Commissie
voor de Financiën en de Begroting |
Commission des Finances et du Budget |
van Woensdag 21 oktober 2015 Namiddag ______ |
du Mercredi 21 octobre 2015 Après-midi ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.08 uur en voorgezeten door de heer Eric Van Rompuy.
La séance est ouverte à 14.08 heures et présidée par M. Eric Van Rompuy.
01 Échange de vues sur le tax shift et questions jointes de
- M. Georges Gilkinet au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "les revenus escomptés de la taxe Caïman" (n° 5965)
- M. Georges Gilkinet au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "la mise en place d'une taxe sur les sodas" (n° 5966)
- M. Georges Gilkinet au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "la taxation des plus-values boursières" (n° 5969)
- M. Georges Gilkinet au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "l'impôt sur les fonds immobiliers institutionnels" (n° 5970)
- M. Alain Mathot au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "la taxe santé" (n° 6024)
- M. Ahmed Laaouej au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "la taxe sur la spéculation" (n° 6042)
- Mme Karin Temmerman au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "l'augmentation des accises sur l'alcool dans le cadre du tax shift" (n° 6092)
- M. Peter Vanvelthoven au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "la taxe sur les opérations spéculatives" (n° 6110)
- M. Peter Vanvelthoven au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "la taxe santé" (n° 6111)
- M. Kristof Calvo au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "l'état de la situation concernant le tax shift et la taxe sur les opérations spéculatives" (n° 6866)
- M. Benoît Piedboeuf au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "l'augmentation des accises sur les vins et spiritueux" (n° 6890)
- M. Benoît Dispa au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "les créations d'emploi attendues du tax shift" (n° 6900)
- M. Marco Van Hees au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "les mesures chiffrées et datées du tax shift" (n° 6929)
- M. Marco Van Hees au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "le tax shift et la progressivité de l'impôt" (n° 6930)
- M. Hendrik Bogaert au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "le tax shift" (n° 6964)
- M. Hendrik Bogaert au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "le tax shift" (n° 6966)
01 Gedachtewisseling over de taxshift en toevoegde vragen van
- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de verhoopte opbrengst van de kaaimantaks" (nr. 5965)
- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de invoering van een frisdranktaks" (nr. 5966)
- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "het belasten van beursmeerwaarden" (nr. 5969)
- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "het belasten van institutionele vastgoedfondsen" (nr. 5970)
- de heer Alain Mathot aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de gezondheidstaks" (nr. 6024)
- de heer Ahmed Laaouej aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de belasting op speculatie" (nr. 6042)
- mevrouw Karin Temmerman aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de accijnsverhoging op alcohol in het kader van de taxshift" (nr. 6092)
- de heer Peter Vanvelthoven aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de speculatietaks" (nr. 6110)
- de heer Peter Vanvelthoven aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de gezondheidsbelasting" (nr. 6111)
- de heer Kristof Calvo aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de afloop van de taxshift en de speculantentaks" (nr. 6866)
- de heer Benoît Piedboeuf aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de accijnsverhoging op wijnen en sterke dranken" (nr. 6890)
- de heer Benoît Dispa aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de verwachte banengroei dankzij de taxshift" (nr. 6900)
- de heer Marco Van Hees aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "een overzicht van de becijferde en gedateerde taxshiftmaatregelen" (nr. 6929)
- de heer Marco Van Hees aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de taxshift en het progressieve karakter van de belasting" (nr. 6930)
- de heer Hendrik Bogaert aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de taxshift" (nr. 6964)
- de heer Hendrik Bogaert aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de taxshift" (nr. 6966)
De voorzitter: Mijnheer de minister, ik geef u het woord voor uw antwoord op de gestelde vragen.
01.01 Minister Johan Van Overtveldt: Mijnheer de voorzitter, geachte commissieleden, er zijn vanochtend heel wat bedenkingen gemaakt rond de taxshift, van algemene aard en van zeer specifieke aard. Ik stel voor dat ik mijn antwoord rond drie thema’s formuleer. Ten eerste zal ik de algemene bedenkingen rond de taxshift en de plaats van de taxshift in de strategie van de regering behandelen. Ten tweede zal ik iets uitgebreider ingaan op een aantal punten, zoals de speculatietaks, de kaaimantaks en de regularisatie van de fiscale fraude. Ten derde zal ik op een aantal heel specifieke punten – ik heb er ongeveer twintig genoteerd – kort antwoorden, ook beseffend, zoals u allemaal, neem ik aan, dat wij op veel van die punten de komende dagen en weken in diverse besprekingen en set-ups zullen ingaan.
Ik begin dus met de taxshift in het kader van de globale strategie van de regering. Het gaat om een economische, breed gedefinieerde strategie van de regering, die op twee pijlers berust, namelijk de sanering van de publieke financiën en het herstel van de competitiviteit. De sanering van de publieke financiën was uiteraard een dwingende imperatief, gelet op het feit dat wij onder de 3 %-deficitdrempel gezakt waren en dus sowieso met een groot probleem ten opzichte van Europa zaten of in elk geval dreigden te zitten. Er is ook het feit dat de overheidsschuld nu toch wel een stukje boven de 100 % gaat en we dus ook daaraan op langere termijn paal en perk moeten stellen, teneinde de toekomstige welvaart te garanderen.
Competitiviteit is uiteraard een zeer groot issue voor een relatief kleine en zeer open economie als de Belgische. Paul Krugman zei ooit: “Productivity isn’t everything but almost everything." Hetzelfde kan men zeggen van de Belgische economie: men kan doen wat men wilt op diverse andere terreinen, als men de competitiviteit niet herstelt, is dat allemaal boter aan de galg. Men moet absoluut de competitiviteit, het concurrentievermogen van het bedrijfsleven herstellen als men ook op andere terreinen, zoals de sanering van de publieke financiën, goed wil scoren.
In heel die context is de taxshift een belangrijk element, omdat via de taxshift en de verschuiving van de taksen weg van arbeid – dat is het absolute basisprincipe van de taxshift – de mogelijkheid gecreëerd wordt om tot meer groei te komen, tot meer economische groei en ook tot meer jobs, waarbij heel bewust in de taxshift zoals opgezet door de regering in de twee delen, 2 miljard en 6 miljard, aandacht besteed is aan de vraag-en-aanbodbedenkingen.
Als men de werkgeversbijdrage verlaagt, wat een belangrijk onderdeel is van de taxshift, zal men uiteraard de vraag naar arbeid stimuleren. Men herstelt niet alleen de competitiviteit, maar men zal op die manier ook een directe impact hebben op de aard en de kenmerken van de investeringsbeslissingen van bedrijven. Een vaak gehoord misverstand is dat bedrijven hun technologie niet te kiezen hebben. Integendeel, een technologie bestaat vaak in gradaties. De mate waarin die technologie meer of minder gecombineerd wordt met arbeid, is in hoge mate afhankelijk van de arbeidskosten. Het inwerken op de kosten van arbeid via onder meer de werkgeversbijdrage levert een bijdrage aan de competitiviteit. Op die manier werkt men jobstimulerend, maar heeft men ook een directe impact – ik kan dat niet genoeg benadrukken – op de aard en het soort van investeringsbeslissingen dat bedrijven nemen. Op die manier heeft het ook een impact op de evolutie van de werkgelegenheid in de economie.
Zoals minister Kris Peeters vorige week in de plenaire vergadering heeft gezegd, is aan het Planbureau en de Nationale Bank gevraagd om over het aantal jobs dat hierdoor wordt gegenereerd, een evaluatie te maken. Ik pleit in dat verband toch voor enige voorzichtigheid of liever voor een goed begrip van wat dat betekent in een economische omgeving. Stel even dat er in de loop van volgend jaar een forse teruggang is van de economische activiteit. Ik refereer aan de gebeurtenissen in China, VW-gate en andere internationale ontwikkelingen, die niet van die aard zijn om vandaag euforisch te zijn. Indien wij met het pakket van maatregelen in de taxshift erin slagen een groot aantal jobs te behouden – dat is de stellige overtuiging van mezelf en van de regering –, wordt het natuurlijk heel moeilijk om in termen van jobcreatie uit te rekenen waarvoor de taxshift staat. Ik denk dat iedereen die over die materie een beetje weldenkend is, het ermee eens is dat het op zijn zachtst gezegd een hele verdienste is als een beleid in die omstandigheden het behoud van de bestaande jobs een forse duw in de rug geeft.
De strategie van de regering, waarin de taxshift een belangrijke rol speelt, begint duidelijk te werken. Ik verwijs meer bepaald naar de analyse van de manier waarop de economische groei in het tweede kwartaal van dit jaar tot stand is gekomen.
Wij hebben in het tweede kwartaal 0,4 % groei geboekt, wat trouwens iets meer is dan in de eurozone. Het gaat weliswaar over één kwartaal. Analyseren we wat tot die groei geleid heeft, dan is te merken dat de overheidssector een negatieve bijdrage levert. De sanering van de publieke financiën die wij doorvoeren, heeft dus een negatieve impact op de groei. Ik heb het voorbije jaar in diverse vergaderingen, zowel in de commissie als in de plenaire vergadering, dat verhaal telkens opnieuw verteld en ik heb telkens opnieuw benadrukt dat zulks een onvermijdelijk gevolg en effect is van de sanering.
Wat wij echter ook vaststellen, is dat wij door de evolutie van consumptie-investeringen en netto-export globaal tot een groei komen in het tweede kwartaal – ik herhaal het – die opnieuw volgens de eurocijfers net iets beter is dan het gemiddelde van de eurozone.
De strategie werkt dus. De resultaten daarvan worden ook zichtbaar in de cijfers, ook op het vlak van de evolutie van de werkgelegenheid. In de plenaire vergadering is vorige week immers verwezen naar cijfers van Eurostat. Er werd echter natuurlijk niet bij verteld dat het om enquêtegegevens gaat, die op een nogal ophefmakende manier in de tijd variëren. Wanneer wij daarentegen bijvoorbeeld naar de reëel gemeten werkgelegenheid kijken, die door de Nationale Bank van België en de FOD Economie in kaart is gebracht, dan stellen wij vast dat er effectief een groei van de werkgelegenheid zichtbaar is, met goede perspectieven ter zake.
Een andere algemene bedenking bij de gemaakte opmerkingen is dat er een misverstand heerst over het begrip elasticiteit. Wat gebeurt er namelijk, indien belastingen worden ingevoerd of worden verhoogd, met het gedrag van consumenten, investeerders, beleggers en iedereen die het aanbelangt?
Uiteraard is er altijd een impact. Elke prijs heeft een impact op het gedrag van mensen. Een belasting invoeren of verhogen betekent het veranderen van een prijs. Dus ontstaat per definitie een verandering in het gedrag.
Het is niet omdat een belasting wordt verhoogd en tegelijkertijd in het vooruitzicht wordt gesteld dat er een stijging van de inkomsten is, dat het gedrag niet zal veranderen. Het is perfect denkbaar dat, vertrekkende van een prijs van 100 waarop 20 % belastingen wordt geheven, waardoor de prijs dus 120 wordt, er in termen van het gedrag dat men wenst te beïnvloeden – ik denk aan roken, drinken of autorijden – wel degelijk een impact kan zijn. Bijvoorbeeld, het verbruikte volume daalt naar min tien. Plus twintig min tien geeft netto nog altijd een positief effect op het vlak van de inkomsten.
Er is dus geen enkele contradictie tussen de verhoging van belastingen en het streven naar gedragsverandering, enerzijds, en de realisatie van meeropbrengsten, anderzijds. Daar zit een perfecte logica in. Wie zegt dat de logica van de regering op dat vlak niet goed in elkaar steekt, gaat voorbij aan de fundamentele gegevens, die ik zopas naar voren heb gebracht.
Wat de ingrepen betreft die de regering heeft gedaan op het vlak van de personenbelasting, heb ik verschillende opmerkingen gehoord over de herverdelingsconsequenties daarvan. Welnu, ons systeem van personenbelasting wordt gekenmerkt door een zeer steile progressiviteit bij relatief lage lonen. Onder mediaaninkomens is de progressiviteit van de belastingdruk in België veel groter – jawel, mijnheer Gilkinet, veel groter – dan in landen als Nederland, Frankrijk en Duitsland, niet bepaald belastingparadijzen. Wij hebben ervoor gekozen om het aanslagbarema van 30 % te laten springen. Wij hebben gekozen voor belastingvrije sommen en zelfs het verruimen van de toepassing van de 40 %, of het vernauwen van de 45 %, speelt zeker niet op de eerste plaats voor de hoogste inkomens. Dat blijkt ook uit de concrete cijfers over de impact op de verschillende loonniveaus. De manier waarop de vermindering in de personenbelasting is georganiseerd, maakt dat men dus wel degelijk een zeer substantieel herverdelend effect krijgt voor middeninkomens en lagere inkomens.
Er zijn ook vragen gesteld in welke mate het beleid van de regering nu in godsnaam het vertrouwen kan wekken. Ik kan alleen maar vaststellen dat zowel het ondernemersvertrouwen, zoals dat klassiek wordt gemeten, als gisteren of eergisteren nog het consumentenvertrouwen stevig is en zeer positief evolueert.
In de vragen was er ook heel wat kritiek op de gisteren door mij gelanceerde website mijntaxshift.be. Dat instrument maakt het voor iedereen mogelijk, zoals ook duidelijk vermeld staat op de website, om de impact van de genomen maatregelen op het nettoloon in te schatten. Er is op de website ook zeer duidelijk vermeld dat er ook andere maatregelen worden genomen en dat er ook belastingverhogingen zijn. Wij hebben altijd gesproken over de impact op het nettoloon. Nergens is de pretentie of de schijn gewekt dat het instrument toestaat om het globale pakket van overheidsmaatregelen genomen in die sfeer, te evalueren.
Ik stel vast dat andere websites waarop dat is geprobeerd, duidelijk niet in hun opzet slagen. Dat is ook heel logisch. Belastingverhogingen verwerken is immers bijna niet doenbaar op een geïndividualiseerde basis.
Iemand die rookt als de schouwpijp van een volcontinuwerkende industriële fabriek, iemand die drinkt als een tempelier, iemand die van ’s morgens tot ’s avonds rondknalt in zijn dieselwagen en tussendoor esthetische chirurgie nodig vindt, zal aan het pakket van de regering zwaar verliezen.
Ik ken echter heel veel andere burgers die niet roken, die gematigd drinken, die met een benzinewagen rijden en voor wie esthetische chirurgie niet aan de orde van de dag is.
Wij kunnen ermee lachen, maar de realiteit is dat uiteraard – dat is de definitie van een taxshift – een aantal belastingen worden verschoven.
Wij kunnen heel duidelijk bepalen wat in individuele gevallen de consequenties zijn van de ingrepen in de personenbelasting. Het is onmogelijk om op een geïndividualiseerde basis in kaart te brengen wat de consequenties zijn van de genomen maatregelen, omdat wij het consumptiegedrag of het algemeen gedrag van de individuen niet kennen.
Wij hebben een taxshift opgezet met, enerzijds, 8 miljard euro aan belastingverlagingen en, anderzijds, aan de kant van de financiering, belastingverhogingen, 700 miljoen euro uit de zogenaamde redesign van de overheid en 900 miljoen euro aan terugverdieneffecten. De terugverdieneffecten bedragen 900 miljoen euro of 10 % van de totale omvang van de taxshift.
In het buitenland wordt de responsiviteit of de grootteorde van de terugverdieneffecten gemiddeld ingeschat op 15 tot 20 %. Ik geef het voorbeeld van Oostenrijk, waar ruim 20 % aan terugverdieneffecten wordt ingecalculeerd op basis van een taxshift die voor de rest heel vergelijkbare kenmerken heeft als de taxshift die wij doorvoeren. De bijkomende gegevens van het Federaal Planbureau en de studie van de Nationale Bank zullen ons meer inzicht geven, maar gegeven de internationale context en het internationale studiewerk ter zake hebben wij een absoluut conservatieve terugverdieneffectratio ingebouwd.
Het gaat dus absoluut niet op om de regering hier te beschuldigen van Spielerei met de cijfers of een onverantwoorde invulling van de financiering. Ik merk trouwens op dat er, bijvoorbeeld wat het sluitstuk van het competitiviteitspact van de vorige regering betreft, ook 950 miljoen aan financiering heel nadrukkelijk in de lucht hing en dus absoluut niet afgedekt was.
De meeste ingrepen in de personenbelasting hebben via de mechanismen van de zesde staatshervorming een impact op de regio’s. Ofwel moet men mij hier komen vertellen dat de staatshervorming zodanig geconcipieerd is dat er geen enkele ernstige vorm van ingreep op het vlak van de personenbelasting meer kan, omdat nagenoeg elke ingreep inderdaad onvermijdelijk, gegeven de geïnstalleerde mechanismen, een impact heeft op de financiering van de regio’s. Dat is niet mijn keuze, dat is de keuze van de staatshervorming die men heeft doorgevoerd.
Dat gezegd zijnde, als we het hebben over de impact van het federaal beleid op de regio’s, is het natuurlijk ook een klein beetje bekrompen om enkel over het financieringsmechanisme via de personenbelasting te spreken. Het spreekt voor zich dat een aantal andere maatregelen van de regering, de indexsprong en de taxshift als dusdanig met een impact op de werkgelegenheid en aanverwanten, ook hun impact zullen hebben op diverse facetten van het regionale gebeuren.
Vorige week hebben we op een heel duidelijke en goed georganiseerde manier het overleg met de regio’s definitief op gang getrokken. We zijn overeengekomen dat via een technische werkgroep eerst duidelijkheid zal worden geschapen over de cijfergegevens. Waar praten we over als we het hebben over de impact van het federaal beleid op de regio’s? Zoals ik zopas aangegeven heb, gaat het niet op om dit geïndividualiseerd of geïsoleerd te bekijken op het niveau van de personenbelasting. Er spelen verschillende andere elementen, die in de werkgroep in kaart gebracht zullen worden. Tot zover de meer algemene bemerkingen over de context van de taxshift.
Dan ga ik nu over tot de concrete elementen.
Om te beginnen, is er de
speculatietaks. Zoals bekend zal de speculatietaks 33 % bedragen. De taks
zal geheven worden op de buiten de beroepswerkzaamheid en binnen de
zes maanden na aankoop gerealiseerde meerwaarde op beursgenoteerde
aandelen, opties en warrants. Er is ook bepaald dat verdere afgeleide producten
die onder de speculatiebelasting kunnen vallen, bij KB kunnen worden vastgelegd.
Men vraagt of dat wel via een KB kan. Een van de redenen waarom we de heffing op die manier trachten te
organiseren, is omdat die materie – we spreken over derivaten, waarop
ik straks dieper zal ingaan – bijzonder snel evolueert. Als er één
zaak snel beweegt, zijn het wel die derivaten in financiële producten. We moeten dus, mijns inziens, beschikken over een mechanisme waarmee
we bij evoluerende marktgegevens eventueel snel kunnen overgaan tot het
bijstellen van definities. Er is vanuit verschillende kabinetten een werkgroep
samengesteld die zich nu verder over de materie buigt. Ook de meerwaarden naar aanleiding van
shorttransacties op die producten zullen aan de speculatiebelasting onderworpen
worden, indien ze, zoals reeds aangegeven, binnen de zes maanden worden
gerealiseerd.
Voor de berekening van de houdperiode van zes maanden zal uitgegaan worden van de LIFO-methode, de methode die inhoudt dat bij gespreide aankoop steeds de laatst aangekochte producten voor de eventuele toepassing van de speculatiebelasting in aanmerking worden genomen. Past men de FIFO-methode toe, dan loopt men het risico dat de speculatiebelasting ook van toepassing wordt op meerwaarden die over een langere termijn zijn opgebouwd, wat uiteraard niet de bedoeling is.
De recurrente budgettaire opbrengst wordt geschat op 34 miljoen.
L’évaluation de l’assiette imposable résulte des estimations du rendement et de la composition des actes financiers des particuliers. Il faut donc souligner que les dérivés n’ont pas été pris en compte par le SPF Finances dans ces calculs. Sur base des comptes financiers publiés par NBB.stat, les particuliers possèdent approximativement 55 milliards d’euros en actions cotées en bourse.
Autre élément très important: on ne parle que des éléments cotés en bourse pour la simple raison qu’il nous faut un prix pour pouvoir juger la valeur achetée et vendue. Pour l’estimation de l’ampleur des plus-values, on part d’un indice boursier représentatif. On se base alors sur les plus-values et les moins-values réalisées au cours des dernières années, qui donnent une indication de l’ordre de grandeur pour l’avenir.
Le SPF Finances s’est donc basé uniquement sur des transactions en actions en bourse, pas sur des transactions de produits dérivés.
Naast de speculatietaks is er uiteraard ook de kaaimantaks.
Je répète ce que j’ai dit à M. Laaouej la semaine dernière. On a substantiellement augmenté l’estimation des revenus possibles de l’application de la taxe Caïman à cause de trois éléments. Le premier chiffre mis sur la table par le SPF Finances était basé sur une estimation dont la Suisse, le Luxembourg et les États-Unis ne faisaient pas partie. Ces trois acteurs importants ont été exclus du calcul fait par le SPF Finances.
Deuxièmement, compte tenu des événements au sein de l’OCDE, les possibilités en matière de taxation sont plus complexes.
Troisièmement, la combinaison entre la régulation permanente que le gouvernement envisage, ou qu'il a décidée, et la taxe Caïman doit inévitablement nous donner un peu plus de revenus également.
De regularisatie past uiteraard in de beweging naar meer transparantie, waar België zich inschrijft, om op die manier belastingontwijking een stuk moeilijker te maken. Ik denk aan BEPS van de OESO en aanverwante initiatieven.
De permanente regularisatie die de regering vanaf 1 januari 2016 wil invoeren, heeft een aantal belangrijke kenmerken die haar onderscheiden van de voorgaande. De boetes liggen hoger. In 2016 bedraagt de boete op het verjaard kapitaal 36 % en vanaf 2017 loopt de boete elk jaar op met 1 % naar 40 % in 2020. Hetzelfde geldt voor de tarieven op niet-aangegeven inkomsten die niet verjaard zijn en voor de socialezekerheidsbijdragen. Ook die lopen elk jaar op. De regularisatie is dus strenger dan vroeger en de boetes nemen gradueel toe. Er is voortaan ook maar één systeem. Dat wil zeggen dat er geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen gewone en ernstige fiscale fraude. Het is fiscale fraude of niet. De bewijslast en het bewijsrisico over de graad van besmetting van het kapitaal liggen bij de aangever. Faalt hij of zij in de bewijslast, dan wordt het kapitaal als volledig besmet beschouwd.
Een ander kenmerk in de regularisatieperiode is dat men maar één keer aangifte kan doen. Dat betekent dat er één aangifte tout court is. De aangifte dient ook spontaan te zijn. Er kan geen betrokkenheid zijn in enig lopend administratief of strafrechtelijk onderzoek.
De regering heeft beslist om de invoering van de gezondheidstaks in twee fasen te laten verlopen. De eerste fase is de verhoging van de accijnstarieven op frisdranken en enkele andere lightdranken. Een tweede stap is een verdere verfijning ervan en zal in de loop van juni en juli 2016 worden uitgevoerd op basis van een allesomvattend plan dat door de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid zal worden uitgewerkt.
Er werd gekozen voor frisdranken omdat uit studies blijkt – ik baseer me daarvoor op wat minister De Block hierover communiceert – dat frisdranken uiteraard niet bijdragen aan een gezond voedingspatroon. De accijnsverhoging is van toepassing op alle frisdranken, dus zowel op de gewone frisdranken die heel suikerrijk zijn, als op lightproducten, die zoetstoffen bevatten die de “drang naar suiker”, zoals dat dan heet, niet onderdrukken.
De praktische uitwerking van het hele traject is, zoals aangegeven, de verantwoordelijkheid van de desbetreffende minister. Daarbij werd expliciet de vraag gesteld om het budgettair traject dat nu vooruitgeschoven is te respecteren.
Wat de fraude betreft, heb ik de volgende opmerkingen. Er werd een vraag gesteld naar de grootteorde van de bedragen die vooropgesteld worden door de regering. Er is beslist, zoals u weet, tot een substantiële verhoging van het aantal personeelsleden, vooral bij de BBI. Grofweg gaan we daar van vijfhonderd naar zeshonderd mensen, wat toch een verhoging inhoudt met 20 procent. Dat moet dus toelaten om op het vlak van datamining, internetfraude en dergelijke in de komende periode snel tot substantieel betere resultaten te komen inzake de bestrijding van de fiscale fraude en dus ook de daarmee samengaande opbrengsten.
Uiteraard werken wij op dit moment op het kabinet van Financiën ook volop aan het fraudebestrijdingsplan. De meerinkomsten die we daaruit hopen en menen te kunnen puren, zijn niet aan de orde voor 2017. Wat dit jaar en volgend jaar betreft gaat het vooral over de grotere pay-off van de bijkomende personeelsleden in deze onderdelen van de FOD Financiën.
Dan ga ik nu specifiek in op de punctuele elementen die daarstraks aan bod gekomen zijn.
Er is gesproken over de problematiek van de bouw. Vandaag wordt de bouwsector geconfronteerd met een scherpe problematiek van concurrentie van vooral Poolse en andere Oost-Europese bedrijven. De bouwsector heeft zeer expliciet de vraag aanhangig gemaakt of tot een verlaging van de uurloonkosten a rato van 6 euro zou kunnen worden overgegaan. De sector heeft daaromtrent voorstellen gedaan voor wat ik een “bouwspecifieke taxshift” zou kunnen noemen. Het engagement binnen de regering is om, uitgaande van de inderdaad concreet vast te stellen moeilijke concurrentiepositie voor de Belgische bouwbedrijven, zo snel mogelijk in overleg te treden met de bouwsector om na te gaan wat er op korte en middellange termijn gedaan kan worden om die concurrentiepositie te verbeteren. Als in het kader van de afgesproken maatregelen inzake de verlaging van de werkgeversbijdragen ruimte kan ontstaan of ontstaat, dan zou die bij voorkeur voor de bouwsector kunnen worden gebruikt. Dat is in ieder geval de opinie binnen de regering op dit moment.
Wat de roerende voorheffing betreft, is de vraag gesteld of dit allemaal in één beweging gebeurt of dat de optrekking naar 27 % en de schrapping van de uitzonderingen wordt gefaseerd. Het antwoord daarop is kort en duidelijk. De hele beweging zal in één keer gebeuren, zowel de verhoging naar 27 % – niet voor de spaarboekjes, voor alle duidelijkheid – als de schrapping van een aantal uitzonderingen inzake roerende voorheffing.
Er zijn ook vragen gesteld over de investeringsaftrek van 8 %. Deze aftrek staat los van de verhoogde aftrek voor digitale investeringen. Dat zijn twee verschillende zaken. Het percentage van de aftrek voor digitale investeringen wijzigt dus niet.
Wat de kosten voor de oprichting van een webshop betreft, een onderdeel van één van de gestelde vragen, komen alle nieuwe investeringen in materiële en immateriële activa in aanmerking voor de aftrek van 8 %. In principe dus ook de oprichting van een webshop.
Er is ook een vraag gesteld over de impact van de taxshiftmaatregel op de index. Ik meen dat de index en alles wat daarmee te maken heeft, eerder de verantwoordelijkheid van de minister van Economie is.
Wat het nieuwe diamantsysteem betreft, praten wij inderdaad nog altijd met Europa. Daar is op dit moment nog geen uitsluitsel over. Wij zullen het onmiddellijk communiceren wanneer wij daarover wel uitsluitsel hebben.
Wat de btw op scholen betreft, zijn er ook vragen gesteld. Zal de verlaging voor Europa acceptabel zijn of niet? De besluitvorming van de regering is duidelijk. Wij spelen dit door aan de Raad van State en wachten af welke bemerkingen de Raad van State over ons ontwerp zal geven. Wij zullen daar dan uiteraard ook rekening mee houden.
Is de taxshift een gemiste kans op het vlak van belastingvereenvoudiging? Dit is een belangrijke vraag. Ik meen dat ik de waarheid geen geweld aandoe als ik zeg dat er nogal wat scepsis heerste, pakweg zes maanden geleden, over de vraag of deze regering de taxshift kon realiseren. Sinds een week of twee moet iedereen vaststellen, of men het nu met de inhoud eens is of niet, dat de taxshift er is. Wat dat betreft, heeft de regering gedaan wat zij vooropgesteld had, en zeker ook, in sommige gevallen, voor een aangename verrassing gezorgd.
De discussie over de taxshift is zeker een moeilijke discussie geweest. Het was een zeer diepgaande discussie. Iedereen was zich zeer goed bewust van de reikwijdte van een aantal beslissingen. Als wij daaraan ook een discussie over belastingvereenvoudiging hadden moeten toevoegen, dan hadden wij hier vandaag zeker nog niet gestaan met een afgerond geheel over de taxshift.
Als minister van Financiën is de belastingvereenvoudiging voor mij wel degelijk een prioriteit. Ik durf verwijzen naar een aantal zaken die we al hebben gerealiseerd, meer bepaald op het vlak van de btw. We hebben de facturatieregeling een heel stuk eenvoudiger gemaakt. We hebben het omzetplafond opgetrokken, waardoor vele kleinere ondernemingen van een aantal zwaarwegende administratieve verplichtingen verlost zijn geraakt. We werken volop aan een verandering en vooral vereenvoudiging van het boetesysteem. Ik durf hier ook te verwijzen naar heel de douanereglementering, waarin we ondertussen ook belangrijke vereenvoudigingen in de formaliteiten hebben aangebracht, zonder in te boeten aan controlemogelijkheden.
Ook de redesign van de overheid is ter sprake gekomen. De achtergrond van de redesign is dat het doorvoeren van lineaire besparingen binnen de overheid duidelijk zijn grenzen heeft. Dat wil niet zeggen dat de overheid niet tot een beter functioneren kan komen. Het is niet omdat lineaire besparingen moeilijker worden, dat men via meer punctuele ingrepen in een aantal processen de efficiëntie van de overheidswerking niet kan verbeteren. Daarop is deze redesign gericht: kijken naar een aantal processen, bijvoorbeeld het aankoopproces binnen overheidsdiensten, om via een rationalisering tot efficiëntiewinsten te komen. Die bevoegdheid zit bij collega Vandeput en er wordt op dit moment volop aan gewerkt.
Tot slot is op bijna onvermijdelijke wijze het thema van de bedrijfswagens nog maar eens op tafel gelegd. Dit is uiteraard ontstaan vanuit het gegeven van het zeer hoog opdrijven van de fiscale druk op alle terreinen. Dit is dus alleen bespreekbaar in de mate waarin nog verder kan worden gewerkt aan het afbouwen van de fiscale druk, zowel voor de werkgevers als voor de werknemers.
De voorzitter: Ik dank u voor uw uitvoerig antwoord, mijnheer de minister.
01.02 Stéphane Crusnière (PS): Monsieur le président, on se partagera la réplique mon collègue Ahmed Laaouej et moi-même.
Effectivement, depuis ce matin, on parle d’un tax shift mais force est de constater qu’on a eu du mal à s’y retrouver dans ce terme tax shift. On aurait pu parler d’une réforme fiscale plutôt que d’un tax shift à proprement parler.
Dans la réponse que vous avez fournie, on a compris ce que vous entendiez par tax shift. Il y a effectivement un glissement de taxes, une diminution de la taxation sur le travail, mais ce glissement se fait sur la taxation à la consommation.
Nous, quand on nous parlait de tax shift, nous pensions à un transfert vers la taxation sur le capital. On est donc bien loin des promesses électorales faites par certains partis de la majorité lors de la campagne électorale. Mais on n’en est plus à un renoncement près!
Donc, je le redis: notre vision du tax shift, c’était vraiment un transfert de la taxation sur le travail vers la taxation sur le capital. On en est loin aujourd’hui, vous venez encore de le démontrer. Je dois dire que nous n’en sommes toujours pas remis. Le premier ministre n’a pas manqué d’audace lorsqu’il a déclaré la semaine dernière au Parlement que jamais un gouvernement n’avait mis autant les revenus du capital à contribution pour financer une baisse de l’impôt sur le travail. On en rit encore.
Cela suscite aussi la confusion, on l’a vu ce matin, dans les rangs du CD&V: certains parlaient d’une taxation, d’autres pas. Cela montre l’incompréhension dans ce domaine.
Rafraîchissez-vous quand même la mémoire, monsieur le ministre: le précédent gouvernement a vraiment fait contribuer le capital et les fraudeurs à concurrence de sept milliards en seulement deux années et demi de législature. Ces sept milliards ont d’ailleurs aidé à renforcer tant la sécurité sociale, les finances publiques que le salaire-poche des concitoyens. Je laisserai chacun comparer à l’aide des chiffres avancés aujourd’hui.
Tout n’est évidemment pas à jeter dans cette réforme, comme je préfère l’appeler. Effectivement, elle permet une diminution d’impôt et donc un gain de salaire. C’est la bonne nouvelle. Ce qui nous inquiète par contre, et là, on a eu peu de réponses dans votre réplique, c’est ce que mon collègue Ahmed Laaouej a évoqué tout à l’heure, c’est la manière dont elle est financée: sur le dos des Régions. C’est normal, vous l’avez dit, la réforme de l’État veut que si l’on touche à l’impôt, les Régions sont impactées. Effectivement. Néanmoins, un dialogue préalable avec les Régions aurait peut-être été plus intéressant en la matière.
Il y a par ailleurs beaucoup d’inconnues sur les effets-retour annoncés. Vous en avez cité quelques-uns. Mon collègue en parlera tout à l’heure. À ce stade-ci, il reste un montant important – près de 1,2 milliard d’euros – qui n’est pas financé, avec un risque de remise en cause de cette réforme, voire de taxations supplémentaires.
Nous constatons que vous communiquez beaucoup sur les effets positifs de ce prétendu tax shift, mais insuffisamment sur ses effets négatifs. Nous venons encore de le voir, pas plus tard qu'aujourd'hui, avec votre refus de débattre ici de l'augmentation des accises sur le diesel. Vous avez préféré boycotter une nouvelle fois le débat parlementaire, sans doute par crainte d'une contre-publicité.
Vous ne parlez absolument ni des pensionnés ni des allocataires sociaux, qui ne seront en rien bénéficiaires de cette réforme fiscale, mais qui subissent déjà le saut d'index, la hausse du prix de l'électricité et celle du diesel. Par cette réforme, vous donnez d'une main, mais reprenez de l'autre, puisque vous diminuez les taxes sur le travail tout en augmentant les taxes à la consommation.
En revanche, vous avez lancé à grands frais un site internet pour vanter votre mesure. N'aurait-il pas été préférable, monsieur le ministre, d'investir dans l'amélioration de l'informatique de votre département? Cela aurait sans doute permis d'éviter d'envoyer des milliers de lettres de rappel à des contribuables qui étaient en ordre ou d'accélérer le remboursement d'impôts attendu avec une grande impatience par nos concitoyens pour faire face à vos nouvelles taxes.
J'aurais voulu vous poser une question complémentaire. Pouvez-vous nous en dire plus sur les autres sites que vous allez bientôt mettre en ligne: monsautdindex.be, monpleindediesel.be, matvasurlelectricite.be ou encore mataxesoda.be?
Un autre aspect gênant de votre réforme est sa temporalité. En effet, le gain s'étale sur toute la législature tandis que vous en avez déjà fait supporter le coût. Je pense évidemment au saut d'index et à la TVA sur l'électricité. Mon collègue Ahmed Laaouej vous l'a demandé tout à l'heure: pouvez-vous nous dresser rapidement un tableau comportant, d'un côté, les dates d'entrée en vigueur des nouveaux impôts et, de l'autre, celles des réductions d'impôts annoncées?
S'agissant du capital, vous avez parlé de la taxe sur la spéculation, mais nous aurions aimé obtenir plus de détails à cet égard. Je le répète, au PS, nous avons aussi déposé des textes instaurant une taxation raisonnable du capital, qui ne toucherait que 1 % des plus riches de notre pays. Comme cela a déjà été évoqué dans cette enceinte, une telle mesure permettrait, selon une estimation de la Cour des comptes, de rapporter plus de deux milliards par an.
Monsieur le ministre, votez ce texte et vous pourrez supprimer toute augmentation de taxes à la consommation! Je peux vous rassurer, les plus riches qui paieraient cette taxe ne devraient rien changer à leur consommation.
En ce qui concerne la lutte contre la fraude fiscale, vous êtes resté sibyllin. Nous aurions aimé entendre plus de précisions sur vos ambitions. Nous aurons certainement l'occasion de revenir là-dessus lors de notre débat sur votre note de politique générale.
Enfin, vous avez évoqué la création d'emplois et on avait l'impression que vous étiez déjà en train de chercher des excuses pour dire qu'on ne va peut-être pas créer autant d'emplois que ce qu'on avait annoncé. Quel sera le monitoring que vous allez mettre en place pour effectivement sortir des effets d'annonce et montrer réellement à la population le nombre d'emplois créés?
01.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, j'ai des remarques de trois ordres: premièrement, sur le sérieux de l'exercice; deuxièmement, sur le caractère redistributif de l'exercice et troisièmement, sur l'orientation des mesures.
Monsieur le ministre, en ce qui concerne le sérieux de l'exercice, vous avez fait une première conférence de presse le 20 juillet, il y a plus de trois mois, pour présenter le tax shift. Nous sommes seulement aujourd'hui en train d'en débattre. Je m'imaginais, puisque vous avez eu le temps de préparer cette intervention, que vous alliez nous donner des documents précis, lors d'un exposé solide. Tout à l'heure, j'ai défini ce qu'était un tax shift, c'est-à-dire un glissement fiscal à somme nulle. M. le président insistait fort là-dessus sur son blog il y a quelques mois. Je m'attendais à voir ce tableau avec d'un côté les dépenses fiscales, de l'autre côté les nouvelles ressources et une somme égale à zéro par rapport à laquelle on pourrait, au-delà du nombre d'emplois créés, suivre l'évolution de l'exercice dans le temps et faire en sorte qu'il n'y ait pas de dérapage. Notre crainte est que les dépenses fiscales liées aux mesures que vous avez prises soient plus élevées que ce que vous avez estimé et que, par contre, les recettes compensatoires que vous annoncez soient moins élevées, ce qui créerait un nouveau déficit - alors que vous avez beaucoup insisté sur l’assainissement des finances publiques - et engendrerait de nouvelles mesures.
Pour ce qui concerne les nouvelles recettes fiscales que vous annoncez, vous avez expliqué comment vous aviez réévalué les recettes de la taxe Caïman. Alors que vous avez pu comptabiliser les trois États qu'il vous manquait dans l'évaluation des avoirs des Belges à l'étranger, tous les fiscalistes expliquent publiquement (dans la presse quotidienne, la presse spécialisée) la manière dont on pourra échapper à cette taxe demain, de la même manière qu'on pourra éluder la taxe sur la spéculation tellement les principes que vous élaborez sont faciles à contourner, en tout cas en ce qui concerne les nouvelles recettes.
Vous nous avez écoutés, pris des notes. Mais vous ne nous fournissez aucun élément écrit fiable, aucun tableau.
J'estime donc que votre exposé n'est pas sérieux eu égard à son impact potentiel sur les finances publiques.
Vous savez que notre groupe a demandé, dès la mise en place de ce gouvernement (et encore durant le débat de mardi dernier), que le gouvernement nous communique des tableaux. Je dois répéter ici combien celui qui nous a été transmis était décevant à l'issue du discours du premier ministre. Ce tableau ne nous permet pas, à nous parlementaires, de mesurer le sérieux de l'exercice, d'effectuer un monitoring et de réclamer le cas échéant les correctifs nécessaires.
En ce qui concerne l'aspect redistributif de l'exercice, je voudrais revenir sur une question à laquelle vous n'avez pas répondu. Qu'en est-il des personnes qui ne paient pas d'impôts aujourd'hui?
Pendant que vous parliez, un ami, une personne handicapée qui vit d'allocations m'informait que le logiciel du ministre pour calculer le tax shift n'acceptait qu'un salaire minimum de 1 500 euros bruts et qu'il connaissait beaucoup de personnes qui n'avaient pas cette somme à la fin du mois.
L'exercice de redistribution est réellement problématique dès lors que vous n'avez pas prévu – et cela a été souligné dans les interventions – le cas de personnes qui aujourd'hui ne gagnent pas suffisamment pour payer des impôts mais qui néanmoins ont beaucoup de mal à boucler leurs fins de mois. Il s'agit de travailleurs à statut précaire, à salaires faibles, qui cumulent des intérims, des personnes qui veulent travailler mais qui n'obtiennent pas de contrat à durée indéterminée et de pensionnés.
Ceux-là ne bénéficieront pas de cette redistribution qui serait pourtant utile non seulement pour qu'ils puissent vivre dignement mais aussi pour l'économie car on sait que ces revenus sont immédiatement dépensés pour répondre aux besoins primaires de ces personnes. Cela fait donc fonctionner notre économie.
En termes de redistribution, l'exercice n'est pas réussi, d'autant plus que vous taisez dans toutes les langues ce que j'ai souligné dans mon intervention. Ce sont les autres mesures d'économie que vous avez prises avant cet exercice budgétaire en sécurité sociale, les compléments d'allocations de chômage pour les travailleurs à temps partiel, les avantages fiscaux pour les pensionnés, la suppression des allocation d'insertion pour les jeunes. Toutes ces personnes vont être durement touchées et plutôt que d'avoir davantage de moyens pour vivre, comme vous essayez de le faire croire, elles en auront beaucoup moins.
Qui plus est, en termes de redistribution, si vous questionnez la progressivité de l'impôt – je vous rejoins sur le fait qu'en Belgique, trop vite on paie beaucoup d'impôts –, c'est tout à fait compensable dans le cadre du système de l'impôt des personnes physiques en augmentant le nombre de tranches plutôt qu'en le diminuant. On arrive à une flat tax qui n'est pas intéressante en termes de redistribution. En termes de redistribution, si vous essayez de faire croire à certains membres de votre gouvernement qu'on est ici dans quelque chose de redistributif qui va aider davantage ceux qui en ont le plus besoin, on n'y est pas!
Enfin, pour ce qui est de l'orientation des mesures, vous avez commencé en nous disant que si le revenu des entreprises était amélioré, il y aurait un peu automatiquement de l'investissement et de l'emploi. C'est le théorème de Schmidt: les bénéfices d'aujourd'hui sont les investissements de demain et les emplois d'après-demain.
Je sais que vous êtes un économiste particulièrement classique mais l'histoire récente a montré que cela ne fonctionne absolument pas aujourd'hui. Les garanties en matière de création d'emplois ne sont pas là, tout simplement parce que les mesures que vous avez prises ne sont pas suffisamment orientées et conditionnées. En tant qu'écologiste, je ne peux me satisfaire de votre réponse en matière de modification du système de financement des voitures de société.
Si vous aviez eu le courage de revoir ce système en laissant les voitures de société à ceux qui en ont réellement besoin et en accordant un véritable salaire à ceux qui doivent actuellement accepter une voiture de société, vous auriez pris une mesure bien plus favorable à la santé publique et à l'environnement, mais également positive sur le plan économique. En effet, comme le dit la FEB elle-même, la congestion de nos routes produit un impact négatif sur le fonctionnement de notre économie. Chaque jour, des minutes et des heures sont perdues par les travailleurs à cause des embouteillages. Si l'on extrayait plusieurs automobiles de la circulation et que l'on offrait des transports en commun satisfaisants, notre système économique fonctionnerait beaucoup mieux. Vous parlez de compétitivité mais elle implique aussi la fluidité de nos systèmes de mobilité. Vous venez avec une approche tout à fait classique qui a montré ses limites.
Nous ne croyons pas à la qualité de vos mesures, d'autant que les informations ne nous parviennent que par bribes. Ce n'est pas sérieux.
01.04 Hendrik Bogaert (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, beste collega’s, mijn repliek bestaat uit drie punten.
Ten eerste, ten aanzien van het betoog van de oppositie, van PS en Ecolo-Groen, in verband met de herverdelingsaspecten van deze taxshift, heb ik vier argumenten waarom ik het akkoord sociaal verantwoord vind.
Het eerste argument is dat het geld dat naar de personen gaat, 2,5 miljard euro, wat geen klein bedrag is, vooral naar de lage lonen gaat. De uitgedeelde tabel toont aan dat het voor de minimumlonen in absolute euro’s – dus zelfs niet in relatieve cijfers, zoals in de politiek gebruikelijk is – het dubbele is. Iemand die 1 500 euro verdient als minimumloon zal tegen 2020 146 euro per maand meer krijgen; iemand die 5 500 euro verdient, zal er 74 euro bij krijgen.
Ik zou bijna zeggen dat het op het vlak van herdistributie een centrumlinks akkoord is. Ik wil niemand in verlegenheid brengen, maar ik heb de indruk dat de lastenverlaging op dat punt naar de linkerkant geduwd wordt.
Het tweede argument is dat belangrijke aspecten uit het mandje worden gecompenseerd in de index. Ik denk maar aan de verhoging van 6 % naar 21 %, die door u allemaal wordt beschouwd als het pluimen van de werknemers. Die maatregel wordt echter gecompenseerd door de werkgevers door het mechanisme van de index. Dat is mijn tweede argument.
Ik heb aan de minister de vraag gesteld: zijn er nog zulke aspecten? Hij verwees mij door. Geen probleem, ik zal het aan een andere minister vragen. Ik ben er echter heel zeker van dat er nog zulke aspecten zijn, naast de verhoging van de btw, die in de index zullen terechtkomen en die de werknemers bufferen voor de mogelijke negatieve elementen van de taxshift op dat vlak.
Het derde argument is dat in de tabellen over de taxshift die wij meegekregen hebben in juli, de politieke bevestiging staat van de verhoging van de welvaartsenveloppe. Daar was al sprake van in het verleden. Die verhoging is all the way doorgetrokken, tot op het einde van de legislatuur.
U zegt dan dat u een akkoord had met inbegrip van de kinderbijslag, vóór de staatshervorming enzovoort; volgens u moet men dat nu helemaal anders bekijken. Ik kijk gewoon nuchter naar de cijfers. Ik zie dat deze regering 950 miljoen euro bijkomend zal investeren. Vroeger ging het om 650 miljoen euro. Ik zie dus opnieuw een centrumrechtse regering die een heel sociaal aspect inbouwt in de taxshift. Dat is mijn derde argument.
Het vierde argument vind ik persoonlijk het belangrijkste: door de taxshift wordt een sterke economie gecreëerd. Een sterke economie zorgt ervoor dat de sociale zekerheid in stand kan worden gehouden en in de toekomst kan worden uitgebreid. Men kan geen sterke sociale zekerheid hebben in een zwakke economie. Dat is het belangrijkste argument van deze taxshift, zoals de minister terecht heeft gesteld. Hij geeft zuurstof aan de bedrijven, die ervoor zorgen dat de sociale zekerheid in stand kan worden gehouden.
Dat zijn vier argumenten waarom ik dit akkoord een sociaal akkoord noem. Voor mij maakt het niet uit of er al dan niet een vermogenswinstbelasting in opgenomen is. Globaal gezien is het een sociaal akkoord.
In sommige kringen doet men smalend over de redesign. Men vraagt zich af of dat wel zal lukken. Ik denk dat het zeker mogelijk moet zijn om 750 miljoen euro op te halen. Het einde van de lineaire besparingen – waaraan ik zeker en vast heb meegedaan – is bereikt. Men kan door procesanalyse heel veel doen en de overheid efficiënter maken. Ik denk niet dat dit ten koste van de dienstverlening gaat, zoals een collega beweert. Integendeel, als er meer processen geïnformatiseerd zijn, komt men ook verder op het vlak van de dienstverlening. Het is niet echt service-minded als men aan de telefoon moet zeggen dat men het papieren dossier niet vindt en dat men binnen twee dagen zal terugbellen. Het is veel meer service-minded als men via callcenters onmiddellijk een antwoord kan geven. Ik ondersteun dat. Ik denk dat er eigenlijk meer in zit dan de 750 miljoen euro die nu wordt vooropgesteld. De vraag is alleen: wil of kan men het doen? Het moet zeker mogelijk zijn.
Ten derde, zullen de mensen nu al dan niet moeten bijleggen? Ik heb dat back-of-the-envelope berekend. Als u honderdvijftig keer op een jaar diesel tankt en vijfduizend colablikjes, vijfhonderd flessen wijn en tienduizend blikjes bier opdrinkt, dan houdt u nog 1000 euro over aan de taxshift als u met twee gaat werken. Voor ons kiespubliek is dat geen probleem. Ik denk niet dat iemand van CD&V gaat klagen over de taxshift. Ik kan natuurlijk niet spreken voor alle partijen. Dat moet ieder voor zich uitmaken, maar ik denk niet dat CD&V daarmee in de problemen zal komen.
De vierde opmerking gaat over het budgettaire aspect. Ik heb daarover ook geen antwoord van de minister gekregen. Ik vermoed dat het monitoringcomité een signaal geeft. Ik zal daarop vandaag niet verder ingaan, gelet op de timing. Ik heb nog een andere vraag, maar ik kan die ook in de commissie stellen.
01.05 Marco Van Hees (PTB-GO!): Monsieur le ministre, je vais plutôt réagir sur ce que vous n'avez pas dit car on n'a pas appris grand-chose!
Les questions relatives à la progressivité de l'impôt n'ont pas trouvé réponses. Il en est de même concernant l'impact des modifications des tranches d'imposition du barème de l'impôt des personnes physiques (les tranches à 30 ou 45 %). Mes questions étaient précises. J'ai été étonné des conclusions auxquelles vous êtes arrivé en affirmant que ce seront les plus pauvres qui profiteront de telles modifications des barèmes fiscaux. Je n'arrive pas aux mêmes conclusions que vous.
À propos du rapport avec le projet de réforme fiscale de votre prédécesseur qui n'a jamais abouti et qui profitait aux plus riches, je n'ai pas obtenu de réponse non plus.
Vous nous dites ce que tout le monde admet: en Belgique, nous sommes trop vite trop taxés à l'impôt des personnes physiques. Comment faire dès lors? Il faut modifier la courbe de la progressivité de l'impôt. Ce n'est pas en supprimant des tranches d'imposition qu'on va parvenir à modifier cette courbe mais, au contraire, en étalant mieux la courbe: plutôt que de réduire le nombre de tranches, il faudrait l'augmenter et commencer plus lentement pour arriver un peu plus haut pour avoir une meilleure courbe de progressivité. Je pense que vous faites tout l'inverse en arrivant à la notion de flat tax.
Aucune donnée chiffrée un peu précise n'a été donnée dans votre réponse. Vous prétendez que sur votre site internet mensonger, on peut calculer les gains, mais qu'il n'est pas possible de calculer les pertes. Je prends acte mais d'autres organisations ont fait des calculs que vous ne faites pas.
Au niveau macroéconomique, on n'a pas de vue très claire sur toutes les mesures, leurs coûts réels, le calendrier de leur mise en œuvre.
Quand les mesures seront-elles d'application? Pouvez-vous garantir que, d'un point de vue budgétaire, cela sera tenable sur les années suivantes? Nous n'avons pas reçu de réponses à ces questions.
Vous ne nous avez pas non plus communiqué les chiffres relatifs à la prétendue création d'emplois. En la matière, vous avez fait fort! En effet, vous avez dit qu'il n'était pas possible de calculer le nombre d'emplois qui seront créés. Vous avez ajouté que, si l'on devait constater, dans quelques mois ou quelques années, qu'une augmentation de l'emploi n'a pas été enregistrée, il ne faudrait pas conclure que le tax shift n'a pas eu d'effet positif; il faudrait en conclure que l'emploi est un peu moindre que cela n'aurait été le cas si ledit tax shift n'avait pas été appliqué. Autrement dit, si demain, on enregistre 100 000 emplois en moins en Belgique, vous nous direz qu'il est heureux que le tax shift ait été mis en place, sinon, nous aurions enregistré 200 000 emplois en moins. Admettez que la situation est assez exceptionnelle! Avec ce genre de promesse, vous vous en sortirez toujours! Cela ne vous coûte pas cher! Vous ne vous engagez pas de trop! C'est le moins que l'on puisse dire! Cela relève un peu de la logique suivant laquelle on rase gratis!
Vous me faites penser à la formule utilisée par Charles Michel en séance plénière et suivant laquelle "bientôt, le handicap salarial ne sera plus qu'un mauvais souvenir du passé". C'est quelque peu extraordinaire! Cela me fait également penser à ce que disait Wilfried Martens, dans les années 80: "Je vois le bout du tunnel." Ces années correspondent au début de la vague que vous admirez tant, à savoir la vague du néolibéralisme. Aujourd'hui, nous essayons toujours de ne pas nous noyer dans cette vague et nous sommes toujours dans le tunnel, contrairement à ce que pensait Wilfried Martens. Les travailleurs boivent toujours la tasse, contrairement aux patrons puisque, comme je l'ai déjà dit, le Top 1000 des entreprises en Belgique distribue 70 % des bénéfices sous forme de dividendes. Et avec les cadeaux fiscaux et parafiscaux que vous leur donnez, cela va encore augmenter, je suppose. En effet, il est question d'un cadeau de deux milliards d'euros. Jamais un gouvernement n'a donné autant, en une fois, au capital sous forme de réduction des cotisations patronales.
Finalement, ce tax shift devrait être rebaptisé "dividendes lift".
01.06 Peter Vanvelthoven (sp.a): Mijnheer de minister, ik heb nog een aantal vragen die nog niet beantwoord zijn.
Ik vroeg u van wie die speculatietaks kwam. Ik heb u op televisie horen zeggen dat u een koele minnaar bent van de speculatietaks. Wouter Beke zei: “Die speculatietaks komt niet eens van ons.” Deductief betekent dit dat het van de liberalen komt. Dat kan niet anders.
De liberalen hebben de afgelopen maanden een mooi parcours afgelegd. Er is de Turteltaks. De suikertaks kunnen wij ook de Maggietaks noemen. De speculatietaks moeten wij misschien de Alexandertaks noemen. Dat is drie op een rij. Voor een liberale partij kan dit wel tellen.
Mijnheer de minister, u hebt gezegd dat er voor de regularisatie nu één systeem is. Betekent dit dat de richtlijn, de interne instructie, daarmee vervalt? Stopt die vanaf 1 januari?
(De minister knikt ja)
De instructie stopt dus.
U hebt gezegd dat het overleg met de regionale overheden is opgestart. U hebt ook gezegd dat we dat ruimer moeten bekijken dan alleen dit element. Er zijn nog andere zaken die in het voordeel zijn van de regionale besturen.
Wat de lokale besturen betreft, ik vroeg u naar de verlaging van de werkgeversbijdrage naar 25 procent voor de lokale besturen. Ik lees dat de VVSG nog altijd niet weet hoe het zit. Geldt die voor contractuelen die in dienst zijn van lokale besturen of niet?
Dit is voor mij bijna een principiële zaak. Ik herinner u aan de argumentatie die werd gehanteerd op het moment dat de intercommunales aan de vennootschapsbelastingen werden onderworpen. Toen was het credo dat privébedrijven geen concurrentie mogen krijgen van zogenaamde overheidsbedrijven; daarom moeten zij ook belastingen betalen. Ik hoop alleen dat hier niet het omgekeerde geldt, namelijk dat privébedrijven wel de lastenverlaging voor werkgevers van 33 naar 25 procent krijgen, terwijl men dat voor het personeel in overheidsdiensten niet krijgt.
Anders krijgt men oneerlijke concurrentie. Ik denk, bijvoorbeeld, aan de uitbating van een zwembad of de uitbating van een woon- en zorgcentrum, wat zowel door privébedrijven als door de overheid kan gebeuren. Als wij daar naar een oneerlijke concurrentie zouden gaan, zou dat onaanvaardbaar zijn.
Mijn specifieke vraag is dus of dit ook geldt voor de contractuelen in dienst van de lokale overheden. Daarop zou ik vandaag toch graag een antwoord krijgen, mijnheer de minister.
01.07 Benoît Dispa (cdH): Monsieur le président, nous avons attendu trois mois avant de pouvoir discuter du tax shift avec M. le ministre. Il est venu entouré d'une escouade de conseillers, de techniciens et de spécialistes. On pouvait raisonnablement s'attendre à vraiment obtenir des informations complémentaires. Je viens vous faire part de ma déception car, objectivement, sur tous les sujets que nous avons évoqués, nous avons obtenu des réponses que je qualifierais de très légères.
En réponse à nos questions sur les objectifs du gouvernement en matière d'emploi, vous ne produisez aucun chiffre, aucun engagement et avez même une posture qui confine au renoncement puisque vous dites que, finalement, maintenir l'emploi, ce ne serait déjà pas mal. Cette ambition qui apparaissait comme l'étendard du gouvernement semble déjà très mitée, étant donné qu'il n'y a aucun objectif chiffré ou engagement, même si on sait que les objectifs peuvent être tributaires d'éléments imprévisibles. Ne rien avoir sur cette question alors que c'est l'alpha et l'omega de votre politique, je trouve que cela ne donne pas beaucoup de crédibilité à votre approche.
Idem sur la question relative aux diagnostics socioéconomiques de la Belgique. Comment notre économie se porte-t-elle? Votre réponse tient simplement dans les chiffres de croissance du deuxième trimestre de l'année. Nous nous donnerons rendez-vous tous les trois mois pour commenter les chiffres de croissance. Cela me paraît être une approche "à courte vue". Nous sommes actuellement à 0,4 %, ce qui représente un petit peu plus que la moyenne européenne. Au total, sur base annuelle, c'est un peu moins que la moyenne européenne. De nouveau, cela donne l'impression de ne pas avoir une vision à très long terme
En ce qui concerne les effets retour, là aussi, on aurait espéré pouvoir disposer de calculs ou de chiffres, avoir une méthodologie sur la façon dont vous avez procédé. Tout ce que vous nous avez dit, c'est qu'en Autriche, on les évaluait à 15 ou 20 % et que, dès lors, en Belgique, on tapait à 10 %. C'est un gage de sérieux! Personnellement, je ne trouve pas cela très explicite sur les modes de calcul que vous avez utilisés. J'imagine qu'il doit y avoir, dans les logiciels du SPF Finances, d'autres paramètres ou données. J'espère qu'un jour ou l'autre, cette commission des Finances pourra en disposer.
Vous avez évoqué le redesign des administrations en procédant à une forme d'aveu: vous nous avez dit que les économies linéaires ont leurs limites. M. Bogaert nous a même annoncé la fin des économies linéaires.
Si j'ai bien compris en début de législature, la stratégie d'assainissement du gouvernement était l'application de mesures linéaires sur la durée. Or, il aura fallu moins d'un an pour parvenir à une sorte d'impossibilité, de non possumus, un constat d'échec. Donc, vous allez faire autre chose. Le seul exemple que vous avez donné est celui des processus d'achat au sein des départements ministériels. Est-ce avec une révision des processus d'achat, la mise en place d'achats groupés que vous allez atteindre les objectifs? Cela me paraît léger! Nous aurons l'occasion, dans le cadre de l'examen du budget 2016 et des exercices futurs, de voir dans quelle mesure vous tenez vos objectifs budgétaires avec des techniques telles que ce redesign, dont on ignore ce qu'il recouvre.
En ce qui concerne la taxe sur la spéculation, si j'ai bien compris, vous nous avez dit que, par arrêté royal, le gouvernement aurait la possibilité d'intégrer les produits dérivés dans le champ d'application de la taxe. Sera-ce le cas ou pas? Les débats sont-ils en cours au sein de la majorité? La question a-t-elle été tranchée ou est-ce une hypothèse qui permet d'évacuer la question sans devoir la trancher? Il subsiste un certain flou en la matière.
J'ai l'impression, que l'on navigue à vue s'agissant pourtant d'une réforme qui implique des enjeux et des montants très importants. Je ne sors donc pas très rassuré de ce débat quant au sérieux avec lequel ce tax shift a été conçu et la façon dont il sera mis en œuvre.
01.08 Ahmed Laaouej (PS): Monsieur le président, je souhaiterais revenir sur quelques éléments et, tout d'abord, relever un réel problème quant au refinancement de votre réforme fiscale. Je reprendrai les tableaux distribués par le gouvernement en juillet 2015. On y constatait que, selon le comité de monitoring, il y avait encore à l'horizon 2019 un effort structurel de 641 millions à fournir, autrement dit des moyens complémentaires à trouver et, sur la dernière ligne de ce tableau, des mesures d'assainissement à définir pour 1 milliard.
Sur les seuls tableaux donnés en juillet, on avait déjà 1,641 milliard d'argent non encore trouvé pour respecter la trajectoire. C'est le premier problème de financement.
Le deuxième problème de financement est que se rajoute à cette somme de 1,641 milliard, qui se décompose en 641 millions d'effort structurel à trouver et en 1 milliard de mesures d'assainissement à définir, le fait que, de juillet à octobre, pour assurer les fameux 100 euros par mois, vous avez gonflé l'enveloppe budgétaire de votre réforme fiscale de 1,2 milliard. Cela fait au total 2,8 milliards d'euros qui ne sont toujours pas financés.
Je comprends et j'apprécie cet aveu de vouloir vous inquiéter de la trajectoire budgétaire et du fait de ne pas dépasser un déficit structurel de 3 %. Comme je reconnais aussi la valeur du fait que vous admettez vous inquiéter de l'évolution du taux d'endettement, de la dette publique, sur base de vos propres tableaux. Je ne rajoute pas toutes les inquiétudes que nous pourrons expliquer à la ministre du Budget sur l'affaissement des recettes TVA, l'affaissement des recettes de l'impôt des sociétés, le fait que nous contestions le rendement d'un certain nombre de mesures dites sur le capital. Indépendamment de tout cela, sur base de vos seuls tableaux, il vous manque 2,8 milliards.
Vous prétendez financer structurellement une réforme de l'impôt des personnes physiques avec un trou budgétaire pareil à l'horizon 2019. Il y a un véritable problème! Même M. Reynders n'aurait pas osé nous présenter une telle réforme fiscale! Je dois attirer votre attention!
Maintenant, on ajoute autre chose: le redesign! Il me semble avoir entendu qu'on comptait sur 700 ou 750 millions avec les mesures dites du redesign. C'était d'abord 500 millions; maintenant, c'est plus de 700 millions. Y a-t-il quelqu'un d'un peu raisonnable dans ce gouvernement? Vous allez trouver 700 millions par une mesure non autrement définie, à part du blabla! De qui se moque-t-on? Si on rajoute les 500 millions prévus initialement aux 2,8 milliards dont je viens de parler, on arrive à un trou de 3,3 milliards. Quelle crédibilité voulez-vous avoir auprès de l'opinion publique? Ce n'est pas comme cela que vous allez restaurer la confiance des ménages!
Vous vendez quelque chose que vous n'avez pas les moyens de défendre. Cela ne va absolument pas, cette façon de travailler! Je répète que cela rend vaseuse votre réforme fiscale.
Je voudrais aussi insister sur la présence de doubles comptages. Quand on demande à M. le ministre d'expliquer les 900 millions d'effet retour, il nous répond qu'il y aura, d'une manière ou d'une autre, un assouplissement des conditions de baisse de la TVA sur les bâtiments scolaires, par exemple. Or vous avez déjà programmé une recette complémentaire au titre de cette baisse de TVA. Évitez les doubles comptages! Vous avez inscrit cet effet retour en recettes nouvelles. Donc, ne le reprenez pas dans vos explications!
Ensuite, j'en viens à l'idée selon laquelle les profils sont tellement aléatoires qu'on ne peut pas évaluer sérieusement les pertes de pouvoir d'achat résultant de l'augmentation des impôts sur la consommation. Je le répète, six personnes sur dix roulent au diesel. De même, je voudrais aussi vous dire que les gens n'ont pas le choix: tout le monde s'éclaire. Il est donc possible d'établir des profils-types qui couvrent une large partie de la population, quand ce n'est pas toute la population. Idem pour le saut d'index, qui touche tout le monde, aussi bien les allocataires que les salariés ou les pensionnés.
Je retiens aussi, monsieur le ministre, que les stock-options ne sont pas visés par votre taxe sur la spéculation. C'est bien dommage. Le Conseil supérieur des Finances avait évalué à plus ou moins 200 millions d'euros ce que représenteraient les stock-options s'ils étaient correctement fiscalisés. Il s'agit donc d'une occasion manquée. Vous hochez la tête. S'ils figurent dans le champ d'application de votre mesure, il faut me le dire, car je pensais avoir compris qu'ils n'étaient pas visés. De surcroît, vous n'avez pas répondu à ma question.
J'observe également qu'on a occulté la question des pensionnés, comme s'ils n'existaient pas. Il est vrai que, l'autre jour, M. Bacquelaine ignorait même que ceux-ci avaient déjà subi un saut d'index. Je puis comprendre qu'il y ait une forme de dissimulation de la réalité. Cela peut arriver quand elle devient gênante… On peut y voir une sorte d'autothérapie.
Vous comprendrez que, pour nous, les pensionnés sont importants. Je croyais, au demeurant, qu'ils l'étaient aussi pour le CD&V. Mais, visiblement, M. Bogaert est obsédé par tous les fonctionnaires. Ce n'est pas l'aile ACV du CD&V! Comme il s'agit d'un fait personnel, il pourra réagir.
Je ne caricature pas, monsieur Bogaert!
01.09 Hendrik Bogaert (CD&V): Mijnheer Laaouej, ik vind het vreemd dat u zegt dat de redesign nog ingevuld moet worden. Dat is altijd zo. Men moet eerst wat studeren vooraleer men daarmee naar buiten komt, maar wij hebben samen een reductie van 600 miljoen euro doorgevoerd in de ambtenarij, toen wij samen in de regering zaten, in een veel kortere periode. Als iemand mij nu zegt dat wij 750 miljoen zouden kunnen besparen over een hele legislatuur, dan is dat misschien ambitieus, maar misschien ook niet overambitieus. Ik meen dat het zeker en vast haalbaar is. De vraag is alleen of men voldoende tijd heeft om het te doen. Als men vier of vijf jaar de tijd heeft, dan is dat voldoende om procesanalyses te maken, om de ICT te verbeteren en om ervoor te zorgen dat én de dienstverlening verhoogt én de kosten naar beneden gaan.
Ik ben er honderd procent van overtuigd dat het mogelijk is. Het verbaast mij dat u zegt die lijn flou werd ingezet, want wij hebben samen, toen wij in de regering zaten, al 600 miljoen bespaard op tweeënhalf jaar tijd. Het is dus mogelijk.
01.10 Ahmed Laaouej (PS): Monsieur Bogaert, si vous aviez une feuille de route sur base de laquelle on pourrait discuter, cela ne poserait pas de problème. Or, pour l'instant, il n'y a rien sur la table! Inscrire une recette de 500 millions, voire 750 millions d'euros, sans aucune mesure concrète, il faudra m'excuser! Vous êtes peut-être un homme de foi mais ce sont les faits qui sont importants pour moi. On essaie d'asseoir un budget sur des faits autant que possible, même si ce sont des prévisions.
Je vais faire maintenant un compliment rétroactif à M. Reynders. En 2001, il nous avait amené un tableau avec une temporalité. Il nous avait annoncé ce qui allait se passer telle et telle année. Cela permettait de clarifier les choses: le détail des mesures était repris, leur coût budgétaire, etc. On apprendra ensuite que le Bureau du Plan a réévalué les coûts budgétaires qui ont été réinjectés dans les budgets suivants.
Au moment où vous présentez votre réforme fiscale, et cela fait maintenant trois mois, il serait de bonne politique d'obtenir un tableau similaire et d'avoir en parallèle aussi les augmentations de taxes sur la consommation. Cela permettrait de clarifier votre communication ainsi que nous permettre de débattre avec les faits tels qu'ils sont présentés par le gouvernement comme base de discussion.
Sur la mesure de la progressivité, il ne serait pas superflu d'avoir une distribution des gains de la réforme de l'IPP par déciles. De toute manière, des universitaires vont le faire, comme ce sera très certainement le cas du service d'études du SPF Finances.
Si d'initiative, vous pouviez nous démontrer décile par décile quel est le gain d'impôts pour évaluer l'effet sur la progressivité, ce ne serait pas du luxe. Nous ne sommes pas forcément outillés car nous n'avons pas à disposition toutes les bases de données mais vos services en disposent. Cela permettrait de clarifier l'effet de votre réforme fiscale.
Néanmoins, pour mesurer la progressivité de l'ensemble de vos mesures et de l'effet sur la redistribution, il faut aussi bien sûr intégrer les augmentations d'impôts sur la consommation. C'est un élément important car vous tirez la progressivité et la redistribution vers le bas parce que ce sont des impôts régressifs.
01.11 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister van Financiën, ik dank u voor uw antwoorden, hoewel ik op een aantal vragen geen antwoord heb gekregen. Zeker na een periode van drie maanden is het nochtans belangrijk de openstaande vragen maximaal uit te putten.
Ik zal met de speculatietaks beginnen.
Heb ik goed begrepen dat de lijst via koninklijk besluit vooral met het oog op de middellange termijn is bedoeld? Is de volledige lijst die op het niveau van de regering is afgesloten, ook de lijst waarmee u in principe aan de slag gaat? Is het achterpoortje via koninklijk besluit enkel en alleen voor de middellange termijn? Is dus in principe voor de eerste fase alles duidelijk, ja of neen?
01.12 Minister Johan Van Overtveldt: Mijnheer de voorzitter, wij discussiëren op dit moment in een werkgroep over de exacte aflijning van wat per 1 januari 2016 in de derivatenkorf zou terechtkomen.
01.13 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Is het de bedoeling om die zaken dan in een wet te zetten of in een koninklijk besluit?
01.14 Minister Johan Van Overtveldt: Mocht blijken dat het niet via koninklijk besluit kan, dan zullen wij een en ander uiteraard in een wet stoppen.
01.15 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Die uitspraak leeft op gespannen voet met wat u daarnet antwoordde. Ik stelde u de vraag of er opmerkingen te maken waren om een en ander via koninklijk besluit te doen. U meldde dat de regering het via koninklijk besluit zal doen, om in de toekomst te kunnen inspelen op nieuwe evoluties en om te kunnen bijsturen.
Het is wel het ene of het andere. Ofwel maakt u nu de lijst via wetgeving en is het koninklijk besluit voor in de toekomst, ofwel maakt u de lijst echt via koninklijk besluit.
01.16 Minister Johan Van Overtveldt: Mijnheer Calvo, u verdraait mijn woorden. Ik heb daarnet aangegeven dat de regering er zich heel goed van bewust is – u wellicht ook – dat op de financiële markt de hele derivatenbusiness letterlijk van dag tot dag verandert. Om dat goed te kunnen opvolgen en om voortdurend helder te krijgen wat eventueel kan worden getaxeerd, is een snelle reactiefunctie nodig. Daarom willen wij bekijken of het aanvaardbaar is om het via een koninklijk besluit te doen.
De discussie waar we nu voor staan, zal de komende dagen worden afgesloten. De hypothese van het koninklijk besluit wordt aangehouden, om na te gaan of wij eventueel in de toekomst, bij voortschrijdende ontwikkelingen op de financiële markten, al dan niet moeten ingrijpen.
Het is immers heel eigen aan de problematiek dat elke regulering een reactie uitlokt.
01.17 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Die argumentatie kan ik volgen. Ik hernam ze ook in mijn vraagstelling.
Niettemin blijft de vraag open…
01.18 Minister Johan Van Overtveldt: Wij zullen zien op welke manier de geëigende organen reageren op het voorstel om een en ander via een koninklijk besluit te regelen.
01.19 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Niettemin blijft de vraag of suggestie om een basislijst via wetgeving op te stellen en om daarnaast in de mogelijkheid te voorzien om aanpassingen te doen via koninklijk besluit, zodat minstens de initiële keuze ernstig kan worden gemaakt.
01.20 Minister Johan Van Overtveldt: We zullen zien hoe de geëigende organen reageren op het voorstel om een en ander via koninklijk besluit te doen.
01.21 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijn suggestie is om maximaal via wetgeving te werken. Een en ander is combineerbaar.
De kwestie wordt ongetwijfeld vervolgd.
Collega Laaouej herneemt een suggestie die ik in de eerste ronde deed. Naar aanleiding van de eerste fase van de taxshift hebben wij per inkomensprofiel resultaten gekregen. Nu zijn die resultaten enkel partieel meegedeeld, voor een aantal profielen. Het zou goed zijn, mochten wij zowel voor de werkgeversbijdrage als voor de lastenverlaging aan de kant van de werknemer een volledig gamma aan verschuivingen krijgen voor die inkomensprofielen.
Ik zie de minister instemmend knikken.
01.22 Minister Johan Van Overtveldt: Ik zie geen enkel probleem om dat niet op dezelfde manier te doen.
01.23 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Dat is de backoffice van uw promowebsite. Ik vermoed dat u dat snel kunt maken.
01.24 Minister Johan Van Overtveldt: Dat hebt u goed gezien.
01.25 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Ik heb nog een vraag in een gelijkaardige sfeer. Collega Van Rompuy heeft zich vorige week erg geweerd om tot 2,4 miljard euro aan kapitaalbelastingen te komen. Ik twijfel niet aan de vaardigheden van onze commissievoorzitter, maar ik zou het erg appreciëren mocht u ook wat dat betreft documenteren wat onder die 2,4 miljard aan kapitaalbelastingen valt, en wat niet.
Ik heb de vraag al gesteld: zit fraudebestrijding daar nu bij of niet? Voor de zomer was dat wel zo, onder de noemer “niet-arbeidsgerelateerde inkomsten”. Nu zou het niet zo zijn, leid ik af uit de presentatie van de regering op die zaterdagochtend, toen aan de brede tafel de goednieuwsshow van de regering werd gebracht. Ik zou graag hebben dat die 2,4 miljard wordt beargumenteerd en gedocumenteerd. Kunt u die documentatie dan ter beschikking stellen aan de commissie?
U lijkt een schuchtere poging te doen om te knikken?
01.26 Minister Johan Van Overtveldt: U zult zich misschien herinneren dat mijn openingszin was dat het bij de taxshift gaat om een verschuiving van de lasten weg van arbeid. Ik houd mij aan de definitie: lasten op arbeid en niet-arbeidsgebonden belastingen. Dan kunnen wij, meen ik, voor een aantal zaken over het geslacht der engelen beginnen, en discussiëren over de vraag wat kapitaal is en wat een andersoortig iets is. Voor mij gaat het erom dat een deel van de lasten op arbeid verschoven kan worden naar niet-arbeidsgebonden elementen.
Wat dan kapitaal of vermogen, klein vermogen of groot vermogen is, met alle respect: dat klasseer ik bij de discussie over het geslacht van de engelen.
01.27 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister van Financiën, moet ik dat beschouwen als een terechtwijzing van de eerste minister, die hier op het spreekgestoelte heeft gezegd dat men nog nooit zoveel aan kapitaalbelastingen heeft gedaan, waarbij hij het cijfer van 2,4 miljard lanceerde? Sorry, maar als de eerste minister iets zegt, hechten wij daar als oppositie waarde aan en willen wij dat ook graag gedocumenteerd zien.
Als de eerste minister zegt: 2,4 miljard…
01.28 Minister Johan Van Overtveldt: Ik geef u gewoon mijn visie dat wij met deze taxshift een verschuiving doen van lasten weg van arbeid naar andere elementen, niet-arbeidsgebonden elementen. Voor mij gaat deze taxshift in essentie daarover.
01.29 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer Van Overtveldt, ik hecht heel veel belang aan uw persoonlijke opinies. Ik ben daar altijd zeer benieuwd naar. Maar ik herhaal, de eerste minister had het over 2,4 miljard aan kapitaalbelastingen. Dat cijfer moet hard gemaakt worden.
Met minder neem ik geen vrede. In een dergelijk fundamenteel debat kan een eerste minister geen gratuite uitspraken doen.
Mijnheer de voorzitter, hier is de minister minder spontaan dan daarnet in het ter beschikking stellen van informatie. Ik handhaaf mijn vraag. Er moet gedocumenteerd worden wat die 2,4 miljard euro kapitaalbelasting inhoudt.
01.30 Minister Johan Van Overtveldt: Er is geen enkel probleem, u hebt trouwens de lijst van wat ik noem “niet-arbeidsgebonden elementen” in de financiering van de taxshift. Ik wil gerust met u een debat voeren, dat volgens mij weken kan duren, over de exacte aard van een aantal van die componenten. Is dat kapitaal? Is dat half kapitaal? Is dat driekwart kapitaal? Is dat helemaal geen kapitaal? Dat is een zeer rekbare discussie.
01.31 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): En die ook zeer legitiem is, temeer de eerste minister daarover heel straffe verklaringen heeft afgelegd.
01.32 Minister Johan Van Overtveldt: Onderschrijft u de stelling dat het voornaamste is dat die belasting niet meer op arbeid terechtkomt?
01.33 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Ik onderschrijf de doelstelling om de lasten op arbeid te verlagen, maar ik wil niet licht omspringen met het financieringsvraagstuk daarvan. Het is niet omdat iets niet op arbeid wordt belast, dat het rechtvaardig is, dat het te maken heeft met kapitaal en dergelijke.
01.34 Minister Johan Van Overtveldt: Wij zijn het reeds minstens eens over het feit dat het gaat over een verschuiving van arbeid naar niet-arbeid.
01.35 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Zover waren wij inderdaad reeds.
01.36 Minister Johan Van Overtveldt: Dat is voor mij de essentie van de zaak.
De voorzitter: Ik wil toch het volgende voorstellen. Wij hebben nog de bespreking van de begroting en van de wetsontwerpen die naar aanleiding van de taxshift worden ingediend en naar de Raad van State moeten. Het Rekenhof zal zowel over de begroting als over de taxshift nog zijn mening geven. Uiteindelijk zullen wij dan hier ons oordeel vellen in december.
Mijnheer Calvo, het is terecht dat u vraagt naar die tabel en die 2,4 miljard. Er is ook de tabel die de minister in juli gegeven heeft over niet-arbeidsgebonden inkomsten; dat bedroeg toen ongeveer 1,5 miljard. Wij zullen al die documenten nog uitvoerig bespreken in de commissie. U moet daarop ook niet anticiperen.
Ik weet niet of de uiteindelijke versie van het wetsontwerp houdende de fiscale taxshift reeds is goedgekeurd in de regering en naar de Raad van State is verzonden. Als het van de Raad van State terugkomt, zal de regering nog aanpassingen doen en het ontwerp dan hier indienen.
Hetzelfde geldt voor de begroting. De begroting 2016 is neergelegd bij Europa en wij zullen de begrotingsdocumenten eind oktober of begin november ontvangen. Wij zullen dan die begroting bespreken, het Rekenhof zal zijn advies geven en wij gaan dat allemaal uitspinnen. Vandaag is het echter te vroeg om definitieve dingen te vragen aan de regering.
01.37 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Ik houd te veel van dit debat om dit te beschouwen als de definitieve dag des oordeels. Maak u daarover geen illusies, het debat is zeker niet uitgeput. Ik probeer christelijke semantiek te hanteren in de hoop u mee te krijgen in mijn verhaal, mijnheer de voorzitter.
Mijnheer de minister, het enige dat ik vraag, is geen anticipatie of voortvarendheid. Ik zal de semantiek van de minister overnemen. Ik wil gewoon een duidelijk overzicht krijgen van de bedragen van de niet-arbeidsgebonden financiering van deze taxshift. U stemt daarmee in en ik dank u daarvoor.
We gaan dan in een tweede fase discussiëren over het feit of dat al dan niet kapitaal is. We zullen dat op een efficiënte manier doen. We krijgen die informatie.
Ik wil nog enkele meer politieke opmerkingen maken.
Mijnheer Deseyn, ik hoop dat u samen met mij hebt vastgesteld dat er een redelijk grote kloof gaapt tussen wat u daarnet op het spreekgestoelte hebt gezegd en wat de heer Van Biesen vanaf zijn bank heeft gezegd als het gaat over meer vermogensbijdragen en een eventuele meerwaardebelasting.
(…): (…)
01.38 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): U merkt terecht op dat de heer Vanvelthoven, de heer Van Hees, de heer Laaouej en ik allemaal in andere partijen zitten. Ik ben blij dat die vaststelling af en toe wordt gemaakt.
U hoeft van mij niet te fuseren, maar het werkprogramma van deze meerderheid en het signaal dat deze meerderheid geeft aan de ondernemingen en aan de werknemers moet wel helder zijn. Mijnheer Deseyn, ook uw fractieleider, die u hebt bewierookt op het spreekgestoelte, heeft een hele week rond die vraag gefietst. Ik stel ze opnieuw aan u: is het nog altijd de ambitie van deze meerderheid om op het vlak van de meerwaardebelasting en de vermogensbijdrage stappen te zetten in deze legislatuur? Daarover zou deze meerderheid het wel eens moeten zijn. Het signaal daarover moet eenduidig zijn.
01.39 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer Calvo, een rechtvaardige fiscaliteit zal altijd een nagel zijn waarop ik samen met mijn fractie zal blijven kloppen. Welk weer het volgende week zal zijn, dat kan niemand voorspellen.
De voorzitter: Mijnheer Calvo, dit is geen ondervraging van de andere partijen. U moet de regering ondervragen.
01.40 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Ik zou niet zo hardnekkig moeten zijn in mijn ondervragingsmethodes als CD&V wat sneller duidelijkheid zou verschaffen. Ik hoop, mijnheer Deseyn, dat uw ambitie voor een rechtvaardige fiscaliteit inderdaad niet gestild is en dat u samen met ons werk wil maken van een maatschappelijke en politieke meerderheid voor een eerlijke vermogensbijdrage.
01.41 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer Calvo, de christendemocratische bruid zal geen overspel plegen, ook niet politiek, om één keer genot te hebben met een maîtresse, als dat een antwoord op uw vraag is.
01.42 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Ik zou nu iets kunnen zeggen over het verleden. De verleiding is groot om het te hebben over grote christendemocraten en hun stappen in die sfeer, maar ik ga dat niet doen. Er zijn biografieën over verschenen.
Mijnheer de voorzitter, u begrijpt toch dat ik een beetje in verwarring ben na de tussenkomst van de heer Deseyn?
Wij zullen in elk geval niet nalaten om op die nagel te blijven kloppen. Het is mijn overtuiging dat het maatschappelijk draagvlak dermate groot is dat men het ook niet van de politieke agenda zal krijgen.
Ten slotte, minister Van Overtveldt, wil ik het nog even hebben over uw reclamewebsite. Uw antwoord is van die aard dat ik mijn suggestie opnieuw moet formuleren om een tweede website te lanceren met de naam mijnfacturen.be. Ik vind dat u veel te laconiek bent omgesprongen met de reële problematiek van heel wat mensen. U schetste het beeld dat men een en ander alleen zou voelen als men heel veel met de auto rijdt, als men alcoholicus is en als men zijn huis kapot stookt. Excuseer mij, maar de problematiek is fundamenteler dan dat.
Ik geef het voorbeeld van mensen die vandaag noodgedwongen een beroep doen op een uitkering. De financiering van de taxshift gebeurt in grote mate door nog eens 1,7 miljard euro te besparen in de sociale zekerheid. Dat gaat om mensen die het vandaag al moeilijk hebben, die soms alleen maar kunnen dromen van de beelden die u oproept in uw antwoord. Als u het volledig plaatje wilt vertellen, dan zou u ook dat deel van de financiering van de taxshift op uw website moeten zetten of dan zou u een tweede website moeten lanceren die wel vertelt welke facturen u legt bij mensen die werken en die het vandaag moeilijk hebben, trouwens samen met uw collega’s aan de overkant.
01.43 Minister Johan Van Overtveldt: Mijnheer Calvo, ik moet u nu toch verzoeken om de website serieus te bestuderen en het hele verhaal af te lopen. Wij hebben geïndividualiseerd wat geïndividualiseerd kan worden. Er zijn andere websites, waarop men heeft geprobeerd te individualiseren met betrekking tot het verhaal van de accijnzen en dergelijke, maar dat kan niet. Wat wij wel consequent doen op de website, is die zaken vermelden en ze duidelijk aangeven, zodat er geen discussie is over het weglaten of verdoezelen van zaken. Wat geïndividualiseerd kan worden, bijvoorbeeld de aangifte in de personenbelasting, hebben wij geïndividualiseerd. De gegevens die concreet op de website staan, zijn de gegevens die geïndividualiseerd kunnen worden. Hoe men de andere gegevens moet individualiseren — ik wil wel — is mij een raadsel.
Voor het overige sluit ik mij aan, gegeven mijn algemeen voorbeeld, bij het meer specifieke voorbeeld dat de heer Bogaert heeft gegeven over de limieten of volumes die men moet halen om te komen tot bepaalde…
01.44 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): (…)
De voorzitter: Mijnheer Calvo, kunt u afronden?
01.45 Minister Johan Van Overtveldt: Bovendien is de welvaartsenveloppe van 1,2 miljard …
01.46 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Ik word onderbroken.
01.47 Minister Johan Van Overtveldt: Onderbreken, dat is een van uw specialiteiten, mijnheer Calvo.
Ik wil trouwens met u ook nog eens een boom opzetten over Griekenland naar aanleiding van uw uitspraken van vorige week, maar dat is voor een andere sessie.
01.48 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Ik ben blij dat u getriggerd bent. Ik heb eigenlijk nog niet zoveel gezegd.
01.49 Hendrik Bogaert (CD&V): Dat is net het probleem.
01.50 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Ik zal het beschouwen als een compliment dat de christendemocratie wat zenuwachtig wordt van onze interventie, en terecht. Beschouw dat als een aanmoediging om uw rug te rechten en woord te houden.
Ik wil afsluiten met een positieve noot. Ik heb genoteerd, zonder u woorden in de mond te willen leggen en enkel proberend om samen te vatten, dat dit volgens u niet de fiscale vereenvoudiging is die u zou willen en die noodzakelijk is. Van die openheid wil ik gebruikmaken om in deze commissie de komende maanden het aspect vereenvoudiging, dat absoluut niet is uitgeput – bij deze oefening werden alleen maar koterijen bijgebouwd – aan te vatten. Die werf is absoluut noodzakelijk. Eerlijke, eenvoudige belastingen zijn alleen maar goed voor onze competitiviteit. Laten wij dat dus niet opgeven, maar integendeel een tandje bijsteken.
01.51 Griet Smaers (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik heb nog een concrete vraag over een kwestie die de komende weken zeker moet worden uitgeklaard. Wij zijn nog niet aan het einde van dit debat en ik weet niet of er nog een concreet antwoord kan komen op die vraag; anders is dat om mee te nemen.
Eerst zal ik twee overwegingen formuleren.
Ten eerste, het stoort mij enigszins dat er vooral uit linkse hoek op wordt gehamerd dat het effect van de taxshift alleen huidige werkenden betreft die er misschien iets op vooruitgaan, hoewel dat ook in twijfel wordt getrokken, maar dat andere categorieën volkomen worden vergeten. Dan kijkt men zeker ook naar CD&V. Collega Laaouej had het over de gepensioneerden. Welnu, de taxshift is niet alleen bedoeld om degenen die nu werken beter te belonen. Uiteraard is dat ook een belangrijk element en uitgangspunt voor onze partij. Competitiviteit was een heel belangrijk uitgangspunt. U vergeet, zoals velen, dat de taxshift ook moet dienen om vele anderen aan het werk te krijgen en alzo tot veel nieuwe toekomstige werkenden te komen. Op die manier wordt de sociale zekerheid versterkt en blijvend gespijsd.
Het is dus niet alleen voor de huidige werkenden; het is vooral bedoeld om meer mensen aan het werk te krijgen en voor een betere sociale zekerheid in de toekomst en niet alleen voor de huidige generatie. Dit is een taxshift die rekening houdt met solidariteit over generaties heen. Het wordt vaak vergeten om dit aspect in het debat te brengen, zeker in bepaalde linkse hoeken.
Uiteraard zijn wij de gepensioneerden niet vergeten. Nogmaals, in het kader van de taxshift is in een verhoging van de welvaartsenveloppe voorzien, meer dan tijdens de vorige legislatuur. Ik kijk daarbij bewust naar één bepaalde hoek. Wij zijn de gepensioneerden in dit verband dus niet vergeten.
Er werd door de heren Deseyn en Vanvelthoven terecht opgemerkt dat de taxshift een zekere impact zal hebben op de lokale besturen, afhankelijk van de constellatie van het lokaal bestuur. Wij hopen dat de precieze impact in de komende weken zal worden uitgeklaard.
Met betrekking tot de personeelsleden in de zorgsector in de lokale besturen werd de opmerking gemaakt dat er geen concurrentie zou mogen zijn tussen de woonzorgcentra van de lokale besturen en de profitsector. Als ik het goed begrijp, zitten de woonzorgcentra van de lokale besturen ook in het effect van de taxshift en zouden de lokale besturen ook de vermindering van de patronale bijdragen voor woonzorgcentra moeten krijgen, dus voor de witte sector, maar zou de taxshift niet gelden voor hun gewone ambtenaren. Ik zou hierover graag een verduidelijking willen, want ik hoor hierover verschillende geluiden. Bij de lokale besturen zegt men dat bevestigd werd dat zij erin zitten en anderen zeggen dan weer dat zij er niet in zitten. Vandaar mijn vraag om een uitklaring in deze zaak.
01.52 Alain Mathot (PS): Monsieur le président, je voudrais aborder trois choses. La première, au sujet des stock options, vous n'avez toujours rien dit monsieur le ministre, mais votre collaborateur a hoché la tête en disant qu'ils étaient concernés. Je voudrais savoir si c'est oui ou non.
01.53 Johan Van Overtveldt, ministre: C'est clairement non.
01.54 Alain Mathot (PS): Deuxième chose, à savoir une remarque générale au sujet du redesign de l'administration. Mon collègue Bogaert a dit que le précédent gouvernement avait réussi à faire des économies énormes en moins de temps et que, donc, il sera aussi possible d'en faire autant sous le gouvernement actuel.
J'ai tendance à croire qu'on travaille de manière inverse. J'ai eu l'occasion de faire quelques budgets au niveau communal, même si le niveau de pouvoir est moindre. Généralement, avant d'indiquer des montants dans des colonnes, on essaie d'anticiper par rapport à un projet bien précis. Il faudra nous expliquer comment établir un budget prévoyant des économies de 200 à 750 millions d'euros sans préciser la manière de faire, en sachant qu'effectivement - je reprends votre argument -, le dernier gouvernement a déjà fait des économies terribles au niveau des services publics.
Je sais que nous avons cette image généraliste négative et hélas fréquente parmi la population, du vilain fonctionnaire qui ne travaille pas. Si les fonctionnaires en moins sont des policiers, des juges, des gardiens de prison, des personnes qui travaillent au bien-être de la société, des personnes qui vont rechercher l'argent, les recettes fiscales qui permettent de faire un budget, expliquez-moi où nous allons chercher ces économies?
Partir du principe que nous allons faire des économies de cet ordre-là – nous ne parlons pas de quelques millions, mais de 550, voire 700 millions, c'est assez sérieux! Sans savoir vers quoi nous allons, cela me semble un peu imprudent en termes de réflexion et de budget.
Troisième point, je voudrais revenir aux propos de M. Bogaert par rapport à l'emploi. J'ai bien compris que la priorité de ce tax shift est la création d'emplois. Expliquez-moi quel gouvernement antérieur n'a jamais eu dans ses priorités la création d'emplois. Vous me direz que vous n'agirez pas de la même manière, que vous travaillerez différemment parce qu'enfin les socialistes sont dehors. Mais j'aimerais bien que nous dissociions deux types d'emplois qui seront créés. Les premiers seront effectivement peut-être ceux qui seront créés grâce au tax shift. Nous verrons. Mais j'aimerais bien que ne soient pas assimilés à ceux-ci les emplois qui seront créés en conséquence de la suppression des cotisations patronales sur le premier emploi.
Parce que ceux-là n'ont rien à voir avec le tax shift. Or, ceux-là, contrairement à ce que vous dites, cher collègue, ils vont déstructurer la sécurité sociale. Vous allez promettre aux sociétés qui engageront leur premier employé de ne pas payer de charges sociales et patronales, toute leur vie! Cela signifie que la sécurité sociale va être modifiée de manière structurelle.
Ces personnes seront un jour ou l'autre retraitées sans avoir jamais cotisé. Vous mettez donc en danger la sécurité sociale! Tous ces emplois ne participeront plus de manière structurelle à la sécurité sociale. Ils ne doivent donc pas être pris en compte dans le calcul des emplois créés par le tax shift. J'espère qu'il y en aura beaucoup. C'est le but de tous les politiques. Mais ces emplois-là constituent un véritable danger car ils vont déstructurer la sécurité sociale.
01.55 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le président, je dois dire que j'ai été choqué par certains propos. Si celui qui utilise des procédés mensongers est un menteur, je me demande comment on appelle celui qui dit des âneries!
Dire qu'on encourage le grand capital quand on diminue les charges sociales pour permettre de l'engagement de travailleurs, je ne pense pas vraiment que ce soit une mauvaise idée. On a vu tout l'après-midi la différence entre l'exégèse et l'action. C'est comme quand on est quatre voitures à un carrefour. Il y en a trois qui se demandent ce qu'elles vont faire et il y en a une qui passe! Nous, nous passons. Nous passons parce que nous voulons une transformation de la société.
Nous voulons encourager l'activité. Nous voulons encourager le travail. Nous voulons développer les PME, les entreprises et nous voulons créer une activité qui permet de générer des emplois. Telle est notre vision! Vous, pendant ce temps, vous faites de l'exégèse et vous posez des tas de questions. Bientôt, vous allez nous demander nos prévisions de résultats électoraux des prochaines élections!
Nous voulons absolument changer la vision de notre société et développer l'activité. Vous n'avez pas compris. Vous faites des commentaires toute l'après-midi en traitant le ministre de menteur. Cela ne me convient pas du tout.
Le procédé mensonger est utilisé par un menteur. Je n'aime pas cela. Donc, je vous prie de changer votre vocabulaire. Sinon, je vais changer le mien également et dire que tout ce que vous dites est fort proche des âneries.
Monsieur le président, il est possible d'accepter beaucoup mais pas n'importe quoi!
01.56 Marco Van Hees (PTB-GO!): Monsieur le président, si je fais la recette de la sauce aigre-douce et que je donne les ingrédients de l'aigre et pas du doux, c'est une fausse recette de la sauce. C'est donc un mensonge. C'est ce que propose le site de M. le ministre.
Le président: Il y a quarante ans existait un programme de télévision politique en Flandre, qui s'appelait Ieder zijn waarheid. C'est la synthèse de ce jour: il n'y a pas de menteurs; chacun a sa vérité!
Ik zou de discussie op dit punt willen afronden. We zullen in de volgende weken en maanden nog ruim de tijd hebben om over al die verschillende aspecten te debatteren, op basis van wetteksten die we hier moeten behandelen en bespreken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De behandeling van de vragen en interpellaties wordt geschorst van 16.02 uur tot 16.33 uur.
Le développement des questions et interpellations est suspendu de 16.02 heures à 16.33 heures.
De voorzitter: Vraag nr. 5527 van de heer Deseyn is omgezet in een schriftelijke vraag.
02 Interpellation de M. Stéphane Crusnière au ministre des Finances sur la position du Conseil sur "la proposition de la Commission sur les mesures structurelles visant à améliorer la résilience des institutions de crédits européennes" (n° 58)
02 Interpellatie van de heer Stéphane Crusnière tot de minister van Financiën over "het standpunt van de Raad over het voorstel van de Commissie omtrent de structurele maatregelen om de slagkracht van de Europese kredietinstellingen te verbeteren" (nr. 58)
02.01 Stéphane Crusnière (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, nous avons pris connaissance de la position adoptée le 19 juin 2015 par le Conseil par rapport à la proposition de la Commission en matière de mesures structurelles visant à améliorer la résilience des institutions de crédit européennes. Nous sommes surpris de constater en la matière que la plupart des modifications qui ont été proposées par le Conseil ont pour effet d'affaiblir le texte proposé par la Commission plutôt que de le renforcer. En effet, on aurait pu s'attendre à ce qu'une instance politique soit plus volontariste qu'un organe administratif. Force est de constater que, même à ce niveau, les banques savent mieux se faire entendre que les peuples.
Monsieur le ministre, j'ai une série de questions précises relatives à la position du gouvernement belge par rapport à la proposition du Conseil européen. D'abord, sur le champ d'application, le Conseil prévoit d'exonérer les grandes banques présentes en Europe mais qui y récoltent relativement peu de dépôts. Nous appellerons cela le privilège Goldman Sachs, vu que c'est ce type d'institution qui en tirera principalement les avantages. Monsieur le ministre, le gouvernement belge a-t-il soutenu ce type de privilège? Pouvez-vous nous expliquer ce qui justifie ce privilège, dès lors que ces banques ont une importance systémique évidente?
Sur l'interdiction de trading pour compte propre, le Conseil ne le rejette pas frontalement. Toutefois, il a retenu une procédure telle que le régulateur sera sans doute incapable de la faire appliquer, parce qu'il devra apporter la preuve que l'opération de trading n'a aucun autre objectif qu'un profit de court terme, ce qui est pratiquement impossible. Comment se fait-il que le Conseil n'ait pas retenu, comme c'est logiquement prévu dans l'article 125 de la loi bancaire belge, que c'est à la banque de faire preuve que son opération n'est pas du trading pour compte propre?
Sur la séparation des activités de trading, le Conseil n'a retenu aucun seuil dont le dépassement provoque une obligation immédiate dans le chef de la banque. En effet, c'est l'autorité bancaire européenne qui se voit chargée ex post d'établir les seuils et, en cas de dépassement, c'est la Banque centrale européenne qui devra alors faire la preuve que cela ne pose aucun problème. C'est un peu comme si on décidait qu'un chauffard ne peut être sanctionné que si l'agent de police peut faire la preuve que son excès de vitesse va créer un danger. Pourquoi ne pas avoir retenu l'idée d'une pénalité immédiate, comme le prévoit la loi bancaire belge?
Monsieur le ministre, dans la mesure où cette législation vise uniquement les plus grandes banques européennes, une bonne partie des banques belges resteront a priori du ressort de la législation nationale. Nous pouvons nous en réjouir. Il est vraisemblable que le lobby bancaire va, une nouvelle fois, s'activer pour réclamer que l'on assouplisse cette dernière et que l'on rétablisse le laisser-faire qui prévalait avant la crise.
Doit-on s'attendre à des changements de notre législation, monsieur le ministre? Le gouvernement va-t-il donner suite à cette demande du lobby bancaire ou donnera-t-il la priorité à la protection des épargnants et de l'économie réelle?
02.02 Johan Van Overtveldt, ministre: Monsieur Crusnière, je vais regrouper mes réponses en quatre points. En ce qui concerne l'exemption de certaines grandes banques d'affaires étrangères présentes en Europe et comptant peu de dépôts, il est exact que le projet de règlement prévoit de les exempter du champ d'application. Cette exemption repose sur le principe de proportionnalité.
En effet, l'objectif du règlement est de protéger les déposants contre les risques que font peser sur la banque les activités de trading pour compte propre. Si les dépôts ne représentent qu'une très petite partie des activités de la banque et a fortiori lorsqu'il ne s'agit pas de dépôts de particuliers ou de PME, imposer une séparation ne sera guère utile. Toutefois, le gouvernement belge aurait préféré une exemption plus stricte et a notamment obtenu un abaissement des seuils, pourcentages et montants absolus. Il aurait également préféré que, dans un cas concret, le plus bas des deux seuils soit retenu au lieu de donner à ces deux seuils un caractère alternatif. Cette solution n'a malheureusement pas été retenue.
Deuxièmement, pour ce qui est des activités de trading pour compte propre, il convient de rappeler que le projet de règlement définit le trading pour compte propre à la fois à travers l'interdiction du trading pour compte propre et aussi à travers la liste des activités de trading qui restent autorisées. Dès lors, ce qui n'est pas autorisé est considéré comme du trading pour compte propre. Le projet de règlement est clair. La charge de la preuve repose bel et bien sur la banque concernée qui doit démontrer à l'autorité de supervision que ses activités constituent des activités de trading autorisées et non du trading pour compte propre.
À cette fin, la banque doit fournir à l'autorité de supervision un reporting détaillé.
Troisièmement, pour la détermination des seuils quantitatifs, il est opportun de rappeler que la proposition initiale de la Commission ne prévoyait pas de seuils quantitatifs et que leur définition restait soumise à l'adaptation ultérieure par la Commission d'actes d'exécution.
Le projet de règlement tel qu'amendé par le Conseil confie ces tâches à l'autorité bancaire européenne, dont le mandat consiste à développer des mesures d'exécution qui s'appliquent aux autorités de supervision des vingt-huit États membres. Cette approche permet d'assurer une plus grande convergence des pratiques de supervision à travers l'Union européenne. En clair, le projet de règlement détermine que les excès de vitesse sont dangereux et demande à l'autorité européenne compétente de déterminer le seuil à partir duquel il y a danger.
Notons que la loi bancaire définit certains seuils, mais est aussi complétée par des actes réglementaires de l'autorité belge du contrôle prudentiel (le règlement de la Banque nationale de Belgique). En outre, les seuils définis dans la réglementation belge, lois et règlements, sont adaptés au marché belge mais ne sont pas transposables à l'ensemble des pays de l'Union européenne compte tenu de la diversité des secteurs bancaires.
Quatrièmement, en ce qui concerne le projet de règlement portant essentiellement sur les grandes banques, le législateur national peut, en effet, compléter celui-ci par des mesures nationales couvrant les banques ne tombant pas dans le champ d'application du projet de règlement. Le législateur national ne pourrait toutefois pas introduire pour ces banques des mesures qui ne seraient pas compatibles avec les mesures prévues dans le règlement.
En première analyse, la loi bancaire répond à une approche comparable à celle du projet de règlement. Il est encore trop tôt pour envisager des adaptations éventuellement nécessaires et lesquelles, car le Parlement européen doit encore adopter sa propre position par rapport à la proposition de la Commission. Ensuite, le Conseil et le Parlement devront s'accorder sur un texte commun. Il est donc plus que probable que des changements interviendront par rapport au projet de règlement amendé par le Conseil.
02.03 Stéphane Crusnière (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse très claire et qui a le mérite d'expliquer la position défendue par la Belgique, même si elle n'a pas été suivie en grande partie.
J'entends que des modifications de la loi bancaire sont possibles mais il convient d'attendre l'adoption définitive du texte par l'Europe. Nous serons très attentifs aux changements éventuels de la législation car, pour nous, la priorité doit rester la protection des épargnants et de l'économie réelle.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Robert Van de Velde aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de fiscale routes van multinationals" (nr. 5746)
03 Question de M. Robert Van de Velde au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "les filières fiscales des multinationales" (n° 5746)
03.01 Rob Van de Velde (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal bondig zijn.
Op 8 juli schaarde het Europees Parlement zich achter een voorstel dat grote bedrijven verplicht jaarlijks te publiceren hoeveel winst zij in elk land maakten, hoeveel subsidies zij er kregen en hoeveel belastingen zij er betaalden. Nu moeten de onderhandelingen met de verschillende lidstaten starten.
Ik hoor graag het standpunt van de Belgische regering hierover.
03.02 Minister Johan Van Overtveldt: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van de Velde, het Europees Parlement heeft op 8 juli inderdaad een tekst aangenomen waarbij grote bedrijven verplicht worden tot country-by-country reporting. Het gaat om informatie als winst, belastingen, personeel en ontvangen subsidies. Dit gebeurde via amendementen op de Europese richtlijn inzake de rechten van aandeelhouders. Deze niet-fiscale richtlijn valt evenwel niet binnen de bevoegdheid van de ECOFIN-ministers.
België heeft zich reeds eerder dit jaar binnen de OESO en binnen de G20, met name in het raam van het fameuze BEPS-project, geëngageerd om de country-by-country reporting in te voeren voor ondernemingen met een geconsolideerde omzet van minstens 750 miljoen euro. Ik zal in de loop van de komende maanden een wetsontwerp in die zin aan het Parlement voorleggen.
Deze informatie zal automatisch uitgewisseld worden met de andere OESO- en G20-landen waar de betreffende grote ondernemingen gevestigd zijn. Op die manier zal de Belgische fiscale administratie deze informatie kunnen gebruiken met het oog op haar risicoanalyse. Deze informatie zal niet toegankelijk zijn voor het publiek. Daarin verschilt het OESO-model met de tekst over country-by-country reporting die door het Europees Parlement werd goedgekeurd.
Vooraleer te beslissen tot openbaarmaking van informatie uit de country-by-country reporting past het in elk geval de effectbeoordeling af te wachten die de Europese Commissie heeft aangekondigd in haar actieplan voor “een eerlijk en doeltreffend vennootschapsbelastingstelsel in de EU”, dat op 17 juni 2015 werd voorgesteld.
Indien de voorgestelde timing wordt gehaald, zal deze effectbeoordeling in het eerste kwartaal van 2016 worden afgerond.
03.03 Rob Van de Velde (N-VA): Ik dank u, mijnheer de minister.
Het incident is gesloten.
04 Question de M. Ahmed Laaouej au ministre du Budget, chargé de la Loterie Nationale, sur "quelques points du rapport du comité de monitoring" (n° 5843)
04 Vraag van de heer Ahmed Laaouej aan de minister van Begroting, belast met de Nationale Loterij, over "enkele punten in het verslag van het monitoringcomité" (nr. 5843)
04.01 Ahmed Laaouej (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, cette question date un peu. Nous avions reçu l'avis du comité de monitoring le 9 juillet 2015. J'ai dès lors quelques questions ponctuelles à vous poser sur ce rapport. Il est constaté une baisse des remboursements TVA.
Pourriez-vous nous indiquer quelle est l'explication du SPF Finances? On sait depuis lors qu'il y a une baisse assez importante des recettes TVA. Vous serait-il possible de communiquer l'évolution du rythme d'enrôlement sur les 5 dernières années et d'expliquer les différences? À partir du moment où l'on va de toutes façons devoir faire un véritable ajustement pour opérer la correction des additionnels régionaux, pourquoi ne pas avoir directement intégré la révision des paramètres (croissance et inflation) utilisés pour le calcul des dotations 2015 aux Communautés et Régions? Comment expliquer l'importance de la croissance prévue pour les dépenses fiscales régionales? Le rapport ne traite pas de l'impact fiscal des mesures e-commerce et starter job. Serait-il possible de nous indiquer quels sont les résultats concrets obtenus à ce stade concernant ces deux mesures pour que l'on puisse juger du réalisme de l'exercice budgétaire du gouvernement?
04.02 Johan Van Overtveldt, ministre: Monsieur Laaouej, en ce qui concerne l'évolution des remboursements de TVA, différentes pistes sont examinées. Les recherches sont en cours et nous n'avons pas encore, à ce jour, de conclusions fermes. À titre de prudence, la prévision des recettes de TVA a été revue à la baisse. L'analyse des chiffres montre qu'un glissement unique se produit au niveau des remboursements non structurés de la TVA.
Les remboursements relatifs aux déclarations de novembre et décembre 2014 ont été effectués en février et mars 2015. Ils concernent des recettes TVA qui ont été enregistrées en 2014. Compte tenu de ce qu'il s'est produit au niveau des producteurs d'électricité sous l'impulsion de la baisse du taux de TVA, on constate un déplacement unique des remboursements avec effet négatif en 2015.
En termes SEC, le rapport entre la partie d'enrôlement dans l'année de l'exercice et la partie sur l'année suivante a évolué comme suit. Pour l'IPP, le rapport a évolué de 65/35 pour l'exercice d'imposition 2010 vers 64/36 en 2014.
Pour l'impôt des sociétés, la proportion a évolué de 46/54 en 2010 à 65/35 en 2014.
Troisièmement, pour ce qui concerne les additionnels régionaux, il n'est en effet pas prévu dans la disposition législative et réglementaire qu'il y ait une adaptation à l'évolution des paramètres économiques en cours d'année.
Quatrièmement, la hausse des dépenses fiscales régionales est à attribuer pour l'essentiel aux postes relatifs à l'habitation unique. Nous sommes en effet toujours dans une phase où les contribuables entrants, qui viennent de souscrire un emprunt, ont une déduction moyenne plus élevée que les sortants. À partir de l'exercice d'imposition 2016, ce mouvement de hausse va se ralentir du fait de la perte progressive du complément octroyé pour les dix premières années.
Finalement, il est malheureusement trop tôt pour évaluer les effets des mesures e-commerce et starter job.
04.03 Ahmed Laaouej (PS): Monsieur le président, je remercie M. le ministre pour ses réponses qui nous conduisent à suggérer de redoubler de prudence dans l'évaluation des prévisions de recettes fiscales, notamment en matière de TVA, mais aussi en matière d'impôt des sociétés, singulièrement chaque fois qu'il s'agit de tenir compte soit des versements anticipés, soit des enrôlements, et de ne pas maximiser la part des versements anticipés car ce n'est que reporter le problème sur les exercices suivants.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Frank Wilrycx aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de recuperatie van accijnzen in geval van faillissement" (nr. 5858)
05 Question de M. Frank Wilrycx au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "la récupération des accises en cas de faillite" (n° 5858)
05.01 Frank Wilrycx (Open Vld): Mijnheer de minister, in België worden de accijnzen op petroleumproducten geïnd door erkende entrepothouders bij de verkoop van producten aan kleinhandelaars en zij storten die door naar de Schatkist. Het betekent dat brandstofhandelaars die niet het statuut hebben van erkend entrepothouder, meer dan 95 % van de brandstofhandelaars, de accijnzen prefinancieren voor verkoop aan hun klanten.
Een groter probleem dan de prefinanciering is het feit dat zij bij het faillissement van een klant de accijnzen niet kunnen recupereren, terwijl dat wel het geval is voor de btw, als een klant de factuur niet betaalt.
Dat is het gevolg van de wijze waarop men in België artikel 11 van Europese richtlijn 2008/118 interpreteert. In de vorige legislatuur antwoordde de toenmalige minister op een vraag van de heer De Potter op 20 maart 2012 dat de tweede alinea van het artikel de terugbetaling van accijnzen in het geval van faillissement niet zou toelaten.
In zijn antwoord op een vraag van de heer Philippe De Backer in het Europees Parlement in datzelfde jaar antwoordde de toenmalige Europese commissaris dat het artikel niet op die manier dient geïnterpreteerd te worden en dat de lidstaten wel degelijk een zekere vrijheid daarin hebben.
In Duitsland heeft men reeds regelingen getroffen om de accijnzen terug te betalen wanneer de klant failliet gaat in het kader van de Steuerentlastung bei Zahlungsausfall.
Mijnheer de minister, overweegt u om ook stappen te ondernemen om ervoor te zorgen dat brandstofhandelaars bij een faillissement van hun klant naast de btw de accijnzen en energiebijdragen kunnen recupereren?
Kunt u misschien uitleggen waarom dat in Duitsland wel kan en in België niet, en volgens welke modaliteiten men in Duitsland de Steuerentlastung toepast?
05.02 Minister Johan Van Overtveldt: Mijnheer Wilrycx, de Europese richtlijn van 16 december 2008 laat helaas niet toe om een gunstig gevolg te geven aan de vraag van de kleinhandelaars van motor- en verwarmingsbrandstoffen. Die richtlijn noch de Europese richtlijn van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit voorziet in de mogelijkheid van een terugbetaling van accijnzen in geval van faillissement.
Mijn administratie heeft inderdaad aan de Duitse collega’s bijkomende informatie opgevraagd over de wijze waarop zij de Europese richtlijn van 16 december 2008 interpreteren alsook over de te volgen procedure en voorwaarden voor de door u reeds vernoemde specifieke regeling Steuerentlastung bei Zahlungsausfall, maar zij kreeg tot op heden nog geen antwoord op deze vraag.
05.03 Frank Wilrycx (Open Vld): Mijnheer de minister, het is inderdaad vreemd dat het in Duitsland wel kan en in België niet, maar wij zullen wachten op het antwoord van de Duitse overheid. Het is immers een zware molensteen rond de nek van de brandstofhandelaars dat zij bij een faillissement ook de accijnzen kwijt zijn, want accijnzen maken een zeer groot deel uit van de dieselprijs. Het zou dus goed zijn, mochten zij dat bedrijfsrisico kunnen verminderen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 5866 van de heer Van Biesen wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
- de heer Peter Vanvelthoven aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de witte kassa" (nr. 5869)
- de heer Stefaan Vercamer aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de problemen bij het gebruik van de witte kassa" (nr. 5896)
- de heer Stefaan Vercamer aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "het omzeilen van de witte kassa" (nr. 5897)
- mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de invoering van de witte kassa" (nr. 6000)
- mevrouw Ann Vanheste aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de ongrondwettigheid van de witte kassa" (nr. 6006)
- de heer Werner Janssen aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de witte kassa" (nr. 6126)
- mevrouw Leen Dierick aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de witte kassa" (nr. 6255)
- M. Peter Vanvelthoven au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "les caisses enregistreuses intelligentes" (n° 5869)
- M. Stefaan Vercamer au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "les problèmes liés à l'utilisation des caisses enregistreuses antifraude" (n° 5896)
- M. Stefaan Vercamer au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "le contournement des caisses enregistreuses antifraude" (n° 5897)
- Mme Kattrin Jadin au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "l'instauration de la caisse intelligente" (n° 6000)
- Mme Ann Vanheste au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "l'inconstitutionnalité des caisses enregistreuses antifraude" (n° 6006)
- M. Werner Janssen au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "les caisses enregistreuses intelligentes" (n° 6126)
- Mme Leen Dierick au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "les caisses enregistreuses intelligentes" (n° 6255)
Ik stel vast dat alleen de heer Vanvelthoven en mevrouw Jadin aanwezig zijn.
Mijnheer Vanvelthoven, u hebt het woord.
06.01 Peter Vanvelthoven (sp.a): Mijnheer de minister, ik heb mijn vraag al drie maanden geleden ingediend. Zij ging zeer specifiek over de problematiek van de sociale restaurants.
Sinds deze week is de situatie toch wel wat gewijzigd. Ik zou graag weten hoe u de zaak na het arrest wilt aanpakken, als u daarop zou willen ingaan. Dat zou mij zelfs meer interesseren dan uw antwoord op mijn specifieke vraag, omdat ik denk dat er nu een groter probleem is dan dit alleen. Ik kijk ook naar mijn andere collega’s.
06.02 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le ministre, je poserai ma question sous un angle différent.
Le Conseil d'État vient de se prononcer contre les modalités d'instauration de la caisse intelligente. Selon lui, la règle imposant cette caisse aux établissements qui vendent des repas pour moins de 10 % de leur chiffre d'affaires est discriminatoire. Il estime également qu'elle aurait dû découler d'une loi et non d'une circulaire de l'administration de la TVA.
Il en découle une situation de grande incertitude juridique, car il est probable que, dans ces conditions, les exploitants du secteur horeca ne voudront pas entreprendre les démarches nécessaires pour l'achat d'une black box.
Monsieur le ministre, comment pensez-vous pouvoir corriger la législation actuelle? Envisagez-vous de reporter l'entrée en vigueur de la caisse intelligente, prévue pour le 1er janvier prochain? À la suite de l'avis du Conseil d'État, allez-vous rencontrer les représentants du secteur horeca pour les informer des projets du gouvernement à cet égard?
06.03 Minister Johan Van Overtveldt: Als de heer Vanvelthoven het toestaat, zal ik specifiek antwoorden op de vragen van mevrouw Jadin en dan in meer algemene termen op zijn vraag.
Pour les deux questions spécifiques de Mme Jadin, il va de soi que nous allons changer ce qui était prévu. Pour ceux à qui la législation n'était pas applicable, nous serons raisonnables quant aux délais.
Nous sommes en contact avec les différents représentants du secteur horeca afin de connaître leur position.
Meer in het algemeen heeft de regering op 14 oktober 2015 inderdaad het verdict van de Raad van State gekregen. Dat vernietigt de reglementering van het huidige geregistreerde kassasysteem (GKS-systeem). De Raad van State maakt bezwaar bij zowel de gevolgde wettelijke procedure als bij het gelijkheidsbeginsel uit de wetgeving, die uiteraard dateert uit de vorige legislatuur.
Omdat het geen verrassing was dat die elementen in het arrest van de Raad van State naar voren kwamen, werden ondertussen de nodige wetgevende initiatieven voorbereid. Ik zal op korte termijn een ontwerp voorleggen aan de regering. Dat moet aan drie principes voldoen: eenvormigheid, transparantie en fraudebestendigheid. Het ontwerp dat ik aan de regering zal voorleggen, ligt overigens in de lijn van wat belangrijke sectororganisaties, zoals Horeca Vlaanderen en de Belgian Restaurants Association, vragen en houdt een schrapping van de 10 %-regel in. Dat impliceert dat alle horecazaken die maaltijden aanbieden in de toekomst onder het GKS-systeem vallen. Cafés die enkel zogenaamde caféhapjes aanbieden, vallen er niet onder. Het wetsontwerp zal in die zin ook een definiëring van het begrip “maaltijd” bevatten en de verdere timing en voorwaarden voor deze problematiek specificeren.
Aan de timing en de voorwaarden voor horeca-aangelegenheden die nu al vallen onder de huidige wetgeving, verandert er in principe niets.
En ce qui concerne éventuellement les "nouveaux", je vous ai dit que nous serions raisonnables quant aux délais.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Robert Van de Velde aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de dubbele aanmaning bij de invordering van de inkomstenbelastingen" (nr. 5886)
07 Question de M. Robert Van de Velde au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "la double mise en demeure lors de la perception de l'impôt sur les revenus" (n° 5886)
07.01 Rob Van de Velde (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wanneer een belastingschuldige een aanslagbiljet in de inkomstenbelastingen ontvangt, heeft hij in regel een betaaltermijn van twee maanden. Als er niet betaald wordt, stuurt de administratie enkele weken later een automatisch gegenereerde aanmaning. Ik heb begrepen dat de ontvangers vervolgens manueel nogmaals een aanmaning per aangetekende brief moeten versturen, ten minste één maand voordat de gerechtsdeurwaarder een bevel tot betaling mag betekenen. Ik heb het over de algemene regel en niet over de in de wet opgenomen uitzonderingen.
Uit uw antwoord op mijn vraag nr. 4 blijkt dat 80 % van de aangetekende aanmaningen niet wordt afgehaald. Ik heb een wetsvoorstel ingediend om de aanmaning niet langer aangetekend te versturen, wat een rechtstreekse besparing van 1,2 miljoen kan opleveren. Daarnaast spaart mijn wetsvoorstel ook heel wat werk uit voor de ontvangers.
Mijnheer de minister, u weet dat invorderingen een zaak is van snel te handelen. Twee aanmaningen, na een betaaltermijn van twee maanden, lijken mij iets te veel van het goede, vooral omdat de aangetekende aanmaning naargelang de werkdruk pas weken tot soms maanden na de automatisch gegenereerde aanmaning wordt verstuurd. Belastingontvangers zouden korter op de bal moeten kunnen spelen. Dat is verantwoord, omdat de gerechtsdeurwaarders na de betekening van het bevel tot betaling ook nog eens maand moeten wachten om tot inning over te gaan. Mijn wetsvoorstel spaart niet alleen geld uit, het brengt bovendien geld op.
Mijnheer de minister, deelt u ook de mening dat de belastingontvangers korter op de bal moeten kunnen spelen? Welke instructies gelden nu voor de ontvangers met betrekking tot het aanmanen van wanbetalers in de inkomstenbelastingen? Welke termijn verstrijkt in de praktijk tussen het einde van de betaaltermijn en de automatisch gegenereerde aanmaning en tussen die aanmaning en de aangetekende manuele aanmaning?
Steunt u mijn voorstel om de aanmaning niet langer aangetekend te moeten versturen, zoals trouwens reeds voor de Vlaamse Belastingdienst werd beslist?
07.02 Minister Johan Van Overtveldt: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van de Velde, de ontvangers bepalen welke invorderings- of vervolgingsmaatregelen zij aanwenden om de betaling van de belastingen te verkrijgen. Zij moeten evenwel proberen om recente schulden snel in te vorderen. Daartoe werden trouwens duidelijke administratieve richtlijnen gegeven. Om de invordering mogelijk te maken, kunnen zij gebruikmaken van informatie in diverse databanken en listings, om aldus, op basis van relevante en betrouwbare informatie en data, de nodige invorderingsmaatregelen te treffen.
Indien de belasting niet binnen de wettelijke termijn is betaald, wordt automatisch een administratieve aanmaning tot onmiddellijke betaling verstuurd. Wanneer de ontvanger een bevel tot betalen wil laten betekenen door een gerechtsdeurwaarder moet hij volgens het Wetboek van de inkomstenbelastingen minstens een maand voorafgaand aan de betekening van het bevel tot betalen een aangetekende herinneringsbrief verzenden.
De administratie legt dit ook op bij een vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag of bij een uitvoerend beslag onder derden.
De termijn tussen het einde van de betaaltermijn en de automatische aanmaning varieert tussen vijf en twintig dagen naargelang het einde van de betaaltermijn respectievelijk in de eerste of de tweede helft van de maand valt. De aangetekende herinneringsbrief wordt in de praktijk iets meer dan 21 dagen na de verzending van voormelde automatische herinnering verzonden.
De administratie van Financiën onderzoekt momenteel of bepaalde documenten die nu aangetekend worden verzonden, als gewone post kunnen worden verzonden of kunnen worden afgeschaft, bijvoorbeeld de aangetekende brief waarvan sprake in uw vraag, aangezien er al een herinnering via gewone brief verzonden is.
07.03 Rob Van de Velde (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Er is een positieve evolutie aan de gang. Voor de begroting zal ik dit voorstel in elk geval als amendement indienen. Ik meen dat wij dat perfect kunnen doen. Als elk Parlementslid voor 1,2 miljoen aan besparingen voorstelt, hebt u al 200 miljoen gewonnen in een jaar.
Ten tweede, 80 % van die aangetekende brieven wordt niet afgehaald. Dat bleek al een antwoord op een vorige vraag.
Ten derde, aan Vlaamse zijde is dezelfde vraag gesteld op basis van de wijziging die daar al is doorgevoerd. Daar gebeurt het immers niet meer aangetekend. Er bleken geen significante verschillen te bestaan tussen het aangetekend of als gewone post versturen van deze brieven. Als er geen significant verschil is, moeten deze middelen dus ook niet worden uitgegeven.
L'incident est clos.
08 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de herstelplannen voor pensioenfondsen" (nr. 5920)
08 Question de Mme Sonja Becq au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "les plans de redressement pour les fonds de pension" (n° 5920)
08.01 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag is vrij eenvoudig.
Een tijdje geleden bestond er nogal wat discussie over de pensioenfondsen. Een aantal pensioenfondsen zou in nood verkeerd hebben. Daarbij werd de vraag gesteld naar voldoende financiering.
Voor een aantal fondsen moesten herstelplannen worden opgesteld. Het is ons echter niet zo heel duidelijk om hoeveel pensioenfondsen dat ging. Werden hun middelen ondertussen aangezuiverd of bestaat er nog steeds een liquiditeitsgevaar?
Kunt u ons daarover wat meer informatie geven?
08.02 Minister Johan Van Overtveldt: Mevrouw Becq, momenteel hebben zeven instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening of pensioenfondsen een herstelplan lopen.
Herstelplannen worden opgelegd indien een pensioenfonds zich in onderfinanciering bevindt, met andere woorden als zijn toekomstige verplichtingen niet voldoende gedekt zijn door activa. Deze tekorten zijn dikwijls te wijten aan het voorzichtiger inschatten van de verplichtingen, waarbij de pensioenfondsen strengere en dus veiligere hypothesen hanteren voor de berekening van die verplichtingen.
Om dergelijke tekorten weg te werken, bestaat een herstelplan in principe uit bijkomende stortingen door de bijdragende onderneming. Dit jaar is er één nieuw herstelplan bijgekomen.
Bij deze acht pensioenfondsen zijn 14 727 personen aangesloten. Zij vertegenwoordigen 1 procent van het totaal aantal aangesloten personen bij een pensioenfonds in België.
Vijf pensioenfondsen hebben een saneringsplan lopen. Saneringsplannen worden opgelegd indien er zich een tekort bevindt op het niveau van de pensioenregimes voor een van de bijdragende ondernemingen, zonder dat er sprake is van een globaal financieringstekort op het niveau van het pensioenfonds. Dit jaar komen daar drie nieuwe saneringsplannen bij.
Vermits het aantal aangeslotenen niet gerapporteerd wordt per bijdragende onderneming in een pensioenfonds, kan ik helaas geen cijfers geven over het aantal aangeslotenen dat verband houdt met het saneringsplan voor hun bijdragende onderneming.
Sinds de financiële crisis van 2008 hebben 138 pensioenfondsen zich op een of ander moment in herstel- of saneringsplan bevonden. Momenteel hebben zestien pensioenfondsen een herstel- of saneringsplan lopen, wat 8 % van het totale aantal pensioenfondsen vertegenwoordigt.
Gezien de aard van de pensioenverplichtingen, namelijk verplichtingen op lange termijn, is er bij de betrokken pensioenfondsen in principe geen sprake van een reëel liquiditeitsgevaar. Daarom wordt toegestaan dat een herstelplan meerdere jaren, meestal zelfs vijf jaar, beslaat, zodat de bijstortingsplicht voor de bijdragende onderneming wordt of kan worden gespreid.
Soms wordt een tekort onmiddellijk bijgestort.
08.03 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw duidelijk antwoord.
Het is belangrijk dat wij zicht op die gegevens hebben en blijven hebben.
L'incident est clos.
09 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de gegevens van de NBB over de tweede en de derde pensioenpijler" (nr. 5922)
09 Question de Mme Sonja Becq au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "les données de la BNB concernant les deuxième et troisième piliers de pension" (n° 5922)
09.01 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de minister, mijn vraag past bij de discussies en vragen over aanvullende pensioenen. De controle op de tweede en de derde pensioenpijler werd destijds toevertrouwd aan de Nationale Bank van België, terwijl de controle op pensioenfondsen wordt uitgevoerd door de FSMA.
Wie daarnaar onderzoek uitvoert, merkt dat er in de gegevens van de Nationale Bank blijkbaar geen onderscheid wordt gemaakt tussen de tweede en de derde pensioenpijler, terwijl het doel en de aanpak van een aanvullend pensioen in de tweede pijler totaal verschillend zijn van die in de derde pijler. Bij de derde pijler gaat het namelijk om een vorm van fiscaal gunstig ondersteund sparen, zoals dat regelmatig wordt geformuleerd, die ook volkomen losstaat van een arbeidscontext. Dat onderscheid is relevant, in de zin dat er een staatsgarantie bestaat voor de derde pijler tot 100 000 euro, terwijl die garantie niet bestaat voor de tweede pijler. Ik stel vast dat u neen schudt.
Mijnheer de minister, om welke redenen wordt dat onderscheid tussen de tweede en de derde pensioenpijler niet gemaakt of kan het niet gemaakt worden?
Is het mogelijk om dat onderscheid wel te maken en zo ja, op welke termijn?
09.02 Minister Johan Van Overtveldt: Mevrouw Becq, op uw eerste vraag kan ik antwoorden dat de notie van pensioenpijlers geen referentie vormt in de internationale statistische verplichtingen inzake de financiële rekeningen.
In de huidige situatie kan de Nationale Bank volledige cijfers verstrekken op het vlak van de tweede pensioenpijler. Ik refereer meer specifiek aan tabel 12.4 van het Statistisch Tijdschrift van de Bank. De rubriek “Pensioenrechten van de gezinnen” bevat daarin het totaalbedrag van de tweede pijler en dat omvat groepsverzekeringen en pensioenfondsen. Die statistieken steunen integraal op aggregaten van de data verstrekt door de verzekeringsinstellingen in het kader van het prudentieel toezicht, enerzijds, en op de door de FMSA gepubliceerde cijfers van de pensioenfondsen, anderzijds. Die cijfers laten evenwel niet toe om een correcte raming te maken van de derde pensioenpijler.
Cijfers over de derde pensioenpijler zouden het pensioensparen moeten omvatten, evenals het deel van de individuele verzekeringen, opgemaakt met het doel een pensioen tot stand te brengen.
Het is niet evident om dat deel te bepalen. Zelfs op Europees niveau, in het vigerend Europees systeem van nationale rekeningen, de fameuze ESR 2010, blijven de discussies gaande over de concrete afbakening van de financiële instrumenten, pensioenrechten, rechten op levensverzekering en rente.
Zoals gemeld, zamelt de Nationale Bank basisinformatie in, maar voor haar rol als prudentiële toezichthouder heeft de NBB er geen behoefte aan het onderscheid tussen de tweede en derde pijler te kennen.
Het onderscheid is gebaseerd op een verschillende behandeling van gelijkaardige verzekeringsproducten, bijvoorbeeld op het vlak van de fiscaliteit, de geldende staatsgarantie, alsook de bepalingen van de wetgeving over de aanvullende pensioenen; dat laatste is trouwens een bevoegdheid van de FSMA. Vanuit prudentieel oogpunt zijn de verzekeringsproducten en de daaraan verbonden risico's voor de onderneming gelijkaardig, ongeacht het gebruik ervan voor de beide pijlers.
De Nationale Bank beschikt wel over aparte informatie over groepsverzekeringen en individuele verzekeringen. Het onderscheid tussen groepsverzekeringen en individuele verzekeringen is niet hetzelfde als dat tussen de tweede en de derde pijler, maar kan eventueel voor een raming ter zake worden gebruikt.
U vroeg ook nog of er zicht is op een mogelijke opsplitsing van deze gegevens in de toekomst.
Het wettelijk en reglementair kader met betrekking tot het prudentieel toezicht op de verzekeringsondernemingen wordt volledig hervormd door de inwerkingtreding van de wet ter omzetting van Solvency II, de Solvabiliteit II-richtlijn van 1 januari 2016.
In dat kader worden de verzekeringsmaatschappijen onderworpen aan nieuwe verplichtingen inzake hun rapportering. De rapportering is geharmoniseerd op het niveau van de Europese Unie, maar heeft enkel een prudentiële doelstelling.
De nieuwe rapportering maakt bijgevolg geen onderscheid tussen verzekeringsproducten van de tweede of derde pijler. Lidstaten kunnen alleen afwijken van de verplichting indien dat kan worden verantwoord aan de hand van nationale specificiteiten op prudentieel vlak.
Vanuit statistisch standpunt zal de ontbrekende informatie aangaande de derde pijler beschikbaar moeten komen als onderdeel van een nieuwe ESR-rapportering tegen het einde van het lopend decennium. Er is dus nog hoop.
09.03 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, dat echter geen concrete oplossing op korte termijn biedt.
09.04 Minister Johan Van Overtveldt: Ik kan altijd informeren bij de Nationale Bank in hoeverre zij iets zinvol kan doen in het kader van een eventuele raming.
09.05 Sonja Becq (CD&V): Dan zouden we daarop toch enig zicht hebben.
Het incident is gesloten.
10 Question de M. Georges Gilkinet au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "le dossier de fraude fiscale ouvert à l'encontre d'Electrabel" (n° 5964)
10 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "het belastingfraudedossier tegen Electrabel" (nr. 5964)
10.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, les médias ont fait référence à plusieurs reprises à un dossier de fraude fiscale ouvert à l'encontre d'Electrabel pour des faits relatifs à l'année fiscale 2013, mis au jour par un rapport de la CREG, tendant à démontrer des pratiques de surfacturation interne visant à échapper à l'impôt dans le chef de l'énergéticien.
Vous vous êtes vous-même exprimé sur le sujet à la fin du mois de juillet, raison pour laquelle je me permets de vous interroger sur le contenu et les suites de ce dossier. On me répond d'habitude qu'il s'agit d'informations confidentielles mais, en l'occurrence, je pense que nous pouvons obtenir des informations les plus précises possibles en tant que parlementaires.
Monsieur le ministre, pouvez-vous nous indiquer quelle est la nature des faits reprochés à Electrabel? Quels sont les montants concernés, notamment les montants d'impôts éludés et pour quelle année fiscale? Quel est le montant de la pénalité financière encourue par Electrabel sur la base de ces faits? Où en est la procédure de recouvrement? Quel est le calendrier pour la suite de cette procédure?
10.02 Johan Van Overtveldt, ministre: Monsieur Gilkinet, les dispositions formelles de l'article 337 du Code des impôts sur les revenus 1992 concernant le secret professionnel ne m'autorisent pas à communiquer des données concrètes relatives à une enquête fiscale en cours.
10.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je constate que plusieurs membres ou ex-membres du gouvernement peuvent s'exprimer partout sur le dossier mais quand on pose une question précise au parlement, on ne peut obtenir aucune information. Je le déplore! Pourquoi ne faites-vous pas la même réponse aux médias quand ils vous interrogent? Il y a une logique problématique dans votre chef, au-delà des faits de fraude, avérés ou non, perpétrés par cette société bien connue. Je le regrette, en espérant qu'il se passe plus de choses dans ce dossier que ce qui vient de se passer dans le cadre de votre réponse.
Het incident is gesloten.
11 Question de M. Georges Gilkinet au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "le suivi par l'ISI des informations obtenues dans le cadre du LuxLeaks" (n° 5967)
11 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de opvolging door de BBI van de na LuxLeaks verkregen informatie" (nr. 5967)
11.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, à la suite du dossier dit LuxLeaks, vous vous êtes mis en contact avec votre collègue luxembourgeois pour obtenir davantage d'informations sur les rulings fiscaux dont avaient pu bénéficier des sociétés belges présentes fiscalement au Grand-Duché de Luxembourg.
En réponse à une question parlementaire, vous déclariez, notamment le 13 février dernier que le 5 février de cette année, 13 rulings relatifs à 16 sociétés luxembourgeoises liées à des sociétés belges avaient été communiqués à la Belgique et qu'un contrôle approfondi de la situation fiscale des entreprises belges visées par les rulings luxembourgeois serait effectué dans les meilleurs délais par votre département. Vous déclariez également que la teneur de ce contrôle et que la répartition des dossiers entre les différentes administrations fiscales dépendraient des circonstances de faits propres à chaque situation et qu'il serait notamment vérifié, dans le cadre de ce contrôle approfondi, si l'entreprise en cause avait fait mention, dans sa demande, de l'existence d'un ruling luxembourgeois.
Monsieur le ministre, pouvez-vous nous indiquer si, depuis février, d'autres rulings concernant des sociétés belges vous ont été communiqués par l'État luxembourgeois? Des rulings concernant des sociétés luxembourgeoises ont-ils été communiqués par l'État belge à l'État luxembourgeois? Où en est l'analyse par l'ISI des rulings communiqués par l'État luxembourgeois? Quel a été le résultat du contrôle de l'existence d'une mention de ces rulings luxembourgeois dans les déclarations fiscales des entreprises concernées? Des redressements fiscaux ont-ils été décidés par rapport à ces entreprises? Dans combien de cas? Pour quels montants? Concernant quelles années?
11.02 Johan Van Overtveldt, ministre: Monsieur Gilkinet, permettez-moi, tout d'abord, de vous rappeler que la Belgique est le premier pays à avoir annoncé qu'il comptait échanger spontanément les informations concernant les rulings. Cela a permis de clôturer tous les travaux préparatoires. La Belgique pourra donc bientôt entamer les échanges.
Le 5 février 2015, suite à la demande de l'autorité compétente belge, 13 rulings ont effectivement été transmis par l'État luxembourgeois. Depuis cette date, mon administration n'a pas eu connaissance d'autres rulings concernant des sociétés belges. Par ailleurs, je peux vous confirmer que mon administration n'a pas encore communiqué des rulings au Grand-Duché de Luxembourg concernant des sociétés luxembourgeoises.
Pour ce qui concerne les 13 rulings dont nous avons été informés par l'administration fiscale luxembourgeoise, une pré-enquête a été ouverte. Il appert de cette dernière que lesdits rulings concernent des membres de groupes de sociétés dans lesquelles huit sociétés belges sont impliquées et que pour cinq d'entre elles, il a été décidé de mettre en place une enquête fiscale approfondie.
En outre, je répète la réponse que je vous ai donnée à la question précédente. Les dispositions formelles de l'article 337 du Code des impôts sur les revenus 1992 concernant le secret professionnel ne m'autorisent pas à communiquer des détails au sujet de l'enquête fiscale encore en cours.
11.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je ne vous demandais pas des noms de sociétés mais une idée du volume financier concerné et des informations quant au suivi de ces dossiers.
Je prends acte du fait que cinq enquêtes fiscales approfondies sont en cours. J'espère qu'elles aboutiront avec la conclusion dont je ne peux préjuger.
En matière de lutte contre la fraude fiscale, un peu de pédagogie est parfois utile afin de montrer que votre administration est capable d'aller au bout d'un dossier et d'infliger les pénalités à hauteur de la faute commise à des contribuables. Cela peut encourager d'autres sociétés à sortir de la logique de la fraude fiscale.
En ce qui concerne l'échange d'informations avec d'autres États, je reviendrai vers vous pour en savoir plus sur l'attitude de la Belgique par rapport à la commission Taxes du Parlement européen. Il me revient que si la Belgique a été la première à dire qu'elle serait d'accord de communiquer des rulings, elle ne le fait pas à l'égard de cette commission, qui n'est pas une commission d'enquête, et je le regrette.
Chaque administration fiscale, chaque État, chaque ministre des Finances doit collaborer davantage dans cet échange d'informations que j'espère automatique et efficace à très court terme.
Het incident is gesloten.
- M. Georges Gilkinet au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "une éventuelle enquête de la FSMA relative à des pratiques illégales de la banque BNP Paribas Fortis" (n° 5968)
- M. Georges Gilkinet au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "une éventuelle enquête de la FSMA relativement à la vente à des clients au profil défensif par la banque BNP Paribas Fortis d'obligations grecques entre novembre 2009 et octobre 2010" (n° 6099)
- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "een eventueel onderzoek van de FSMA naar illegale praktijken bij BNP Paribas Fortis" (nr. 5968)
- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "een eventueel onderzoek door de FSMA naar de verkoop door de bank BNP Paribas Fortis van Griekse obligaties aan klanten met een defensief profiel tussen november 2009 en oktober 2010" (nr. 6099)
12.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, à nouveau je me base sur des informations publiques.
Des articles du journal Le Soir des samedis 28 mars et 9 mai 2015 ont détaillé la façon dont la banque BNP Paribas Fortis a démarché entre novembre 2009 et octobre 2010 des clients pour leur vendre des obligations grecques, alors qu'il était déjà clair qu'elles étaient à risque. Ce n'est pas à vous que je dois l'apprendre.
De nombreux clients au profil défensif ont été, selon le journal Le Soir, victimes de ces pratiques. Ces faits sont très graves puisqu'ils ont engendré dans le chef des intéressés de lourdes pertes financières et que la banque n'a pas joué son rôle de conseil des investisseurs concernés.
À l'époque, l'État belge était encore actionnaire de la banque. Par ailleurs, les informations publiées dans Le Soir paraissent suffisamment précises et graves que pour mériter une enquête de l'autorité des marchés financiers.
Monsieur le ministre, pouvez-vous nous indiquer si la FSMA ou une autre instance a lancé une enquête sur la base des informations publiées dans Le Soir?
Le cas échéant, où en est-elle? Dans quel délai cette enquête doit-elle aboutir? Si elle a déjà abouti, quelles en sont les conclusions? Confirme-t-elle les faits décrits par le journal Le Soir?
Quelle était la politique de BNP Paribas Fortis à l'époque à l'égard de la vente des obligations grecques? Celle-ci était-elle validée par l'État belge en tant qu'actionnaire à 25 % de la banque?
Quelle était la notation des obligations grecques pendant la période concernée (de novembre 2009 à octobre 2010)?
Confirmez-vous qu'au regard de leur notation de l'époque ces obligations n'auraient pas dû être vendues à des clients au profil défensif?
Combien de clients de BNP Paribas Fortis ont-ils acheté des obligations grecques pendant la période visée?
Quel est le montant total des obligations grecques vendues à ses clients par BNP Paribas Fortis pendant la période visée?
Qui était le détenteur de ces obligations? S'agit-il de la banque elle-même ou d'un autre acteur institutionnel proche de celle-ci?
12.02 Johan Van Overtveldt, ministre: Monsieur le président, monsieur Gilkinet, pour répondre à vos premières questions, je peux vous confirmer que les faits dont vous faites état font l'objet d'un examen par la FSMA. Compte tenu de ses obligations de secret professionnel, la FSMA ne peut pas communiquer sur des analyses en cours.
Si toutefois cette analyse devait déboucher sur une amende administrative, celle-ci sera publiée sur le site internet de la FSMA.
Je rappelle que les amendes administratives sont prononcées par une commission des sanctions composée majoritairement de magistrats après instruction du dossier par l'auditeur de la FSMA.
12.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Je prends acte du fait qu'une enquête est en cours. J'espère qu'elle aboutira, que l'on en fera la publicité.
Je regrette l'absence de réponse aux autres questions que je vous ai posées. Pendant la période concernée, l'État belge était actionnaire à 25 % de la banque BNP Paribas Fortis. Au moins à ce titre, vous ou vos prédécesseurs auriez dus être attentif à cette situation et à la politique interne de l'entreprise, pas au quotidien, mais dans ses grandes lignes. S'ils sont avérés, les faits sont très graves et méritent sanction. J'espère que la FSMA pourra l'établir dans un sens ou dans l'autre. Cela me semble essentiel pour modifier certaines pratiques de certains acteurs bancaires et financiers.
Het incident is gesloten.
13 Interpellation de Mme Catherine Fonck au ministre des Finances sur "les accises sur le tabac" (n° 65)
13 Interpellatie van mevrouw Catherine Fonck tot de minister van Financiën over "de accijnzen op tabak" (nr. 65)
13.01 Catherine Fonck (cdH): Monsieur le ministre, toujours sur le tabac, je voudrais vous interroger, je l'ai déjà fait, sur les modalités de l'augmentation de la fiscalité sur le tabac. Comme vous le savez, la fiscalité sur le tabac est en fait composée de plusieurs types d'accises.
La Coalition nationale contre le tabac vous a d'ailleurs écrit à ce sujet. Une des critiques émises par la Coalition à l'égard de la décision du gouvernement est que cette décision permettrait à l'industrie du tabac d'engranger un bonus non négligeable suite à l'augmentation du prix du tabac, tout simplement parce que vous avez fait le choix d'utiliser les accises proportionnelles et non pas les accises spécifiques. Le fait d'avoir choisi les accises proportionnelles entraîne dès lors une augmentation des revenus financiers vers les cigarettiers.
C'était en juillet dernier. Suite aux décisions de juillet dernier, qu'en est-il, monsieur le ministre, par rapport à cela? Le gouvernement a-t-il changé son fusil d'épaule? L'augmentation du prix du tabac se fera-t-elle bien via une augmentation des accises spécifiques et non pas via une augmentation des accises proportionnelles?
13.02 Johan Van Overtveldt, ministre: Madame Fonck, permettez-moi tout d'abord de rappeler que le rendement des accises est destiné à financer la baisse des charges sur le travail. Cette augmentation permettra également de corriger l'importante différence qui existe entre le prix des cigarettes et celui du tabac à rouler. Les prix augmenteront par ailleurs pour les deux types de produits.
La Fondation contre le cancer et de Vereniging voor respiratoire gezondheidszorg ont tiré des conclusions erronées de la conférence de presse sur le tax shift. Elles sont parties du principe que le gouvernement avait opté pour un rendement obtenu via une augmentation exprimée en pourcentage, donc ad valorem, calculée sur la base du prix de vente au lieu d'une augmentation fixe des accises, un montant fixe par nombre de cigarettes.
Après un entretien avec les organisations concernées, au cours duquel il leur a été expliqué qu'il est bel et bien fait recours à une augmentation fixe des accises, elles ont reconnu que leur hypothèse, selon laquelle le secteur du tabac y gagnerait 261 millions d'euros supplémentaires, n'était pas fondée.
L'augmentation des accises sur les cigarettes et le tabac respecte l'accord du gouvernement. J'en veux pour preuve la base de calcul de l'augmentation des accises. Celle-ci s'articule autour de deux composants, à savoir que les accises minimales pour les cigarettes et le tabac à rouler augmentent de 7 euros par an et les accises spécifiques augmentent chaque année d'un montant fixe.
Pour les cigarettes, en 2016: + 2,62 euros; en 2017: + 3,15 euros; en 2018: + 3,67 euros et en 2019: + 2,10 euros. Pour le tabac à rouler, en 2016: + 7,2 euros; en 2017: + 8,34 euros; en 2018: + 10,31 euros et en 2019: + 5,74 euros.
Pour établir les comptes sur le rendement, on a tenu compte d'une division de 70 % pour le tabac à rouler et 30 % pour les cigarettes.
13.03 Catherine Fonck (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses.
Pourquoi allez-vous travailler sur les accises minimales?
13.04 Johan Van Overtveldt, ministre: C'est ce qui a été décidé.
13.05 Catherine Fonck (cdH): Cela signifie que vous allez vous baser sur un pourcentage ou sur un taux fixe, comme pour les accises spécifiques ad valorem?
13.06 Johan Van Overtveldt, ministre: Ce sera à partir d'un taux fixe.
13.07 Catherine Fonck (cdH): Cela veut-il dire que, pour l'augmentation du prix du tabac, le delta permet un retour vers l'État?
13.08
Johan Van Overtveldt, ministre: Oui.
13.09 Catherine Fonck (cdH): Je vais conclure, car mon objectif n'est pas de nous lancer dans une partie de ping-pong.
J'insiste auprès du gouvernement pour que le retour financier supplémentaire provenant de l'augmentation du prix du tabac aille, à tout le moins en partie, vers la lutte contre le tabac et singulièrement l'aide au sevrage tabagique, dont nous connaissons le caractère insuffisant. Au demeurant, ces dernières années, les accises étaient affectées aux politiques de santé publique. Cela me semble fondamental et éthiquement normal.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vragen nr. 6050 en nr. 6051 van de heer Van Biesen worden omgezet in schriftelijke vragen. Vraag nr. 6062 van de heer Laaouej wordt ook omgezet in een schriftelijke vraag.
14 Vraag van mevrouw Griet Smaers aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de taks op de omzetting van aandelen aan toonder" (nr. 6083)
14 Question de Mme Griet Smaers au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "la taxe sur la conversion des titres au porteur" (n° 6083)
14.01 Griet Smaers (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal het kort houden.
In 2005 besliste de wetgever om aandelen aan toonder geleidelijk af te schaffen. In december 2011 besliste de wetgever om een belasting te heffen op de omzetting van aandelen aan toonder, gradueel naarmate de jaren verstrijken. Er werd aanvankelijk in een taks voorzien van 1 % op de omzetting in de loop van 2012 en 2 % in 2013. Die belasting moest worden betaald door de tussenpersonen in geval van effectenrekeningen of door de uitgevende vennootschappen. Er werd verwacht dat die belasting zou worden doorgerekend aan de uiteindelijke klant/spaarder/belegger.
Op 5 februari 2015 besliste het Grondwettelijk Hof dat die belasting onwettelijk is, aangezien ze ingaat tegen bepalingen van Europees recht. De belastingadministratie heeft daarna een circulaire uitgevaardigd om de gevolgen van het arrest te bespreken en om de mogelijkheden van terugbetaling te regelen voor de belastingschuldigen. De administratie heeft in die circulaire geoordeeld dat de begunstigden de vermelde tussenpersonen en uitgevende vennootschappen zijn en niet de uiteindelijke spaarder/klant/belegger die wellicht de belasting doorgerekend heeft gekregen.
Ik kom dan tot mijn vragen. Hebt u in het kader van deze problematiek al overleg gepleegd met de sector om de gevolgen van het arrest te bespreken? Zo ja, hebt u de situatie van de eigenlijke houders van de effecten, dus de klant/spaarder/belegger, kunnen bespreken? Zullen de teruggevorderde bedragen volgens u uiteindelijk toekomen aan de klant/spaarder/belegger en niet aan de tussenpersonen of uitgevende vennootschappen, zoals door de administratie wordt gesteld?
Ik had het niet opgenomen in de schriftelijke versie van mijn vraag, maar ik vroeg mij af of u het juiste bedrag van die belastingopbrengst kent.
14.02 Minister Johan Van Overtveldt: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Smaers, om met de laatste vraag te beginnen, ik ken het bedrag niet, maar ik zal niet nalaten om na te vragen of het beschikbaar is. Zo ja, dan zal ik het u uiteraard meedelen.
De gevolgen van het arrest van het Grondwettelijk Hof van 5 februari 2015 waarnaar u verwijst, inzake de taks op de effecten aan toonder, zijn door de Algemene administratie van de fiscaliteit besproken in een circulaire van 3 juni 2015. Die circulaire kan vrij worden geconsulteerd op de website van de FOD Financiën.
De administratie heeft als regel aangenomen dat de verschuldigde sommen worden terugbetaald aan degenen die de betalingen hebben uitgevoerd als belastingschuldigen van deze taks. Het is dus ook logisch dat het in die orde teruggaat.
Sinds de oprichting van de Centra Grote Ondernemingen op 1 juli 2015 moeten de vragen tot terugbetaling worden ingediend — dat is toch wel belangrijk — bij het centrum “Grote Ondernemingen Beheer en Gespecialiseerde Controles” of bij het controlecentrum te Eupen voor het Duitstalig gebied.
14.03 Griet Smaers (CD&V): Mijnheer de minister, kunt u nog wat meer duiding geven bij het begrip “belastingschuldigen” van de betaling? Is het dan degene die uiteindelijk de effectieve betaling heeft gedaan? Moet ik dat daaronder verstaan?
14.04 Minister Johan Van Overtveldt: Ook hier wil ik gerust de definitie proberen op te snorren, maar het lijkt mij evident dat de belastingschuldige diegene is die de belasting initieel verschuldigd was; ongeacht de vraag of hij de belasting direct of via een tussenpersoon heeft betaald, hij blijft voor mij de belastingschuldige en het geld moet dan ook finaal naar hem terugkeren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Ik dank u, mijnheer de minister, want het is een lange dag geweest. Wij zijn goed gevorderd.
Volgende week woensdagnamiddag ontvangen wij eerst minister Wilmès met een aantal ontwerpen en daarna minister Van Overtveldt, ook met wetsontwerpen. Daarna zullen wij de mondelinge vragen die wij vandaag niet hebben behandeld, aan bod laten komen en zover mogelijk gaan. De minister wordt verwacht omstreeks 15 u 30.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.41 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17.41 heures.