Commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw

Commission de l'Économie, de la Politique scientifique, de l'Éducation, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture

 

van

 

Woensdag 8 juli 2015

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

Mercredi 8 juillet 2015

 

Après-midi

 

______

 

 


La séance est ouverte à 15.03 heures et présidée par M. Jean-Marc Delizée.

De vergadering wordt geopend om 15.03 uur en voorgezeten door de heer Jean-Marc Delizée.

 

01 Vraag van mevrouw Ann Vanheste aan de minister van Middenstand, Zelfstandigen, KMO's, Landbouw en Maatschappelijke Integratie over "AMP" (nr. 4825)

01 Question de Mme Ann Vanheste au ministre des Classes moyennes, des Indépendants, des PME, de l'Agriculture et de l'Intégration sociale, sur "l'AMP" (n° 4825)

 

01.01  Ann Vanheste (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, eind mei bereikte ons het bericht dat distributiebedrijf AMP en de zelfstandigenorganisaties geen akkoord hebben bereikt in een al zes jaar aanslepende discussie over een verhoging van de transportkosten die AMP plots doorvoerde voor de levering van kranten en tijdschriften. In 2009 verhoogde AMP eenzijdig de transportkosten van 103 naar 219 euro per maand. Dat is een klap in het gezicht van de eigenaars van dagbladhandelszaken, die het al moeilijk hebben.

 

Nog harder is de juridische strijd die ondertussen dus al zes jaar duurt. De kosten lopen zodanig hoog op dat de Waalse vertegenwoordigers Prodipresse hun strijd moeten staken. Deze situatie gaat echt veel te ver. Dit bedrijf is al verschillende keren veroordeeld en kan de procedureslag blijven aanhouden zonder zijn prijzen aan te pakken. Ze maken misbruik van hun quasi monopoliepositie. Buurtsuper.be, die opkomt voor de Vlaamse dagbladhandelaren, diende al een klacht in bij de Belgische Mededingingsautoriteit, maar kreeg geen antwoord.

 

Mijnheer de minister, wilt u optreden als bemiddelaar en samen zitten met de sector om dit probleem te bespreken? Het is belangrijk dat u hierop niet alleen de zelfstandigenorganisaties en AMP uitnodigt, maar ook de uitgevers van kranten en magazines.

 

Wilt u vragen aan de Mededingingsautoriteit om de klacht alsnog met prioriteit te behandelen?

 

01.02 Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, collega Vanheste, er lopen rechtszaken. Daarom is het niet opportuun om hierin onmiddellijk als bemiddelaar tussenbeide te komen. Ik hoop dat u dat begrijpt.

 

Ten tweede, de juridische strijd waarnaar u verwijst, heeft betrekking op de eenzijdige verhoging van de transportkosten door AMP van 103 naar 219 euro per maand in 2009. Er werden hiertegen verschillende procedures opgestart, tot in het Hof van Cassatie.

 

De Belgische Mededingingsautoriteit heeft, overeenkomstig artikel 77 van boek IV van het Wetboek van economisch recht, de bevoegdheid om ambtshalve of op verzoek van het rechtscollege waarbij de zaak aanhangig is schriftelijke opmerkingen te maken met betrekking tot de toepassing van de Belgische en de Europese mededingingsregels. Dat is als zogenaamde amicus curiae.

 

Ik heb geen officiële bevestiging gekregen dat de Belgische Mededingingsautoriteit ambtshalve wenst tussen te komen. U weet dat zij vrij autonoom werkt. Zij is ook een autonome instelling.

 

Los van de uitkomst van deze zaak – dat is ook voor u, hoop ik, nog belangrijker –, toont dit aan dat we pistes moeten onderzoeken voor een betere bescherming van kleine ondernemingen in een B2B-relatie. In dat kader – ik heb dat reeds aangekondigd – zijn we volop bezig met een grondige analyse van de rechtsfiguur van economische afhankelijkheid, zoals die in Frankrijk bestaat. U weet dat ik als minister bevoegd voor consumentenzaken probeer om niet alleen de consumenten beter te beschermen, maar ook de kleine ondernemingen. We zijn nu volop bezig om de rechtsfiguur van economische afhankelijkheid, die een bescherming zou bieden voor kleine ondernemingen in B2B-relaties, in het Belgisch recht te introduceren. Het is daarvoor nog een beetje te vroeg, omdat we volop bezig zijn om een en ander te bekijken.

 

01.03  Ann Vanheste (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u omdat u daarmee bezig bent. Ik zoek eigenlijk overal hulp voor die mensen, maar ik loop overal met mijn hoofd tegen de muur. In de vorige legislatuur hebben we ook een resolutie goedgekeurd, maar blijkbaar is dat ook nog niet goed genoeg. Iedereen doet blijkbaar zijn best, maar wordt geblokkeerd door die rechtszaken.

 

Ik ben blij dat u uitkijkt naar een betere bescherming voor de kleine ondernemingen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Veli Yüksel aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de klachten met betrekking tot de uitvoering van de wet op reiscontracten" (nr. 4929)

02 Question de M. Veli Yüksel au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "les plaintes relatives à l'exécution de la loi sur les contrats de voyage" (n° 4929)

 

02.01  Veli Yüksel (CD&V): Mijnheer de minister, mijn vraag gaat over het nieuwe Vlaamse decreet op de reisbureaus en de gevolgen ervan.

 

In 2013 werd het Vlaamse reisbureaudecreet afgeschaft. In Vlaanderen alleen al werden in 2014 maar liefst 48 nieuwe reisbureaus opgericht. Wat betekent dat? Vandaag kunnen zelfstandigen zonder veel praktische problemen een reisbureau beginnen. Ze moeten zich allen houden aan de wet tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling. Deze wet is er gekomen om reizigers bij georganiseerde reizen de nodige bescherming te bieden. Ze bepaalt dat de organisator van de reis verantwoordelijk is voor het goede verloop ervan. Klachten over mogelijke inbreuken tegen deze wetgeving en problemen worden gericht aan de FOD Economie. Het blijkt dat er wel degelijk klachten zijn over, bijvoorbeeld, het ontbreken van een wettelijke verzekering voor reisbureaus.

 

Ik heb dan ook enkele vragen, mijnheer de minister.

 

Hoeveel klachten ontving de FOD Economie in 2014 over reisbureaus die zich niet aan de reiscontractenwet hielden? Hoeveel van die klachten gingen over het ontbreken van een wettelijk verplichte verzekering?

 

Ten tweede, wat was het resultaat van deze klachten bij de FOD Economie?

 

Ten derde, wat zult u ondernemen om te garanderen dat consumenten reizen kunnen boeken bij reisbureaus die voldoende gedekt zijn tegen mogelijke risico’s?

 

02.02 Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, collega Yüksel, in 2014 ontving de Economische Inspectie 218 meldingen over het niet-naleven van de reiscontractenwet. In 45 gevallen ging het om het ontbreken van de wettelijk verplichte verzekering tegen financieel onvermogen. Na onderzoek bleken er van die 45 klachten negen gegrond. Daarvoor werd dan ook een proces-verbaal opgesteld.

 

Zoals u weet, is er een permanente monitoring van de reissector. Telkens wanneer een verzekeringsmaatschappij laat weten dat een verzekering tegen financieel onvermogen is stopgezet, wordt ter plaatse een onderzoek ingesteld. Als gevolg van deze monitoring werden vorig jaar 75 onderzoeken ingesteld. In vijf gevallen leidde dit tot een proces-verbaal.

 

Samengevat werden vorig jaar veertien processen-verbaal verzonden naar de parketten. Het komt ook voor dat een overtreding leidt tot het instellen van een vordering tot staking. Dit gebeurde vorig jaar vier keer. Deze aanpak zal ook dit jaar onverkort worden verdergezet.

 

02.03  Veli Yüksel (CD&V): Ik dank de minister voor de cijfers. Uiteraard gaan wij dit de volgende jaren opvolgen en kijken of er een stijging of een daling is. Het spreekt volgens mij voor zich dat de rechten van consumenten en van reizigers in dit kader boven alles staan. Klanten die vandaag een reis boeken bij een reisbureau moeten vandaag dezelfde garantie en zekerheid hebben als voor het afschaffen van het reisbureaudecreet, waarbij men verzekerd is tegen onvermogen en dergelijke.

 

Er is een versoepeling gekomen voor het oprichten van een reisbureau, maar dat mag niet tot gevolg hebben dat de klanten op die manier problemen ondervinden als ze een reis boeken bij reisbureaus.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Karin Jiroflée aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "het verbod op reclame voor plastische chirurgie" (nr. 5006)

- mevrouw Ann Vanheste aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de 'ludieke' actie van ZEB" (nr. 5169)

03 Questions jointes de

- Mme Karin Jiroflée au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "l'interdiction de la publicité en matière de chirurgie plastique" (n° 5006)

- Mme Ann Vanheste au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "l'action ludique de ZEB" (n° 5169)

 

03.01  Karin Jiroflée (sp.a): Mijnheer de minister, onlangs maakte kledingketen ZEB illegaal reclame voor plastische chirurgie door een wedstrijd uit te schrijven, waarbij de winnaar 5 000 euro aan plastische chirurgie mag uitgeven.

 

Voor plastische chirurgie mag geen reclame worden gemaakt. Over een operatie beslissen is iets heel anders dan te kiezen voor een nieuwe lippenstift of eyeliner. De FOD Volksgezondheid stuurde dan ook een klacht door naar het gerecht, wat trouwens nog meer reclame voor de kledingketen opleverde.

 

Deze provocerende campagne is een flagrante overtreding van het verbod om reclame te maken voor plastische chirurgie.

 

Ik zie sommige mensen bedenkelijk kijken. Ik vind die klacht van de FOD Volksgezondheid zeer terecht, maar dergelijke zaken leveren dan nog meer aandacht in de media op.

 

Dit is een flagrante overtreding. Mijnheer de minister, wat doet u om zulke degoutante acties in de toekomst onmogelijk te maken? Dat heeft trouwens ook te maken met een omzeiling van de koopjeswet. Zult u maatregelen ter zake nemen?

 

Ik denk dat wij alle middelen moeten inzetten om paal en perk te stellen aan zulke acties, waarbij vaak jonge mensen worden aangezet tot, in mijn ogen, een verminking van hun lichaam.

 

03.02  Ann Vanheste (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de kledingketen ZEB, die al een zekere reputatie heeft als het gaat om het opzoeken van de grenzen van de wettelijke verkoop- en promoacties, kwam enkele weken geleden opnieuw naar buiten met een – volgens hen – ludieke actie. ZEB heeft namelijk een wedstrijd uitgeschreven waarbij maar liefst 5 000 euro te winnen valt. Dat is geen 5 000 euro om aan kleding te besteden, maar wel om te besteden aan plastische chirurgie. Deze actie gaat niet alleen over het omzeilen van de koopjeswet of de sperperiode, maar vormt daarenboven een inbreuk op het verbod op reclame voor plastische ingrepen. ZEB ziet geen probleem in de zaak en verwijst naar artikel 7 van het ZEB-reglement. De winnaar moet al een plastische chirurgie-ingreep hebben gepland voordat zij of hij deelnam aan deze wedstrijd.

 

Mijnheer de minister, zult u optreden tegen deze flagrante overtreding van het verbod op reclame voor plastische chirurgie? Zal u voor eens en altijd paal en perk stellen aan de creatieve en degoutante interpretatie van winkelketens als ZEB om de koopjeswet te omzeilen?

 

03.03 Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, wat ZEB betreft, weten jullie dat deze kledingketen heeft beslist om de veelbesproken soldencampagne stop te zetten. Dat is een heel goede zaak. Er is momenteel ook een rechtszaak hangende voor de correctionele rechtbank van Brussel voor het overtreden van de wet van 23 mei 2013, die het verbod inzake reclame voor esthetische ingrepen regelt.

 

De Economische Inspectie heeft onmiddellijk een onderzoek opgestart naar het al dan niet naleven van de regels in verband met de sperperiode en de solden. Dit onderzoek, dat op tegensprekelijke wijze moet worden gevoerd, loopt nog.

 

Ik hoop dat niemand anders het in zijn hoofd haalt om zo’n campagne in de toekomst nog op de starten. ZEB wordt correctioneel vervolgd. De wet van 23 mei 2013 is bovendien een bevoegdheid van mijn collega, Maggie De Block. De Economische Inspectie is een onderzoek opgestart in verband met het naleven van de sperperiode en de solden. Dit onderzoek loopt nog.

 

Ik hoop dat daarmee een heel duidelijk signaal is gegeven dat men zoiets geen tweede keer moet proberen en dat ook iemand anders het niet moet proberen.

 

Doordat er heel snel op de bal wordt gespeeld, krijgt de zaak, zoals u terecht opmerkt, nog meer ruchtbaarheid. Het belangrijkste lijkt mij echter dat we heel snel en hard hebben opgetreden, zodat de goesting om zulke acties te herhalen bij niemand meer zal ontstaan. Wanneer dat toch het geval zou zijn, zullen wij opnieuw hard optreden.

 

03.04  Karin Jiroflée (sp.a): Mijnheer de minister, de campagne werd inderdaad stopgezet, maar hun doel was wel bereikt en eigenlijk is dat de reden waarom de campagne werd stopgezet. Misschien is zo’n correctionele zaak wel goedkoper om reclamebekendheid te krijgen dan via een duur reclamebureau, ik weet het niet.

 

In ieder geval, ik ben zeer blij dat u en de Sociale Inspectie hebben opgetreden; daar gaat het niet over.

 

Als zulke zaken echter gebruikt worden om gratis reclame te krijgen, wat hier duidelijk het geval was… ZEB weet ook dat het verboden is, men wist op voorhand dat men daarvoor vervolgd zou worden en dat er een klacht zou ingediend worden.

 

U zegt te hopen dat niemand anders het in zijn hoofd haalt om zo’n campagne te starten. Ik vind dat eerlijk gezegd een beetje te weinig. Ik ben best bereid om nog eens te wachten tot iemand anders nog eens zo’n gekke toer uithaalt, maar vanuit onze fractie vinden wij dat er dan ook juridisch opgetreden moet worden, niet alleen door een vervolging, maar door maatregelen te nemen waardoor zulke acties onmogelijk worden. Wij hopen zeker samen met u.

 

03.05 Minister Kris Peeters: Mevrouw Jiroflée, ik hoop samen met u dat het niet meer voorkomt. Voor alle duidelijkheid, de wet van 23 mei 2013 regelt de reclame en informatie betreffende esthetische heelkunde.

 

Er is daarvoor dus een wettelijke basis. Als dat wettelijk verboden is en iemand denkt daaruit munt te kunnen slaan door dat toch te lanceren, kan de overheid enkel maar heel snel optreden en dat bestraffen. Ik weet niet wat men nog meer kan doen dan in een wet op te nemen dat reclame en informatie over esthetische heelkunde streng gereglementeerd is.

 

03.06  Karin Jiroflée (sp.a): Dat weet ik. Ik weet dat dit een moeilijke zaak is. Als zoiets zich nogmaals voordoet, pleit ik er echter voor dat creatief wordt nagedacht of men daar niet iets meer kan doen.

 

03.07 Minister Kris Peeters: We zullen dat elke keer opnieuw proberen te doen.

 

03.08  Ann Vanheste (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik deel uiteraard de mening van mijn collega.

 

We weten dat deze mensen dat soort ludieke acties opzettelijk voeren. Het kan niet dat ze op zo’n goedkope manier het land in rep en roer zetten en dat hun naam vijf of zes keer per dag op de radio te horen is.

 

Enkele weken geleden was de zaakvoerder in de commissie. Hij zei toen met een air dat alles wat hij vroeg werd geregeld. Dat stuit mij tegen de borst.

 

03.09 Minister Kris Peeters: Dat kan ik begrijpen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- de heer Raf Terwingen aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de betrouwbaarheid van gegevens in de Kruispuntbank van Ondernemingen" (nr. 5012)

- de heer Peter Vanvelthoven aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO)" (nr. 5247)

04 Questions jointes de

- M. Raf Terwingen au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "la fiabilité des données de la Banque-Carrefour des Entreprises" (n° 5012)

- M. Peter Vanvelthoven au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "la Banque-Carrefour des Entreprises (BCE)" (n° 5247)

 

04.01  Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de minister, wat een eer om even in de commissie voor het Bedrijfsleven te mogen optreden, komende van de commissie voor de Justitie! Ik kan dat ten zeerste appreciëren. Bovendien kom ik met een zeer interessante vraag. Ik zeg dat niet over mijn eigen vraag, maar wel omdat de heer Vanvelthoven ook een vraag heeft toegevoegd. Dat is zeker een kwaliteitsmeter ter zake.

 

Mijnheer de minister, als u mijn vraag hebt bekeken, dan ziet u in de eerste paragraaf een beschrijving van wat de KBO betekent. Dat hoef ik niet te herhalen. U weet dat beter dan ik.

 

Mede namens Wim Dries, mijn collega uit Genk die u ongetwijfeld goed kent en die de problematiek ook heeft aangekaart, blijken er toch heel wat fouten te zitten in de KBO. Dat is historisch gegroeid omdat men gegevens heeft overgenomen uit de handelsregisters zoals die vroeger bestonden, maar ook nu nog, omdat ondernemingen nalaten om bepaalde aanpassingen te doen, misschien onder druk van het feit dat men daarvoor 82 euro moet betalen.

 

Hoe zit het met de foutenmarge in de KBO?

 

Kunnen we iets doen aan de prijszetting, zodat men financieel niet wordt tegengehouden om aanpassingen door te geven? Een onderneming die op de fles gaat, is niet geneigd om nog eens 82 euro te betalen.

 

Ik verwijs ook naar het regeerakkoord en de beleidsnota’s met betrekking tot uw bevoegdheden, die ik nog eens heel uitvoerig heb doorgenomen. Daarin staan enkele stappen aangekondigd.

 

Ik hoop dat het niet alleen een Limburgs probleem is. Dat lijkt zo te zijn, aangezien ook collega Vanvelthoven aanwezig is. Mocht dit het geval zijn, dan moeten we dat intern oplossen en zal ik het ambt van de minister hiermee niet langer belasten.

 

04.02  Peter Vanvelthoven (sp.a): Limburg is een voorloper. De rest ontdekt de problemen misschien achteraf.

 

Dit probleem werd mij aangereikt door het Genkse schepencollege, dat naar aanleiding van een bepaalde belasting heeft vastgesteld dat de KBO heel wat foutieve gegevens bevat. Die zitten er blijkbaar van bij de oorsprong in. Sommige foutieve gegevens zijn niet up-to-date gehouden. Bepaalde ondernemingen waren blijkbaar niet eens op de hoogte van het feit dat ze in de KBO waren opgenomen. Dat maakt dat er administratief heel wat problemen zijn. De vraag rijst nu hoe men dat kan oplossen.

 

Zoals het er nu voor staat, begrijp ik dat ondernemingen die ten onrechte in de KBO zijn opgenomen, er alleen maar uit geraken door zelf een wijziging aan te vragen. Die kost best wel wat geld, terwijl ze zelf niet de oorzaak zijn van die fout.

 

Welke initiatieven zullen door uw departement en de KBO worden genomen om dat recht te zetten? Wordt eraan gewerkt om dat uit eigen initiatief recht te zetten, of wordt er gewacht op een initiatief van de betrokkene? Hoe ziet u de oplossing voor deze problematiek, vooraleer de rest van Vlaanderen vaststelt dat deze problemen zich voordoen?

 

04.03 Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik hoop ooit ook eens in de commissie voor de Justitie te mogen vertoeven. De vragen van beide collega’s zijn zeer pertinent.

 

Ten eerste zijn er vrij aanzienlijke fouten gemaakt. In 2014 werden er 21 150 correctiedossiers behandeld. Door de beheersdienst van de KBO werden 13 439 functies gecorrigeerd en 4 706 adressen doorgehaald. Dit is een constante zorg. De beheersdienst van de KBO probeert op verschillende manieren de kwaliteit van de gegevens te verbeteren. Hoe gebeurt dit? De beheersdienst voert de nodige aanpassingen van de gegevens uit wanneer de onderneming zelf of elke betrokken derde vaststelt dat een gegeven fout staat ingeschreven. Ten tweede worden er kwaliteitsacties opgezet, hetzij op eigen initiatief, hetzij op vraag van andere administraties. Ten derde krijgen de gegevensinitiatoren de nodige opleiding en documentatie. Ten vierde wordt ook overgegaan tot ambtshalve doorhaling van foutieve adressen of ondernemingsvaardigheden. Ten slotte bestaat er een comité, belast met de kwaliteit van de gegevens van de KBO.

 

Er zijn dus vrij aanzienlijke fouten geweest, maar men probeert de foutenmarge zo beperkt mogelijk te houden, met alle opgesomde elementen.

 

Terecht hebt u er ook naar verwezen dat een onderneming een bijdrage moet betalen van 82,5 euro aan het ondermingsloket bij het inschrijven, wijzigen of stopzetten. De bepaling van dit bedrag is een bevoegdheid van de minister van Middenstand en KMO’s, de heer Borsus.

 

Ik wil wel onderstrepen dat bepaalde gegevens gratis ingeschreven, gewijzigd of stopgezet kunnen worden door de onderneming, via de toepassing Private Search van de FOD Economie. De onderneming moet dus niet noodzakelijk naar een ondernemingsloket gaan. Bovendien zal de KBO-beheersdienst bij een fout – als de onderneming haar formaliteiten correct heeft uitgevoerd, maar een gegeven foutief werd ingeschreven in de KBO – het desbetreffend gegeven gratis aanpassen.

 

Er zijn dus heel wat situaties waarin die 82,5 euro niet verschuldigd is, maar – u ziet dat uw vraag heel wat gevolgen kan hebben – de processen voor het creëren en updaten van rechtspersonen worden momenteel herbekeken, met als doel die te vereenvoudigen. Daarnaast is de KBO overigens voor een groot aantal belangrijke ondernemingsgegevens niet de juridische, tegenstelbare authentieke bron. Dat creëert onduidelijkheden en hypothekeert de datakwaliteit van de KBO.

 

Op termijn zou de inschrijving in de KBO volledig juridisch tegenstelbaar moeten zijn. Wij zijn er ons zeer goed van bewust dat er bij de processen toch nog een en ander kan en moet worden verbeterd. Ook over de juridische tegenstelbaarheid – vandaar de verwijzing naar de commissie voor de Justitie daarstraks – moet nog voort overleg gepleegd worden met de minister van Justitie. Ik zal daarvoor heel graag naar de commissie voor de Justitie gaan.

 

Ten slotte is er ook in een informatiecampagne voorzien, die, enerzijds, gericht zal zijn tot de ondernemingen en, anderzijds, tot de administratie. Het betreft dus een ruimer probleem. Wij kennen het. De KBO-beheersdienst heeft reeds de nodige initiatieven genomen om de foutenmarge tot het minimum te beperken. Er zijn ook beleidsmatig een aantal initiatieven die structureel de fouten moeten voorkomen.

 

04.04  Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de minister, dank u wel. Ik ben zeer tevreden met uw antwoord. U hebt zelf een proactieve aanpak aangekondigd. Dat was eventueel een suggestie die ik wilde doen, maar u hebt mij het gras voor de voeten weggemaaid, aangezien u zegt dat u dat zelf bij de ondernemingen zal aankaarten. Ik meen dat u er gewoon mee moet beginnen bij de ondernemingen zelf de drempel zo laag mogelijk te houden. Ze moeten bij wijze van spreken zo weinig mogelijk uitzonderingen toepassen op hun tarief. Ik zou zeggen: probeer het weg te laten, maar u bekijkt momenteel hoe u daar kunt landen.

 

Misschien heeft de KBO nog niet voor honderd procent juridische geldigheid, maar ik meen dat het de ambitie van deze regering is om ze als dé databank te beschouwen, waarbij gerechtsdeurwaarders, advocaten en anderen hun rol kunnen spelen. Dan moet u natuurlijk de foutenmarge aanpakken. Ik ben tevreden met uw antwoord en we hopen op verbetering, ook in Limburg.

 

04.05  Peter Vanvelthoven (sp.a): Mijnheer de minister, ik heb twee dingen genoteerd. Als er fouten gebeurd zijn die veeleer bij de KBO liggen, dan kunnen die gratis worden opgelost. Ik meen dat het belangrijk is dat dit goed gecommuniceerd wordt in het Genkse, want daar hebben ze toch heel wat reacties gekregen.

 

Ten tweede, ik wil graag onderstrepen dat ik echt van oordeel ben dat zo’n authentieke bron echt onontbeerlijk is. Ik weet dat we daarmee al heel veel jaren bezig zijn. Ik heb ook nog een geschiedenis daarmee. We hebben heel veel moeilijkheden gehad met het opstarten van die authentieke bron. Ik weet dat niet iedereen daarvan in gelijke mate overtuigd is. Er spelen ook elementen van het federale niveau tegenover het regionale niveau. Iedereen vindt dat men zijn eigen bron moet hebben. In een federaal land als het onze zou het echter goed zijn dat er slechts een authentieke bron is, net zoals het Rijksregister voor natuurlijke personen. Als u daarin verdere stappen kunt zetten, zult u zeker mijn steun krijgen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Questions jointes de

- Mme Vanessa Matz au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "le 'nouveau' CRIOC" (n° 5026)

- Mme Fabienne Winckel au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "la création et le fonctionnement du nouveau CRIOC" (n° 5154)

- Mme Ann Vanheste au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "l'AB-REOC" (n° 5457)

- Mme Caroline Cassart-Mailleux au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "l'avenir du CRIOC" (n° 5709)

05 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Vanessa Matz aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "het 'nieuwe' OIVO" (nr. 5026)

- mevrouw Fabienne Winckel aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de oprichting en de werking van het nieuwe OIVO" (nr. 5154)

- mevrouw Ann Vanheste aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de BV-OECO" (nr. 5457)

- mevrouw Caroline Cassart-Mailleux aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de toekomst van het OIVO" (nr. 5709)

 

05.01  Vanessa Matz (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, très récemment, le CRIOC a été déclaré en faillite mais assez vite, vous avez annoncé la création d'une nouvelle structure, à savoir l'Association belge de recherche et d'expertise des organisations de consommateurs (AB-REOC). Cette association regroupe les douze organisations qui étaient déjà représentées au CRIOC.

 

C'est une excellente chose pour les employés mais également pour les consommateurs. Cependant, on apprend que la dotation qui lui est dévolue pour fonctionner est de 500 000 euros, alors que le CRIOC disposait, lui, de 1,7 millions au départ.

 

Je me pose donc certaines questions, qui sont probablement les mêmes que mes collègues.

 

Comment comptez-vous faire fonctionner cet organisme avec un budget tellement raboté? Pourquoi avoir supprimé le subside au CRIOC, entraînant sa faillite, pour ensuite créer ce nouvel organe? Quelles seront les missions de cette nouvelle association? Les missions seront peut-être différentes et plus restreintes que celles dévolues au CRIOC, ce qui pourrait expliquer cette différence de dotation.

 

À l'époque, nous vous avions interrogé sur la dissolution du CRIOC en plaidant pour son maintien, moyennant certaines modifications car il était clair qu'il y avait un certain nombre de choses qui ne fonctionnaient pas. Je constate que c'est peut-être le cas, mais j'attends vos explications au sujet des missions, des budgets et du personnel en comparaison avec l'ancienne version.

 

05.02  Fabienne Winckel (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, je vais revenir sur les mêmes inquiétudes que Mme Matz. Il est vrai que depuis le début de cette législature, je vous ai déjà interpellé à de nombreuses reprises sur mes préoccupations par rapport à l'avenir du CRIOC. Il est vrai que je vous ai adressé assez régulièrement des questions pour essayer de comprendre votre vision politique en matière de la protection des consommateurs. Je dois dire maintenant que je n'ai pas eu pleinement les réponses à mes questions et à mes préoccupations. Je trouve que les informations sont assez vagues et peu engageantes. Elles ne me permettent pas d'avoir une vision globale de votre stratégie politique en la matière.

 

Récemment vous avez annoncé dans la presse - je l'ai appris par ce biais-là - la création de ce nouvel organe qui remplace le CRIOC et qui s'appelle l'AB-REOC, l'Association belge de recherche et d'expertise des organisations de consommateurs, pour lequel vous avez prévu un soutien financier à hauteur de 500 000 euros. Cette nouvelle structure viendrait, selon le journal Le Soir, remplacer la structure du CRIOC que vous avez poussé à la fin par le fait de ne pas avoir dégagé des budgets suffisants.

 

Monsieur le ministre, j'en viens à trois questions précises.

 

Vu le faible montant alloué à cette nouvelle structure qu'est l'AB-REOC, 500 000 euros, quelles sont les missions que remplissait le CRIOC mais qui seront réduites ou supprimées pour cette nouvelle entité appelée à remplacer le CRIOC? Y a-t-il une volonté d'augmenter le montant du subside au cours de la législature pour défendre et protéger les consommateurs?

 

Une deuxième question concerne le personnel de l'ancienne structure du CRIOC. Je voudrais savoir ou en est la procédure de licenciement des 22 travailleurs. Une cellule de reconversion a-t-elle était installée? Est-il prévu que ces travailleurs réintègrent la nouvelle structure? Sont-ils régulièrement informés de la situation et précisément de la création de ce nouveau service, ainsi que des possibilités d'engagement?

 

Enfin une dernière question, qu'adviendra-t-il des experts? Nous savons qu'il y a de nombreux experts qui ont été désignés par le CRIOC pour siéger dans les comités de représentation des associations de consommateurs, par exemple le collège des experts au sein de l'Ombudsfin. Il est bien connu qu'ils font un travail considérable et qu'ils émettent souvent des avis pertinents en matière de protection des consommateurs.

 

Je suis impatiente d'avoir vos réponses.

 

05.03  Ann Vanheste (sp.a): Mijnheer de minister, we voeren al enkele maanden een discussie over de toekomst van de consumentenorganisatie, het Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruikersorganisaties (OIVO). Zou men het OIVO voortzetten, zou men binnen de bestaande structuren iets nieuws oprichten of zou men een volledig nieuwe organisatie oprichten? U bleek er maar niet uit te geraken. Op 10 juni bereikte ons het bericht dat er een nieuwe organisatie was. Het was een heel erg lange saga: van het schrappen van de consumentenorganisatie OIVO over het behouden ervan tot een nieuwe organisatie.

 

Als ik het goed begrijp, staan ondertussen 22 medewerkers van het OIVO op straat. U hebt voordien reeds geantwoord dat u het spijtig zou vinden dat hun kennis verloren zou gaan. De nieuwe structuur zou volgens de berichten plaats bieden aan zes mensen. Worden de oude OIVO-medewerkers afgedankt? Worden de OIVO-medewerkers de nieuwe personeelsleden? Wat met al de rest?

 

We ontvingen een hulpkreet van een medewerker dat de OIVO-medewerkers nog niet weten waar ze aan toe zijn en zelfs geen zicht hebben op een ontslagvergoeding. Dat is toch geen manier om met werknemers om te gaan.

 

Mijnheer de minister, welke vorm heeft de nieuwe organisatie? Is die onafhankelijk of in de overheidsstructuren ingebed?

 

Hoeveel medewerkers zal die tewerkstellen? Komen ze over van het OIVO?

 

Wie heeft er zitting in de raad van bestuur? Wat is de missie van de organisatie?

 

Wat is, behalve het aantal medewerkers en het werkingsbudget, het verschil met het vroegere OIVO?

 

Wat gebeurt er met de medewerkers van het OIVO? Komt er een begeleidingstraject? Krijgen ze een correcte ontslagvergoeding? Was er echt geen mogelijkheid om de organisatie te hervormen?

 

05.04  Caroline Cassart-Mailleux (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, le 10 juin dernier, vous annonciez la création d'une nouvelle association de recherche pour les organisations de consommateurs destinées à remplacer le CRIOC, le Centre d'information et de recherche et d'information des organismes de consommateurs. Cette nouvelle association devrait s'appeler AB-REOC, Association belge de Recherche et d'Expertise des organisations de consommateurs, réunissant douze organisations qui étaient jusqu'ici représentées au sein du CRIOC.

 

On se souviendra que le CRIOC s'est retrouvé en pleine tourmente au cours de l'année 2012. Plusieurs audits relevaient des carences dans le fonctionnement de l'institution, notamment pour ce qui concerne la méthodologie des études et enquêtes menées par cette institution. Ces audits avaient amené le ministre wallon de l'époque, Philippe Henry, à diminuer drastiquement les subsides wallons alloués au CRIOC. Quelques mois plus tard, M. Vande Lanotte, ministre en charge de la protection des consommateurs, annonçait la disparition programmée de l'institution.

 

Vous avez, monsieur le ministre, hérité du dossier, affichant dès votre entrée en fonction votre volonté de poursuivre la transformation du CRIOC entamée par votre prédécesseur.

 

Pouvez-vous me présenter les grandes lignes de l'association destinée à remplacer le CRIOC? Quelles sont ses missions? Comment va-t-elle fonctionner? Qu'en est-il de son personnel? Il faut aussi souligner ce point-là, parce qu'il nous préoccupe tous.

 

05.05  Kris Peeters, ministre: Monsieur le président, chères collègues, je répète que la présence des représentants des consommateurs dans les structures de concertation économique est fondamentale. Ainsi, j'ai libéré un montant de 500 000 euros sur mon budget.

 

Bien que le CRIOC soit devenu complètement dépendant du subside du SPF Économie, suite à un contrat de gestion, il constituait une personne morale autonome, gérée par son propre conseil d'administration. C'est ce dernier qui a pris la décision de mettre en préavis tous ses collaborateurs et de demander la liquidation.

 

We hebben heel hard gewerkt om dit dossier dat al een tijdje meegaat op te lossen.

 

On a travaillé jour et nuit pour trouver une solution avec le CRIOC, comme je l'ai dit, une organisation autonome.

 

Wat de vorm betreft, hebben twaalf organisaties beslist om een nieuwe entiteit op te richten in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk. Dat gebeurde op 10 juni en de statuten werden op 26 juni gepubliceerd in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad.

 

Les 12 organisations ont créé une nouvelle entité dont les statuts ont été publiés dans le Moniteur belge.

 

Voor de nieuwe entiteit had men, als u het mij vraagt, qua naam een beetje creatiever kunnen zijn. Maar goed, wie ben ik? BV-OECO is een onafhankelijke rechtspersoon met een eigen algemene vergadering en een eigen raad van bestuur, waarin tien consumentenorganisaties zetelen. Het maatschappelijk doel van deze vereniging staat natuurlijk beschreven in de statuten.

 

Een aantal Parlementsleden kennen de geschiedenis van het OIVO zeer goed. Bepaalde consumentenorganisaties hebben zich in het verleden gedistantieerd van de organisatie. Ik zal geen namen noemen, maar er zijn consumentenorganisaties, en niet de minste, die gemeld hebben er niets meer mee te maken te willen hebben. Wij zijn erin geslaagd om alle consumentenorganisaties van belang mee in een nieuwe vzw te krijgen.

 

De vzw BV-OECO zal vijf medewerkers tellen, waarvan vier ex-werknemers van het OIVO. De vijfde ex-werknemer heeft een andere arbeidsovereenkomst gesloten. Er is dus een externe vacature. Aanvullend wordt een ambtenaar van de FOD Economie gedetacheerd naar de BV-OECO om daar de operationele leiding op zich te nemen. Die persoon is eergisteren gestart en ik kan u ook melden dat de vzw geen huur of huurlasten verschuldigd is aan de FOD Economie.

 

Ça, c'est aussi très important pour l'avenir. Une personne, une dame, sera responsable de gérer l'AB-REOC.

 

Er werden mij ook een aantal vragen gesteld over de medewerkers die niet in de nieuwe structuur zijn opgenomen. Alles wat ik daarover kan vertellen, is dat de procedure van de wet-Renault werd opgestart en dat alle medewerkers vorige maand hun vooropzeg hebben gekregen. In dat kader heeft de raad van bestuur beslist om een aanvraag in te dienen om te worden erkend als onderneming in moeilijkheden in het kader van de SWT-reglementering. De vraag is vergezeld van een cao SWT, die het mogelijk maakt om op 57 jaar met SWT te gaan. Na een advies van de SWT-commissie zal de erkenningsaanvraag aan mij worden voorgelegd en desgevallend worden goedgekeurd, voor zover voldaan is aan alle voorwaarden.

 

Voor alle andere vragen wil ik onderstrepen dat OIVO niet alleen een lange geschiedenis heeft, maar als autonome vzw ook verantwoordelijkheden draagt en de nodige beslissingen zal moeten nemen.

 

Ik wil ook even de wijzigingen oplijsten ten opzichte van het vroegere OIVO.

 

Comme vous tous, je serais un petit peu inquiet concernant l'avenir de cette nouvelle ASBL.

 

Nous avons discuté afin d'être certains qu'à l'issue de notre commission, on ne reçoive plus beaucoup de questions concernant les nouveaux instituts ou les nouvelles ASBL.

 

Wat zijn de wijzigingen ten opzichte van het vroegere OIVO?

 

Ten eerste wordt een prioritaire lijst van adviesorganen vastgelegd waarin de vertegenwoordiging van de consumenten­organisaties noodzakelijk is. De lijst maakt deel uit van de beheersovereenkomst.

 

Ten tweede wordt duidelijk gedefinieerd dat de raad van bestuur de beslissingen neemt. De medewerkers bereiden de dossiers voor, maar de raad van bestuur valideert de in te nemen standpunten en krijgt naderhand ook feedback. Er wordt in een instrument voorzien dat toelaat dat de raad continu op de hoogte blijft van de stand van zaken.

 

Ten derde, de BV-OECO krijgt de mogelijkheid om andere externe financieringsmiddelen te verwerven. Daarnaast wordt voorzien in de rapportering over de aanwending van de verkregen subsidie. Er zal worden gewerkt aan de hand van timesheets en driemaandelijkse rapporten. Zo wordt de transparantie verzekerd.

 

Tot slot kan ik ook meegeven dat expliciet is bepaald dat overschotten op de rekening door de BV-OECO mogen worden aangewend voor het aanleggen van voorzieningen, onder meer ter dekking van operationele risico’s, zoals dat van het sociaal passief en van de medewerkers.

 

La subvention de 500 000 euros répond à l'accomplissement des tâches décrites dans le contrat de gestion.

 

Enfin, une référence a été faite au collège des experts au sein d'Ombudsfin. Son financement n'a jamais fait partie du contrat de gestion avec le CRIOC. Je peux vous informer qu'à l'heure actuelle, Ombudsfin subit une réforme profonde. J'y reviendrai ultérieurement dans ma réponse à Mme Lalieux.

 

Nous avons maintenant une nouvelle entité, AB-REOC. Nous avons signé un contrat de gestion. Tout est réglé avec des éléments très concrets. Si nous avons totalement supprimé le montant de 1,2 million d'euros, nous avons demandé d'allouer un montant de 500 000 euros. C'est également réglé.

 

J'espère maintenant que l'organisme fonctionnera correctement, car j'ai bien compris que dans le passé, le CRIOC était un dossier très délicat soulevant de nombreuses questions et présentant beaucoup de problèmes, mais je suis convaincu que, grâce aux dix organisations de consommateurs qui sont maintenant dans l'ASBL et qui ont signé le contrat de gestion, l'organisme fonctionnera dorénavant de façon efficace et performante.

 

De voorzitter: Mijnheer de minister, ik zal in elk geval proberen de twee mooie benamingen, BV-OECO en AB-REOC, te onthouden.

 

05.06  Vanessa Matz (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie d'avoir pris le temps d'expliquer les différentes étapes dans ce dossier. Je n'ai pas de commentaire particulier à ajouter si ce n'est que je pense qu'il faut laisser faire le temps eu égard aux missions qui lui ont été confiées et examiner s'il les remplit. En ce qui concerne le CRIOC, on a parfois jeté le bébé avec l'eau du bain, parce qu'une série d'audits avaient été menés et des missions importantes avaient été envisagées.

 

J'espère que ce nouvel organisme pourra fonctionner de façon plus sereine que le CRIOC et qu'il ne sera pas sujet non plus à d'éternelles modifications, car s'il ne parvient pas à s'inscrire dans une politique de longue durée, c'est aussi un élément de fragilisation pour le personnel ainsi que pour les missions qu'il doit remplir.

 

05.07  Fabienne Winckel (PS): Madame Matz, si vous avez bien compris, ce n'est pas mon cas! Monsieur le ministre, vous faites souvent référence au contrat de gestion, contrat de gestion dont nous ne disposons pas! Lorsqu'on établit la différence entre le CRIOC et la nouvelle structure, vous mettez en avant les points positifs qui seraient demandés de manière supplémentaire, mais j'imagine qu'il n'y aura pas que des points supplémentaires qui seront réalisés par cette nouvelle structure, puisque le budget est moindre. J'en déduis que certaines missions devront être supprimées, sinon il faut m'expliquer comment cela peut fonctionner.

 

Il est néanmoins regrettable d'avoir supprimé une structure qui existait déjà auparavant, qui avait pu faire ses preuves. Même s'il y avait des dysfonctionnements, il y avait moyen de repartir de cette structure. On en parle comme s'il s'agissait d'un dossier comme un autre. Mais des emplois sont quand même supprimés. Il est regrettable d'en arriver à ce type de situation sans avoir une vision bien claire quant à son devenir. J'aimerais obtenir des informations complémentaires relatives à ce contrat de gestion si possible.

 

Je regrette que vous ne répondiez pas à une de mes questions ayant trait aux experts désignés par le CRIOC au sein des différents comités de représentation des associations de consommateurs et vous faites référence à une réponse que vous pourriez donner ultérieurement à un autre parlementaire. C'est vraiment dommage! S'il s'agit d'une nouvelle procédure pratique au sein du parlement, je le regrette vraiment!

 

05.08  Kris Peeters, ministre: Concernant les tâches de AB-REOC, on a supprimé quelques organes.

 

De lijst van het aantal adviesorganen waarvan het OIVO deel uitmaakte, was heel lang.

 

J'ai compris qu'il y avait plus de 30 organes.

 

Ik vroeg mij af waarom de mensen van CRIOC-OIVO daar naartoe moesten gaan. De lijst van dertig adviesorganen bevatte zelfs dubbeltellingen. CRIOC-OIVO was samengesteld uit heel wat organisaties. Heel wat van die organisaties zaten al in dezelfde adviesorganen. Ik heb hen gevraagd om de lijst uit te zuiveren en ervoor te zorgen dat CRIOC-OIVO alleen gaat naar de organen waarin ze een toegevoegde waarde heeft.

 

Nous avons reçu une liste de 10 organismes où les membres de AB-REOC sont envoyés.

 

C'est bizarre car l'organisation Test-Achats a dit très clairement qu'elle n'était pas membre de l'organisation CRIOC.

 

Test-Aankoop en Test-Achats zijn nu opnieuw toegetreden tot de nieuwe structuur. Als u nu één ding zeer positief moet duiden, dan is het toch dat een belangrijke consumentenorganisatie zich schaart achter de nieuwe structuur, zoals die zal functioneren.

 

Over de beheersovereenkomst kan ik nog het volgende zeggen.

 

Le contrat de gestion est public. Quand cela sera possible, on le transmettra.

 

Je suis très positif, peut-être trop pour vous mais je suis content qu'on ait trouvé une solution avec toutes les organisations concernées.

 

05.09  Fabienne Winckel (PS): Vous avez connaissance de tout le dossier. Nous, nous ne disposons que d'informations parcellaires. Il est donc normal que nous soyons inquiets à certains moments.

 

Par ailleurs, je me réjouis qu'il y ait du nouveau dans le dossier. Il faut aller de l'avant et trouver des solutions. Il faut y voir plus clair en matière de protection et défense des consommateurs.

 

Le président: Si le contrat de gestion peut être transmis au secrétariat, il sera communiqué à l'ensemble des membres de la commission sans difficulté.

 

05.10  Ann Vanheste (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw duidelijk en klaar antwoord daarover, eindelijk.

 

Ik heb daarover al veel vragen gesteld en ik heb ook altijd een antwoord gekregen, maar niet duidelijk of wij konden er niets uit opmaken. Waarschijnlijk, doordat ik veel vragen stelde, kwamen personen van het OIVO bij ons terecht. Ik vond het eigenlijk absurd dat personeelsleden van het OIVO naar ons moesten komen met de vraag of wij meer wisten, of wij wisten of zij al dan niet ontslagen zouden worden. Ik meen dat het vriendelijker zou zijn om dat eerst met het personeel te bespreken, vooraleer daaromtrent berichten de wereld in te sturen.

 

05.11  Caroline Cassart-Mailleux (MR): Monsieur le président, je remercie M. le ministre pour le caractère complet de sa réponse. Je pense que vous avez vraiment expliqué les tenants et aboutissants de ce dossier dont, je l'ai dit dans ma question, vous avez hérité. C'est un dossier délicat: il s'agit quand même de la protection des consommateurs.

 

Je me réjouis qu'une nouvelle entité ait été créée, qu'un contrat de gestion avec les lignes directrices soit mis en place et que vous ayez pu dégager un budget. Ce budget est-il suffisant? Ce contrat de gestion a-t-il toutes les balises? Nous allons vous laisser travailler, voir comment cela fonctionne. Notre rôle de parlementaire est de vérifier au fur et à mesure comment cela va fonctionner, mais pas tous les 15 jours.

 

Vous nous avez bien dit que dix associations ont maintenant rejoint cette structure, autour de laquelle il faut mettre tout en œuvre pour que cela fonctionne. Là est votre nouvelle mission. Il faut positiver, dépasser la situation antérieure. L'objectif premier est quand même la protection des consommateurs, et nous avons déjà eu des questions à ce sujet. Je crois que sur ce point-là, nous pouvons tous nous rejoindre.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Johan Klaps aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de Europese domiciliëring" (nr. 5064)

06 Question de M. Johan Klaps au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "la domiciliation européenne" (n° 5064)

 

06.01  Johan Klaps (N-VA): Mijnheer de minister, sinds ongeveer anderhalf jaar heeft de Europese domiciliëring de Belgische domiciliëring, de zogenaamde DOM80, definitief vervangen.

 

De Europese domiciliëring, die op 2 november 2009 haar intrede deed, heeft een niet te onderschatten verandering teweeggebracht. Het aanvragen, aanpassen of stopzetten van een domiciliëring gebeurt nu niet meer via de bank maar rechtstreeks bij de schuldeiser.

 

Wel kan men nu via de bank zijn rekening laten blokkeren voor bepaalde schuldeisers of wanneer een te groot bedrag wordt geëist.

 

De ervaring leert ons dat dit systeem voor sommige personen en in sommige situaties voor onduidelijkheden en administratieve overlast kan zorgen.

 

Wat is de impact van de Europese domiciliëring op de bankverhuisdienst? Wat zijn de meest voorkomende klachten over de Europese domiciliëring? Is er een Europese evaluatie van dit systeem gepland? Zo ja, wanneer? Zo neen, wat is uw standpunt ter zake?

 

06.02 Minister Kris Peeters: Mijnheer Klaps, als een consument vandaag van bank wil veranderen, moet zijn nieuwe bank hem de nodige ondersteuning bieden bij het wijzigen van zijn Europees domicilieringsmandaat. Ofwel bezorgt de nieuwe bank de consument hiervoor een voorbeeldbrief die hij kan ondertekenen en versturen aan zijn schuldeisers. Ofwel bezorgt de consument de gegevens van de schuldeisers aan de nieuwe bank, waarna deze bank de betrokken schuldeisers verwittigt.

 

Soms zijn er misverstanden over deze werkwijze. De consument weet soms niet dat hij een initiatief ter zake moet nemen.

 

De Europese richtlijn van 29 juli 2014 betreffende de aan te rekenen vergoedingen inzake betaalrekeningen bepaalt daarom dat de nieuwe bank systematisch de schuldeisers moet informeren inzake de veranderingen van rekeningnummer voor de betrokken Europese domiciliëringsmandaten in het kader van een bankoverstap.

 

Hierdoor zal de consument niet meer moeten tussenbeide komen. Deze richtlijn zal uiterlijk in september 2016 in Belgische wetgeving moeten worden omgezet.

 

De klachten bij de Europese inspectie alsook bij de ombudsdienst blijken tot nu toe vrij beperkt. De klachten die zij krijgen, gaan over de volgende problemen. Ten eerste, het feit dat de domiciliëringsopdracht in het kader van homebanking zichtbaar blijft bij de bank van de betaler, ondanks blokkering of opzegging door de consument. Ten tweede, het reactiveren van de domiciliëring na opzegging van het contract. Ten derde, de afgedwongen aankopen, geen ondertekening van het mandaat of mondelinge instemming zonder dat een domiciliëringsopdracht kan worden voorgelegd.

 

De Europese verordening van 14 maart 2012 inzake de domiciliëring voorziet in een specifieke bepaling in verband met de evaluatie van de SEPA-betalingsinstrumenten. Ik citeer: “Uiterlijk op 1 februari 2017 legt de Commissie, het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, de ECB en de EBA een verslag voor over de toepassing van deze verordening, in voorkomend geval vergezeld van een voorstel.”

 

Daarnaast heeft de Europese Centrale Bank een werkgroep SEPA-migration opgericht, samengesteld uit verschillende actoren, die de werking van de domiciliëring bekijken en eventuele problemen identificeren met het oog op eventuele verbeteringen.

 

06.03  Johan Klaps (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal niet vragen om dat te herhalen omdat uw micro niet aangesloten was.

 

Er zijn vandaag nog wel een aantal misverstanden die voor frustratie zorgen. Het is allemaal wel op te lossen, maar het is zo'n gedoe.

 

Het is heel goed dat er een automatische uitwisseling van gegevens zal komen. Ik denk dat de klant op zo'n moment andere zaken aan zijn hoofd heeft.

 

Ik noteer september 2016 als uiterste datum, maar ik zal u niet tegenhouden als u daarmee sneller zou willen komen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de M. Michel de Lamotte au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "le pavillon belge à l'expo universelle de Milan" (n° 5082)

07 Vraag van de heer Michel de Lamotte aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "het Belgisch paviljoen op de Wereldtentoonstelling in Milaan" (nr. 5082)

 

07.01  Michel de Lamotte (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, l'exposition universelle s'est ouverte à Milan le 1er mai dernier. La presse a relayé à l'époque des informations positives ainsi que des photos du pavillon belge, considéré comme l'un des plus beaux. Jusque-là, tout allait bien, mais quelques jours après l'ouverture de l'exposition, la chronique a été défrayée par des éléments négatifs mettant en cause la gestion de notre pavillon.

 

Les employés du restaurant et du bar ont dénoncé des conditions de travail et de salaire qualifiées de déplorables. Sur les trente membres du personnel, une vingtaine est revenue en Belgique. On a aussi dénoncé l'utilisation de produits gastronomiques étrangers à cause de conditions trop strictes imposées par l'Italie.

 

Vous avez déjà été interrogé sur ce sujet le 21 mai 2015 et avez précisé avoir demandé au commissariat général pour l'exposition de Milan de fournir aussi vite que possible un rapport complet relatif aux problèmes qui ont été signalés. Il apparaît aujourd'hui qu'une action en justice va être intentée par les ex-employés du bar et du restaurant du pavillon belge. Il est question de dommages et intérêts pour le préjudice subi à la suite de leur départ.

 

Monsieur le ministre, quel est l'état de la situation? La sérénité est-elle revenue au pavillon? Si non, quelles sont les pistes envisagées pour y arriver? Avez-vous eu une réponse du commissaire général M. Delcroix? Vous a-t-il déjà rendu le rapport complet attendu? Quelles en sont les conclusions? Si non, quand sera-t-il disponible? Une concertation avec les représentants des autres entités du pays a-t-elle eu lieu afin de garantir que les deniers publics investis ne pâtiront pas de ces événements? Enfin, est-ce vrai qu'une action en justice est intentée? Les répercussions financières pour l'État au cas où l'action en justice aboutit ont-elles été estimées?

 

07.02  Kris Peeters, ministre: Monsieur le président, monsieur de Lamotte, le pavillon belge à Milan accueille près de 10 000 visiteurs par jour. J'en ai personnellement été le témoin avec plusieurs collègues des gouvernements régionaux lors de la visite de la reine Mathilde à l'occasion de la journée nationale belge organisée le 12 juin dernier.

 

Le départ d'une vingtaine de collaborateurs du restaurant et du bar ainsi que de leur manager au début du mois de mai a effectivement posé quelques problèmes d'organisation temporaires au sein du pavillon. Tout d'abord, je veux souligner que ces problèmes n'ont pas affecté les visiteurs qui ont continué à affluer nombreux dans le pavillon.

 

Ensuite, je veux également mettre en exergue l'esprit d'initiative et d'efficacité dont a fait preuve la direction du pavillon dans la recherche de solutions. En à peine une dizaine de jours, une nouvelle équipe a été constituée autour de chefs belges, et des stagiaires provenant d'écoles hôtelières belges réputées viennent prêter main forte à l'équipe de base à l'occasion de certains événements.

 

À la suite de ma demande, j'ai effectivement reçu, le 7 juin 2015, un rapport exhaustif et documenté de la part du Commissariat général et de la direction du pavillon belge.

 

Je peux en résumer les principales conclusions de la façon suivante.

 

Il existe un réel fossé entre la réalité des faits tels qu'ils se sont produits sur place et la manière dont ils ont été évoqués par la presse en Belgique.

 

Ceci est heureux, car une fois en possession des données factuelles concernant notamment des conditions de travail et de salaire, je puis vous assurer qu'aucun problème n'existe sur ce plan.

 

Il est remarquable de constater que quelques semaines après les faits, plusieurs contestataires qui ont renoncé à exercer toute activité professionnelle au sein du pavillon belge se sont manifestés auprès de la direction du pavillon dans l'espoir de pouvoir réintégrer leur poste et ce, aux conditions initiales prévues.

 

La préparation et la mise en œuvre de la participation de la Belgique à l'Exposition universelle de Milan a été réalisée en concertation permanente avec l'ensemble des entités fédérées du pays. Une collaboration permanente existe également entre le Commissariat général et la direction du pavillon pendant toute la durée de l'exposition.

 

Elle se traduit notamment par des réunions hebdomadaires organisées au sein du pavillon auxquelles participent activement les attachés commerciaux des trois Régions à Milan. Ces attachés font leur rapport directement à leur autorité en Belgique.

 

Ce mode de fonctionnement constitue à mes yeux une garantie supplémentaire de transparence au niveau de la gestion du pavillon.

 

Je n'ai à ce jour aucune information concernant une éventuelle action en justice intentée par qui que ce soit.

 

J'ajoute que les membres de l'équipe catering qui ont quitté le pavillon depuis mai ont renoncé volontairement à exercer toute activité au sein du pavillon belge. La direction du pavillon est en possession de tous les documents officiels signés par eux attestant de cette volonté.

 

07.03  Michel de Lamotte (cdH): Je n'ai pas de commentaire complémentaire. Je vous remercie pour votre réponse.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Le président: Monsieur de Lamotte, je vais interrompre votre série de questions. Ik wil terugkomen op de vraag van de heer Dedecker op punt zes van de agenda. Je fais preuve de souplesse vu qu’il y a plénière et que les collègues ont prévenu. Je ne vais pas faire ici mon Van Quickenborne. Je ferai preuve de souplesse avec les collègues qui viennent et qui reviennent.

 

08 Vraag van de heer Peter Dedecker aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de reprografie" (nr. 5033)

08 Question de M. Peter Dedecker au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "la reprographie" (n° 5033)

 

08.01  Peter Dedecker (N-VA): De advocaat-generaal van het Europees Hof van Justitie heeft naar aanleiding van enkele prejudiciële vragen van het hof van beroep te Brussel zijn conclusies bekendgemaakt in de zaak betreffende de Belgische reprografieheffing. Dat zijn nog geen definitieve uitspraken, maar de conclusies geven wel de richting aan. Meestal volgt het hof de advocaat-generaal.

 

De advocaat-generaal ziet een probleem in de cumulatie van een forfaitaire heffing die zowel de professionelen als de consumenten moeten betalen bij de aankoop van een toestel dat scanner en printer combineert. Wie een multifunctional koopt, betaalt een forfaitaire heffing en een bijkomende heffing volgens gebruik, dus per kopie, die enkel wordt betaald door professionele gebruikers. U weet wellicht uit uw vorig leven dat alle zelfstandigen en kmo’s op regelmatige basis de tellers van hun kopieermachine moesten doorgeven aan Reprobel en daarop moesten betalen.

 

Ook inzake het doorstorten aan uitgevers en auteurs stelde de advocaat-generaal problemen vast. Reprografierechten konden volgens hem niet aangerekend worden voor het kopiëren van bladmuziek en content die een inbreuk inhoudt en dus onrechtmatig verkregen werd. We kunnen het vergelijken met de discussie die we eerder hadden over de thuiskopieheffing op illegaal verkregen materiaal, op gedownloade films en muziek.

 

In uw beleidsnota stelt u dat, en ik citeer, “de uitvoeringsmaatregelen dringend worden genomen om de wettelijke licentie voor reprografie te moderniseren en in overeenstemming te brengen met het EU-recht. Het aannemen van een nieuw koninklijk besluit inzake reprografie zal de technologische evolutie weergeven en zal klaarheid en rechtszekerheid brengen in het Belgisch recht betreffende de vergoeding voor reprografie." Bij het aantreden van de regering kondigde u dus een koninklijk besluit aan dat er met spoed zou komen.

 

Hoe zult u het dossier verder behandelen?

 

Zult u wachten op een uitspraak ten gronde, inclusief die van het hof van beroep, dat zich later op basis van de prejudiciële vraag ook moet uitspreken?

 

Zult u proactief handelen? Volgt u met andere woorden Jean-Luc Dehaene, die zei dat we de problemen oplossen wanneer ze zich voordoen of volgt u veeleer het principe gouverner c’est prévoir?

 

Maakt u een keuze tussen een heffing op aankoop en een heffing op gebruik? Zo ja, welke?

 

Overweegt u een uitbreiding van multifunctionals naar printers om ook een heffing te verkrijgen voor de reproductie van digitaal naar papier?

 

Welke verdere hervormingen en moderniseringen plant u in uw KB en eventuele verdere initiatieven?

 

08.02 Minister Kris Peeters: Collega Dedecker, het is goed dat u grote politici citeert. Als u er ook naar handelt, zal u dat nog heel ver brengen. Maar het was ongetwijfeld voor mij bedoeld, ik vermoed om mij aan te zetten tot enige spoed.

 

De zaak waarnaar u verwijst, kan een grote impact hebben op het bestaande reprografiesysteem in ons land. De conclusies van de advocaat-generaal kunnen richtinggevend zijn voor het latere arrest van het EU-Hof van Justitie. Ook valt niet uit te sluiten dat het Hof de beoordeling van bepaalde aspecten zal overlaten aan de verwijzende feitenrechter, dus het hof van beroep te Brussel, die alle feitelijke omstandigheden in acht zal moeten nemen. Onder het motto “stel niet uit tot morgen wat u vandaag kunt doen”, hebben wij de administratie al gevraagd een en ander voor te bereiden in afwachting van het arrest. Die voorbereiding loopt nu volop. Het valt natuurlijk niet uit te sluiten dat een uitspraak van het Hof in dezen over de verenigbaarheid van het Belgisch systeem met het EU-recht ons zal nopen tot aanpassingen van het wettelijk kader. We moeten dat in zijn geheel bekijken. Vanzelfsprekend zal er overleg moeten worden gepleegd met alle betrokken stakeholders in het dossier. Nogmaals, we hebben al een en ander in gang gezet om klaar te zijn als de uitspraak valt. Als die jaren op zich laat wachten, zullen we zelf stappen zetten. Wat dat betreft, heb ik Jean-Luc Dehaene dus alle eer aangedaan met het oog op de uitspraak die u zojuist hebt gedaan.

 

In dit stadium is het te vroeg om uitspraken te doen over de keuzes. Wij zullen een grondige analyse maken van de marge die het EU-recht de lidstaten toestaat, en van de beperkingen of verplichtingen waarin het EU-recht voorziet inzake de flexibiliteit van lidstaten om vergoedingssystemen te hanteren.

 

Ik wil echter besluiten door duidelijk te formuleren dat het mijn doel is te komen tot een moderne en eenvoudige regelgeving inzake reprografie die conform het EU-recht is. Wij hebben ter zake al de nodige initiatieven genomen in afwachting van het arrest van het Hof.

 

08.03  Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het uitgebreid antwoord. Het is uiteraard goed dat bepaalde zaken voorbereid worden. De kans is reëel dat we ook de wet zullen moeten aanpassen. Het KB geeft uitvoering aan de wet en dat zal dus nog even duren. Het KB werd wel aangekondigd in het regeerakkoord, maar het zal niet voor onmiddellijk zijn.

 

Een moderne en eenvoudige regelgeving is the way to go. Dat verhaal sluit ook aan bij de harmonisatie van de uitzonderingen op het auteursrecht, waarop Europees commissaris Ansip aanstuurt. De modernisering op dat vlak is absoluut noodzakelijk.

 

We zitten vandaag in een digitaal tijdperk. Het is ook een tijdperk van micropayments. U kent de toepassing Blendle misschien wel. Daarmee kan men een artikel van om het even welke krant betalen en dus de auteur rechtstreeks vergoeden in plaats van via een heffing.

 

Vandaag zullen we hier nog discussiëren over een heffing op kopieermachines en printers, en dat in een digitale tijd! Men kan zich afvragen waar we mee bezig zijn, en dan laat ik nog de verdeelsleutels en de administratie voor kmo’s en zelfstandigen buiten beschouwing.

 

Laten we dus een keer kijken in de richting van een minimumharmonisatie met de Europese Unie en ook naar wat het Britse systeem op dat vlak biedt.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Question de M. Michel de Lamotte au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "le livre XII du Code économique relatif au droit de l'économie électronique" (n° 5083)

09 Vraag van de heer Michel de Lamotte aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "het boek XII van het Wetboek van economisch recht inzake het recht van de elektronische economie" (nr. 5083)

 

09.01  Michel de Lamotte (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, la précédente législature a vu éclore le nouveau Code de droit économique et ses dix-huit livres. Le travail n'a cependant pas pu être terminé car le titre 2 n'a pas été inséré dans le livre XII du Code de droit économique. Cette partie du Code économique vise à introduire de nouvelles dispositions afin de créer un cadre juridique pour les signatures électroniques, l'archivage électronique, le recommandé électronique, l'horodatage électronique et les services de certification.

 

La proposition de loi qui devait le mettre en place a été votée en commission le 22 octobre 2013, mais le vote en plénière n'a pas eu lieu. Elle contenait des spécifications ou des règles techniques au sens de la directive 98/34/CE du Parlement européen et du Conseil du 22 juin 1998 prévoyant une procédure d'information dans le domaine des normes et réglementations techniques et des règles relatives aux services de la société de l'information.

 

De telles spécifications ou règles doivent, conformément aux articles 8 et 9 de la directive précitée, être notifiées à la Commission européenne et ne peuvent être adoptées qu'à l'expiration du délai d'attente et après avoir pris en considération les éventuelles remarques de la Commission européenne, comme le précise le Conseil d'État dans son avis sur la proposition.

 

Par ailleurs, le législateur européen a adopté le règlement n° 910/2014 du Parlement européen et du Conseil du 23 juillet 2014 sur l'identification électronique et les services de confiance pour les transactions électroniques au sein du marché intérieur et abrogeant la directive 1999/93/CE. Les dispositions du règlement entrent en vigueur à différentes dates et la directive 1999/93/CE est abrogée avec effet au 1er juillet 2016.

 

Monsieur le ministre, des mesures transitoires pour garantir la sécurité juridique aux prestataires de services de certification, qui œuvraient conformément à la directive et donc à la loi du 9 juillet 2001 fixant certaines règles relatives au cadre juridique pour les signatures électroniques et les services de certification qui la transpose, sont-elles prévues? Une information claire a-t-elle été transmise au secteur concernant ces nouvelles dispositions?

 

09.02  Kris Peeters, ministre: Monsieur le président, monsieur de Lamotte, le règlement lui-même prévoit en effet des mesures transitoires. Celles-ci ont pour but de garantir la sécurité juridique non seulement aux prestataires de services de certification qui oeuvraient conformément à la directive et à la loi belge qui la transpose, mais également la sécurité juridique des utilisateurs de ces services.

 

En résumé, les services de signature électronique qualifiés qui ont été délivrés conformément aux directives 99 et 93 sont considérés conformes aux exigences du règlement. Toutefois, les prestataires qui offraient de tels services sont tenus de soumettre un rapport d'évaluation à l'organe de contrôle mis en place par le règlement, entre le 1er juillet 2016 et le 1er juillet 2017. Si le prestataire omet de soumettre ce rapport d'évaluation avant le 2 juillet 2017, il ne sera plus considéré comme un prestataire de services de confiance qualifié, au sens du règlement, à partir de cette date.

 

La Commission européenne elle-même fournit de nombreuses informations et organise régulièrement des événements à destination du secteur. Le SPF Économie a rédigé une note de synthèse afin d'expliquer de manière simple et méthodique ce règlement relativement technique et complexe. Celle-ci comprend également une partie relative aux mesures transitoires. Elle est disponible via le site web du SPF Économie depuis décembre 2014. Par ailleurs, les collaborateurs du SPF répondent aux questions individuelles concernant ce dossier.

 

09.03  Michel de Lamotte (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses à une question très technique.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Questions jointes de

- M. Michel de Lamotte au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "le nouveau Service de médiation" (n° 5084)

- M. Michel de Lamotte au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "l'indépendance et l'impartialité des personnes physiques des entités qualifiées pour le règlement extrajudiciaire de litiges" (n° 5085)

10 Samengevoegde vragen van

- de heer Michel de Lamotte aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de nieuwe ombudsdienst" (nr. 5084)

- de heer Michel de Lamotte aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de medewerkers van de bevoegde entiteiten voor de buitengerechtelijke geschillenbeslechting" (nr. 5085)

 

10.01  Michel de Lamotte (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, le nouveau service de médiation, mis en place par le Code de droit économique a vu le jour ce lundi 1er juin. "Le Service de médiation pour le consommateur doit informer les consommateurs et les entreprises sur leurs droits et obligations, et sur les possibilités de règlement extrajudiciaire des litiges de consommation. Ce Service de médiation pour le consommateur jouera par ailleurs un rôle central, agissant en tant que guichet unique", comme le précisait le projet de loi qui l'a mis en place.

 

Ainsi, il transmet les demandes de règlement extrajudiciaire d'un litige vers une autre entité qualifiée compétente en la matière ou traite les demandes lui-même dans les autres domaines. Le comité de direction est composé de représentants des entités qualifiées mais également d'un représentant du SPF Économie. Ce dernier siège avec voix consultative pour autant que les décisions relatives à la gestion du service de médiation pour le consommateur figurent à l'ordre du jour.

 

Lors des discussions sur la loi votée en mars 2014, on disait que ce nouveau service devrait répondre à 10 000 litiges en plus de transmettre les plaintes vers les six services existants, qui répondent à plus ou moins 55 000 plaintes (chiffres de 2013). Un poste supplémentaire de 500 000 euros était prévu dans le budget 2014 de l'autorité fédérale. Il s'agissait d'un montant minimum permettant de couvrir les plaintes résiduelles.

 

Par ailleurs, l'article XVI.7 du Code de droit économique prévoit que le Service de médiation pour le consommateur dresse annuellement un rapport sur l'exécution de ses missions à l'attention du ministre, ce qui nous permettra d'évaluer son efficacité. Cet article précise également que le Roi fixe les modalités et le contenu du rapport.

 

Monsieur le ministre, quel est le montant affecté en 2014 et 2015 au Service de médiation pour le mettre en place et répondre à la demande supplémentaire de règlement des litiges?

 

Votre prédécesseur parlait également de certaines économies d'échelle dues à cette intégration et notamment une économie en ce qui concerne les loyers? Qu'en est-il? L'intégration des services a-t-elle déjà été mise en place? Des économies ont-elles déjà été réalisées?

 

L'arrêté royal précisant les modalités et le contenu du rapport sur l'exécution des missions du Service de médiation n'a pas encore été publié, si je ne m'abuse. Quand sera donc publié cet arrêté royal et quand sera dressé le premier rapport? Pour quels sujets mis à l'ordre du jour du comité de direction du Service de médiation le président du comité de direction du SPF Économie est-il associé aux décisions prises?

 

J'enchaîne avec la deuxième question. Monsieur le ministre, le nouveau service de médiation mis en place par le Code de droit économique a vu le jour ce lundi 1er juin. Le Service de médiation doit intervenir dans toute demande de règlement extrajudiciaire de litige de consommation pour laquelle aucune autre entité qualifiée n'est compétente et, s'il y en a une, lui transmettre la demande.

 

Actuellement, les entités qualifiées sont le service de médiation pour les télécommunications, pour le service postal, pour l'énergie, pour les voyageurs ferroviaires, ainsi que l'ombudsman en conflits financiers et l'ombudsman des assurances. Une entité qualifiée doit être une entité privée ou créée par une autorité publique qui procède au règlement extrajudiciaire des litiges de consommation et qui figure sur la liste que le SPF Économie dresse et communique à la Commission européenne.

 

L'arrêté royal du 16 février 2015 précise les conditions auxquelles doit répondre l'entité qualifiée visée au livre XVI du Code de droit économique notamment pour satisfaire aux conditions d'indépendance et d'impartialité.

 

Monsieur le ministre, combien de personnes ont-elles été engagées au sein du nouveau Service de médiation pour répondre à la demande supplémentaire? Quel est le statut professionnel des médiateurs travaillant au sein du Service de médiation? À quelle déontologie sont-ils soumis?

 

Au sein des entités qualifiées, qui finance les médiateurs et de quelle hiérarchie dépendent-ils en vue d'assurer leur caractère tiers et neutre? L'article 4 de l'arrêté royal précise les conditions de compétence d'une entité qualifiée. Pourriez-vous apporter des précisions notamment concernant les formations à suivre?

 

10.02  Kris Peeters, ministre: Monsieur le président, cher collègue, je répondrai tout d'abord aux questions relatives au Service de médiation pour le consommateur. À ce jour, il a engagé neuf collaborateurs à temps plein sur base contractuelle. La réglementation ne prévoit pas de règles déontologiques spécifiques. Par contre, leur contrat de travail contient une obligation de traitement confidentiel de toutes les données et informations obtenues dans le cadre d'un règlement extrajudiciaire. La subvention inscrite au budget du SPF Économie était de 500 000 euros en 2014. Pour cette année, elle se chiffre à 507 000 euros.

 

Pour que les différents services de médiation puissent se regrouper sur un lieu unique, c'est-à-dire un plateau du bâtiment du SPF Économie North Gate II, des travaux doivent y être faits en collaboration avec la Régie des Bâtiments. Le déménagement est prévu pour la fin de cette année, au plus tard début 2016. Des économies de loyer n'ont donc pas encore été réalisées.

 

Comme vous le savez, le Service de médiation pour le consommateur a démarré le 1er juin. Le premier rapport annuel est prévu pour l'année prochaine. Avant de fixer son contenu, il me semble utile d'attendre quelques mois pour avoir une bonne connaissance de son fonctionnement.

 

Enfin, concernant la participation d'un représentant du SPF Économie au comité de direction du Service de médiation, l'article XVI.8 du Code de droit économique précise qu'elle est limitée aux points relatifs à sa gestion et que le mandataire ne dispose que d'une voix consultative. La réglementation n'impose aux entités qualifiées aucune autre obligation déontologique que le respect des règles de fonctionnement et des procédures qu'elle énonce. Ces règles visent, entre autres, à garantir la neutralité, la confidentialité, la compétence, etc. Elle contient des dispositions spécifiques qui régissent les éventuels conflits d'intérêts.

 

Au-delà du règlement de procédure, une clause de contrat de travail des collaborateurs mentionne l'obligation de traiter confidentiellement toutes les données et informations contenues dans le cadre d'un règlement extrajudiciaire.

 

J'en viens aux questions sur les entités qualifiées. Elles sont financées soit par des subventions directes de la part des autorités publiques soit par des prélèvements auprès des entreprises du secteur économique concerné ou encore par les fédérations professionnelles qui ont créé l'entité qualifiée. Une partie des moyens peut venir d'une contribution versée par les parties au règlement extrajudiciaire en vertu de la législation. Toute éventuelle contribution du consommateur doit être modique.

 

La réglementation précise les critères jugés nécessaires pour assurer l'indépendance et l'expertise des entités qualifiées et des personnes chargées en leur sein de traiter les demandes de médiation.

 

Afin de garantir un niveau de compétence adéquat, la réglementation stipule que les personnes physiques doivent faire la preuve d'une connaissance générale du droit applicable pour le type de litige traité, disposer d'aptitudes dans le domaine du règlement des litiges et suivre régulièrement des formations dans ces domaines.

 

10.03  Michel de Lamotte (cdH): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse et j'attendrai la production du premier rapport pour revenir sur ce sujet.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Les questions n°s 5183 et 5185 de Mme Karine Lalieux sont transformées en questions écrites.

 

11 Vraag van de heer Johan Klaps aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de daling van het aantal verzekeringstussenpersonen" (nr. 5202)

11 Question de M. Johan Klaps au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "la diminution du nombre d'intermédiaires d'assurances" (n° 5202)

 

11.01  Johan Klaps (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, onlangs publiceerde de FSMA haar jaarverslag van 2014, waaruit blijkt dat het aantal verzekeringstussenpersonen in een jaar tijd drastisch is gedaald. Op het einde van 2013 waren er in totaal 16 538 collectief en individueel ingeschreven verzekeringsagenten, een jaar later waren dat er nog 14 753, of maar liefst 1 785 minder. Dit wil zeggen dat er op een jaar tijd een daling was met 11 %. Die tendens is helaas al langer aan de gang. Twintig jaar geleden waren er namelijk dubbel zoveel verzekeringspersonen dan vandaag het geval is.

 

Aangezien het belangrijk is dat iedereen kan beschikken over deskundig en onafhankelijk advies had ik voor u de volgende vragen.

 

Kent u de oorzaken van deze daling?

 

Hebt u weet van initiatieven binnen de sector om het beroep van verzekeringstussenpersoon aantrekkelijker te maken? Zo ja, welke? Werkt u zelf aan een initiatief om de dalende tendens, hierboven beschreven, om te keren? Zo ja, hoe wilt u dit dan doen? Of bent u van plan hiervan later nog werk te maken?

 

Ten slotte, hebt u zicht op de totale tewerkstelling binnen de sector van verzekeringstussenpersonen? Wat is de tendens daar?

 

11.02 Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Klaps, vooreerst dient te worden opgemerkt dat de daling, die blijkt uit het jaarverslag van de FSMA, betrekking heeft op drie categorieën van zelfstandige verzekerings­tussenpersonen in zijn geheel. Het gaat dus zowel over de onafhankelijke verzekeringsmakelaars als over de verzekeringsagenten en de verzekerings­subagenten. De daling manifesteert zich voornamelijk bij de verzekeringsagenten en de verzekeringssubagenten, en meer in het bijzonder bij zij die waren ingeschreven via het systeem van een collectief dossier. In dat geval wordt het dossier beheerd door een centrale instelling, bijvoorbeeld een verzekeringsonderneming. Bij de onafhankelijke verzekeringsmakelaars daarentegen is de daling eerder beperkt.

 

Verschillende factoren kunnen de daling veroorzaken. Vooreerst zijn de commissielonen in 2010, 2011 en 2013 teruggevallen, wat een weerslag heeft op het aantal tussenpersonen.

 

Ten tweede, de beroepsorganisaties doen grote inspanningen om het beroep van verzekeringstussenpersoon bekender en aantrekkelijker te maken bij jongeren. Zij organiseren regelmatig activiteiten voor belangstellenden, al dan niet in samenwerking met het onderwijs.

 

Ten derde, zoals ik al heb aangegeven, zorgt het gewijzigd wettelijk kader voor een consolidatie in het beroep. De tendens naar een verdere professionalisering is, mede door de Europese evolutie, onomkeerbaar.

 

Ik stel vast dat de beroepsverenigingen van de verzekeringstussenpersonen deze professionalisering mee onderschrijven, voor zover zij op een proportioneel verantwoorde wijze kan gebeuren. Om die reden pleeg ik dan ook regelmatig overleg met de beroepsorganisatie om te weten met welke vragen zij zitten. Binnen mijn bevoegdheid tracht ik daarop dan ook antwoorden te bieden. Andere initiatieven ressorteren onder de minister van Middenstand, Zelfstandigen en KMO’s.

 

Ten slotte, aan de hand van cijfers gepubliceerd door Assuralia maar afkomstig van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen, kan ik opmaken dat tot op heden de totale tewerkstelling in de sector van de tussenpersonen, met inbegrip van de personen die de tussenpersonen tewerkstellen, stabiel tot licht gestegen is.

 

11.03  Johan Klaps (N-VA): Mijnheer de minister, in de sector van de agenten en de subagenten is de daling inderdaad frappant. U zegt zelf dat het deels te maken heeft met de substantiële verlagingen van commissielonen, die in de sector van toepassing zijn. Nochtans blijft men mensen tewerkstellen. Die tewerkstelling zelf daalt niet. De kosten zullen dus zeker niet dalen, waardoor het logisch is dat een aantal mensen er de brui aan geeft.

 

Professionalisering is uiteraard oké. Daar is iedereen voor. Een consolidatie zal tot op een bepaalde hoogte ook zeker nodig zijn. Ik merk echter vandaag wel een grote ongerustheid bij de iets oudere makelaars, die zich afvragen wie hun zaak nog zal overnemen. Ik doe dan ook een oproep aan de sector om de zaak aandachtig te blijven bekijken en met de nodige initiatieven ter zake te komen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "het niet toepassen van het zorgvuldigheidsprincipe bij beleggingsadvies" (nr. 5167)

12 Question de Mme Karin Temmerman au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "la non-application du principe de précaution dans le cadre des conseils en placement" (n° 5167)

 

12.01  Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de minister, de FSMA presenteerde onlangs – het is nu al een tijdje geleden, maar het was onlangs toen ik deze vraag indiende – enkele cijfers in verband met de zorgplicht van de banken. De FSMA ging na of de beleggingsadviseurs erin slaagden om hun klanten de juiste informatie te geven in verband met hun beleggingsprofiel. Daaruit bleek toch dat er zich bij vijf grootbanken maar liefst 210 feiten voordeden, waarbij verkeerd beleggingsadvies werd gegeven. De FSMA is tot die vaststelling gekomen na een openlijke inspectie op de hoofdzetels van die banken en na mystery shopping bij de filialen. Bij vijf grootbanken werd in veertig procent van de gevallen – dat is toch wel veel – beleggingsadvies gegeven dat strijdig was met het opgesteld klantenprofiel. In 36 gevallen was er een onvolledige informatiewinning.

 

De inspecties van de FSMA leidden tot 106 bevelen aan die betrokken instellingen. In de voorbije jaren werden dergelijke controles al eerder uitgevoerd, maar werden er veel minder bevelen geformuleerd, namelijk 24 in 2012 en 57 in 2013.

 

Mijnheer de minister, kunt u meer toelichting geven bij de bevelen die geformuleerd werden?

 

Zijn de betrokken banken verplicht om, naar aanleiding van die bevelen, hun werkwijze aan te passen of kunnen zij die naast zich neerleggen?

 

Hebt u zicht op de verhouding tussen het aantal vaststellingen van niet-naleving van de zorgvuldigheidsplicht en het stijgend aantal bevelen? Ligt daar al dan niet een verband tussen?

 

Werden de banken en de beleggingsadviseurs die in de voorbije jaren op onzorgvuldigheden betrapt werden, verder opgevolgd door de FSMA, of gebeuren de inspecties elke keer opnieuw? In geval van opvolging, op welke manier gebeurt die dan?

 

Het is mogelijk dat klanten door onzorgvuldigheden schade geleden hebben. Hoe moeten zij dat bewijzen? Dat lijkt mij niet evident. Kunnen de consumenten of klanten daarbij op een of andere manier geholpen worden?

 

Op welke manier wordt vooral ten opzichte van de banken maatregelen genomen zodat dergelijke zaken niet meer kunnen gebeuren?

 

12.02 Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Temmerman, de FSMA heeft de voorbije jaren twee inspectiecycli uitgevoerd om de naleving van de MiFID-gedragsregels te controleren. Een eerste inspectiecyclus had betrekking op het thema belangenconflicten, de tweede op het thema zorgplicht.

 

Het is van deze inspectiecyclus dat de FSMA recent de resultaten heeft toegelicht. Zorgplicht betekent onder meer dat de banken de kennis en ervaring van hun cliënten moeten nagaan en ervoor moeten zorgen dat een product in het belang van de cliënt is.

 

Er werden 210 tekortkomingen vastgesteld, waarvan 106 aanleiding hebben gegeven tot een bevel.

 

De bevindingen van de FSMA in het kader van haar inspecties werden door geen enkele bank betwist. De betrokken banken hebben actieplannen opgesteld om binnen de door de FSMA opgelegde termijn de vastgestelde tekortkomingen weg te werken. De FSMA volgt de uitvoering van deze plannen strikt op en zal de komende jaren de effectiviteit van deze plannen op het terrein ook testen via mystery shopping.

 

Er is geen vergelijking mogelijk van het aantal geformuleerde bevelen in het kader van de eerste en de tweede inspectiecyclus. De inspectiecycli hadden vooreerst betrekking op verschillende thema's. Voorts werd in het kader van de tweede inspectiecyclus over de zorgplicht een groter aantal banken en beleggingsondernemingen geïnspecteerd, en dit omwille van het centrale belang van het thema zorgplicht binnen de MiFID-regels.

 

Wat de effecten op het terrein betreft, verwijs ik naar het jaarverslag van de Ombudsfin. Daaruit blijkt dat het aantal klachten in verband met beleggingsadvies de voorbije twee jaar met twee derde is verminderd.

 

De FSMA heeft vorig jaar ook een pilootproject gedaan inzake mystery shopping. Er vonden 201 mysteryshoppingbezoeken plaats in kantoren van vijf banken. Er werden twee scenario's getest, dat van een risicoschuwe en van een risicozoekende belegger.

 

De mysteryshoppingbezoeken vonden plaats in kantoren van banken waar korte tijd daarvoor ook al een inspectie had plaatsgevonden. De bevindingen van de mystery shoppers stroken met de vaststellingen van de inspecties. Daarnaast moet er ook op worden gewezen dat uit de vaststelling van een tekortkoming in het kader van een inspectie of een bezoek door een mystery shopper niet automatisch voortvloeit dat er sprake is van een slecht advies of misselling, of dat een cliënt effectief schade zou hebben opgelopen. Mogelijke tekortkomingen kunnen ook steeds worden aangekaart bij de ombudsman Verzekeringen.

 

 De FSMA kan geen sancties opleggen in het kader van de mystery shopping. Indien de resultaten negatief zijn, kan zij wel de bank in kwestie volgen via haar eigen inspectiedienst en daarna sanctioneren.

 

12.03  Karin Temmerman (sp.a): Bedankt voor uw antwoord, mijnheer de minister. Het is zeer goed dat de FSMA de zaken opvolgt, maar waaruit bestaat die opvolging dan precies? Doen zij dan opnieuw een mystery call en, zoals u op het einde hebt gezegd, als er dan weer iets mis is, kunnen zij dan sanctioneren?

 

12.04 Minister Kris Peeters: Er gebeuren opvolgingsinspecties. Men gaat dan opnieuw een inspectie uitvoeren om na te gaan of wat men bij een vorige inspectie heeft vastgesteld, werd bijgestuurd.

 

12.05  Karin Temmerman (sp.a): Op dat moment kan men dus niet bestraffen.

 

12.06 Minister Kris Peeters: Mijn medewerker zegt dat er administratieve boetes kunnen worden opgelegd, maar dat is tot nu toe nog niet gebeurd, neem ik aan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van de heer Werner Janssen aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "bedrog via telemarketing" (nr. 5204)

13 Question de M. Werner Janssen au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "les arnaques par le biais du télémarketing" (n° 5204)

 

13.01  Werner Janssen (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op dinsdag 16 juni kregen we het nieuws dat de firma Lecturama en een leidinggevende van dat bedrijf samen een boete van ruim een miljoen euro hadden gekregen voor het aanrekenen van ongewenste bestellingen. Tussen 2006 en 2015 werden niet minder dan 592 klachten van Belgische consumenten ontvangen bij de Economische Inspectie.

 

Consumenten die bij het bedrijf een proefpakket voor een laag bedrag afnamen, kregen daarna ongevraagd hobby- en verzamelpakketten toegezonden, waarvoor ze moesten betalen. Daarnaast werd er tijdens de telefonische verkoop niet duidelijk gemaakt wat er werd aangeboden. Er werd ten onrechte om een machtiging tot automatische incasso gevraagd.

 

Consumenten zijn trouwens niet verplicht om een niet-besteld pakje te betalen. Ze zijn evenmin verplicht om het terug te sturen. Niettemin laten nog veel consumenten zich, vooral telefonisch, overdonderen.

 

Laat duidelijk zijn dat Lecturama niet de enige is die in hetzelfde bedje ziek blijkt te zijn. Zo zijn er nog de firma Tono en het onderbroekenverhaal, en de firma Flexifront met haar scheermesjes.

 

Mijn vragen hierover zijn de volgende.

 

Hoe pakt men dergelijke abonnementsdiensten in het algemeen aan indien er klachten binnenkomen?

 

Over welke telemarketingbedrijven kwamen de meeste klachten binnen in de periode van 2010 tot 2015?

 

Om hoeveel klachten ging het per bedrijf? Wat heeft men ermee gedaan?

 

Welke communicatie voert de FOD Economie ten opzichte van de klagers?

 

In welke mate maakt het ministerie werk van de bewustwording van de consument met betrekking tot de afgedwongen aankoop van producten?

 

13.02 Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Janssen, collega’s, ik geef u de algemene aanpak van de Economische Inspectie van de abonnementsvalkuilen. Wanneer het gaat om een Belgische onderneming, wordt een proces-verbaal opgesteld voor het niet-naleven van verschillende bepalingen uit het Wetboek van economisch recht: gebrekkige informatie­verstrekking bij verkoop op afstand, misleidende omissie, afgedwongen aankoop enzovoort.

 

Wanneer de consument het slachtoffer is van een praktijk van een buitenlandse onderneming, worden de bevoegde autoriteiten van het betrokken land op de hoogte gesteld en kan – en dat wordt ook gevraagd – worden opgetreden. Dit laatste gebeurde onder meer in het geval van Lecturama.

 

De ondernemingen waarover de laatste vijf jaar de meeste signalen werden ontvangen, zijn Lecturama, Probea, Puzzel 4U, Calatus, My Safe Account en Hotel Piccolo.

 

Dat zijn allemaal buitenlandse ondernemingen die in Nederland, Zwitserland en Turkije zijn gevestigd. Over de laatste vijf jaar schommelde het aantal klachten tegen die ondernemingen van 35 tot 500. Zeker voor Lecturama is dat sterk toegenomen.

 

Elke klager krijgt een antwoord van de Economische Inspectie waarin informatie wordt verstrekt over de bevoegdheden van de Economische Inspectie ter zake, over de relevante regelgeving en ten slotte over wat hij of zij het best kan doen om zijn of haar rechten af te dwingen.

 

De FOD Economie gebruikt een brede waaier aan communicatiemiddelen om de consument te informeren over misleidende praktijken, waaronder persberichten, sociale media, de website van FOD Economie en specifieke sensibiliseringsacties.

 

13.03  Werner Janssen (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord.

 

Ik stel vast dat het vooral buitenlandse firma’s zijn. We stellen het zeker op prijs dat u actie onderneemt tegen die landen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van de heer Werner Janssen aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de brouwerijcontracten" (nr. 5215)

14 Question de M. Werner Janssen au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "les contrats de brasserie" (n° 5215)

 

14.01  Werner Janssen (N-VA): Mijnheer de minister, “de ondernemersvrijheid in de horeca komt in het gedrang.” Dat was een van mijn uitspraken naar aanleiding van de kritiek op de brouwerijcontracten. U stelde ons alvast gerust. U zou verder onderzoek voeren naar deze mogelijke wurgcontracten om ergens in 2016 via overleg met de betrokken actoren tot een besluit te komen. Ook hebt u gemeld dat u een set van regels naar Frans voorbeeld zou onderzoeken om misbruik van economische afhankelijkheid aan te pakken. Deze zouden zich niet beperken tot de horecasector, wat inderdaad een goede zaak zou zijn voor alle sectoren waarin zulke contracten de dienst uitmaken. Aan de arbitragecommissie werd gevraagd om u tegen september een advies te verstrekken over clausules in brouwerijcontracten die kennelijk onevenwichtig zouden zijn. Naar aanleiding van uw mededeling dat u op 16 juni een overleg zou hebben met de horecaberoepsvereniging, de Federatie van Belgische Brouwers en de Federatie van Belgische Drankenhandelaars, kom ik hier nu op terug voor een stand van zaken.

 

Ten eerste, welke waren de voorstellen van de federaties op 16 juni om de situatie te verbeteren of problemen weg te werken? Zijn er nog verdere besprekingen met de sector gepland in de nabije toekomst? Welke andere actoren wenst u nog uit te nodigen of is dat niet nodig?

 

Ten tweede, hoe zal u het onderzoek voeren naar de sectoroverschrijdende regels om misbruik van economische afhankelijkheid naar Frans voorbeeld aan te pakken? Met wie zult u daarvoor in overleg treden? Wanneer verwacht u daarover concrete gegevens te hebben?

 

Ten derde, op welke samenwerkingsverbanden zou het verbod van economische afhankelijkheid kunnen vallen? Zou deze bepaling onder het mededingingsrecht dan wel onder het regulier economisch recht vallen?

 

14.02 Minister Kris Peeters: Mijnheer Janssen, de bezorgdheden van Horeca Vlaanderen en de voorstellen die zij daarover hebben geformuleerd zijn mij bekend. Samengevat komt het hierop neer: het intrekken van de groepsvrijstelling die Europa heeft toegekend in de brouwerijsector; ten tweede, het onderwerpen van brouwerijcontracten aan een precontractuele informatieverplichting en aan een verplichte bedenktijd voor contractsluiting en, ten derde, het wegwerken van bepaalde bedingen in brouwerijcontracten die onevenwichtige en onredelijke verplichtingen opleggen aan de horeca-uitbater. Voor alle duidelijkheid, de horecafederaties vragen niet het verbieden van brouwerijcontracten maar wel meer evenwichtige contracten.

 

Op 16 juni 2015 heb ik de drie horecafederaties ontmoet en ook de brouwerijfederatie Belgian Brewers en FeBeD, de federatie van Belgische drankenhandelaars. Op 1 juli 2015 had ik opnieuw een gezamenlijk overleg met deze organisaties, met als resultaat een gemeenschappelijke intentieverklaring om tot een gedragscode te komen die een evenwichtig partnerschap tussen de horeca-uitbater en de brouwerij en/of drankenhandelaar moet ondersteunen. Tevens werd een timing overeengekomen. De gedragscode moet klaar zijn tegen 1 november 2015, om tegen 1 januari 2016 van kracht te zijn.

 

De besprekingen worden hernomen na het reces omdat de horeca nu heel drukke tijden meemaakt. Er werd gevraagd aan de overheid om hierin een rol te spelen. We pakken het bijgevolg als een tripartiteoverleg aan.

 

De Franse regels over economische afhankelijkheid worden ten gronde bestudeerd om na te gaan of en op welke wijze dit in ons rechtssysteem zou kunnen worden ingebouwd. Het is te vroeg om daaraan nu al concrete elementen toe te voegen. Het debat over de economische afhankelijkheid gaat verder dan de brouwerijcontracten.

 

Daarstraks hebben we met mevrouw Willeman gesproken. Ik wil werken aan een betere bescherming van de kleinere onderneming in de B2B-relatie.

 

14.03  Werner Janssen (N-VA): Ik hoor dat u nog een aantal overlegmomenten hebt. Ik ben aangenaam verrast dat u tegen 1 januari 2016 wil landen.

 

Wij willen de brouwerijcontracten niet verbieden. Het is zoals u en Horeca Vlaanderen zeggen: het moeten evenwichtige contracten zijn, waardoor zowel de ondernemer als diegene die het pand eventueel zou verhuren een rendabele onderneming kan uitbaten.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

15 Question de M. Paul-Olivier Delannois au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "le contrôle des codes de bonne conduite des compagnies d'assurance" (n° 5232)

15 Vraag van de heer Paul-Olivier Delannois aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "het toezicht op de gedragscodes van de verzekeringsmaatschappijen" (nr. 5232)

 

15.01  Paul-Olivier Delannois (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, j'ai lu dans la presse dernièrement que vous souhaitiez mettre en place un contrôle dirigé par les services d'inspection du SPF Économie en vue d'assurer l'application intégrale des codes de conduite établis pour les compagnies d'assurance.

 

Pouvez-vous, monsieur le ministre, me préciser en quoi consisteront ces contrôles? Seront-ils suffisants pour protéger le consommateur qui est souvent peu informé, voire même trompé par omission de la part des compagnies d'assurance?

 

15.02  Kris Peeters, ministre: Monsieur le président, monsieur Delannois, depuis le 31 mai 2014, autant la direction générale de l'Inspection économique du SPF Économie que la FSMA sont compétentes pour veiller à ce que le livre 6 du Code de droit économique en matière de pratiques commerciales et de protection du consommateur soit respecté par le secteur des assurances.

 

Dans le Code de droit économique, il est énoncé comme principe important que le non-respect des obligations reprises dans un code de conduite auquel l'entreprise a souscrit, puisse être considéré comme une pratique commerciale trompeuse. Ceci, à condition que l'entreprise indique être liée par ce code de conduite et qu'il s'agisse d'une obligation vérifiable.

 

Pour cette raison, il est important qu'Assuralia indique elle-même que ses membres sont liés par le code de conduite et qu'une infraction puisse être considérée comme une pratique commerciale déloyale.

 

Autant la direction générale de l'Inspection économique du SPF Économie que la FSMA ont la possibilité d'effectuer des contrôles dans cette matière. La FSMA est également chargée de contrôler le respect des règles de conduite reprises par la loi sur les assurances ainsi que dans les différents arrêtés royaux dans lesquels les règles de conduite ont été déclarées d'application dans le secteur des assurances.

 

Je suis convaincu qu'avec la compétence des deux instances ainsi que les règles et codes de conduite existants, le cadre législatif est suffisant.

 

Ce cadre est entré en vigueur il n'y a que quelques mois. Il appartient maintenant aux deux instances de réaliser leur mission sur le terrain.

 

Il va de soi que les résultats seront suivis et évalués. À ce sujet, je suis également convaincu que vous me poserez la question en temps utile.

 

15.03  Paul-Olivier Delannois (PS): Nous sommes tout à fait d'accord, monsieur le ministre, dans peu de temps, je vous poserai une autre question.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van de heer Johan Klaps aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "het marktaandeel van de grootbanken in de hypothecaire kredietverlening" (nr. 5331)

16 Question de M. Johan Klaps au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "la part de marché détenue par les grandes banques dans l'octroi de crédits hypothécaires" (n° 5331)

 

16.01  Johan Klaps (N-VA): Mijnheer de minister, de toezichthouder van De Nederlandsche Bank zegt dat, doordat de grootbanken in Nederland samen een groot deel van de markt van de hypotheken in handen hebben, de concurrentie hierdoor amper speelt, met als gevolg dat de hypotheken duur zijn en de banken hun marges hoog kunnen houden. Het spreekt voor zich dat de consument daarvan de dupe is. Hogere prijzen en een minder goede dienstverlening zijn hiervan maar twee gevolgen.

 

Wat is het marktaandeel van de vier grootste banken in België inzake hypotheken? Is er ook in België sprake van een concurrentieprobleem? Zo ja, kunnen wij daar iets aan doen? Wat is het marktaandeel van grootbanken in hypotheken in ons land ten opzichte van de buurlanden? Heeft de FSMA reeds onderzocht of de kwaliteit van de dienstverlening hieronder lijdt?

 

16.02 Minister Kris Peeters: Mijnheer Klaps, eind 2014 bedroeg het marktaandeel van de hypotheken van de vier grootste Belgische banken 74,2 %.

 

Zelfs als het marktaandeel van de vier grootste banken 74 % is, kan men niet spreken van een geringe concurrentie op de Belgische hypotheekmarkt. Als gevolg van de financiële crisis hebben de Belgische banken zich in de recente jaren in grote mate op de Belgische markt gericht, waardoor de concurrentie ook tussen de grote banken op deze markt steeg.

 

Bovendien zijn er naast deze vier grote instellingen andere banken die zeer actief op de Belgische hypotheekmarkt zijn.

 

Bovendien kan de situatie in Nederland niet met de situatie in België worden vergeleken omdat de structuur van de Nederlandse markt niet met die van de Belgische markt te vergelijken is.

 

Grootbanken hebben in het verleden in Nederland immers veel vlotter grotere leningen verstrekt, 120 % of meer van de aankoopprijs aan personen die daarvoor niet in aanmerking komen, gelet op de aard en de hoogte van hun inkomen. Er wordt in Nederland ook veel meer gebruikgemaakt van leningen waarbij alleen interest wordt afbetaald en pas na vele jaren ook kapitaal.

 

Gelet op al het voorgaande heeft de Mededingingsautoriteit dan ook nog geen onderzoek ingesteld. Tot voor kort oefende de FSMA het toezicht uit op de hypotheekondernemingen. Dat toezicht had zowel betrekking op de precontractuele fase als op de uitvoering en het verloop van de kredietovereenkomsten met het oog op de bescherming van de kredietnemer. In het kader van die bevoegdheid heeft de FSMA inspecties uitgevoerd en ook klachten van consumenten behandeld. Hierbij kan worden opgemerkt dat het aantal klachten over de dienstverlening van de hypotheekondernemingen verwaarloosbaar klein is.

 

Voor alle duidelijkheid: het is de FOD Economie die hiervoor bevoegd is, maar dat wist u misschien ook wel.

 

16.03  Johan Klaps (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb vandaag inderdaad geen enkele aanwijzing dat er in België een probleem zou zijn. De situatie moet echter blijvend gemonitord worden, zodat wij geen mededingingscatastrofe krijgen, zoals onlangs in de distributiesector aan het licht is gekomen na zovele jaren. Als wij de zaak van nabij blijven volgen, komt dat zeker in orde.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Vraag van de heer Johan Klaps aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "het overleg met betrekking tot de tariferingsbureaus" (nr. 5332)

17 Question de M. Johan Klaps au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "la concertation relative aux bureaux de tarification" (n° 5332)

 

17.01  Johan Klaps (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dit is wellicht mijn verstandigste vraag van vandaag, want u hebt ze mij zelf gesuggereerd! Ik voelde mij dan ook moreel verplicht om deze vraag in te dienen.

 

Enkele weken geleden ondervroeg ik u over de werking en de mogelijke hervorming van de tariferingsbureaus. U antwoordde mij dat u aan het bekijken was hoe het tariferingsbureau Auto geoptimaliseerd kan worden en dat u een onderhoud had gepland met de voorzitters van het tariferingsbureau Auto en het tariferingsbureau Natuurrampen.

 

De logische vraag luidt dan ook wat er daar besproken werd. Welke zijn de werkpunten en welke de concrete maatregelen?

 

De voorzitter: Mijnheer Klaps, bedankt voor uw verstandigste vraag.

 

Mijnheer de minister, wat is uw verstandigst antwoord?

 

17.02 Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, ik hoop dat er na dit antwoord geen vraag meer wordt gesteld over deze materie, maar dat zullen wij nog moeten afwachten.

 

Mijnheer Klaps, ik kan u bevestigen dat mijn kabinet een onderhoud heeft gehad met de voorzitter van zowel het tariferingsbureau Auto als het tariferingsbureau Natuurrampen. Het gaat trouwens om dezelfde persoon, wat het dus gemakkelijker maakt.

 

Zoals u weet, bezorgt het tariferingsbureau Auto aan de kandidaat-verzekeringnemer een tarifering inzake de aansprakelijkheidsverzekering auto die, wanneer hij ermee instemt, kan leiden tot het sluiten van een verzekeringsovereenkomst bij een van de daartoe aangestelde verzekeraars. Het tariferingsbureau Natuurrampen stelt een tarief op voor de verzekering tegen overstromingen, van eenvoudige risico’s die in het risicogebied of de risicozone gelegen zijn.

 

In mijn vorig antwoord had ik al meegegeven dat de rol van het tariferingsbureau Natuurrampen vermindert, aangezien een grote meerderheid een verzekering kan verkrijgen op de reguliere markt. Het onderhoud sloeg dan ook voornamelijk op het tariferingsbureau Auto.

 

Tijdens dat overleg werden onder meer diverse statistieken van naderbij besproken. Daaruit bleek dat 17 % van de ingediende dossiers handelde over een persoon jonger dan 25 jaar. Van die categorie had maar liefst 89 % reeds een ongeval gehad in het verleden. Van 20 % van die jongeren was het rijbewijs al eens ingetrokken. Die jongeren konden, dankzij het tariferingsbureau Auto, toch een verzekering krijgen, die hen op de reguliere markt niet meer werd aangeboden.

 

Voor de jongeren die van de schoolbanken komen, is het tariferingsbureau niet meteen een oplossing, vermits dit is bedoeld voor bestuurders die reeds driemaal door een private verzekeraar werden geweigerd. Aangezien deze jongeren nog geen schadegevallen hebben gehad en evenmin hun rijbewijs al werd ingetrokken, zullen zij normaliter voor een auto met een normaal vermogen niet worden geweigerd op de private verzekeringsmarkt.

 

Wij zullen in de loop van de volgende weken nog andere stakeholders ontmoeten, waarna wij in dit dossier de nodige besluiten kunnen nemen over de werking van beide tariferingsbureaus. Wij zullen dan de nodige stappen zetten om de transparantie van het opvolgingsbureau te verbeteren.

 

Met deze laatste zin heb ik misschien een nieuwe vraag uitgelokt en dat is dan mijn schuld. Het is wel belangrijk, en ik apprecieer het dat u deze materie van nabij volgt. Ik gaf u mee wat dit onderhoud heeft opgeleverd en wat de volgende stappen in dit dossier zullen zijn.

 

17.03  Johan Klaps (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor deze stand van zaken. Ik begrijp dat het dossier nog niet is afgerond en wij zullen het daar zeker nog over hebben.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

18 Vraag van mevrouw Renate Hufkens aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "het koninklijk besluit van 12 april 1955 betreffende de handel in mayonaise en soortgelijke producten" (nr. 5448)

18 Question de Mme Renate Hufkens au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "l'arrêté royal du 12 avril 1955 relatif au commerce de la mayonnaise et des produits similaires" (n° 5448)

 

18.01  Renate Hufkens (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb een paar maanden geleden al een soortgelijke vraag gesteld over vlees. Vandaag gaat het om mayonaise, maar ik ben niet van plan de hele barbecuerayon af te gaan.

 

De samenstelling van mayonaise is vastgelegd in het koninklijk besluit van 1955. Het is niet gemakkelijk om mayonaise te maken. Ze moet ten minste 80 % vetstof en 7,5 % eigeel bevatten alvorens ze op de markt mag worden gebracht als mayonaise.

 

Andere landen binnen de Europese Unie hanteren echter andere percentages die gebaseerd zijn op de EU Code of Practice for Mayonnaise uit 1991. Mayonaises geproduceerd in deze landen moeten maar ten minste 70 % vetstof en 5 % eigeel bevatten.

 

Dat betekent dat, conform het vrij verkeer van goederen, deze landen mayonaise op onze Belgische markt kunnen brengen met andere standaarden, wat oneerlijke concurrentie is ten opzichte van onze eigen mayonaiseproducenten.

 

De sector is al een tijdje vragende partij voor een aanpassing van dit koninklijk besluit. Volgens hen is het slechts in die zin dat zij kunnen innoveren en concurreren met de andere Europese producenten.

 

De vraag van de sector botst echter op de houding van de Raad voor het Verbruik, die al meermaals een negatief advies gaf ten aanzien van de aanpassing van het koninklijk besluit.

 

Mijnheer de minister, ik wil u graag de volgende vragen stellen. Ten eerste, bent u op de hoogte van de vraag van de sector om het koninklijk besluit van 1955 te herzien? Wat is uw visie hierop? Wat is de mening van de Raad voor het Verbruik daaromtrent?

 

Ten tweede, hebt u al overleg gepleegd met de administratie en met de FOD Volksgezondheid met betrekking tot die herziening? Indien ja, wat was de uitkomst van die gesprekken? Indien nee, zal er een gesprek plaatsvinden?

 

18.02 Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, niets in dit leven is mij vreemd. Ook van dit niet-onbelangrijke dossier en van de vraag van de sector om het koninklijk besluit van 1955 aan te passen, ben ik op de hoogte.

 

Mevrouw Hufkens, tot voor kort was er evenwel een verschil van mening tussen de sector en vertegenwoordigers van de consumenten omtrent de percentages van vetstof en eigeel die mayonaise moet bevatten.

 

De betrokken partijen worden rond de tafel gebracht om een definitief voorstel tot aanpassing van het koninklijk besluit uit te werken. Wij zullen hopelijk, na een jarenlange discussie over de mayonaise, toch een aanpassing van het KB kunnen uitwerken…

 

De voorzitter: Een boeiende discussie!

 

18.03 Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, u weet niet hoe boeiend mijn dagtaak is!

 

Wij zullen trachten zo snel mogelijk tot een vergelijk te komen, omdat ik heb begrepen dat de vertegenwoordigers van de consumenten tot enige inzichten kunnen worden gebracht om dat KB van 1955 aan te passen.

 

Het is de standaardprocedure dat bij de aanpassing van de regelgeving met betrekking tot de samenstelling van levensmiddelen wordt overlegd met de FOD Volksgezondheid. Het is evident dat de FOD Volksgezondheid zal worden betrokken bij de komende besprekingen over de aanpassing van het besluit. Ik hoop dat hij nu niet een groot probleem zal vormen, wanneer we de anderen hebben overtuigd om mee te werken aan de aanpassing van het KB. Op die manier zal in de toekomst, wanneer u mayonaise vraagt, mijnheer de voorzitter, het aandeel van de vetstof misschien minder hoog zijn, wat uw gezondheid ten goede kan komen.

 

18.04  Renate Hufkens (N-VA): Ik heb zelden zo ironisch horen vertellen over mayonaise. Maar goed, ik denk dat het een belangrijke kwestie is. Het gaat om een belangrijk product en het is belangrijk voor onze producenten dat er geen oneerlijke concurrentie bestaat. Ik ben dus blij dat er eindelijk een vergelijk komt en dat u het initiatief neemt om dat KB aan te passen. Dat is zeker een goede zaak.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

19 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Ann Vanheste aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de verzekering voor mantelzorgers" (nr. 5458)

- mevrouw Griet Smaers aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de verzekering voor mantelzorgers" (nr. 5470)

19 Questions jointes de

- Mme Ann Vanheste au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "l'assurance pour l'aidant proche" (n° 5458)

- Mme Griet Smaers au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "l'assurance pour aidants proches" (n° 5470)

 

19.01  Ann Vanheste (sp.a): Mijnheer de minister, op de Dag van de Mantelzorgers kondigde u aan dat er een verzekering voor mantelzorgers komt. Waar tot nu toe bij ongevallen met lichamelijke of stoffelijke schade gehoopt moest worden dat de familiale verzekering ze zou vergoeden, zou er nu een volwaardige verzekering komen. Wie ingeschreven is bij een officiële mantelzorginstelling zou daarvan gebruik kunnen maken.

 

Dit lijkt mij geen overbodige luxe. Mantelzorgers zijn vrijwilligers die uitstekend werk doen. Zij maken een groot verschil in onze samenleving en in onze manier van omgaan met zorgbehoevenden. Wij moeten er dan ook alles aan doen om ze hun werk met een gerust hart te laten doen.

 

Mijnheer de minister, ik ben voorstander van uw voorstel, maar u begrijpt waarschijnlijk wel dat ik vragen heb bij uw aankondiging.

 

Wat zal deze verzekering exact dekken? Kunt u een inschatting maken van de kostprijs van deze verzekering? Wanneer zou zij operationeel zijn? Komt er één verzekering voor alle mantelzorgers, of zijn er gradaties naargelang van het soort werk dat zij doen? Hoe zult u deze maatregel tot bij de mantelzorgers brengen?

 

19.02  Griet Smaers (CD&V): Mijnheer de minister, collega Vanheste heeft het thema al uiteengezet. Onze fractie is uiteraard verheugd met het voorstel dat u gelanceerd hebt omdat onze partij de mantelzorgers hoog in het vaandel draagt. Wij willen ze op alle vlakken ondersteunen. Wij zijn dus blij dat u het voorstel gelanceerd hebt een mantelzorgverzekering aan te bieden door de verzekeringsmaatschappijen.

 

Mijnheer de minister, ook ik heb een aantal vragen over de concretisering van deze verzekering.

 

Ten eerste, kunt u meer informatie geven over de mantelzorgverzekering? Wie zal ze kunnen aanbieden? Met andere woorden, waar kunnen mantelzorgers terecht wanneer zij deze verzekering willen?

 

Ten tweede, zijn er voorwaarden verbonden aan deze verzekering?

 

Ten derde, welke risico’s zal de speciale verzekering voor mantelzorgers dekken?

 

Ten vierde, wat zal de kostprijs van deze verzekering ongeveer zijn?

 

Ten vijfde en tot slot, wanneer zal deze verzekering kunnen worden aangeboden?

 

19.03 Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, u weet dat er vanuit het veld een grote vraag is om zich tegen bepaalde risico’s te kunnen laten verzekeren, zowel voor lichamelijke ongevallen als voor de burgerlijke aansprakelijkheid. Via de private markt bleek het echter zeer moeilijk om een verzekering op maat te vinden die ook nog betaalbaar is. De risico’s zijn immers moeilijk in te schatten en de noden zijn zeer specifiek voor deze welbepaalde sector.

 

Daarom hebben wij met de organisaties actief in de mantelzorg en de verzekeringsmaatschappijen samen gezeten om hier een oplossing voor te vinden. Tot nu toe zijn drie verzekeraars bereid om mee te werken, met name KBC, Belfius Insurance en Ethias Verzekeringen. Informatie omtrent de verzekeringen kan bij hen of bij de erkende mantelorganisaties worden verkregen. Verwacht wordt dat zij zeer binnenkort de verzekering effectief op de markt zullen brengen.

 

De verzekering dekt de aansprakelijkheid, de lichamelijke schade en de schade aan toestellen die in het kader van de mantelzorg worden gebruikt. Ook een rechtsbijstandsverzekering wordt in het pakket aangeboden. De voorwaarde om zich te kunnen aansluiten bij deze mantelzorgverzekering is een eenvoudige aanmelding als mantelzorger bij een van de zeven mantelorganisaties in België. De verzekering zal ook niet variëren naargelang van het werk dat men uitvoert.

 

Afhankelijk van het aantal mantelzorgers die een dergelijke polis zouden onderschrijven, kan de premie zeer laag worden gehouden. Aangezien de geëngageerde verzekeraars nog geen definitieve premieberekening hebben gedaan, kan ik natuurlijk ook nog geen tarieven meedelen. De tarieven zullen bovendien afhangen van de mate waarin een volledige of gedeeltelijke dekking wordt gevraagd.

 

Ten slotte, het aanbod van de verzekeraars zal nog vóór het zomerreces worden voorgelegd aan de mantelorganisaties, die volgende maandag worden uitgenodigd op mijn kabinet. Dan volgt waarschijnlijk een nieuwe vraag. Ik hoop vanzelfsprekend dat de betrokken mantelorganisaties zich achter de verzekering zullen scharen en eventueel zullen tussenkomen in de premies voor de geregistreerde mantelzorgers.

 

Het belangrijkste is echter dat wij na heel intensieve gesprekken minstens drie verzekeringsmaatschappijen bereid hebben gevonden om de verzekering uit te werken en op de markt te brengen. Hoe het verder praktisch zal verlopen met de mantelorganisaties, wordt verder geconcretiseerd in de komende weken, bijvoorbeeld omtrent de premies. Hopelijk zal iedereen dan kunnen instappen en tevreden zijn over het nieuwe product.

 

19.04  Ann Vanheste (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik kan u nog een tip geven. Als de prijzen gekend zijn en geweten is hoe het zal worden aangepakt, zou het goed zijn de gemeenten daarvan te verwittigen. Er zijn veel mensen die mantelzorg toepassen, maar niet verbonden zijn aan een organisatie.

 

19.05  Griet Smaers (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Een van mijn bijkomende vragen is gelijkluidend aan die van collega Vanheste. Ik heb toch goed begrepen dat men momenteel, om die dekking te verkijgen, enkel als mantelzorger kan instappen via een erkende mantelzorgorganisatie? Er zijn bijvoorbeeld mantelzorgers die enkel via de OCMW’s gekend zijn. De OCMW’s geven vaak ook een premie aan mantelzorgers die niet bij een erkende organisatie zijn aangesloten. Kunnen zij daar al dan niet ook een beroep op doen? In het huidige antwoord hoor ik van niet. Misschien kan nog wel worden bekeken of er enige optie is, misschien via de VVSG. Deze optie kan volgens mij wel worden meegenomen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

20 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Ann Vanheste aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de stijging van de prijzen voor hospitalisatieverzekering" (nr. 5459)

- mevrouw Leen Dierick aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de medische index" (nr. 5623)

20 Questions jointes de

- Mme Ann Vanheste au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "l'augmentation des prix de l'assurance hospitalisation" (n° 5459)

- Mme Leen Dierick au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "l'indice médical" (n° 5623)

 

20.01  Ann Vanheste (sp.a): Mijnheer de minister, via De Tijd hebben wij vernomen dat u van plan bent de kosten voor een hospitalisatiepremie te laten stijgen door de invoering van een nieuwe medische index. In tijden van indexsprongen voor consumenten en allerhande prijsstijgingen vind ik dat onbegrijpelijk. De hospitalisatieverzekering is nu gekoppeld aan de index, tenzij een verzekeraar een uitzondering vraagt aan de Nationale Bank van België, zoals DKV begin dit jaar deed. Hun premies stegen toen in een klap met 5,73 %. Schrikken is dat voor de consumenten. U weet ook dat mensen in grote armoede de kosten van verzekeringen uitstellen. De deur nu openen naar zo’n verhoging zal weer veel mensen doen afzien van het afsluiten van een hospitalisatieverzekering. Er zijn overigens nog veel andere mogelijkheden om de kosten van de ziekenzorg te drukken dan het verhogen van deze premies, bijvoorbeeld door het aanpakken van de erelonen, door ongeoorloofd aangerekende supplementen en onderzoeken te bannen, door het aanmoedigen van een behandeling in een tweepersoonskamer enzovoort.

 

Mijnheer de minister, u hebt duidelijk kleur bekend en de kant van de verzekeraars gekozen. Graag kreeg ik een motivering waarom u deze beslissing hebt genomen.

 

Ik heb dus enkele vragen voor u. Met hoeveel procent zou volgens u de premie mogen stijgen? Op basis van welke gegevens bepaalt u dit percentage?

 

Inzake de uitzonderingen aangevraagd bij de Nationale Bank, had ik graag geweten hoeveel maatschappijen de laatste drie jaar een uitzondering aan de Nationale Bank van België hebben gevraagd? Om welke reden? Hoeveel van die aanvragen werden er goedgekeurd en hoeveel werden er geweigerd?

 

Met welke factoren houdt de Nationale Bank rekening wanneer ze een uitzondering behandelt? Wordt er ook gekeken naar de kosten eigen aan de maatschappij? Als die niet onder controle worden gehouden, kan men toch niet verwachten dat de consument hiervoor opdraait.

 

Bent u voorstander van een medische index zoals Assuralia voorstelt? Zo ja, hoe ziet u dat evolueren? Hoe is de medische index de voorbije jaren geëvolueerd?

 

Hoe zal u garanderen dat de verzekeringspremies betaalbaar blijven? Hebt u een overzicht van de verhouding tussen de uitgekeerde medische kosten en de geïnde premie-inkomsten van de sector in de voorbije drie jaar? Hoeveel bedraagt de winst? Hoeveel bedragen de administratiekosten? Wat is de evolutie van de vergrijzingsreserve?

 

De voorzitter: Mevrouw Dierick had een soortgelijke vraag. Ze is niet aanwezig; bijgevolg vervalt haar vraag nr. 5623.

 

20.02 Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Vanheste, ik kies geen kant, ik probeer dossiers op te lossen.

 

Na overleg met de sector werd een ontwerp van KB opgemaakt. Hiermee moeten grote tariefaanpassingen vermeden worden door de stijging meer geleidelijk te laten verlopen. Er zijn nu verschillende systemen. Sommige personen krijgen verhogingen toegewezen. Het is om het systeem duurzamer, transparanter en geleidelijker te laten verlopen dat we dit ter harte hebben genomen. Bovendien voorziet het KB in een bovengrens om al te sterke stijgingen te kunnen vermijden en de hospitalisatieverzekering betaalbaar te houden.

 

Het ontwerp van KB wordt momenteel onderzocht door de Commissie voor Verzekeringen. Op basis van dit advies wordt nagegaan of er nog aanpassingen nodig zijn. Het is de bedoeling dit KB op 1 januari 2016 in werking te laten treden.

 

Tussen 2013 en 2015 werden bij de Nationale Bank negen aanvragen tot tariefverhoging ingediend, afkomstig van zes verschillende verzekeringsmaatschappijen. Deze aanvragen zijn voornamelijk het gevolg van de afschaffing van de medische index. Van de negen aanvragen werden er reeds vijf goedgekeurd. De overige vier dossiers zijn momenteel nog in behandeling. De Nationale Bank benadert de dossiers vanuit een prudentiële invalshoek. Dit betekent dat gekeken wordt naar de rentabiliteit van de producten en dat een beslissing wordt genomen op basis van de elementen die deze rentabiliteit genereren.

 

De evolutie van de medische index kunt u onder andere op de website van de FOD Economie raadplegen.

 

Momenteel beschik ik niet over een overzicht van de verhouding tussen de uitgekeerde medische kosten en de geïnde premie-inkomsten van de sector van de voorbije drie jaar. De basiscijfers van het laatste boekjaar worden momenteel opgevraagd door de verschillende bevoegde instanties in het kader van de lopende rapporteringsverplichtingen van de verzekeringsondernemingen en de maatschappijen van onderlinge bijstand.

 

Ik hoop dat het advies van de Commissie voor Verzekeringen ons tegen september bereikt. Alle maatschappelijke geledingen van enige omvang in deze materie zetelen daar immers in. Ik stel voor dat wij dat advies afwachten en dat op basis daarvan een koninklijk besluit wordt uitgevaardigd.

 

De bedoeling is zeer duidelijk. Als de Nationale Bank haar goedkeuring geeft, dan ontstaan er schokken in dat dossier en dat willen wij voorkomen, want wij zullen met dat advies in de hand in het najaar een koninklijk besluit opstellen.

 

20.03  Ann Vanheste (sp.a): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Als het gaat over hospitalisatieverzekeringen, houd ik er sowieso heel andere ideeën op na. Ik zal dat dossier echter op de voet volgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

21 Vraag van de heer Johan Klaps aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de risico's met betrekking tot de portefeuille beheerd door de verzekeraars" (nr. 5594)

21 Question de M. Johan Klaps au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "les risques liés au portefeuille géré par les assureurs" (n° 5594)

 

21.01  Johan Klaps (N-VA): Mijnheer de minister, mijn vraag is helaas zeer actueel. Als onderdeel van haar opdracht om bij te dragen tot de financiële stabiliteit van het land, werd de Nationale Bank door de wet van 25 april 2014 aangewezen als macroprudentiële autoriteit. In die hoedanigheid publiceerde zij onlangs haar eerste verslag. Daaruit bleek dat, als gevolg van de lage rente, verzekeraars steeds meer risicovolle staatsobligaties aankopen. Gemiddeld bestaat 11 % van de portefeuilles van de verzekeraars uit overheidspapieren met een lage BBB-rating.

 

Meer verontrustend is dat in 2014 maar liefst een derde van de aangekochte staatspapieren slechts die BBB-rating had. Verzekeraars, en dan voornamelijk levensverzekeraars, nemen dus meer risico's om tegemoet te komen aan de druk van de lage rente. De Nationale Bank waarschuwt de verzekeraars dan ook om reservepotjes aan te leggen en niet alle winst uit te betalen aan de aandeelhouders. Het is belangrijk dat wij de verzekeraars niet laten verglijden in een meer speculatieve wereld.

 

Mijnheer de minister, vindt u dat er een limiet zou moeten staan op zowel het aantal speculatieve staatsobligaties als het aantal staatsobligaties van mindere kwaliteit dat verzekeraars in hun portefeuille mogen hebben? Zo ja, wat zou die limiet moeten zijn? Hebben de verzekeraars nog Grieks staatspapier in hun portefeuille? Zo ja, hoeveel? Komen de gegarandeerde prestaties van verzekeraars in gevaar bij een default van Griekenland?

 

21.02 Minister Kris Peeters: Mijnheer Klaps, vooreerst wens ik erop te wijzen dat verzekeringsondernemingen, zowel Belgische als andere, een belangrijke portefeuille staatsobligaties aanhouden, omdat dat type van beleggingen minder risico’s inhoudt en een betere matching toelaat met hun verplichtingen. Aangezien in het verleden meer activa werden aangekocht met hoge rendementen die nu vervallen en bijgevolg herbelegd moeten worden aan lagere rendementen, wordt de uitdaging voor de levensverzekeraars groter om hun rentabiliteit op peil te houden. Die uitdaging zal nog groter worden wanneer de Solvency II-richtlijn, die zwaardere solvabiliteitsvereisten oplegt, op 1 januari 2016 in werking zal treden.

 

Volgens de Nationale Bank is er slechts sprake van een beperkte afname van de kwaliteit van de activa ter dekking van de verplichtingen. Die verslechtering is voor een deel het gevolg van een recente verlaging van de ratings door ratingbureaus. De toezichthouder volgt die evolutie op de voet. De huidige marktomstandigheden zetten sommige verzekeringsondernemingen er dan ook toe aan op zoek te gaan naar rendementen die wat hoger zijn dan wat nu met obligaties van de Belgische schatkist haalbaar is.

 

Volgens de Nationale Bank gaat dit zoeken naar rendement gepaard met enige diversificatie van de portefeuilles die sterk geconcentreerd zijn op België. In haar hoedanigheid van toezichthouder en van macroprudentiële autoriteit analyseert de Nationale Bank regelmatig de veranderingen in de beleggingsportefeuilles en gaat ze na in welke mate deze wijzigingen een bedreiging vormen voor de financiële toestand van de individuele instellingen en in een bredere context voor de financiële stabiliteit.

 

Toch moeten de gevolgen van de sovereign debt crisis ons tot een zekere voorzichtigheid aanmanen. In die geest heeft de Nationale Bank mij meegedeeld dat ze in het kader van de invoering van Solvency II, regels die begin volgend jaar van kracht worden, onderzoekt of maatregelen kunnen worden overwogen om beter rekening te houden met het risicoprofiel van sommige beleggingen in het licht van het niveau van eigen middelen waarover de verzekeringsondernemingen beschikken.

 

Wat de effecten van de Griekse staat betreft, hebben de verzekeringsondernemingen sinds 2010 hun blootstelling sterk afgebouwd, zodat ze momenteel zeer marginaal geworden zijn. Daardoor zou een failliet van Griekenland niet van die aard zijn dat ze de financiële toestand van die ondernemingen kan bedreigen en komen de gegarandeerde prestaties van de verzekeraars niet in gevaar.

 

21.03  Johan Klaps (N-VA): Het is een cruciale taak om dat in de gaten te houden. Ik ben blij om te horen dat het Griekse gevaar alvast geweken is. Het is ook logisch dat de verzekeringsmaatschappijen diversifiëren. Met Belgische staatsbons geraken ze niet ver meer. Los daarvan zou een diversificatie ook dan nog nuttig zijn, maar dat is een ander probleem. We moeten natuurlijk opletten dat het risico binnen de perken blijft. Minder kredietwaardige debiteuren mag men maar voor een klein stuk in de portefeuille nemen om grote ongelukken te vermijden.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

22 Question de M. Michel de Lamotte au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "le Conseil de la Propriété intellectuelle" (n° 5652)

22 Vraag van de heer Michel de Lamotte aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de Raad voor de Intellectuele Eigendom" (nr. 5652)

 

22.01  Michel de Lamotte (cdH): Monsieur le ministre, le Conseil de la Propriété intellectuelle n'a plus de membres nommés depuis le 1er janvier 2014. Ils sont en effet nommés pour quatre ans renouvelables, selon l'article 4 de l'arrêté royal du 5 juillet 2004 portant création d'un Conseil de la Propriété intellectuelle, mais aucun nouveau membre n'a été nommé en 2014, ni 2015.

 

Pour la transposition de la directive 2012/28, vous avez dû d'ailleurs faire appel aux anciens membres du Conseil, issus de la section droits d'auteur et droits voisins. Or, la Commission des licences obligatoires, prévue à l'article XI.43 du Code de droit économique, est constituée de dix membres dont deux membres désignés parmi les membres du Conseil de la Propriété intellectuelle.

 

Cette commission a pour mission d'entendre les demandeurs de licence d'exploitation d'une invention couverte par un brevet, les concilier s'il se peut et, dans le cas contraire, donner un avis motivé au ministre sur le bien-fondé de la demande. Le ministre, en fonction de cet avis, octroie la licence.

 

Il est indispensable de garantir l'efficacité de tout conseil ou commission permettant aux milieux intéressés de se faire entendre.

 

Le Conseil de la Propriété intellectuelle et la Commission des licences obligatoires peuvent-ils fonctionner efficacement et valablement sans ces nominations? Quand ces nominations auront-elles lieu? Suite aux nombreuses modifications du Code de droit économique, y a-t-il d'autres instances qui malheureusement ne sont pas encore constituées valablement depuis lors?

 

22.02  Kris Peeters, ministre: Monsieur le président, cher collègue, les membres du Conseil de la Propriété intellectuelle ont été nommés par arrêté ministériel du 16 mars 2015, paru au Moniteur belge du 27 mars 2015.

 

Le Conseil a tenu sa réunion plénière le 30 avril dernier.

 

Les membres de la Commission des licences obligatoires n'ont effectivement pas encore été nommés. Jusqu'à présent, cela n'a pas posé de problème car aucune demande de licence obligatoire n'a été soumise au gouvernement. Néanmoins, la nomination des membres de cette commission pourra être finalisée à l'automne 2015.

 

Pour répondre à votre troisième question, d'autres instances instituées par le Code du droit économique doivent encore être constituées. Il s'agit des organes suivants: le Conseil du droit d'obtenteur mentionné à l'article XI.127 du Code (renouvellement également prévu à l'automne 2015), le Comité stratégique de la Banque-Carrefour des entreprises institué par l'article III.43 du Code. Ce projet d'arrêté royal est prêt et sera soumis au Conseil des ministres du 17 juillet prochain.

 

22.03  Michel de Lamotte (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

Je prends acte du fait que des nominations sont prévues tout prochainement ou en automne. Pour le bon fonctionnement des institutions, il est préférable que les commissions et comités soient constitués et puissent travailler.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 5610 van mevrouw Dierick, de samengevoegde vragen nrs 5664 van de heer Klaps en 5713 van mevrouw Dierick, en vraag nr. 5695 van mevrouw Lalieux worden omgezet in schriftelijke vragen.

 

23 Vraag van de heer Johan Klaps aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over"de omzetting van de verordening nr. 537/2014" (nr. 5691)

23 Question de M. Johan Klaps au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "la transposition du règlement n° 537/2014" (n° 5691)

 

23.01  Johan Klaps (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik zal snel spreken. Het is eigenlijk ook een heel korte vraag die te maken heeft met het bedrijfsrevisoraat in ons land.

 

Er is een Europese verordening die moet worden omgezet, waarvoor wij, zoals steeds, beschikken over een termijn van twee jaar en dit vanaf 16 juni van vorig jaar. Wij zijn nu dus zowat halverwege.

 

Ik heb een vraag over de timing. Voorziet de minister in een timing om de omzetting te concretiseren? De verordening bevat talrijke opties die door de lidstaten kunnen worden gelicht; onder meer inzake de vorm van het publiek toezicht hebben de lidstaten enige vrijheid.

 

Ik wou u even om een stand van zaken vragen, mijnheer de minister. Hebt u al werk gemaakt van het lichten van die opties, zoals zij in de verordening zijn opgenomen? Welke richting wenst u hierbij uit te gaan en dan in het bijzonder betreffende het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren?

 

23.02 Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Klaps, naar aanleiding van de financiële crisis hebben het Europees Parlement en de Raad een hervorming uitgewerkt van de audit. Hiervoor hebben zij een richtlijn en een verordening aangenomen. De inwerkingtreding van beide teksten is bepaald op 17 juni 2016. Eind vorige maand heb ik het advies ontvangen van de Hoge Raad voor Economische Beroepen inzake de omzetting van deze richtlijn en verordening. Op basis van dit advies zullen wij een voorstel uitwerken met betrekking tot de organisatie van het publiek toezicht en de keuzes die bij de diverse opties moeten worden gemaakt. Ik zal in het najaar een wetsontwerp aan de regering voorleggen, dat nadien hier in het Parlement zal worden besproken.

 

23.03  Johan Klaps (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik wacht met redelijk wat geduld tot het najaar. Op dat moment bent u nog steeds ruim op tijd. De signalen die wij uit de sector ontvangen, gaan vooral over het lichten van de opties. Het pure omzetten is standaardwerk. Men zit met enige spanning te kijken naar het uiteindelijk resultaat, omdat het ook voor hen kort dag is om de organisatie terug op poten te zetten in de nieuwe structuur.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

24 Samengevoegde vragen van

- de heer Peter Dedecker aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "het strafbaar stellen van foto's van bezienswaardigheden op sociale media" (nr. 5523)

- de heer Peter Dedecker aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "het strafbaar stellen van foto's van bezienswaardigheden op sociale media" (nr. 5684)

24 Questions jointes de

- M. Peter Dedecker au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "la pénalisation de la publication de photos de centres d'intérêt sur les réseaux sociaux" (n° 5523)

- M. Peter Dedecker au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "l"incrimination de la publication sur les médias sociaux de photos d'œuvres ou de curiosités se trouvant dans l'espace public" (n° 5684)

 

De voorzitter: Mijnheer Dedecker, u krijgt het woord voor beide vragen over hetzelfde onderwerp.

 

24.01  Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de voorzitter, de tweede vraag vervangt de eerst ingediende vraag, dus in feite gaat het maar om één vraag.

 

Mijnheer de minister, daarnet spraken wij al over de auteursrechten en de wettelijke uitzonderingen daarop. Een van die uitzonderingen is, bijvoorbeeld, de mogelijke “verveelvoudiging of openbaarmaking van een gebouw of kunstwerk in de openbare ruimte zoals het zich aldaar bevindt”, meer bekend onder de benaming panorama­vrijheid. In de meeste landen werd die uitzondering op het auteursrecht ingevoerd, maar niet in België, noch in Frankrijk.

 

De auteur of architect van een gebouw of kunstwerk in de openbare ruimte en diens nazaten kunnen in België dus tot zeventig jaar na de dood van de auteur een vergoeding eisen voor het recht op reproductie van foto's. Wie in België als eigenaar van een bed and breakfast, bijvoorbeeld, een foto van het Atomium op zijn website zet, moet daarvoor betalen aan SABAM.

 

In het Europees Parlement wordt morgen gestemd over een voorstel van resolutie waarin die wettelijke uitzondering ter discussie gesteld wordt. Sommige doemdenkers denken dat ook toeristen die een foto van het Atomium op hun Facebookaccount zetten, daarvoor vervolgd kunnen worden als zij niet betalen, maar dat lijkt mij een beetje overdreven. Het principe blijft echter wel overeind en er bestaat een grijze zone, want er worden eigenlijk rechten overgedragen aan Facebook, een commercieel bedrijf dat commercieel gebruikmaakt van die foto’s. Het gaat telkens over gebouwen en kunstwerken in de open ruimte.

 

Mijnheer de minister, hoe evalueert u de huidige wetgeving ter zake in België? In hoeverre wordt er actief opgetreden tegen overtredingen, waarbij foto’s van gebouwen of kunstwerken waarop nog auteursrechten rusten, al dan niet commercieel gebruikt worden? Hoeveel inbreuken zijn er de afgelopen jaren vastgesteld?

 

Hoe staat u ten opzichte van het principe van freedom of panorama, de panoramavrijheid voor 3D-werken op openbare plaatsen, zoals in Spanje of Duitsland vandaag reeds ingevoerd is?

 

Welk standpunt zult u innemen op Europese fora zoals de Europese Raad bij de besprekingen van de initiatieven van de Commissie? Steunt u de harmonisatie van die wettelijke uitzonderingen op de auteurswet, ook als dat een invoering van de panoramavrijheid in België vereist, of houdt u liever vast aan de huidige Belgische regelgeving, die dergelijke uitzonderingen niet kent? Hoe staat u desgevallend tegenover de notie commercieel gebruik?

 

24.02 Minister Kris Peeters: U weet dat er een verslag is van de Commissie juridische zaken van het Europees Parlement over de tenuitvoerlegging van de richtlijn. De Europese Commissie heeft het initiatiefrecht op wijziging van het EU-recht en zal tegen einde 2015 haar copyright reform voorleggen. Het is mijn bedoeling om dat samen met de minister voor Digitale Agenda te bekijken en daaraan ook het nodige gevolg te geven.

 

Overweging 46 van het verslag stelt dat de toestemming van de rechthebbenden vereist is voor het commercieel gebruik van werken die permanent aanwezig zijn in fysieke openbare plaatsen. Deze overweging herhaalt eigenlijk reeds de huidige toestand van zaken in België, conform richtlijn 2001/29 waarmee in ons land reeds een uitzondering bestaat op het auteursrecht om een werk tentoongesteld in en voor een publieke plaats te gebruiken wanneer het doel van dit gebruik niet het werk zelf is. Deze uitzondering lijkt voldoende evenwichtig tussen de rechthebbenden en de gebruikers.

 

Onze administratie beschikt niet over cijfers met betrekking tot het optreden tegen inbreuken op auteursrechten op werken gelokaliseerd in openbare plaatsen.

 

Ik wil nog even in herinnering brengen dat een nationale uitzondering op het auteursrecht niet verder kan gaan dan wat door het EU-recht wordt toegelaten met inbegrip van de driestappentoets. Het lijkt niet evident dat het EU-recht zou toelaten dat iedereen onder alle omstandigheden werken aanwezig in toegankelijke plaatsen zonder voorafgaandelijke toestemming voor commerciële doeleinden zou kunnen gebruiken.

 

24.03  Peter Dedecker (N-VA): Dank u wel voor uw antwoord, mijnheer de minister. U verwijst expliciet naar de notie “wanneer het doel niet het werk zelf is”. Dat is een grijze zone. Wanneer een eigenaar van een bed and breakfast een foto van het Atomium op de website zet, is het de bedoeling dat hij daar het Atomium zelf op zet. Dat staat niet toevallig op die foto, het gaat om het monument.

 

Uiteraard moet er een Europese harmonisatie inzake auteursrecht mogelijk zijn en ik hoop dat die panoramavrijheid overal ingevoerd wordt. Het is toch maar al te gek dat men moet nagaan voor elk gebouw of kunstwerk of er nog rechten op rusten, telkens wanneer men er een foto van neemt? Dat is economisch onwerkbaar en hindert elk initiatief. Op het gevaar af versleten te worden voor socialist, zou ik ervoor willen pleiten om nog enige invulling te geven aan de notie “publieke ruimte”.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

25 Vraag van de heer Peter Dedecker aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "het citaatrecht" (nr. 5532)

25 Question de M. Peter Dedecker au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "le droit de citation" (n° 5532)

 

25.01  Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de voorzitter, het citaatrecht is nog zo’n uitzondering op het auteursrecht. Wie bijvoorbeeld in het kader van wetenschappelijk onderzoek wenst te citeren uit een werk, kan dat doen zonder de toestemming van de auteur en zonder dat men de auteur daarvoor moet vergoeden. Uiteraard kan men dat niet zomaar te pas en te onpas doen. Er zijn daaraan een aantal voorwaarden verbonden om misbruik te voorkomen. Zo bepaalt artikel XI.190, 6°, 7° en 8° van het Wetboek van economisch recht dat de bron met onder meer de naam van de auteur duidelijk moet worden weergegeven.

 

Over de lengte van het citaat is er niet echt duidelijkheid. Het is de bedoeling dat de citerende auteur daarvan zelf een afweging maakt. Men mag de normale exploitatie van het werk niet onmogelijk maken, conform de driestappenregel waarnaar u al verwezen hebt.

 

Vanuit academische kringen kreeg ik het bericht dat bepaalde auteurs of hun rechthebbenden het citaatrecht zeer restrictief interpreteren. Zo moet er toch een vergoeding worden betaald voor het gebruik van bijvoorbeeld het fotomateriaal in publicaties in de kunstwetenschappen. Die wetenschappelijke tak ken ik niet zo goed. Ik kom uit de exacte wetenschappen, maar u kent die misschien beter. De publicaties in de kunstwetenschappen kunnen daardoor behoorlijk duur worden. Het kan uiteraard niet de bedoeling zijn dat een dermate restrictieve interpretatie een rem zou zetten op de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek.

 

Wat is de reikwijdte van het citaatrecht ten aanzien van de publicatie van foto’s en werken van beeldende kunst, in het bijzonder in het kader van een wetenschappelijk onderzoek?

 

Kan de vermelde restrictieve interpretatie als wettelijk worden beschouwd?

 

25.02 Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, collega’s, een citaat moet voldoen aan vier vereisten.

 

Ten eerste, de omvang van het citaat moet binnen de perken blijven voor eerlijke beroepsgebruiken en het beoogde doel. Korte aanhalingen uit een werk zijn toegestaan.

 

De Belgische rechtspraak aanvaardt dat bij een zeer kort werk een integrale overname van de ganse tekst wordt gedaan. Een integrale overname van foto’s is eveneens mogelijk indien aan de andere voorwaarden is voldaan.

 

De rechtspraak aanvaardt niet dat op systematische wijze een hele reeks werken, zelfs indien zij kort zijn, in hun geheel worden gereproduceerd.

 

Ten tweede, het citaat moet geschieden met welbepaalde doeleinden, bijvoorbeeld polemiek, kritiek, onderwijs of wetenschappelijk onderzoek. Citeren voor andere doeleinden, bijvoorbeeld het publiceren voor een breed publiek van een concurrerend tijdschrift, is niet mogelijk.

 

Ten derde, de overgenomen foto moet verder ingepast worden in een eigen uiteenzetting waarin het citaat wordt becommentarieerd, bekritiseerd of minstens toegelicht door een eigen inleiding.

 

Ten vierde, de bron moet vermeld worden, alsook de naam van de geciteerde auteur, tenzij dit niet mogelijk blijkt.

 

Ten slotte, of een citaat wel of niet wettelijk is, zal steeds afhangen van de concrete feiten, die getoetst moeten worden aan de voorwaarden die ik daarnet heb overlopen, zodat hierop geen algemeen antwoord gegeven kan worden.

 

25.03  Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de minister, u zegt dat u er geen algemeen antwoord op kunt geven, maar ik vond dit een behoorlijk heldere uiteenzetting. Het kan inderdaad niet de bedoeling zijn op systematische wijze een hele reeks werken te reproduceren. In het raam van een toelichting en kritiek kan het natuurlijk wel.

 

Ik wil u suggereren de verduidelijking die u zonet gaf ook op de website van de FOD Economie te plaatsen. Ik meen dat de uitleg daar beter kan. Er staat bij de uitleg over het citaatrecht bijvoorbeeld niets vermeld over de bronvermelding. Er staat ook geen informatie over een vergoeding. Ik meen dat daar nog wat werk aan de winkel is.

 

Dit geldt trouwens in het algemeen. U zou die website het beste eens onder handen nemen. Zij is op een aantal vlakken zeer sterk verouderd. Zij verwijst bijvoorbeeld naar de oude auteurswet en niet naar het Wetboek van economisch recht, dat toch al meer dan een jaar geleden gepubliceerd is. Het merendeel daarvan is sinds januari van kracht. Het zou dus interessant zijn de website te updaten, ook inzake de jurisprudentie van het Europees Hof over een aantal uitzonderingen. Dit zou voor velen een verheldering brengen, minstens zo verhelderend als uw uitleg. Dank u wel.

 

25.04 Minister Kris Peeters: Dank u wel. Bedankt voor de suggestie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.51 uur.

La réunion publique de commission est levée à 17.51 heures.