Commissie
voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt |
Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et
de la Fonction publique |
van Woensdag 21 oktober 2015 Voormiddag ______ |
du Mercredi 21 octobre 2015 Matin ______ |
De vergadering wordt geopend om 10.02 uur en voorgezeten door de heer Brecht Vermeulen.
La séance est ouverte à 10.02 heures et présidée par M. Brecht Vermeulen.
De voorzitter: Op de agenda van vanochtend staan vragen gericht aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie. De staatssecretaris heeft ons meegedeeld dat zijn tijd beperkt is tot 12.00 uur.
01 Question de M. Benoit Hellings au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "l'arrêt du 7 juillet 2015 de la Cour européenne des droits de l'homme et l'accueil des demandeurs d'asile" (n° 5815)
01 Vraag van de heer Benoit Hellings aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "het arrest van 7 juli 2015 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de opvang van asielzoekers" (nr. 5815)
01.01 Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Monsieur le
président, monsieur le secrétaire d’État, le 7 juillet dernier, la Cour
européenne des droits de l'homme a condamné la Belgique pour avoir privé
d'accueil une famille serbe de demandeurs d'asile qui a été laissée dans la rue
dans des conditions de dénuement extrême pendant un mois avant d'être renvoyée
finalement dans son pays.
La Cour a jugé qu'il s'agissait là d'un traitement inhumain et dégradant
et a condamné la Belgique à dédommager les requérants. La Cour a également
considéré que le recours exercé devant le Conseil du Contentieux des Étrangers
(CCE) par ces demandeurs d'asile pour contester une décision de transfert dite
"Dublin" n'était pas un recours effectif dès lors qu'il n'est pas
suspensif de plein droit.
Fedasil vient encore récemment de prendre une instruction au sujet des
demandeurs d'asile dits "Dublin", dans laquelle il ressort que les
demandeurs d'asile qui se sont vu délivrer un ordre de quitter le territoire
sur base de la procédure Dublin ne peuvent bénéficier de l'accueil qu'à la seule
condition qu'ils obtiennent une prolongation de cet ordre de quitter le
territoire de la part de l'Office des Étrangers.
Or, dans ce récent arrêt, la Cour considère, d'une part, que tant qu'ils
n'ont pas fait l'objet d'une décision définitive (donc tant que le recours au
CCE n'est pas clôturé) les demandeurs d'asile sous procédure Dublin doivent
faire l'objet d'une protection spéciale - voir le § 153 et suivants
de l'arrêt. D'autre part, elle relève que le recours au CCE n'est pas un
recours effectif "dans le sens d’un recours à la fois suspensif de plein
droit et permettant un examen rapide et effectif des moyens tirés de la
violation de l’article 3 de la Convention".
Monsieur le secrétaire d’État, afin de permettre à la pratique et à la
législation belge d'être conformes aux obligations qu'impose la Convention
européenne des droits de l'homme, comptez-vous donner instruction à Fedasil
pour que les demandeurs d'asile qui introduisent un recours contre une décision
de transfert dite "Dublin" ne soient pas privés de leur accueil tant
que ce recours n'est pas définitivement tranché par le Conseil du Contentieux
des Étrangers?
Comptez-vous modifier la loi sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers du 15 décembre 1980 afin qu'un recours de plein droit suspensif soit accessible aux demandeurs d'asile qui contestent une décision de transfert dite "Dublin"?
01.02 Theo Francken, secrétaire d'État: Monsieur Hellings, la décision de mettre fin à l'aide matérielle à l'expiration du délai précisé dans l'ordre de quitter le territoire est conforme à l'article 6 de la loi sur l'accueil des demandeurs d'asile et de certaines autres catégories d'étrangers du 12 janvier 2007.
Les demandeurs d'asile "Dublin" continuent de disposer d'un droit à l'accueil, mais ce droit à l'accueil est à charge d'un autre État membre de l'Union européenne. Le renvoi vers un autre pays n'est pas constitutif, sauf en des circonstances tout à fait particulières, tel un traitement inhumain ou dégradant contraire à l'article 3 de la Convention européenne des droits de l'homme. Si les demandeurs d'asile ne veulent pas donner suite à l'invitation de se rendre dans l'État membre responsable de leur demande d'asile, ils risquent de perdre l'aide matérielle à laquelle ils ont droit.
Il convient de rappeler également que l'arrêt de la Cour européenne des droits de l'homme a été rendu dans des circonstances propres aux requérants dans l'affaire V. M. et autres c. Belgique, dont les conclusions ne sont pas automatiquement transposables. La pratique et la législation belges ne sont pas constitutives d'une violation aux obligations de la Convention européenne des droits de l'homme.
Depuis la modification apportée par la loi du 10 avril 2014, un recours en extrême urgence avec effet suspensif peut être introduit contre une telle décision lorsque le refoulement devient imminent. L'arrêt de la Cour européenne concerne une situation antérieure à cette modification de la loi. Une adaptation de celle-ci n'est donc plus requise.
01.03 Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour vos explications.
J'ignorais que la loi d'avril 2014 avait été modifiée. Nous suivrons le dossier de près.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Luk Van Biesen aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de fiscale gevolgen van de inschrijving van asielzoekers in het Rijksregister" (nr. 5865)
02 Question de M. Luk Van Biesen au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "les conséquences fiscales de l'inscription de demandeurs d'asile au Registre national" (n° 5865)
02.01 Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag betreft een oud zeer en werd al herhaaldelijk, ook in de vorige legislatuur, gesteld. Het gaat om het streven naar een apart fiscaal statuut voor asielzoekers.
Op dit ogenblik is het voor asielzoekers, door bepaalde fiscale
wetgeving, nog steeds mogelijk in sommige gevallen teruggaven te krijgen van de
belastingen, ondanks het feit dat zij geen prestaties hebben geleverd. Dat is
onder andere het geval bij kinderen ten laste. Ik heb in de praktijk zelfs al
meegemaakt dat sommigen, ondanks het feit dat zij gehuisvest waren in het Klein
Kasteeltje, toch plotseling over documenten van dienstencheques beschikten,
alsof er poetsvrouwen in het Klein Kasteeltje kwamen kuisen. Zij krijgen in
ieder geval een teruggave.
Uw
voorganger, mevrouw De Block, heeft reeds herhaaldelijk gezegd dat dit
problemen met zich brengt, omdat die mensen soms plotseling meer dan 1 200
à 1 500 euro belastingkrediet terugkregen, waar zij natuurlijk in die
omstandigheden moeilijk mee kunnen omgaan. Ik heb destijds de toenmalige
minister van Binnenlandse Zaken, mevrouw Milquet, hierover ondervraagd, maar
zij weigerde hier iets aan te doen.
Wat is nu
het probleem? Het probleem is dat asielzoekers ingeschreven worden, zoals elke
persoon in ons land, en automatisch een rijksregisternummer krijgen. Iemand die
een rijksregisternummer krijgt, is volgens de fiscale wetgeving uiteraard
belastingplichtig en daar zit het probleem.
Tijdens de
zomervakantie – want mijn vraag werd al een tijdje geleden ingediend –
verklaarde de minister van Financiën dat hij dit probleem wenst aan te pakken
en op te lossen. Ik zou natuurlijk graag weten hoe hij dit concreet wil
oplossen, samen met u en met de minister van Binnenlandse Zaken.
Jaarlijks
stellen wij immers 10 à 12 miljoen euro op deze manier ter beschikking van
asielzoekers, die hier eigenlijk geen recht op hebben. Dat blijkt uit cijfers
die ik vorig jaar heb laten berekenen. Wij zijn het aan de mensen die werkelijk
recht hebben op dergelijke belastingteruggaven, aan de Belgen, verschuldigd om
klaarheid te bieden.
Mijnheer
de staatssecretaris, hoe zult u deze problematiek, samen met ministers
Van Overtveldt en Jambon, oplossen?
02.02 Staatssecretaris Theo Francken: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van Biesen, wij zijn daarmee volop bezig, want gisteren heb ik daarover nog telefonisch contact gehad met minister Van Overtveldt. De bedoeling is om dit dossier nog voor het einde van het jaar, met de programmawet, erdoor te krijgen.
Het is dus uitgewerkt en dat was niet gemakkelijk. Het ligt vooral in handen van Financiën, omdat het een financiële zaak is, maar zelf blijf ik wel constant op de hoogte.
In de komende weken of maanden zullen wij daarmee naar het Parlement komen.
02.03 Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, begrijp ik dat de piste bewandeld wordt om dat niet via het Rijksregister op te lossen, maar wel via aparte wetgeving, die in specifieke gevallen niet in teruggave zou voorzien?
02.04 Staatssecretaris Theo Francken: Mijnheer Van Biesen, ik ben geen fiscaal expert zoals u, maar zo heb ik het wel begrepen, al hoop ik dat u mij daaromtrent niet zult citeren.
02.05 Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, ik denk dat ik daarover dan toch nog eens met de minister van Financiën een woordje zal moeten wisselen, want een ongelijke behandeling van gelijke fiscaalplichtigen is uiteraard niet mogelijk. We moeten dus oppassen dat er niet aan het fundamenteel gelijkheidsbeginsel getornd wordt, want de fiscale wetgeving is daarover heel duidelijk. Het kan mijns inziens alleen opgelost worden door een apart nummer in het Rijksregister in te stellen dat niet valt onder het systeem van belastingplichtigen. Ik wens daarvoor nog eens te waarschuwen.
L'incident est clos.
- de heer Koen Metsu aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "IS-strijders die als vluchtelingen naar Europa komen" (nr. 5879)
- de heer Aldo Carcaci aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de aanwezigheid van moslimextremisten onder de migranten" (nr. 6961)
- de heer Koen Metsu aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de radicalisering in asielcentra" (nr. 5880)
- M. Koen Metsu au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "des combattants de l'État islamique envoyés en Europe comme réfugiés" (n° 5879)
- M. Aldo Carcaci au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "des extrémistes musulmans parmi les migrants" (n° 6961)
- M. Koen Metsu au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "la radicalisation dans les centres d'asile" (n° 5880)
03.01 Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, begin juli waarschuwde Michèle Coninsx, de directrice van Eurojust, ons dat mensensmokkelaars niet alleen vluchtelingen met bootjes richting Europa sturen, maar ook IS-strijders. Ondertussen is hierover al heel wat gediscussieerd en gecommuniceerd.
Mijnheer de staatssecretaris, kunt u die vaststelling staven of beamen? Als ze klopt, hebt u een idee hoeveel IS-strijders op die manier Europa en ook België binnenkomen?
03.02 Aldo Carcaci (PP): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, notre pays va donc accueillir, contraint et forcé, plusieurs milliers de migrants rien que cette année.
Depuis fin septembre, des informations confirment les craintes du Parti Populaire. En effet, il y a des extrémistes musulmans parmi les migrants qui, dans leur grande majorité, ne sont d'ailleurs pas des Syriens. L'Italie annonce déjà avoir arrêté plus d'une quarantaine de candidats ou anciens partisans djihadistes, identifiés parmi les migrants présents sur son sol.
Laissez-moi vous livrer quelques témoignages recueillis par la presse en Allemagne, où les journalistes font un véritable travail d'investigation. En effet, les chrétiens qui fuient la guerre en Syrie doivent craindre pour leur vie dans les centres d'accueil en Allemagne. Ils sont insultés, maltraités, agressés et menacés de mort par des musulmans radicaux.
Le journal Die Welt a ainsi compilé certains témoignages dans son édition du week-end Welt Am Sonntag. Je vous en livre quelques-uns; je cite: "Je pensais que je pouvais vivre librement ma religion ici mais si je dis que je suis chrétien dans ce centre d'accueil, je suis menacé de mort" déclare un chrétien venu d'Irak et se trouvant dans un centre d'accueil près de Brandebourg, dans la région de Berlin, en compagnie de sunnites syriens.
Les musulmans radicaux font la loi. Les chrétiens n'osent même plus préparer leur repas dans des cuisines communes. Celui qui ne prie pas cinq fois par jour en direction de La Mecque est maltraité. Les croix portées autour du cou sont interdites.
Après une émeute et 14 blessés à Kassel et, pour éviter des drames, la police allemande veut séparer les réfugiés selon leur croyance religieuse. Ce genre de problème commence également à toucher les centres belges d'accueil où éclatent des bagarres entre chiites et sunnites ou entre Afghans et Irakiens, comme à Florennes. Monsieur le secrétaire d'État, vous y étiez.
Lorsque ces extrémistes auront le statut de réfugié, en Belgique ou en Europe, vont-ils se transformer en agneaux démocrates et pluralistes et les chrétiens devront-ils se cacher?
Un réseau de faux documents vient d'être démantelé chez nous. Cela confirme que des personnes veulent réellement s'introduire sur notre territoire sans respecter les procédures, avec vraisemblablement d'autres intentions que celles de fuir la guerre ou une dictature.
En ne s'opposant pas à la politique européenne, nous favorisons non seulement les réseaux de criminalité organisée en matière de traite des êtres humains mais également l'émergence d'une criminalité internationale en matière de faux documents d'identité.
Monsieur le secrétaire d'État, quelles mesures comptez-vous prendre à l'égard des personnes au comportement belliqueux dans les centres? Comment, conjointement avec le ministre de l'Intérieur, comptez-vous assurer efficacement la sécurité des citoyens sur notre territoire car, une fois dans la nature, on nous dira encore que la Sûreté de l'État n'a pas les moyens suffisants pour être réellement proactive en la matière?
03.03 Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb nagenoeg dezelfde vragen als de heer Carcaci. Ik ben natuurlijk ook zeer benieuwd op het antwoord naar de eerste vraag, over de IS-strijders die ons land via bootjes zouden binnenkomen.
Ik heb de vraag over radicalisering in asielcentra tijdens het reces ingediend. Nadien is daar heel wat over gecommuniceerd, vooral door de Duitstalige media en de Duitse pers.
De vraag is eigenlijk bijzonder eenvoudig: heeft men hier bij ons in de asielcentra eigenlijk al te maken gehad met radicalisering? Zo ja, wat is dan de aanpak? Hoe gaat men hiermee om?
03.04 Staatssecretaris Theo Francken: Ik meen dat het een zeer belangrijke vraag is die veel van onze inwoners bezighoudt. Het is dan ook goed dat ik de puntjes op de i zet.
Gaat het om IS-strijders? Gaat het om terroristen? Om wie gaat het eigenlijk? Zitten er radicale elementen tussen? Zijn het salafisten? In hoeverre zijn ze beïnvloed door radicale stromingen binnen de islam? Ik ben samen met minister Jambon een grote toer aan het maken, ook in Limburg. Als we ergens komen, zijn dat de vragen die burgemeesters stellen, zodat ze hun inwoners goede antwoorden kunnen geven. Er is natuurlijk bezorgdheid en ik begrijp die.
Ik wil toch een aantal zaken even melden.
Ten eerste, Michèle Coninsx, die sinds 2012 aan het hoofd staat van Eurojust, heeft op 7 juni 2015 inderdaad aan Associated Press verklaard dat de boten die de immigranten over de Middellandse Zee brengen, ook strijders van de Islamitische Staat zouden transporteren. Aangezien de onderzoeken op dat vlak nog lopen, kan ze niet alle informatie vrijgeven. Wel verklaarde ze dat er nog geen volledig zicht is op de mogelijke problemen die de infiltratie van deze islamitische strijders zou kunnen veroorzaken vanuit het standpunt van de Europese wetgeving.
Ze heeft aangegeven dat de Islamitische Staat de inkomsten van de smokkel gebruikt om het terrorisme te financieren. Zo verklaarde ze: “De toestand is ernstig want we zien duidelijk dat deze smokkel dient om het terrorisme te financieren en soms ook voor het heen en weer reizen van leden van de Islamitische Staat”. Ik heb mevrouw Coninsx daarover onder vier ogen gesproken.
Ik wil toch even zeggen dat er op dit moment in onze asielcentra, volgens de screenings die wij sedert enig tijd doen, geen hits zijn van personen die gelinkt worden aan IS. Geen enkele. Wij hebben op dit moment meer dan 25 000 opvangplaatsen. Er wordt intens gescreend en er zal nog bijkomend worden gescreend door de politie. Dat werd gisteren ook door de minister van Binnenlandse Zaken in Limburg gezegd aan onder andere burgemeesters Beke en Keulen. Er is dus geen signaal noch een bewijs dat er onder de asielzoekers personen aanwezig zouden zijn die gelinkt zijn aan of lid zijn van IS.
U kunt begrijpen dat een aantal van hen, als ze naar hier komen, niet hun echte naam zullen gebruiken. Dan nog, volgens de informatie die wij van onze eigen en buitenlandse veiligheidsdiensten krijgen, is er op dit moment geen hit op mensen die in naam van IS gruweldaden plegen.
Ten tweede, radicalisering in de centra, dat is een ander punt. Er is, enerzijds, het verhaal van IS-strijders onder de asielzoekers en, anderzijds, de vraag over radicalisering in de centra.
Zijn daar radicale opvattingen, wordt daar haat gepredikt? Het antwoord op uw vraag verschilt naargelang van wat u verstaat onder radicalisering. Het is belangrijk hieromtrent een onderscheid te maken. Gelet op de grote diversiteit onder de bewoners van onze opvangstructuren is het mogelijk dat sommige bewoners een nogal starre houding vertonen, die soms problematisch kan zijn bij het samenleven in een collectieve opvangstructuur.
De opvangcentra hebben voldoende ervaring en middelen om eventuele problemen van die aard aan te pakken, indien ze zich voordoen. Dat gebeurt al jaren. Al jaren verblijven er meer dan 16 000 mensen in onze opvangcentra. We hebben heel veel terreinkennis en expertise.
Indien onder radicalisering echter wordt verstaan radicalisering waarbij in naam van een of andere ideologie wordt gebruikgemaakt van geweld of waarbij personen worden aangezet tot geweld – dat is waarnaar u ongetwijfeld verwijst –, dan werd er, voor zover ik weet, tot nu toe geen melding gemaakt vanuit de opvangcentra van dat soort radicaal gedrag of radicale dreigementen. Indien er zorgwekkende gevallen van gewelddadige radicalisering voorkomen in de centra, zullen en moeten de bevoegde overheden, Justitie en Binnenlandse Zaken, de gepaste maatregelen nemen. Dat gebeurt in overleg en samenwerking met mijn diensten.
Waar mogelijk, zal ik binnen mijn bevoegdheid en binnen het juridisch kader bijkomende bestuurlijke maatregelen nemen. Dat is onder andere op basis van de wet die door de meerderheid, en wellicht ook door u, werd goedgekeurd om in geval van terroristische feiten of van zware inbreuken op de openbare orde sneller de vluchtelingenstatus te kunnen intrekken.
Dat zijn toch belangrijke stappen vooruit. Dat is volledig conform de Europese richtlijn ter zake, de Europese wetgeving en het Europees asiel- en migratiebeleid. Het was de laatste wet die vóór het parlementair reces in de Kamer werd goedgekeurd.
Maandag heeft de Veiligheid van de Staat een eerste opleiding gegeven aan ambtenaren van de Dienst Vreemdelingenzaken en van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatslozen om elementen van radicalisering nog beter te kunnen detecteren, met name dan elementen van salafisme en elementen van extremisme.
Ik had die opleiding graag bijgewoond. Er zijn nog verschillende opleidingen gepland. Ik zal er met minister Jambon één bijwonen en ook de inleiding geven. Het is heel belangrijk, meen ik, dat wij de ambtenaren die met asieldossiers bezig zijn en die de screenings doen, supergoed mee zijn met bijvoorbeeld sociale media. Daar gebeurt het natuurlijk. Dat staat in alle rapporten over radicalisering. Het gebeurt op het wereldwijde web. Het gebeurt nog wel voor een deel in moskees en zo, maar steeds minder. Het gebeurt steeds meer online.
Wij hebben ter zake experts bij de Veiligheid van de Staat. Die zijn nu de opleidingen aan het geven. Dat is toch een grote stap voorwaarts, meen ik, om elementen van radicalisering beter te detecteren waar het gaat om asielzoekers.
Daarnaast heb ik Fedasil gevraagd een duidelijke nota op te stellen over zijn veiligheidsscreening, naar analogie van Nederland. In Nederland zet men fel in op eerstelijnsmaatregelen. Daar acht men de sociaal assistenten in de centra, die elke dag met de mensen bezig zijn, het beste geplaatst om te oordelen waar iets fout loopt of waar bepaalde zaken niet correct verlopen.
Die nota krijg ik volgende week. Bij gelegenheid, collega Carcaci en collega Metsu, kunnen wij verder ingaan op vragen zoals wat wij precies doen, hoe radicalisering wordt gedetecteerd, welke signalen dan worden opgevangen, en hoe het verder wordt opgevolgd. Het is natuurlijk maar een begin. Een sociaal assistent meldt het. Sociaal assistenten hebben bepaalde principes en regels waaraan zij zich moeten houden. Dan gaat de melding naar de directie. Die speelt het door aan het hoofdbestuur. Dan komt het bij mij en bij Binnenlandse Zaken. Het is belangrijk dat wij de keten verder definiëren. Er bestaan wel al instructies, laat dat duidelijk zijn, maar ik meen dat het nog een stuk efficiënter kan.
De komende weken kunnen wij misschien nog eens van gedachte wisselen over hoe wij inzake radicalisering kunnen werken. Maar laten wij alstublieft geen alarm slaan. Er zijn vandaag geen signalen dat er in onze centra IS-strijders zitten en dat er in onze centra een geweldige radicalisering bezig is.
Ik lees ook alle verhalen uit Duitsland en Zweden, ik weet niet wat ik daarvan moet denken. Dat zal wel kloppen, maar ik kan het slechts hebben over mijn diensten. Daar zijn de signalen heel duidelijk.
Laten we de zaken dus wat nuanceren. Ik zeg dat ook tegen de burgemeesters en het is ook wat Joachim Coens, de burgemeester van Sijsele, vanmorgen op de radio heeft gezegd. Daar is een groot centrum met heel veel Irakezen. Al bij al loopt het daar goed en correct en zelfs steeds beter. De eerste weken zijn de moeilijkste weken, maar de situatie is verbeterd.
We hebben als politici de belangrijke plicht om de bevolking daarover de waarheid te zeggen. Het is absoluut niet nuttig om ongelofelijk onheilspellende verhalen de wereld in te sturen. Daar is alleszins geen grond toe, op basis van de informatie die wij krijgen via de asielcentra en via onze veiligheids- en politiediensten.
03.05 Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, dank u voor het hoopgevende nieuws en voor het voorstel om de problematiek de komende weken verder uit te diepen en te bespreken. Ik ben zeer benieuwd naar het afgewerkte rapport van mevrouw Coninxs, mocht dat er komen.
Ik heb begrepen dat de screening voor de 25 000 opvangplaatsen nog altijd bezig is. Bij gelegenheid vraag ik wel eens naar hoeveel personen er effectief worden gescreend. Het klopt dat de snellere intrekking van de vluchtelingenstatus door ons werd goedgekeurd, waar iedereen volgens mij achter kan staan.
Wat u zegt over de opleiding en de sociale media, is zeer belangrijk. Vanochtend hoorden we op het radionieuws dat er maar één iemand over het wereldwijde web surft en er patrouilleert, maar of dat waar is, is de volgende vraag.
03.06 Sarah Smeyers (N-VA): Minister Jambon heeft bevestigd dat hij dat zal aanpakken.
03.07 Koen Metsu (N-VA): Dankzij die opleiding zullen er ongetwijfeld nog meer mensen vakkundig in staat zijn om dat mee op te volgen. Dat is immers een van de heikele pijnpunten.
Bedankt voor het antwoord.
03.08 Aldo Carcaci (PP): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse étoffée.
Toutefois, il est vrai qu'actuellement rien n'émerge, mais ils ne vont pas venir avec des calicots annonçant leurs intentions.
Je serais intéressé à connaître les mesures administratives et autres qui pourraient être prises, le cas échéant, contre des incitateurs à la haine ou de manière à réagir à des événements plus graves encore.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 6084 van mevrouw Jadin wordt uitgesteld en zal volgende week, zo heb ik net vernomen, door de eerste minister behandeld worden.
04 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "het Europees beleid" (nr. 6095)
04 Question de Mme Sarah Smeyers au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "la politique européenne" (n° 6095)
04.01 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag over het Europese beleid was ingediend vóór de Europese top, ik zal dus in de verleden tijd moeten spreken.
De Europese Commissie wil 120 000 asielzoekers over de verschillende Europese landen spreiden. Wij zouden, boven de inspanningen die wij nu al doen, meer dan 4 500 extra vluchtelingen voor onze rekening moeten nemen. U hebt daarop terecht bemerkt en bevestigd dat dit voor ons kan, als er aan enkele voorwaarden voldaan wordt, zoals de versterking van de hulp aan Syrië, het opzetten van hotspots in Zuid-Europa, meer bepaald in Italië en Griekenland, en meer inspanningen van de Oost-Europese landen inzake de vluchtelingencrisis. De oprichting van hotspots in Italië en Griekenland komt al veel langer ter sprake en er wordt nu ook werk van gemaakt. Wij wachten echter nog steeds op de effectieve opstart, tenzij u mij straks daarover iets anders kunt meedelen. Ik hoop dat die voorwaarden heel goed besproken werden op de Europese top.
Mijnheer de staatssecretaris, hebt u enig zicht op de timing van de effectieve opening van de hotspots? Hoe zullen die praktisch werken? Hoeveel budget krijgen Italië en Griekenland daarvoor? Verwacht u daardoor een vermindering van het aantal vluchtelingen naar West-Europa en dus ook België?
Vroeger, nog voor u staatssecretaris was, hamerde u heel hard op de noodzaak van readmissieakkoorden. Zijn die nog steeds een punt dat besproken wordt of bespreekbaar is? Zijn er andere maatregelen die voor u absoluut doorgevoerd moeten worden, vooraleer wij volmondig akkoord kunnen gaan met de extra opname van vluchtelingen in het kader van het spreidingsplan?
04.02 Staatssecretaris Theo Francken: Mevrouw Smeyers, de hotspots zijn open. De eerste hotspot in Lampedusa is operationeel. De hotspot in Porto Empedolce in Sicilië is ook uitgewerkt en operationeel. Daar is ook een expert van het CGVS aanwezig om ondersteuning te bieden. In Griekenland is er momenteel ook een hotspot op Lesbos open.
Het antwoord is niet meer helemaal up-to-date, maar ik zal u een meer recent antwoord van de laatste uren en dagen bezorgen.
Het budget is inderdaad vooral Europees. Het precieze bedrag is nog niet bekend, maar het zijn inderdaad vooral personeelsleden van Frontex en EASO, dus van andere lidstaten, die de hotspots operationeel maken.
De uitbating van de hotspots wordt voornamelijk door Europese budgetten gedragen. Daarover bestaat wel enige discussie, maar dat is wat er werd beslist.
Dat daardoor minder vluchtelingen hun weg naar West-Europa en België zullen vinden, mag ik hopen. Als de hotspots werken, is het de bedoeling dat er in Brussel minder asielvragen komen.
De asielaanvragen in Brussel komen niet van onze buitengrenzen. Die komen omdat de zuidelijke Schengengrens openstaat. Zij gaan vier of vijf Schengenlanden door en komen zo in Brussel asiel aanvragen. Als men de grens daar kan dichtdoen en de asielaanvragen aan de buitengrenzen behandelt in de hotspot, zouden er in Brussel minder aanvragen moeten komen. Inzake de herlocatie zal België zijn eerlijk deel doen. Als de hotspots niet leidden tot minder asielaanvragen bij ons, dan heeft het allemaal weinig zin. Dan is dit een slag in het water.
De readmissieakkoordden blijven heel belangrijk. Ik ben samen met minister Jambon en minister Vandeput naar Marokko, Tunesië en Turkije gegaan. Wij hebben daar toch wel stappen vooruit kunnen zetten. Ik blijf daar hard op hameren. Het is de tweede keer op een jaar dat minister Jambon en ik daar naartoe zijn gegaan. Dat is du jamais vu. Ik wil maar zeggen dat wij hier heel sterk mee bezig zijn. Ook op Europees niveau proberen wij de druk op de readmissieakkoorden zo hoog mogelijk te houden. Daarom is er ook een Europese top in La Valetta, met alle Afrikaanse leiders, om readmissieakkoorden te sluiten.
Ik heb recent nog de minister van Buitenlandse Zaken van Mali gezien, een niet onbelangrijk land, waar de samenwerking voor de readmissieakkoorden moeilijk verloopt. Ik ben voortdurend bezig met het diplomatieke verhaal. Ik kan niet naar Koksijde gaan omdat ik vanmiddag de ambassadeur van Irak zie. Het is belangrijk dat ik ook met hem over readmissie praat. Dat is ook een probleem. Zij weigeren om gedwongen verwijderingen toe te staan. Die zijn alleen vrijwillig. Gelukkig zijn er veel vrijwillige verwijderingen. Wij blijven stap voor stap werken aan readmissie, maar dat is een proces van lange adem. Dat is reeds 15 jaar een proces van lange adem, het mandaat van de Europese Unie om een readmissieakkoord met Marokko te sluiten dateert van 2001 en er is er nog steeds geen.
De standpunten van de Belgische regering zijn de juiste standpunten, wij zeggen dat er een totaalaanpak moet zijn. Wij moeten die grenzen beter bewaken en moeten ervoor zorgen dat asielaanvragen aan de buitengrens behandeld worden. Die landen aan de buitengrens moeten wij maximaal helpen, financieel en op het vlak van personeel en expertise, want zij kunnen dat niet alleen aan. Daarnaast moeten de mensen correct gespreid worden, zodat iedereen zijn eerlijk deel doet. Degenen die een neen krijgen, moeten terug, er moeten readmissieakkoorden komen. Er moet dus een goede registratie zijn van iedereen aan de buitengrens.
Wij hebben op dat vlak vorderingen gemaakt, maar het is nog niet wat het moet zijn. Er worden echter vorderingen gemaakt en op Europees niveau is het reeds goed dat er vorderingen worden gemaakt, want het gaat plots heel snel en het is acuut. Er werd gepraat over een Europese top, sindsdien zijn er nog twee andere geweest, bijna maandelijks is er een Europese top van regeringsleiders of een vergadering van de Europese Raad over dit onderwerp.
Het gaat stap voor stap de goede richting uit en wij blijven ons er dag en nacht mee bezighouden.
04.03 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag of die hotspots nut zullen hebben, was eerder een retorische vraag, ik hoop het inderdaad samen met u.
Het is erg dat wij dit hebben moeten inrichten om te kunnen garanderen dat het Verdrag van Dublin echt gerespecteerd wordt. Ik hoop dat dit dan ook nu gebeurt, dat de registratie van asielzoekers eindelijk in Griekenland en Italië zal gebeuren. In het verleden was dit niet het geval en keken Italië en Griekenland de andere kant op en lieten de vluchtelingen doorstromen naar onder andere België, Duitsland, Nederland, Frankrijk en andere West-Europese landen. Ik hoop dat de hotspots effectief vruchten afwerpen. De volgende dagen en weken zal dat reeds duidelijk worden.
In verband met de readmissieakkoorden, kan ik u alleen maar succes wensen. Ik weet dat dit heel moeilijk is en zal zijn. Het werd ook afgesproken in de regering. U zei het reeds, het is iets dat reeds 15 jaar op de agenda staat, dat men reeds 15 jaar probeert te bereiken, vooral met Marokko. U ontmoet straks de ambassadeur van Irak, ik kan u alleen maar veel succes wensen en u aanraden om niet van uw lijn af te wijken, maar daarin ben ik gerust.
L'incident est clos.
05 Vraag van mevrouw Monica De Coninck aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de quota van 250 geregistreerde vluchtelingen per dag" (nr. 6028)
05 Question de Mme Monica De Coninck au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "le quota de 250 réfugiés enregistrés par jour" (n° 6028)
05.01 Monica De Coninck (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, vluchtelingen die in ons land asiel willen aanvragen moeten zich uiteraard registreren bij de DVZ. Momenteel is daar een maximum ingesteld van 250 vluchtelingen per dag. Toch zien we dagelijks dat er veel meer mensen aanschuiven. Daardoor moeten mensen soms dagen wachten voordat ze geregistreerd worden. U hebt intussen een soort preopvang georganiseerd en het Maximiliaanpark laten ontruimen. U hebt vorige week ook aangekondigd dat er geen wachtrijen meer zouden zijn en dat de DVZ op snelheid zou komen. Ik las vandaag echter in de krant dat dit toch niet gerealiseerd wordt.
Ik heb hierover ongeveer een maand geleden een aantal vragen gesteld en sommige ervan zijn dus al wat gedateerd.
Waarom hebt u dat quotum van 250 dossiers per dag ingevoerd? Op basis van welke informatie wordt er geselecteerd? Waarom 250 en wie beantwoordt dan aan die criteria?
U ging de mankracht bij de DVZ verhogen. Ik heb ook gelezen dat nogal wat mensen zich vrijwillig hebben aangemeld voor overplaatsing naar deze dienst, hoe ver staat u met die invulling en de verschuivingen?
Een laatste vraag is of er geen mogelijkheid is om de loketten van de DVZ in het weekend open te houden?
05.02 Staatssecretaris Theo Francken: Mevrouw De Coninck, het quotum van 250 aanvragen is er al sinds de verhuis van de Dienst Vreemdelingenzaken naar WTC II in januari 2009 en is een gevolg van de capaciteit van de wachtzaal, op basis van het brandweerverslag.
Deze capaciteitsbeperking zorgde tot voor kort niet voor problemen. Gelet op de zeer sterke stijging van de jongste maanden worden op dit ogenblik ongeveer 250 volwassenen in de wachtzaal toegelaten teneinde de dagelijkse inschrijving en registratie te doen. Het gaat dus om volwassenen, de kinderen worden er niet bijgeteld. Vaak zitten er dus 300 of 350 mensen. De opname van de identiteitsgegevens, de controle van de database, het nagaan of de persoon gekend is, de inschrijving in het wachtregister, het nemen van een foto, de afname en controle van vingerafdrukken, de toewijzing van opvangplaatsen, het nemen van een longfoto voor tbc-controle, de afgifte van documenten, enzovoort enzovoort…het is een hele administratieve procedure die op die dag wordt afgehandeld. Het gaat niet zoals in de wachtzaal van een dokter of een tandarts, dat duurt gemiddeld 20 minuten. Hier gaat het om een wachtzaal waar men om 7 u 45 binnenkomt en vaak pas om 20 u 00 of 22 u 00 terug buitengaat. Het is dus wel wat. Daarnaast zijn er dagelijks een 60-tal of een 70-tal kinderen aanwezig in die wachtzaal, en natuurlijk zijn er ook de asielzoekers die uitgenodigd zijn voor een interview. Die komen op afspraak en zitten ook in de wachtzaal.
De jongste weken is het inderdaad gebeurd dat wij mensen moesten vragen terug te komen. Ik lees dat ook in de krant. Maandag hadden wij geen convocaties, dinsdag wel opnieuw, en vandaag ook. Er is één dag preopvang in WTC III, 30 meter verder. Die preopvang wordt uitgebaat door Het Rode Kruis en La Croix Rouge, dat loopt goed. Wij komen van een preopvang van 10 dagen. Die termijn is sterk gedaald. Om maar te zeggen, in Duitsland bedraagt die 50 dagen en in Nederland bedraagt die ook een heel stuk meer. Ik meen dus dat wij met de mogelijkheden die wij hebben maximaal gewerkt hebben. Het is de eerste keer ooit dat er in preopvang wordt voorzien. Tijdens de asielcrisis van 2010, dat zult u zich herinneren, was daarin niet voorzien. Toen moesten de mensen ook wachten om zich in te schrijven en moesten ze in Brussel-Noord gaan liggen, op een koude bank.
Ik meen dat wij maximaal proberen te doen wat wij kunnen doen. Ik meen dat dit helpt en er ook voor zorgt dat als het aantal asielaanvragen op een goede manier wordt behandeld. De wachtzaal is natuurlijk maar één verhaal. Er is natuurlijk ook het feit dat de ambtenaren hun werk correct moeten kunnen doen. Ik blijf daar echt op hameren. Het lijkt allemaal wel gemakkelijk, maar dat is het in de praktijk niet. Ik nodig iedereen uit een bezoek te brengen aan het asielloket. U bent er al geweest, voorzitter. Misschien is het interessant een aantal leden van de commissie uit te nodigen om er een bezoek te brengen.
Er wordt een hele administratieve procedure ontwikkeld. Er moeten op een correcte manier vingerafdrukken worden genomen, die vervolgens in Eurodac gaan. Dat moet correct gebeuren, het is niet altijd van de eerste keer juist. Gemakkelijk is dat niet. De naam moet goed worden genoteerd en dat kan gemakkelijk lijken, maar dat is niet zo. Het neemt dus enige tijd in beslag. Een asielaanvraag is niet zomaar iets: dat moet correct en goed worden genoteerd, omdat het over een heel belangrijk punt gaat, namelijk het aanvragen van internationale bescherming in een land waarvan men niets weet en dat men niet kent. Dat is een heel grote stap in een mensenleven en dat moet correct gebeuren.
We hebben dagen gehad zoals gisteren met 200 aanvragen of eergisteren 180 aanvragen. Cijfers als 780 aanvragen op een maandag zoals we al hebben gehad, hebben we nu niet meer. We zitten de laatste twee weken meer op het niveau van begin augustus. We zullen zien wat er nog komt. In de winter is het normaal gezien een stuk rustiger. De meesten die aankomen willen op dit moment niet per se naar België, maar wel naar Duitsland. Dat land heeft een enorm hoge instroom, men voelt zich uitgenodigd door de eerste minister van Duitsland.
Dan het Maximiliaanpark.
Ik heb dat niet laten ontruimen en zou dat ook niet kunnen, dat valt onder de bevoegdheid van de burgemeester van Brussel. Eerlijk gezegd denk ik dat als ik dat zou vragen, hij net het omgekeerde zou doen. Zo zit het dus niet in elkaar. Ik heb niet de bevoegdheid om iets te ontruimen, vermits ik niet de burgemeester van de stad Brussel ben.
Vervolgens inschrijving in het weekend.
In het weekend doen we asielinterviews. Er is ook versterking gekomen. Via het Rosetta-banenplan hebben we in totaal zowat 28 mensen aangeworven, waarvan er heel veel op de asieldienst zijn begonnen. Zij doen hun werk fantastisch, dat mag ook wel eens worden gezegd. Spijtig genoeg zijn dit geen langlopende contracten, maar we zullen zien of we daar iets aan kunnen doen. De kwaliteit van die mensen en van hun werk is echt hoog, de Dienst Vreemdelingenzaken is er bijzonder tevreden over. We gaan na of we die mensen structureel iets kunnen aanbieden, zodat ze bij onze organisatie kunnen blijven werken.
De interviews gebeuren dus wel in het weekend. Inschrijven in het weekend zou voor praktische problemen zorgen, die niet op korte termijn oplosbaar zijn. Er zou een bijna volledige bezetting van de directie Asiel moeten zijn om een redelijk aantal inschrijvingen te kunnen afhandelen. Men zou tolken moeten oproepen om in het weekend te komen werken. Tevens moet Fedasil dan aanwezig zijn voor de toewijzingen. De personeelsbezetting in de opvangcentra zou in het weekend moeten worden verhoogd om de mensen die aankomen op te vangen. Er zou ook in een permanentie moeten worden voorzien voor de dokters van VRGT en FARES voor de controle van de longfoto’s op tbc. Het Rijksregister is tijdens het weekend niet altijd beschikbaar wat essentieel is voor de inschrijving van een asielzoeker. Met andere woorden, het is absoluut niet eenvoudig om dit allemaal rond te krijgen. Daarom doen we dit niet.
Tenslotte, stel dat voor al deze problemen toch een oplossing wordt gevonden, dan nog moet men rekening houden met alles wat daarna komt. Iedereen die zijn asielaanvraag laat registreren, krijgt dezelfde dag nog bed, bad en brood. Dit is soms heel laat ’s avonds, maar ze krijgen het wel nog dezelfde dag. Op sommige dagen moeten dus 250 nieuwe plaatsen worden gecreëerd. Voor Fedasil is dit echt het absolute maximum.
Het is al drie maanden echt pompen of verzuipen. Wij geraken er momenteel door. Tot nu toe is het al altijd gelukt. Maar 500 of 780 vluchtelingen registreren, betekent dat die mensen diezelfde dag moeten worden opgevangen. Die capaciteit is gewoon niet beschikbaar. Op dat moment zou men moeten werken met niet-toewijzingen en dan komen we terecht in het verhaal van 2010. Die mensen gingen toen immers aankloppen bij het OCMW van de stad Brussel die dit natuurlijk ook niet aan kon. Vervolgens stapten de betrokkenen naar de arbeidsrechtbank in Brussel die hen een dwangsom van 250 euro per dag per gezinslid toekende omdat zij geen plaats toegewezen kregen. Dit zorgde voor een enorm aanzuigeffect. In 2010 werd in alle paniek beslist om hotels te openen. Dit zorgde ervoor dat er nog meer volk opdaagde en op de duur stond de helft van de Balkan hier in Brussel en werd het nog erger. Dat was eigenlijk een neerwaartse spiraal.
Wij moeten alles in het werk stellen om die niet-toewijzingen te vermijden want dan lopen wij volgens mij echt tegen de muur. Wij proberen maximaal plaatsen te openen, ervoor te zorgen dat de vooropvang correct verloopt en de doorstroming van asieldossiers te garanderen. Het aantal asieldossiers dat door het CGVS werd behandeld in de eerste twee weken van oktober ligt 25 % hoger dan in de eerste twee weken van september. Deze week begint extra personeel te werken bij zowel de DVZ als het CGVS.
Wij proberen de crisis een stap voor te blijven. Tot nu toe lukt dat, wij doen er alles aan. Ik ben ook blij met het parlementaire debat erover dat op een correcte manier verloopt. Wij zullen zien waar wij landen.
Als men mij vraagt hoeveel mensen er nog zullen komen, dan heb ik daar geen antwoord op. We kunnen maar proberen om de zaak in het Zuiden Europees op orde te krijgen. Dat is immers het grote probleem.
05.03 Monica De Coninck (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord.
Het openen van een kwalitatieve vooropvang was inderdaad ontzettend belangrijk om ervoor te zorgen dat de mensen niet op straat moesten slapen of via het scenario van de arbeidsrechtbank moesten passeren. We moeten er wel blijven naar streven om de mensen zo snel mogelijk duidelijkheid te geven en de procedure zo snel mogelijk te laten verlopen. Ik denk dat het een goed idee is om interviews in het weekend te doen, vandaar ook de vraag om de loketten eventueel ook in het weekend open te houden, maar daar zijn er blijkbaar nogal wat praktische problemen.
Wat betreft de moeilijkheid om de juiste dossiers op te maken, ik heb behoorlijk wat ervaring in die sector. Ik ben blij dat u beseft dat sociaal werk, want daarmee heeft het uiteindelijk te maken, niet altijd zo evident is als het dikwijls vrij populistisch en eenvoudig wordt voorgesteld.
Ik heb niet gezegd dat u het Maximiliaanpark wilde doen verdwijnen, maar er is wel een burgemeester in dit land die heeft gezegd dat dit moest gebeuren. Ik hoor nu dat dit was omdat het zeker niet zou dichtgaan.
Mevrouw Onkelinx zal blij zijn dat u haar Rosettaplan weet te appreciëren om mensen aan te werven. Het is wel belangrijk om na te gaan hoe we die mensen rechtszekerheid kunnen bieden.
Wat ik vooral onthoud, is dat men bij het begin van de vluchtelingencrisis nogal vaak de woorden tsunami, overspoeld en toevloed gebruikte, maar nu merk ik dat het toch een beheersbare stroom aan het worden is. Ik zeg niet dat het er weinig zijn, maar als we het vergelijken met de cijfers voor het jaar 2000 kunnen we het toch, als we dat willen, op een fatsoenlijke manier verwerken.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 6029 van
mevrouw Monica De Coninck is omgezet in een schriftelijke vraag.
06 Vraag van mevrouw Monica De Coninck aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "het recht op dringende medische hulp" (nr. 6031)
06 Question de Mme Monica De Coninck au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "le droit à l'aide médicale urgente" (n° 6031)
06.01 Monica De Coninck (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, terwijl de humanitaire drama's zich opstapelen, blijven vluchtelingen sterk toestromen in Europa. De eerste zes maanden noteerde de DVZ 12 133 aanvragen en het blijft in stijgende lijn gaan.
Naast grote behoeften op het vlak van voedsel, drinkwater en sanitaire voorzieningen kampen velen onder hen ook met ernstige gezondheidsproblemen, vaak als gevolg van een dagenlange tocht. Dit zal in de toekomst niet beter worden, gezien de slechtere weersomstandigheden die op komst zijn. Door de regen worden veel mensen sneller ziek. Hieronder bevinden zich veel vrouwen, ook zwangere vrouwen, en kinderen.
Mijnheer de staatssecretaris, worden de kandidaat-vluchtelingen geïnformeerd over hun recht op dringende medische hulp? Hoe vaak wordt hierop een beroep gedaan? Hoe vaak wordt het geweigerd? Worden alle kinderen van kandidaat-vluchtelingen bij de registratie medisch onderzocht?
06.02 Staatssecretaris Theo Francken: Mijnheer de voorzitter, mevrouw De Coninck, de DVZ registreerde voor de maand september een record aantal van 5 512 asielaanvragen, waardoor er wachtrijen van kandidaat-asielzoekers ontstaan bij de DVZ.
Kwetsbare personen worden in deze wachtrijen steeds prioritair behandeld, in die zin dat zij hun asielaanvraag meteen kunnen indienen en dat zij meteen in het opvangvertrek van Fedasil worden opgevangen. Dit gebeurt sowieso als er meer dan 250 personen in de wachtrijen staan. Er zijn eigenlijk twee wachtrijen en in de ene staan onder andere gezinnen met kinderen, oudere personenmensen en mensen in een rolstoel, en zij worden altijd eerst binnengelaten. Het zijn vaak alleenstaande mannen die naar de preopvang moeten gaan.
Wanneer de asielzoekers in de opvangcentra toekomen, krijgen zij een medische intake en worden de eerste zorgen medische toegediend. Iedere asielzoeker die een asielaanvraag heeft ingediend, heeft tot nu toe een opvangplaats aangeboden gekregen. Wanneer de asielzoeker de opvangplaats weigert heeft hij alleen recht op dringende medische hulp.
Fedasil is niet bevoegd voor de personen die nog geen asielaanvraag hebben ingediend. Deze bevoegdheid begint vanaf de registratie van de asielaanvraag. In medische begeleiding is voorzien overeenkomstig artikel 23 en volgende van de opvangwet.
Fedasiel voorziet in een informatiebrochure in verschillende talen. Bij de aankomst in de toegewezen opvangstructuur krijgt de asielzoeker deze informatiebrochure mee. U zult dat gemerkt hebben bij uw bezoek aan het asielcentrum. Die liggen daar klaar en worden direct aan nieuwkomers uitgedeeld.
In medische begeleiding is ook voorzien voor de zogenaamde no-show-asielzoekers. Dit wil zeggen de asielzoekers die ervoor kiezen om niet naar de toegewezen opvangstructuur te gaan of die de opvangstructuur vrijwillig verlaten of die buiten het opvangvertrek wachten op een beslissing van in overwegingneming van hun asielaanvraag.
Nee, er wordt niemand medisch onderzocht bij de registratie bij de DVZ. Er wordt alleen een longfoto genomen met het oog op een tbc-controle. Dat is uiteraard ook een medisch onderzoek, maar het grondige medisch onderzoek gebeurt bij de dispatching van Fedasil, door het medisch personeel, ook van kinderen. Er is een uitgebreide medische intake als men aankomt bij het opvangcentrum. Elk opvangcentrum moet uitgerust zijn met een medische dienst met een dokter en een verpleger.
06.03 Monica De Coninck (sp.a): Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de staatssecretaris.
L'incident est clos.
07 Vraag van mevrouw Monica De Coninck aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de steun aan de gemeenten voor de opvang van vluchtelingen" (nr. 6032)
07 Question de Mme Monica De Coninck au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "l'aide aux communes pour l'accueil de réfugiés" (n° 6032)
07.01 Monica De Coninck (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, nadat de asielzoekers hier aangekomen zijn en een aanvraag ingediend hebben, krijgen zij al dan niet het statuut van vluchteling, maar dan begint het werk pas. Dat heb ik al enkele keren gezegd.
In de realiteit zullen vooral de OCMW’s zwaarder belast worden, vooral om mensen te begeleiden naar een woning, maar ook om andere noden te lenigen zoals taallessen. Bovendien zijn er nogal wat mensen met psychologische problemen, want zij komen dikwijls uit oorlogsgebied en hebben een uitputtende tocht achter de rug. Zij hebben dus ook medische zorg nodig. Dat geldt zeker voor moeders en kinderen.
Lokale besturen en lokale actoren spelen daarin een belangrijke rol. Vandaar mijn vraag welke plannen u met de deelstaten overlegd hebt. In welke mate zijn de betrokken administraties op de hoogte van het door u gevoerde beleid? Werken de verschillende administraties over de niveaus samen? Is er een uitwisseling van gegevens?
Ik hoor vaak zeggen, vooral door de ministers van de deelstaten, dat er veel overleg plaatsvindt. Ik ben er ook zeker van dat u persoonlijk veel overleg hebt met een aantal ministers, maar ik weet niet in welke mate er na dat overleg opdrachten gegeven worden aan de administraties om actie te ondernemen. Ik heb het zowel over de federale, Vlaamse, Waalse, Brusselse als lokale administraties.
Heeft de regering aan alle gemeenten laten weten hoeveel opvangplaatsen van hen worden verwacht in het kader van een intra-Belgische spreiding? U hebt een vrijwillige oproep gedaan en zegt dat een en ander geleidelijk moet gebeuren. Als men evenwel wil kunnen volgen, dan zal men iedereen moeten aanspreken.
Worden de gemeenten die LOI's op hun grondgebied hebben of hadden – een aantal is dichtgegaan – aangeschreven om die plaatsen te reactiveren of eventueel nieuwe op te richten? In welke mate voorziet de regering in compensaties voor de gemeenten? Is er ook rekening gehouden met eventueel uitbetaalde equivalente leeflonen? Houdt u ook rekening met het aantal opvangplaatsen dat de gemeente bereid is te openen, als u bijkomende initiatieven neemt? Voorziet de regering in compensaties voor de gemeenten voor de toename van het aantal prestaties dringende medische hulp? Heeft de regering aan alle OCMW's laten weten hoeveel erkenningen als vluchteling zij dit jaar verwacht toe te kennen?
07.02 Staatssecretaris Theo Francken: Mevrouw De Coninck, het is vanzelfsprekend dat de verschillende administraties op de hoogte zijn. Er wordt met de verschillende administraties samengewerkt en relevante gegevens worden uitgewisseld. Daarbij is er eveneens overleg met het kabinet-Borsus en met de betrokken verenigingen voor steden en gemeenten, de VVSG, de VSGB en de UVCW. Ook is er overleg gepleegd met alle kabinetten van de Gemeenschappen bevoegd voor onderwijs. Maandelijks zullen zij een update krijgen van de situatie op het terrein. Specifiek overleg over de niet-begeleide minderjarigen met de verschillende bevoegde Gemeenschappen heeft trouwens ook al meermaals plaatsgevonden.
De oproep voor het creëren van bijkomende LOI-plaatsen betreft een vrijwillige creatie van plaatsen. Er worden dus geen specifieke verwachtingen gesteld voor een welbepaald aantal plaatsen per gemeente. De oproep kreeg trouwens zeer goed gevolg. Er zijn 205 OCMW’s in contact met Fedasil om nieuwe opvangplaatsen in LOI te openen voor een totaal van 1 465 plaatsen, waarvan er nu al 400 operationeel zijn. Wij zitten dus bijna aan 1 600 plaatsen, wat echt wel goed nieuws is. OCMW’s die onlangs hun aantal LOI-plaatsen hebben afgebouwd, worden in het bijzonder aangesproken omdat deze opvangplaatsen eventueel op relatief korte termijn ter beschikking kunnen worden gesteld. Er is dadelijk een vraag over de situatie in Gent van mevrouw Temmerman.
Er wordt niet in een bijkomende compensaties voorzien voor de gemeenten voor een stijging van het aantal leefloners. Het systeem waarbij gemeenten die een opvangcentrum op hun grondgebied hebben, een toelage krijgen per opgevangen asielzoeker, blijft uiteraard wel van toepassing. Er wordt niet in compensaties voorzien voor stijgingen in het aantal prestaties voor dringende medische hulp.
De samenwerking met het kabinet-Borsus verloopt zeer goed. Het kabinet-Borsus is, via de door mijn kabinet wekelijks georganiseerde taskforce, elke donderdag om 9 u 00 op het kabinet van Binnenlandse Zaken, steeds op de hoogte van alle evoluties en genomen maatregelen met betrekking tot opvang en asiel en de laatste stand van zaken over asiel en instroom. Tijdens dat overleg krijgt het kabinet-Borsus steeds de laatste stand van zaken over de erkenningsgraad van asielzoekers. Het wordt dus in realtime op de hoogte gehouden.
07.03 Monica De Coninck (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, ik wilde niet zozeer de federale administraties bevragen. Ik krijg immers signalen dat vooral in Vlaanderen de verschillende administraties die hierbij betrokken zouden moeten worden, niet altijd de opdracht krijgen om daar concreet aan te werken. U kunt daarover misschien best met uw collega’s overleggen.
Voorts merkt men dat OCMW’s heel snel en adequaat kunnen reageren op bepaalde vragen, vandaar mijn permanente bezorgdheid over het afschaffen van de OCMW’s in de toekomst. Wij kunnen daar beter twee keer, of zelfs drie keer, over nadenken.
07.04 Staatssecretaris Theo Francken: De afschaffing van de OCMW’s is geen federale bevoegdheid. Ik ken de discussie, maar de beslissing is op het niveau van de deelstaten genomen, dus laten wij dat debat hier niet voeren.
Het is ook zo dat dit aan de agenda van het Overlegcomité staat. Het wordt daar besproken. In de officiële organen worden de agendapunten besproken. Ook daarnaast is er heel wat overleg en worden er lijsten en instroom gedeeld. Ik meen dat dit loopt zoals het hoort te lopen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De vragen nrs 6033 en 6034 van mevrouw De Coninck worden omgezet in schriftelijke vragen. Ook vraag nr. 6096 van mevrouw Smeyers wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
08 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de doorlooptijd van de asielprocedure" (nr. 6097)
08 Question de Mme Sarah Smeyers au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "la durée moyenne d'une procédure d'asile" (n° 6097)
08.01 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, de immense toename van het aantal vluchtelingen dat een asielaanvraag wil indienen in ons land — ik moet het eigenlijk niet meer zeggen — is reeds enkele weken aan de gang. Deze verhoging van het aantal aanvragen betekent natuurlijk ook een verhoging van de werklast van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen, dat de asielprocedure moet behandelen. De erkenningratio voor Syriërs is nog steeds zeer hoog, 97 % als ik mij niet vergis. Die voor Irakezen en Afghanen bedraagt 50 %, wat wil zeggen dat van die bevolkingsgroepen ook 50 % een negatieve beslissing krijgt en moet terugkeren.
Op 5 september kondigde u na de Ministerraad aan dat u de goedkeuring had gevraagd — en gekregen, zo weet ik ondertussen — om in meer middelen te voorzien voor de Dienst Vreemdelingenzaken. Hierdoor kon u ook de opvangcapaciteit van de gesloten centra van de Dienst Vreemdelingenzaken verhogen van 552 naar 605 plaatsen en werden er 97 extra personeelsleden aangeworven. Dat is zeer goed in het kader van die terugkeer ingevolge een negatieve beslissing, iets waarop u en deze regering vanaf dag één sterk hebben ingezet. Het is belangrijk dat dit sluitstuk van een goed migratiebeleid, zijnde een goed terugkeerbeleid, niet ondergesneeuwd geraakt in deze ongekende instroom van asielzoekers.
In uw beleidsnota hoopte u ook ervoor te kunnen zorgen dat elke asielaanvraag binnen een termijn van maximaal zes maanden individueel onderzocht zou kunnen worden en eveneens beantwoord zou worden.
Wat is de stand van zaken op dit moment met betrekking tot die gemiddelde doorlooptijd? Ik weet dat mevrouw De Coninck er ook naar gevraagd heeft. Misschien moeten de vragen wat meer gekoppeld worden, al wil ik mij niet inlaten met het werk van het commissiesecretariaat.
Blijft het, gezien de toename van aanvragen, mogelijk om de komende maanden die doorlooptijd aan te houden en om de asielaanvragen allemaal binnen afzienbare tijd te behandelen?
Zijn er nog bijkomende maatregelen genomen of gepland om de doorlooptijd zo kort mogelijk te houden?
08.02 Staatssecretaris Theo Francken: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Smeyers, zoals in een aantal andere landen in de EU, in het bijzonder Duitsland, Oostenrijk, Zweden, Nederland en Finland, is de werkvoorraad bij de betrokken administraties op korte termijn heel sterk toegenomen, om niet te zeggen geëxplodeerd. Op dit ogenblik is de toename het sterkst bij de DVZ en nog minder bij het CGVS, maar naarmate de doorstroming vanuit de DVZ zal toenemen, zal ook op het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen de werkvoorraad sterk toenemen. Dat zal onvermijdelijk een toename van de gemiddelde doorlooptijd met zich brengen en dat verloopt zo bij elke sterke stijging van asielaanvragen, niet alleen in België, maar ook in alle andere landen die met een soortgelijk fenomeen geconfronteerd worden.
Met de regering hebben wij zeer snel gereageerd, door, ten eerste, bijkomende middelen ter beschikking te stellen aan de betrokken instanties, zowel aan de DVZ als aan het CGVS, en ten tweede, met de betrokken instanties na te gaan hoe binnen de kortste tijd hun output zo sterk mogelijk verhoogd kan worden. Ik heb zojuist al gezegd dat het CGVS 25 % meer dossiers behandelde in de eerste twee weken van oktober dan in de eerste twee weken van september. Deze week komt er nog personeel bij, zowel bij het CGVS als bij de DVZ.
Ik ben mij ervan bewust dat bijkomend personeel niet meteen operationeel is. Een opleiding bij het CGVS tot protection officer duurt normaal zes maanden. Wij proberen dat wel te versnellen, maar het werk moet natuurlijk ook wel goed uitgevoerd worden, dus de personeelsleden moeten een goede opleiding krijgen. Bij de werving van bijkomend personeel moet er een vacature gelanceerd worden, er moet een selectie georganiseerd worden, de personeelsleden moeten gevormd worden, et cetera. Dat duurt allemaal bijzonder lang, maar wij proberen dat zo goed als mogelijk op te volgen en ik moet zeggen dat wij op dat vlak zeer goed samenwerken met de minister bevoegd voor Ambtenarenzaken, de heer Vandeput. Daarbij is het de bedoeling om binnen de kortste tijd opnieuw te komen tot de behandeling van alle nieuwe asielaanvragen en tot een programma voor de wegwerking van de achterstand. De timing voor de realisatie van die doelstelling is zeer afhankelijk van de evolutie van het aantal asielaanvragen, vandaar dat die evolutie van zeer nabij opgevolgd wordt.
Zo nodig zullen er bijkomende maatregelen genomen worden, bijvoorbeeld door nog bijkomende middelen toe te kennen aan de betrokken instanties. Dat is nodig vanuit een bezorgdheid. Ten eerste, voor de betrokken personen, de asielzoekers, voor wie het van bijzonder belang is om de onzekerheid over een beslissing zo kort mogelijk te houden. Ten tweede, voor een goed beheer van het asielsysteem, zowel inzake de asielprocedure als de opvang. Ten derde, voor het budget, want door de doorlooptijd zo kort mogelijk te houden, kunnen de kosten voor opvang beperkt worden. U weet wat ik over dat laatste altijd zeg, met name dat een investering van 1 euro in de asieldiensten voor een snelle behandeling, 10 euro bespaart in de opvang, want de opvang is peperduur.
08.03 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, het klopt inderdaad dat de opvang peperduur is. Hoe langer de asielprocedure duurt, hoe langer mensen in opvang moeten blijven en hoe moeilijker een terugkeer wordt bij een negatieve beslissing. Dit heeft het verleden ons geleerd, toen de doorlooptijd van een asielprocedure nog jaren duurde. Nu spreken wij van zes maanden. Vóór de crisis was het zelfs maar drie maanden. Het is goed dat de doorlooptijd zo kort mogelijk wordt gehouden.
Ik ben blij dat de federale regering inziet dat er effectief moet worden ingezet op het verhogen van het personeelsbestand om die procedure zo kort mogelijk te houden zodat het terugkeerbeleid als sluitstuk van uw migratiebeleid kan worden aangehouden. U hebt daarbij het geluk dat u de minister van Defensie en Openbaar Ambt en de minister van Binnenlandse Zaken zo goed kent.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Er komen eerst twee vragen aan bod van mevrouw Cassart-Mailleux. Omdat mevrouw Temmerman straks naar de Conferentie van Voorzitters moet, behandelen wij daarna onmiddellijk haar vraag. Of wenst u onmiddellijk het woord te nemen, mevrouw Temmerman?
09 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de opvang van vluchtelingen in Gent" (nr. 6362)
09 Question de Mme Karin Temmerman au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "l'accueil de réfugiés à Gand" (n° 6362)
09.01 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, u hebt een oproep gericht aan de steden en gemeenten om in bijkomende opvang te voorzien. Heel veel steden en gemeenten zijn daarop ingegaan.
Er zijn echter een aantal problemen wat betreft het aanbieden van die opvangplaatsen. U zult het mij niet kwalijk nemen dat ik Gent als voorbeeld neem omdat ik de situatie daar het beste ken. Ik hoop echter dat dit niet als voorbeeld staat voor alle andere steden.
Het Stedelijk Opvanginitiatief in Gent kreeg een tweetal jaar geleden het bericht dat het dicht zou moeten. Daarna, onder andere ook ingevolge de vluchtelingencrisis, heeft men beslist om het open te houden, maar het zou meer specifiek gericht worden op bepaalde doelgroepen.
Dat heeft verbouwingen en een reorganisatie van het personeel met zich gebracht. Gelet op de vluchtelingencrisis dacht Gent echter nog een aantal andere zaken te kunnen voorstellen, zoals een leegstaande rijkswachtkazerne. Het stadsbestuur meende, aangezien dit gebouw eigendom is van de federale overheid – de Regie der Gebouwen – dat dit snel gefikst zou zijn en daar asielaanvragers zouden kunnen worden opgevangen. Het zijn appartementen, dus er moet daaraan, wat inrichting betreft, heel weinig veranderen. Niets was echter minder waar. Het blijkt heel moeilijk om dit contract erdoor te krijgen. Het Gentse stadsbestuur moest op de duur bemiddelen tussen de Regie der Gebouwen en Fedasil over het huurcontract. Nu blijken er nog problemen te zijn in verband met de inrichtingskosten. Het stadsbestuur heeft dan beslist dat zij dit met het OCMW zou oplossen en die kosten dus zelf zou betalen. Voor de huur zou er nu een overeenkomst zijn, maar dan nog blijkt dat een hele carrousel te zijn. De stad zou moeten betalen aan de Regie, die het dan zou doorrekenen aan Fedasil en het verschil zou door Stad Gent worden bijgepast.
Dit is een kafkaiaans situatie, vooral omdat de stadsdienst moet bemiddelen tussen twee federale diensten. Ik denk niet dat dit een goede manier van werken is. Nogmaals, ik wil het niet over deze casuïstiek hebben, maar bekijken hoe men dat op een betere manier kan oplossen.
Mijnheer de staatssecretaris, ik heb de volgende vragen.
Wat is het plan voor de toekomst voor het Stedelijk Opvanginitiatief? Dat had in het verleden immers het bericht gekregen dat het zou sluiten.
Welke doelgroepen zal men daar in de toekomst opvangen?
Wat betreft de rijkswachtkazerne, denk ik dat u de vragen duidelijk hebt begrepen. Hoe zit het met de huurkosten? Op welke manier zal men dit oplossen?
Heel veel steden en gemeenten krijgen aanbiedingen van particulieren die zeggen dat ze een buitenverblijf of een extra kamer hebben waar men mensen kunnen opvangen. Alleen weten de steden en gemeenten niet goed hoe zij daarmee moeten omgaan. Kan de omkadering voor die opvangplaatsen die her en der worden aangeboden niet beter?
Tenslotte, erkende vluchtelingen kunnen hun woonplaats kiezen. Wij weten allemaal dat de meesten uiteraard naar de steden zullen gaan, niet alleen omdat daar de meeste omkadering is, maar vooral ook omdat zij daar vrienden of kennissen hebben. Het is normaal dat die mensen daar naartoe gaan.
Wij zijn voor een spreidingsplan, dat weet u, ook voor de tweede opvang. Maar wij weten dat zij sowieso naar de steden zullen gaan. De vraag is of u met uw collega van de Vlaamse regering al overeenkomsten hebt getekend inzake de budgetten voor inburgering, opvang enzovoort.
09.02 Staatssecretaris Theo Francken: Mevrouw Temmerman, in verband met de LOI’s lopen er gesprekken. Als wij contracten kunnen tekenen, zijn wij daar zeker toe bereid. Ik meen dat wij wat dat betreft kunnen landen. Dat is niet problematisch.
In verband met de rijkswachtkazerne moet ik zeggen dat dit het eerste is wat ik daarvan hoor. Ik zal sowieso vandaag nog contact opnemen. Wij werken heel goed samen met de Regie der Gebouwen. Wat daar precies speelt, is mij niet duidelijk. Ik zal het vanmiddag nog bespreken om te bekijken wat wij kunnen verbeteren of wat er nog in de weg staat van het openen van die plaatsen. Ik ben altijd blij dat ik plaatsen kan openen. Ik heb er elke dag nodig. Ik zal dat dus zeker navragen, daar kunt u van op aan.
Ik heb ook al twee keer een bezoek gepland aan Gent. Ik ben er al geweest, voor een studiedag over gezinshereniging, met mevrouw Bracke. Wij hebben met de burgemeester ook twee keer een plaatsbezoek gebracht aan Drongen, aan de snelwegparking daar. Dat was ook heel constructief. De burgemeester heeft mij toen uitgenodigd voor een overleg, maar hij is toen ziek gevallen. Wij zouden dan met de heer De Clercq overleggen, maar dat is dan twee keer uitgesteld. Het is een lang verhaal. Het is twee keer langs mijn kant uitgesteld, maar ik zal absoluut komen. Of men daar op mij schiet of niet, ik kom sowieso naar Gent, u mag daar zeker van zijn.
In verband met de rijkswachtkazerne zal ik navragen bij de mensen op het kabinet wat precies het probleem is, en wij zullen proberen dat deze week nog opgelost te krijgen. Hopelijk vandaag nog.
In verband met Fedasil en kleinschalige initiatieven, alles is welkom. Ook in kleine gemeenten. Ik geef als voorbeeld mijn eigen gemeente. Fedasil organiseert studiedagen, of beter informatiedagen.
OCMW’s en sociale assistenten die zich met deze problematiek bezighouden, kunnen zich inschrijven en krijgen dan de uitleg hoe men een LOI-woning opent, wie men daarvoor moet contacteren, wat de minimumcriteria zijn, welke vergoeding men federaal krijgt uitbetaald, of men die asielzoeker in de gemeente moet inschrijven of niet. Die praktische zaken zijn belangrijk en moeten op een goede manier gebeuren. Dit geldt voor alle gemeenten en is een groot succes. Heel veel kleine gemeenten schrijven zich daar ook voor in, om te weten hoe zij daaraan moeten beginnen. We proberen dat echt goed te doen. Er zijn nu drie of vier informatiedagen geweest, per provincie of per twee provincies. We zullen die ook blijven organiseren, want nogmaals, we hebben nog meer plaatsen nodig. We proberen zo op elk aanbod van opvangplaatsen in te gaan, als dat schikt. Er zijn natuurlijk minimumcriteria die gelden inzake opvang.
Ik heb gelezen dat de Vlaamse regering in extra budget heeft voorzien voor de inburgering, een pakket inzake alles wat met de asielinstroom te maken heeft. Erkende vluchtelingen hebben natuurlijk nood aan inburgeringscursussen, maar ik heb begrepen dat er voor 2016 in extra budgetten is voorzien. Dat is een vraag voor de Vlaamse regering natuurlijk. Er is zeker overleg met de Vlaamse minister-president en met ministers van de Vlaamse regering, daar hoeft u niet aan te twijfelen.
09.03 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, bedankt voor uw antwoord.
Ik heb goed begrepen dat Fedasil voor kleinschalige opvang de nodige middelen zal uittrekken, om steden en gemeenten te kunnen ondersteunen. Maar wat daarna? Nu gaat de discussie altijd over de opvang voor of tijdens de procedure, maar het grote probleem komt natuurlijk daarna. We zijn nog altijd één land en ik bekijk het vooral vanuit het standpunt van de steden en gemeenten die daarmee zullen worden geconfronteerd.
U bent bevoegd voor waarheen ze zullen gaan. Zullen we daar een spreiding hebben? Ik weet dat iedereen vrij is om te wonen waar hij wil, maar in het verleden is dat ook gebeurd. Er was een soort spreidingsplan en er waren overeenkomsten tussen de OCMW’s aan wie een asielzoeker was toegewezen en bij wie hij of zij verbleef. Daarheen moeten we evolueren, want uiteraard zullen de meesten om de opgesomde redenen naar de grote steden gaan. Dit ligt wel in uw bevoegdheid.
09.04 Staatssecretaris Theo Francken: Ik heb uw wetsvoorstel gelezen, zoals ik alle wetsvoorstellen lees die over mijn materie gaan.
Het is een interessant idee, maar mevrouw Lanjri heeft vorige week in de plenaire vergadering gezegd dat het juridisch bijzonder moeilijk is. Zelfs de mogelijkheid om alleen diegenen die steun zouden krijgen en erkend zijn naar een bepaalde plaats te doen verhuizen, contesteert mevrouw Lanjri fundamenteel op basis van juridische argumenten. Ik zal het verder bekijken, maar het is sowieso een interessant idee. Ik probeer verder na te denken over alle ideeën die worden aangereikt.
Wat de spreiding van erkende vluchtelingen betreft, zou het natuurlijk beter zijn dat zij wat meer gespreid worden dan dat zij allemaal naar twee of drie grote steden gaan. Dat is evident, maar er is blijkbaar discussie over of zo’n spreiding op basis van internationale en Europese wetgeving geoperationaliseerd kan worden. Daarover staat er niets in het regeerakkoord, maar de asielcrisis stond ook niet regeerakkoord. Voorstellen zijn dus altijd welkom.
09.05 Karin Temmerman (sp.a): Men kan mensen uiteraard niet verplichten om ergens te gaan wonen. Iedereen zal het daarover eens zijn, maar in het verleden werden zij aan OCMW’s toegewezen. Daarna kwam er een overeenkomst tussen het OCMW waaraan men was toegewezen en het OCMW van de plaats waar men uiteindelijk verbleef. Het lost niet alles op, maar een deel van de omkadering wordt zo wel gespreid.
09.06 Staatssecretaris Theo Francken: Mijn gemeente Lubbeek staat in de top 10 van de rijkste gemeenten van België en was gedurende 40 jaar donkerblauw. In die periode huurde de gemeente gebouwen in Charleroi en Brussel en stopte men iedereen daarin. Zo kreeg de gemeente de helft van het budget. Als men die mensen niet opving in de eigen gemeente kreeg men maar 50 %. Dat was de regeling in 2000. Men stopte de asielzoekers dus gewoon weg in de grootsteden. Daar bleven zij ook. Zij hingen af van het OCMW van Lubbeek en men kreeg daarvoor maar 50 %, maar dat vond men genoeg: “Met 50 % hebben wij genoeg, wij hebben geld genoeg, wij hebben dat geld niet nodig.” Dat was de praktijk.
Willen wij tot zulke situaties komen? Ik ben daar echt niet voor.
09.07 Karin Temmerman (sp.a): Wij moeten de fouten uit het verleden niet herhalen, maar er zijn andere voorbeelden, ook uit het buitenland.
U woont niet in grootstad, mijnheer de staatssecretaris, ik wel.
(…): (…)
09.08 Karin Temmerman (sp.a): Excuseer, wij zijn de tweede grootste stad van België. In Europese termen is dat niet zo, maar in Europese termen is Antwerpen ook geen grootstad.
09.09 Staatssecretaris Theo Francken: Dat zou ik nooit durven te zeggen.
De voorzitter: De tweede centrumstad van Vlaanderen. Laat het ons daarbij houden.
09.10 Karin Temmerman (sp.a): Laat ons daarover niet discussiëren, maar wij weten allemaal dat zij naar de grootsteden, naar Belgische normen, zullen gaan. De eerste optie is dus dat men de grootsteden op alle mogelijke manieren versterkt, maar ik meen dat wij een dubbele optie nodig hebben, namelijk spreiding en een door iedereen gedeelde verantwoordelijkheid.
Wij moeten zoeken naar de beste oplossing daarvoor.
Het incident is gesloten.
10 Question de Mme Caroline Cassart-Mailleux au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "l'accueil des réfugiés" (n° 6001)
10 Vraag van mevrouw Caroline Cassart-Mailleux aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de opvang van vluchtelingen" (nr. 6001)
10.01 Caroline Cassart-Mailleux (MR): Notre pays, comme les autres pays européens, fait face à un afflux migratoire important. Chaque mois, de plus en plus de personnes déposent des demandes d'asile à l'Office des Étrangers. Les chiffres ne trompent pas. Depuis mai 2015, la progression augmente fortement. Ainsi, on a reçu 4 621 demandes en août, contre 5 521 en septembre. Les taux de reconnaissance du statut de réfugié politique suivent les mêmes courbes puisque près de 60 % des demandes sont acceptées. Je souhaiterais, monsieur le ministre, que vous me confirmiez ce chiffre de 60 %. C'est un record et aussi la preuve que les services du CGRA font correctement leur travail. Rien ne dit que ces chiffres diminueront prochainement, ni cette année, ni dans les années futures vu le contexte international notamment en Syrie, en Irak et dans d'autres pays.
Monsieur le secrétaire d'État, je tiens à saluer votre action et celle du gouvernement qui au vu de cette progression, a mis en œuvre certaines dispositions, notamment libérer les places-tampon, augmenter la capacité d'accueil chez Fedasil et chez ses partenaires et organiser un pré-accueil afin que les demandeurs d'asile puissent être accueillis dignement et ne dorment pas dans la rue comme nous l'avons connu dans le passé.
Compte tenu de la situation actuelle, pouvez-vous m'indiquer quelle est la durée actuelle de traitement des dossiers des demandeurs d'asile au sein de l'Office des Étrangers et du CGRA? Ne craignez-vous pas prochainement un arriéré dans le traitement des dossiers vu le nombre de demandes? Quelles mesures ont ou vont être prises pour gérer et traiter les demandes?
10.02 Theo Francken, secrétaire d'État: Honorable membre, les services d'asile de l'Office des Étrangers ont été renforcés avec onze personnes grâce à des mutations internes et vingt recrutements externes. L'effectif a été renforcé de 52 personnes supplémentaires. Un matériel de travail supplémentaire a déjà été acheté.
Après la période d'initiation, ce renfort devrait être suffisant pour pouvoir traiter les nouvelles demandes d'asile et résorber l'arriéré à condition que le nombre de demandes se stabilise. En raison de l'augmentation substantielle et imprévisible du nombre de demandes d'asile, la durée moyenne de traitement d'une demande d'asile par les services de l'Office des Étrangers et du CGRA a effectivement augmenté.
Il est très difficile de dire précisément ce qu'il en est de la durée de traitement actuelle. Certains demandeurs d'asile reçoivent toujours une réponse dans un délai très court. Pour d'autres, il peut y avoir un retard au moment de l'enregistrement de la demande ou lors du traitement de celle-ci. Pour certains, ce retard peut s'élever à plusieurs mois.
Je suis bien évidemment tout à fait conscient qu'il est très important que les demandes soient traitées dans un délai raisonnable pour une politique d'asile cohérente. À cet égard, le gouvernement n'est pas resté inactif.
Le 28 août dernier, le Conseil des ministres a décidé d'accorder des moyens supplémentaires à l'Office des Étrangers et au CGRA. Cela a permis d'engager du personnel supplémentaire et ainsi, de renforcer sensiblement ces instances. Pour ce qui concerne le CGRA, il s'agit d'un renforcement de 120 collaborateurs, 105 de niveau A et 15 de niveau C. L'objectif de cette mesure est de pouvoir à nouveau traiter les nouvelles demandes d'asile dans un délai très court et d'apurer l'arriéré qui est en train de se former.
10.03 Caroline Cassart-Mailleux (MR): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse exhaustive.
Il est évident que des moyens supplémentaires ont été mis en œuvre par ce gouvernement et que le dossier a été pris à bras-le-corps afin d'être géré au mieux. Cette crise est sans précédent. Je souhaite qu'on puisse continuer à travailler dans ce sens et qu'on ne laisse pas un délai trop long de réaction s'installer. On doit en effet savoir rapidement si ces gens vont rester ou devoir repartir.
Het incident is gesloten.
11 Question de Mme Caroline Cassart-Mailleux au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "la situation dans les Balkans" (n° 6067)
11 Vraag van mevrouw Caroline Cassart-Mailleux aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de situatie in de Balkan" (nr. 6067)
11.01 Caroline Cassart-Mailleux (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, depuis plusieurs mois, l'Est de l'Europe, et plus particulièrement la région des Balkans, fait face à un afflux sans précédent de réfugiés provenant du Moyen-Orient. Nous avons tous vu les images des trains pris d'assaut en Serbie, des gaz lacrymogènes jetés sur les migrants en Macédoine ou des dizaines de candidats réfugiés tentant de passer outre le mur construit à la frontière serbo-hongroise par le gouvernement de Viktor Orban. Cette barrière a été érigée à la hâte et s'étire le long des 175 kilomètres de la frontière entre la Hongrie et la Serbie. Elle a suscité les réticences de la Commission européenne et de nombreux pays européens.
Depuis le début de l'année, 710 000 migrants sont arrivés sur le territoire de l'Union européenne. Cette année, la Hongrie a déjà enregistré bien plus de 100 000 demandes d'asile, contre 43 000 sur l'ensemble de l'année 2014. En 2012, seulement 2 000 migrants étaient arrivés dans le pays. Régulièrement, plus de 2 000 personnes passent la frontière hongroise et rien ne dit que ce chiffre va diminuer à moyen terme.
Monsieur le secrétaire d'État, les pays de la région des Balkans, qu'ils soient membres ou non de l'Union européenne ou qu'ils soient membres ou non de l'espace Schengen, font face à un afflux de migrants sans précédent qu'ils sont visiblement incapables de gérer.
Pouvez-vous nous indiquer si des moyens ou des aides matériels ou financiers sont ou vont être apportés par l'Union européenne ou par Frontex pour les aider?
La Hongrie est un des premiers pays Schengen sur la route des migrants empruntant la route des Balkans. Une aide spécifique sera-t-elle apportée à ce pays par Frontex ou par l'EASO, comme ce dernier le fait déjà en Grèce et en Italie? Si oui quelle est-elle?
Certaines voix brandissent que l'afflux migratoire risque de mettre à mal la pérennité de l'espace Schengen. La chancelière allemande, Mme Merkel, a même déclaré: "Si on n'arrive pas à une répartition équitable (des réfugiés en Europe), alors la question de l'avenir de la zone de libre circulation Schengen se posera." Quelle est votre position par rapport à ce risque d'implosion de la zone Schengen? Quelle est également votre position face à une possibilité de revoir les accords de Dublin?
11.02 Theo Francken, secrétaire d'État: Monsieur le président, madame, certaines opérations sont exécutées au niveau national avec le concours de Frontex, à savoir:
- 452 officiers de la police des frontières et 55 véhicules de patrouille ont été déployés en Bulgarie;
- 309 officiers de police ont été déployés en Grèce;
- Frontex a lancé un appel pour des moyens supplémentaires à la frontière avec la Bulgarie et la Turquie.
Mises à part ces opérations conjointes, il y a lieu de signaler les collaborations suivantes:
- premièrement, les chefs des services de police nationale hongroise, autrichienne et serbe se sont réunis pour aider les autorités serbes en termes de personnel et d'assistance technique;
- deuxièmement, les gardes frontières: les autorités hongroises, allemandes et autrichiennes ont déployé des patrouilles sur la connexion ferroviaire Budapest – Gyor.
Afin de répondre à la forte pression à la frontière serbo-hongroise, Frontex prévoit les actions suivantes:
1. le renforcement des activités à la suite des appels des États membres à libérer plus de moyens;
2. le stationnement en Hongrie de trois observateurs qui collaborent avec les patrouilles conjointes et veillent à une réaction correcte des autorités serbes.
À la fin du mois d'août, la Commission européenne a annoncé l'octroi d'une aide humanitaire supplémentaire de 1,5 million d'euros aux pays des Balkans occidentaux. Dans le cadre de son discours sur l'état de l'Union, présenté le 9 septembre devant le Parlement européen, le président de la Commission, M. Juncker, a évoqué un nouveau plan de relocalisation qui vise à relocaliser 120 000 demandeurs d'asile supplémentaires depuis la Grèce, l'Italie et la Hongrie. Il s'agissait de prendre en compte la réalité hongroise, pays qui doit faire face à un afflux considérable de demandeurs d'asile sur son territoire.
Dans les débats qui ont suivi, la Hongrie a indiqué qu'elle souhaitait également, à l'instar de l'Italie et la Grèce, installer des chambres d'enregistrement en Hongrie. Cette dernière précise qu'elle est en mesure de contrôler l'afflux sans devoir recourir à ces chambres d'enregistrement européennes.
Par ailleurs, la Commission européenne vient tout juste d'allouer 4 millions d'euros d'aides d'urgence à la Hongrie via le Fonds Asile, migration et intégration. Cette allocation servira à améliorer l'infrastructure des centres de réception existants ainsi que pour le développement de nouveaux centres.
L'espace Schengen doit naturellement être protégé. L'ouverture des frontières internes n'est possible qu'en combinaison avec une bonne protection des frontières externes. Le Règlement Dublin III actuellement en vigueur suscite de nombreuses critiques tant de la part des États membres que de la part de la société civile, notamment au vu des chiffres révélant le nombre de transferts, qui sera d'ailleurs entreprise par la Commission européenne pour l'année 2016. Sur base de cette évaluation, il sera alors possible de déterminer les améliorations possibles au Règlement Dublin III.
11.03 Caroline Cassart-Mailleux (MR): Monsieur le président, je remercie M. Francken pour le descriptif complet et pour les informations qu'il a pu me donner. L'évaluation sera, certes, importante et nous pourrons prendre position par la suite.
Het incident is gesloten.
12 Question de M. Benoit Hellings au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "l'inscription du Kosovo sur la liste des pays dits sûrs" (n° 6089)
12 Vraag van de heer Benoit Hellings aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de toevoeging van Kosovo aan de lijst van veilige landen" (nr. 6089)
12.01 Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, le Commissariat général aux réfugiés et aux apatrides (CGRA) a proposé au Conseil des ministres d'inscrire la République du Kosovo comme pays d'origine sûre. Cette décision a été publiée au Moniteur belge le 24 avril 2015.
Le droit européen (via sa directive Procédures 2013/32/EU) permet en effet aux États membres d'établir une liste de pays dits sûrs. Cette liste accroît davantage la charge de la preuve sur le demandeur d'asile, dans la mesure où il lui revient non seulement de convaincre le CGRA qu'il craint pour sa vie en cas de retour au Kosovo mais en plus le demandeur doit renverser la présomption que son pays serait "sûr" le concernant. C'est une tâche particulièrement lourde pour le demandeur d'asile et ses conseils. C'est d'autant plus problématique que les auditions au CGRA pour ces pays sont très courtes (moins d'une heure), alors que les demandeurs d'asile présentent de très grands signes de vulnérabilité. Ils sont issus de minorités. Ce sont des personnes peu scolarisées qui, dès lors, s'expriment mal y compris dans leur propre langue. En outre, leur situation administrative est complexe en raison du statut du Kosovo qui n'est pas un État de droit reconnu par tous.
La France avait également inscrit le Kosovo comme pays d'origine sûre sur la base du même droit européen. Le Conseil d'État français a toutefois estimé que le Kosovo ne pouvait être considéré comme sûr "en raison de l'instabilité, du contexte politique et des violences auxquelles restent exposées certaines catégories de la population" (arrêts n° 375474 et 375920 du 10 octobre 2014). Ceci a annulé l'inscription du Kosovo de la liste française des pays sûrs. Cette appréciation quant à la situation au Kosovo va donc à l'opposé du constat fait par le CGRA ici en Belgique.
Ceci est d'autant plus interpellant que tant la France que la Belgique sont liées par les mêmes directives européennes qui définissent le critère de "pays sûr" et la notion même de réfugié. Autrement dit, à partir du même droit européen, on arrive à des constats opposés en France et en Belgique.
Notons enfin que le site internet du CGRA ne publie pas ses avis quant aux pays sûrs, réduisant ainsi le contrôle quant à la qualité et les sources de ses avis. C'est d'autant plus surprenant que, si ces pays sont manifestement si sûrs, la publication ouverte et transparente sur le site internet du CGRA devrait pouvoir se faire sans restriction.
Monsieur le secrétaire d'État, avez-vous lu l'arrêt du Conseil d'État français, qui, sur la base du même droit européen, arrive au constat opposé quant à la situation sécuritaire au Kosovo? Avez-vous soulevé cette contradiction avec vos homologues français afin de comprendre en fonction de quelles informations la France estime que le Kosovo n'est pas sûr? Dans la négative, pour quelles raisons?
Étant donné que le principe de précaution devrait prévaloir dans le domaine de l'asile, vu les conséquences irréversibles qu'une décision de refus mal appréciée peut avoir pour la personne concernée, ne faudrait-il pas s'aligner sur la position française et donc retirer le Kosovo de la liste belge des pays sûrs?
Confirmez-vous que les avis pris par le CGRA pour inscrire plusieurs pays sur une liste de pays d'origine sûrs ne sont toujours pas disponibles sur le site internet du CGRA? Pour quelles raisons et sur quelle base légale le CGRA se fonde-t-il pour ne pas rendre ses avis publics?
12.02 Theo Francken, secrétaire d'État: Monsieur Hellings, j'ai pris connaissance de cet arrêt du Conseil d'État français, tout comme j'ai pris acte de l'arrêt du Conseil d'État belge. Ce dernier confirme que la présence du Kosovo sur la liste des pays sûrs ne posait pas de problème. Je tiens compte de cet arrêt et non pas de la jurisprudence des cours et tribunaux d'autres pays.
Je n'aperçois aucune raison valable de retirer le Kosovo de la liste des pays d'origine sûrs. Il convient de relever que les discussions se poursuivent au niveau européen afin de parvenir à une liste européenne des pays d'origine sûrs. Le Kosovo est repris sur la liste proposée par la Commission européenne.
Il est exact que les avis concernant les pays sûrs n'ont pas été publiés sur le site internet du CGRA. Il n'existe d'ailleurs aucune obligation légale imposant à une administration publique de publier certaines informations sur ses sites internet. Cela étant, le fait que ces avis ne se trouvent pas sur le site ne signifie pas nécessairement que le CGRA refuse la consultation de ses avis au cas où cela lui serait demandé.
12.03 Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie.
La question du Kosovo renvoie à la question de la minorité Rom, qui est particulièrement menacée dans ce pays. On sait qu'une des principales raisons pour lesquelles les personnes demandent l'asile aujourd'hui en Belgique, c'est parce qu'elles sont Roms issues du Kosovo.
Comme vous l'avez indiqué, au-delà des listes nationales de pays sûrs, il est question d'établir une liste européenne des pays sûrs. Quand on constate que, dans un pays important comme la France, le Conseil d'État considère que le Kosovo ne peut pas figurer sur la liste des pays sûrs, on peut se dire que l'on va avoir un problème d'adéquation entre les listes nationales et européenne. Je ne vois pas comment la France va pouvoir faire pour suivre la liste européenne des pays sûrs alors que son instance indépendante, le Conseil d'État, vient de déclarer le Kosovo n'était pas un pays sûr.
Cela renvoie aussi au débat concernant la Turquie. Il y a là un énorme problème avec les Kurdes. Je sais que vous êtes sensible à la cause kurde, pour des raisons qui vous appartiennent. J'y suis sensible aussi pour des raisons de respect des droits de l'homme et du droit de la presse. Si la Turquie se trouve sur la liste européenne des pays sûrs, cela posera question.
Et je ne parle pas de l'Irak. Certaines zones doivent-elles se trouver sur la liste des pays sûrs? Je vous encourage vivement à continuer dans la voie tracée par le CGRA de l'enlever. L'Irak n'est évidemment pas un pays sûr, sinon nous ne serions pas allés y faire la guerre il y a quelques mois!
Het incident is gesloten.
13 Question de M. Benoit Hellings au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "les traumatismes de guerre subis par les réfugiés et la transposition de la directive 2013/32/UE" (n° 6304)
13 Vraag van de heer Benoit Hellings aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de oorlogstrauma's van vluchtelingen en de omzetting van richtlijn 2013/32/EU" (nr. 6304)
13.01 Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Monsieur le secrétaire d'État, Le Soir du 17 septembre faisait état d'une profonde inquiétude exprimée par la Chambre allemande des psychothérapeutes (BPtK) à l'égard des traumatismes subis par les nombreux réfugiés arrivés en Allemagne. Ainsi, près de 70 % de ces demandeurs d'asile auraient été témoins de violences graves. De plus, entre 40 à 50 % auraient présenté des symptômes de stress post-traumatique. On peut les comprendre: leur pays d'origine, la Syrie, est en guerre.
L'arrivée en Belgique de migrants, dont vraisemblablement un grand nombre obtiendront un statut de protection internationale, concerne le même groupe de personnes parvenues en Allemagne par la route des Balkans: des Syriens, des Irakiens et des Somaliens fuyant la guerre et les violences.
Le 20 juillet 2015 était la date limite pour que la Belgique transpose la directive européenne 2013/32 relative aux procédures d'asile. Celle-ci met l'accent – voir, par exemple, son considérant n° 29 et son article 24 - sur la nécessité de repérer, au début de la procédure d'asile, les personnes vulnérables dont les cas traumatiques, selon un processus d'identification spécifique afin qu'elles bénéficient des meilleures conditions de procédure (audition de qualité, climat de confiance et personnel très formé). Notons que cette directive européenne a été adoptée le 26 juin 2013 et a laissé ainsi un peu plus de deux ans à la Belgique pour la transposer.
Enfin, d'après les informations que vous avez distillées dans cette commission, le Commissariat général aux Réfugiés et Apatrides (CGRA) est en voie de recruter des agents contractuels pour auditionner les demandeurs d'asile qui sont arrivés ces derniers mois en Belgique par vagues entières.
Monsieur le secrétaire d'État, j'en viens à mes questions. En vue de la transposition de la directive relative aux procédures d'asile, comment les expertises médicales sont-elles organisées au CGRA depuis le 21 juillet? Quel est le mécanisme d'identification des personnes ou groupes vulnérables?
Étant donné l'entrée en vigueur récente de la directive relative aux procédures d'asile, combien de psychologues ont-ils été recrutés au CGRA? Combien d'entre eux sont-ils opérationnels depuis le 21 juillet? À quel service sont-ils rattachés, étant donné la dissolution de la Cellule psy support du CGRA?
Vu l'accroissement des demandes d'asile ces derniers mois en Belgique, le CGRA va-t-il renforcer le nombre de ses conseillers psychologiques?
Quelles sont les formations spécifiques qui sont ou seront données aux nouveaux officiers de protection en charge des auditions et de l'instruction des dossiers d'asile quant au volet identification et traitement des personnes vulnérables? Par qui ces formations sont ou seront-elles dispensées?
Enfin, étant donné le rôle central joué par les officiers de protection dans l'identification et le traitement des personnes vulnérables et la pression supplémentaire qu’ils connaîtront vu le contexte de crise, quelles sont les mesures supplémentaires d'accompagnement prises par la direction du CGRA pour gérer le stress des officiers de protection et les difficultés émotionnelles liées à ces auditions, qui peuvent parfois être dramatiques?
13.02 Theo Francken, secrétaire d'État: Cher collègue, le CGRA n'organise pas l'expertise médicale lui-même. En ce moment, sur la base d'une analyse du dossier transmis par l'Office des Étrangers et des éléments communiqués par le demandeur d'asile, y compris éventuellement un certificat ou un rapport rédigé par l'expert médical, le CGRA examine s'il existe des besoins particuliers. Le cas échéant, des mesures sont prises pour rencontrer ces besoins. Il examine aussi si une crainte fondée ou un risque réel existe en cas de retour.
À l'avenir, le mécanisme suivant sera mis sur pied – ce n'est pas encore le cas, car la loi est toujours en cours de préparation.
Lors de l'enregistrement à l'Office des Étrangers, un questionnaire sera présenté au demandeur d'asile. Ce questionnaire sera complété si nécessaire avec l'aide d'un membre du personnel ayant suivi une formation à caractère médical.
À tout moment, le demandeur d'asile ou son conseil peut confier à l'Office des Étrangers ou au CGRA des éléments qui indiquent des besoins particuliers.
Sur la base de ce questionnaire et d'une analyse des faits mentionnés dans le dossier de demande d'asile, l'Office des Étrangers et le CGRA vérifient systématiquement s'il existe des besoins particuliers et, le cas échéant, des dispositions sont prises pour rencontrer ces besoins.
Pour de nombreuses personnes, il existait déjà un mécanisme d'identification des besoins particuliers, assorti d'une politique visant à les satisfaire.
Cette politique a été étendue à d'autres catégories sur base de l'analyse du dossier et des éléments communiqués par le demandeur d'asile. Le CGRA examine s'il existe des besoins particuliers; le cas échéant, des mesures sont prises afin de répondre à ces besoins.
Aucun psychologue ni conseiller psychologique n'est en fonction au CGRA.
La mise en œuvre des mécanismes d'identification des personnes vulnérables, conformément aux dispositions de la directive relative aux procédures d'asile n'exige pas que le CGRA emploie un psychologue à cet effet. Cela n'est pas non plus prévu dans un futur proche.
Un vaste éventail de formations a été élaboré au CGRA à l'intention des officiers de protection et se compose d'une formation de base d'une durée de trois à quatre semaines, suivie d'une formation sur le terrain encadrée par un coach ou un superviseur. La formation relative à l'identification de besoins particuliers consiste en premier lieu en une formation auprès de ceux qui traitent la demande d'asile. En outre, une formation spécifique est prévue pour les officiers de protection qui auditionnent des mineurs non accompagnés ou d'autres catégories.
Récemment, le CGRA a décidé de prolonger le projet "Intervision", qui est par ailleurs un projet à caractère général concernant le bien-être au travail et qui a été développé au CGRA. L'aspect stress vicariant en fait partie.
13.03 Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Je remercie le secrétaire d'État pour sa réponse très structurée. Je vais la lire avec attention.
Il est important aujourd'hui que la Belgique ne se fasse pas condamner pour la non-transposition de la directive. J'entends qu'une série de choses est déjà mise en œuvre sans demander la modification de la loi. Cependant, faites attention! Le délai de transposition a été dépassé. Il était du 20 janvier 2015. Il s'agirait que la Belgique se conforme entièrement à cette directive relative aux procédures d'asile. Ce n'est pas seulement une question humanitaire. Évidemment, cela en est une, d'abord et avant tout, connaissant la situation psychologique et matérielle des réfugiés qui nous parviennent de Syrie aujourd'hui. Il s'agit aussi de ne pas se faire condamner et d'éviter de payer une amende parce qu'une directive importante de l'UE n'aurait pas été transposée.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
14 Samengevoegde interpellatie en vraag van
- mevrouw Barbara Pas tot de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen over "de herziening van de Conventie van Genève" (nr. 69)
- mevrouw Barbara Pas aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de procedure tegen België inzake de omzetting van Europese richtlijnen inzake asielopvang en de nood aan een nieuw Europees en internationaal asielbeleid" (nr. 6402)
14 Interpellation et question jointes de
- Mme Barbara Pas au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales sur "la révision de la Convention de Genève" (n° 69)
- Mme Barbara Pas au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "la procédure intentée contre la Belgique relative à la transposition de directives européennes en matière d'accueil et la nécessité d'une nouvelle politique d'asile européenne et internationale" (n° 6402)
14.01 Barbara Pas (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, mijn interpellatie was aanvankelijk gericht aan minister Reynders, maar werd uiteindelijk in het bakje van de staatssecretaris gelegd. Vandaar dat zij werd samengevoegd met een soortgelijke vraag.
Een tijdje geleden konden wij vernemen dat België, samen met een hele reeks andere EU-landen, door de Europese Commissie in gebreke werd gesteld, omdat het nog niet in orde is met de omzetting van een aantal richtlijnen die ten laatste op 20 juli in nationale wetgeving omgezet moesten zijn. Als ik mij niet vergis, heeft de collega naast mij daarover straks nog een vraag.
Ik vind het bijzonder arrogant van de Europese Commissie om lidstaten die veel inspanningen doen te berispen voor zulke zaken, terwijl zij er zelf niet eens in slaagt om de basisregels na te leven die inzake asiel op Europees niveau afgesproken werden. Ik heb er daarnet al een andere collega horen naar verwijzen. Het grote probleem bevindt zich op het Europese niveau, met de grenzen in Italië en Griekenland die lek zijn. U zegt zelf dat het grote probleem daar ligt. Het is dus een bijzonder betreurenswaardige actie van de Europese Commissie om de lidstaten op hun plichten te wijzen, terwijl zij haar plichten zelf niet nakomt.
Het Europese migratiebeleid faalt, door de buitengrenzen die lek zijn en het signaal van mevrouw Merkel aan de buitenwereld dat de hele wereld hier welkom is. Wij weten allemaal dat vluchtelingen vaak tot vijf veilige landen passeren, op zoek naar de beste sociale systemen. Dat kan natuurlijk de bedoeling niet zijn. Een totaal andere aanpak op Europees niveau lijkt noodzakelijk, omdat de situatie duidelijk niet beter wordt. Uw partijvoorzitter, mijnheer de staatssecretaris, heeft daartoe al een aanzet gegeven, door een pleidooi te houden voor een andere internationale aanpak. Hij verwees meer bepaald naar de herziening van het Internationaal Verdrag van Genève, betreffende de status van vluchtelingen.
Omdat mijn interpellatie naar hier overgeheveld werd en ik zo een beetje meer spreektijd krijg, zal ik er drie citaten aan toevoegen. Het is mijn gewoonte niet om Bart De Wever te citeren, maar als hij de analyse aanhaalt die wij al jaren vertolken en tot dat voortschrijdend inzicht is gekomen, kan ik evengoed zijn woorden gebruiken. Het eerste citaat is het volgende.
“Het internationaal recht is een keurslijf dat ons belet om de dingen te doen die ik logisch vind.” In zijn exposé noemde hij het niet realistisch dat het vluchtelingenverdrag van Genève uit 1951 dezelfde sociale rechten toekent aan politieke vluchtelingen als aan eigen landgenoten. “De sociale zekerheid van 1951 is echt niet wat de sociale zekerheid vandaag is”, heeft hij toen gezegd, en hij vervolgde: “Dat verdrag is in een totaal andere context geschreven, maar dat wordt niet in rekening gebracht. Sommige landen hebben een gulle sociale zekerheid uitgewerkt en de Conventie van Genève dient als ticket om daar als vluchteling deel van uit te maken.” Op een bepaald moment zei hij zelfs: “Rechtsregels zijn geen morele maximes maar de vertaling van een sociale consensus op een moment in de tijd en in een welbepaalde ruimte. Als die consensus wijzigt, moet het recht zich daaraan aanpassen; de consensus moet zich niet aanpassen aan de wet.” Ik kan toch niet anders dan daaruit concluderen dat hij spreekt over de aanpassing van dat vluchtelingenverdrag.
Mijnheer de staatssecretaris, vooraleer u dat afdoet als onvolledige citaten of als academische beschouwingen, zal ik u mijn concrete vraag stellen. Ik weet immers dat de aanpassing van een dergelijk verdrag allicht een huzarenstukje zal zijn. Een artikel in de Conventie bepaalt echter dat elke lidstaat de secretaris-generaal van de VN mag verzoeken om tot een herziening over te gaan, al is het maar om het signaal te geven, binnen Europa, dat het huidig gevoerde beleid niet kan worden voorgezet.
Mijnheer de staatssecretaris, daarom heb ik maar een eenvoudige vraag voor u: zal België op Europees of op internationaal niveau de nodige contacten leggen en de nodige stappen zetten om de herziening van de Conventie van Genève op zijn minst op de internationale politieke agenda te plaatsen?
14.02 Staatssecretaris Theo Francken: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Pas, ik wil een paar zaken antwoorden.
Ten eerste, u verwijst naar een toespraak van de heer Bart De Wever, die hij heeft gehouden als openingscollege voor de faculteiten Rechtsgeleerdheid en Politieke en Sociale wetenschappen van de universiteit van Gent waarin hij pleitte voor de herziening van sommige bepalingen van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen, meer bepaald inzake de toegang tot de sociale zekerheid. Ik stel samen met u vast dat het debat daarover al enkele weken, zelfs maanden, wordt gevoerd en dat lijkt mij een goede zaak.
In een gezonde democratie kan een breed en diepgaand debat worden gevoerd, niet het minst over de fundamentele aspecten van de manier waarop wij onze samenleving wensen in te richten. In Frankrijk en Duitsland legt men de laatste hand aan een nieuwe asielwetgeving, in Nederland kiest men voor een versobering van de opvang, en in Denemarken heeft men maatregelen genomen met het oog op de sociale zekerheid. Ik kan enkel samen met u vaststellen dat er in verschillende Europese landen een diepgaand debat wordt gevoerd.
De grote instroom van asielzoekers die ons land op dit moment kent, heeft uiteraard verregaande gevolgen, ook op het vlak van werkgelegenheid, integratie, sociale zekerheid en woonbeleid. Het is dan ook nodig de denkoefening te doen. Dat is wat de heer De Wever heeft voorgesteld.
Ik moet zeggen dat uw citaten nogal selectief zijn. In een aantal passages is het ook zeer duidelijk dat het principe van de Conventie van Genève — en dat is het expliciete standpunt van vele partijen, meen ik —, met name de bescherming van oorlogsvluchtelingen, totaal niet ter discussie wordt gesteld. Dat is het belangrijkste principe, en dat is trouwens de reden waarom de Conventie van Genève is ontstaan. Dat heeft de heer De Wever ook gezegd, maar dat citeert u niet. Het is nochtans belangrijk om daarmee te beginnen. Meestal is het zo dat als Bart De Wever iets zegt, er wordt verwezen naar of gedacht aan wat hij net niet heeft gezegd. In zijn toespraak had hij het wel degelijk over het belangrijkste principe van de Conventie van Genève, de bescherming van oorlogsvluchtelingen, en dat is het belangrijkste en het meest principiële punt in de discussie.
Als u mij vraagt of België stappen heeft ondernomen of zal ondernemen om de Conventie van Genève op te schorten, kan ik u antwoorden dat België vooral heel wat stappen heeft gezet om ervoor te zorgen dat er een beter asiel- en migratiebeleid komt. Het is België dat heel fel, van bij het begin, op de eerste vergadering van de Europese Raad inzake Binnenlandse Zaken, Justitie en Migratie in oktober, het terugkeerbeleid op de agenda geplaatst. Van de top van Valetta, binnen enkele weken, wordt veel verwacht. De verwachtingen zijn hoog gespannen.
Er zijn stappen vooruitgezet. Eindelijk zijn er hotspots, eindelijk is er nu ook Europese solidariteit om de grenzen beter te bewaken. Wij zien inderdaad dat sommige landen dat niet kunnen of niet willen, of een combinatie van beide.
De Belgische regering, meer bepaald de premier en de minister van Buitenlandse Zaken, hebben op Europees niveau telkens de juiste woorden gezegd en de juiste klemtonen gelegd om de juiste zaken te willen binnenhalen. Wij hebben daar grote stappen vooruitgezet en de zaken evolueren in de juiste richting.
Ik stel ook vast dat een aantal voorspellingen zijn uitgekomen. Maar als het gaat om de rol van Turkije, dan denk ik aan de pushbackoperatie, dit weekend. Dit is dus zeer actueel. Nu wordt er niet meer gepraat over push back, maar over take back, over het feit dat de Turkse kustwacht zelf een aantal boten zou terughalen naar de eigen kust en havens. Dat is wat er nu op tafel ligt in het gesprek tussen de Europese Commissie, mevrouw Merkel en de Turkse president. Het gaat niet over push backs, maar over take backs, maar het komt wel op hetzelfde neer.
In bepaalde landen wordt er effectief gepraat over het sociaal statuut, sociale woningen, voorrang enzovoort. Het debat wordt in elk Europees land gevoerd en vooral in Europese landen die de terminus zijn. Er zijn een aantal doorstroomlanden, die een andere problematiek kennen. Een aantal landen, waaronder België, zijn terminuslanden, landen waar men wil verblijven, een asielaanvraag wil indienen en men toestaat dat er vingerafdrukken worden genomen van de persoon in kwestie. Dat is immers ook vaak een probleem.
Het debat is dus open en zal dat nog wel een tijdje blijven. Als u mij vraagt of het de goede richting uitgaat, dan zeg ik ja. Ik vind dat ook België de afgelopen maanden heel wat moed heeft getoond en blijft tonen. Ook de premier heeft vorige week op de Europese top de juiste woorden gesproken en is niet zonder meer meegegaan in het verhaal van Turkije bij de Europese Unie. Hij heeft daar een duidelijke lijn getrokken. Ik vind het een goede lijn. Wij moeten zeer voorzichtig zijn op dat vlak. Hij heeft gezegd dat wij kunnen nadenken over de visumvrijstelling voor studenten en onderzoekers. Die onderhandelingen lopen trouwens al jaren en bevinden zich in een finale fase. Er is echter een groot verschil tussen visumvrijstelling voor bepaalde categorieën en lidmaatschap van de Europese Unie. Daartussen bestaat er een interplanetair verschil.
In die zin zijn er stappen vooruitgezet.
België heeft tot op heden altijd de juiste lijn aangehouden. Er zijn veel
evoluties in de richting van het Belgisch standpunt en dat is een goede zaak.
Ik zal ter zake zeker mijn steentje blijven bijdragen, zodat wij in Europa
hopelijk komen tot een beter, correcter en rechtvaardiger asielbeleid voor
iedereen, dat vooral echte oorlogsvluchtelingen bescherming biedt. Let's give them shelter.
14.03 Barbara Pas (VB): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord.
Debat is inderdaad een goede zaak, maar ook op Europees niveau moet men het juiste debat durven te voeren. België volgt veel te braaf de Europese Unie zonder de vinger op de wonde te leggen. Kijk maar naar landen als Hongarije die moeten overreageren omdat de Europese Unie niet ingrijpt.
U zegt dat men nu meer wil doen om eindelijk de lekke grenzen in Italië en Griekenland aan te pakken, maar die verdragen bestonden al. De buitengrenzen sluiten was een voorwaarde om de binnengrenzen te laten wegvallen, maar dat is nooit gelukt. Men mag ook niet zo naïef zijn om te denken dat dit nu in een-twee-drie zal lukken. In afwachting daarvan bent u verplicht om binnengrenzen te controleren — letterlijk dan — en om grenzen te stellen aan onze vrijgevigheid.
U verwijst naar Turkije, waar de voorspellingen zijn uitgekomen. Het zijn helaas, daar ben ik niet blij mee, voorspellingen van het Vlaams Belang die zijn uitgekomen. Wij zeggen al jaren dat Turkije een draaischijf voor mensensmokkel is. De mensen van Frontex zeggen dat er rond Izmir 500 000 mensen staan te wachten op de oversteek naar de Europese Unie. Turkije heeft altijd geweigerd om die mensensmokkelaars deftig in kaart te brengen.
Mij maakt u niet wijs dat het in een land met een dergelijke staatsveiligheid als Turkije, waar men elke kritische journaliste en cartoonist kan opsporen, vatten en in de gevangenis opsluiten, niet mogelijk is om mensensmokkelaars, die openlijk reclame maken, in kaart te brengen en aan te pakken. Dat is manifeste onwil. Ik heb minister Reynders hierover enkele jaren geleden ook ondervraagd, toen mensensmokkelaars via Facebook reclame maakten voor de overzet naar de Europese Unie. Eerst zien en dan geloven. Wij weten wat Turkije wil en wat zij als pasmunt gebruiken. Mevrouw Merkel zal alleszins reclame maken voor de verkiezingen van Erdogan – dat lijkt in de perceptie alleszins zo. Dat gaat dus niet de goede kant uit.
Ik ben zeker niet gerustgesteld, vooral omdat België nooit de opening van volgende hoofdstukken in de toetreding van Turkije heeft proberen tegen te houden. Integendeel, ondanks het feit dat elk rapport van de Europese Commissie veeleer een achteruitgangsrapport was dan een vooruitgangsrapport, heeft men daar ook nooit op tafel durven te slaan.
Men heeft niet het lef om de juiste vragen te stellen en de juiste discussie te voeren. Dat vind ik jammer. Bijzonder jammer vind ik dat ons land zelfs nog verder gaat dan wat er in het Verdrag van Genève staat, in artikel 24, waarnaar uw partijvoorzitter terecht verwees. U hebt nog marge om op te treden inzake de bescherming van de sociale zekerheid. Uw voorzitter heeft gelijk als hij nu ons standpunt overneemt en zegt dat de zaken internationaal totaal anders moeten worden aangepakt. Anders blijft het dweilen met de kraan open.
14.04 Staatssecretaris Theo Francken: Heel kort, mevrouw Pas.
U zegt dat het allemaal VB-voorstellen zijn die nodig zijn en worden uitgevoerd. Sta mij toe daaraan te twijfelen. U hebt ook een aantal cijfers genoemd. Uw partij doet dat de laatste weken en ik lees ze ook in alle mogelijke publicaties. Slechts 6 % van de afgewezenen zou terugkeren en mijn budget voor repatriëring zou met een kwart gedaald zijn. Dat is manifest onjuist. Wees alstublieft intellectueel eerlijk en gebruik de juiste cijfers. Het repatriëringsbudget is gestegen, de plaatsen in gesloten centra stijgen van 405 naar 605 in zes maanden tijd en er komt heel wat extra personeel bij. Er is een ongeziene uitbreiding van de personeelscapaciteit bij de DVZ en de middelen stegen.
Ik hoor alle mogelijke verklaringen. Amper 5,8 % zou terugkeren. Dat is niet juist. U neemt alleen de cijfers van de gedwongen repatriëringen, zonder rekening te houden met de cijfers van vrijwillige terugkeer, zelfstandige terugkeer, Dublinovernames en bilaterale overnames. U zegt dat er vorig jaar 48 000 bevelen zijn geweest om het grondgebied te verlaten, dat klopt, maar u moet wel naar het aantal personen kijken. U gooit het allemaal op een hoopje.
Als uw voorstellen zijn zoals uw cijfers, dan houd ik mijn hart vast.
14.05 Barbara Pas (VB): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb blijkbaar een gevoelige snaar geraakt, want ik krijg een repliek over geen enkel cijfer dat ik in mijn vraag heb genoemd en over zaken die straks nog in andere vragen voorkomen. Het enige cijfer dat ik heb genoemd is dat van 500 000 in en rond Izmir en dat komt van Frontex. Dat zijn niet eens Vlaams Belangcijfers, maar ik neem er bij deze akte van dat u de cijfers van Frontex in twijfel trekt.
Ik voeg er nog één citaat van uw voorzitter aan toe, ook met betrekking tot een analyse die wij reeds lang maken. Men kan niet massamigratie en een verzorgingsstaat allebei soigneren, dat kan gewoon niet in de praktijk. Men moet kiezen. Om het met de woorden van de heer De Wever te zeggen, niet in zijn zogenaamde academische beschouwingen, maar in het VTM-nieuws: “Ofwel sluit je je grenzen, ofwel sluit je je sociale zekerheid.” Dat is iets wat u niet doet, alle cijfergegoochel ten spijt.
De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Barbara Pas en luidt als volgt:
“De Kamer,
gehoord de interpellatie van mevrouw Barbara Pas
en het antwoord van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken,
- gelet
op het internationaal verdrag van 28 juli 1951 betreffende de status van
vluchtelingen, beter bekend als de Conventie van Genève, meer bepaald
artikel 24 betreffende de arbeidswetgeving en de sociale zekerheid;
- overwegende
dat deze conventie stelt dat vluchtelingen dezelfde socialezekerheidsrechten
dienen te krijgen als ingezetenen van het land;
- overwegende
dat dit een enorm aanzuigeffect op vluchtelingen en vermeende vluchtelingen
creëert naar landen met een sterk uitgebouwd socialezekerheidsstelsel, waardoor
het socialezekerheidsstelsel van dit land ondermijnd dreigt te worden;
- overwegende
dat de voorzitter van de grootste regeringspartij op 22 september vanuit
deze overwegingen een pleidooi heeft gehouden ten einde deze conventie op dat
vlak te herzien;
vraagt de
regering,
op
internationaal vlak de nodige contacten te leggen en de nodige stappen te
ondernemen om een eventuele herziening van de Conventie van Genève in die zin
op de internationale politieke agenda te plaatsen.”
Une motion de recommandation a été déposée par Mme Barbara Pas et est libellée comme suit:
“La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de Mme Barbara Pas
et la réponse du secrétaire d’État à l’Asile et à la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l’Intérieur,
-considérant
la convention générale du 28 juillet 1951 relative au statut des réfugiés
(mieux connue sous le nom de Convention de Genève) et plus précisément
l’article 24 relatif à la législation du travail et à la sécurité sociale;
- considérant
que selon cette convention, les réfugiés doivent bénéficier des mêmes droits
que les nationaux en matière de sécurité sociale;
- considérant
que cette obligation crée un important effet d’aspiration pour les réfugiés et
prétendus réfugiés vers des pays dont le système de sécurité sociale est très
développé, risquant ainsi de le fragiliser;
- considérant
que sur la base de ces considérations, le président du premier parti du
gouvernement a plaidé le 22 septembre dernier en faveur d’une révision de
cette convention;
demande au
gouvernement,
de prendre les contacts et les mesures nécessaires sur le plan international en vue de porter à l’ordre du jour de la politique internationale une éventuelle révision de la Convention de Genève en ce sens.”
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Sarah Smeyers.
Une motion pure et simple a été déposée par Mme Sarah Smeyers.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
La réunion publique de commission est levée à 12.11 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.11 uur.