Commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw

Commission de l'Économie, de la Politique scientifique, de l'Éducation, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture

 

van

 

Dinsdag 20 oktober 2015

 

Voormiddag

 

______

 

 

du

 

Mardi 20 octobre 2015

 

Matin

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 10.08 uur en voorgezeten door de heer Johan Klaps.

La séance est ouverte à 10.08 heures et présidée par M. Johan Klaps.

 

De voorzitter: Collega’s, wij vatten onze ruime agenda aan, al stel ik vast dat heel wat vragen worden verwezen naar andere commissies, worden uitgesteld of worden omgezet in schriftelijke vragen.

 

Dat geldt alvast voor de eerste drie vragen op onze agenda, zijnde vragen nrs 4248 van de heer Spooren, 5769 van de heer Delizée en 5856 van mevrouw Dedry.

 

01 Question de M. Michel de Lamotte au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "la réservation de billets d'avion par Internet" (n° 5890)

01 Vraag van de heer Michel de Lamotte aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "het reserveren van vliegtuigtickets op internet" (nr. 5890)

 

01.01  Michel de Lamotte (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, toute personne ayant déjà essayé de réserver un vol sur internet a pu observer des variations de prix importantes d'heure en heure, si pas de minute en minute. Une partie de ces modifications peuvent être associées à des éléments objectifs comme le prix du carburant ou une optimisation de la recette tarifaire, mais ce n'est pas toujours le cas.

 

En effet, il a été mis en évidence le phénomène de l'IP tracking qui peut expliquer des augmentations de prix. Le principe en est simple: quand une recherche de billets est réalisée sur internet, l'opérateur enregistre cette recherche et l'associe à l'adresse IP du terminal utilisé (ordinateur, smartphone, etc.). Cela permet à l'opérateur de connaître l'intérêt pour le produit. Lorsqu'une nouvelle recherche est réalisée à partir de la même adresse IP, le prix a donc augmenté. Cette pratique, bien que peu recommandable, n'est, me semble-t-il, pas interdite.

 

Par contre, d'autres opérateurs confirment l'achat à un certain prix et vous envoient ensuite une modification de prix. En ce qui concerne les contrats de voyage, la loi belge prévoit que le prix du voyage peut varier à la hausse comme à la baisse jusque 20 jours avant le départ, mais uniquement pour tenir compte du coût du transport (du carburant), des taxes et redevances relatives aux prestations offertes et des taux de change, et seulement si le contrat le prévoit.

 

En ce qui concerne uniquement les vols, des règlements européens garantissent la protection des consommateurs. Il me semble que cet aspect des prix n'est pas réglementé.

 

Monsieur le ministre, comptez-vous prendre des dispositions en vue de lutter contre cet IP tracking? Des contrôles sont-ils effectués pour vérifier que les prix acceptés par les deux parties ne sont pas ensuite modifiés? Des plaintes ont-elles déjà été enregistrées concernant ces deux pratiques? Une disposition spécifique aux réservations de vol ne devrait-elle pas être prévue en ce qui concerne les variations de prix? Comptez-vous prendre des initiatives au niveau belge ou les encourager au niveau européen pour protéger davantage les consommateurs dans ce domaine?

 

01.02  Kris Peeters, ministre: Monsieur le président, chers collègues, monsieur de Lamotte, aucun projet n'est actuellement prévu en vue de lutter contre l'IP tracking. L'analyse de ce nouveau modèle économique s'intègre dans un contexte de dimension européenne et même mondiale. Pour l'instant, l'Inspection économique ne dispose pas d'assez de preuves sur l'existence de cette pratique afin d'en tirer des conclusions.

 

Si des mesures devaient être prises pour l'encadrer, elles devront être définies au niveau européen.

 

Des contrôles sont effectués en fonction des plaintes reçues. Nous n'avons reçu que très peu de plaintes concernant des modifications de prix lors de réservation de billets d'avion sur internet: 4 en 2013, 7 en 2014 et 2 en 2015.

 

Étant donné le caractère des nouvelles pratiques économiques qui naissent sur internet, des initiatives nationales n'auraient aucun effet.

 

L'Inspection économique est en contact permanent avec ses collègues européens en charge de la protection des consommateurs. Des réflexions relatives à ce sujet sont en cours au sein du Consumer Protection Corporation e-Enforcement Group.

 

Monsieur de Lamotte, si problème il y a, il faut demander au niveau européen d'agir mais, au vu des chiffres que je viens de citer, il me semble que le problème est limité. Néanmoins, si vous disposez d'autres chiffres ou informations, je suis disposé à les examiner et à réfléchir sur la manière de résoudre cette problématique.

 

01.03  Michel de Lamotte (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je pense que tout le monde ne dépose pas une plainte. En effet, l'IP tracking existe. Personnellement, j'en suis un exemple et vous pouvez m'ajouter à vos statistiques pour 2015. Il faut avoir une action volontariste par rapport à cette dimension car cela apparaît, à certains moments, vraiment comme de l'arnaque. Entre le moment où vous réservez votre billet et celui où on vous l'attribue, il y a une augmentation effective du prix. Je suis d'ailleurs étonné qu'il y ait si peu de plaintes car plusieurs personnes ont dû être dans le cas. Si jamais le nombre de plaintes devait augmenter, il faudra une attitude volontariste pour préserver le consommateur face à ces méthodes commerciales borderline.

 

De voorzitter: Bedankt, mijnheer de Lamotte. Uw timing was perfect.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Vraag nr. 5908 van mevrouw Gantois wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 6210 van mevrouw Dierick wordt uitgesteld.

 

Mijnheer de minister, nu staat er een vraag van mijzelf op de agenda. Om de neutraliteit te bewaren, zal ik de voorzittersstoel verlaten.

 

01.04 Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, dat moet voor mij niet.

 

De voorzitter: Goed, dan zal ik de stoelendans beperken.

 

02 Vraag van de heer Johan Klaps aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "contactloos betalen" (nr. 5960)

02 Question de M. Johan Klaps au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "le paiement sans contact" (n° 5960)

 

02.01  Johan Klaps (N-VA): Mijnheer de minister, deze vraag gaat over contactloos betalen. Contactloos betalen kan met steeds meer bankkaarten en komt dus steeds meer voor. Dat houdt meer precies in dat de kaart niet meer in de betaalterminal gestoken moet worden, maar gewoon tegen de terminal kan worden gehouden. Op die manier kan tot 25 euro worden betaald zonder een pincode in te geven, en dit tot een maximumbedrag van 50 euro aan opeenvolgende betalingen, waarna wel met de pincode moet worden gewerkt als extra beveiliging.

 

Ook het contactloos betalen via smartphone, bijvoorbeeld Apple Pay of Samsung Pay, is aan een sterke opmars bezig, al is dat laatste blijkbaar nog niet mogelijk in België. Die mobiele betalingen werken via een soortgelijke chip als de contactloze betaalkaarten. In landen waar die systemen beter zijn ingeburgerd, is het mogelijk om bijvoorbeeld in de supermarkt via smartphone of contactloze betaalkaart te betalen. In Londen kan blijkbaar zelfs de metro betaald worden door die apparaten tegen de scanner te houden. Al die zaken zijn volgens mij interessant voor het gebruiksgemak.

 

Mijnheer de minister, omdat die betaalsystemen ook bij ons in opgang zijn, heb ik daarover enkele vragen.

 

Ten eerste, bent u op de hoogte van die betaalmogelijkheden? Ik ga daar wel van uit.

 

Ten tweede, zijn de openbare diensten in ons land voorbereid op deze nieuwe manier van betalen? Zo niet, bent u van plan om daar in de toekomst in te investeren? Werden daarover al gesprekken gevoerd met de verschillende sectoren?

 

Ten slotte, ziet u verdere toepassingsgebieden voor die nieuwe betaalvormen in ons land? Zo ja, welke?

 

02.02 Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik ben natuurlijk op de hoogte van die nieuwe betalingsvorm. Febelfin, de federatie van de Belgische financiële sector, deelde mij mee dat verscheidene Belgische banken momenteel contactlesskaarten aanbieden aan hun klanten. Het is niet uitgesloten dat nog andere banken hun voorbeeld zullen volgen. Naast de contactlesskaart bestaat er nog een andere vorm van contactloos betalen, met name met behulp van een smartphone. Op dat gebied hebben de Belgische banken geïnvesteerd in de BCMC-app, de Bancontact/Mister Cash-app, waarmee betalingen kunnen worden uitgevoerd via de scan van de QR-code. Er wordt verwacht dat die vorm van contactloos betalen zich sterk zal ontwikkelen.

 

Ten tweede, ik ben niet op de hoogte van de betaalmethodes die de openbare diensten accepteren. In dat verband kunt u zich beter richten tot de minister die bevoegd is voor de openbare diensten.

 

Ten derde, in eerste instantie zal het nodig zijn om de huidige toepassingen van contactloos betalen grondig te onderzoeken. Nadien kan worden nagedacht over de verdere uitbreiding van het systeem.

 

Het uitgangspunt moet immers zijn dat de overschakeling naar contactloos betalen bijdraagt tot een snellere en efficiëntere vorm van betalen voor de consument en de handelaars. Wij moeten er natuurlijk ook over blijven waken dat de veiligheid en de privacy van de klant en zijn financiële gegevens gegarandeerd kunnen worden bij verdere toepassingen.

 

02.03  Johan Klaps (N-VA): Mijnheer de minister, het is inderdaad een nieuwe vorm van betalen, die steeds meer opgang zal maken. Wij moeten inderdaad goed blijven waken over de aspecten veiligheid en privacy. Dat is evident. Wij moeten proberen, zoals wij dat in het verleden in ons land vaak gedaan hebben, om bij de voorlopers op de markt te zijn, in vergelijking met de ons omringende landen. Stimulering is nodig en ik zal ook suggesties doen bij uw collega’s, de ministers voor de verschillende openbare diensten. Hoe meer wij het systeem kunnen uitrollen, op voorwaarde dat het veilig is, hoe beter men het aantal cashbetalingen naar beneden kan krijgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Johan Klaps aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "het herroepingsrecht" (nr. 5961)

03 Question de M. Johan Klaps au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "le droit de rétractation" (n° 5961)

 

03.01  Johan Klaps (N-VA): Mijnheer de minister, het Wetboek van economisch recht bepaalt dat voor elke overeenkomst op afstand de consument beschikt over een herroepingsrecht. Dit betekent dat de consument een aankoop kan herroepen door de onderneming hierover te informeren binnen een termijn van veertien dagen. De onderneming heeft vervolgens zelf veertien dagen de tijd om alle ontvangen betalingen, inclusief verzendingskosten, terug te betalen.

 

Vandaag zijn deze overeenkomsten op afstand steeds meer ingeburgerd. Online aankopen via webwinkels, bijvoorbeeld, maken ondertussen een belangrijk deel uit van onze economie. De e-commerce zal in een andere commissie worden behandeld, maar het heeft er toch enigszins mee te maken.

 

Het is belangrijk dat de consument deze methode kan vertrouwen en de terugbetaling altijd vlot verloopt als die wordt gevraagd. Nu blijkt dat niet altijd zo te zijn. Uit onderzoek in België en Nederland blijkt dat de terugbetaling na herroeping niet altijd vlekkeloos verloopt. Zo gebeurt het regelmatig dat klanten niet het juiste bedrag terugkrijgen, dat zij een tegoedbon krijgen in plaats van geld of dat zij te laat worden terugbetaald.

 

Ik had dan ook graag van u enkele recente cijfers ontvangen. Hoeveel klachten zijn er over deze terugbetalingen bij online aankopen? Is er op een of andere manier een controle op het terugbetalen van de teruggezonden producten? Zo ja, voldoet deze controle of moet dit systeem nog worden uitgebreid?

 

Alvast bedankt voor uw antwoorden!

 

03.02 Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Klaps, de Economische Inspectie heeft 101 meldingen ontvangen in 2014 en 61 dit jaar, tot 31 augustus 2015. Dit aantal omvat zowel de problemen inzake de informatie over het bestaan of de afwezigheid van dat herroepingsrecht, als de problemen inzake de terugbetalingsmodaliteiten nadat de consument dat recht heeft uitgeoefend. Een gedetailleerde opsplitsing van de meldingen in functie van de problemen betreffende terugbetalingen is niet beschikbaar.

 

Bepaalde meldingen geven aanleiding tot een controle bij de onderneming in kwestie op voorwaarde dat de onderneming in België is gevestigd en het voorwerp uitmaakt van meerdere gelijkluidende meldingen. Dankzij de analyse van de klachten van de consumenten is het mogelijk om deze ondernemingen volledig en gericht te controleren.

 

Vooraleer de Economische Inspectie kan controleren of de wetgeving inzake de uitoefening van het herroepingsrecht doeltreffend is en of de consument wel degelijk is beschermd, moet de verkoopovereenkomst zijn uitgevoerd.

 

Momenteel kan de Economische Inspectie zich enkel baseren op de meldingen van de consumenten.

 

03.03  Johan Klaps (N-VA): Mijnheer de minister, het is belangrijk om ook dit dossier te blijven monitoren. Het aandeel van de e-commerce in het totaal aantal aankopen zal alleen maar stijgen, dus die problematiek zal een grotere impact krijgen. Meer transacties betekenen per definitie meer klachten en meer mogelijkheden dat er een fout gebeurt.

 

Het is misschien een opdracht voor de FOD om na te gaan waarover die klachten precies gaan. Er is immers een verschil of men zijn geld een dag te laat krijgt of dat men daarop een jaar moet wachten, of dat men zijn geld wel krijgt of alleen maar een tegoedbon om andere aankopen te doen. Dat zijn verschillende situaties die we goed in de gaten moeten houden.

 

Ik denk dat de meeste spelers online perfect voldoen aan de reglementering, dus dit is zeker geen heksenjacht. We moeten dit echter blijven monitoren of misschien een label creëren voor firma's die de regels volgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- de heer Johan Klaps aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de toekenning en controle van energielabels" (nr. 5963)

- de heer Kristof Calvo aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de toekenning en controle van energielabels" (nr. 6881)

04 Questions jointes de

- M. Johan Klaps au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "l'attribution et le contrôle des labels énergétiques" (n° 5963)

- M. Kristof Calvo au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "l'attribution et le contrôle des labels énergétiques" (n° 6881)

 

04.01  Johan Klaps (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb deze vraag over energielabels in augustus 2015 al opgesteld, voor de hetze in de pers losbarstte. Ze overlapt dus gedeeltelijk met wat reeds is gepubliceerd. Bij gebrek aan een glazen bol wist ik dat op dat moment natuurlijk niet.

 

Bij de aankoop van een elektrisch apparaat staat op de meeste apparaten een energielabel, dat aangeeft hoe energiezuinig het toestel is. Het gaat om een Europees label, dat sinds 1995 voor een aantal apparaten verplicht is. Het geeft verschillende informatie over het energieverbruik. Huishoudtoestellen zoals stofzuigers, ovens, koelkasten en diepvriezers, worden in een energieverbruikcategorie gegroepeerd, gaande van A+++ tot D en zelfs G.

 

Gebleken is echter dat de energielabels op apparaten niet altijd met het werkelijk verbruik overeenstemmen, waardoor consumenten kunnen worden misleid. Dergelijke labels hebben natuurlijk alleen maar waarde indien ze ook betrouwbaar zijn.

 

Hoe worden de energielabels vandaag aan de producten toegekend? Welke procedures worden in dat verband toegepast? Welke criteria gelden daarbij?

 

Welke controles bestaan er vandaag voor het garanderen van correcte informatie?

 

Zijn er aanpassingen nodig aan de toekenningsprocedure, de controle en de verplichting om duidelijke informatie te verschaffen over het energielabel?

 

Het gaat in principe om Europese regelgeving. Wordt in Europa momenteel ook over de problematiek gesproken? Worden op Europees niveau eventueel nog gesprekken daaromtrent opgestart?

 

04.02 Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, collega’s, de criteria voor de toekenning van een label worden opgesteld voor elke productgroep apart. Het is de Europese Commissie, die op basis van impactanalyses en van consultaties van stakeholders en nationale experts, het label toekent. Daarbij worden energetische criteria, criteria inzake energie-efficiëntie en andere criteria, zoals performantie en geluid, in rekening gebracht. De fabrikant moet zorgen voor het correct uitvoeren of laten uitvoeren van de test. Hij brengt de correcte gegevens op het etiket aan. Dat is dus de situatie op dit moment.

 

België voert net als andere Europese lidstaten regelmatig controles uit op de producten en onderneemt actie tegen fabrikanten die niet in orde zijn.

 

De controles bestaan, enerzijds, uit administratieve controles en, anderzijds, uit technische controles. Jaarlijks worden toestellen gemonsterd door de FOD Economie, die ze in laboratoria laat testen volgens de Europese regels. Van 2009 tot 2014 werden er 100 toestellen getest in een labo; 41 producten vertoonden geen enkele tekortkoming; 38 producten vertoonden een tekortkoming op het etiket, waaronder een niet-correct logo en een te klein lettertype, en 21 etiketten vermeldden een andere energieklasse dan in het labo werd gemeten.

 

Een aantal nieuwe campagnes lopen momenteel, de resultaten zullen in 2016 beschikbaar zijn.

 

Er was in dat verband het publiek debat. Sommige collega's menen dat niet de fabrikant de tests moet uitvoeren, maar een onafhankelijk expertencomité of –groep. Europa legt echter op dat de tests door de fabrikant worden uitgevoerd. Naar aanleiding daarvan hebben we beslist nieuwe campagnes te lanceren en de resultaten daarvan zullen in 2016 beschikbaar zijn.

 

Ten slotte, niet onbelangrijk, op 15 juli stelde de Europese Commissie een vernieuwde versie voor van de kaderrichtlijn Energy Label. In die verordening worden verschillende aanpassingen voorgesteld die tekortkomingen van de huidige richtlijn moeten verbeteren. De tekst wordt duidelijker en beter leesbaar en bevat onder andere maatregelen om de controle op de informatie op het etiket te verscherpen en om de duidelijkheid en effectiviteit van het label te verhogen.

 

Het verplicht laten uitvoeren van tests door onafhankelijke laboratoria is momenteel niet ingeschreven in de Europese wetgeving.

 

04.03  Johan Klaps (N-VA): Mijnheer de minister, het is toch hallucinant als bij 59 op 100 toestellen iets niet blijkt te kloppen. Dan hebben we een probleem.

 

Ik pleit hier niet voor het creëren van allerlei structuren om zeven keer opnieuw te laten testen door verschillende instanties, maar als we de fabrikant de labels zelf laten toekennen, zou de score toch behoorlijk hoger mogen liggen dan 41 op 100. Bij mijn weten is dat gebuisd. Honderd toestellen is natuurlijk ook niet zo gek veel, als men ziet wat er op de markt allemaal beschikbaar is. Ik kijk dus met veel aandacht naar de campagne, die u lanceert. Ik zal over ongeveer een jaar eens vragen naar de nieuwe cijfers van de controles.

 

De resultaten zijn immers echt hallucinant. Hier is heel veel werk aan de winkel. Uit eigen ervaring weet ik dat ik mij voor de aankoop van een nieuwe diepvriezer of koelkast laat leiden door onder andere het energielabel. Consumenten zijn daar intussen toch wel alert voor en houden daar rekening mee. Als het label dan niet blijkt te kloppen, dan heeft men misschien te veel betaald voor een label dat absoluut niet klopt. Men is dan met andere woorden twee keer gezien.

 

Mijnheer de minister, ik steun uw initiatief voor een campagne en ik zal het dossier blijven volgen om te zien of er beterschap komt.

 

De voorzitter: De heer Calvo is niet komen opdagen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Vraag nr. 5971 van de heer Gilkinet wordt behandeld in de commissie voor de Sociale Zaken.

Vraag nr. 5974 van mevrouw Gantois wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Johan Klaps aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de uitsluitingen bij hospitalisatieverzekering" (nr. 5989)

- mevrouw Ann Vanheste aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "psychische zorgen en hospitalisatieverzekering" (nr. 6007)

- mevrouw Griet Smaers aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "het uitsluiten van psychische aandoeningen in aanvullende verzekeringen" (nr. 6091)

05 Questions jointes de

- M. Johan Klaps au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "les exclusions des assurances hospitalisation" (n° 5989)

- Mme Ann Vanheste au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "les soins psychiatriques et l'assurance hospitalisation" (n° 6007)

- Mme Griet Smaers au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "l'exclusion des troubles psychologiques des assurances complémentaires" (n° 6091)

 

05.01  Johan Klaps (N-VA): Mijnheer de minister, uit recente getuigenissen leren we dat verzekeringsmaatschappijen niet tussenkomen in de medische kosten van een patiënt indien hij of zij een psychiatrische behandeling heeft ondergaan, ook al heeft hij of zij een hospitalisatieverzekering.

 

In de pers heb ik vernomen dat u een overleg hebt gepland met Assuralia over de problematiek.

 

Worden uitsluitingen van een polis, die zeker bij hospitalisatieverzekeringen vaak voorkomen, voldoende gecommuniceerd wanneer iemand de polis onderschrijft?

 

Is de terugbetaling van psychiatrische kosten uitgesloten in alle hospitalisatieverzekeringen of is het een keuze van bepaalde verzekeraars, wat dan eventueel ook een effect heeft op de premie?

 

Kunnen psychiatrische patiënten alsnog hun psychiatrische kosten laten dekken indien zij een bijpremie betalen?

 

Heeft het geplande overleg reeds plaatsgevonden? Zo niet, wanneer staat het gepland? Zo ja, wat is het resultaat ervan?

 

05.02  Ann Vanheste (sp.a): Mijnheer de minister, psychiaterverenigingen in België hebben een opvallende discriminatie in de meeste aanvullende hospitalisatieverzekeringen aangeklaagd. In tegenstelling tot opnames voor fysieke ziektes worden de meeste ziekenhuisopnames voor mentale problemen niet terugbetaald, terwijl een opname voor zware mentale problemen een belangrijke stap in het herstel kan zijn.

 

Verschillende overheden en organisaties proberen al jaren het taboe rond mentale problemen en depressie te doorbreken. Dat is niet onbelangrijk als men weet dat Vlaanderen een van de hoogste zelfmoordcijfers van Europa heeft. Een op vier mensen krijgt vroeg of laat met min of meer ernstige psychische problemen te kampen.

 

Het taboe rond psychische problemen moet niet alleen in de hoofden van mensen worden doorbroken, maar ook in de administratie en in het verzekeringswezen. Het is moeilijk te genezen wanneer men achteraf nog vele jaren door een ontzettende berg administratie en financiële lasten wordt achtervolgd.

 

Mijnheer de minister, u gaf al aan hierover met Assuralia samen te willen zitten. Heeft dat gesprek ondertussen al plaatsgevonden? Wat waren de conclusies of welke boodschap wilt u de verzekeringsmaatschappijen meegeven?

 

Wat vindt u van het systeem in Nederland en de Verenigde Staten, waar in de wet staat dat verzekeringsmaatschappijen geen onderscheid mogen maken tussen psychische en somatische stoornissen?

 

Ziet u een manier om opnames voor psychische problemen in de hospitalisatieverzekering te integreren zonder dat het grote meerkosten voor de consument met zich meebrengt?

 

05.03 Minister Kris Peeters: Ten eerste, worden uitsluitingen voldoende gecommuniceerd bij het sluiten van de polissen? Het antwoord daarop is dat de waarborg in de hospitalisatieverzekering aanzienlijk verschilt van verzekeringspolis tot verzekeringspolis. De verzekeraar of de verzekeringstussenpersoon is krachtens de Belgische MiFID-wetgeving verplicht de verzekeringnemer in te lichten over het bestaan van eventuele uitsluitingen in de verzekeringspolis, alvorens het contract gesloten wordt.

 

Vervolgens stipuleert de verzekeringswet dat elke verzekeraar in de concrete verzekeringsovereenkomst duidelijk moet aangeven welke kosten hij ten laste neemt. Bovendien is op Europees niveau recentelijk een richtlijn goedgekeurd inzake de distributie van verzekeringen. De richtlijn bepaalt dat de verzekeraar aan de kandidaat-verzekeringnemer voorafgaandelijk aan het sluiten van de overeenkomst een samenvattend informatiedocument moet overhandigen waarin onder andere de uitsluitingen van de dekking vermeld worden. Dat document wordt nu op Europees niveau ontwikkeld en moet daarna omgezet worden in Belgisch recht. Ik meen dat de heer Klaps daar eerder al naar gevraagd heeft.

 

Ten tweede, is de terugbetaling van de psychiatrische kosten uitgesloten in alle hospitalisatieverzekeringen? Het antwoord is dat niet alle hospitalisatieverzekeringen in ons land de terugbetaling van de kosten voor psychiatrische behandelingen systematisch en volledig uitsluiten. De waarborgen in de hospitalisatieverzekering verschillen naargelang het verzekeringsproduct, ook wat de terugbetaling van de psychiatrische kosten betreft.

 

Sommige aanvullende hospitalisatieverzekeringen bieden geen dekking voor psychiatrische behandelingen, terwijl andere hospitalisatieverzekeringen curatieve psychiatrische behandelingen wel hebben opgenomen in de waarborg.

 

Ten derde, kunnen psychiatrische patiënten alsnog hun psychiatrische kosten doen dekken indien zij een bijpremie betalen? Sommige hospitalisatieverzekeraars op de markt zijn bereid een persoon die in het verleden een psychiatrische aandoening heeft gehad, toch een dekking voor toekomstige psychiatrische kosten aan te bieden, afhankelijk van de risicoanalyse van de raadsgeneesheer en als er een bijpremie wordt betaald. Dat is geen algemene praktijk. De hoogte van de verzekeringspremie zal in elk geval afhankelijk zijn van wat er gedekt wordt.

 

Indien men verplicht dat de verzekeraar de kosten dekt, zoals in de Verenigde Staten of in Nederland, zal dat automatisch een verhoging van de premie betekenen. Daarom ben ik meer voorstander van de bijpremie.

 

Heeft het overleg reeds plaatsgevonden? Er heeft reeds een eerste overleg plaatsgevonden met Assuralia om van de sector te vernemen wat de gangbare polissen zijn. Uit de contacten is gebleken dat de situatie niet zo eenduidig is en dat de polissen variëren tussen de diverse verzekeringsondernemingen, zoals ik zopas heb toegelicht.

 

Bij die gelegenheid werden zij tevens gewezen op hun verplichtingen inzake informatieverstrekking aan hun klanten.

 

U zei dat in Nederland of in de Verenigde Staten letterlijk in de wet zou staan dat verzekeringsmaatschappijen geen onderscheid mogen maken tussen psychische en somatische stoornissen, en u vroeg of dat voorbeeld in ons land zou kunnen worden gevolgd. Ik heb van Assuralia begrepen dat een uitbreiding van het toepassingsgebied een belangrijke impact kan hebben op de premie, maar ik ben bereid om het probleem, in overleg met alle stakeholders, gelet op het financieel aspect, verder te bespreken en aan te pakken.

 

05.04  Johan Klaps (N-VA): Mijnheer de minister, het sluiten van een verzekeringspolis gaat vandaag vaak gepaard met heel wat administratieve verplichtingen. We hebben het daarover al gehad. Ik pleit ervoor om een en ander te rationaliseren. De aangekaarte situatie is daarvan wel een voorbeeld. Het gaat om essentiële informatie. Als men zo’n polis neemt, moet men weten waarvoor men verzekerd is.

 

Ik verschil misschien van mening met collega Vanheste. Ik denk niet dat het opportuun is om de dekking te verplichten. Dan zal de premie voor de hospitalisatieverzekering nog sterker stijgen dan wat we de voorbije jaren hebben gezien. Ik denk niet dat dat opportuun is.

 

Het moet voor een consument wel duidelijk zijn welke risico's zijn uitgesloten wanneer hij een polis neemt. De voorbije jaren is daaraan bij het aanbrengen van bijvoorbeeld brandverzekeringen meer aandacht besteed. Men zegt daar dat alles is gedekt, behalve a, b, c, d...

 

De communicatie zou bij een hospitalisatieverzekering nog veel beter kunnen. Dat kan ook via Assuralia worden geregeld. Dat moet niet allemaal met koninklijke besluiten worden opgelegd. Ik denk dat de sector voldoende beseft dat de informatie ter zake een essentieel element is voor het vertrouwen in hun sector.

 

Zodra zij die regel toepassen, denk ik dat we al een hele stap verder zijn. Wat ons betreft, is een verplichting van die dekking niet aan de orde, gelet op de zware premiestijging die dat met zich zou brengen.

 

05.05  Ann Vanheste (sp.a): Mijnheer Klaps, ik verschil ter zake uiteraard van mening. Er wordt gezegd dat er een uitsluiting geldt voor a, b of c, maar bij het sluiten van zo’n polis voelt men zich sterk en gaat de consument ervan uit dat sommige risico's niet voor hem gelden. Maar dan overkomt het hem toch: men krijgt het benauwd, men heeft psychische problemen en men krijgt financiële problemen die daarmee gepaard gaan, omdat men niet verzekerd is. Dat brengt met zich mee dat genezing langer duurt of zelfs niet gebeurt. Ik wil ervoor pleiten om die verplichting er toch in op te nemen. We moeten er wel voor zorgen dat het kostenplaatje niet te hoog wordt, maar volgens mij moet daar wel een oplossing voor zijn.

 

05.06 Minister Kris Peeters: Ik wil dat wel bespreken en dan zal dat in de commissie zeker aan bod kunnen komen.

 

De voorzitter: We kijken uit naar het vervolg van het debat.

 

Mevrouw Smaers is niet aanwezig.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Vraag nr. 6004 van mevrouw Kitir wordt behandeld in de commissie voor de Sociale Zaken.

 

06 Vraag van mevrouw Ann Vanheste aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de terugbetaling van vliegtuigtickets" (nr. 6008)

06 Question de Mme Ann Vanheste au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "le remboursement de billets d'avion" (n° 6008)

 

06.01  Ann Vanheste (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, deze zomer maakten alweer veel Belgen reisplannen, al vielen deze bij sommigen in het water wegens ziekte, familieproblemen of het werk; kortom, door onverwachte redenen waardoor een reis niet kan plaatsvinden.

 

Wanneer men een vliegreis heeft gepland, wordt annuleren moeilijk, zeker wanneer men niet de juiste verzekering is aangegaan. Een terugbetaling van tickets verkrijgen bij de luchtvaartmaatschappij is dan heel moeilijk. Vaak krijgt men maar een fractie van het ticket terugbetaald. De luchtvaartmaatschappij daarentegen, kan wel de tickets terug verkopen en zo voor hetzelfde zitje twee keer geld ontvangen.

 

Mijnheer de minister, ik weet dat een annuleringsverzekering kan worden aangegaan, maar deze situatie moet volgens uw buikgevoel toch wat wrang aanvoelen. Is het niet mogelijk om luchtvaartmaatschappijen aan te moedigen om, wanneer de zitjes alsnog verkocht worden, de oorspronkelijke passagiers alleen administratiekosten aan te rekenen en het vliegticket volledig terug te betalen?

 

06.02 Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, ik begrijp de bezorgdheid van mevrouw Vanheste, alsook van elkeen die zich in een dergelijke situatie bevindt.

 

Voorlopig bestaat er echter geen wettelijke bepaling met betrekking tot het annuleren van vliegtuigtickets door de reiziger, zoals u zelf aangaf, mevrouw Vanheste. Deze materie valt onder de Europees geregelde rechten van luchtvaartpassagiers, waarvoor de minister van Mobiliteit bevoegd is. Ik moet er altijd over waken dat ik mijn bevoegdheid niet overschrijd. Nu kan dus alleen de annuleringsverzekering een afdoend antwoord bieden.

 

Uw bezorgdheid is terecht, maar het gaat hier om een Europese aangelegenheid waarin mijn collega van Mobiliteit het voortouw moet nemen om iets te wijzigen, liefst op Europees niveau.

 

06.03  Ann Vanheste (sp.a): Mijnheer de minister, ik ben blij dat u mijn bezorgdheid deelt. Ik zal de vraag aan uw collega stellen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van mevrouw Ann Vanheste aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de toegankelijkheid van mobiele betaaltoestellen" (nr. 6010)

07 Question de Mme Ann Vanheste au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "l'accessibilité des appareils de paiement mobiles" (n° 6010)

 

07.01  Ann Vanheste (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het elektronisch betaalverkeer is niet meer weg te denken bij de dagelijkse aankopen. In de supermarkten, kledingwinkels, zelfs buurtwinkels en bakkerijen wordt steeds vaker met de kaart betaald. Daarom lijkt het mij ontzettend belangrijk dat de toestellen voor deze betaling zo gebruiksvriendelijk mogelijk zijn, ook voor personen met een beperking.

 

Vaak wordt het bedrag door de medewerkers aan de kassa zelf ingegeven en moet de consument akkoord gaan met het bedrag. Op dat moment zou het voor blinde en slechtziende klanten of voor klanten met dysfasie nuttig zijn om de mogelijkheid te hebben tot een auditieve ondersteuning.

 

Mijnheer de minister, vindt u dat klanten met een beperking gebaat zouden zijn met auditieve hulp bij het elektronisch betalen?

 

Kunt u fabrikanten van mobiele betaaltoestellen aanzetten of zelfs verplichten om hun toestellen te voorzien van auditieve ondersteuning, zodat blinden en slechtzienden of mensen met dysfasie het bedrag kunnen horen?

 

07.02 Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Vanheste, ook hier onderschrijf ik uw bezorgdheid. Het is inderdaad een goed idee dat mensen met een visuele beperking auditieve bijstand zouden kunnen genieten. Momenteel is daarin niet voorzien in de standaarden voor de terminals en er bestaan evenmin wettelijke nationale of Europese vereisten op dat vlak. Indien men dit reglementair wilt regelen, lijkt het mij nuttig om dit binnen een Europese context te doen, gelet op het evoluerend betaallandschap.

 

Ik zal echter actie ondernemen op dit vlak en ik zal contact opnemen met de betrokken instellingen om hen van deze problematiek — mochten zij deze nog niet kennen — op de hoogte te brengen en om hen te sensibiliseren. Ik zal deze zaak ook verder aankaarten bij mijn collega, de staatssecretaris bevoegd voor Personen met een Beperking, om na te gaan of wij op dat vlak het voortouw kunnen nemen.

 

07.03  Ann Vanheste (sp.a): Mijnheer de minister, het doet mij veel plezier dat u daarop ingaat.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Ann Vanheste aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de verdoken opzeggingsvergoedingen van de elektriciteitsleveranciers" (nr. 6012)

- mevrouw Leen Dierick aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de verbrekingsvergoeding in het consumentenakkoord" (nr. 6115)

08 Questions jointes de

- Mme Ann Vanheste au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "les indemnités de dédit déguisées des fournisseurs d'électricité" (n° 6012)

- Mme Leen Dierick au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "l'indemnité de rupture dans le cadre de l'accord de consommation" (n° 6115)

 

De voorzitter: Vraag nr. 6115 van mevrouw Dierick vervalt.

 

08.01  Ann Vanheste (sp.a): Mijnheer de minister, ik maak me zorgen over het consumentenbeleid van de regering. Het lijkt alsof alle maatregelen die collega Johan Vande Lanotte in de vorige regering heeft getroffen om de consument in complexe markten zoals verzekeringen en energie, een fairdere prijs te geven, teniet worden gedaan.

 

Ik heb reeds vragen gesteld over energieronselaars die nietsvermoedende consumenten contracten aansmeren en praktijken van verzekeraars die eenzijdig de prijs optrekken.

 

Wat doet de regering? Zij volgt. Premies voor verzekeringen mogen worden opgetrokken, er komen geen extra controles op leveranciers. Zelf voert zij de indexsprong in, maar ze maakt uitzonderingen voor de verzekeringspremies die de index mogen volgen, en zij verhoogt de btw op gas en elektriciteit in het kader van iets wat alleen kan worden omschreven als een taxshift in het voordeel van de grote vermogens en bedrijven. De consument met een bescheiden vermogen is de dupe.

 

Mijnheer de minister, waar blijft de bescherming voor de consumenten? Graag had ik nogmaals uw aandacht gevraagd voor praktijken van energieleveranciers die absoluut niet door de beugel kunnen. Sinds 2012 kan er vrij worden overgestapt van leverancier. Dat werd onder meer mogelijk gemaakt door een opzeggingsvergoeding bij een overstap te verbieden. Nu blijkt dat onder andere Essent dat verbod naast zich neerlegt via een integrale aanrekening van de vaste vergoeding bij een voortijdige wissel. Mijnheer de minister, dat is een flagrante schending van het verbod op opzeggingsvergoedingen.

 

Kunt u deze klacht, aangebracht door Test-Aankoop, onderzoeken en nagaan of nog andere energieleveranciers deze praktijken toepassen?

 

Kunt u de leveranciers die het verbod op opzeggingsvergoedingen niet respecteren, terechtwijzen en ervoor zorgen dat de klanten die onterecht toch een vergoeding hebben betaald, deze terugkrijgen?

 

08.02 Minister Kris Peeters: Collega Vanheste, uw vraag is op bepaalde vlakken nogal tendentieus. Ik ga niet dieper in op de taxshift. Dat ik het werk van Johan Vande Lanotte ongedaan zou maken, is natuurlijk niet correct. Laten we bij uw concrete vragen blijven.

 

De vaste vergoedingen maken al langere tijd deel uit van de prijs die door de energieleveranciers wordt gevraagd en zijn niet specifiek ingevoerd na de invoering van de wettelijke opzegtermijn van één maand. Om die reden ben ik dan ook niet van oordeel dat die vaste vergoeding op zich het wettelijke opzegrecht aantast. Er moet evenwel over gewaakt worden dat de energieleveranciers de vaste vergoeding niet misbruiken en niet-verantwoorde bedragen zouden eisen, die dan bij de opzeg gedurende het jaar zelf niet pro rata terugbetaald zouden worden. Ik heb de algemene directie Economische Inspectie van mijn administratie daarom de opdracht gegeven om die problematiek nader te onderzoeken.

 

08.03  Ann Vanheste (sp.a): Bedankt, mijnheer de minister, om uw diensten die opdracht te geven. Ik zal hierop misschien later nog terugkomen als uw administratie ter zake over resultaten beschikt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Leen Dierick aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de intentieverklaring van de horeca- en brouwerijsector" (nr. 6040)

- mevrouw Ann Vanheste aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "het horeca-overleg" (nr. 6130)

- de heer Werner Janssen aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de brouwerijcontracten" (nr. 6132)

09 Questions jointes de

- Mme Leen Dierick au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "la déclaration d'intention des secteurs de l'horeca et de la brasserie" (n° 6040)

- Mme Ann Vanheste au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "la concertation avec le secteur horeca" (n° 6130)

- M. Werner Janssen au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "les contrats de brasserie" (n° 6132)

 

09.01  Ann Vanheste (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, aan het begin van de zomer zat u succesvol samen met de horecapartners om tot correcte verhoudingen te komen tussen brouwerijen, drankenhandelaars en horeca-uitbaters. De zogenaamde werkcontracten zijn al lang een doorn in het oog van vele horeca-uitbaters die te weinig een eigen stempel op hun zaak kunnen drukken en zijn zelfs de oorzaak van faillissementen. Er wordt nu gewerkt aan betere verhoudingen tussen brouwerijen en cafés en dat is een stap in de goede richting.

 

Ik zou graag iets meer weten over de richting die het overleg uitgaat. Op dit moment zou de wil er zijn om tegen november een gedragscode uit te werken om, ik citeer uit uw persbericht, “een gezond en evenwichtig partnerschap te bekomen.”

 

Mijnheer de minister, hoe vlot het opmaken van de gedragscode? Is de deadline van 1 november haalbaar? Zal de gedragscode effectief uitvoerbaar zijn per 1 januari 2016?

 

Wat verstaan u en de verschillende bij het overleg betrokken actoren onder “een gezond en evenwichtig partnerschap”? Zullen de horeca-uitbaters de vrijheid hebben om hun zaak in te richten zoals zij zelf willen? Zullen horeca-uitbaters de mogelijkheid hebben om dranken van verschillende brouwerijen te verkopen? Zal er in sancties worden voorzien bij het niet naleven van de gedragscode? Wie zal hierop toezien?

 

09.02  Werner Janssen (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op mijn vraag nr. 5215 in verband met de brouwerijcontracten verklaarde u dat u op 1 juli 2015 opnieuw gezamenlijk overleg zou plegen met de drie horecafederaties, waaronder de brouwerijfederatie Belgian Brewers en FeBeD, de Federatie van Belgische Drankenhandelaars. De bedoeling is om via een gemeenschappelijke intentieverklaring tot een gedragscode te komen die een evenwichtig partnerschap tussen de horeca-uitbater en de brouwerij en/of drankenhandelaar moet ondersteunen. Deze gedragscode zou klaar moeten zijn tegen 1 november 2015 om ingang te kunnen vinden op 1 januari 2016. Verdere besprekingen zouden aanvangen na het zomerreces, ik veronderstel dus na de tweede dinsdag van oktober. Aan de overheid werd gevraagd om als partner hierin een rol op te nemen. U hebt de arbitragecommissie gevraagd om u tegen september een advies te verstrekken over de clausules in de brouwerijcontracten om te zien of deze onevenwichtig zouden zijn.

 

Mijnheer de minister, hoe is het overleg met de federaties op 1 juli verlopen? Welke concrete beslissingen werden er genomen?

 

Hebt u het advies van de arbitragecommissie ontvangen? Wat zijn de conclusies over de clausules in de brouwerijcontracten?

 

Welke rol neemt de overheid op zich, gelet op de drukke tijden voor de horeca-instanties tijdens de zomermaanden?

 

Is 1 november wel een realistische datum, gelet op de korte periode en het belang dat u hecht aan overleg om eensgezind tot een gedragscode te komen, wat ook gevolgen zou kunnen hebben voor de inwerkingtreding op 1 januari 2016?

 

09.03 Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, collega’s, er wordt hard gewerkt. Straks volgen er nog vragen over fitness- en zonnebankcentra.

 

Wij zijn zeer intensief bezig met deze materie. Wij hebben al vier vergaderingen gehouden met de horeca- en brouwerijsector en deze week zal er nog een vergadering volgen. Wij werken dus met zeer veel energie en hopelijk wordt er succes geboekt.

 

Ik zal proberen een stand van zaken te geven.

 

De gesprekken inzake de gedragscode voor de relaties tussen horeca- en brouwerijsector lopen nog, ook deze week. Het is dus nog wat te vroeg om daarover al publieke verklaringen af te leggen of concreet op uw vragen te antwoorden. Ik kan wel meegeven dat over een aantal belangrijke punten overeenstemming bereikt is tussen beide sectoren. De onderhandelingen werden na het zomerreces herstart. De horecasector had gevraagd om in de vakantieperiode wat tijd te krijgen, want dan heeft die sector andere dingen te doen dan over de gedragscode te discussiëren.

 

Een viertal vergaderingen heeft inmiddels plaatsgevonden en ik hoop nog altijd om in de loop van november — als dat niet precies op 1 november rond is, dan veronderstel ik dat u mij daarvoor niet zult doodslaan — een akkoord te bereiken. Ik heb al nagedacht over mogelijke maatregelen die ik zou kunnen nemen, mochten de sectoren er niet in slagen een gedragscode op te stellen, maar ik ga ervan uit dat het hen wel zal lukken. Nogmaals, het is nog te vroeg om daarover al verklaringen af te leggen of meer tekst en uitleg te verschaffen. Ik hoop dat u dat begrijpt. Immers, vroegtijdige verklaringen zouden een akkoord, dat zeker mogelijk is, misschien hinderen. De gesprekken zijn nog aan de gang.

 

De betrokken sectoren delen de overtuiging dat zij beide baat hebben bij een gezond en evenwichtig partnerschap. Dat zal bevestigd worden in de gedragscode aan de hand van een aantal gedragsregels. De mogelijkheid om dranken van andere brouwers te verkopen — een zeer delicaat element — maakt daarvan deel uit. Het is echter niet de bedoeling om in de gedragscode elk detail van de contractuele verhoudingen tussen beide sectoren te regelen.

 

Nogmaals, de onderhandelingen over de gedragscode zijn nog niet afgerond, dus het zou niet wijs zijn van mij — ik hoop dat u daarvoor begrip hebt — om meer concreet te antwoorden omtrent bijvoorbeeld eventuele sancties. Ik vraag u om nog even geduld te oefenen, tot in november, en dan zal ik graag op deze materie terugkomen om volledig tekst en uitleg te geven over de inhoud van de gedragscode. Mocht er geen akkoord bereikt zijn, dan zal ik op dat moment communiceren over de acties die ik dan zal ondernemen, dus zonder gedragscode.

 

09.04  Ann Vanheste (sp.a): Mijnheer de minister, ik begrijp zeker dat u thans niet meer kwijt kunt over deze aangelegenheid en ik zal niet aandringen. Ik stelde maar een vraag.

 

Ik heb al gesproken met horeca-uitbaters, met bierhandelaars en met brouwers, en het wringt langs alle kanten. Er worden fouten gemaakt, zowel door de horeca-uitbaters, die soms te ver gaan in hun verzoeken ten opzichte van de brouwerijen, als bij de brouwers, die ook wel wat meer beschermend zouden mogen optreden ten aanzien van hun klanten.

 

Dat is mijn bezorgdheid en ik meen dat u die deelt.

 

09.05  Werner Janssen (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Wij moeten ons inderdaad niet op de datum van 1 november 2015 vastpinnen. Het belangrijkste is dat er een akkoord komt. U meldt dat een akkoord tussen alle partijen mogelijk is, wat wij als positief ervaren.

 

Ik heb nog een extra vraag, al moet u daar niet op antwoorden.

 

Ik heb mijn eerste vraag over de brouwerijcontracten aan minister Borsus gesteld. Daarna hebt u samen, naar aanleiding van de uitspraken van Horeca Vlaanderen, een persconferentie gegeven. Nu heb ik de indruk dat het hele dossier op uw tafel ligt, maar toch stel ik vast dat een partijgenote van u opnieuw vragen richt tot minister Borsus. Is het niet aangewezen om alles wat met brouwerijcontracten te maken heeft, aan één minister toe te wijzen? Anders ontstaat er immers een pingpongspel tussen verschillende ministers, wat voor Parlementsleden niet meteen de beste werkwijze is om van een minister antwoorden te krijgen. Zou dat mogelijk zijn?

 

09.06 Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, ten eerste, bij alle vergaderingen is het kabinet van de heer Borsus vertegenwoordigd. Wij spelen het spel dus heel open. Ik ga ervan uit dat u die suggestie rechtstreeks aan de bewuste collega doorspeelt. Het heeft immers geen enkele zin om minister Borsus of mijzelf dezelfde vragen te stellen.

 

Wij hebben de koe bij de horens gevat. Ik herhaal dat wij dat met goede afspraken en in samenwerking met collega Borsus hebben gedaan. Wij proberen samen het dossier tot een goed einde te brengen; daarover bestaat geen discussie.

 

De voorzitter: Mijnheer de minister, ik noteer dat u op 1 november 2015 niet zult worden doodgeschoten door de meerderheid, noch door de oppositie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Vraag nr. 6047 van de heer Janssen wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

10 Question de Mme Caroline Cassart-Mailleux au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "le rapport de l'Inspection économique concernant les opérations de contrôle au sujet de la garantie commerciale" (n° 6076)

10 Vraag van mevrouw Caroline Cassart-Mailleux aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "het rapport van de Economische Inspectie betreffende de controleacties met betrekking tot de commerciële garantie" (nr. 6076)

 

10.01  Caroline Cassart-Mailleux (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, je vous avais interrogé voici plusieurs mois quant à la question de la garantie commerciale dite "extra". Pour rappel, celle-ci doit en principe offrir un surplus par rapport à la garantie légale qui couvre les biens corporels et ce, pendant deux ans, sans pouvoir réduire les droits que la garantie légale offre au consommateur. Cela n'implique bien entendu pas nécessairement que la durée de la garantie commerciale soit plus longue que celle de la garantie légale.

 

À cet égard et vu que certains professionnels peu scrupuleux utilisent des techniques de vente douteuses et n'informent pas correctement les consommateurs de l'existence de la garantie légale, je vous avais demandé si des contrôles dans ce domaine étaient réalisés et je désirais, le cas échéant, en connaître les résultats. Vous m'aviez alors répondu que l'Inspection économique avait mené une enquête générale avec des opérations de contrôle entre le 1er octobre 2014 et le 31 mars 2015. À cette époque, vous ne disposiez évidemment pas encore du rapport final.

 

Monsieur le ministre, disposez-vous désormais du rapport final de l'enquête générale? Si oui, pouvez-vous me le communiquer? Dans le cas contraire, pouvez-vous me dire quand serez-vous en mesure d'en disposer?

 

Pouvez-vous me dire quelles sont les grandes lignes qui ressortent de cette enquête?

 

Pouvez-vous me dire si d'autres opérations de contrôle sont prévues pour les mois à venir?

 

Qu'en est-il du sweep européen en matière de garantie et de son résultat, à savoir 45 % des sites internet qui présentent des défauts vis-à-vis de la garantie? Une sanction est-elle prévue?

 

10.02  Kris Peeters, ministre: Monsieur le président, madame Cassart, j'ai en effet reçu le rapport de l'Inspection économique.

 

Cette enquête a analysé 204 sites internet. Plus de la moitié d'entre eux, 55 % (112 sites), étaient en ordre vis-à-vis de la réglementation économique; 45 % (92 sites) ont fait l'objet d'un constat d'infraction.

 

Voici les infractions les plus fréquemment relevées:

- le non-respect de la garantie légale de deux ans (20 %);

- la limitation de la garantie légale sur les accessoires (14 %);

- l'absence d'un rappel informatif sur les droits légaux du consommateur (14 %);

- l'imposition de conditions supplémentaires pour bénéficier de la garantie légale (14 %);

- la proposition d'une solution impliquant un coût pour le consommateur (11 %).

 

À court terme, aucune nouvelle enquête générale n'est planifiée concernant la garantie légale ou commerciale. Cette enquête ponctuelle peut toujours être menée, par exemple à la suite de signalements.

 

Dans le cadre du sweep européen, 59 sites web ont été contrôlés, 29 sites (46 %) ont fait l'objet d'un suivi complémentaire pour constatation d'infractions.

 

Lors d'un premier contrôle, si des infractions sont constatées, l'Inspection économique établit d'abord un procès-verbal d'avertissement. À défaut de mise en ordre dans le délai prévu, un pro justitia est établi. Il est normalement suivi d'une proposition de transaction. Si cette transaction est payée par le contrevenant, l'action publique s'éteint. À défaut de paiement, le dossier est transmis au parquet pour suite utile. Les sanctions pénales peuvent atteindre les 25 000 euros.

 

Pour finaliser, je peux envoyer le document verslag van het algemeen onderzoek avec tous les éléments, mais je vous ai livré les conclusions les plus importantes du rapport de l'Inspection économique.

 

10.03  Caroline Cassart-Mailleux (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour le caractère tout à fait complet de votre réponse. Ces chiffres sont interpellants. Nous avons une mission et vous avez la responsabilité de la protection du consommateur. Ces enquêtes et ces contrôles représentant un coût important pour l'État, je peux comprendre qu'aucune nouvelle enquête ne soit prévue à court terme. Toutefois, nous devons poursuivre cette mission parce que nous devons protéger le consommateur. Pour ce faire, nous devons disposer de chiffres et constater ce qui se passe sur le terrain. Ceci n'est rendu possible que grâce à ces contrôles.

 

Par rapport aux sites web, les chiffres sont aussi interpellants: 46 % des sites sont en infraction! Ce qui me réjouit c'est de savoir qu'un PV est dressé, qu'un avertissement est envoyé avant d'appliquer la sanction supérieure. À cet égard, un suivi des dossiers s'impose, car il faut absolument protéger le consommateur de toutes ces dérives. S'il y a des professionnels très corrects, qu'ils soient mis en exergue, mais que ceux qui sont peu scrupuleux soient sanctionnés me semble évident.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de Mme Kattrin Jadin au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "le contrôle de la sécurité alimentaire réalisé par l'Inspection économique" (n° 6085)

11 Vraag van mevrouw Kattrin Jadin aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "het toezicht op de voedselveiligheid door de Economische Inspectie" (nr. 6085)

 

11.01  Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, je sais maintenant que c'est l'Inspection économique, qui relève de votre département, et non pas l'AFSCA, qui se charge de certains aspects de la sécurité alimentaire, notamment l'étiquetage.

 

La production et la commercialisation des denrées alimentaires sont assorties de règles économiques d'étiquetage. L'Inspection économique veille à ce que le consommateur reçoive les informations imposées par la loi sur les produits et s'assure également de l'exactitude de ces informations.

 

En 2014, par exemple, il y a eu 178 enquêtes chez les grossistes, dans la grande distribution et dans les boucheries concernant les dénominations commerciales "viande de veau" et "viande de jeune bovin" pour un total de 41 infractions constatées. Récemment, l'Inspection économique a indiqué vouloir travailler avec moins de moyens mais plus efficacement, en se concentrant sur des contrôles plus ciblés et plus spécifiques.

 

Monsieur le vice-premier ministre, en ce qui concerne le volet sécurité alimentaire, l'Inspection économique va donc travailler avec un nouvel angle d'attaque. Cette nouvelle méthode de travail fera-t-elle l'objet d'une évaluation? Si oui, à quel moment? Pensez-vous que des contrôles plus ciblés peuvent garantir au consommateur un contrôle de la sécurité alimentaire plus efficace? J'en suis convaincue mais vous allez me l'expliquer.

 

11.02  Kris Peeters, ministre: Monsieur le président, madame Jadin, en ce qui concerne la surveillance du marché, une collaboration permanente, tant sur le plan stratégique qu'opérationnel, existe entre le SPF Économie et l'AFSCA en vue d'optimaliser les contrôles relatifs à la sécurité alimentaire.

 

Les contrôles sont effectivement ciblés en fonction d'analyses de risques et des préoccupations essentielles des consommateurs. Les analyses de risques sont effectuées en concertation avec plusieurs instances. Les signaux adressés à l'Inspection économique traduisent les préoccupations essentielles des consommateurs et des stakeholders.

 

L'Inspection économique publie un rapport annuel très détaillé concernant toutes les actions qui sont menées, en ce compris les contrôles des produits alimentaires. Ce rapport est un bon outil pour évaluer, en la matière, le travail effectué sur le terrain par les agents de l'Inspection économique. Le rapport relatif aux activités de l'année 2014 a été publié très récemment. Je tiens un exemplaire de ce rapport à votre disposition.

 

Si les contrôles sont mieux ciblés, il va de soi que la surveillance sera plus efficace.

 

11.03  Kattrin Jadin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse et pour le rapport.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 6091 van mevrouw Smaers vervalt. Vraag nr. 6115 van mevrouw Dierick is uitgesteld.

 

12 Vraag van de heer Johan Klaps aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "het onderzoek naar de belangenvermenging tussen het BIV en de CIB" (nr. 6328)

12 Question de M. Johan Klaps au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "l'enquête relative au conflit d'intérêts entre l'IPI et la CIB" (n° 6328)

 

12.01  Johan Klaps (N-VA): Mijnheer de minister, eind vorig jaar kwam het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars, het BIV, in opspraak, nadat uit een Panoramareportage was gebleken dat er een belangenvermenging bestaat tussen het BIV, een publiekrechtelijke beroepscorporatie, en de Confederatie van Immobiliënberoepen Vlaanderen, de CIB Vlaanderen, een commerciële onderneming en een vakbond van ongeveer een derde van alle makelaars.

 

Aan de top van de CIB vinden wij namelijk meerdere personen terug die tevens als mandataris bij het BIV zetelen. De Belgische Mededingingsautoriteit is daarom begin dit jaar een onderzoek gestart naar die vermeende belangenvermenging.

 

Is dat onderzoek al afgerond? Wat zijn de resultaten ervan?

 

12.02 Minister Kris Peeters: Mijnheer Klaps, de Belgische Mededingingsautoriteit heeft mij meegedeeld – naar aanleiding van uw vraag werd het nog even nagetrokken – dat het onderzoek met betrekking tot het BIV en de CIB nog niet afgerond is. Het Auditoraat bij de Belgische Mededingingsautoriteit is gebonden door een wettelijk beroepsgeheim en kan dan ook geen verder commentaar verstrekken bij dat lopend onderzoek, ook niet aan de bevoegde minister.

 

12.03  Johan Klaps (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik vreesde er wel voor, maar ik wou toch even de status checken. Men weet nooit of er ondertussen beweging is in het dossier. Ik wacht het resultaat van het onderzoek af. Als er effectief sprake van belangenvermenging zou zijn, dan moeten wij dat grondig bekijken en optreden waar nodig.

 

12.04 Minister Kris Peeters: Zeker.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van de heer Johan Klaps aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de verplichte collectieve BA-verzekering voor leden van het BIV" (nr. 6329)

13 Question de M. Johan Klaps au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "l'assurance RC collective obligatoire pour les membres de l'IPI" (n° 6329)

 

13.01  Johan Klaps (N-VA): Mijnheer de minister, het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars voorziet vanaf 1 januari 2016 in een verplichte collectieve BA-verzekeringspolis. Vastgoedmakelaars bij wie de vervaldag van hun huidige polis 31 december 2015 is, zouden die al moeten opgezegd hebben tegen 30 september laatstleden. De premie van de collectieve verzekering zal worden verrekend in de BIV-bijdrage en zal volgens mijn informatie tussen 340 en 370 euro bedragen. Het voordeel van de verplichting zou liggen in een sterke administratieve vereenvoudiging, waardoor vele werkuren worden uitgespaard. Hierdoor zou de BA-verzekering goedkoper worden voor de vastgoedmakelaars. Op het terrein zijn er echter bedenkingen bij gemaakt en is niet iedereen overtuigd van de goedkopere polis.

 

Kan u mij zeggen of de verplichte collectieve BA-verzekering die het BIV invoert, effectief een financiële verbetering is voor de vastgoedmakelaars?

 

Voorziet de collectieve polis in rechtsbijstand?

 

Is de algemene dekking van de verplichte verzekering naar uw mening voldoende voor het beroep van vastgoedmakelaar?

 

Vindt u de verplichte collectieve verzekering via het lidmaatschap van het BIV geen aanslag op de keuzevrijheid van de makelaars?

 

13.02 Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, collega’s, een verplichte verzekering geeft meer zekerheid aan consumenten in hun relatie tot vastgoedmakelaars. Ze zijn er op die manier immers zeker van dat de schuldenaar/makelaar solvent is wanneer er zich een schadegeval voordoet. Bovendien is iedere makelaar voor dezelfde activiteit en bedragen verzekerd, die door de vereniging voldoende hoog worden geschat.

 

Ten tweede kan iedereen de verzekeringspolis terugvinden op de website van het BIV. Ten derde beantwoordt de algemene dekking aan hetgeen in de plichtenleer van het BIV is opgenomen. Ten vierde en ten slotte kan dit geen probleem geven, te meer omdat het de bedoeling is om de consumenten meer zekerheid te bieden. Bovendien zorgt dit voor een administratieve lastenverlichting voor de makelaars, die niet meer op zoek moeten gaan naar een verzekeraar of zich bezig moeten houden met het vergelijken van offertes.

 

13.03  Johan Klaps (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord. Het laatste punt van uw antwoord vind ik wat merkwaardig. Als er nu iemand is die zich kan bezighouden met het vergelijken van verzekeringspolissen, dan wel mensen die met vastgoed, meestal gecombineerd met verzekeringen, bezig zijn. Dat is een bijkomende reden tot bezorgdheid, omdat die makelaars die zelf verzekeringsactiviteiten uitoefenen, door het schrappen van commissielonen aan zichzelf meestal heel gunstige voorwaarden krijgen voor die polissen. Dat voordeel valt weg bij de verplichte verzekering. Er zijn argumenten voor beide standpunten. Als de polis in voege is, moeten we toch in het oog houden of het systeem wel zo goed werkt als wordt voorgesteld.

 

Ik vind dat wij, pakweg over een jaar, moeten evalueren wat de stand van zaken is. Ik zal dit dossier alleszins, samen met u, hoop ik, in de gaten houden.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

14 Question de Mme Karine Lalieux au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "l'assurance RC automobile" (n° 6200)

14 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de BA-autoverzekering" (nr. 6200)

 

14.01  Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, il est vrai que vous n'êtes pas ministre de l'Économie depuis dix ans mais je viens vous dire ma fatigue concernant la problématique des assurances en responsabilité civile pour les automobiles. Depuis l'abandon du système bonus-malus, j'ai dû déposer une centaine de questions sur le sujet auprès des ministres successifs sans obtenir le moindre effet. Je suis fatiguée mais je tiens bon!

 

Les solutions apportées n'ont été que des sparadraps sur une problématique qui s'amplifie. Les assureurs sont toujours en train d'exclure des automobilistes pour des raisons injustifiables: près de 30 000 l'an dernier, selon les derniers chiffres avancés par le Bureau de Tarification. Je ne veux plus entendre de discours; je veux que le gouvernement agisse! Voici quinze jours, Test-Achats pointait le fait que la segmentation en matière automobile ne cessait d'augmenter sans motivation, que vous habitiez tel ou tel quartier.

 

Monsieur le ministre, à quand un projet de loi sur la table? Vous en annoncez un mais nous ne voyons rien venir. On ne voit de toute façon jamais rien venir en matière de protection des consommateurs. Si vous n'avez pas le courage ou la volonté d'en rédiger un, de nombreuses propositions ont été déposées. Elles sont d'ailleurs inscrites à l'ordre du jour de cet après-midi. Ayez le courage de travailler avec les parlementaires! Nous ne servons pas à rien. Nous avons aussi un pouvoir législatif. Travaillez avec nous! Nous sommes prêts à travailler avec vous sur ce sujet. À quand un projet de loi, monsieur le ministre?

 

14.02  Kris Peeters, ministre: Monsieur le président, madame Lalieux, je vous rappelle tout d'abord que le système légal du bonus-malus obligatoire a été supprimé voici près de onze ans, alors que j'occupe le poste de ministre de l'Économie et des Consommateurs depuis seulement un an. Vous l'avez d'ailleurs déjà souligné.

 

Toutefois, je ne suis pas resté inactif durant cette année. Des avancées importantes ont déjà été réalisées. J'ai eu un échange de vues avec divers secteurs et organisations avec lesquels j'ai cherché des solutions constructives. Un avant-projet de loi se trouve à présent sur la table, au sein de mon cabinet. Ce projet devra encore faire l'objet d'une concertation qui, tant pour vous et votre parti que pour moi-même, est très importante. Pour ce faire, je tiendrai notamment compte des recommandations que la Commission des assurances a déjà faites par le passé. Le fonctionnement du Fonds commun de garantie automobile sera du reste également amélioré.

 

J'espère que vous êtes désormais plus optimiste.

 

14.03  Karine Lalieux (PS): Monsieur le ministre, j'espère que, pour l'élaboration de l'avant-projet, la Commission des assurances n'a pas été la seule à être consultée. En effet, elle ne fait plus l'unanimité du côté du SPF Protection des consommateurs qui a travaillé sur la question pendant des années, notamment avec Test-Achats.

 

La prochaine tenue d'un débat tend à me rassurer. Cela dit, je n'ai pas eu la chance de lire l'avant-projet de loi. J'espère que vous me le transmettrez.

 

Je serai totalement rassurée quand vous aurez réintroduit le principe du bonus-malus, même si vous n'en avez pas parlé.

 

J'attends donc ce débat avec intérêt. N'hésitez pas à m'envoyer votre avant-projet, si vous souhaitez obtenir des remarques judicieuses.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

15 Question de Mme Karine Lalieux au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "les analyses de l'Observatoire des prix sur des produits alimentaires de base comme le lait et le cochon" (n° 6203)

15 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de analyses van het Prijzenobservatorium inzake basisvoedingsproducten zoals melk en varkensvlees" (nr. 6203)

 

15.01  Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, j'ai déposé cette question le 1er septembre et, depuis, la commission de l'Économie a heureusement travaillé sur ce sujet. Nous sommes le 20 octobre. Il est un peu difficile de travailler de cette manière!

 

Tout le monde connaît la problématique du lait et des produits porcins. Depuis le dépôt de la question, une série de choses ont été faites tant au niveau européen qu'au niveau de la grande distribution. Mais les crises se succèdent et aucune solution claire n'est trouvée.

 

Un accord a été conclu au niveau belge entre la grande distribution et les producteurs mais tout le secteur agroalimentaire n'est pas représenté. C'est pourtant là qu'est transformée et consommée la majorité du lait.

 

Monsieur le ministre, vous disposez d'un outil, auquel je tiens beaucoup, l'Observatoire des prix. Il découle d'une proposition de loi que j'avais déposée et qui avait été reprise in fine par le gouvernement. Cet outil peut et doit servir utilement le gouvernement et le parlement, notamment grâce à ses analyses. Il étudie les marges de l'ensemble des acteurs, du producteur au consommateur final, en passant par une série d'intervenants très absents de ce débat, dont le secteur agroalimentaire.

 

Ne saisiriez-vous pas l'Observatoire des prix pour lui demander des analyses fines? La loi prévoit que le gouvernement a des moyens d'action s'il apparaît que les marges sont trop élevées pour l'un ou l'autre secteur.

 

15.02  Kris Peeters, ministre: Monsieur le président, madame Lalieux, nous avons effectivement trouvé une solution en collaboration avec de nombreux partenaires pour ce qui concerne les matières abordées dans votre question.

 

Je suis, bien entendu, ouvert à une réflexion quant à l'utilisation de l'Observatoire des prix. En effet, il s'agit d'un instrument intéressant, mais également approprié. Vous devez savoir que le SPF Économie s'est basé sur les études menées par ledit Observatoire en vue de trouver une solution aux problèmes que vous avez soulevés. Je suis donc disposé à lui soumettre d'autres questions, comme vous l'avez suggéré.

 

15.03  Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Il vous suffit donc de lui écrire une lettre dans laquelle vous lui demandez d'effectuer une analyse qui pourra d'ailleurs servir dans le cadre du débat parlementaire, mais aussi, peut-être, permettre de trouver des solutions structurelles au niveau belge; ceci devrait aussi avoir lieu au niveau européen, mais ce n'est pas encore le cas.

 

Je reviendrai vers vous lorsque l'étude que vous aurez demandée aura été réalisée par l'Observatoire des prix.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van de heer Stefaan Vercamer aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de innovatiepremie" (nr. 6240)

16 Question de M. Stefaan Vercamer au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "la prime d'innovation" (n° 6240)

 

16.01  Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, met een innovatiepremie is het mogelijk voor werkgevers om hun werknemers te belonen voor hun innoverende, creatieve ideeën. Zo wordt innovatie in de bedrijven gestimuleerd.

 

Oorspronkelijk werd de premie ingevoerd voor een jaar, met name 2006, maar zij werd sindsdien telkens verlengd. Onlangs werd zij opnieuw door de programmawet verlengd tot 2017. Ik vond het dan ook een goed moment om eens achterom te kijken hoe de premie is geëvolueerd.

 

Om de innovatiepremie te kunnen uitkeren, moet de werkgever eerst een projectaanvraag indienen bij de FOD Economie. De FOD Economie analyseert of er effectief innovatieve aspecten in vervat zijn. Het moet gaan om innovaties van de normale bedrijfsactiviteit die ook gerealiseerd kunnen worden. Het mag dus niet alleen gaan om virtuele ideeën. De premie zelf is beperkt tot maximaal één maandloon — niet onbelangrijk — en wordt toegekend aan maximaal 10 % van de werknemers, dus niet aan het hele bedrijf.

 

Ik wil graag de evolutie in de loop van de voorbije jaren kennen. Hoe is het stelsel geëvolueerd doorheen de jaren? Zou u mij een overzicht kunnen geven van het aantal ingediende aanvragen en het aantal goedgekeurde en niet-goedgekeurde projectaanvragen over de jaren heen, alsook het totaalbedrag dat aan innovatiepremies werd uitbetaald?

 

Hoe ziet de verdeling eruit over de sectoren heen? Dat is ook nuttig om te weten.

 

Voor hoeveel van de goedgekeurde aanvragen werd het maximumbedrag van de premie uitgekeerd? Hoe zit het met de spreiding ervan?

 

Voor wie waren de premies van de goedgekeurde aanvragen bestemd, voor individuele werknemers of voor meerdere personeelsleden per bedrijf?

 

Aan de hand van deze elementen zal ik een evaluatie kunnen maken.

 

16.02 Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, collega Vercamer, wij hebben dat voor u uitgezocht en we hebben daaraan onze zomer helemaal opgeofferd. Alle gekheid op een stokje, ik zal u dadelijk de tabel meegeven.

 

Er wordt een stijgende trend in het gebruik van innovatiepremies waargenomen. In 2014 lag het aantal ondernemingen dat deze premies toekende meer dan 50 % hoger dan in 2006. Het aantal aanvragen is daarentegen veelal stabiel. Ik bezorg u dadelijk een overzicht waarop de evolutie van de verschillende parameters in detail is uitgewerkt. Ik meen dat het niet de bedoeling is die tabel mondeling toe te lichten. U vroeg naar de tabel, en u krijgt die. Ik ga ervan uit dat u ze samen met de andere leden zult bestuderen.

 

De belangrijkste sectoren die sinds het begin gebruikmaken van deze maatregelen zijn de chemische nijverheid, 19,1 %, de vervaardiging van machines en uitrustingen, 11,6 %, de vervaardiging en assemblage van motorvoertuigen, aanhangwagens en opleggers, 7,6 %, de financiële diensten, exclusief verzekeringen en pensioenfondsen, 7,1 %, en de farmaceutische nijverheid, voor 6,3 %.

 

Het is op dit ogenblik niet mogelijk een statistiek op te stellen die aangeeft voor hoeveel mensen het maximale bedrag werd aangevraagd. Het maximumbedrag van de innovatiepremie hangt immers af van het brutomaandloon van de begunstigde. Ik kan u wel de evolutie van het gemiddelde bedrag van de innovatiepremie per werknemer meedelen: dat ging van 908 euro in 2006 naar 2 057 euro in 2014.

 

In 2014 heeft 44 % van de goedgekeurde aanvragen geleid tot de uitbetaling van een premie voor een individuele werknemer, tegenover 56 % voor meerdere personeelsleden. Wij merken dus een verschuiving van aanvragen voor een individuele werknemer naar aanvragen voor meerdere personeelsleden.

 

Zoals ik al heb meegedeeld, krijgt de heer Vercamer mijn persoonlijk exemplaar van de tabel overhandigd.

 

De voorzitter: Laat ik voor alle andere leden zeggen dat de cijfers ook op de website geplaatst zullen worden.

 

16.03  Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord en ik zal de tabel met veel aandacht bekijken.

 

16.04 Minister Kris Peeters: Daar reken ik op.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Vraag van de heer Peter Dedecker aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de koppeling van rekening en titularis" (nr. 6288)

17 Question de M. Peter Dedecker au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "la liaison entre le compte et le titulaire" (n° 6288)

 

17.01  Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de minister, deze vraag was gericht aan minister Van Overtveldt, maar ik neem aan dat u er met even veel plezier en goesting op zult antwoorden.

 

Het fenomeen van factuurfraude, waarbij malafide figuren de factuur van bijvoorbeeld aannemers aan hun klanten onderscheppen, het rekeningnummer veranderen in hun eigen nummer en de gewijzigde factuur naar de klant doorsturen, is u ongetwijfeld bekend. Die betaalt nietsvermoedend zijn factuur, maar schrijft in werkelijkheid geld over naar de crimineel en wordt later geconfronteerd met aanmaningen van de echte aannemer. Verschillende gevallen zijn hiervan bekend.

 

Het is blijkbaar zeer moeilijk om dat geld te recupereren. De banken geven aan dat geen enkele controle wordt verricht naar de juistheid van de combinatie van het rekeningnummer en de naam en adresgegevens van de begunstigde.

 

Men kan ook overstappen naar digitale facturatie. De regering maakt hier ook werk van. Theo Francken en Alexander De Croo nemen hierin het voortouw, maar dat is een oplossing op lange termijn voor de grote bedrijven die de investering kunnen dragen.

 

Op korte termijn, met betrekking tot de verantwoordelijkheid van de banken, zouden we echter niet zolang mogen wachten.

 

Hebt u of uw voorganger reeds met de financiële sector over de problematiek overlegd? Wat is daarvan het resultaat?

 

Op korte termijn zie ik een mogelijkheid in een zeer kleine ingreep, met name de creatie van een centraal rekeningenboek, uiteraard alleen opt-in. Aannemers kunnen zich daarvoor vrijwillig registreren, waarbij voor elke rekening de naam en het adres van de rekeninghouder is opgenomen. Als men de factuur dan via online banking betaalt en men het rekeningnummer invult, dan verschijnt de naam en ziet men of men wel degelijk naar de juiste persoon overschrijft. Dat is een heel simpele faciliteit om consumenten te laten controleren of ze wel naar de juiste persoon overschrijven.

 

Staan bepaalde wettelijke of technische argumenten de creatie van een dergelijke oplossing in de weg?

 

Ziet u andere mogelijkheden om het probleem op te lossen? Ik ben daar uiteraard zeer nieuwsgierig naar.

 

17.02 Minister Kris Peeters: Mijnheer Dedecker, uw vraag vereist een zeer omstandig antwoord.

 

Ten eerste, er is nog geen specifiek overleg geweest.

 

Ten tweede, in uitvoering van de Europese betalingsdienstenrichtlijn bepaalt boek VII “Betalings- en kredietdiensten” van het Wetboek van economisch recht dat bankoverschrijvingen worden geacht correct te zijn uitgevoerd als ze in overeenstemming met de unieke identificator zijn uitgevoerd.

 

De unieke identificator – ik verwijs naar artikel I.9, 12° van het Wetboek van economisch recht – dient contractueel te worden overeengekomen en kan niet door de wetgever worden opgelegd. De bank bepaalt in haar algemene voorwaarden dat de identificator het rekeningnummer is. Met andere woorden, de overschrijving wordt geacht correct te zijn uitgevoerd als de bank overschrijft naar het door de klant opgegeven rekeningnummer. De wetgever mag dus niet aan de betalingsdienstaanbieder de verplichting opleggen om systematisch na te gaan of de naam van de begunstigde perfect overeenkomt met het IBAN-rekeningnummer.

 

De betalingsdienstaanbieders hebben dus a priori geen enkele fout begaan; ze zullen wel ter verantwoording kunnen worden geroepen wanneer een aantal van hun klanten melding heeft gedaan van fraude met eenzelfde IBAN-nummer en geen enkele maatregel werd genomen om na te gaan of er sprake was van fraude. In zo’n geval kunnen de consumenten zich beroepen op artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, dat zegt dat de fout of schade alsook het oorzakelijk verband moet worden aangetoond.

 

Volgens Febelfin lijkt het voorstel om een centraal rekeningenboek in te voeren met miljoenen onlineraadplegingen per dag zowel technisch als juridisch absoluut heel wat vragen op te roepen, waardoor de haalbaarheid ervan onzeker is. Het is bovendien niet duidelijk in hoeverre de kosten hiervan zouden opwegen tegen de baten. Men zou dat trouwens op Europees niveau moeten bekijken in het kader van de Europese betaalruimte. Het volstaat dat de oplichter een rekeningnummer buiten België gebruikt om een eventueel Belgisch centraal rekeningenboek te omzeilen. Een opt-inproces organiseren voor particuliere begunstigden, ongeveer 14 miljoen zichtrekeningen, zou volgens Febelfin bijzonder omslachtig zijn.

 

Febelfin deelt mee dat systematische, automatische controles van overeenstemming tussen de rekeningnaam en de naam van de begunstigde in de praktijk niet haalbaar zijn. Banken moeten dagelijks miljoenen overschrijvingen verwerken en binnen één dag op rekening van de begunstigde overschrijven binnen de EU. Het probleem met een naam is dat er dikwijls verschillende schrijfwijzen zijn, per taal, afkortingen, schrijffouten en nicknames, zodat een automatische controle niet zou werken; er zijn te veel valse positieven.

 

Anderzijds dient te worden opgemerkt dat voor de inwerkingtreding van Europese wetgeving, omgezet in de wet houdende betalingsdiensten en nu opgenomen in boek VII van het Wetboek van economisch recht, in de rechtspraak wel aanvaard werd dat een bank ertoe gehouden is om de overeenstemming van de naam van de begunstigde en het rekeningnummer na te gaan indien de betaler en de begunstigde hun rekening hebben bij dezelfde betalingsdienstaanbieder alsook wanneer zij hun rekening hebben bij een verschillende betalingsdienstaanbieder en het bedrag van de betaaltransactie meer dan 10 000 euro bedraagt.

 

Men baseerde zich hiervoor voornamelijk op de bepaling in het interbancaire UCV-reglement, dat bij overschrijvingsopdrachten die 10 000 euro overschrijden, steeds moet worden nagegaan of het rekeningnummer en de naam naar dezelfde persoon verwijzen. Een schending van die interbancaire afspraken vormde volgens de rechtspraak het bewijs van onzorgvuldig handelen van de bank. Met andere woorden, een zekere controle is mogelijk. In ieder geval mag van de bank worden verwacht dat ze zorgvuldig handelt. In die zin kan het nuttig zijn om samen met de banksector eens te bekijken wat er mogelijk is in navolging van vroegere interbancaire afspraken.

 

Misschien kunt u mijn nota straks nog eens nalezen, maar ik hoop dat ik uw vraag hiermee voldoende uitgebreid heb beantwoord, met alle toegevoegde verwijzingen, ook naar de rechtspraak.

 

17.03  Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw inderdaad omstandig antwoord. Ik vind wel dat de input die u hebt gekregen van Febelfin – het gaat dus niet over uzelf – bij momenten getuigt van een zekere struisvogelmentaliteit. Het klopt dat men een bank niet kan vragen om elke naam en elk rekeningnummer te controleren. Dat is hier wettelijk niet mogelijk. Vandaar juist de expliciete vraag naar een vrijwillig systeem waarbij de bank dat niet zelf controleert, maar op zijn minst de tools en faciliteiten daarvoor aan de klant aanreikt. Op dit moment heeft de klant geen enkele mogelijkheid om te controleren of de unieke identificatie, het IBAN-nummer, correct is. Vandaar de vraag naar een vrijwillig systeem, waarbij de verzender van facturen er zijn klanten attent op kan maken dat ze moeten controleren of het rekeningnummer wel degelijk bij hem hoort. Volgens mij is er bij zulke mogelijkheden geen wettelijk probleem. Zo’n databank opzetten, die veel bevraagd wordt, is geen grote uitdaging. Er zijn voldoende voorbeelden die aangeven dat het kan.

 

Er wordt dan wel een kosten-batenanalyse gevraagd. Het probleem is immers dat de kosten van zo’n systeem bij de bank zullen zitten, terwijl de baten gevormd worden door de uitgespaarde kosten van de gedupeerden. Die zitten geconcentreerd bij een aantal gedupeerden en niet bij de bank. De kosten en baten zitten dus bij twee verschillende groepen, wat uiteraard een probleem vormt.

 

Ik meen echter dat we als politici onze maatschappelijke verantwoordelijkheid moeten nemen om te vermijden dat mensen het slachtoffer worden van malafide praktijken, zonder dat zij tools in handen hebben om hun zaken te controleren. Daar ligt een zekere verantwoordelijkheid en ik roep u dan ook op tot verder overleg met de financiële sector met het oog op een oplossing.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

18 Vraag van de heer Johan Klaps aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de Belgische markt van de transactieverwerkers" (nr. 6351)

18 Question de M. Johan Klaps au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "le marché belge du traitement des transactions" (n° 6351)

 

18.01  Johan Klaps (N-VA): Mijnheer de minister, er wordt vandaag sterk ingezet op elektronische betalingen, met alle voordelen van dien: efficiëntie, veiligheid, antiwitwaspraktijken enzovoort. Desalniettemin verlopen de transacties van elektronische betalingen niet altijd zoals gepland. Voorbeelden daarvan zijn de problemen die zich al meermaals hebben voorgedaan op piekdagen tijdens de kerstperiode en de recente problemen waardoor handelaars bijna een week geen bedragen doorgestort kregen, wat hun liquiditeit uiteraard enorm in het gedrang heeft gebracht.

 

Via de SEPA-verordening probeert Europa meer concurrentie, keuze en transparantie in de markt van het betalingsverkeer te brengen. Wij merken echter dat Worldline in ons land een quasimonopolist is op het vlak van betalingstransacties. Wat is de stand van zaken in dat marktgegeven? Kunt u mij cijfers bezorgen over de verdeling van de Belgische markt van transactieverwerkers, om een beetje klaarheid te krijgen in het quasimonopolie van Worldline?

 

18.02 Minister Kris Peeters: Collega, er zijn momenteel geen cijfers van de marktaandelen van de verschillende betaalkaartverwerkers beschikbaar bij de Nationale Bank van België, maar het is duidelijk dat Worldline het overgrote marktaandeel heeft. Worldline, voorheen Banksys, had vroeger een quasimonopolie en neemt nog altijd een dominante positie in op de markt voor de verwerking van kaartbetalingen in België.

 

De nieuwe Europese verordening van april 2015 betreffende de afwikkelingsvergoedingen voor op kaart gebaseerde betalingstransacties beoogt echter de mededinging tussen de verschillende betrokken partijen inzake de kaartbetalingen te verhogen.

 

Ik hoop dat mijn kort antwoord volledig afdoend is.

 

18.03  Johan Klaps (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, maar ik vind het een beetje vreemd dat er geen cijfers beschikbaar zijn. Ik verwijt u dat niet persoonlijk, voor alle duidelijkheid, maar zeker in deze context zouden de cijfers nuttig zijn om zicht te krijgen op de problematiek. Ik heb begrepen dat er onderhandelingen lopen tussen Worldline en een aantal zelfstandigenorganisaties over een mogelijke schadevergoeding voor problemen. Ik kom daarop uiteraard later nog terug, wanneer wij daarop iets meer zicht zullen hebben.

 

Een firma met zo’n groot marktaandeel moet alleszins betrouwbaar zijn. Wij zullen de cashbetalingen niet naar beneden krijgen, als dat soort problemen zich systematisch blijft voordoen. Piekmomenten zijn perfect voorspelbaar. Daarop moet men zich kunnen voorbereiden. Een technische panne is altijd mogelijk, maar die mag nooit een week aanslepen. Er liggen echt wel wat argumenten op tafel waarop Worldline een deftig antwoord zal moeten geven, maar wij wachten nog even de uitkomst af.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

19 Vraag van de heer Johan Klaps aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de nieuwe gedragsregels voor verzekeringstussenpersonen" (nr. 6534)

19 Question de M. Johan Klaps au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "les nouvelles règles de conduite applicables aux intermédiaires d'assurances" (n° 6534)

 

19.01  Johan Klaps (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb u hierover al eerder ondervraagd.

 

In uw beleidsverklaring stelde u samen met de beroepsverenigingen te zullen nagaan in welke mate de verplichtingen ten aanzien van de verzekeringstussenpersonen voor de informatie die zij aan hun cliënten moeten verstrekken, meer proportioneel kunnen worden ingevuld. Ik heb daarnet al even verwezen naar de administratieve verplichtingen.

 

U stelde dat het statuut en de erkenningsvereisten van de verzekeringstussenpersonen zouden worden verfijnd op basis van de Europese verzekeringsbemiddelingsrichtlijn die op dat moment nog werd onderhandeld op Europees niveau.

 

Na onderhandelingen met de sector hebt u bevestigd bereid te zijn een wetsontwerp ter zake voor te bereiden zodra er duidelijkheid zou zijn over de definitieve teksten van de Europese verzekeringsbemiddelingsrichtlijn.

 

Op 30 juli 2015 werd een overeenkomst bereikt over die richtlijn, de Insurance Distribution Directive. Er is nu dus duidelijkheid over de inhoud ervan. Tegelijkertijd blijft de sector echter duidelijk aangeven dat de administratieve overlast in de praktijk een gigantisch probleem vormt.

 

Mijnheer de minister, kunt u mij een stand van zaken geven? Hoever staan wij op Belgisch niveau? Hoe zullen wij die nieuwe gedragsregels toepassen en meer proportioneel maken?

 

19.02 Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, de besprekingen met de beroepsverenigingen zijn opgestart om te onderzoeken in welke mate het proportionaliteitsbeginsel zou kunnen worden toegepast bij de implementatie van de gedragsregels door de verzekeringstussenpersonen, en dit zonder te wachten op het finaliseren van de Europese richtlijn betreffende verzekeringsdistributie.

 

Tijdens deze overlegmomenten kon reeds een consensus worden bereikt over een aantal zaken, onder meer over de gegevensbewaring door de dienstverleners, de informatie over de kosten en de bijhorende lasten, waarvoor een ontwerpreglement van de FSMA zich in de eindfase bevindt, alsook over bepaalde aspecten van het statuut van verzekeringsagent. Dat ziet er dus allemaal vrij goed uit, maar altijd hout vasthouden, want de prijzen worden maar aan de eindmeet uitgedeeld.

 

Zodra deze Insurance Distribution Directive wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en de onderhandelingen met de sector zijn afgerond, zal ik de nodige initiatieven nemen voor de omzetting van de richtlijn.

 

19.03  Johan Klaps (N-VA): Mijnheer de minister, ik ben blij dat er grote stappen vooruit worden gezet in het overleg. Dat is inderdaad nodig. Ik kan u alleen maar blijven oproepen om, met voorrang, werk te maken van een broodnodige oplossing voor de sector om de administratieve overlast, waar mogelijk, te beperken. Er zijn uiteraard een aantal Europese verplichtingen. Er is de informatieplicht, waarnaar u daarnet bij de vraag over de hospitalisatieverzekeringen al hebt verwezen. In een aantal gevallen is dat zeker terecht, maar soms ook absoluut niet.

 

Wij staan echter al heel wat verder dan een jaar geleden, toen ik u hierover heb ondervraagd in de plenaire vergadering. Ik kijk dus, op relatief korte termijn, uit naar een definitieve oplossing, die ik dan ook van nabij zal bestuderen. Daarna zal ik u mijn eventuele opmerkingen meedelen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

20 Vraag van juffrouw Yoleen Van Camp aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de zonnebankcentra" (nr. 6554)

20 Question de Mlle Yoleen Van Camp à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "les centres de bronzage" (n° 6554)

 

20.01  Yoleen Van Camp (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb zelf niet gevraagd dat mijn vraag in de commissie voor het Bedrijfsleven zou worden gesteld, hoewel ik hier wel graag kom. Dat is het probleem dus niet. Mijn eerste vraag over deze materie heb ik echter in de commissie voor de Volksgezondheid gesteld. Ik refereer ook aan die vraag in mijn huidige vraag. De vraag gaat over het verbod op zonnebankcentra. In maart 2015 heb ik die vraag aan uw collega, minister De Block, gesteld. Daarbij moet ik opmerken dat het over een verbod op commercieel gebruik gaat en zeker niet over thuisgebruik of gebruik op medisch voorschrift.

 

Op die vraag antwoordde minister De Block dat een uitbreiding van het verbod, dat nu al voor min achttienjarigen geldt, naar een algemeen verbod niet aan de orde is. Er zou immers geen bewijs zijn van de schadelijke effecten van zonnebanken op het ontwikkelen van huidkanker. Bovendien zou het thuisgebruik niet kunnen worden aangepakt, zodat de problemen zouden blijven bestaan.

 

Ik ben eens in de literatuur gaan snuisteren. Het argument van het thuisgebruik sprak ik al tijdens mijn vorige repliek tegen. Dat thuisgebruik wordt op zowat 4 % geraamd. Het is dus duidelijk dat het thuisgebruik een marginaal fenomeen is tegenover het gebruik in de zonnebankcentra. Zoals ik toen tijdens mijn repliek ook al aangaf, heb ik mij ondertussen verdiept in de recente wetenschappelijke literatuur over het oorzakelijk verband tussen zonnebanken en huidkanker, zoals minister De Block mij vroeg. Ik heb een aantal interessante studies gevonden, waarvan ik hier een overzichtje heb gegeven. Het gaat niet om wat rommelliteratuur, maar wel om een BMJ-meta-analyse van 2012, waarin duidelijk wordt aangetoond dat het ooit gebruiken van de zonnebank het risico op een melanoom met 20 % verhoogt en bij regelmatig gebruik zelfs met 42 %. Wat vooral ook problematisch is, is de vaststelling dat zonnebankgebruik onder de leeftijd van vijfendertig jaar de kans op een melanoom met 87 % verhoogt. Een andere BMJ-meta-analyse uit hetzelfde jaar vond ook een verhoging van de kans op huidkanker. U kunt de cijfers lezen.

 

Dat het carcinogeen effect van zonnebanken wetenschappelijk is bewezen, staat vast. Op basis van een IARC-rapport heeft de WHO zonnebanken in categorie 1 van de kankerverwekkers geplaatst.

 

Ik heb ook nog een recente JAMA review gevonden, die in 2014 is verschenen. Deze isoleert zelfs de component zonnebank — waaraan minister De Block twijfelde — en wijst duidelijk de schadelijke effecten aan, gecorrigeerd voor andere risicofactoren, die mevrouw De Block dus in twijfel trok.

 

In Frankrijk heeft men wel kennisgenomen van die recente studies. Naar aanleiding daarvan werd daar recent een verbod op zonnebankcentra uitgesproken. De desbetreffende wet is net goedgekeurd door de Senaat.

 

In België loopt het aantal huidkankers sterk op. Dat stond vandaag nog in de krant en werd door Lieven Annemans aangetoond. Het gaat om een aantal van 30 000 huidkankers in 2012, waarvan 2 511 melanomen, wat de meest agressieve en gevaarlijkste vorm is. Wij zien vooral een snelle evolutie bij jonge vrouwen en op de romp, wat heel verdacht is en duidelijk aantoont dat de zonnebank op dat vlak een schadelijke component is.

 

Mijnheer de minister, daaromtrent heb ik de volgende vragen.

 

Hebt u de resultaten van die studie bekeken?

 

Overweegt u om het voorbeeld van Frankrijk te volgen en ook hier naar een totaalverbod op zonnebanken te evolueren, al dan niet geleidelijk, of om bijvoorbeeld de leeftijdsgrens op te trekken in het licht van de recentste bevindingen?

 

20.02 Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, collega’s, collega Van Camp, op uw eerste vraag kan ik antwoorden dat verschillende studies hebben aangetoond dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen het gebruik van zonnebanken en de risicotoename voor huidkanker. Van de studie waarnaar u verwijst, gepubliceerd in The Journal of the American Medical Association, beschikt mijn administratie niet over de gedetailleerde resultaten. Misschien werd dat niet goed nagekeken. U kunt ons die studie misschien bezorgen, zodat de administratie ze nader kan bestuderen.

 

Ten tweede, de Belgische sector van zonnebankcentra en fabrikanten van zonnebanken hebben zich geëngageerd om voort te werken aan de naleving van hun verantwoordelijkheden en verplichtingen van de wetgeving. Wanneer mijn administratie vaststelt dat daar niet naar wordt gehandeld, zal er verder actie ondernomen worden, zoals het opstellen van een proces-verbaal, een voorstel van transactie, een buitendienststelling enzovoort.

 

Bij het overleg werd niet gepleit voor een algemeen verbod op de uitbating van zonnebankcentra. Ik weet niet of u daarvoor wel pleit, maar zover zijn wij niet, althans dat is niet de finaliteit van het overleg. De consumenten worden geïnformeerd over de mogelijke risico’s bij het gebruik van een zonnebank als zij naar een zonnebankcentrum gaan. Ook bij de aankoop van een zonnebank voor eigen gebruik is er informatie aanwezig in de product- en gebruikershandleiding. Daarnaast blijft het continu sensibiliseren over de UV-straling een belangrijk punt, zodat de consument zelf een weloverwogen beslissing kan nemen over het gebruik van een zonnebank.

 

Het is een ernstig dossier en wij proberen via overleg met de sector te komen tot een strikte reglementering of, nog beter, tot een strikte gedragscode, zoals daarnet ook al aan bod is gekomen. Het gebruik van een zonnebank is niet toegestaan voor minderjarigen en er moet rekening worden gehouden met het huidtype, de intensiteit van de blootstelling enzovoort. De naleving van die verschillende regels creëert een kader waarbinnen kan worden voortgewerkt.

 

Ik heb begrepen dat de Hoge Gezondheidsraad ook zijn visie daarop bekend zal maken. Het is de bedoeling dat dit in de loop van dit jaar nog gebeurt.

 

20.03  Yoleen Van Camp (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het doet mij alvast plezier dat u deze aangelegenheid ernstig neemt. Ik zal u met veel plezier het gevraagde bezorgen.

 

Ik heb ook een schriftelijke vraag ingediend om de naleving van het engagement van de sector concreet na te gaan. Zij hebben zich aan bepaalde verplichtingen te houden en wij weten dat dit in de praktijk vaak niet gebeurt. In dat verband denk ik bijvoorbeeld aan de zonnebankcentra die met coins werken, en dat zijn er heel wat. Daar is er totaal geen controle op het huidtype en wordt er geen informatie verstrekt.

 

Voorts zorgen zonnebankcentra in het straatbeeld ervoor dat mensen meer geneigd zijn om het schadelijke ervan niet in te zien. Natuurlijk zullen zonnebankcentra niet tegen hun eigen sector pleiten en mensen ontmoedigen om naar de zonnebank te gaan. Ik heb nog nooit het verhaal gehoord van iemand met een bleek huidtype die door het zonnebankcentrum naar huis werd gestuurd met de boodschap dat het voor hem of haar schadelijk zou zijn. Het antwoord op mijn schriftelijke vraag zal daarop wel enig licht werpen.

 

Tot daar wat betreft de in de wet opgenomen punten, zoals bijvoorbeeld de leeftijdsgrens van achttien jaar.

 

Tot slot verwijs ik naar recente reviews waaruit blijkt dat bijvoorbeeld bij min vijfendertigjarigen de kans op melanoom al met 87 % verhoogt. Ik wacht mee het rapport van de Hoge Gezondheidsraad af. Ik hoop dat men daarin erkent dat de leeftijdsgrens omhoog moet en dat er met de zonnebankcentra toch wel iets moet gebeuren.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

21 Question de Mme Nawal Ben Hamou au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "le double affichage des caisses enregistreuses dans les commerces" (n° 6772)

21 Vraag van mevrouw Nawal Ben Hamou aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "kasregisters met klanten- en verkopersdisplay in handelszaken" (nr. 6772)

 

21.01  Nawal Ben Hamou (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, la législation relative à l'indication du prix des produits et services est on ne peut plus claire: toute entreprise qui offre des biens ou des services doit en indiquer le prix par écrit, d'une manière lisible, apparente et non équivoque. L'objectif de cette mesure est de permettre au consommateur d'acheter un produit ou un service en toute connaissance de cause.

 

L'étiquetage du prix peut se faire sur le produit lui-même, sur un écriteau, une publicité ou en vitrine, ce qui est nécessaire afin d'éviter tout doute quant à l'identification du produit et éviter les litiges. Or, cette logique de lisibilité et de transparence sur les prix ne s'applique actuellement pas au moment du passage en caisse. Dans la plupart des surfaces commerciales, les consommateurs n'ont pas d'accès en temps réel aux tarifs appliqués, dans la mesure où le matériel à la caisse ne dispose pas forcément d'un double affichage (un écran dirigé vers le responsable de caisse, l'autre vers le client). Ainsi, dans l'hypothèse d'une erreur d'encodage, seuls les clients les plus attentifs ayant le réflexe de contrôle du ticket de caisse détectent les différences entre le prix annoncé et celui scanné en caisse.

 

À l'heure où la grande majorité des commerces utilisent les nouvelles technologies dans l'enregistrement et l'encodage des prix, ce type d'erreur n'est pas rare. Ces différences constituent donc une perte d'argent potentiellement importante pour le consommateur non averti, et une perte de temps avec des procédures plus ou moins complexes en cas de remboursement pour le commerce qui doit procéder aux corrections après encaissement.

 

Monsieur le ministre, l'accès en temps réel aux prix encodés en caisse ne permettrait-il pas de renforcer la protection du consommateur qui, en cas d'erreur, ne devrait pas se lancer dans une procédure, parfois complexe, de remboursement d'une somme indûment payée? Existe-t-il des mesures incitatives afin d'encourager les commerçants à utiliser des caisses enregistreuses à double affichage?

 

21.02  Kris Peeters, ministre: Monsieur le président, chère collègue, comme vous l'avez signalé, la législation en matière d'indication des prix impose l'affichage du prix afin que ce dernier soit apparent et sans équivoque.

 

Le point que vous soulevez a trait à la différence qui peut exister entre le prix indiqué en rayon et le prix scanné en caisse. Dans ce cas, il y a effectivement infraction à la législation entre les pratiques du marché et la protection du consommateur en matière d'indication des prix.

 

Je constate que, dans nombre de grandes surfaces, le client est en mesure de suivre l'encodage des prix des produits à la caisse.

 

Le fait de rendre un double écran obligatoire entraînerait toutefois un coût supplémentaire important pour bon nombre de petits commerçants.

 

L'Inspection économique effectue continuellement un contrôle efficace en matière d'indication de prix. Ainsi, en 2014, elle a effectué 2 435 contrôles en la matière dans différents secteurs, notamment dans celui de la distribution. Ce contrôle a certainement un effet dissuasif, ce qui explique sans doute que, cette année-ci, elle n'a reçu à ce jour que 29 plaintes en matière d'indication des prix dans le secteur de la distribution.

 

Quant au consommateur, il est important qu'il puisse disposer d'un ticket de caisse clair et intelligible. C'est ce ticket qui lui offre, en effet, la possibilité de contrôler ses dépenses par la suite.

 

21.03  Nawal Ben Hamou (PS): Monsieur le président, je vous remercie pour votre réponse. Cependant, le problème, c'est que même après vérification du ticket de caisse par la suite, le consommateur demeure victime. Ainsi, lorsqu'il veut se faire rembourser en montrant à la caissière l'erreur sur son ticket de caisse, il est de facto lié au magasin. En effet, l'on ne procède parfois plus au remboursement, on offre un chèque-cadeau, etc. Il est forcément lié à ce commerce et ne reçoit pas son argent, alors que l'erreur ne lui est pas imputable.

 

Je comprends que l'on ne peut obliger les petits commerces à disposer d'une caisse à double affichage, mais à l'heure actuelle, il existe encore de grandes enseignes, magasins de vêtements, etc. qui ne disposent pas de caisse à double affichage. C'est cela qui pose problème!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

22 Vraag van de heer Peter Dedecker aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de aanpassing van de tarieven van de Auvibel-heffing" (nr. 6780)

22 Question de M. Peter Dedecker au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "l'adaptation des tarifs de la rémunération Auvibel" (n° 6780)

 

22.01  Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de minister, u kent mijn passie voor Auvibel ongetwijfeld.

 

22.02 Minister Kris Peeters: Ja, spijtig genoeg.

 

22.03  Peter Dedecker (N-VA): In de schriftelijke voorbereiding van mijn vraag heb ik uw antwoord op mijn vorige vraag bijgevoegd. Ik ondervroeg u toen meer bepaald over het meerekenen van kopieën uit illegale bron voor de berekening van de Auvibelheffingen ter vergoeding van de schade aangericht door de legale thuiskopie.

 

Ik had toen verwezen naar het arrest van het Europees Hof van Justitie van 10 april 2014, waaruit blijkt dat zij duidelijk niet mogen worden meegeteld, in tegenstelling tot wat eerder gebeurde. U noemde dat toen voortschrijdend inzicht over het toepassingsgebied. Ik kan daar uiteraard in meegaan. Het betreft een bijkomende aanscherping door het Europees Hof van Justitie.

 

U volgde mijn redenering dat de schadeberekening zou moeten verminderen en hierdoor dus ook de tarieven van de heffing. Dat is sinds 2014 nog niet gebeurd. Dat is nog niet zo heel lang geleden natuurlijk, maar Nederland is een stuk sneller. Na het arrest van het Hof werd een generieke tariefdaling met 30 % doorgevoerd. Het ging om een volledige hervorming van de tarieven, die neerkomt op een daling met 30 %.

 

Meer nog, in de laatste bevraging van Profacts naar het kopieergedrag in opdracht van Auvibel vroeg men naar de bron die gebruikt wordt om werken te verzamelen. Men vroeg daarin echter niet naar de bron van de werken waarvan men een kopie maakt. Dat is toch lichtjes anders. Het onderscheid tussen legale en illegale free downloads wordt er ook niet in gemaakt, wat ik bedenkelijk vind.

 

Het feit dat uit de studie geen voorstel resulteerde om de tarieven te verlagen ten opzichte van de tarieven die werden bepaald aan de hand van de eerdere studies, is volgens mij tekenend. In de eerdere studies werd zelfs expliciet geen onderscheid gemaakt tussen legale en illegale free downloads. Als men dan met een nieuwe studie niet tot een tariefdaling komt, dan kan men zich vragen stellen bij het sérieux van de studie. Dat versterkt de twijfels over het sérieux van de methodiek. Ik verwijs, opnieuw, graag naar Nederland.

 

Ik heb dan ook twee vragen.

 

Wanneer zult u het arrest van het Europees Hof van Justitie van 10 april 2014 in België in rekening brengen en dus een tariefdaling doorvoeren? Wat is de geschatte grootteorde van de door te voeren tariefdaling in België? Welke stappen moet u hiervoor ondernemen en hoe plant u dat te doen?

 

Voorts is sinds het Padawan-arrest ook duidelijk dat er geen heffing verschuldigd is voor professioneel gebruik. De behandeling van mijn wetsvoorstel daarover in de commissie is opgeschort in afwachting van een oplossing via KB. Uw kabinet heeft daartoe het initiatief genomen en het overleg via de adviescommissie weer opgestart. Daar zijn al enkele mooie stappen gezet.

 

Kunt u mij bevestigen dat de vrijstelling of terugbetaling voor professionele gebruikers niet gecompenseerd zal worden door een tariefverhoging voor de niet-professionele gebruikers, gezien het onterecht meerekenen van professioneel gebruik in de begrote schade?

 

De voorzitter: Mijnheer de minister, voor ik u laat antwoorden, heb ik een praktische vraag. Ik krijg net een oproep voor een dringende vergadering met het oog op een wetsvoorstel. De enige vragen die nog op de agenda staan, zijn die van collega Dedecker. Mag ik mij verontschuldigen? Ik hoop dat u geen slaande ruzie krijgt met collega Dedecker over de overige antwoorden?

 

22.04 Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, gelet op het gevorderde uur kan ik de heer Dedecker misschien de voorbereide antwoorden op zijn vragen overhandigen? Dan kunnen wij alle vragen die de heer Dedecker gesteld heeft als beantwoord beschouwen.

 

Ik zal deze vraag wel nog snel mondeling beantwoorden.

 

Mijnheer Dedecker, ten eerste, ik bereid op dit moment een wetsontwerp voor, waarbij de artikelen XI.229 en XI.235 van het Wetboek van economisch recht inzake de privékopie en reprografie worden gewijzigd om een volledig parallellisme te creëren tussen het toepassingsgebied van de uitzondering en dat van de vergoeding. Conform de Europese rechtspraak wordt op deze manier met honderd procent klaarheid bepaald dat niet kan worden geïnd voor reproducties die niet onder de uitzonderingen vallen.

 

Ik vind dat een concrete aanpassing van de tarieven zoals in Nederland, de 30 % waarnaar u verwijst, in een algemene evaluatie van de tarieven in het licht van de schade die wordt berokkend aan de rechthebbenden, kan worden meegenomen.

 

Ten tweede, binnen de adviescommissie werd een systeem van terugbetaling en vrijstelling van vergoeding ten gunste van de professionele gebruikers onderzocht. Hierbij wordt niet voorzien in een tariefverhoging.

 

Wat de overige vragen van de heer Dedecker betreft, mijnheer de voorzitter, zal ik aan mijn medewerkers vragen u zodadelijk de antwoorden die ik heb geformuleerd te bezorgen.

 

22.05  Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mag ik nog kort repliceren op één punt?

 

Mijnheer de minister, u hebt inderdaad een aantal vragen schriftelijk beantwoord, waarvoor dank trouwens. Ik merk dat u in een van die antwoorden gewoon het antwoord van Auvibel weergeeft. Auvibel zegt daarin expliciet dat men moet onderstrepen dat de evolutie van de inkomsten van de rechthebbenden in de loop van de jongste twee decennia daalt en dat de vergoeding voor de thuiskopie niet volstaat om de schade door het kopiëren uit illegale bron te dekken.

 

Dat is expliciet de bedoeling. Dat is precies de reden waarom ik die vraag stel. Het Europees Hof heeft expliciet gezegd dat die inkomsten uit de Auvibelheffing niet dienen om de schade door kopiëren uit illegale bron aan te pakken. Illegale kopieën moet men bestrijden, uiteraard; ik steun u in uw strijd tegen het illegaal downloaden, maar wij kunnen er echt niet van uitgaan dat wij die schade zullen kunnen compenseren met de Auvibelheffing. Ik kijk uit naar uw wetsontwerp dat het toepassingsgebied in lijn brengt met de recente uitspraak van het Europees Hof. Ik meen dat wij wat dat betreft een aantal mooie stappen kunnen zetten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De overige vragen van de heer Dedecker, met de nrs 6781, 6805 en 6872, worden dus omgezet in schriftelijke vragen.

 

Collega Dedecker, u krijgt de antwoorden meteen mee, zodat u erop kunt inspelen.

 

Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoorden.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.06 uur.

La réunion publique de commission est levée à 12.06 heures.