Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt

Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique

 

van

 

Dinsdag 12 mei 2015

 

Voormiddag

 

______

 

 

du

 

Mardi 12 mai 2015

 

Matin

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 10.06 uur en voorgezeten door de heer Brecht Vermeulen.

La séance est ouverte à 10.06 heures et présidée par M. Brecht Vermeulen.

 

De voorzitter: Collega’s, goedemorgen. Wij starten met een beetje vertraging en met de leden die al aanwezig zijn.

 

Vraag nr. 2366 van mevrouw Gabriëls is omgezet in een schriftelijke vraag.

 

01 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "het verzoek van Afghanistan om geen terugwijzingen meer te doen naar dat land" (nr. 3208)

- mevrouw Monica De Coninck aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "het terugkeerbeleid naar Afghanistan" (nr. 3237)

- de heer Wouter De Vriendt aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "het moratorium op de repatriëringen naar Afghanistan" (nr. 3565)

01 Questions jointes de

- Mme Nahima Lanjri au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "la demande de l'Afghanistan de ne plus renvoyer les ressortissants afghans vers leur pays" (n° 3208)

- Mme Monica De Coninck au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "la politique de retour vers l'Afghanistan" (n° 3237)

- M. Wouter De Vriendt au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "le moratoire sur les rapatriements vers l'Afghanistan" (n° 3565)

 

01.01  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, de nieuwe Afghaanse minister voor Vluchtelingen en Terugkeer zou in een brief aan verschillende Europese landen een oproep hebben gedaan om de uitwijzingen naar Afghanistan stop te zetten. Volgens de minister zou de situatie in het land de jongste tijd aanzienlijk verslechterd zijn. Minstens 80 % van Afghanistan zou onveilig zijn. De ambassadeur in Londen zou dit bericht bevestigd hebben.

 

Mijn vraag is of ons land ook zo’n verzoek heeft ontvangen van de Afghaanse autoriteiten, of eventueel via Europa?

 

Wat is de houding van ons land ten opzichte van dat verzoek? Hoe verloopt de huidige terugleiding naar Afghanistan in de praktijk? Beoordeelt het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen de aanvragen uit Afghanistan anders in het licht van de verslechterde veiligheidssituatie in het land, of gebeurt dit bij de beoordeling van een terugkeer?

 

Wat is het erkenningpercentage van de aanvragen? Hebben er onlangs uitzettingen naar Afghanistan plaatsgevonden? Kunt u de cijfers geven voor 2013, 2014 en de eerste maanden van 2015? Wat verwacht u de komende maanden? Welk beleid voeren het commissariaat-generaal, uzelf en de regering ter zake?

 

01.02  Monica De Coninck (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, ik ben een voorstander van efficiëntie, dus ik zal de vragen die mevrouw Lanjri gesteld heeft niet herhalen. Ik had ongeveer dezelfde vragen geformuleerd.

 

Ik wil wel graag een bijkomende vraag stellen.

 

Wat is de stand van zaken van het memorandum of understanding, het terugnameakkoord tussen België en Afghanistan? Zijn er nog steeds duidelijke afspraken over uitwijzingen? Hoeveel Afghanen werden effectief uitgewezen het afgelopen jaar?

 

01.03 Staatssecretaris Theo Francken: Mijnheer de voorzitter, collega’s, België heeft geen verzoek van de Afghaanse autoriteiten ontvangen. Wij hebben ook geen brief ontvangen.

 

Elk individueel dossier wordt grondig geanalyseerd. Indien er geen elementen zijn die de terugkeer in de weg staan, wordt de betrokkene naar Afghanistan gerepatrieerd. Elke gerepatrieerde Afghaan kan zich vrijwillig aanbieden bij een lokale partner en steun krijgen om te voorzien in de eerste levensbehoeften.

 

In 2013 zijn er 46 Afghanen gerepatrieerd, in 2014 13, en in januari en februari van 2015 slechts drie.

 

In verband met het MOU, kan ik u meedelen dat, aangezien er in 2014 presidentiële verkiezingen waren in Afghanistan, er een nieuwe regering moest worden gevormd. De nieuwe minister voor Vluchtelingen en Repatriëring is sinds januari 2015 bekend. Sindsdien zijn er geen nieuwe ontwikkelingen te melden wat het afsluiten van een MOU of een akkoord met Afghanistan betreft. België respecteert de mondelinge afspraken die in het verleden met de bevoegde Afghaanse autoriteiten gemaakt zijn. Dit verloopt zeker niet slecht.

 

Collega’s, ik wil ook het volgende meedelen.

 

Het CGVS beschouwt de situatie in Afghanistan al langer als bijzonder problematisch. Dit blijkt ook uit het relatief hoge beschermingpercentage. Het beleid van het CGVS inzake Afghanistan kent de volgende krachtlijnen.

 

Ten eerste, onafhankelijk van de regio van herkomst wordt de status van vluchteling toegekend, rekeninghoudend met de individuele situatie of het profiel van de asielzoeker. Dit geldt ook voor personen die bijvoorbeeld uit Kaboel afkomstig zijn.

 

Ten tweede, indien er geen reden is tot toekenning van de status van vluchteling wordt nagegaan of er reden is om de status van subsidiair beschermde toe te kennen met het oog op de algemene veiligheidssituatie. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt naargelang van de regio van herkomst van de asielzoeker. De situatie in Afghanistan blijkt immers sterk te verschillen van regio tot regio.

 

Ten derde, er blijkt geen reden te zijn om elke Afghaan enkel wegens zijn herkomst de beschermingstatus te bieden. Dit bleek ook reeds uit de guidelines van UNHCR inzake Afghanistan.

 

Ten vierde en tenslotte, het is onjuist te stellen dat het CGVS bepaalde regio’s als veilig zou beschouwen. Ook voor personen uit bijvoorbeeld Kaboel wordt de beschermingstatus toegekend. In dat geval wordt rekening gehouden met de individuele situatie en het profiel van de asielzoeker.

 

Het CGVS volgt de situatie in Afghanistan voortdurend op. Recent werd de situatie opnieuw geëvalueerd. Toen bleken er geen redenen te zijn om het hierboven beschreven beleid noemenswaardig te wijzigen.

 

Er zijn ook vragen gesteld over het aantal toekenningen. Ik zal u de gevraagde statistieken verstrekken, al bepaalt artikel 122 van het Kamerreglement dat u hiervoor eigenlijk een schriftelijke vraag moet indienen. Het aantal asielaanvragen, inclusief meervoudige, bedroeg in 2014 1 907 en in januari en februari van 2015 266. Het aantal meervoudige asielaanvragen bedroeg respectievelijk 1 259 en 88. Er zijn dus zeer veel meervoudige asielaanvragen.

 

Dan geef ik het aantal erkenningen verleend door het CGVS in 2014 en 2015. Voor 2014, vluchtelingenstatus: 512 beslissingen; subsidiaire bescherming: 438 beslissingen; totaal: 950 positieve beslissingen. Tijdens de eerste twee maanden van 2015, vluchtelingenstatus: 58 beslissingen; subsidiaire bescherming: 56 beslissingen; totaal: 114 positieve beslissingen.

 

Ik heb nog meer cijfers, ik weet niet of u daaraan veel hebt, maar ik geef u met plezier nog het erkenningpercentage, mevrouw Lanjri. Het percentage van erkenningen in vergelijking met beslissingen ten gronde, dus exclusief de meervoudige asielaanvragen, bedroeg 75,7 % in 2014 en bedraagt 86,3 % in 2015; een stijging met 10 % dus.

 

Met de cijfers van erkenningen inclusief weigering van inoverwegingneming voor meervoudige aanvragen, moet men oppassen, wij gebruiken liefst het eerste percentage, want als men de meervoudige meetelt, heeft men steeds wat vervuiling in de cijfers. In elk geval, deze percentages bedragen 57,3 % in 2014 en 60,9 % in de eerste twee maanden van 2015. Het commissariaat-generaal communiceert bijna steeds alleen die eerste cijfers omdat dit ook de cijfers zijn die internationaal worden meegegeven.

 

Dan geef ik de cijfers voor vrijwillige terugkeer door IOM. In 2014 zijn 21 mensen vrijwillig teruggekeerd en in de eerste twee maanden van 2015 vier mensen.

 

Het beleid ten aanzien van Afghanistan is hetzelfde gebleven, het wordt individueel bekeken en er zijn geen veilige zones. Elk dossier wordt individueel bekeken door het onafhankelijke commissariaat-generaal.

 

01.04  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, wij hebben inderdaad lang geleden de beslissing genomen om een onafhankelijk orgaan deze beslissingen te laten nemen, dat is een goede zaak. Het feit dat door de Afghaanse minister voor Vluchtelingen werd opgeroepen om geen mensen uit te wijzen naar Afghanistan, wijst op een probleem. Misschien is dat echter minder of zelfs niet van toepassing op ons land als ik de cijfers bekijk. Ik merk een hoog erkenningpercentage en ik merk dat dit geval per geval wordt bekeken. Misschien was het probleem dat in andere Europese landen het uitwijzingspercentage veel hoger was. Ik weet niet of u vergelijkingen hebt tussen ons land en andere landen?

 

01.05 Staatssecretaris Theo Francken: In vergelijking met Noorwegen is ons aantal heel laag. U hebt mij daar niet naar gevraagd en dus heb ik het niet bij, maar u kunt dat online vinden.

 

01.06  Nahima Lanjri (CD&V): Ik stel vast dat er een algemene oproep is gebeurd aan de Europese landen.

 

01.07 Staatssecretaris Theo Francken: Wij hebben geen brief ontvangen.

 

01.08  Nahima Lanjri (CD&V): Wellicht is dat zo omdat het aantal uitwijzingen gedaald is in 2014 ten opzichte van 2013. Voor 2015 moeten wij natuurlijk nog afwachten.

 

Ik hoop ook dat het commissariaat-generaal met de nodige zorgvuldigheid de aanvragen blijft onderzoeken, eerst in het raam van asiel of subsidiaire bescherming, en dat men heel voorzichtig zal omspringen met het terugwijzen naar bepaalde regio’s wanneer men geen van beide zou krijgen.

 

01.09  Monica De Coninck (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, vooreerst vind ik het raar dat een nieuw verkozen minister van een bepaald land brieven stuurt naar Europese landen met de vraag om naar hier gevluchte Afghanen alstublieft niet terug te sturen. Ik zal waarschijnlijk de enige zijn die dat raar vindt.

 

Ten tweede, hij stuurt die brieven naar bepaalde landen en naar andere landen niet. Ik zou graag weten wat daarachter zit en of daarover overleg plaatsvindt op Europees niveau. U maakt een opmerking over Noorwegen. Nederland heeft blijkbaar ook zo’n brief gekregen. Bij mij roept zoiets meer vragen op dan het antwoorden verschaft.

 

01.10 Staatssecretaris Theo Francken: Ik had het zo nog niet bekeken, maar ik geef u gelijk.

 

01.11  Monica De Coninck (sp.a): Misschien moeten wij dat eens uitzoeken.

 

Kunnen zij dan, als nieuwe ministers, de veiligheid in hun land niet garanderen? Ik vind het interessant om daarover een discussie aan te gaan.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Questions jointes de

- Mme Julie Fernandez Fernandez au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "les demandes d'asile liées à la protection contre l'excision" (n° 2759)

- Mme Sarah Smeyers au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "les demandes d'asile liées à la protection contre les mutilations génitales féminines" (n° 3178)

02 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Julie Fernandez Fernandez aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de asielaanvragen om reden van bescherming tegen besnijdenis" (nr. 2759)

- mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de asielaanvragen om redenen van genitale verminking" (nr. 3178)

 

De voorzitter: Mevrouw Smeyers is voorlopig niet aanwezig. Hopelijk komt ze nog.

 

Je passe la parole à Mme Fernandez.

 

02.01  Julie Fernandez Fernandez (PS): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, comme vous le savez et malgré les conventions internationales qui interdisent ces pratiques, les mutilations génitales féminines (MGF) demeurent très répandues, principalement dans certains pays d'Afrique. On estime que le nombre de femmes excisées dans le monde s'élève à 130 millions.

 

Depuis 2006, les demandes d'asile pour cause d'excision semblent en constante augmentation. Le Commissariat général aux réfugiés et aux apatrides (CGRA) estime d'ailleurs que, si l'on ne s'en tient qu'aux motifs liés au genre, les mutilations génitales féminines occupent la troisième place après l'orientation sexuelle et le mariage forcé en termes de demandes d'asile. En 2014, le CGRA aurait traité 701 dossiers concernant ces mutilations contre 554 en 2013. Parmi les dossiers traités en 2014, cet organisme a indiqué que 518 décisions au fond avaient été prises et que 355 cas avaient bénéficié de la reconnaissance du statut de réfugié, soit 68,5 %. Les principaux pays d'origine de ces femmes sont la Guinée, Djibouti ou encore la Somalie.

 

Monsieur le secrétaire d'État, confirmez-vous ces chiffres? Des conditions particulières sont-elles prévues pour l'accueil et l'accompagnement de ces demandeuses? Un suivi psycho-médico-social est-il prévu en cas de constatation ou de suspicion de MGF? Un relais vers des services spécialisés est-il prévu? Les différents intervenants dans les procédures d'asile basées sur ce motif des MGF bénéficient-ils de programmes de formation et de sensibilisation spécifiques? Enfin, une prévention efficace des MGF auprès des primo-arrivants est-elle prévue, notamment en ce qui concerne l'interdiction de ces pratiques dans la législation belge?

 

02.02  Theo Francken, secrétaire d'État: Monsieur le président, madame Fernandez Fernandez, vous posez une très bonne question, car elle aborde un sujet délicat et très grave.

 

J'ai l'honneur de vous communiquer les informations suivantes.

 

Le CGRA m'a transmis plusieurs statistiques. Pour ce qui concerne 2014, cette instance a pris 701 décisions basées sur le motif MGF. En 2013, le nombre de décisions fondées sur ce même motif s'élevait à 554.

 

Parmi les 701 décisions de 2014, 183 découlaient de l'examen de demandes multiples, 140 étaient des prises en considération et 43 consistaient en un refus de prise en considération.

 

Sur les 518 dossiers traités au fond, 356 se sont clôturés sur une décision positive, soit un taux de protection de 68,7 %.

 

En 2013, ce taux de protection s'élevait à 38,4 %. Sur les 510 dossiers traités au fond, 196 avaient donné lieu à une décision positive. Le nombre de décisions prises dans le cadre d'une crainte de MGF a augmenté de 26,5 % toutes décisions confondues tandis que le taux de reconnaissance a quant à lui augmenté de 30 %.

 

Le principal pays d'origine des personnes invoquant le motif MGF est la Guinée, qui avec 419 dossiers devance très largement les autres pays. Suivent la Somalie, Djibouti, le Nigeria et le Soudan.

 

La lutte contre les violences liées au genre, notamment les mutilations génitales féminines, représente une des composantes de la politique d'accueil poursuivie par Fedasil. Fedasil travaille ainsi depuis plusieurs années en étroite collaboration avec le Groupe pour l'abolition des mutilations sexuelles (GAMS) et INTACT, deux organisations spécialisées en la matière. Le GAMS combat les pratiques de mutilations génitales féminines. Quant à INTACT, il s'agit d'une association qui veille au soutien juridique des victimes de l'excision et d'autres mutilations génitales.

 

Au niveau du CGRA, les officiers de protection chargés de l'examen des demandes d'asile basées sur le motif MGF bénéficient de l'encadrement adéquat pour mener à bien leurs missions en la matière. Ils disposent de toute l'information utile concernant la situation réelle dans les différents pays d'origine des demandeurs d'asile. Ils sont tenus de suivre des formations approfondies concernant cette problématique et reçoivent des lignes directrices claires pour l'instruction de tels dossiers.

 

Grâce à la collaboration avec ces organisations, Fedasil est en mesure de travailler sur la sensibilisation et sur l'offre de formations adaptées couvrant tous les aspects des mutilations génitales féminines: définition de ces mutilations, étendue de la problématique, aspects socioculturels de ces pratiques, aspects médicaux et psychologiques et aspects juridiques. Les formations sont destinées tant aux travailleurs sociaux qu'au personnel médical des structures du réseau d'accueil de Fedasil.

 

Le risque lié aux mutilations génitales est par conséquent toujours un point d'attention dans l'accompagnement quotidien des demandeurs d'asile originaires de régions du monde qui présentent un facteur accru de risque. Les demandeuses d'asile qui sont victimes d'une mutilation génitale sont ainsi régulièrement orientées vers le GAMS pour un soutien plus spécifique.

 

Préventivement, un contact est pris avec le GAMS dès que se présente un risque de mutilation des jeunes filles accueillies dans le réseau d'accueil.

 

Il convient de rappeler que la pratique de MGF est interdite en Belgique et est susceptible d'être poursuivie pénalement. En outre, le CGRA va plus loin que le simple examen des dossiers. En effet, le statut de réfugié protège la mère et sa fille contre une expulsion vers le pays où elles risquent de subir la pratique concernée, mais il importe également de protéger la jeune fille en Belgique.

 

C'est la raison pour laquelle le CGRA a instauré un mécanisme de suivi en 2008. Grâce à cette procédure, le CGRA attire l'attention de la mère ou des parents de la jeune fille sur le fait que cette pratique est sévèrement sanctionnée en Belgique. Il sensibilise et responsabilise sur ce point.

 

La mère ou les parents de la jeune fille doivent signer un engagement sur l'honneur, par lequel ils s'engagent à ne pas pratiquer de mutilations génitales sur la personne de la jeune fille ni à en faire pratiquer par des tiers. Les jeunes filles concernées font chaque année l'objet d'un examen médical donnant lieu à une attestation, qui doit être remise au CGRA, et où il est constaté que l'intéressée n'a pas subi de mutilations génitales.

 

Jusqu'à présent, plus de 500 jeunes filles mineures sont concernées par un tel suivi. L'effet dissuasif de ce suivi est indéniable.

 

02.03  Julie Fernandez Fernandez (PS): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse très complète.

 

Je me réjouis de la politique menée en la matière car, dans de telles situations, les femmes sont les premières victimes. Tant la prise en considération de la reconnaissance du statut mais également le suivi assuré sont positifs.

 

Je serais intéressée de connaître les réactions en cas de refus. Je suppose qu'il y en a et que, dans de telles situations, l'on a examiné la mère et l'on dispose de certificats, mais je reviendrai avec une autre question sur le sujet. Je serai attentive au suivi et je ne doute pas que vous aussi le serez.

 

02.04  Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik heb nog recht op repliek.

 

Mijnheer de staatssecretaris, na uw antwoord te hebben gehoord, kan ik alleen maar tevreden zijn dat de begeleiding ook gebeurt. Er bestaan al een tijdje cijfers — voor zover dat allemaal duidelijk is en boven de radar gebeurt — van verminkingen die hier plaatsvinden. Preventie en sensibilisatie zijn dus zeker nodig en het is goed dat daarop wordt ingezet.

 

De voorzitter: Gelieve mij te verontschuldigen voor daarnet, mevrouw Smeyers, maar ik had u niet begrepen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de M. Emir Kir au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "la double violence faite aux femmes migrantes" (n° 3088)

03 Vraag van de heer Emir Kir aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "migrantenvrouwen die het slachtoffer zijn van een dubbele vorm van geweld" (nr. 3088)

 

03.01  Emir Kir (PS): Monsieur le ministre, le 9 mars dernier, à l'occasion de la Journée internationale de la femme, j'ai eu le plaisir d'être convié à une conférence-débat sur le durcissement des règles en matière de regroupement familial et son impact sur la situation des femmes migrantes. Il ressort des conclusions de cette rencontre avec les associations, les fonctionnaires et les publics concernés que de plus en plus de femmes migrantes se retrouvent fragilisées à cause de ce durcissement.

 

Ainsi, un groupe de travail chargé de proposer un plan local a été constitué. L'objectif est de mieux lutter contre les discriminations à l'égard des femmes. Toutefois, il est important de rappeler que la violence conjugale ou intrafamiliale peut s'exercer sous diverses formes: psychologique, administrative, financière ou sexuelle. Elle n'est pas l'apanage d'un groupe, et ni l'âge, ni l'origine, la culture ou l'appartenance sociale ne la déterminent. Elle touche principalement les femmes. Les outils de lutte contre ces violences s'appliquent à toutes les femmes, indépendam-ment de leurs origines ou de leur titre de séjour. Les femmes migrantes ne sont pas plus victimes de violence conjugale que les femmes belges ou ayant une situation établie en Belgique, mais elles rencontrent des difficultés d'une autre nature et plus spécifiques. Il s'agit notamment de l'isolement dû à l'absence de réseau familial ou social en Belgique, de la dépendance administrative et financière ou encore de la dépendance linguistique à l'égard du conjoint, de la peur de s'adresser aux autorités dans un contexte de suspicion à l'égard des migrants.

 

Si la législation belge sur le séjour des étrangers prévoit un dispositif qui permet à ces victimes de demander le maintien de leur droit de séjour en cas de séparation avec leur partenaire, ces dispositions sont malheureusement fort peu connues et pas toujours correctement appliquées. Des obstacles à la mise en œuvre de celles-ci restent nombreux. Les lacunes dans la protection et le traitement de ces personnes sont de réelles entraves à la pleine autonomisation de ces femmes. La peur et le risque d'expulsion représentent des obstacles majeurs à la protection de ces femmes en séjour précaire.

 

Monsieur Francken, j'avais aussi adressé ma question à Mme Sleurs et celle-ci m'a donné un certain nombre de réponses que je rappellerai brièvement aux membres de la commission. Dans ses réponses, elle m'a expliqué l'existence de ce dispositif du paragraphe 4. 4 de la loi. L'Institut pour l'égalité des chances réalise un travail à ce niveau. Elle a souligné le fait que les victimes de violence intrafamiliale faisaient l'objet d'une attention particulière de la part de l'Institut qui s'apprêtait à faire des recommandations et des propositions dans le cadre d'un projet de plan 2015-2019 de lutte contre les violences à l'égard, notamment, des femmes. Elle soulignait aussi la charge administrative dissuadant les victimes d'entreprendre des démarches et les encourageant à rester auprès de leur partenaire jusqu'au bout des cinq ans. Aujourd'hui, suite à la modification que vous avez proposée, ce ne sont plus trois années de cohabitation avec les conjoints qui sont requises, mais cinq.

 

Monsieur le secrétaire d'État, au-delà de la volonté affirmée par votre gouvernement de permettre l'application concrète de la résolution 1325 et la mise en œuvre du deuxième plan d'action national Femmes, Paix et Sécurité, quelles sont les mesures concrètes prises afin que les femmes migrantes victimes de violences conjugales puissent être efficacement protégées et ne se retrouvent plus victimes de cette double violence? Les différents intervenants dans les procédures d'asile bénéficient-ils de programmes de formation et d'une sensibilisation spécifiques pour accompagner ces femmes migrantes victimes de violence? Quel dialogue est-il mis en place entre les différents services publics fédéraux, les entités fédérées et les pouvoirs locaux afin d'apporter des solutions spécifiques à ce problème?

 

03.02  Theo Francken, secrétaire d'État: Monsieur le président, honorable membre, en ce qui concerne la formation du personnel, en vertu de l'article 13 de l'arrêté royal du 11 juillet 2003 fixant certains éléments de la procédure à suivre par les services de l'Office des Étrangers chargés de l'examen des demandes d'asile sur base de la loi de 1980, les agents du service compétent reçoivent une formation spécifique relative à l'application de la Convention de Genève du 28 juillet 1951 relative au statut des réfugiés, aux dispositions légales relatives au statut de protection subsidiaire, aux conventions relatives aux droits de l'homme qui lient la Belgique ainsi qu'aux autres bases de protection prévues dans la loi.

 

L'audition des demandeurs d'asile et la communication interculturelle font également partie du programme de formation, ainsi qu'une information de base sur les besoins spécifiques des groupes vulnérables.

 

En vertu de l'article 3, § 2, de l'arrêté royal du 11 juillet 2003 fixant la procédure devant le CGRA ainsi que son fonctionnement, un centre de connaissance et d'apprentissage a été créé au sein du Commissariat général afin de fournir aux agents une formation de base et une formation continue relatives notamment à l'application de la Convention de Genève du 28 juillet 1951 relative au statut des réfugiés, aux dispositions légales relatives au statut de protection subsidiaire, aux conventions relatives aux droits de l'homme qui lient la Belgique ainsi qu'aux autres bases de protection prévues dans la loi.

 

Quant aux mesures concrètes prises par le gouvernement, l'Institut pour l'Égalité des femmes et des hommes a élaboré un projet de stratégie pour le futur plan d'action national pluriannuel de lutte contre la violence basée sur le genre, qui est actuellement soumis aux membres des différents gouvernements.

 

L'Office des Étrangers a participé au groupe de travail constitué dans ce cadre.

 

L'Office des Étrangers a désigné un conseiller "regroupement familial" comme point de contact chargé de constituer un réseau d'agents spécialisés dans les différentes matières générées par l'Office des Étrangers et il définira les lignes de conduite et d'éventuelles mesures en fonction des priorités fixées par la hiérarchie et des thématiques visées.

 

03.03  Emir Kir (PS): Monsieur le secrétaire d'État, vous faites des progrès en français mais je ne suis pas satisfait des réponses que j'obtiens. Je suis au regret de devoir le dire.

 

Je me réjouis évidemment que vous organisiez des formations de base interculturelles pour les agents. Je suis aussi satisfait qu'il y ait une spécialisation à l'Office des Étrangers pour traiter ce type de situation. Toutefois, le problème que nous avions souligné en commission, lors d'un dépôt de proposition de loi en votre présence, est la difficulté pour la femme migrante de pouvoir constituer un dossier immédiatement quand il arrive devant l'administration de l'Office des Étrangers. C'est impossible.

 

L'exception existe dans la loi pour protéger les femmes qui font l'objet de violences mais, en réalité, une personne qui fait l'objet de violences physiques ou psychologiques est incapable de produire des documents émanant d'un médecin ou de la police car elle ne connaît pas les voies et moyens. L'idée sur laquelle nous travaillons dans le cadre de cette proposition de loi est de dire qu'il faut changer la loi pour permettre un temps de constitution d'un dossier qui correspond évidemment à l'esprit de la loi qui avait été réfléchie au moment de la modification, à savoir protéger les femmes migrantes. Sur cet aspect des choses, monsieur Francken, je n'ai rien entendu de votre part.

 

L'Institut pour l'égalité des chances, de même que les acteurs de terrain, parlent des problèmes administratifs à constituer un dossier. J'imagine que nous aurons l'occasion d'y revenir lors de discussions autour de notre proposition de loi.

 

03.04  Theo Francken, secrétaire d'État: Monsieur Kir, j'ai aussi une question de Mme Lanjri dans laquelle elle demande des chiffres. Or, ceux-ci montrent qu'il est possible de constituer un dossier. Des cas sont reconnus. Je pense que la vérité est mitigée.

 

03.05  Emir Kir (PS): Monsieur le secrétaire d'État, pourtant, les acteurs de terrain disent tous le contraire. L'Institut lui-même dit le contraire puisqu'il explique qu'il y a un problème de formation des intervenants de première ligne tels que la police, l'administration. Cela figure dans les rapports de l'Institut pour l'égalité des chances. À l'occasion de la conférence-débat à laquelle j'ai participé, c'est quelque chose qui a de nouveau été expliqué.

 

La loi existe, mais les gens ne la connaissent pas forcément. Et surtout, il faut établir un dossier assez épais. C'est impossible pour quelqu'un qui n'est jamais sorti de chez soi et n'a jamais pu porter plainte. Ce qu'il faudrait, ce n'est pas changer la loi de fond en comble, mais prévoir un temps pour constituer le dossier. Quand vous devez introduire une demande de permis d'urbanisme, quand vous êtes en infraction, l'autorité communale vous laisse un certain temps pour introduire le dossier. Ce genre d'accommodement devrait être introduit dans la loi pour rencontrer le plus de situations possibles sur le terrain.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de M. Aldo Carcaci au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "la régularisation de criminels" (n° 3205)

04 Vraag van de heer Aldo Carcaci aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de regularisatie van misdadigers" (nr. 3205)

 

04.01  Aldo Carcaci (PP): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, la presse flamande s'est largement fait l'écho de vos propos relatifs à des centaines de régularisations de criminels par la Belgique.

 

Déjà, alors que vous étiez député, vous aviez déposé avec notre collègue Sarah Smeyers plusieurs questions parlementaires aux ministres compétents successifs, à savoir Melchior Wathelet et Maggie De Block concernant cette pratique interpellante. À l'époque, vous avanciez le chiffre de 81 régularisations de ce type. Aujourd'hui, un rapport de l'Office des Étrangers nous apprend que ce nombre est de loin supérieur puisqu'il pointe 669 cas avérés.

 

Vous avez singulièrement rompu avec les pratiques du passé en supprimant toute tolérance en matière de criminalité quant à la délivrance d'un titre de séjour. Vous déclarez aussi vouloir réexaminer ces 669 cas problématiques issus des campagnes de régularisation massives menées par le cdH.

 

Concrètement, comment comptez-vous vous y prendre pour réaliser le screening de ces cas? Quels seront vos critères pour ordonner le retrait du titre de séjour?

 

04.02  Theo Francken, secrétaire d'État: Monsieur le président, monsieur Carcaci, j'ai l'honneur de vous communiquer les informations suivantes.

 

J'ai demandé à l'Office des Étrangers de revoir les 669 dossiers au cas par cas.

 

Premièrement, pour les personnes autorisées au séjour malgré la présence de faits d'ordre public antérieurs, si de nouveaux faits troublant l'ordre public ont été commis après l'obtention de l'autorisation de séjour, on examinera, au regard des faits commis, après examen des articles 3 et 8 de la Convention européenne des droits de l'homme et de la réglementation en vigueur, s'il peut être procédé au retrait du titre de séjour et, le cas échéant, au retour de l'intéressé dans son pays d'origine ou de résidence à l'étranger.

 

Deuxièmement, pour les personnes autorisées au séjour et qui ont commis des faits d'ordre public après l'obtention d'une autorisation de séjour, il sera évalué au regard des articles 3 et 8 de la Convention européenne des droits de l'homme et de la réglementation en vigueur s'il peut être procédé au retrait du titre de séjour et, le cas échéant, au retour de l'intéressé dans son pays d'origine ou de résidence à l'étranger.

 

On est en train d'examiner chaque dossier en fonction des éléments présents au dossier administratif des personnes concernées.

 

Cela représente un travail de longue haleine pour mon administration, car elle doit collecter des informations auprès de la justice. À la fin du mois d'août, cette tâche gigantesque devrait s'achever. J'espère que nous pourrons corriger cette mesure que je ne soutiens pas.

 

04.03  Aldo Carcaci (PP): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie.

 

Ma réplique prendra la forme de questions subsidiaires. Quelles seront les conséquences du retrait de permis de séjour? S'agira-t-il de sanctions administratives directes? Quid, par exemple, des allocations sociales qui sont accordées à ces personnes?

 

04.04  Theo Francken, secrétaire d'État: La perte du titre de séjour a pour conséquence que l'individu se retrouve en séjour illégal. Il en résulte une perte de tous les droits sociaux.

 

04.05  Aldo Carcaci (PP): Cela dit, des gardiens de prison m'ont informé qu'il arrive fréquemment que des gens ayant terminé leur séjour pénitentiaire reçoivent un ordre d'expulsion, mais sans que quiconque les attende à leur sortie de prison pour leur indiquer le chemin à suivre. Ils se retrouvent livrés à eux-mêmes, sans aucun moyen. La seule possibilité qu'il leur reste pour pouvoir subsister est de commettre un nouveau délit.

 

04.06  Theo Francken, secrétaire d'État: Là, il s'agit d'une autre catégorie. Ce sont des gens qui sont incarcérés et qui n'ont pas de titre de séjour.

 

En tout cas, je suis toujours disposé à répondre à vos questions. Ce problème constitue en effet une priorité pour le gouvernement. Nous avons doublé, voire triplé les chiffres depuis le mois d'octobre, c'est-à-dire depuis le moment où j'ai prêté serment.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: La question n° 3227 de M. Friart est transformée en question écrite.

 

Vraag nr. 3246 van mevrouw Gabriëls wordt eveneens omgezet in een schriftelijke vraag.

 

Vraag nr. 3375 van mevrouw Wilmès wordt uitgesteld.

 

Aangezien mevrouw Matz niet aanwezig is en niets heeft laten weten wordt haar vraag nr. 3405 als ingetrokken beschouwd door toepassing van artikel 127, punt 10, van het Reglement.

 

Vraag nr. 3435 van mevrouw Temmerman wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

05 Questions jointes de

- M. Benoit Hellings au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "les erreurs de coordination entre l'Office des Étrangers et le SPF Affaires étrangères dans l'organisation du témoignage de quatre femmes yézidies au Parlement européen" (n° 3505)

- Mme Sarah Smeyers au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "le visa refusé à une délégation de yézidis" (n° 3628)

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Benoit Hellings aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de mank lopende coördinatie tussen de Dienst Vreemdelingenzaken en de FOD Buitenlandse Zaken met betrekking tot de organisatie van de getuigenis van vier jezidische vrouwen voor het Europees Parlement" (nr. 3505)

- mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de weigering van visa aan een delegatie van jezidi's" (nr. 3628)

 

05.01  Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, d'après la presse, quatre femmes yézidies, qui devaient témoigner le 24 mars dernier au Parlement européen à Bruxelles des sévices qu'inflige Daesh en Irak, n'ont pas reçu de visa des instances administratives belges, ce qui a provoqué l'annulation de l'événement, à la stupeur des autorités du Parlement européen.

 

Ces quatre personnes venaient de la région d'Erbil, en Kurdistan irakien, et auraient été bloquées à Istanbul lors de leur trajet vers Bruxelles. Le consulat belge à Istanbul aurait d'abord donné son accord de principe à la délivrance de ces visas mais ne l'a finalement pas fait.

 

D'après des officiels du Parlement européen, tel que le rapportait la presse, l'Office des Étrangers, sur lequel vous avez la tutelle, leur a finalement signifié le 24 mars que le visa était refusé. Le porte-parole de l'Office des Étrangers a déclaré "qu'il y avait notamment un risque migratoire signalé par le consulat belge à Istanbul."

 

Le manque de coordination entre votre département et ceux gérés par vos collègues en charge des Affaires étrangères et de l'Intérieur semble flagrant. C'est d'autant plus désolant que l'une de ces quatre femmes a pu s'exprimer, trois jours plus tard, le 27 mars 2015, devant le Conseil de sécurité des Nations unies à New York où elle a visiblement obtenu un visa en bonne et due forme.

 

Monsieur le secrétaire d'État, pourriez-vous détailler les raisons politiques et administratives qui ont fait que ces quatre femmes n'ont pas pu venir témoigner au Parlement européen? Pourquoi avoir refusé un titre de séjour à ces quatre femmes, alors que les autorités américaines, elles, le leur ont accordé? Or, on ne peut pas dire qu'en matière de migration, les États-Unis aient des leçons à recevoir de votre part.

 

Des excuses des autorités belges, quelles qu'elles soient, les vôtres ou celles des ministres des Affaires étrangères ou de l'Intérieur, ont-elles été formulées auprès des autorités du Parlement européen qui est une institution importante ici à Bruxelles et bien sûr auprès des intéressées elles-mêmes?

 

05.02  Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, eind maart werd in het Europees Parlement in Brussel een delegatie verwacht van vier jezidische vrouwen, waaronder Vian Dakhil, de enige vertegenwoordiger van die bevolkingsgroep in het Iraaks parlement, om er te spreken en getuigenis af te leggen op een conferentie.

 

Die delegatie werd echter tegengehouden op de luchthaven in Istanboel, omdat de vrouwen geen visa voor ons land kregen. Nochtans zou er een principieel akkoord geweest zijn vanuit het Belgisch consulaat ter plaatse. Die visa konden echter niet bezorgd worden, omdat dit voor Irak via de Belgische ambassade in Jordanië zou moeten verlopen.

 

Er was enige onduidelijkheid, maar de Dienst Vreemdelingenzaken heeft op 24 maart dan toch aan de diensten van het Europees Parlement laten weten dat de visa geweigerd werden. De redenen daarvoor zouden niet duidelijk zijn geweest, maar het resultaat was wel dat de conferentie geannuleerd werd. Volgens bepaalde media werd die beslissing niet al te best onthaald door parlementsvoorzitter Schulz.

 

Mijnheer de staatssecretaris, de waarheid zal ergens in het midden liggen. Kunt u mij vertellen wat er exact is gebeurd? Weet u dat intussen, werd u daarover gebrieft? Hoe komt het dat de visa niet werden afgeleverd voor de delegatie van vier jezidische vrouwen?

 

Klopt het dat er sprake was van enige onvrede in het Europees Parlement? Is daar achteraf al contact over geweest?

 

05.03  Theo Francken, secrétaire d'État: Honorable membre, j'ai l'honneur de vous communiquer les informations suivantes.

 

Voici un rapide historique du dossier. Le 12 mars 2015, le consulat général de Belgique à Istanbul est informé de l'invitation à témoigner, adressée à cinq membres de la communauté yézidie du Kurdistan irakien par la délégation pour les relations avec l'Irak du Parlement européen et interroge le SPF Affaires étrangères sur la marche à suivre.

 

Le 13 mars 2015, le SPF Affaires étrangères donne instruction au consulat de transmettre les demandes de visa à l'Office des Étrangers pour décision. Il estime en effet que le risque de demande d'asile semble élevé.

 

Le 18 mars 2015, trois femmes et un homme se présentent au consulat et demandent un visa. Le 19 mars 2015, les demandes sont transmises à l'Office des Étrangers qui réalise immédiatement qu'il ne dispose d'aucune information sur les conditions dans lesquelles ces personnes séjourneront en Belgique. Or, elles demandent un visa valable dix jours pour assister à une réunion d'une heure trente prévue le 26 mars.

 

Op 23 en 24 maart probeert de Dienst Vreemdelingenzaken, mijn administratie, herhaaldelijk de voorzitter van de delegatie van het Europees Parlement en zijn medewerker te bereiken, zonder succes. Hierbij is op te merken dat het telefoonnummer van de medewerker, vermeld op de uitnodiging, een cijfer te veel bevat, wat toch niet echt een blijk van veel ernst of professionalisme is.

 

Er wordt een visumaanvraag ingediend. Er is geen informatie. Wij moeten dat zomaar goedkeuren. Buitenlandse Zaken stuurt het door naar mijn administratie. Tachtig procent van de visumaanvragen komt niet bij ons terecht, dat gebeurt enkel indien er een hoog migratierisico of een misbruikrisico bestaat. Het dossier komt dus bij ons. Wij zien in het dossier nagenoeg geen informatie. Het bevat wel een brief van de Europese delegatievoorzitter. In die brief staat een telefoonnummer van een medewerker voor het verkrijgen van meer informatie. Mijn administratie probeert te bellen, maar het is geen correct nummer, want er is een cijfer te veel. Ja, dan wordt het wel moeilijk natuurlijk.

 

In die context werd een zeer voorzichtig advies gegeven aan de FOD Buitenlandse Zaken. Door het gebrek aan informatie over de omstandigheden van het verblijf weigert mijn administratie, terecht, de afgifte van de visa. Die betreurenswaardige uitkomst had kunnen worden vermeden, indien de uitnodiging ook informatie had bevat over de omstandigheden van de opvang en het verblijf van de betreffende personen, zoals dat normaal hoort te zijn. Als wij echter geen informatie krijgen van de aanvrager of van de aanvrager via het Europees Parlement, dan kunnen wij het ook niet weten.

 

Ik leg ook de nadruk op het uitzonderlijke karakter van de beslissing om visa te weigeren om in te gaan op een uitnodiging van het Europees Parlement. Ik meen dat het Europees Parlement u de goede samenwerking met België op dat gebied zal kunnen bevestigen. Wij werken zeer goed samen met het Europees Parlement. Als het Europees Parlement ons iets vraagt om personen een visum te geven in het kader van een hoorzitting, een project of een parlementaire werkzaamheid, dan zullen wij dat altijd proberen in te willigen, maar men moet wel de juiste informatie en telefoonnummers bezorgen als wij meer informatie willen.

 

Tenslotte, heb ik nog een laatste opmerking.

 

Het is hetzelfde Europees Parlement dat een bepaald aantal richtlijnen uitvaardigt, onder andere ook inzake het verstrekken van visa. Het gaat dan onder meer over termijnen. Op zichzelf is het dan wel opvallend en opmerkelijk dat hetzelfde Europees Parlement altijd vraagt om die termijnen wat in te korten. Bepaalde richtlijnen worden goedgekeurd en dan vraagt het Europees Parlement aan de lidstaat uitzonderingen toe te kennen op de richtlijnen die het parlement zelf heeft goedgekeurd.

 

Goed, wij staan altijd ter beschikking van de Europese en andere internationale instellingen in ons land en dat zullen wij ook blijven doen de komende jaren. Men moet het echter correct spelen en ik moet zeggen dat ik wel wat geschrokken was van de reactie van de heer Schulz. Ik meen dat hij zich misschien wat beter had moeten informeren over de juiste stand van zaken van het dossier, in plaats van direct met scherp te schieten op mijn administratie en mijn diensten.

 

05.04  Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse que je trouve toutefois incomplète.

 

Vous avez dit vous-même qu'il existait une collaboration structurelle entre vos services et le Parlement. Ces femmes yézidies ne sont pas les seules personnes qui sont amenées à devoir témoigner devant une commission ou même une plénière au Parlement européen. Il y a des centaines d'invités au Parlement européen par an et vous êtes amené à devoir donner un avis sur des demandes de visa tous les jours.

 

Je pense que l'excuse que vous avancez (le numéro de trop dans le numéro de téléphone) est un peu courte. Vous disposez de dizaines de numéros de téléphone à joindre au Parlement européen et s'il le fallait, le premier ministre ou le ministre des Affaires étrangères ou le ministre de l'Intérieur pouvait appeler directement M. Schulz ou son chef de cabinet pour obtenir des informations ou le numéro correct du collaborateur qui gère ce dossier.

 

Par ailleurs, il s'agit de Yézidis, de minorités qui en Irak sont menacées, qui sont mises en danger. On le sait à tel point que votre gouvernement lutte contre Daesh avec des avions de chasse (six aujourd'hui) pour protéger ces populations! Il faut avoir un a priori positif pour des demandes de visa de personnes qui viennent témoigner de situations que d'autres membres de gouvernement gèrent par ailleurs. J'attire donc votre attention sur le fait que notre pays doit avoir une vue proactive sur ce dossier en agissant sans préjugé à l'égard d'une demande éventuelle d'asile. Quand bien même ils le feraient, monsieur le secrétaire d'État, il serait normal qu'on leur accorde!

 

05.05  Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik dank de staatssecretaris voor zijn verduidelijking.

 

Eigenlijk heeft alles zich afgespeeld in een tijdspanne van twee weken, vanaf het doorgeven van de info dat er een Europese conferentie zou plaatsvinden, tot het niet kunnen afleveren van de visa.

 

Ik kan collega Hellings niet volledig volgen in zijn mening dat het antwoord van de staatssecretaris onvolledig zou zijn, omdat zijn initiatieven onvoldoende zouden zijn.

 

Mijnheer Hellings, als de aanvraag, die toch zeer kort voor de conferentie werd ingediend, direct de volledig juiste informatie had bevat, dan was er helemaal geen probleem geweest en dan had u misschien niet eens van de conferentie geweten. In dat geval zouden de visa namelijk afgeleverd zijn zonder meer, net omdat, zoals u zelf zegt, dit regelmatig gebeurt. Er komen nu eenmaal veel personen vanuit visumplichtige landen naar Europese conferenties.

 

Eigenlijk kan ik alleen maar blij zijn dat het voorzichtigheidsprincipe ook in dat geval gehanteerd wordt, zelfs al is dat in het kader van een Europese conferentie. Ik ben dan ook blij met de verduidelijking. Ik denk dat de plooien inderdaad gladgestreken zijn. Volgens mij heeft de voorzitter van het Europees Parlement zijn lesje wel geleerd en in het vervolg zal hij wel vollediger zijn.

 

05.06 Staatssecretaris Theo Francken: Mijnheer de voorzitter, sta me toe om het volgende nog kort toe te voegen.

 

Cependant, il y avait dans le groupe une personne détenant un passeport diplomatique pour laquelle l'octroi de visa ne posait pas de problème. Cette personne a obtenu un visa et pouvait assister aux témoignages prévus au Parlement européen mais a préféré ne pas faire le déplacement.

 

Ceci pour être complet.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Questions jointes de

- Mme Caroline Cassart-Mailleux au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "la redevance à payer par les étudiants ressortissants de pays tiers" (n° 3535)

- M. Wouter De Vriendt au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "la redevance à payer par les étudiants ressortissants de pays tiers" (n° 3564)

- Mme Monica De Coninck au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "la rétribution demandée aux étudiants étrangers" (n° 4004)

06 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Caroline Cassart-Mailleux aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de door derdelanders-studenten te betalen retributie" (nr. 3535)

- de heer Wouter De Vriendt aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de door derdelanders-studenten te betalen retributie" (nr. 3564)

- mevrouw Monica De Coninck aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de retributie voor buitenlandse studenten" (nr. 4004)

 

De voorzitter: Mevrouw Cassart-Mailleux vergadert momenteel in een andere commissie, misschien komt zij nog naar hier.

 

06.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, gelieve mij te verontschuldigen voor mijn afwezigheid daarnet. Ik was ook op komst naar hier en een volgende keer zal ik dat aankondigen.

 

Mijnheer de staatssecretaris, deze vraag betreft de door u aangekondigde retributiemaatregel. Wie in ons land een verblijfsvergunning aanvraagt, moet sinds kort een retributie betalen. Voor een aanvraag tot gezinshereniging en een verblijf als student bedraagt deze 160 euro per persoon, voor arbeidsmigranten en regularisaties zou het om 215 euro per persoon gaan.

 

Eerst was er sprake van dat dit ook van toepassing zou zijn op beursstudenten, maar ik heb een verklaring van u gelezen waaruit blijkt dat dit zou zijn veranderd, dus graag alvast daarover wat meer toelichting.

 

U kunt moeilijk ontkennen dat die maatregel voor een golf van protest heeft gezorgd van verschillende decanen, de rector van de KU Leuven en VLIR-UOS, het Universitair Samenwerkingsverband voor Ontwikkelingssamenwerking. Al die personen en organisaties hebben vrij overtuigende argumenten aangebracht. Zij wezen op de financiële drempel. Voor veel mensen, vooral uit niet-EU-lidstaten of ontwikkelingslanden, is 160 euro veel geld. Bovendien kan de maatregel ons land schade berokkenen omdat hij getuigt van een bekrompen visie op migratie en zeker op internationale mobiliteit. Dat de maatregel zou dienen om een stringent uitwijsbeleid te financieren, is bij velen in het verkeerde keelgat geschoten.

 

Wij zijn bezorgd dat die maatregel de studieplannen van nogal wat studenten uit derdewereldlanden op korte termijn doorkruist en vrezen dat, als hij doorgang vindt, alleen de rijkere studenten in België zullen kunnen studeren.

 

Mijnheer de staatssecretaris, ten eerste, wat wilt u met deze maatregel bereiken? Hoeveel geld wilt u ophalen?

 

Ten tweede, hoe relateert u dit aan uw visie op actieve migratie?

 

Ten derde, bent u bereid om, gezien de genoemde argumenten, de maatregel te herzien, minstens voor studenten uit ontwikkelingslanden?

 

Ten vierde, bent u bereid om de maatregel terug te schroeven en voor alle studenten, net als voor sommige andere groepen, een uitzondering te maken?

 

06.02  Monica De Coninck (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik heb mijn vraag aangepast aan wat ik intussen in de pers heb gelezen. Ze is aanvullend op de vraag van de heer De Vriendt.

 

Ik las dat u de intentie hebt om het koninklijk besluit met betrekking tot de vreemdelingentaks van 160 euro, die in maart werd ingevoerd, aan te passen. Dat zegt althans VLIR-UOS. Ik ben daarover heel tevreden, maar ik verneem graag of de berichtgeving van VLIR-UOS in de pers klopt. Wordt het aangepast voor internationale beursstudenten? Waarom deze nieuwe houding? Wat is de timing? Wordt die maatregel uitgebreid naar alle buitenlandse studenten? Waarom wel of niet?

 

Een retributie van 160 euro is veel geld. Voor heel wat studenten is dat een maandloon. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft eerder al gesteld dat een retributie de financiële draagkracht van de aanvrager niet mag overstijgen. Het is duidelijk dat deze taks dit in bepaalde gevallen wel doet. Hoe kadert de retributie in de administratieve vereenvoudiging en de aankondiging van studiekaarten met automatisch verblijfsrecht?

 

06.03 Staatssecretaris Theo Francken: Vooreerst, het is geen vreemdelingentaks: het gaat over retributie. Ik vind vreemdelingentaks een afschuwelijk woord. Dat is het dus niet en ik zal het ook niet gebruiken. Het staat iedereen vrij de woorden te gebruiken die men wil.

 

Bij de voorbereiding van deze maatregelen werd een schatting opgemaakt van 9,2 miljoen euro inkomsten uit de retributie in totaal, waarvan 1,5 miljoen euro als retributie voor verblijfsaanvragen voor studenten, dit op basis van de cijfers van 2013.

 

De Gewesten bezitten de bevoegdheid tot uitreiking van arbeidsvergunningen aan buitenlandse werknemers en voor de aflevering van beroepskaarten aan buitenlandse zelfstandigen. België zal op het Europese niveau onder meer ijveren voor een kader dat het potentieel van de economische migratie ten volle benut. Omdat economische migratie in het kader van de zesde staatshervorming werd overgedragen aan de deelstaten, is de regering niet meer exclusief ter zake bevoegd. Zij zal in samenspraak met de deelstaten het nodige doen. Onder andere de omzetting van de permis unique moest al jaren gebeuren. We zijn er volop mee bezig.

 

In de gevallen waarin de federale overheidsdienst Ontwikkelingssamenwerking de retributie van de student betaalt, is een aanpassing van het KB mogelijk om te vermijden dat de ene federale overheidsdienst aan de andere betaalt. Een vestzak-broekzakoperatie heeft immers niet veel zin. Er is overleg dienaangaande met de minister van Ontwikkelingssamenwerking. Dit is echter geen algemene vrijstelling van studenten.

 

Het voorziene bedrag van 160 euro is niet van die aard dat enkel nog rijke studenten in de mogelijkheid zouden zijn om te studeren in België, zoals onterecht wordt opgeworpen. De verschillende, vaak veel hogere bedragen in onze buurlanden geven ook aan dat 160 euro niet onredelijk hoog is. Dit werd bevestigd door zowel de Raad van State in zijn advies als door de inspecteur van Financiën.

 

De wettelijke procedure werd doorlopen. Dit kwam aan bod op 19 december in plenaire vergadering en ging toen naar de Raad van State. Ook het KB waarin de bedragen en het proces van inning werden vastgelegd, werd aan de Raad van State voorgelegd. Ook daar waren geen opmerkingen over internationale rechtsregels die hier door sommigen worden aangehaald. Dit is allemaal juridisch getoetst. Bepaalde organisaties spannen processen aan bij het Grondwettelijk Hof en dat is hun goed recht. We zullen zien wat het Grondwettelijk Hof daarvan vindt. Ik ben er nogal gerust in, zoals meestal.

 

Op dit ogenblik voorzie ik niet in een drastische wijziging als het volledig vrijstellen van alle studenten. Ik wil u er nogmaals op wijzen dat zulke bedragen in bijna alle lidstaten van de EU worden gevraagd. Heel vaak liggen ze nog een stuk hoger. Ik heb een lijstje bij me met een heel aantal dergelijke landen.

 

Ik kan u zeggen dat ook daarover verder overleg gevoerd zal worden. Wij zullen het koninklijk besluit aanpassen voor de beurzen die met Ontwikkelingssamenwerking te maken hebben, omdat een vestzak-broekzakoperatie mij in dat opzicht niet echt nuttig lijkt. Echter, een plotse vrijstelling voor alle studenten voor de betaling voor iets waarover pas gestemd is en dat pas werd ingevoerd, heb ik alvast nooit toegezegd.

 

Bij de vragen werd ook een quote voorgelezen, maar ik weet niet of het echt een letterlijk citaat van mij is. Ik heb daarover wel iets in Veto gelezen, maar ik kan mij toch niet herinneren dat ik Veto aan de lijn heb gehad.

 

06.04  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, bedankt voor uw antwoord.

 

U zegt dat het koninklijk besluit aangepast zal worden door in een uitzondering te voorzien voor de beurzen die aan Ontwikkelingssamenwerking zijn toegekend.

 

06.05 Staatssecretaris Theo Francken: Daarover vindt overleg plaats.

 

06.06  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): U voert daarover overleg, maar het is toch uw intentie om de studenten vrij te stellen voor beurzen die aan Ontwikkelingssamenwerking gekoppeld zijn? Als ik me niet vergis, gaat het dan zelfs niet over alle beursstudenten, want u hebt het over een heel specifiek deel, namelijk de beurzen die worden toegekend in het raam van Ontwikkelingssamenwerking. Dat dekt zeker niet alle studenten die financieel kwetsbaar zijn en die voor andere beurzen in aanmerking kunnen komen. In die zin is die aanpassing ruim onvoldoende.

 

Ik begrijp hoe dan ook niet waarom die drempel opgeworpen wordt ten aanzien van studenten. Wat is daar de ratio van? Blijkbaar gaat het om een puur financiële maatregel, want u hebt eigenlijk geen andere argumenten aangehaald. Waarom zouden wij niet de internationale mobiliteit van studenten aanmoedigen en dus zo min mogelijk financiële drempels opwerpen in ons land? Volgens mij heeft ons land ook baat bij die globalisering, de geglobaliseerde kennismaatschappij. Wij hebben nood aan expertise, aan brains. Eigenlijk zou u moeten zorgen voor een vrijstelling, op zijn minst voor alle studenten. Het is vrij ontgoochelend dat u niet wilt ingaan op die suggestie.

 

En cours de route, na het vorig debat heb ik een mail gekregen van iemand die spreekt over een Braziliaanse student die niet alleen die retributietaks zal moeten betalen, maar ook kosten moet betalen in het consulaat in Sao Paulo. Het gaat om een bedrag van zowat 300 euro. Ook dat komt er nog eens bij. Bovendien zijn nog andere documenten vereist, zoals medische attesten. Het gaat dus niet over 160 euro, maar over veel meer geld.

 

06.07  Monica De Coninck (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik zou er ook bij de staatssecretaris voor willen pleiten om minstens alle beursstudenten, welke beurs het ook is, vrij te stellen van die inschrijvingskosten. Daarmee geven wij een signaal als klein land dat het vooral moet hebben van contacten met de buitenwereld, ook op lange termijn, op sociaal, economisch en cultureel vlak. Dat signaal zou toch wel respectabel zijn.

 

06.08 Staatssecretaris Theo Francken: Mijnheer de voorzitter, ten eerste, er is nog niets definitief beslist. Het overleg loopt nog. Laat dat duidelijk zijn.

 

Ten tweede, het gaat om 160 euro. U zegt dat er daarmee studenten worden weggehouden, maar vergeet niet dat meer dan 80 % van alle internationale brains naar Angelsaksische universiteiten gaat, waar de gemiddelde inschrijving ettelijke malen hoger ligt dan bij gereputeerde instellingen op het continent, zoals wij er in ons land ook een paar hebben. Het prijsverhaal is maar een klein element dat meespeelt in het al dan niet inschrijven bij een bepaalde universiteit.

 

06.09  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Laat de Angelsaksische landen vooral geen voorbeeld voor u zijn.

 

06.10 Staatssecretaris Theo Francken: Op het vlak van actieve migratie wel.

 

06.11  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Op het vlak van democratisering van het onderwijs toch zeker niet.

 

Sowieso is de uitdaging voor België wat betreft internationale mobiliteit van kennis groter dan voor de Angelsaksische landen. Wij hebben nood aan zo weinig mogelijk drempels om kennis aan te trekken.

 

06.12  Monica De Coninck (sp.a): Vanuit mijn ervaring als OCMW-voorzitter weet ik hoeveel 160 euro voor iemand kan zijn. Ik merk dat er steeds meer drempels, ook financiële, worden opgeworpen in het algemeen voor jonge mensen die een droom willen realiseren. Het is niet omdat men uit een arme familie komt dat men geen potentie heeft. Op dat vlak zou België zich precies moeten onderscheiden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Mevrouw Lanjri is nog niet terug voor haar vraag nr. 3604.

 

Vraag nr. 3628 van mevrouw Smeyers is al beantwoord in de samengevoegde vraag. Vragen nrs 3645, 3646, 3647 en 3648 van mevrouw Gabriëls zijn omgezet in schriftelijke vragen.

 

07 Interpellation et question jointes de

- M. Emir Kir au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur sur "le naufrage d'une embarcation transportant 700 migrants en Méditerranée" (n° 39)

- M. Stéphane Crusnière au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "les suites à donner aux déclarations à propos des migrants en Méditerranée" (n° 4296)

07 Samengevoegde interpellatie en vraag van

- de heer Emir Kir tot de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken over "de schipbreuk in de Middellandse Zee van een vaartuig met 700 migranten" (nr. 39)

- de heer Stéphane Crusnière aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de reactie van de staatssecretaris op de verklaringen over de migratiestromen over de Middellandse Zee" (nr. 4296)

 

07.01  Emir Kir (PS): Monsieur le secrétaire d'État, les contraintes d'agenda font que le texte de mon interpellation tel que je l'avais déposé est aujourd'hui déjà largement débattu, mais le sujet n'en reste pas moins d'une brûlante actualité. Les événements que vous avez développés lorsque vous avez été présent en commission la dernière fois, vos déclarations et celles de vos collègues européens ou celles de M. Juncker le président de la Commission, sont de nature à alimenter le débat.

 

C'est notamment le cas de ce qui touche à l'importante question de la solidarité européenne. En effet, c'est bien sur cette pierre que la réunion a buté, comme vous nous l'aviez exposé en commission. Il me semble particulièrement difficile à entendre et à admettre que le poids, ou même la culpabilité, de la gestion du flux migratoire, soit présenté comme reposant d'abord et avant tout sur les pays que leur situation géographique prédispose à constituer la première étape dans un long périple depuis des zones dont vous avez vous-même admis que vous les fuiriez si vous aviez eu la malchance d'y voir le jour.

 

La question qui se pose à ce stade n'est pas tant de déterminer quelles sont les responsabilités de chacun dans la situation actuelle, mais est celle de l'urgence. L'urgence est de trouver une réponse juste, humaine et qui réponde à ce besoin de solidarité évoqué plus haut. Il ne s'agit pas seulement de la question des flux migratoires, mais, en définitive, de celle du sens que nous voulons donner à l'Europe dans un monde où la finalité pratique prend le pas sur les grands idéaux.

 

M. Crusnière interviendra certainement lors d'une prochaine séance. Il est évident que cette question ne peut être traitée au seul niveau de la politique des flux migratoires. Nous devons en avoir une approche globale dans un souci de consolider les régimes démocratiques en place et de participer au développement économique de ces États par la coopération et d'assurer une filière d'immigration légale et régulière. C'est aussi l'absence de ces filières qui pousse les gens au désarroi.

 

Dans ce cadre, la question de l'offre de places d'accueil que la Belgique est prête à proposer se pose. Je pense que les membres de cette commission auront déjà eu l'occasion de dire que, dans la situation actuelle, même l'effort consenti par notre gouvernement est une goutte d'eau par rapport aux besoins. Le Haut commissariat aux réfugiés parle de 20 000 places par an dans l'Union pour répondre aux besoins les plus urgents, et non à toutes les demandes. Nous ne devons donc pas en supporter tout le poids, mais en prendre notre juste part. Ces 500 places sont-elles bien à la hauteur de notre juste part? La question reste entière.

 

Vous avez largement évoqué la lutte contre les filières illégales d'immigration. Dans un premier temps, vous évoquiez des démarches devant être accomplies au niveau du Conseil de sécurité en vue d'actions contre les navires de ceux qui exploitent ces filières. Je ne peux que souligner à quel point un mandat de cette instance nous paraît impératif pour une action de cette nature. Peut-être, pourriez-vous en dire plus aujourd'hui sur l'état d'avancement de ce dossier?

 

Je répète que la réponse doit résulter en une aide réelle apportée aux gens.

 

En effet, si la seule réponse – comme je l'entendais dans la bouche de certains Européens – est de couler les navires, les chalutiers, c'est ajouter à la détresse des gens. Ceux qui prennent le risque de monter sur ces chalutiers pour atteindre les côtes du Nord de la Méditerranée, prennent des risques de vie. C'est bien parce qu'il y a une détresse humaine due à la pauvreté, à des guerres dans ces pays, que les gens prennent parfois des risques aussi importants.

 

En ce qui concerne Frontex, au vu du renforcement des moyens et des missions de cette Agence, il nous paraît clair qu'un renforcement important des moyens de contrôle démocratique sur ces missions doit aussi être porté à l'ordre du jour avec une certaine urgence. Nous serions heureux de vous entendre plus en avant sur les propositions concrètes, pratiques que vous êtes prêt à apporter dans ce domaine.

 

Voilà pour les développements, monsieur Francken. Formellement, je reposerai quelques questions auxquelles vous n'avez pas apporté de réponses. Je pense notamment à la recherche d'une politique migratoire européenne, légale et effective qui détournerait les candidats des filières illégales et les formes de solidarité active à mettre en place avec l'Italie et la Grèce.

 

07.02  Theo Francken, secrétaire d'État: Monsieur Kir, nous avons eu un débat approfondi la semaine dernière, mais je suis toujours à la disposition de la Chambre pour répondre aux interpellations ou aux questions.

 

Une rencontre a eu lieu, les 16 et 17 avril derniers, entre les ministres des Affaires européennes de l'Italie, de l'Allemagne, de la France et de la Slovaquie. Cette rencontre était prévue de longue date et portait sur les défis pour l'avenir de l'Europe.

 

Entre le 10 et le 17 avril, une hausse soudaine du nombre de bateaux de réfugiés a été enregistrée: 13 500 migrants ont été sauvés durant cette période. C'est ainsi qu'il a été décidé de conclure le sommet avec une déclaration commune sur la crise de l'immigration en Méditerranée. Il va de soi que ces conclusions ne sont signées que par les pays représentés lors de cette conférence.

 

Si l'honorable membre désire connaître les raisons pour lesquelles la Belgique n'a pas contresigné cette déclaration, je l'invite à prendre contact avec le ministère italien des Affaires étrangères pour savoir pourquoi la Belgique n'a pas été invitée à ce mini-sommet.

 

Au début de la mission Triton, un budget mensuel d'environ 3 millions d'euros avait été prévu. Au sommet européen du 23 avril, il a été décidé de le tripler; c'est ainsi que la mission Triton dispose d'un budget mensuel de 9 millions d'euros.

 

La mission Triton avait été, dès le départ, placée sous le commandement italien. Cela ne changera pas.

 

Les missions Frontex sont construites autour du soutien d'un ou plusieurs État(s) membre(s). En l'espèce, la mission Triton bénéficie du soutien des autorités italiennes. Les détails de l'extension de la mission Triton doivent être élaborés en concertation avec les autorités italiennes. Celles-ci adresseront probablement à Frontex une proposition sur les aspects techniques et opérationnels de l'extension de la mission Triton et ce, dans les semaines à venir. Sauf erreur de ma part, un management board relatif à la mission Triton aura lieu le 20 mai prochain. Nous devrons y décider les opérations autour de Lampedusa, de la Sicile et de Malte.

 

Tout naturellement, la protection des frontières est une tâche essentielle de chaque mission Frontex. Cela ne signifie pas qu'il n'y a pas lieu d'envisager une mission de sauvetage. Dès le départ de la mission Triton, un volet "Search and Rescue" a été clairement repris dans le mandat.

 

Comme M. Tusk l'a dit, "when it comes to rescuing people, there are no operational frontiers." Ce n'est pas parce que la zone opérationnelle autour de Lampedusa va passer de 30 à 45 miles qu'on ne va pas plus la dépasser si la sonnette d'alarme retentit. On procèdera au sauvetage si nécessaire; c'est évident.

 

In 2013 nam de Europese Unie een verordening aan die de verantwoordelijkheden van search and rescue in het kader van gemeenschappelijke Frontexoperaties vastlegt. België speelde een sleutelrol in de onderhandelingen en zorgde er mee voor dat de verplichting tot search and rescue evenals de definitie van een veilige plaats van ontscheping voor de eerste keer in de geschiedenis werd opgenomen in EU-wetgeving. Het is dus manifest onjuist te zeggen dat Triton geen reddingsoperaties op zich neemt. Reddingsoperaties maken integraal deel uit van het takenpakket van Triton.

 

Ik heb zo mijn twijfels bij de stelling dat het voldoende is om meer legale kanalen naar de EU te openen om de smokkelaars te slim af te zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan het idee om asielaanvragen te verwerken in Noord-Afrika en de erkende vluchtelingen vervolgens naar de EU over te brengen. Los van de praktische vragen bij een dergelijk voorstel en de risico’s voor de regio, wat denkt u dat er zal gebeuren met de kandidaat-vluchtelingen die geen asielstatus krijgen? Zij hebben duizenden kilometers gereisd en vaak al smokkelaars betaald om überhaupt in Libië te raken. Meent u echt dat zij terugkeren naar het land van herkomst? Nee, ook zij zullen de oversteek wagen per boot.

 

Voorts moet u ook rekening houden met de verschillende smokkelpraktijken. Het overgrote deel van de slachtoffers bestaat uit personen van Sub-Saharaans Afrika. Zij betalen minder aan de smokkelaars dan Syriërs, maar daar tegenover staat dat zij doorgaans nog slechtere kwaliteit krijgen. De meest gevaarlijke boten in de meest gevaarlijke omstandigheden zijn doorgaans boten met vluchtelingen uit Sub-Saharaans Afrika.

 

Laat het net deze groep zijn die bestaat uit veel economische vluchtelingen die niet in aanmerking komen voor een vluchtelingenstatus op basis van de Conventie van Genève. Dan vraag ik u waarom meer legale migratiekanalen vanuit Noord-Afrika de oplossing zouden zijn voor de slachtoffers in de Middellandse Zee? Hoe kan dat een oplossing zijn voor de grote hoeveelheid economische vluchtelingen die vanuit Libië de oversteek willen wagen?

 

Betekent dit dat wij geen extra inspanningen moeten leveren? Uiteraard niet. Op hervestiging zullen en kunnen wij bijvoorbeeld sterker inzetten.

 

Wij moeten echter ook eerlijk zijn, de personen die via een hervestiging naar België komen zijn de meest kwetsbaren, in die zin dat het gaat om alleenstaande ouders, alleenstaande moeders, personen met een medische aandoening enzovoort. Het zijn personen die zelfs niet in staat zijn om de overtocht per boot te wagen. Zij zijn niet de bootvluchtelingen.

 

Il est certain que l'Italie et la Grèce sont confrontées à une très forte pression aux frontières. Cependant, cela ne veut pas dire que ces deux pays ont la plus forte pression migratoire. Regardez, par exemple, les chiffres d'asile. En 2014, 55 Syriens ont demandé l'asile en Italie. Durant la même période, 2 700 Syriens ont demandé l'asile en Belgique. L'Italie intervient en premier lieu comme pays de transit. Ce sont les pays de l'Europe de l'Ouest qui doivent traiter le plus grand nombre de demandes d'asile. Un autre exemple est le nombre de demandes d'asile en relation avec le nombre d'habitants. Sur cette base, la Belgique accueille deux fois plus de demandeurs d'asile que l'Italie.

 

L'Italie est tout naturellement confrontée à une situation difficile. Cependant, prenons également en considération tous les aspects. Ainsi, il apparaît clairement que la Belgique fournit déjà beaucoup d'efforts. La participation de deux personnes de la police fédérale à la mission Triton était déjà prévue pour l'année 2015. Nous allons poursuivre cet engagement. Le ministre de l'Intérieur, M. Jambon, a annoncé que des personnes supplémentaires pourront être mises à disposition si Frontex en fait la demande. Ces personnes seront impliquées comme "débriefer". Elles prendront des interviews des migrants qui arrivent. Des informations serviront à cerner les réseaux de trafic des êtres humains.

 

Enfin, monsieur Kir, en ce qui concerne vos questions sur le mandat des Nations unies quant à la destruction des bateaux des trafiquants à la côte libyenne, une séance du Conseil de sécurité des Nations unies s'est tenue hier soir. Mme Mogherini était présente, de même que tous les grands diplomates européens. La discussion y a été constructive. Toutefois, il n'y a pas eu de vote et la résolution n'est pas encore passée. Des contacts diplomatiques à haut niveau sont en cours. Je ne suis pas pessimiste.

 

07.03  Emir Kir (PS): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, je suis d'accord avec vous pour ce qui concerne la lutte contre les passeurs, les trafiquants, les filières de migration parallèle. Personne ne peut, en effet, cautionner ce type de démarche. Il faut, évidemment, tout mettre en œuvre pour les mettre hors jeu et les neutraliser totalement.

 

Cependant, comme je l'ai dit tout à l'heure, une approche globale est nécessaire, dans cette affaire. On ne peut, en effet, considérer ce problème que du point de vue de l'immigration.

 

Le ministre de la Coopération au Développement, M. Alexander De Croo, et vous-même devriez, selon moi, unir vos forces pour avoir des approches bilatérales par rapport à l'Afrique et à des pays qui sont en grande difficulté. Je pense ici aux difficultés liées à une certaine misère économique qui s'est installée, durant ces dernières années, mais aussi aux difficultés résultant d'une situation de guerre. Il ne faut pas négliger le fait que des gens quittent leur pays car ils fuient la mort, des situations tragiques humainement. Il serait donc utile de considérer cet aspect des choses. En effet, il faut comprendre ceux et celles qui, à un moment donné, prennent le risque de quitter leur pays. Il ne s'agit donc pas simplement de se pencher sur la problématique liée aux bateaux ou aux chalutiers qui naviguent dans la Méditerranée, il faut aller aux racines du mal.

 

En la matière, il serait souhaitable de travailler avec l'Europe afin de faire en sorte que les pays en difficulté soient soutenus en vue d'une transition démocratique et la stabilisation du régime mis en place. Il serait également souhaitable de travailler de concert avec la coopération économique pour que la situation puisse s'améliorer dans ces pays. Dans le cadre des discussions avec ces derniers, ce genre d'approche est important. Il ne faut pas se contenter, à cette occasion, de faire état des problèmes auxquels nous sommes confrontés. Je vous invite donc à entamer un dialogue avec vos collègues tant au niveau du gouvernement qu'au niveau européen.

 

Enfin, comme vous le savez, une motion sera déposée en conclusion de cette interpellation. Je fais ici directement appel à vous pour prendre les mesures nécessaires à l'assouplissement et au renforcement de l'efficacité des voies de l'immigration légale. Vous l'avez déjà fait partiellement en expliquant que vous alliez prendre les choses un peu plus en main, dans le cadre de vos compétences. Je vous encourage, pour ma part, à aller dans ce sens. En effet, une immigration renforcée, connue, légale constitue un moyen de lutte contre la traite des êtres humains, les filières parallèles.

 

Moties

Motions

 

Le président: En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

 

Une motion de recommandation a été déposée par M. Emir Kir et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu l'interpellation de M. Emir Kir

et la réponse du secrétaire d’État à l’Asile et à la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l’Intérieur,

recommande au gouvernement

- de défendre le principe d'une augmentation significative et indispensable du nombre de places d'accueil au sein de l'Union européenne, en prenant pour objectif le nombre de 20 000 places avancé par le Haut Commissariat aux Réfugiés des Nations Unies. Dans ce cadre, il recommande également de poser la Belgique en exemple, en augmentant sans délai le nombre de places proposées, au-delà des 500 places envisagées - lesquelles ne permettraient déjà pas à la Belgique de participer, à hauteur de ses moyens, à l'effort commun attendu;

- de s'écarter d'un discours stigmatisant à l'égard des autorités grecques ou italiennes dans le cadre de leur gestion de première ligne des flux migratoires, au profit d'une politique de la main tendue et de la coopération, fut-elle bilatérale, dans ce champ de compétences;

- de prendre les mesures nécessaires à l'assouplissement et au renforcement de l'efficacité des voies d'immigration légale afin de détourner les candidats au départ des filières d'immigration illégales, filières qui non seulement s'apparentent à de la traite des êtres humains mais participent à la déstabilisation des pays de transit;

- de prendre au niveau européen les initiatives nécessaires au renforcement du contrôle démocratique sur l'agence Frontex et au respect, dans le cadre de ses missions, de la Convention européenne des Droits de l'Homme et du droit international humanitaire;

- de s'assurer que la lutte contre les filières de migration illégales n'entraîne pas de remise en question de la libre circulation au sein de l'Union européenne et en particulier de recul dans le cadre de l'espace Schengen;

- de maintenir, dans le cadre de la lutte contre les passeurs, l'exigence d'un mandat impératif du Conseil de Sécurité des Nations Unies pour toute opération impliquant notamment de pénétrer dans les eaux territoriales libyennes. Dans ce même cadre, il conviendrait d'accentuer les efforts humanitaires et l'assistance à la remise en place d'un État de droit démocratique en Libye.”

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Emir Kir en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellatie van de heer Emir Kir

en het antwoord van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken,

beveelt de regering aan

- het beginsel van een substantiële en noodzakelijke verhoging van het aantal opvangplaatsen in de Europese Unie te verdedigen, en daarbij van de door het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties naar voren geschoven doelstelling van 20 000 plaatsen uit te gaan. In dat kader beveelt ze ook aan dat België een voorbeeldfunctie zou vervullen door onverwijld het aantal aangeboden opvangplaatsen, bovenop de 500 geplande, te verhogen. Zo niet zou België niet in staat zijn naar draagkracht aan de verwachte gemeenschappelijke inspanning deel te nemen;

- afstand te nemen van een stigmatiserend discours ten aanzien van de eerstelijnsopvang van de migranten door de Griekse en Italiaanse autoriteiten en ter zake de voorkeur te geven aan – desnoods bilaterale – samenwerking en een beleid van de uitgestoken hand;

- de nodige maatregelen te nemen voor de versoepeling en de verhoging van de efficiëntie van de legale migratiekanalen om te voorkomen dat de nieuwe kandidaten zich tot de illegale migratienetwerken wenden, die zich niet alleen schuldig maken aan mensenhandel, maar ook de transitlanden destabiliseren;

- op Europees niveau de nodige initiatieven te nemen om de democratische controle op Frontex te versterken en erop toe te zien dat het agentschap zich, in het kader van zijn missies, aan het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en het internationaal humanitair recht houdt;

- ervoor te zorgen dat de strijd tegen de illegale migratienetwerken niet tot een uitholling van het vrij verkeer in de EU noch in het bijzonder tot een teruggang in het Schengenproces leidt;

- in het kader van de strijd tegen de mensensmokkelaars te blijven eisen dat de VN-Veiligheidsraad een imperatief mandaat geeft voor elke operatie in met name de Libische territoriale wateren. Tegelijkertijd zouden de humanitaire inspanningen en de steun aan het herstel van de democratisch rechtsstaat in Libië opgevoerd moeten worden.”

 

Une motion pure et simple a été déposée par Mme Sarah Smeyers.

Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Sarah Smeyers.

 

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

 

08 Question de M. Emir Kir au ministre de la Justice sur "l'expulsion d'un demandeur d'asile sans jugement" (n° 3794)

08 Vraag van de heer Emir Kir aan de minister van Justitie over "de uitwijzing van een asielzoeker vóór hij werd berecht" (nr. 3794)

 

08.01  Emir Kir (PS): Monsieur le ministre, vos décisions sont trop rapides. C'est en substance le message que je viens vous adresser avec cette question. Je vous interpelle aujourd'hui quant à la l'expulsion d'un demandeur d'asile sans jugement. La presse du lundi 13 avril dernier annonce l'expulsion par l'Office des Étrangers d'un demandeur d'asile albanais de 59 ans qui devait comparaître devant la justice.

 

En effet, le 13 octobre 2014, ce dernier avait percuté en scooter une dame de 54 ans à Anvers, alors qu'elle se rendait sur son lieu de travail en vélo. La victime avait lourdement chuté et souffert de lésions au cerveau. Hélas, elle en était décédée 11 jours plus tard à l'hôpital. Le prévenu avait pris la fuite sans aider la victime, car il n'était pas en situation régulière selon ses avocats.

 

Néanmoins, il s'était rendu à la police fin décembre 2014 et avait été mis en détention avant d'être libéré sous caution. La chambre du conseil lui avait alors intimé de se trouver une adresse fixe. Entre-temps, l'auteur présumé a donc été expulsé. "Le parquet anversois a indiqué que le suspect pourrait être poursuivi et condamné par défaut", notent les journaux.

 

D'une part, cela pose problème pour la famille de la victime qui n'a pas droit à un procès en bonne et due forme contre l'auteur présumé; d'autre part, cela pose des difficultés évidentes en termes de droits de la défense. Enfin, en cas de condamnation, comment s'assurer de l'application de la peine et de la prise en charge adéquate de l'inculpé?

 

Envisagez-vous un retour sur le territoire belge afin que la peine y soit subie? Or, il semble que l'Albanie n'extrade pas ses ressortissants, dès lors cette extradition est peu probable, causant d'autant plus de peine à la famille de la victime qui estimera que justice n'a pas été rendue.

 

Monsieur le ministre, que s'est-il passé dans ce dossier? Y-a-t-il eu une mauvaise communication entre le parquet et l'Office des Étrangers dans cette affaire, comme le souligne un expert? La promptitude, pour ne pas dire la précipitation, avec laquelle l'actuel gouvernement extrade ne risque-t-elle pas d'entraîner de graves conséquences? Comment, dans ces conditions, s'assurer que la justice est pleinement rendue et la peine correctement appliquée?

 

08.02  Theo Francken, secrétaire d'État: Monsieur Kir, l'Office des Étrangers n'a pas été informé par la justice du fait qu'une procédure judiciaire était encore engagée à l'encontre de l'intéressé.

 

Il est nécessaire de mener une politique visant à éloigner les personnes qui ont purgé leur peine, ont bénéficié d'une libération anticipée ou n'ont pas été retenues par la justice, alors qu'elles se trouvaient dans l'illégalité. Ces personnes en séjour illégal sur le territoire sont en effet susceptibles de commettre d'autres faits répréhensibles.

 

Je tiens à vous rappeler que, dans le cas d'espèce, ce monsieur a déjà été condamné par défaut. Il ne s'est pas présenté à l'audience et pourtant il n'a pas été éloigné par l'Office des Étrangers. Le cas échéant, l'intéressé peut demander la levée de son interdiction d'entrée pour pouvoir comparaître devant le tribunal. Il peut également être condamné par défaut et faire opposition s'il revient en Belgique. L'éloignement de l'intéressé n'entrave nullement le cours normal de la justice.

 

Un groupe de travail existe entre mon département et celui de M. Geens. Nous avons eu une discussion sur l'échange des informations vendredi dernier.

 

08.03  Emir Kir (PS): Monsieur le secrétaire d'État, vous nous expliquez donc qu'il y a eu un manque dans l'échange d'informations entre la justice et l'Office des Étrangers. À aucun moment, cette personne n'a indiqué à l'Office des Étrangers qu'elle était au cœur d'un litige.

 

08.04  Theo Francken, secrétaire d'État: Non. Normalement, la justice prévient mon administration qu'il y a une procédure judiciaire en cours à l'encontre des personnes concernées.

 

Ce cas est exceptionnel.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "het vrijwilligersbeleid binnen het opvangnetwerk" (nr. 3302)

09 Question de Mme Nahima Lanjri au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "la politique de volontariat au sein du réseau d'accueil" (n° 3302)

 

09.01  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, de dienst Studie en Beleid van Fedasil heeft in november 2014 een beleidskader uitgewerkt voor vrijwilligerswerk. Het vastleggen van een beleid is belangrijk omdat daarmee duidelijkheid gecreëerd wordt. Deze helderheid is noodzakelijk voor iedereen: voor de vrijwilligers zelf, maar ook voor de beroepskrachten, de klanten of gebruikers van het vrijwilligerswerk, Fedasil en de opvangpartners. Een eenvormig en vooral duidelijk vrijwilligersbeleid biedt voor zowel de vrijwilligers als de medewerkers van het opvangnetwerk een houvast voor een goede samenwerking.

 

Op basis van een literatuurstudie over de feedback over het pilootproject van Pharos in Nederland en van de workshop rond vrijwilligerswerk die op 24 oktober 2014 gehouden werd met medewerkers van onder meer het Rode Kruis Vlaanderen, het Franstalige Rode Kruis, Vrijwilligerswerk Vlaanderen en de directie Operationele Diensten en de dienst Studie en Beleid van Fedasil, werd een aantal beleidslijnen voorgesteld.

 

Mijnheer de staatssecretaris, op welke manier wordt u betrokken bij dit beleidskader?

 

Hoe kijkt u aan tegen de bewonersparticipatie binnen de opvangcentra en het vrijwilligerswerk?

 

Op welke manier wilt u bijdragen aan de zelfredzaamheid van de bewoners van de opvangcentra?

 

Welke initiatieven en eventuele bijkomende initiatieven wilt u nemen in verband met vrijwilligerswerk in de opvangcentra?

 

09.02 Staatssecretaris Theo Francken: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Lanjri, ik ben ervan overtuigd dat het bieden van de mogelijkheid om zinvol bezig te zijn het gevoel van eigenwaarde van de asielzoekers kan versterken, het vermindert eveneens stress en beïnvloedt daarmee de gezondheid van de bewoners op een positieve manier. Alleen al vanuit preventief oogpunt is dit van groot belang.

 

Tegelijkertijd verwachten wij dat de zelfredzaamheid van de bewoners hierdoor bevorderd wordt en dat er bij hen ruimte ontstaat om gerichter te kunnen nadenken over het verdere verloop van hun toekomst. Dit zou de effectiviteit van het beleid kunnen vergroten. Men gaat op inburgering na toelating of vertrekt na afwijzing. Daarenboven zal het vergroten van het persoonlijk welzijn ook het leefklimaat in de opvangstructuren verbeteren. Mensen die goed in hun vel zitten, zoeken immers minder conflict op met mekaar. Tenslotte, kan zinvolle participatie van asielzoekers in de buurt waar ze opgevangen worden een positieve invloed hebben op de vaak eenzijdige beeldvorming over asielzoekers in onze maatschappij.

 

Asielzoekers kunnen echter stuiten op heel wat hindernissen om aan vrijwilligerswerk te doen. Zo zijn er persoonlijke omstandigheden, zoals beperkt contact met de buitenwereld, angst voor racisme en vooroordelen, gebrek aan zelfvertrouwen, culturele percepties in verband met vrijwilligerswerk enzovoort. Ook de vrijwilligersorganisaties zelf kunnen niet-bedoelde barrières opwerpen onder de vorm van complexe aanvraagformulieren, vereisten van ervaring of taalkennis, of ze weten niet hoe ze de specifieke doelgroep van asielzoekers in hun werking moeten inschakelen. Tenlotte, kunnen ook de opvangfaciliteiten ongewild de toegang tot vrijwilligerswerk bemoeilijken. Men is bijvoorbeeld niet op de hoogte van het aanbod in de omgeving, of vrijwilligerswerk wordt niet gefaciliteerd of er is geen kinderopvang of er worden geen lunchpakketten aangeboden.

 

In de instructie van 6 maart van Fedasil betreffende de toegang tot vrijwilligerswerk voor asielzoekers is dan ook opgenomen dat de opvangstructuur de bewoners moet informeren over het recht om vrijwilligerswerk te verrichten en hen hiertoe ook aanmoedigen. De opvangstructuur dient ook informatie te verschaffen over de mogelijkheid van vrijwilligerswerk in de buurt en de rechten en plichten die hieraan verbonden zijn. Dat laatste kan de opvangstructuur zelf doen of men kan de bewoner oriënteren naar organisaties die gespecialiseerd zijn in vrijwilligerswerk. Er staat ook expliciet vermeld dat de bewoner die vrijwilligerswerk verricht, al zijn rechten binnen de opvangstructuur behoudt.

 

Het is de bedoeling dat niet enkel de opvangstructuren maar ook de Vlaamse, Brusselse en provinciale steunpunten vrijwilligerswerk en het Plate-forme francophone du Volontariat et des centres du volontariat geïnformeerd en gesensibiliseerd worden met betrekking tot vrijwilligerswerk voor asielzoekers. De studie- en beleidsdienst van Fedasil heeft hiertoe de opdracht gekregen.

 

Voorts zal het project van de Nederlandstalige Vrouwenraad, dat Fedasil van 2012 tot 2104 gesteund heeft via het Europees Vluchtelingenfonds “Vrouwen ontmoeten vrouwen, empowerend werken met vrouwelijke asielzoekers in collectieve opvang”, verankerd worden. De Vrouwenraad heeft samen met de medewerksters van 17 Vlaamse en Brusselse opvangcentra de bestaande vrouwenwerking versterkt of heeft meegeholpen er een op te starten met behulp van vrijwilligsters van haar ledenorganisaties zoals Femma en de Federatie Wereldvrouwen.

 

Het eindresultaat van het project is een toolkit met goede praktijken en succesfactoren om aan de slag te gaan met vrouwelijke asielzoekers in collectieve opvang. De toolkit, zowel in het Nederlands als in het Frans, bevat voorbeelden van methodes, instrumenten, acties en activiteiten bedoeld als ondersteuning voor medewerksters, lokale vrijwilligers en leden van vrouwenorganisaties die willen samenwerken met een opvangcentrum in hun omgeving. Het is de bedoeling dat opvangcentra over heel België daarmee aan de slag gaan, en dat de steunpunten voor vrijwilligerswerk en de centres du volontariat hierover worden geïnformeerd. Er moet ook bekeken worden hoe de toolkit verbreed kan worden naar de individuele opvang en naar andere categorieën van bewoners.

 

09.03  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, dank u voor uw antwoord.

 

Ik ben tevreden te vernemen dat er onlangs, ook naar aanleiding van de studie, een instructie is gekomen van Fedasil om de drempel voor het vrijwilligerswerk te verlagen. Dat is goed. Ik meen dat het ook noodzakelijk was dat dat gebeurde.

 

Ook de omgeving zelf – ik bedoel de gemeentebesturen, de vrijwilligersorganisaties of de organisaties die met vrijwilligers werken – wordt op de hoogte gebracht van de mogelijkheden die er voor asielzoekers zijn om aan vrijwilligerswerk te doen. Eventueel kan erop gehamerd worden dat Fedasil in contact moet treden met het gemeentebestuur of het OCMW en de verenigingen om op die manier de mogelijkheden te duiden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de toekenning van een visum kort verblijf voor familiebezoek" (nr. 3604)

10 Question de Mme Nahima Lanjri au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "l'octroi d'un visa de courte durée pour des visites familiales" (n° 3604)

 

10.01  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb u al een tijdje geleden al over het onderwerp ondervraagd, maar ik heb nog enkele vragen.

 

Vorige keer hebt u geantwoord dat u nog overleg moest plegen met minister Reynders. Heeft dat gesprek met minister Reynders, om de bestaande problemen inzake visa kort verblijf voor familiebezoek op te lossen, plaatsgevonden? Welke maatregelen zult u nemen?

 

Voorts hebt u meegedeeld dat er in 2014 26 049 visa werden afgeleverd, terwijl er 11 514 aanvragen werden geweigerd. Uit welke landen komt het grootste aantal visumaanvragen voor kort verblijf om familiale redenen? Wat is de stand van zaken in de realisatie van de maatregelen die u zult nemen? Wat is de timing ter zake?

 

10.02 Staatssecretaris Theo Francken: Mevrouw Lanjri, wat de cijfers betreft, kan ik u zeggen dat wij geen cijfers bijhouden per motief. 80 % wordt ook afgehandeld door Buitenlandse Zaken op de visaposten in het buitenland en slechts 20 % komt bij ons terecht. Die 20 % komt alleen maar bij ons terecht als er vragen of onduidelijkheden zijn, of als er een migratierisico is.

 

Ik meen dan ook dat u de vraag het beste stelt aan de minister van Buitenlandse Zaken, mevrouw Lanjri.

 

Ik heb een eerste onderhoud gehad met minister Reynders over allerhande zaken. De visaproblematiek werd kort aangekaart, maar dat moet nog verder worden opgevolgd. Er komt trouwens een nieuw onderhoud. Wij zijn de problematiek dus zeker niet vergeten.

 

Wat de timing van de maatregelen betreft, kan ik u zeggen dat ik ze vóór de zomervakantie hoop te kunnen implementeren.

 

10.03  Nahima Lanjri (CD&V): Dan zal ik u misschien nog eens om een stand van zaken vragen vlak vóór de zomervakantie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de bescherming van slachtoffers van intrafamiliaal geweld" (nr. 3846)

11 Question de Mme Nahima Lanjri au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "la protection des victimes de violence intrafamiliale" (n° 3846)

 

11.01  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, de bescherming van slachtoffers van intrafamiliaal geweld is opgenomen in de wet op de gezinshereniging. Aan die wet kunnen nog enkele verfijningen aangebracht worden en daarmee zijn we bezig. Vanuit het Parlement zullen wij daaromtrent verdere initiatieven nemen.

 

Mijnheer de staatssecretaris, hoeveel aanvragen tot bescherming in het kader van die wetgeving werden ingediend sinds de toevoeging, dus sinds de goedkeuring van de nieuwe wet op de gezinshereniging?

 

In hoeveel gevallen werd de bescherming tot intrekking van het verblijfsrecht ook effectief verleend? In hoeveel gevallen werd alsnog overgegaan tot de intrekking van het verblijfsrecht, ook al genoot de betrokkene oorspronkelijk wel bescherming?

 

Als de bescherming niet werd verleend, wat zijn dan de belangrijkste redenen voor een weigering? Gaat het om een gebrek aan bewijsmiddelen, onvoldoende bestaansmiddelen of andere redenen?

 

Tot slot, ik stel vast dat in de praktijk heel vaak niet alle betrokken diensten op de hoogte zijn van de mogelijkheden die de wet biedt, en dat geldt zelfs voor de politiediensten. In welke mate zijn de politiediensten geïnformeerd over de beschermingsmaatregel, zodat zij slachtoffers meteen kunnen doorverwijzen en wijzen op de bescherming die zij kunnen krijgen als zij een klacht indienen wegens intrafamiliaal geweld?

 

De voorzitter: Collega’s, ik deel u mee dat de staatssecretaris tijd heeft tot 12 u 00. Il doit partir à midi. On ne peut pas finaliser tout l’ordre du jour aujourd’hui.

 

11.02 Staatssecretaris Theo Francken: Mevrouw Lanjri, u vraagt naar cijfers, maar er zijn geen exacte cijfers beschikbaar. De administratie houdt daar geen aparte cijfers van bij.

 

Wel kan ik u meedelen dat de Dienst Vreemdelingenzaken aanvragen ontvangt, maar die zijn over het algemeen weinig gestoffeerd – er ontbreekt bijvoorbeeld een medisch attest, een proces-verbaal – of de personen tonen niet aan dat zij aan de door de wet gestelde voorwaarden voldoen op het vlak van de financiële situatie. Samengevat kan ik stellen dat er slechts weinig aanvragen tot een positieve beslissing hebben geleid.

 

De Dienst Vreemdelingenzaken werkt mee aan de basisopleiding aan de politiescholen. Daarnaast worden er over het hele land bijkomende opleidingen gegeven aan politieagenten. De beschermingsmaatregelen voor slachtoffers van intrafamiliaal geweld worden daarbij steeds uitvoerig toegelicht.

 

11.03  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, om ons beleid te kunnen evalueren, is het van belang daarover statistieken te vergaren. Ik begrijp dat dit vroeger niet gebeurde, aangezien die vorm van bescherming nog niet bestond.

 

In de vorige legislatuur hebben wij de bescherming voor slachtoffers ingevoerd – u hebt daar trouwens nog aan meegewerkt. Het is belangrijk om dat goed te monitoren en op te volgen, om te weten of het om veel personen gaat en wat er nog kan worden verbeterd.

 

Ik hoop dat u aan de DVZ kunt vragen om die problematiek op te volgen, zodat wij het beleid in de toekomst kunnen bijsturen waar nodig.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 3927 van mevrouw Monica De Coninck is in een schriftelijke vraag omgezet.

 

Vraag nr. 3943 van mevrouw Schepmans werd ingetrokken.

 

12 Vraag van de heer Brecht Vermeulen aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "het asielcentrum te Langemark-Poelkapelle" (nr. 3949)

12 Question de M. Brecht Vermeulen au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "le centre d'asile de Langemark-Poelkapelle" (n° 3949)

 

12.01  Brecht Vermeulen (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, op de grens van drie gemeenten – Houthulst, Staden en Langemark-Poelkapelle – bevindt zich het gehucht Vijfwege, waar vroeger een kazerne van het leger was en zich sedert januari 2010 een asielcentrum bevindt.

 

In het gebouw zijn een aantal noodzakelijke renovatiewerken uitgevoerd. Volgens toenmalig staatssecretaris De Block was een planning opgesteld voor werken die tot en met mei 2015 zouden worden uitgevoerd. Er moesten ook verder nog werken gebeuren, daarvoor zou een nieuwe planning worden opgesteld. Bovendien heeft de voormalige staatssecretaris, mevrouw De Block, medegedeeld dat het aantal opvangplaatsen de voorbije jaren van 90 bij de opstart in 2010 naar 150 in 2011, 200 in 2012 en 225 in 2014 is gegaan. De bezettingsgraad was toen 73 %, met een tewerkstelling voor 35 voltijdse equivalenten.

 

Ik kreeg een aantal vragen van mensen die in het centrum werken of eraan verbonden zijn, alsook van mensen die bij het gemeentebestuur betrokken zijn.

 

Ten eerste, kan u de nieuwe planning voor de werken in het asielcentrum die nodig zijn voor het verder in stand houden van de gebouwen, mededelen en toelichten?

 

Ten tweede, wat is de bezettingsgraad in het asielcentrum van Langemark-Poelkapelle op dit moment? Hoeveel voltijdse equivalenten zijn er momenteel aan de slag?

 

Wat zijn vooral uw toekomstplannen met het centrum in Langemark-Poelkapelle, het enige centrum in West- en Oost-Vlaanderen? Daarover zijn uiteraard vragen in het kader van de tewerkstelling.

 

12.02 Staatssecretaris Theo Francken: Mijnheer de voorzitter, de werken in blok D zijn beëindigd. Het blok is sinds 1 maart 2015 in gebruik. De werken in blok C zijn in voorbereiding en zullen in 2016 worden uitgevoerd. Parallel zullen er ook werken zijn in blok A en blok B. Die werkzaamheden zullen tegen 1 januari 2017 klaar zijn.

 

De huidige bezettingsgraad is 68,4 %.

 

Het centrum telt op dit moment 33,3 voltijdse equivalenten. Er zijn dus meer personeelsleden aan de slag.

 

Het masterplan voor het opvangcentrum van Langemark-Poelkapelle bepaalt, na het beëindigen van de werken op 1 januari 2017, een capaciteit van 245 personen. Er is dus geen afbouw gepland.

 

12.03  Brecht Vermeulen (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord, dat kort en krachtig was.

 

De essentie is dat een aantal personeelsleden verwachtte dat er een afbouw zal komen. In het verleden was ook vanuit de buurt, zoals overal waar er een opvangcentrum is, enige terughoudendheid. Ik verneem echter van heel veel mensen dat daar op dit moment weinig tot geen problemen meer zijn.

 

Het is alleszins een goede zaak dat de investeringen die in het centrum zijn gedaan, ook op langere termijn kunnen renderen, waarvoor mijn dank.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Aan de orde is vraag nr. 4001 van mevrouw Caprasse, die niet aanwezig is en niets heeft laten weten. Met toepassing van artikel 127, punt 10, van het Reglement wordt haar vraag als ingetrokken beschouwd.

 

Vragen nrs 4036 en 4167 van mevrouw Jadin worden op haar vraag uitgesteld.

 

Rekening houdend met de agenda van de staatssecretaris hebben wij nog net de tijd voor één vraag.

 

13 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, over "de inmenging van politici in asielaanvragen" (nr. 4189)

13 Question de Mme Sarah Smeyers au secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative, adjoint au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, sur "l'ingérence de politiciens dans les demandes d'asile" (n° 4189)

 

13.01  Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, eind maart heeft de heer Roosemont, de directeur-generaal van de Dienst Vreemdelingenzaken, de bemoeienissen van politici inzake asielaanvragen aangeklaagd. Zo bleek dat er op regelmatige basis door politici contact opgenomen werd met de ambtenaren van de Dienst Vreemdelingenzaken om een goed woordje te doen voor bepaalde personen die een aanvraag hadden lopen. U weet dit van vroeger: wij, Parlementsleden, krijgen regelmatig dergelijke vragen van burgers. De vraag is hoe men als politicus daarmee omgaat.

 

Het ging in bepaalde dossiers zelfs zo ver dat ambtenaren op hun privégsm opgebeld werden door politici-parlementsleden. Uiteraard zijn die tussenkomsten in strijd met de deontologische code die voor parlementairen geldt. Het proberen beïnvloeden of versnellen van een bepaalde procedure – zo staat het letterlijk in de code – is in strijd met het basisprincipe van de scheiding der machten en is expliciet verboden.

 

Toen de feiten aan het licht kwamen heb ik de premier daarover bevraagd, tijdens een plenaire vergadering eind maart. Ook hij veroordeelde in zijn antwoord die praktijken en sprak over een vorm van cliëntelisme en praktijken die veeleer behoren tot de oude politieke cultuur en bijgevolg vandaag onaanvaardbaar zijn. Het punt zou ook op de agenda van het volgende Overlegcomité geplaatst worden.

 

Mijnheer de staatssecretaris, wij zijn nu al meer dan een maand verder sinds die feiten of praktijken aan het licht kwamen. Is er ondertussen een evolutie in het aantal brieven of telefoontjes van politici naar, in uw geval, de Dienst Vreemdelingenzaken? Ik meen dat dit al een steekproef kan zijn voor de praktijken bij andere administraties.

 

13.02 Staatssecretaris Theo Francken: Mevrouw Smeyers, de verklaring van de directeur-generaal van de Dienst Vreemdelingenzaken betrof niet alleen de tussenkomst van politici in het raam van asielaanvragen, maar, meer in het algemeen, in het licht van alle door de DVZ beheerde procedures.

 

Ik wens op te merken dat de directeur-generaal van de DVZ niet heeft aangegeven dat er politici bellen op de privégsm van agenten van de dienst, maar dat sommigen, in het kader van een tussenkomst in een individueel dossier, bellen naar hun gsm, waaronder dienstgsm’s dient te worden verstaan.

 

Wat betreft uw vraag of de DVZ nog brieven of telefoons van politici ontvangt sinds de verklaring, is het aantal tussenkomsten in individuele dossiers zeer sterk afgenomen. De tussenkomsten bestaan echter nog steeds. Soms stuurt een burgemeester nog wel eens een brief. Die tussenkomsten worden aan het administratieve dossier van de betreffende persoon toegevoegd, zonder dat de tussenkomst een prioritaire behandeling met zich meebrengt ten opzichte van de andere aanvragen. Zo hoort het ook.

 

Door de afname van het aantal tussenkomsten bij de DVZ kan de administratie een aanzienlijke tijdswinst boeken die kan worden geïnvesteerd in de behandeling van de aanvraag van iedere persoon die een verblijfsprocedure opstart. Ook zo hoort het.

 

13.03  Sarah Smeyers (N-VA): Het nut van parlementaire vragen is bij dezen bewezen.

 

Ik ben tevreden met uw antwoord, mijnheer de staatssecretaris.

 

Laat deze vraag een oproep zijn aan alle politici van gelijk welk niveau. Het antwoord is duidelijk. Zelfs als men brieven stuurt en telefoontjes pleegt worden de dossiers toch behandeld zoals alle andere dossiers. Dat is niet meer dan normaal. Anders krijgt men het recht van de sterkste of de langste arm. Dat behoort tot het verleden, hoop ik.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.02 uur.

La réunion publique de commission est levée à 12.02 heures.