoins particuliers et de prendre des mesures pour en tenir compte, il est tout d'abord crucial d'élaborer un système dans le cadre duquel le demandeur d'asile concerné se voit accorder la possibilité d'exprimer ses besoins. À cet égard, l'implication d'un psychologue n'est pas absolument requise. L'identification de besoins particuliers et l'examen d'éventuels problèmes médicaux et/ou mentaux ont lieu sur la base d'éléments invoqués ou de certificats médicaux déposés par les demandeurs d'asile concernés.

 

Il est possible qu'au CGRA soient bloqués quelques dossiers, dont le nombre exact est inconnu mais est très peu élevé, de personnes souffrant de très graves problèmes médicaux ou mentaux. Cependant, leur situation a plutôt trait à la gravité de ces problèmes rendant impossible une audition en l'absence d'encadrement ou de psychologues.

 

Finalement, il n'en demeure pas moins que la possibilité de désigner des experts chargés des examens médicaux soit étudiée dans le cadre de la transposition de la directive Procédures.

 

J'ai également répondu la semaine dernière à une question de M. Hellings sur ce point. Ma réponse était encore plus large. Je comprends votre inquiétude mais des mesures ont été prises et je pense que maintenant, c'est en ordre.

 

07.03  Willy Demeyer (PS): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour cette réponse. Je ne manquerai pas de suivre ce dossier.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Question de M. Willy Demeyer au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "le centre CARDA et le traitement réservé aux victimes de torture dans le cadre de l'accueil des demandeurs d'asile" (n° 6526)

08 Vraag van de heer Willy Demeyer aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "het CARDA-centrum en de behandeling van slachtoffers van foltering in het kader van de opvang van asielzoekers" (nr. 6526)

 

08.01  Willy Demeyer (PS): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, cette question fait également suite à la visite du centre CARDA situé à Bierset que j'ai effectuée avec plusieurs membres de la commission de l'Intérieur.

 

Pour rappel, CARDA a été créé en 2007 à l'initiative de la Croix-Rouge. Il s'agit d'un centre d'accueil résidentiel pour demandeurs d'asile en souffrance mentale. CARDA s'occupe aussi des soins ambulatoires de demandeurs d'asile se trouvant dans d'autres centres d'accueil. Il s'agit du seul centre du réseau d'accueil belge ayant cette spécificité thérapeutique. CARDA a aussi développé un projet spécifique pour les victimes de torture, le but étant d'identifier les victimes de tortures et leur famille dans les centres d'accueil et de leur offrir un soutien multidisciplinaire à tous les niveaux en vue de faciliter leur réhabilitation.

 

Selon les informations qui nous ont été communiquées, en 2014, 25 % des demandeurs d'asile, soit 2 800 personnes, auraient subi des tortures ou auraient été victimes d'actes pouvant être considérés comme des violations aux droits de l'homme. Ce chiffre est à mettre en relation, d'une part, avec la capacité actuelle de CARDA qui est de 40 places, et, d'autre part, avec nos obligations internationales en matière de traitement réservé aux victimes de tortures dans le cadre de l'accueil.

 

La directive 2013/33/UE du Parlement européen et du Conseil du 26 juin 2013 établissant des normes pour l'accueil des personnes demandant la protection internationale impose aux États d'accorder une attention particulière aux victimes d'actes de torture. Les États membres doivent veiller à ce que les personnes qui ont subi des tortures, des viols ou d'autres violences graves aient accès à des traitements ou à des soins médicaux et psychologiques adéquats. En outre, les mineurs qui ont été victimes de tortures ou d'abus doivent avoir accès à des services de réadaptation et à des soins de santé appropriés. Enfin, le personnel chargé des victimes de tortures, de viols et d'autres violences graves doit continuer à recevoir une formation appropriée.

 

Monsieur le secrétaire d'État, estimez-vous que le dispositif actuel est suffisant pour se conformer à nos obligations internationales? Où en est la transposition de la directive Accueil qui a fait l'objet d'une refonte en 2013? Envisagez-vous des moyens supplémentaires pour augmenter la capacité d'accueil et de suivi des personnes en souffrance mentale ou ayant subi des tortures dont le nombre n'est malheureusement pas en voie de diminution, vu l'évolution de la situation.

 

08.02  Theo Francken, secrétaire d'État: Monsieur Demeyer, j'ai visité CARDA à Bierset, qui est un projet impressionnant. Je pense qu'il est nécessaire car de très nombreux demandeurs d'asile sont vraiment traumatisés. Les plus traumatisés d'entre eux doivent pouvoir bénéficier d'un accueil spécifique.

 

L'attention qui doit être apportée aux personnes qui ont subi des tortures, des viols ou d'autres violences graves ne se limite pas au seul centre CARDA. L'ensemble du réseau d'accueil pour demandeurs d'asile dispose de travailleurs sociaux et de personnel de santé. Toutes les structures d'accueil sont donc attentives à la détection de ces vulnérabilités et à leur prise en charge, soit au sein même de la structure d'accueil, si cela est possible, soit en s'adressant, par exemple, au centre CARDA.

 

En plus du centre CARDA, d'autres services spécialisés peuvent aussi être sollicités en fonction de la vulnérabilité détectée, par exemple les ASBL Solentra, Ulysse ou encore GAMS et Intact. Fedasil a d'ailleurs une convention avec ces associations, qui réalisent un travail extraordinaire.

 

En ce qui concerne les dispositions de la directive Accueil 2013 en lien avec les compétences de Fedasil, les textes de transposition dans la loi Accueil ont été préparés.

 

Il faut relever que l'appel à projets du programme européen AMIF a pour priorité la mise en place d'une approche structurelle des demandeurs d'asile souffrant de problèmes psychologiques ou psychiatriques ainsi que la facilitation et l'organisation des soins à domicile pour les patients chroniques graves. Cet appel a été ouvert jusqu'au 21 septembre.

 

Je suis conscient du fait que pour CARDA et la Croix-Rouge, il est important d'avoir plus de sécurité quand on parle de subsides.

 

C'est la raison pour laquelle l'appel à projets du programme européen AMIF a été lancé pour créer un fonds structurel sur plusieurs années. La Belgique a demandé que la priorité soit mise sur une approche structurelle pour les demandeurs d'asile qui souffrent de problèmes psychologiques. Je suis sûr que la Croix-Rouge va remettre un dossier. Un projet comme celui du centre CARDA est indispensable pour le réseau d'accueil en Belgique.

 

08.03  Willy Demeyer (PS): Monsieur le président, je remercie M. le secrétaire d'État pour sa réponse.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Question de Mme Julie Fernandez Fernandez au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "l'appel au privé pour la création de places d'accueil supplémentaires" (n° 6527)

09 Vraag van mevrouw Julie Fernandez Fernandez aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de oproep aan de privésector om bijkomende opvangplaatsen te creëren" (nr. 6527)

 

09.01  Julie Fernandez Fernandez (PS): Monsieur le secrétaire d'État, une dépêche de l'Agence France Presse laisse entendre qu'en plus des 8 000 places annoncées lors du Conseil des ministres du 11 septembre, vous envisagez de faire appel au privé pour la création de 10 000 places. Le principe de cet appel au secteur privé ne manque pas de m'étonner. Il me semble donc important de vous interroger sur une série de balises qu'un tel projet nécessiterait.

 

Tout d'abord, je présume qu'il ne s'agit pas de se tourner vers le secteur associatif, sans quoi il n'aurait pas été fait référence au privé. Si cette piste est effectivement explorée, s'agit-il d'un appel d'offres pour la seule construction de places? Je suppose qu'il n'est pas question de confier au secteur privé la gestion de ces places nouvelles.

 

Ensuite, je suppose encore qu'il s'agit alors d'un appel à projets pour la construction sur des terrains appartenant à l'État fédéral, déjà clairement identifiés, et non d'une opération de promotion immobilière dans laquelle le promoteur détient lui-même le terrain sur lequel il se propose d'édifier la commande.

 

Jusqu'où s'étendra la mission confiée au privé: conception, exécution de plans réalisés en interne, partenariat public-privé? Un éclairage à ce sujet me semble nécessaire. Dans tous les cas de figure se pose, ici encore, la question de la concertation avec les communes concernées par le développement de ces projets. Quelles sont-elles? Quels contacts avez-vous pris? De quelle manière ces communes seront-elles associées au projet?

 

Enfin, je dois vous interroger sur les budgets. On peut craindre que votre ambition soit de favoriser les centres collectifs aux dépens de l'accueil individuel dont on sait qu'il revient, en bout de course, moins cher à la collectivité pour de meilleurs résultats. Quels montants envisagez-vous d'engager dans cet appel au privé? Je vous remercie d'avance pour vos réponses.

 

09.02  Theo Francken, secrétaire d'État: Madame Fernandez Fernandez, tout d'abord, les places ILA (Initiative locale d'accueil) ne sont pas moins coûteuses.

 

Ensuite, s'agissant du privé, je comprends que ce ne soit pas aisé. En effet, nous avons pour habitude de travailler avec l'Agence Fedasil et des partenaires tels que la Croix-Rouge et Rode Kruis, le CIRE (Coordination et initiatives pour réfugiés et étrangers), Vluchtelingenwerk Vlaanderen, etc. Toutefois, à situation extraordinaire, mesures extraordinaires.

 

Nous avons fait trois appels. Le premier, pour une capacité de 10 000 places à ouvrir dans le courant de l'année 2016, a été publié le 7 août.

 

Ensuite, compte tenu de l'urgence imposée par le nombre exceptionnel d'arrivées de demandeurs d'asile, Fedasil a également publié le 28 août et le 11 septembre deux appels en extrême urgence, en vue de créer respectivement 2 000 et 5 000 places d'accueil en plus.

 

Il s'agit d'un marché public ouvert à tous, opérateurs privés, ONG, ASBL. La Croix-Rouge, par exemple, peut y participer. Au niveau de la qualité, ce sont les standards européens qui sont d'application. Ce marché concerne l'ouverture de places d'accueil, leur gestion quotidienne avec les activités et services d'accompagnement habituels prévus dans les structures d'accueil pour demandeurs d'asile. Le candidat doit lui-même proposer un site dans lequel sera organisé l'accueil. Il peut être propriétaire ou locataire du bâtiment proposé.

 

L'accord de gouvernement a prévu la nécessité d'une capacité d'accueil suffisante. Deux mille places tampons avaient été prévues par le gouvernement Di Rupo. Il s'agissait d'une bonne décision, mais ces places ont été occupées en deux semaines; dès le mois d'août il n'y en avait plus. C'est une bonne chose qu'il y ait ce dispositif de places tampons, mais il en faut davantage.

 

Les marchés publics pour l'ouverture des 2 000 et des 5 000 places n'ont pas été concluants. Nous avons trouvé à peu près 2 200 places sur les 7 000 demandées. C'est difficile. Je m'attendais à plus de résultats.

 

09.03  Emir Kir (PS): Ces 2 200 places sont-elles déjà créées ou seulement identifiées?

 

09.04  Theo Francken, secrétaire d'État: Elles sont accordées. Elles devaient être ouvertes dans le délai de quatre à huit semaines.

 

Elles s'ouvrent maintenant. Cela prend un peu de temps, car il faut trouver du personnel, assurer le catering, etc.

 

J'espère que l'offre de 10 000 places pour 2016 rencontrera plus de succès, mais je n'en suis pas certain.

 

09.05  Julie Fernandez Fernandez (PS): Je n'ai pas compris si les opérateurs qui ont répondu étaient des opérateurs privés ou publics. J'ai bien compris qu'il pouvait s'agir d'ONG. Ce serait judicieux.

 

09.06  Theo Francken, secrétaire d'État: Les opérateurs sont d'ordre privé.

 

09.07  Julie Fernandez Fernandez (PS): De quel type?

 

09.08  Theo Francken, secrétaire d'État: Bridgestock, une firme privée qui assure déjà l'accueil des demandeurs d'asile en Angleterre par exemple.

 

09.09  Julie Fernandez Fernandez (PS): Oui, c'est une firme internationale.

 

09.10 Staatssecretaris Theo Francken: Daarop heb ik al geantwoord naar aanleiding van een vraag van de heer De Vriendt, over de bedrijven die een gunning hebben binnengehaald.

 

09.11  Julie Fernandez Fernandez (PS): J'irai voir cette réponse.

 

En ce qui concerne les 10 000 places, vous n'avez pas de réponse?

 

09.12  Theo Francken, secrétaire d'État: Pour avril 2016

 

09.13  Julie Fernandez Fernandez (PS): Quand vous affirmez qu'on remet la gestion, qu'entendez-vous par là? L'ensemble de la gestion, l'accueil des personnes, l'encadrement des personnes aussi? (Oui)

 

09.14  Theo Francken, secrétaire d'État: Ce sont des niveaux de qualité européens, standardisés.

 

09.15  Julie Fernandez Fernandez (PS): Je comprends. Je suis juste inquiète que ce soit le privé qui le gère. Ce n'est pas dans ma philosophie. Vous le comprendrez.

 

J'irai lire la réponse à M. De Vriendt et je ne manquerai pas de revenir au besoin.

 

Je voudrais encore formuler une remarque sur votre introduction. Vous affirmez que les places en ILA ne coûtent pas moins cher. C'est peut-être vrai mais selon moi, elles restent beaucoup plus efficaces en termes d'intégration des demandeurs que les places collectives.

 

09.16  Theo Francken, secrétaire d'État: Je comprends votre souci et je le partage.

 

En ce qui concerne les ILA, on ne peut pas ouvrir 8 000, 10 000, 15 000 places en deux mois en ILA. On doit travailler dans tous les domaines.

 

09.17  Julie Fernandez Fernandez (PS): Je comprends parfaitement. Je réagissais à vos propos sur l'égalité des coûts mais il faut également tenir compte du rapport qualité/prix car il faut bien en parler dans ce domaine aussi et je voulais partager mon sentiment, comme vous aviez partagé le vôtre.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Question de Mme Julie Fernandez Fernandez au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "la création de places d'accueil supplémentaires" (n° 6528)

10 Vraag van mevrouw Julie Fernandez Fernandez aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "het creëren van bijkomende opvangplaatsen" (nr. 6528)

 

10.01  Julie Fernandez Fernandez (PS): Monsieur le président, nous aurions pu joindre les questions mais cela fait longtemps qu'elles ont été posées en fonction de l'actualité. Elles sont peut-être un peu décousues et je vous prie de bien vouloir m'en excuser.

 

Monsieur le secrétaire d'État, le Conseil des ministres du 11 septembre dernier a annoncé la création de 8 000 places d'accueil d'ici à l'hiver.

 

Cette première annonce, faite, somme toute, sous la pression des évènements est sans aucun doute une bonne nouvelle et le signe, peut-être, que le gouvernement commence à prendre la mesure de l'urgence à laquelle il est confronté. Une série de questions n'en restent pas moins en suspens.

 

Monsieur le secrétaire d'État, quelle est la nature de ces places supplémentaires? S'agit-il de places structurelles qui viennent remplacer celles que vous avez fermées? Ou s'agit-il de places tampon? Vous avez déjà partiellement répondu à ces deux questions.

 

Vu la masse, on suppose qu'il s'agit essentiellement de places dans des centres d'accueil collectifs. Pouvez-vous nous dire quels sont les lieux d'implantation retenus pour ces places? S'agit-il de nouveaux centres ou d'extensions de centres?

 

Dans le cas de centres nouveaux, les autorités communales des entités sur lesquelles se trouvent les terrains ont-elles été associées d'une quelconque manière à la décision d'implantation? Je vous ai déjà posé cette question mais il ne me semble pas avoir obtenu de réponse. Par ailleurs, des moyens spécifiques vont-ils être dégagés pour permettre à ces communes de faire face aux responsabilités qu'elles devront assumer pour une réussite maximale de ces implantations sur leur territoire?

 

Quant à la gestion de ces nouvelles places, s'agira-t-il de les confier à Fedasil directement ou comptez-vous en confier certaines aux associations actives dans le domaine? Vous avez également déjà répondu à cette question.

 

Dans le cas d'une gestion directe par Fedasil, cela demandera sans aucun doute l'embauche de personnel supplémentaire. Combien de postes envisagez-vous d'ouvrir? Voici mes questions. Veuillez m'excuser pour les doublons.

 

10.02  Theo Francken, secrétaire d'État: Monsieur le président, madame Fernandez, la capacité du réseau d'accueil de Fedasil compte actuellement plus de 25 000 places opérationnelles et devrait encore augmenter dans les prochains mois pour atteindre 36 000 places. La capacité d'accueil structurelle du réseau d'accueil est de 16 200 places avec, en plus, 2 000 places tampon activables en cas de besoin. Au-delà de la capacité structurelle et des places tampon, le reste des places créées sont des places d'accueil pour faire face à l'urgence et sont, par conséquent, de nature temporaire, ce que j'espère.

 

Il s'agit en effet surtout de places d'accueil collectives mais une part non négligeable de places d'accueil individuelles a aussi été prévue. Outre l'activation des places tampon, des ILA, du CIRÉ et de Vluchtelingenwerk Vlaanderen, au total, 817 places activées ou en cours d'activation, le Conseil des ministres a aussi décidé de créer 1 600 places d'accueil supplémentaires en ILA. Ce nombre a déjà été atteint. Nous sommes déjà à 1 800 places en ILA.

 

On constate beaucoup de solidarité partout dans le pays, de la part des communes et des CPAS. Avec M. Borsus, j'ai lancé un nouvel appel pour atteindre 10 000 places dans le réseau ILA. Cela signifie encore 2 000 places supplémentaires. J'espère que nous recevrons encore beaucoup de solidarité de la part des communes et des CPAS.

 

En ce qui concerne les centres d'accueil collectifs, l'augmentation de la capacité est composée à la fois d'extensions au sein de centres d'accueil existants et de nouveaux centres. La liste des localisations des nouveaux sites est longue mais je peux vous la transmettre. Les communes concernées sont toujours informées des décisions. En outre, comme pour toute commune abritant un centre d'accueil sur son territoire, elles peuvent bénéficier d'un subside annuel en application de l'article 53 de la loi de 2007, équivalent à 248 euros par an et par place d'accueil.

 

Tant Fedasil que d'autres opérateurs sont concernés. C'est la réponse à votre quatrième question.

 

En ce qui concerne les centres d'accueil gérés par Fedasil, depuis le 1er juillet, 251 nouveaux collaborateurs sont entrés en service et 150 sont en cours de recrutement. Les chiffres commencent à dater car il y a maintenant plus de 300 travailleurs en extra uniquement pour Fedasil. Sans parler de la Croix-Rouge. La situation génère en effet un travail énorme.

 

10.03  Julie Fernandez Fernandez (PS): Monsieur le secrétaire d'État, les communes concernées sont informées. C'est finalement la moindre des choses. On doit saluer leur travail et leurs propositions sur base volontaire. Je continuerai à réclamer au nom de mon groupe, et ça ne vous étonnera pas, un plan de répartition sur l'ensemble du pays.

 

Sauf erreur de ma part, je crois savoir que ce subside selon l'article 53 a été modifié récemment mais que le décret d'application n'a pas été revu depuis plusieurs années et que les communes sont en attente. Elles ne savent pas quels montants elles vont recevoir. Cela pourrait faire l'objet d'une prochaine question orale. Il est important que les communes concernées sachent ce qu'elles vont recevoir.

 

Même si tout n'est pas clair, les gens répondent favorablement. En tout cas, je plaide au nom de mon groupe pour un plan de répartition étendu à tout le pays. Cela ne vous étonnera évidemment pas.

 

Je vous prie de m'excuser pour l'aspect répétitif de mes questions.

 

10.04  Theo Francken, secrétaire d'État: C'est une très bonne question. Je n'ai pas l'intention d'augmenter les montants alloués aux communes qui disposent d'un centre ouvert ou aux ILA.

 

10.05  Julie Fernandez Fernandez (PS): (…)

 

10.06  Theo Francken, secrétaire d'État: Vous savez que quand on gère une ILA de façon correcte, la dotation de Fedasil est suffisante.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de vrijstelling van de retributie op verblijfsvergunningen voor beursstudenten" (nr. 6730)

- mevrouw Monica De Coninck aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de retributie voor buitenlandse studenten" (nr. 6934)

11 Questions jointes de

- Mme Nahima Lanjri au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "la dispense de rétribution sur les permis de séjour pour les étudiants boursiers" (n° 6730)

- Mme Monica De Coninck au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "la rétribution demandée aux étudiants étrangers" (n° 6934)

 

11.01  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, begin dit jaar is in de vreemdelingenwet een wijziging opgenomen. Daardoor is er een retributie mogelijk op het verkrijgen van een machtiging tot verblijf voor bepaalde categorieën van vreemdelingen. Men noemt het in de volksmond soms ook wel de vreemdelingentaks. Die retributie is ook verschuldigd voor buitenlandse studenten die een verblijfsvergunning willen verkrijgen. Ook studenten die in dit land kunnen studeren op basis van een studiebeurs vallen onder die maatregel, terwijl het net om mensen gaat die het al heel moeilijk hebben en die in een financieel precaire situatie zitten. Zowel universiteiten als een aantal ngo’s vragen om een vrijstelling te verlenen voor dergelijke beursstudenten. Maanden geleden is er daarover al overleg met u geweest.

 

Bent u bereid om voor studenten en meer bepaald voor beursstudenten een vrijstelling van het retributierecht in te stellen? Zo ja, hoever staat u daarmee? Wanneer kan dat worden doorgevoerd? Is dat ook retroactief mogelijk? Als de beursstudenten de retributie al hebben betaald bij de aanvraag van het visum, kunnen de diensten dat geld dan terugbetalen?

 

Moet u de vreemdelingenwet opnieuw aanpassen om in die uitzondering te voorzien? Of kan dat via een KB worden geregeld?

 

11.02  Monica De Coninck (sp.a): Ik zal niet alles herhalen wat mevrouw Lanjri al heeft gezegd en ik zal onmiddellijk mijn vragen stellen.

 

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de implementatie van het KB?

 

Waarom zou er alleen een vrijstelling voor beursstudenten zijn? We willen studentenmigratie stimuleren, dus rijst de vraag waarom er geen vrijstelling voor alle studenten mogelijk is. Vlaams minister Crevits is voorstander van die algemene vrijstelling. Waarom bent u dat niet?

 

11.03 Staatssecretaris Theo Francken: Vandaag vijftien uit Irak, 47 uit Afghanistan – dat is heel veel – en 43 uit Syrië. Dat zijn de asielcijfers van vandaag. Die cijfers komen juist binnen.

 

11.04  Nahima Lanjri (CD&V): Dat zijn geen cijfers over de studenten?

 

11.05 Staatssecretaris Theo Francken: Neen. Zevenenveertig studenten uit Afghanistan, dat zou wel een record zijn!

 

U krijgt in livestream de informatie vanuit de Dienst Vreemdelingenzaken.

 

Vijftien uit Irak. Dat is de eerste keer dat het aantal onder de twintig blijft.

 

11.06  Monica De Coninck (sp.a): De dag is nog niet om.

 

11.07 Staatssecretaris Theo Francken: De dag is wel om. Voor vandaag zit het erop.

 

11.08  Nahima Lanjri (CD&V): (…)

 

11.09 Staatssecretaris Theo Francken: Ik heb daarover geen vragen zien binnenlopen.

 

11.10  Nahima Lanjri (CD&V): Dat kon ook niet meer.

 

De voorzitter: Ik stel voor dat wij doorgaan met de gestelde vragen.

 

11.11 Staatssecretaris Theo Francken: Morgen is er plenaire vergadering. U kunt altijd vragen indienen. Ik sta u niet in de weg om een vraag in te dienen. Ik zal ze met plezier beantwoorden.

 

11.12  Nahima Lanjri (CD&V): (…).

 

11.13 Staatssecretaris Theo Francken: De ligkwaliteit daar ’s nachts…

 

Over de beursstudenten kan ik u antwoorden dat het project loopt. Indien het wordt aanvaard, zal het project het volgend academiejaar van kracht worden. Er zal geen retroactief effect zijn. Dat gebeurt via koninklijk besluit. Dat is dus een zaak voor de komende dagen, wanneer ik het project aan de regering zal voorleggen.

 

Het was klaar. Er waren echter enige discussies met het IF. Het project is daarom over en weer gegaan. De zaak is nu uitgeklaard en is rond. Het zal voor de beursstudenten zijn.

 

Mevrouw De Coninck, bijkomend kan ik u melden dat de huidige cijfers er voorlopig op wijzen dat er geen noemenswaardige daling is van het aantal aanvragen van studenten na invulling van de retributie. Het klopt dus niet dat hun aantal gedaald is. Het aantal regularisatieaanvragen is wel fors gedaald, zoals u waarschijnlijk hebt gelezen. Het aantal studenten is echter niet gedaald.

 

De toekomstige vrijstelling voor enkel de beursstudenten lijkt mij voldoende. De retributie lijkt de internationalisering dan ook geenszins in de weg te staan.

 

Op vraag van niet alleen de Vlaamse regering maar ook van een aantal andere deelstaatregeringen zullen wij die beursstudenten vanaf het volgend schooljaar vrijstellen.

 

11.14  Nahima Lanjri (CD&V): Hebt u een idee van hun aantal in 2015?

 

11.15 Staatssecretaris Theo Francken: Alle studenten vrijstellen kost 1,5 miljoen euro, beursstudenten vrijstellen kost naar schatting 450 000 euro. Is dat 215 euro of 160 euro?

 

11.16  Nahima Lanjri (CD&V): Dat is 215 euro.

 

11.17 Staatssecretaris Theo Francken: Ik meen dat het 160 euro is. Neen, het is toch 215 euro. Indien u 450 000 euro deelt door 215, krijgt u het juiste aantal. Het zal om ongeveer tweeduizend studenten gaan.

 

Dit jaar krijgen wij dat bedrag natuurlijk wel. Volgend jaar zullen er al minder inkomsten zijn.

 

11.18  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat er een oplossing gevonden is en dat men inziet dat het niet goed is om beursstudenten geen vrijstelling te geven. Het is goed dat dit vanaf volgend academiejaar wordt rechtgezet.

 

Ik blijf wel betreuren dat ze niet retroactief kan worden gegeven voor dit jaar. Ik weet dat het al gebeurt; in sommige gevallen kan zij wel gegeven worden. Waarom het hier niet retroactief gebeurt, is mij een raadsel, maar goed, ik ben al blij dat het gebeurt voor wie volgend jaar start.

 

11.19  Monica De Coninck (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "het spreidingsplan voor asielzoekers in ons land" (nr. 6731)

- mevrouw Monica De Coninck aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de spreiding van asielzoekers en vluchtelingen" (nr. 6935)

- mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de spreiding van asielzoekers" (nr. 6952)

- de heer Wouter De Vriendt aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de spreiding van asielzoekers en erkende vluchtelingen" (nr. 7108)

12 Questions jointes de

- Mme Nahima Lanjri au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "le plan de dispersion des demandeurs d'asile dans notre pays" (n° 6731)

- Mme Monica De Coninck au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "la répartition des demandeurs d'asile et des réfugiés" (n° 6935)

- Mme Sarah Smeyers au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "la répartition des demandeurs d'asile" (n° 6952)

- M. Wouter De Vriendt au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "la répartition des demandeurs d'asile et des réfugiés reconnus" (n° 7108)

 

12.01  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, artikel 11 van de opvangwet van 12 januari 2007 voorziet in de mogelijkheid om in uitzonderlijke omstandigheden een verplicht spreidingsplan op te stellen bij koninklijk besluit na overleg in de Ministerraad. Tot nu toe werd er nog geen gebruikgemaakt van die mogelijkheid; in het verleden zijn er wel pogingen ondernomen, maar die werden toen vernietigd door de Raad van State. Dat ging over de spreiding van asielzoekers.

 

Mijnheer de staatssecretaris, ik had graag van u een antwoord gekregen op de volgende vragen.

 

Blijft de voorkeur bestaan voor een vrijwillige spreiding van asielzoekers? Wij pleiten ook voor een evenwichtige spreiding van asielzoekers, als het kan liefst vrijwillig, bijvoorbeeld aan de hand van streefcijfers. Als het moet, als heel wat gemeenten achterblijven of niet meewerken, hebben wij er geen probleem mee om dat verplicht te maken.

 

Welke initiatieven hebt u genomen om zo’n vrijwillige maar evenwichtige spreiding te bevorderen? Welke contacten hebt u met de lokale besturen gehad?

 

Worden de gemeentebesturen ook vooraf geconsulteerd wanneer een privépartner met de opvang van asielzoekers wil starten? Welke inbreng kan en mag een bestuur hierin hebben? In verband met Corsendonck is mij onder meer ter ore gekomen dat men pas vlak voor de toekenning op de hoogte werd gebracht. Men ziet soms privé-initiatieven ontstaan die zich rechtstreeks richten tot de regering, terwijl de lokale besturen niet op de hoogte zijn van het feit dat een privépartner opvang aanbiedt, soms voor vijfhonderd mensen, wat toch een bepaald effect heeft op de gemeente. Ik vind het dus van belang dat er op tijd wordt overlegd met de lokale gemeentebesturen.

 

Zijn er gemeenten en OCMW's die niet beschikken over een LOI en evenmin over een opvangcentrum? Zo ja, welke? Ik heb ondertussen de lijst van 21 gemeenten gevonden die in De Standaard stond, ik heb die lijst ook bij. Is die lijst nog juist?

 

12.02 Staatssecretaris Theo Francken: De lijst die ik bij heb, is ook niet meer juist.

 

12.03  Nahima Lanjri (CD&V): Maar misschien kunt u zeggen welke gemeentebesturen ondertussen wel reeds stappen ondernomen hebben en welke eventueel nog bezig zijn.

 

Hoe wilt u de gemeentebesturen die op dit ogenblik niets doen – vorige week was er nog het voorbeeld van Mechelen – echt overtuigen om in opvangplaatsen te voorzien? Voor ons liefst vrijwillig, maar als het moet verplicht.

 

Als u gebruik moet maken van een verplichting voor de spreiding van asielzoekers, wanneer wilt u dan overgaan tot een spreiding? Welke criteria wilt u daarvoor hanteren? Is er daarover reeds overleg in de regering? Een akkoord is er nog niet, want anders zouden wij dat reeds geweten hebben.

 

Is er een overleg aan de gang? Op welke criteria wilt u zich baseren?

 

12.04  Monica De Coninck (sp.a): Ik zal niet alle vragen herhalen die reeds gesteld werden door mijn collega. Ik denk dat zij zich vooral geconcentreerd heeft op het verhaal van het spreidingsplan voor asielzoekers.

 

Ik wil hier vandaag ook niet herhalen waarover we gisterenmiddag reeds gediscussieerd hebben. U weet dat de sp.a een voorstel heeft ingediend inzake de spreiding van erkende vluchtelingen, om die ten minste voor twee jaar verplicht te maken indien ze ondersteuning nodig hebben. Ik zou daar graag uw mening over kennen. Uw medewerkers hebben gisteren niet geantwoord op dat voorstel. Het was mevrouw Sarah Smeyers die namens de N-VA geantwoord heeft. Ik had graag uw bedenkingen daarbij gehoord.

 

Ik had ook een vraag gesteld over de privépartners in de opvang. Kunt u me daarop antwoorden?

 

Er is nogal wat protest in kustgemeenten waar kazernes gelegen zijn, die nu heel veel asielzoekers toegewezen krijgen. Hoe wil u daar in de toekomst mee omgaan? Hoe probeert u om het ongenoegen te kanaliseren en tot een werkbaar verhaal te komen?

 

12.05  Sarah Smeyers (N-VA): De feiten zijn gekend en moeten niet meer geschetst worden. Mijn vraag is of een gemeente lang genoeg op voorhand op de hoogte gebracht wordt wanneer een opvangcentrum in haar gemeente zal worden geopend.

 

Er wordt vooral gesproken over de grotere opvangcentra. Hoe staat het op dit moment met de bezettingsgraad van de lokale opvanginitiatieven, de LOI’s? Hoe wordt er omgegaan met gemeentebesturen die geen bijkomende asielzoekers opvangen of willen opvangen? Worden zij – zoals u in het verleden reeds deed – nog steeds aangemoedigd om dit toch te doen? Zo ja, op welke manier?

 

Kunt u me meer details geven over de plaatsen die via de openbare aanbesteding beschikbaar zullen worden gesteld? Welke soort plaatsen zijn dat? Waar zullen die gelegen zijn?

 

12.06  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, de regering gaf te kennen dat ze werkt aan een spreidingsplan voor asielzoekers.

 

Wat is de stand van zaken? Welke criteria worden er gehanteerd om te bepalen welke gemeenten hoeveel mensen moeten opvangen?

 

Wat gebeurt er met gemeenten die niet willen meewerken?

 

Wordt er binnen het spreidingsplan een onderscheid gemaakt tussen de partners die de opvang organiseren, zoals een LOI of een ngo, of is dat volgens u niet relevant?

 

Circuleren er ook voorstellen om de erkende vluchtelingen te spreiden over ons grondgebied? Gisteren hebben we daarover gediscussieerd naar aanleiding van het voorstel van mevrouw Monica De Coninck. Is het volgens u wettelijk om dat te doen? Wat is uw standpunt?

 

12.07 Staatssecretaris Theo Francken: Mijnheer de voorzitter, in verband met het spreidingsplan is vorige week binnen de regering afgesproken dat wij in de interkabinettenwerkgroep nog voortwerken om de simulaties te bespreken. Begin december willen wij ter zake landen. Wij hebben daar nog wat tijd voor nodig.

 

Over de parameters kan ik nog niets zeggen, want daarover zijn nog geen beslissingen genomen.

 

Evenmin kan ik lijsten geven over de plaatsen waar al dan niet een LOI is opgericht. De vragen dateren van een paar dagen tot een week geleden en ik wil vermijden dat ik hier zou stellen dat een bepaalde gemeente geen LOI heeft opgericht, terwijl dat ondertussen misschien wel het geval is of dat een LOI alvast werd aangemeld. Die informatie kan ik eventueel wel nabezorgen tot op de dag van vandaag, maar ik moet daarmee opletten, want volgende week is er misschien weer een nieuw opvanginitiatief.

 

Ik kan wel zeggen dat het overgrote deel van de gemeenten inspanningen wil leveren. De gouverneurs zetten daar ook goed op in, want volgens mij sturen alle gouverneurs de gemeenten ertoe aan om initiatieven te nemen en dat lukt wel goed.

 

In West-Vlaanderen gaat het om alle gemeenten en in Antwerpen eveneens. In Vlaams-Brabant was er volgens mij alleen in Bever geen opvang, maar dat is een piepkleine gemeente. In Limburg heeft alleen Herstappe geen opvanginitiatief, een gemeente van zowat 80 inwoners. Het overgrote deel is dus volop bezig.

 

Aan Waalse zijde is het aantal initiatievennemende gemeenten iets minder, maar vrijwel dagelijks komen er nieuwe aanbiedingen, dus ik ben daarover absoluut niet pessimistisch gestemd, integendeel. Heel veel gemeentebesturen, ongeacht de politieke kleur van hun bestuurscolleges, leveren inspanningen of hebben gemeld dat zij inspanningen willen leveren.

 

Dat volstaat evenwel niet. Met zulke initiatieven openen wij 1 600 tot 2 000 of misschien zelfs 4 000 plaatsen, maar als we 1 000 nieuwe plaatsen per week nodig hebben, dan zit het huidig aanbod na vier weken vol.

 

De gemeentebesturen moeten een huurcontract afsluiten. Fedasil komt langs voor een screening. Die screening kan nu wel al via foto’s die men doorstuurt. Fedasil heeft geen tijd om alle LOI’s te bezoeken en de kwaliteit ervan te onderzoeken. Om de zaken sneller te laten verlopen doet men dit nu via foto’s. De huurcontracten moeten echter worden goedgekeurd door de OCMW-raad en het vast bureau. Het gaat met andere woorden niet van vandaag op morgen om in een gemeente plots drie appartementen te openen.

 

Wij zijn hoe dan ook volop bezig en dat is toch een positief punt. Wij zijn echter nog niet geland. Ik begrijp dat sommigen zeker in een eerste fase streefcijfers willen hanteren. Dit lijkt mij het meest verstandige, maar wat zal de situatie begin december zijn? De komende weken zijn heel moeilijk op het vlak van de opvang. De campings waar mensen nu verblijven, gaan tegen 15 november dicht. Die mensen moeten ergens anders worden ondergebracht. Op dit moment is de situatie erg precair.

 

Ik stap vrijdag opnieuw met een pakket maatregelen naar de regering om in plaatsen te voorzien, maar tegen 15 november heb ik niet alleen te maken met de instroom, maar ook met nog eens 1 700 mensen die de campings in de Ardennen moeten verlaten. Die campings sluiten tijdens de winter om te vermijden dat de leidingen kapot vriezen. Dit zijn allemaal heel praktische zaken, maar op deze manier probeer ik wel aan te tonen dat wij ermee begaan zijn. Deze operationele redenen kunnen ons echter in de penarie brengen.

 

Wij zullen er alles aan doen om vrijdag een oplossing te hebben.

 

Ik heb daarnet uitleg gegeven over de gunning aan mevrouw Fernandez Fernandez. Er zijn 2 200 plaatsen toegekend aan Corsendonk-G4S, Senior Assist en Bridgestock.

 

Ik kom dan tot de verplichte spreiding van erkende vluchtelingen. Uit het debat van gisteren heb ik begrepen dat er ter zake toch wel wat juridische vragen te stellen zijn. Er wordt nu een advies gevraagd van de Raad van State. Laten we dit advies afwachten. Enkele dagen geleden zijn de voorlopige conclusies bekend geraakt vanuit Straatsburg, als ik mij niet vergis, waarbij wordt beweerd dat dit in strijd is met het recht op vrij verkeer.

 

12.08  Monica De Coninck (sp.a): (…)

 

12.09 Staatssecretaris Theo Francken: Uw voorstel zou zeker een aantal dingen oplossen, wees maar gerust. Ik ben er niet per se tegen, maar als het juridisch niet gaat, dan gaat het ook niet.

 

12.10  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik heb op een aantal vragen een antwoord gekregen en op een aantal andere vragen niet. Ik zou erop willen aandringen om in overleg te treden met de OCMW’s. Lokale besturen zijn immers niet altijd op de hoogte als private partners zich bij de federale overheid hebben aangemeld om opvangplaatsen te openen.

 

Soms zijn ze er veel te laat bij betrokken, met het voorbeeld van Corsendonk. Ik ben aldaar over de vluchtelingencrisis gaan spreken en er werd mij gezegd dat men pas werd gecontacteerd de avond voordat de beslissing op de Ministerraad kwam. Dat moet vroeger kunnen in de toekomst. Gemeentebesturen doen effectief hun best en dat draagvlak moet worden behouden. Overleg dus zoveel mogelijk met de gemeentebesturen. Ik wil het niet specifiek over Turnhout hebben, maar als men ziet dat er al een opvangcentrum is, dat Arendonk daar in de buurt is, dat daar een LOI is en dat er bijkomende plaatsen komen, wat op zich geen probleem is, dan blijft het toch belangrijk de mensen op tijd te consulteren en hen niet voor voldongen feiten te plaatsen.

 

Ten tweede, ik begrijp dat men nog werkt aan het schrijven van scenario’s en aan het onderzoeken van de te hanteren criteria. Het is echter van belang om bij het uitwerken van de criteria niet alleen rekening te houden met het aantal inwoners, maar zeker ook met de situatie van sommige steden en gemeenten na de erkenning van vluchtelingen. Dan ziet men immers dat heel wat vluchtelingen effectief naar de centrumsteden en grote steden trekken en daar ten laste komen van het OCMW. In plaats van te pleiten voor een verplichte spreiding, mevrouw De Coninck, en zo in te gaan tegen het recht op vrije huisvesting van erkende vluchtelingen, lijkt het mij ook van belang om bij de opvang in het spreidingsplan voor asielzoekers rekening te houden met het aantal leefloners. Wij weten immers dat die categorie een groot aantal vluchtelingen telt.

 

Mijnheer de staatssecretaris, ik ga ermee akkoord dat u mij eventueel nadien, straks of morgen, nog de cijfers bezorgt met betrekking tot de OCMW’s die nog geen enkel opvangcentrum of LOI op hun grondgebied hebben. Eventueel kunt u de cijfers van vandaag al geven, want uiteraard houd ik er rekening mee dat die de situatie van vorige week weergeven. De situatie van vandaag kan immers volgende week al veranderd zijn, omdat dit voortdurend evolueert. Ik weet dat men met die cijfers voorzichtig moet zijn en dat men de situatie moet beoordelen op een specifiek moment. Die cijfers zijn voor mij ook goed en mogen aan het verslag worden toegevoegd, zodat u geen extra werk hebt om die gegevens op te vragen. Dan hebben wij alvast die cijfers.

 

Mijnheer de staatssecretaris, ik blijf erop aandringen om echt te werken aan dat draagvlak, ook bij de gemeentebesturen. Er moet een evenwichtige spreiding komen. We vragen dat in Europees verband. Het is dan ook logisch dat we dat ook in België toepassen. Als men de gemeentebesturen een stuk meekrijgt kan men nog veel doen. We zullen ze nog nodig hebben.

 

12.11  Monica De Coninck (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik ga niet alles herhalen. Ik heb redelijk wat ervaring, aangezien ik al een aantal jaren op de teller heb. Er zijn goede en slechte juristen. Slechte juristen zijn volgens mij mensen die 37 goede juridische redenen zoeken waarom iets niet kan. Een goed jurist is een creatief denkend mens die goede juridische redenen zoekt om problemen in de realiteit op te lossen.

 

12.12 Staatssecretaris Theo Francken: Daar ga ik nu eens totaal mee akkoord.

 

12.13  Monica De Coninck (sp.a): Ik weet dat er nu gezwaaid wordt met allerlei zaken, juridische teksten en uitspraken. Ik meen dat er nog wel wat marge is als men hier eerlijk mee omgaat. Geen enkel recht is immers absoluut. Voor alle duidelijkheid, ik wil de internationale rechtsregels niet verkrachten, maar ik wil wel evenwichten en balansen zoeken met het oog op goede resultaten, zowel voor de individuele vluchteling als voor onze eigen gemeenten en voor het eigen draagvlak, ook met de bekommernis om dat draagvlak op lange termijn te blijven garanderen.

 

Mevrouw Lanjri vraagt om rekening te houden met het aantal leefloners, met de armoede enzovoort. Men kan 101 criteria ontwikkelen en men zal in elke gemeente altijd wel iets vinden: de ene omdat ze aan de kust ligt, de andere omdat ze in de heuvels ligt, een andere omdat er veel armen wonen of omdat de grote huizen in bijvoorbeeld Brasschaat en Schilde niet geschikt zijn voor vluchtelingen. Er worden argumenten gezocht om dikwijls met de deugd van de hypocrisie in het achterhoofd een aantal zaken niet te moeten aanvaarden. Laten we daarover eerlijk zijn. We moeten een simpel, aanvaardbaar criterium zoeken dat zeer objectief is en voor iedereen geldt. Ik heb een aanbod gedaan om daarover na te denken en een dialoog te voeren. We zullen wel zien wat de toekomst brengt. Ik heb ondertussen ook ervaren dat volhouden dikwijls rendeert.

 

12.14  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw De Coninck, u mag uiteraard uw voorstel verdedigen, maar wij moeten opletten dat er geen verwarring wordt gezaaid tussen het spreidingsplan voor de erkende vluchtelingen in uw voorstel en, in dit geval, het spreidingsplan voor de kandidaat-vluchtelingen. Tegen dat laatste zijn er volgens mij geen juridische bezwaren, die er misschien wel zouden zijn bij uw voorstel. Er zijn geen juridische bezwaren, maar misschien wel maatschappelijke.

 

Mevrouw De Coninck sprak over het draagvlak. Daarover moet men zeker waken, mijnheer de staatssecretaris, want de uitspraken van de burgemeester vertolken bepaalde visies. Ik ervaar zelf lokaal dat het steeds moeilijker wordt om op vrijwillige basis LOI’s te zoeken. De mensen zijn altijd heel gastvrij en open, maar als men dan effectief rondvraagt — wat ik al een maand aan het doen ben — of mensen bereid zijn hun woning te verhuren aan asielzoekers, dan wordt het net iets moeilijker of is er altijd wel een reden om het niet te doen. Hoewel u tot nu toe goede inspanningen hebt gedaan om dat op vrijwillige basis te blijven doen, vrees ik dus dat wij richting een verplicht spreidingsplan aan het gaan zijn inzake de individuele opvangplaatsen.

 

De instroom is echter van zo’n aard dat men ook op de grotere centra moet blijven focussen. Vanuit het standpunt van een lokaal mandataris of burgemeester is het volledig te begrijpen dat het nooit plezant is om zoiets te moeten verdedigen op zijn eigen grondgebied. Wij staan echter voor een collectieve verantwoordelijkheid en niemand is gebaat bij het verspreiden van angstboodschappen of het aanwakkeren daarvan. Wij moeten op grote schaal denken en vooral blijven focussen op de grotere centra.

 

12.15  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, ik sluit mij aan bij de opmerking van mevrouw Lanjri dat een goede communicatie met de lokale besturen natuurlijk evident is. Er zijn zo wat verhalen opgedoken in de media, niet alleen vanuit Koksijde, voor alle duidelijkheid. De communicatie en het overleg tussen Fedasil en de lokale besturen kunnen hier en daar beter, want er is wrevel. De verantwoordelijkheid zal sowieso wel gedeeld zijn, maar het is en blijft een aandachtspunt.

 

In verband met de LOI’s, als ik mij niet vergis, heeft de VVSG toch een lijst. Ik weet niet hoe frequent deze geactualiseerd wordt, maar ik heb alleszins wel eens een kaartje en statistieken gezien. Als er ergens geen LOI aanwezig is, maar wel een ngo die voor opvang zorgt, maakt dat dan zoveel verschil uit? Is het dan nog belangrijk dat er een LOI komt? Hoe ziet u dat?

 

Ten slotte, over het voorstel van mevrouw De Coninck, wij hebben uitvoerig gedebatteerd over dat arrest, ik blijf bij mijn standpunt: ik zie niet alleen juridische bezwaren, maar ook politiek-maatschappelijke, omdat de indruk wordt gewekt dat de steden het aantal erkende vluchtelingen niet meer aankunnen. Bovendien druist het ook in tegen het vrij verkeer van personen. Mensen zullen steeds op zoek gaan naar de steden waar de meeste werkgelegenheid is, waar de meeste vacatures zijn, en dat is niet in Zichen-Zussen-Bolder. Dat is nu eenmaal in de centrumsteden.

 

12.16  Monica De Coninck (sp.a): In West-Vlaanderen zijn er meer vacatures dan in Antwerpen.

 

12.17 Staatssecretaris Theo Francken: Mijnheer de voorzitter, over die LOI’s en ngo’s, niemand moet nu iets, want er is nog geen verplicht spreidingsplan. Dat wordt allemaal in rekening gebracht, gedane asielinspanningen in het verleden worden natuurlijk ook in rekening gebracht. Een gemeente waar nog nooit een asielcentrum was, zal, zodra ze verplicht wordt, meer moeten doen dan een gemeente die al jaren iets doet aan opvang. Dan doet het er niet toe of het eigen OCMW tussenkwam of niet; een asielcentrum in de gemeente is een asielcentrum. Wij zijn daarmee bezig en we gaan na hoe wij dat moeten berekenen. Dat is een serieuze oefening, maar ik denk wel dat wij een oplossing zullen vinden, althans dat hoop ik.

 

Ik wil nog iets zeggen over het overleg met de lokale besturen. Er wordt daarover inderdaad veel gezegd. Ten eerste, voor alle duidelijkheid, er is een overleg gepland met de VVSG en de Franstalige en Brusselse tegenhangers van de VVSG, eind volgende week of de week daarna. Dat komt er op hun vraag en dat gaat onder andere over het verplicht spreidingsplan. Daar hebben zij vragen over. Dat overleg is gepland en zal dan plaatsvinden; het kon niet vroeger.

 

Ten tweede, minister Jambon en ik bezoeken heel wat gemeenten waar asielcentra openen. Wij zijn in Westakker, Leopoldsburg, Houthalen-Helchteren, Hechtel-Eksel, Lanaken — de burgemeester was daar ook bij — Koksijde, Sijsele en Lombardsijde geweest. Wij blijven bezoeken afleggen en onze planning voor de komende weken is redelijk strak. Het is ook belangrijk dat wij ze afleggen.

 

Ten derde, gisteren was er een belangrijke studiedag waarvoor alle burgemeesters en korpschefs van de nieuw geopende centra uitgenodigd waren. Er waren 120 mensen aanwezig. Ik meen dat de meesten tevreden waren toen ze naar buiten gingen. Dat signaal ontvang ik toch uit verschillende hoeken. Het ging daar over veiligheid en over het afsprakenprotocol met de politie, met Fedasil en met de partners.

 

Ten vierde, deze week, en anders volgende week, kom ik met een soort van draaiboek over de werkwijze die men kan hanteren wanneer men een centrum opent in een gemeente. Dat is bedoeld voor de lokale besturen en het is bijna klaar. Hopelijk geraakt het vandaag nog af, en anders zal het voor begin volgende week zijn.

 

Dat zijn vier belangrijke punten.

 

In verband met het overleg met de lokale besturen heb ik de vraag gekregen of een en ander op tijd kan worden gemeld.

 

Ten eerste, wanneer iemand een bestelwagen van Fedasil ziet rijden in zijn dorp, krijg ik meestal al telefoon. Zij zijn blijkbaar niet zo graag gezien op dit moment, de bestelwagens van Fedasil. Wanneer Fedasil iets binnen krijgt, legt het een plaatsbezoek af. Fedasil legt tientallen plaatsbezoeken per week af. Daar zijn vier mensen mee bezig.

 

12.18  Nahima Lanjri (CD&V): Met anonieme wagens kan dat toch ook?

 

12.19 Staatssecretaris Theo Francken: Zij hebben nu eenmaal wagens waarop “Fedasil” staat. Op de duur moeten die mensen met anonieme wagens rijden. Ik vind dat zoiets toch nogal ver gaat.

 

Wat ik nu vertel, is realiteit. Ik krijg dan telefoon van mensen die zeggen een bestelwagen van Fedasil gezien te hebben en die mij vragen of ik daar een centrum wil openen. Het gaat heel snel. De burgemeester is vaak eerder op de hoogte dan ik. Die mensen hebben hun planning voor plaatsbezoeken. Zij melden mij niet telkens waar zij een plaatsbezoek afleggen. Negen op tien keer blijkt het voor niets te zijn, maar goed. Fedasil komt aan in een dorp en de mensen daar vrezen dan dat er een opvangcentrum komt.

 

Ik wil maar zeggen, het gaat heel snel. De burgemeester contacteert ons kabinet, of andere kabinetten van dezelfde politieke obediëntie, om te vragen wat er gebeurt en zij weten van niks. De facto is het echter vaak loos alarm. Geen “alarm”, ik moet opletten met zulke termen. Ik wil maar zeggen, heel vaak zal daar geen centrum geopend worden. Excuseer mij, ik neem die term terug.

 

Ten tweede worden burgemeesters vóór de beslissing van de Ministerraad gebeld, hetzij door mij, hetzij door Ellen Vermoesen, mijn kabinetchef. Dat is tot nu toe altijd zo gebeurd: het wordt gemeld vóór de beslissing van de Ministerraad. In 2010, onder staatssecretaris Courard, is dat nooit gebeurd. Wij doen dat nu wel. Wij doen dat alleen wanneer op het overleg met de kabinetchefs het hele procedé doorlopen is en alles oké is. Dan wordt de burgemeester gebeld. Wij bellen ook niet iemand om de dag erna opnieuw te moeten bellen dat er geen politiek akkoord werd bereikt en dat het centrum toch niet opengaat.

 

Ik vind dat wij de burgemeesters pas moeten inlichten wanneer het zeker is dat het doorgaat. Dat is vaak maar een paar uur voor de effectieve beslissing op de Ministerraad.

 

Ten derde, wat de aanbesteding voor de privésector betreft, ik geef toe dat het daar niet altijd is verlopen zoals het moet. Ik begrijp Fedasil echter ook. Het wordt aanbesteed aan een privépartner, die verplicht is om contact op te nemen met het lokale bestuur. Dat staat in de aanbesteding.

 

Dat doen ze, maar op welke manier? Dan belt de burgemeester mij om te vragen waarover het precies gaat en dat het zo niet kan. Die gunning loopt. Het is een openbare aanbesteding, dus men moet oppassen met zich daarin te mengen.

 

Dan zegt Fedasil dat het aanbesteed is en dat het hun verantwoordelijkheid is. Als Fedasil dat ook nog zou moeten doen, dan moet er niets aanbesteed worden, want dan betekent dat weer extra werk. Fedasil heeft nu al zoveel werk en weet nu al niet waar eerst te beginnen.

 

Dat begrijp ik ook. Voor alle duidelijkheid, de burgemeesters van de aanbesteding worden ook door mij of door mijn kabinetchef gebeld. Alleen is het overleg bij een aantal privépartners de mist ingegaan. Dan moeten we ons de vraag stellen hoe we dat kunnen verbeteren. Ik vind niet dat Fedasil dat moet overnemen. Dat is immers tegen de regels van een openbare aanbesteding.

 

We schrijven de privésector aan, dus dan moet de privésector dat goed doen. Ze worden daarvoor immers betaald.

 

Dat is een punt van discussie. Ik begrijp dat. Voor de burgemeester van Herselt is dat heel vervelend. Hij heeft gelijk. Het privébedrijf liet eerst niets meer van zich horen en zegt nu dat ze het toch niet zullen doen, want dat ze niet meer geïnteresseerd zijn. Wat kunnen wij doen? De opdracht is gegund. Ze zeggen nu dat ze niet meer openen, want dat er te veel kosten zijn. We zullen een inbreukprocedure opstarten. Dat is bepaald in de aanbesteding.

 

12.20  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Wanneer gaat die eerste open?

 

12.21 Staatssecretaris Theo Francken: Die is al open. Er zijn er al twee open, maar ik ben even vergeten waar precies.

 

De voorzitter: Collega's, de staatssecretaris moet om 12 u 30 vertrekken en ik verneem dat er hier om 12 u 30 een andere vergadering plaatsvindt.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: De vraag nr. 6776 van mevrouw Caprasse is uitgesteld.

 

13 Question de M. Benoit Hellings au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "les critères choisis pour l'établissement d'une liste européenne de pays dits sûrs" (n° 6779)

13 Vraag van de heer Benoit Hellings aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de criteria voor het opstellen van een Europese lijst van veilige landen" (nr. 6779)

 

13.01  Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, comme nous en avons parlé la semaine dernière dans cette commission, la Commission européenne envisage d'établir une liste commune de pays d'origine sûrs afin d'harmoniser davantage les politiques d'asile nationales.

 

L'élaboration d'une liste soit nationale, soit européenne, est en effet prévue par la Directive dite Procédures 2013/33. La présomption étant alors que le pays d'origine du demandeur d'asile est présumé sûr pour ce dernier. Pour obtenir un statut de protection internationale, il devra renverser cette présomption avec des éléments factuels et individualisés particulièrement convaincants durant une procédure d'asile désormais accélérée. La question des critères objectifs utilisés pour établir une telle liste est donc fondamentale étant donné que ces critères vont influencer la décision et donc la vie du demandeur d'asile.

 

Selon différents documents produits par la Commission européenne, un des critères proposé pour qualifier un pays de sûr est le taux de reconnaissance (moyenne européenne) des douze ou vingt-quatre derniers mois. Autrement dit, si ce taux de reconnaissance au niveau de la moyenne européenne est bas, alors il s'agirait d'un indicateur que le pays d'origine du demandeur d'asile ne connaît pas de persécutions ni d'atteintes graves à la vie des personnes. Un autre critère important retenu serait si le pays est candidat à l'Union européenne.

 

Toutefois, il semblerait que le taux de reconnaissance sur lequel se baseraient les instances européennes pour qualifier un pays de sûr renvoie uniquement aux décisions prises en première instance. Autrement dit, la protection internationale obtenue suite à un recours n'est pas comptabilisée dans les taux de reconnaissance compilés par la Commission européenne. Cette omission est surprenante dans la mesure où il est raisonnable de penser que de nombreux demandeurs d'asile se voient reconnaître un statut de protection internationale dans tous les pays de l'Union européenne, en seconde ou en troisième instance augmentant donc le taux de reconnaissance total.

 

Ceci est d'autant plus vrai que de nombreux pays européens ont introduit, au niveau national, des listes de pays sûrs faisant mécaniquement baisser en première instance le taux de reconnaissance.

 

On peut également s'interroger sur ce que représente cette moyenne européenne de taux de reconnaissance en première instance, quand on connaît les différences énormes entre pays européens, avec parfois des instances déficientes qui engendrent en première instance un taux de rejet important des demandes d'asile, faisant donc baisser la moyenne européenne de reconnaissance des pays d'origine.

 

En d'autres termes, une moyenne des reconnaissances au niveau européen n'a véritablement de sens que dans un système européen d'asile parfaitement harmonisé dans la durée, où les instances prennent le même type de décisions. C'est encore loin d'être le cas aujourd'hui.

 

Par ailleurs, le critère de candidat à l'adhésion à l'Union européenne pour qualifier un pays de sûr pose question. En effet, si ces pays sont encore candidats, c'est que précisément ils n'atteignent pas tous les critères de l'État de droit et les critères de Copenhague, comme la Turquie.

 

D'où mes cinq questions, monsieur le secrétaire d'État. Quels sont tous les critères actuellement proposés par les instances européennes pour élaborer une liste de pays d'origine sûrs? Pourriez-vous me confirmer que le critère "taux de reconnaissance" pour déterminer la sûreté d'un pays comportera les chiffres issus de la première instance ainsi que de toutes les instances de recours à l'échelon national? Dans la négative, pour quelle(s) raison(s)? Quel est le sens de l'indicateur appelé "moyenne européenne des taux de reconnaissance" pour qualifier de sûr un pays d'origine, alors que l'on connaît les différences énormes dans les systèmes d'asile des pays européens? Pensez-vous que le critère "pays candidat à l'adhésion" soit pertinent? Je pense en particulier à la Turquie, qui est aujourd'hui la principale voie d'accès des candidats réfugiés. Nous savons que les Kurdes, qui y constituent une minorité importante, sont aujourd'hui visés par le régime d'Ankara. Enfin, quelle est la position belge au Conseil européen quant à ces critères proposés par les instances européennes pour qualifier un pays d'origine de sûr?

 

13.02  Theo Francken, secrétaire d'État: Monsieur Hellings, la position du gouvernement belge est la suivante. L'évaluation doit se faire sur la base des critères définis par la directive Procédures et à partir d'une étude approfondie des situations dans les pays d'origine, effectuée si possible par l'EASO (European Asylum Support Office) ou la Commission européenne, comme ce fut le cas lors de l'élaboration en Belgique de la liste des pays d'origine sûrs.

 

Ensuite, le taux de reconnaissance et le fait qu'un État soit candidat à l'adhésion à l'Union européenne sont avancés par la Commission comme des éléments de l'évaluation. Cependant, le gouvernement ne considère pas ces critères comme étant cruciaux. Ils ne sont en effet pas mentionnés dans la directive Procédures comme des éléments servant à l'évaluation et ils peuvent être considérés comme des facteurs parmi de nombreux autres. Ils doivent être mesurés à la lumière des conditions exposées dans cette directive.

 

13.03  Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Monsieur le secrétaire d'État, je suis rassuré qu'à propos du critère "pays candidat à l'adhésion à l'Union européenne", vous établissiez bien une différence et que vous soyez conscient qu'un État tel que la Turquie peut poser problème et doit faire l'objet de la plus grande attention de la part des instances chargées de l'asile en Belgique.

 

Toutefois, vous ne m'avez pas répondu au sujet du taux moyen lié à la première instance et non pas aux décisions prises en dernier recours.

 

13.04  Theo Francken, secrétaire d'État: J'ai répondu à cette question. Le taux de reconnaissance n'est pas un élément crucial.

 

13.05  Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Quels autres critères seront-ils pris en compte?

 

13.06  Theo Francken, secrétaire d'État: Les critères qui se trouvent dans la directive Procédures. Le taux de reconnaissance et le fait qu'un État soit candidat à l'adhésion à l'Union européenne, par exemple la Turquie, sont avancés par la Commission européenne comme des éléments entrant en compte pour l'évaluation. Mais le gouvernement belge ne considère pas ces critères comme cruciaux. Ils ne sont en effet pas mentionnés dans la directive Procédures comme critères d'évaluation et ils peuvent être considérés comme des facteurs parmi de nombreux autres, mais sans être évalués à la lumière des critères fixés dans la directive Procédures.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 7044 van de heer Philippe Pivin en vraag nr. 7110 van de heer Wouter De Vriendt zijn omgezet in schriftelijke vragen.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.29 uur.

La réunion publique de commission est levée à 12.29 heures.