Commissie voor de Financiën en de Begroting

Commission des Finances et du Budget

 

van

 

Woensdag 29 april 2015

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

Mercredi 29 avril 2015

 

Après-midi

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 16.44 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Eric Van Rompuy.

Le développement des questions et interpellations commence à 16.44 heures. La réunion est présidée par M. Eric Van Rompuy.

 

De voorzitter: Collega’s, wij beginnen met de vragen. Al heel wat collega’s hebben hun vraag omgezet in een schriftelijke vraag. Er zijn ook een aantal collega’s die hun vraag hebben uitgesteld.

 

Ik had beloofd aan mevrouw Temmerman dat zij haar vraag eerst mag stellen omdat zij ook nog naar en andere commissie moet en volgende week niet kan aanwezig zijn.

 

01 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de minister van Financiën over "de realisatie van de eerste tax shift van 2 miljard euro" (nr. 3790)

01 Question de Mme Karin Temmerman au ministre des Finances sur "la réalisation du premier tax shift de 2 milliards d'euros" (n° 3790)

 

01.01  Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de minister, de tax shift die in de toekomst zal gebeuren zou volgens de regering van een grootteorde van 5 miljard euro zijn. We moeten wel beklemtonen dat dit 5 miljard euro over vijf jaar is. Het is eigenlijk maar 1 miljard euro per jaar op een totaal van globaal 100 miljard euro. Dat is eigenlijk niet zo groot. Dat is amper 1 procent. En toch spreekt men over die grote tax shift, tot daar aan toe.

 

Maar in heel veel communicatie, onder andere dit weekend nog op VTM, zegt u: ‘We hebben met deze regering al 2 miljard euro tax shift uitgevoerd.”

 

Mijn vraag is heel eenvoudig. Wij kennen de samenstelling van die 2 miljard euro, maar u zegt: die is nu al uitgevoerd. Dan moet het toch over andere zaken gaan dan die die we al hebben vernomen.

 

Mijn vraag is dus uit wat bestaat die 2 miljard euro tax shift die nu al is uitgevoerd? Waar en wanneer is dat beslist? Wat houdt dat juist in?

 

01.02 Minister Johan Van Overtveldt: Reeds van bij haar samenstelling in oktober 2014 heeft de regering besloten om de fiscale druk op arbeid te verlichten met twee miljard euro, zijnde 0,5 procent van het bbp.

 

Er werd besloten om dat te doen via de aftrek forfaitaire beroepskosten voor werknemers en die te verhogen in twee fases, namelijk in 2015 en in 2016. Om zo jaarlijks tegen 2016 een bedrag van 900 miljoen euro te bereiken. Dat is duidelijk een vermindering van de lasten op arbeid langs de kant van de werknemer.

 

Doordat er in 2015 geen indexsprong plaatsvond, volgens de huidige vooruitzichten, maar wel een substantiële lastenverlaging werd doorgevoerd, hebben wij via deze weg de koopkracht gestimuleerd.

 

Wat de lastenverlaging voor bedrijven betreft – men kan de lasten verlagen aan de kant van de werknemer, maar ook aan de kant van de werkgever – werd de enveloppe voorzien in het competitiviteitspact voor 2017 een jaar vervroegd en samen met deze voorzien in 2015 naar 2016 gebracht.

 

Deze belastingsverlagingen worden over de periode 2015 tot 2018 gefinancierd door compenserende maatregelen inzake belastingen op kapitaal, consumptie en ecofiscaliteit. Kapitaal draagt relatief gezien het meest bij tot de financiering van de lastenverlaging, namelijk alles samen voor meer dan 1 miljard euro.

 

Meer concreet, de liquidatieboni ingevoerd door een vervroegde heffing aan een tarief van 10 procent in plaats van 25 procent en dit voor een bedrag van 500 miljoen euro.

 

Andere maatregelen werden genomen aangaande de taks op beursverrichtingen, 80 miljoen euro, en aangaande de doorkijktaks – kaaimantaks – op juridische constructies voor een bedrag van 120 miljoen euro. Uit recente ramingen weten we dat we met deze 120 miljoen euro conservatief zijn geweest en de opbrengst mogelijk een veelvoud zal bedragen. Maar dat is verder in te schatten en te analyseren.

 

In 2015 wordt er bovendien een extra inspanning van 100 miljoen euro gevraagd van de financiële sector, banken en verzekeringen, en dit in essentie door het inperken van de notionele intrestaftrek. Die extra bijdrage van deze sector loopt verder op in 2016 met nog eens extra 50 miljoen euro, bovenop de 100 miljoen euro van 2015.

 

Naast kapitaal dragen ook consumptie en ecofiscaliteit bij tot de tax shift van 2 miljard euro. Er werd een aantal maatregelen genomen inzake btw, in totaal voor een bedrag van 200 miljoen euro en accijzen, in totaal voor een bedrag van 700 miljoen euro.

 

Wat de btw betreft gaat het om de afschaffing of afzwakking van fiscale gunstregimes teneinde de belastbare basis zoals die werd vastgesteld door Europa beter te harmoniseren, in zonder op e-commerce en op de prestaties geleverd door plastische chirurgen en op de verbouwing van woningen die vanaf 2016 minstens 10 jaar oud moeten zijn.

 

De accijnzen werden geïndexeerd en bovendien werden de accijnzen op diesel, tabak en alcohol verhoogd en dit altijd rekening houdend met de situatie in buurlanden, conferatur de grenshandel.

 

Ik hoop dat ik u hiermee wat meer concreet inzicht heb verschaft in de eerste tax shift van 2 miljard euro.

 

01.03  Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de minister, alles wat u zegt, wist ik natuurlijk. Dat is niets nieuws. Ik heb heel duidelijk in mijn vraag gesteld dat we de samenstelling kennen. U en uw regering zeggen constant dat er op dit moment, nu, reeds 2 miljard euro is gerealiseerd. Maar alles wat ik hoor zijn zaken die nog moeten gebeuren, zeker wat betreft de tax shift van kapitaal. 

 

Dat zijn slechts voornemens, dat zijn zaken die u hebt ingeschreven in de begroting, maar die zijn er helemaal nog niet. Men moet dus nu niet zeggen dat er op dit moment al 2 miljard euro aan tax shift is gebeurd. Dat is helemaal niet waar. Het enige dat gebeurd is, zijn de zaken op het pensioensparen, wat kapitaal betreft. Al de rest moet nog gebeuren. Men mag daar een beetje eerlijk in zijn.

 

Ook wat u opnoemt rond btw en zo zijn zaken die we kennen. Het gaat er om wat er nu reeds gerealiseerd is.

 

De voorzitter: Wij hebben deze namiddag de orde van de werkzaamheden besproken en er is een voorontwerp van programmawet met fiscale bepalingen op komst met heel wat van deze zaken: de kaaimantakst, de diamanttaks,…Die worden eind mei in dit Parlement gestemd en zullen ingaan op de datums die vroeger voorzien zijn.

 

In de eerste ronde van de tax shift zit de bankentaks, de kaaimantaks,… De forfaitaire aftrek die is al goedgekeurd en zal volgend jaar ook van toepassing zijn.

 

U zult nog voor de zomer heel wat werk hebben om die kapitaalbelastingen in dit Parlement te bespreken en goed te keuren. Misschien ook aan te tonen dat het nog niet voldoende is, dat is een andere zaak.

 

01.04  Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, dat is juist mijn punt. Ik ben blij dat u antwoordt in plaats van de minister.

 

In heel veel discussies die nu over de tax shift gaan, zegt de minister en deze regering, of vertegenwoordigers van deze regering, of vertegenwoordigers van de meerderheidspartijen: op dit moment hebben wij al zoveel aan tax shift gedaan. Terwijl dat dit niet klopt.

 

Er is inderdaad een begroting geweest en men moet dit nog stemmen. Dan moet men zeggen: we hebben voornemens om en niet zeggen dat men reeds zo een grote tax shift naar kapitaal heeft gedaan. Zeker die maatregelen rond kapitaal moeten nog gebeuren en die zijn er nu nog niet. Terwijl, mijnheer de voorzitter en mijnheer de minister, men wel reeds de zaken gestemd heeft rond de indexsprong.

 

01.05  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, de commissie voor de Financiën is niet het ideale moment om 1 mei-boodschappen te oefenen. Laat ons eerlijk zijn. Laat ons bij het agendapunt blijven met name vragen aan de minister van Financiën.

 

De voorzitter: Ik denk dat het antwoord duidelijk was. We kunnen dat morgen nalezen en dan is daar elk misverstand over weggewerkt.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Question de M. Stéphane Crusnière au ministre des Finances sur "une meilleure protection des consommateurs face au monde bancaire" (n° 3557)

02 Vraag van de heer Stéphane Crusnière aan de minister van Financiën over "een betere bescherming van de consumenten tegenover de banken" (nr. 3557)

 

02.01  Stéphane Crusnière (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, je me permets de vous interpeller sur ce sujet suite aux articles parus dans la presse concernant la vente d'obligations grecques par Fortis comme étant à très faible risque. En effet, en 2009, alors que la Grèce entre en récession, la banque BNP continue à vendre des obligations grecques comme étant de robustes bunds allemands. Le bon père de famille qui, à l'époque, se connectait sur son PC banking pouvait découvrir que l'action grecque était parmi les obligations favorites de ce type, classée de risque 1.

 

Cette obligation ne vaut aujourd'hui plus que 17,88 % de sa valeur. Elle a donc perdu plus de 80 % de sa valeur en cinq ans et est assortie d'un rating C/D. En mars 2012, les clients se sont vu proposer le remplacement de leur obligation par un panier de vingt-quatre obligations. Sur base de ce que relatent les articles, ce sont plus de 1 500 clients belges qui auraient été victimes des pratiques de la banque.

 

Monsieur le ministre, cet exemple m'interpelle. Ce cas de figure n'est pas sans nous rappeler que les consommateurs ne sont jamais assez bien informés et protégés face au monde bancaire et de la finance. Je prends le cas des obligations grecques mais on a déjà pu s'apercevoir que d'autres produits avaient aussi pu avoir ce genre d'influence. Des améliorations ont déjà eu lieu en la matière aux niveaux belge et européen, mais un renforcement de ces mesures s'impose. Pouvez-vous nous expliquer brièvement ce que votre gouvernement a l'intention de faire pour une meilleure protection du consommateur financier?

 

02.02  Johan Van Overtveldt, ministre: Monsieur Crusnière, je vous remercie pour votre question relative à la protection des consommateurs financiers, à laquelle j'attache une grande importance. En ce qui concerne le cas précis auquel vous faites référence, je puis vous préciser qu'une analyse est menée actuellement par l'Autorité des services et des marchés financiers.

 

Par ailleurs, vous aurez pris connaissance du communiqué de presse dans lequel BNP Paribas Fortis conteste l'affirmation selon laquelle elle aurait vendu proactivement à ses clients une part de son propre portefeuille de dette souveraine grecque ou de titres d'obligations grecques. Une analyse est en cours à ce sujet. Malheureusement je ne peux pas encore vous donner de conclusions.

 

02.03  Stéphane Crusnière (PS): Merci pour vos réponses, monsieur le ministre. Ma question était effectivement basée sur l'article que vous mentionnez. Mais elle portait principalement sur les mesures que vous comptez prendre pour mieux protéger les consommateurs. J'ai entendu en introduction que c'était une priorité pour vous. Il y a malheureusement bien d'autres cas que celui-ci et je continuerai à être attentif aux mesures que vous prendrez. J'espère qu'elles arriveront rapidement.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Questions jointes de

- M. Benoît Piedboeuf au ministre des Finances sur "l'état d'avancement du dossier des zones franches" (n° 3593)

- M. Alain Mathot au ministre des Finances sur "les zones franches" (n° 3990)

- M. Georges Gilkinet au ministre des Finances sur "la définition des zones franches en Wallonie et à Bruxelles" (n° 4020)

03 Samengevoegde vragen van

- de heer Benoît Piedboeuf aan de minister van Financiën over "de voortgang in het dossier betreffende de ontwrichte zones" (nr. 3593)

- de heer Alain Mathot aan de minister van Financiën over "de ontwrichte zones" (nr. 3990)

- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Financiën over "het vastleggen van ontwrichte zones in Wallonië en Brussel" (nr. 4020)

 

03.01  Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, le gouvernement fédéral a pris des décisions importantes en faveur du redéploiement des zones franches. Comme je m'inquiétais de savoir où en était le gouvernement wallon dans la communication des informations, le ministre Marcourt a répondu que c'était en cours.

 

Monsieur le ministre, pouvez-nous nous informer de l'état d'avancement de ce dossier en Région wallonne?

 

03.02  Johan Van Overtveldt, ministre: Monsieur Piedboeuf, les zones franches que la Région flamande a délimitées sont les seules qui m'aient été proposées jusqu'à présent.

 

Elles entreront en vigueur à partir du 1er mai.

 

Les négociations en vue de conclure un accord de coopération entre l'État fédéral et la Région flamande, visé par la loi du 15 mai 2014 portant exécution du Pacte de compétitivité, d'emploi et de relance ont abouti à un accord signé le 3 avril, qui sera publié cette semaine au Moniteur belge. Les autres Régions n'ont pas indiqué, à ce jour, qu'elles étaient intéressées par la conclusion d'un tel accord.

 

À la fin du mois de décembre dernier, mon cabinet a pris contact avec les trois Régions. En janvier, une réunion s'est tenue avec leurs représentants respectifs. Le projet de loi et le projet d'accord de coopération ont été discutés lors du Comité de concertation du 28 janvier.

 

Je n'ai pas connaissance de la liste des zones franches désignées en Wallonie. Une demande de la Région wallonne portant sur la délimitation d'une zone d'aide n'aurait, au demeurant, pas de raison d'être à ce stade, étant donné que l'article 16 de la loi susdite prévoit qu'une Région ne peut proposer de zones franches que si elle a conclu préalablement un accord de coopération avec l'autorité fédérale – ce qui n'est pas le cas, à ce jour.

 

03.03  Benoît Piedboeuf (MR): Regrets éternels! J'espère qu'ils ne le seront pas!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: La question n° 3600 de Mme Griet Smaers est reportée.

 

04 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Financiën over "de werking van DAVO" (nr. 3610)

- de heer Olivier Maingain aan de minister van Financiën over "de werking van de Dienst voor alimentatievorderingen (DAVO)" (nr. 4003)

- de heer Olivier Maingain aan de minister van Financiën over "de werking van en de middelen voor de DAVO" (nr. 4006)

04 Questions jointes de

- Mme Sonja Becq au ministre des Finances sur "le fonctionnement du SECAL" (n° 3610)

- M. Olivier Maingain au ministre des Finances sur "le fonctionnement du Service des créances alimentaires (SECAL)" (n° 4003)

- M. Olivier Maingain au ministre des Finances sur "le fonctionnement et les moyens du SECAL" (n° 4006)

 

04.01  Olivier Maingain (FDF): Monsieur le président, monsieur le ministre, le rôle du Service des créances alimentaires dans la lutte contre la pauvreté et celle qui peut affecter plus particulièrement les familles mono-parentales est essentielle.

 

Les mécanismes sont connus. On sait que des modifications législatives ont permis de revoir les plafonds de revenus pour l'accès aux avances du SECAL. On sait que les enfants handicapés comptent dorénavant double pour la majoration du plafond par enfant à charge. On sait que le créancier d'aliments ne devra plus supporter une part des frais administratifs et qu'ils seront totalement imputés au débiteur d'aliments ou au contributeur.

 

Il n'en demeure pas moins que les performances du Service sont malheureusement affaiblies du fait que les moyens humains et budgétaires affectés à ce Service sont sans doute insuffisants. D'ailleurs, M. Pacolet, un expert, professeur d'université à la KUL, qui avait dirigé en 2012 l'enquête intitulée L'impact budgétaire de l'octroi d'avances par le Service des créances alimentaires, avait relevé qu'il manquait au fonctionnement correct de ce Service un crédit supplémentaire de quelque 8 millions d'euros. Vous n'avez pas pu l'accorder dans le cadre de votre budget.

 

La Cour des comptes avait également signalé lors de l'examen du budget 2015 que, à tout le moins, l'augmentation de 1,2 million prévue par rapport à 2014 n'était pas non plus suffisante. Vous aviez laissé entendre que la situation serait rectifiée lors du contrôle budgétaire de mars dernier.

 

Cela ne semble pas avoir été confirmé. Vous laissez entendre maintenant que les moyens seraient suffisants jusqu'au prochain contrôle budgétaire, soit en septembre 2015.

 

Or, vous avez également précisé – en commission, en avril me semble-t-il – que depuis l'entrée en vigueur du nouveau plafond de revenus depuis le 1er janvier de cette année, 1 134 demandes supplémentaires avaient été adressées concernant les pensions alimentaires dues aux enfants. Ceci portait le nombre d'enfants susceptibles d'être aidés ou aidés en mars dernier à plus de 16 000 dossiers.

 

Nous sommes confrontés à un vrai problème lié à la précarité. Il ne faut pas se le cacher. Pour certaines familles, retrouver quelques dizaines ou centaines d'euros en plus par mois à charge des contributions dues par les créanciers alimentaires, est essentiel dans leurs équilibres budgétaires.

 

Faut-il rappeler que plus de la moitié des ménages avec enfants émargeant au CPAS sont des familles monoparentales dont le chef de famille est le plus souvent une femme (80 % des cas)? Si on se base sur une moyenne mensuelle de 31 600 ménages avec enfants ayant recours à un revenu d'intégration, quelque 17 000 familles monoparentales émargent chaque mois au CPAS.

 

On peut estimer, sans que toutes ces familles monoparentales ne soient nécessairement bénéficiaires de l'intervention du SECAL, qu'un grand nombre d'entre elles devraient être concernées par le parfait fonctionnement de ce Service.

 

On a aussi relevé que le rapport d'évaluation du SECAL n'avait plus été établi depuis 2010. Or, il y a une obligation d'établir un rapport annuel à l'attention des ministres du Budget et des Finances. Ces avis pourraient aussi être transmis au parlement.

 

Monsieur le ministre, quelles mesures structurelles comptez-vous prendre pour améliorer les prestations du SECAL aux personnes qui en ont le plus besoin? Comment allez-vous éventuellement faire face à l'insuffisance des moyens budgétaires de ce Service?

 

Par ailleurs, estimez-vous que le SECAL est aujourd'hui en mesure de respecter le délai de 30 jours fixé par la loi pour son intervention au bénéfice des demandes, dès lors qu'elles sont dûment établies et non contestables?

 

04.02  Johan Van Overtveldt, ministre: Monsieur le président, monsieur Maingain, en décembre 2014, le SECAL a payé un montant de 1 966 000 euros au bénéfice de 15 159 enfants pour les avances du mois de décembre. Pour le mois d'avril 2015, il s'agit d'un montant de 2 167 000 euros (j'arrondis un peu) au bénéfice de 16 659 enfants.

 

Depuis l'entrée en vigueur le 1er janvier 2015 de la loi du 12 mai 2014, le nombre de bénéficiaires d'avances a donc augmenté de 1 500 enfants, dans plus ou moins 1 200 dossiers, sans qu'il ne puisse être déterminé quelle est la proportion exacte directement liée au nouveau plafond de revenus.

 

Le SECAL dispose en effet d'un délai de 30 jours au terme duquel il doit avoir notifié sa décision d'intervention au créancier d'aliments. Étant donné qu'il s'agit d'un délai prévu par la loi, les instructions nécessaires ont été données au bureau pour que les décisions soient prises à temps.

 

En outre, s'il n'y a pas de décision négative ou positive qui est prise, le système envoie automatiquement la décision positive d'intervention le dernier jour du délai.

 

Les membres de la commission d'évaluation ont été nommés ou désignés pour une période de six ans. Étant donné que les décisions de nomination datent de 2005 (arrêté royal du 17 septembre 2005 et arrêté ministériel du 23 décembre 2005), la durée de nomination a pris fin en 2011. Depuis lors, la commission d'évaluation ne peut donc plus valablement se réunir. En conséquence, aucun rapport n'a plus été rédigé.

 

Quoi qu'il en soit, la procédure pour reconstituer la commission est en cours. Pour preuve, les présidents des groupes politiques ont reçu un courrier leur demandant de me faire connaître leurs candidats. Une fois la commission constituée, elle pourra reprendre ses activités et rédiger son rapport.

 

04.03  Olivier Maingain (FDF): Merci, monsieur le ministre, pour ces précisions de statistiques et de procédure concernant les initiatives prises notamment pour reconstituer la commission d'évaluation.

 

Je déduis de la réponse que le ministre estime qu'avec les effectifs de personnel dont il dispose et les moyens budgétaires affectés à la mission du Service des créances alimentaires, il peut faire face à l'accroissement du nombre de dossiers mais aussi au respect du délai légal. Nous le vérifierons dans les prochains mois.

 

Ce n'était pas l'avis de l'expert, ni celui de la Cour des comptes. Mais le ministre semble suggérer qu'il peut faire tenir les délais par son administration, puisqu'il dit qu'il a rappelé à l'administration l'obligation du délai légal.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Questions jointes de

- Mme Kattrin Jadin au ministre des Finances sur "le gel des engagements au SPF Finances" (n° 3626)

- M. Georges Gilkinet à la secrétaire d'État à la Lutte contre la pauvreté, à l'Égalité des chances, aux Personnes handicapées, à la Lutte contre la fraude fiscale et à la Politique scientifique, adjointe au ministre des Finances, sur "l'engagement de 100 agents supplémentaires à l'ISI" (n° 3764)

- M. Georges Gilkinet au ministre des Finances sur "l'engagement de 100 agents supplémentaires à l'ISI" (n° 3765)

- M. Stéphane Crusnière au ministre des Finances sur "les moyens alloués au recouvrement et à la perception au sein de l'administration fiscale" (n° 3825)

05 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Financiën over "de wervingsstop bij de FOD Financiën" (nr. 3626)

- de heer Georges Gilkinet aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, Bestrijding van de fiscale fraude, en Wetenschapsbeleid, toegevoegd aan de minister van Financiën, over "de aanwerving van 100 bijkomende personeelsleden bij de BBI" (nr. 3764)

- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Financiën over "de aanwerving van 100 bijkomende personeelsleden bij de BBI" (nr. 3765)

- de heer Stéphane Crusnière aan de minister van Financiën over "de middelen van de belastingadministratie voor invordering en inning" (nr. 3825)

 

05.01  Stéphane Crusnière (PS): Monsieur le ministre, en lisant le plan opérationnel des services des Finances 2015, je ne peux que constater que les moyens vont être réduits. Ce n’est pas une surprise. Nous savons que vous ne faites qu'appliquer des mesures uniformes demandées à l'ensemble des départements par le gouvernement.

 

Cependant, 40 à 50 % des effectifs travaillant dans les services de perception et de recouvrement auront, selon la pyramide des âges, quitté l’administration fiscale d’ici 2020. Cette information, cumulée aux économies drastiques mises en place, me fait penser qu’il n’y aura potentiellement plus beaucoup de fonctionnaires dans ces départements pourtant essentiels à la bonne perception de l’impôt. Qui dit bonne perception de l’impôt dit bon rendement budgétaire, pour rappel.

 

Dès lors, monsieur le ministre, une mesure est-elle prévue pour renforcer prochainement le cadre de ces deux segments de votre administration?

Une dérogation au non-remplacement des fonctionnaires est-elle spécifiquement prévue dans ces départements?

 

05.02  Johan Van Overtveldt, ministre: Monsieur Crusnière, une circulaire sera approuvée en fonction des décisions prises par le Conseil des ministres. Elle définira l'enveloppe de personnel définitif du SPF Finances ainsi que la méthodologie pour le plan de personnel 2015.

 

Les recrutements et les promotions ne seront exécutables qu'à l'approbation du plan de personnel 2015, à l'exception de l'introduction d'un dossier individuel.

 

En ce qui concerne l'Administration générale de la Perception et du Recouvrement, nous pouvons nous attendre à de nombreux départs ces prochaines années.

Si tous les collaborateurs âgés de 62 ans décident de partir à la retraite, nous aurons, d'ici 2020, 535 départs.

 

C'est la raison pour laquelle l'Administration générale de la Perception et du Recouvrement travaille ardemment à rendre ces processus encore plus efficients, notamment en poursuivant leur numérisation et leur standardisation. De plus, en février dernier, une demande a été faite afin de déroger au gel des recrutements pour nous permettre de recruter plus rapidement des collaborateurs au profil qui correspondent aux fonctions critiques pour l'Administration générale de la Perception et du Recouvrement: les data miners et les business analysts pour nous permettre d'avancer dans la digitalisation des processus.

 

L'Administration générale de la Perception et du Recouvrement dispose encore de 135 autorisations de recrutement, conformément à notre plan de personnel 2014.

 

Le SPF Finances a déjà fini d'organiser ses sélections en collaboration avec le Selor et possède aujourd'hui des réserves de lauréats prêts à entrer en service dès que le gel des recrutements sera levé et le plan du personnel 2015 proposé et approuvé.

 

Quant à l'ISI, la décision de ce gouvernement de prévoir 100 recrutements supplémentaires cadre clairement avec sa volonté absolue de lutter efficacement contre la fraude, axée en priorité sur la grande fraude fiscale. En principe, il s'agit de nouveaux engagements dans la classe A1 pour lesquels un budget de 4 millions d'euros est prévu. Une partie de ces engagements peut être remplacée par le principe de la mobilité interne émanant de l'AG Fiscalité, pour autant que cette dernière reçoive la compensation nécessaire pour effectuer des recrutements correspondants.

 

Cet apport immédiat d'expérience ne pourrait avoir que des effets positifs sur la plus-value budgétaire attendue. Les nouveaux agents seront titulaires d'un diplôme universitaire dans des domaines spécifiques (juristes, économistes, spécialistes ICT ou experts comptables) qui montrent une motivation particulière pour travailler dans les services de l'ISI.

 

La plus grande conséquence de ces engagements consistera naturellement dans la formation de ces nouveaux collègues. Un programme spécifique sera développé par l'ISI reprenant des formations internes et externes ainsi qu'un programme d'accompagnement junior-senior sur le terrain.

 

Les sélections pour ces recrutements supplémentaires sont en cours et seront réalisées en grande partie avant les vacances d'été. L'entrée en service des nouveaux collaborateurs est prévue pour début septembre.

 

05.03  Stéphane Crusnière (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces réponses qui, malgré tout, restent inquiétantes, étant donné les chiffres des départs d'ici à 2020. Vous citez également un certain nombre d'engagements. Mais, on le sait, les engagements ne couvriront malheureusement pas la totalité des départs. On sait aussi qu'on en demande toujours plus aux fonctionnaires des Finances. L'amélioration des processus est évidemment une piste mais ce ne sera pas la seule.

 

Je sais que la tension est grandissante au sein du personnel des Finances. Je vous invite, monsieur le ministre, à être attentif à ses demandes et à garder le contact avec les organisations syndicales car je sens que la pression commence à monter. Or, c'est une administration qui travaille très bien et dont nous avons énormément besoin. Il faut vraiment rester attentif aux besoins de son personnel.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Luk Van Biesen aan de minister van Financiën over "Fedopress" (nr. 3644)

06 Question de M. Luk Van Biesen au ministre des Finances sur "Fedopress" (n° 3644)

 

06.01  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, namens de beroepsfederatie werd ik ervan op de hoogte gebracht dat enkele grafische bedrijven zich vragen stellen bij de werking van Fedopress. In het bijzonder worden er vragen gesteld over het feit dat er bij opdrachten voor andere overheidsinstellingen, waaronder het BIPT en de FOD Binnenlandse Zaken, geen btw wordt aangerekend. Tevens zouden enkel de werkuren worden aangerekend, niet de grondstoffen. U begrijpt dat mijn vraag in de richting gaat van bestrijding van oneerlijke concurrentie.

 

Door bovenvermelde feiten zou er oneerlijke concurrentie ontstaan, waardoor het voor commerciële ondernemingen quasi onmogelijk zou zijn om nog opdrachten binnen te halen bij de publieke sector.

 

Mijnheer de minister, bent u op de hoogte van de werkwijze van Fedopress? Kunt u ons informeren over wie controle uitoefent op Fedopress?

 

Kunt u ons informeren over hoe Fedopress de goederen die het zelf niet produceert met andere aankopen toch in het systeem verwerkt en blijkbaar niet doorrekent aan de overheid?

 

Welke concrete maatregel stelt u in het vooruitzicht om deze vorm van oneerlijke concurrentie uit te sluiten?

 

06.02 Minister Johan Van Overtveldt: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van Biesen, in de Ministerraad van 26 september 2009 werd beslist om de verspreide drukkerij-infrastructuur van de FOD Financiën te centraliseren, teneinde alzo de efficiëntie te verhogen en dit uiteraard met het oog op het verminderen van de kosten.

 

Fedopress staat in voor het drukken en verzenden van alle, vaak persoonlijke en vertrouwelijke, wat men noemt volumedocumenten, zoals bijvoorbeeld de aanslagbiljetten. Sinds 2012 kunnen alle federale overheidsdiensten in de brede zin van het woord een beroep doen op de diensten van Fedopress.

 

Fedopress hangt af van de stafdienst logistiek van de FOD Financiën en is onderworpen aan de mechanismen van beheerscontrole en interne controle. Het machinepark en het personeel worden betaald door de FOD Financiën. Andere federale overheidsinstellingen komen enkel tussen voor de variabele kosten die gemaakt worden voor het uitvoeren van de productie, te weten papier, drukvormen, producten, klikprijzen, elektriciteit en onderhoud. Deze worden, inclusief btw, aangekocht via overheidsopdrachten, conform de vigerende wetgeving op dat vlak. Fedopress doet geen beroep op externe firma’s om drukwerk te vervaardigen.

 

06.03  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de minister, daarmee heb ik natuurlijk nog geen antwoord op mijn vraag. Als zij drukwerk vervaardigen voor bijvoorbeeld het BIPT of de FOD Binnenlandse Zaken, factureren zij dan de grondstoffen met btw? Ik heb het niet over het materiaal en het personeel. Uiteraard kopen zij aan met btw, zoals elke overheid, maar hoe factureren zij dat?

 

Hebben zij een btw-nummer? Moeten zij btw aanrekenen? Ik begrijp uiteraard ook wel dat bepaalde privéspelers een deel van deze werkzaamheden misschien zelfs goedkoper zouden kunnen uitvoeren dan de eigen diensten. Mijn vraag is dus of het de taak is van de overheid om een drukkerij in leven te houden of te subsidiëren voor bepaalde diensten die misschien goedkoper kunnen worden geleverd door de privésector. Mijn vraag is of zij onder dezelfde voorwaarden werkt. U hebt gezegd dat dit niet zo is. Het materieel en het personeel worden betaald door de FOD Financiën en de andere diensten betalen alleen het papier en de grondstof. Is die facturatie dan met btw?

 

06.04 Minister Johan Van Overtveldt: Mijnheer Van Biesen, om absoluut zeker te zijn dat ik u een correct antwoord geef, zal ik hierop terugkomen. Ik wil absoluut zeker zijn van de juistheid van mijn antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Samengevoegde vragen van

- de heer Robert Van de Velde aan de minister van Financiën over "de sluiting van de Antwerpse Diamantbank en de gevolgen voor de financiering van de diamantsector in België" (nr. 3664)

- de heer Robert Van de Velde aan de minister van Financiën over "het behoud van de Antwerpse Diamantbank" (nr. 3837)

07 Questions jointes de

- M. Robert Van de Velde au ministre des Finances sur "la fermeture de la Banque diamantaire anversoise et les conséquences pour le financement du secteur diamantaire de Belgique" (n° 3664)

- M. Robert Van de Velde au ministre des Finances sur "le maintien de la Banque diamantaire anversoise" (n° 3837)

 

07.01  Rob Van de Velde (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb vandaag een Antwerpse dag. Dat moet u mij maar vergeven.

 

De financiering van de diamantactiviteit raakt aan de kern van die activiteit, nog meer dan de fiscale rechtszekerheid waartoe u het initiatief heeft genomen. De financiering van de diamant vergt immers niet alleen kennis van de diamantsector, maar ook een kredietverlening die concurrentieel is met Dubai, India of Israël.

 

Ingevolge de financiële crisis zijn de nieuwe Europese risicogewogen kapitaalvereisten verstrengd, waardoor de kredietverlening moeilijker verloopt.

 

Door de nakende mogelijke sluiting van de Antwerpse Diamantbank zijn cliënten gedwongen een commerciële rekening te openen bij een andere bank. Exclusieve cliënten van de ADB krijgen tot eind mei om dit in orde te brengen.

 

Blijkbaar is het ook zonder kredieten zeer moeilijk om een commerciële dollar- of eurorekening voor diamanttransacties te openen bij andere Belgische banken. Vooral de kleinere diamantairs ondervinden moeilijkheden.

 

De diamanthandelaren met een buitenlandse aanknopingspunt emigreren, omdat ze niet anders kunnen, naar Tel Aviv, Dubai of zelfs Mumbai. De diamantairs met Antwerpse roots krijgen geen of een afwijzend antwoord, ook van de banken die enkele jaren geleden met veel overheidssteun zijn gered.

 

Wij hebben het over een sector die lokaal maar ook bovenlokaal belangrijk is. Het gaat om 8 000 arbeidsplaatsen. Het zou om 34 000 afgeleide arbeidsplaatsen gaan.

 

Indien dit bewegingen rond handel in gang zou zetten, zal dit ook een impact hebben op de komende karaattaks.

 

Uit verschillende gesprekken zijn deze vragen gekomen, mijnheer de minister.

 

Ik meen te weten dat er op Europees vlak reeds uitzonderingen zijn gemaakt op de voorwaarden die zijn opgelegd naar aanleiding van de staatssteun, indien er sprake is van economische ontwrichting.

 

Ik weet dat de vorige regering bij de Europese Unie en de Europese Commissie reeds een poging heeft ondernomen, om een uitzondering en een verlenging van de Diamantbank en dus de overleving te vragen. Die poging is toen op niks uitgelopen.

 

Is op dat moment iets met die economische ontwrichting gedaan?

 

Indien niet, lijkt het mij een gegeven te proberen het gesprek met de Europese Commissie opnieuw aan te knopen en na te gaan of op basis van die ontwrichting, die mogelijkerwijze zou ontstaan, een uitzondering kan worden verkregen en de Diamantbank kan worden voortgezet.

 

Belangrijk is misschien dat er blijkbaar een heel negatieve houding van de banksector ten opzichte van de diamantsector is. Er wordt zelfs gefluisterd dat de OESO de banken zou afraden, wat mij nogal sterk lijkt. Het gerucht wordt echter gefluisterd. Ik werp het hier dus op.

 

Feit is echter dat het voor de sector moeilijk is zowel financiering als rekening-courant te bekomen.

 

Mijn vraag daarover is de volgende.

 

Indien de eerste optie niet lukt, namelijk om dat gesprek opnieuw aan te knopen, kunnen wij dan misschien met de banken die wij zelf onder controle hebben, het gesprek aanknopen, teneinde een oplossing te vinden?

 

Ik heb nog een creatieve suggestie. Ik zie u al lachen. U hebt ze waarschijnlijk al gelezen.

 

Heel veel heeft met de balansen van de banken te maken. De tegoedwaarde die er is door de handel die in waarde heel hoog is, is eigenlijk een verzekeringsprobleem.

 

Zou het mogelijk zijn de dienst Delcredere op een of andere manier bij het probleem te betrekken?

 

Het gaat immers eigenlijk om de financiering van goederen die van verschillende oorsprong van ver weg vertrekken en ondertussen naar hier komen. Op die goederen is er geen grip. Mij lijkt het dan ook een potentiële piste om de dienst Delcredere daarbij te betrekken.

 

Bent u derhalve bereid dat met de dienst Delcredere op te nemen?

 

07.02 Minister Johan Van Overtveldt: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van de Velde, u stelde een hele hoop vragen.

 

Ten eerste, ik zal de vragen over mogelijke commerciële bezwaren die Belgische banken zouden opwerpen tegen het openen van bankrekeningen voor diamanttransacties en de mogelijke OESO-houding in dat verband, samen beantwoorden.

 

Ik heb daarover navraag gedaan bij de Nationale Bank van België, die er mij heel nadrukkelijk op heeft gewezen dat de NBB tot hiertoe door niemand op de hoogte is gebracht van eventuele commerciële bezwaren die door banken zijn geuit in verband met het openen van bankrekeningen voor diamanttransacties.

 

In dezelfde lijn heeft men mij bij de Nationale Bank ook formeel bevestigd geen weet te hebben dat de OESO een soortgelijke aanbeveling zou hebben neergelegd.

 

Ik kom dan bij uw vraag over de mogelijke redenen waarom Belgische banken weigeren de activiteit van de ADB over te nemen. De Nationale Bank, noch de FSMA komen hier rechtstreeks in tussen. Het is aan elke individuele bank om te oordelen of de opportuniteit er is voor het ontwikkelen van een bepaalde activiteit. Natuurlijk is het wel zo dat de Nationale Bank, als toezichthouder, nagaat of een bank, die dergelijke activiteiten uitoefent of wenst te gaan uitoefenen, daartoe de vereiste professionele kennis, aangepaste organisatie en financiële draagkracht heeft. Dit heeft natuurlijk niets te maken met de diamantsector op zich. Dit is een algemene regel die uiteraard ook geldt voor de sector waarover u het heeft.

 

In het verleden heeft de toezichthouder daarenboven ook bijzondere instructies uitgevaardigd voor het beheer van de specifieke risico’s verbonden aan de financiering van de diamantsector, die ook vandaag nog toepasselijk en relevant blijken te zijn. Het betreft in de eerste plaats aanbevelingen inzake gezonde beheerspraktijken voor de kredietverlening aan de diamantsector, rekening houdend met de karakteristieken van de sector zoals de noodzaak aan passende waarborgen en het vermijden van wat dan excessieve stockfinanciering heet.

 

Op uw vraag over mogelijke invloed bij Belfius en BNP Paribas heb ik een kort en duidelijk antwoord. Het is niet aan de overheid, maar aan elke individuele bank, onafhankelijk van haar aandeelhoudersstructuur, om te oordelen over de opportuniteit voor het ontwikkelen van bepaalde activiteiten.

 

Wat betreft de Europese Commissie en de uitspraak van de Commissie die de huidige aandeelhouder van ADB aanzet tot het afstoten van de activiteiten. Naar aanleiding van de overheidssteun, toegestaan door de federale en Vlaamse overheid in 2008/2009, voert KBC het door Europa gevalideerde en streng gecontroleerde herstructureringsprogramma uit. Dit herstructureringsplan legt een aantal belangrijke desinvesteringen op, waaronder KBC’s participatie in de Antwerpse Diamantbank.

 

Bij gebrek aan kandidaten verlengde de Europese Commissie in 2011 de oorspronkelijke timing van de verkoop, maar besliste ook dat, indien er geen verkoop zou plaatsvinden, KBC diende over te gaan tot een rundown van de activiteiten van de Antwerp Diamond Bank.

 

In 2014 ging de voorgenomen verkoop aan de Chinese groep uiteindelijk niet door, vooral wegens bezwaren van de regulator.

 

In overeenstemming met de beslissing van de Europese Commissie bouwt KBC nu de kredietdossiers en andere activiteiten geleidelijk en geordend af. Dat gebeurt onder meer via de voorgenomen fusie door opslorping, waardoor de Antwerpse Diamantbank in KBC Bank nv zal worden opgenomen en de afwikkeling van de nog lopende kredietdossiers binnen KBC Bank zal gebeuren.

 

07.03  Rob Van de Velde (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Spijtig genoeg blijf ik wat op mijn honger wat oplossingen betreft voor de handelaars. Ik meen dat wij dat nog eens moeten bekijken.

 

U hebt ook geen antwoord gegeven op mijn creatief voorstel over Delcredere.

 

07.04 Minister Johan Van Overtveldt: Daar zal ik creatief over nadenken.

 

07.05  Rob Van de Velde (N-VA): Ik wil u vragen dat toch te onderzoeken, indien mogelijk. Ik meen dat dat denkspoor een oplossing kan bieden voor de waarborgkwestie, waarnaar u terecht verwijst. Mijn voorstel is natuurlijk specifiek op één sector gericht, dat besef ik wel, maar het zou soelaas kunnen bieden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van de heer Luk Van Biesen aan de minister van Financiën over "artikel 269, § 2 van het WIB" (nr. 3682)

08 Question de M. Luk Van Biesen au ministre des Finances sur "l'article 269, § 2 du CIR" (n° 3682)

 

De voorzitter: Mijnheer Van Biesen, dit is een heel ingewikkelde vraag. Maak uw uitleg niet te technisch, want die staat in de schriftelijke vraag.

 

08.01  Luk Van Biesen (Open Vld): De vraag is moeilijk, maar het antwoord kan gewoon ja of nee zijn, mijnheer de voorzitter.

 

Mijnheer de minister, mijn vraag gaat over de roerende voorheffing, die in bepaalde gevallen nog in het goedgunstige tarief van 15 % bestaat, in plaats van het zeer zware tarief van 25 %. Men noemt dat de VVPRbis-regeling, die met ingang van 1 juli 2013 ingevoerd werd.

 

Een van de voorwaarden is dat de dividenden worden betaald of toegekend aan aandelen die verworven zijn dankzij de nieuwe inbrengen in geld. In een vorige versie van artikel 269 werd eveneens in een vermindering van de roerende voorheffing voorzien inzake dividenden betaald of toegekend aan aandelen die werden uitgegeven vanaf 1 januari 1994 ter vertegenwoordiging van maatschappelijk kapitaal en overeenstemden met inbrengen in geld. Die eerste VVPR-regeling werd dus op 1 januari 2013 afgeschaft.

 

Mijnheer de minister, aangaande de eerste VVPR-regeling werd door de belastingadministratie aanvaard dat aandelen die voortkomen uit de omzetting van een schuldvordering, ongeacht de vorm ervan, worden aangemerkt als aandelen ter vertegenwoordiging van een inbreng in geld. Zal de belastingadministratie een zelfde bereidwilligheid of welwillendheid aan de dag leggen aangaande de toepassing van het nieuwe en huidige artikel 269?

 

08.02 Minister Johan Van Overtveldt: Mijnheer Van Biesen, u had een kort antwoord in het vooruitzicht gesteld. Ik zal dat gestand doen. De door u bedoelde maatregel dient om nieuwe kapitalen voor kmo’s aan te trekken. Daarbij wordt alleen de inbreng in geld beoogd. Bij de omzetting van een schuldvordering is er geen sprake van vers geld dat ter beschikking van de vennootschap wordt gesteld. Kapitaalverhogingen die voortvloeien uit de omzetting van schuldvorderingen kunnen dan ook niet in aanmerking komen voor die regel.

 

08.03  Luk Van Biesen (Open Vld): Het antwoord is dus nee?

 

08.04 Minister Johan Van Overtveldt: Het antwoord is nee, maar met een beetje uitleg.

 

08.05  Luk Van Biesen (Open Vld): Dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van de heer Luk Van Biesen aan de minister van Financiën over "het nieuwe aangifteformulier" (nr. 3684)

09 Question de M. Luk Van Biesen au ministre des Finances sur "le nouveau formulaire de déclaration à l'impôt" (n° 3684)

 

09.01  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, deze vraag betreft het nieuwe aangifteformulier dat gisteren online werd geplaatst en dat al kan worden ingevuld.

 

Het gaat specifiek over het vak waarin staat “Zijn de wettelijk bepaalde gegevens betreffende de rekening bij het centraal aanspreekpunt bij de Nationale Bank van België gemeld?”. In dat vak dient een belastingplichtige zijn buitenlandse rekeningen aan te geven.

 

Het is altijd de bedoeling geweest dat de FOD Financiën een uitnodiging zou sturen naar alle belastingplichtigen die in de aangifte in de personenbelasting hebben aangegeven dat ze over een buitenlandse rekening beschikten.

 

De belastingplichtige zou dan de naam van de financiële instelling en het land waar deze buitenlandse rekeningen werden geopend, dienen mee te delen aan het centraal aanspreekpunt. Deze melding moest gebeuren binnen de twee maanden, te rekenen vanaf de derde dag volgend op de door de FOD Financiën toegezonden uitnodiging en ten vroegste binnen twee maanden vanaf 1 november 2014. Volgens bepaalde belastingplichtigen zijn deze uitnodigingen echter nooit verstuurd.

 

Mijnheer de minister, ik heb de volgende vragen. Bent u daarvan op de hoogte? Zullen die uitnodigingen alsnog worden verstuurd?

 

Zijn er belastingplichtigen die ondanks het feit dat ze dergelijke uitnodiging niet hebben gekregen, toch melding hebben gedaan van hun buitenlandse rekeningen aan het centraal aanspreekpunt? Indien ja, kunt u ons meedelen hoeveel belastingplichtige dat hebben gedaan?

 

09.02 Minister Johan Van Overtveldt: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van Biesen, overeenkomstig de wet van 25 april 2014 zal de FOD Financiën in de nabije toekomst naar de betrokken belastingplichtigen een uitnodiging versturen om aan het centraal aanspreekpunt bij de Nationale Bank van België de gegevens mee te delen betreffende buitenlandse rekeningen waarvan het bestaan is aangegeven in de aangifte in de personenbelasting voor de aanslagjaren 2012 tot 2014.

 

Deze belastingplichtigen zullen over twee maanden beschikken, te rekenen vanaf de derde dag volgend op de toegezonden uitnodiging, om deze mededeling aan het CAP te verrichten.

 

Mijn administratie heeft vandaag geen kennis van het feit dat belastingplichtigen hun buitenlandse rekeningen spontaan zouden hebben meegedeeld aan het CAP.

 

09.03  Luk Van Biesen (Open Vld): Zijn die uitnodigingen verstuurd?

 

09.04 Minister Johan Van Overtveldt: Ik moet dat nagaan, maar ik denk van niet.

 

09.05  Luk Van Biesen (Open Vld): Het antwoord is dus neen?

 

09.06 Minister Johan Van Overtveldt: Waarschijnlijk, maar laat het ons nagaan. Dan zijn we zeker.

 

09.07  Luk Van Biesen (Open Vld): Krijg ik daarna een antwoord?

 

09.08 Minister Johan Van Overtveldt: Uiteraard.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van de heer Luk Van Biesen aan de minister van Financiën over "de liquidatiereserve" (nr. 3687)

10 Question de M. Luk Van Biesen au ministre des Finances sur "la réserve de liquidation" (n° 3687)

 

10.01  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, misschien zal het antwoord op deze vraag gegeven worden in de programmawet en is mijn vraag wat voorbarig, maar ik wil ze vandaag toch reeds stellen.

 

De liquidatiereserve kan voor de eerste keer aangelegd worden met betrekking tot aanslagjaar 2015. Op de mondelinge vraag daarover van collega Wouters hebt u in februari geantwoord dat de te bestemmen winst van het boekjaar moet worden overgeboekt naar een of meer afzonderlijke rekeningen van het passief en dat het daarbij van ondergeschikt belang is welke afzonderlijke rekening van het passief dat precies is. Daardoor bevestigt u dan ook dat het mogelijk is om binnen de wettelijke reserves een afzonderlijke subrekening aan te leggen die fiscaal kwalificeert als liquidatiereserve.

 

De federale regering werkt nu een regeling uit waardoor kmo’s ook hun winsten van 2012 en 2013 in aanmerking kunnen laten komen voor de aanleg van een liquidatiereserve. Een vennootschap kan elke euro gemaakte winst echter maar één keer toewijzen. Er zijn heel wat kmo’s die een deel van hun winsten van 2012 en 2013 al hebben toegewezen, onder andere aan de wettelijke reserves.

 

Mijnheer de minister, staat artikel 184quater van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992 toe om de wettelijke reserves die zijn aangelegd uit winsten van 2012 en 2013 aan te tasten om ze te boeken op een subrekening die fiscaal kwalificeert als liquidatiereserve?

 

Indien de regeling wordt uitgebreid tot de winsten van 2012 en 2013, wanneer begint dan de periode voor de berekening van de periode voor het behouden van de liquidatiereserve? Is dat eveneens de afsluitdatum van het belastbare tijdperk dat samenvalt met het boekjaar waarvoor het bedrag van de te bestemmen winst verduidelijkt wordt in de rubriek ‘resultaatverwerking’?

 

Stel dat een belastingplichtige maximaal gebruik wenst te maken van de liquidatiereserve, is het dan correct om de maximale investeringsreserve te berekenen over de winst na de vennootschapsbelasting van de drie belastbare tijdperken?

 

10.02 Minister Johan Van Overtveldt: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van Biesen, de regering heeft beslist om de bij de programmawet van 19 december 2014 voorziene mogelijkheid tot het aanleggen van een liquidatiereserve uit de boekhoudkundige winst na belasting uit te breiden tot de winsten na belasting van de boekjaren 2012-2013. De gedetailleerde modaliteiten van die uitbreiding worden op dit moment uitgewerkt en zullen uiteraard later in deze commissie uitgebreid besproken worden. Van zodra alle modaliteiten goedgekeurd zijn, zal erover gecommuniceerd worden en zal ik uw vragen meer in detail kunnen beantwoorden.

 

Ik kan u echter al wel meegeven dat de periode voor de berekening van de periode voor het behoud van de liquidatiereserve begint te lopen vanaf 2015 aangaande de winsten van 2012, en vanaf 2016 aangaande de winsten van 2013.

 

10.03  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord. (microfoon niet ingeschakeld) (…) uiteraard verduidelijkt zal worden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Samengevoegde vragen van

- de heer Roel Deseyn aan de minister van Financiën over "de verhouding tussen de bijstandsrichtlijn en de Kaaimantaks" (nr. 3693)

- de heer Peter Vanvelthoven aan de minister van Financiën over "de Kaaimantaks en de controles naar aanleiding van de aangifteplicht van juridische constructies" (nr. 3977)

11 Questions jointes de

- M. Roel Deseyn au ministre des Finances sur "le rapport entre la directive concernant l'assistance mutuelle et la taxe Caïman" (n° 3693)

- M. Peter Vanvelthoven au ministre des Finances sur "la taxe Caïman et les contrôles effectués dans le cadre de l'obligation de déclarer des constructions juridiques" (n° 3977)

 

11.01  Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de minister, het is interessant om twee initiatieven in beschouwing te nemen en te kijken of er raakvlakken of overlappingen zijn en of het een met het andere kan worden geregeld. Het gaat specifiek over de kaaimantaks. We kennen allemaal de methodiek die is vooropgesteld en de finaliteit van de maatregel, met onder andere de aangifte van buitenlandse structuren.

 

Daarnaast is er op Europees niveau het initiatief van de bijstandsrichtlijn. Ook hier gaat het over de automatische uitwisseling van gegevens met betrekking tot financiële rekeningen. Daar zijn ook ruime definities, daar worden ook dure juridische constructies zoals onder andere trustfondsen geïntegreerd.

 

Men wil ook verder uitwerking geven aan de Oeso Reporting Standard. De vertaling van die doelstellingen zal tegen het einde van dit jaar ook in België moeten worden gedaan. Het gaat specifiek over een verstrengde aanpak van constructies in belastingparadijzen zoals onder andere in de Seychellen en de Kaaimaneilanden. De bedoeling is dat het jaar na jaar evolutief is en uitgebreid wordt.

 

Ik vind het ook belangrijk dat de identificatie van de natuurlijke personen en rechtspersonen wordt gedaan. Eveneens moet er worden nagegaan hoe het vermogen is opgebouwd, waar de maatschappelijke zetels en de woonplaatsen zijn. De informatie moet automatisch worden overgedragen. Dit zijn zaken die in die bijstandsrichtlijn worden opgesomd. Daarom heb ik volgende vragen:

 

Wanneer zal de omzetting van de bijstandsrichtlijn hier ter sprake komen?

 

Wordt dit aan de uitwerking van de kaaimantaks gekoppeld? Of moet de kaaimantaks precies invulling geven aan deze richtlijn?

 

Valt dit volledig samen op het Belgisch niveau?

 

Maakt deze richtlijn de aangifteverplichting gemakkelijker met het oog op de kaaimantaks?

 

Zal men de lat wat hoger leggen met onze idee van kaaimantaks in vergelijking met de Europese bijstandsrichtlijn? Dreigt hier een overlapping of zal men de twee samen behandelen?

 

Zal men een goede Europese leerling en een goede fiscaal rechtvaardige leerling zijn in dat opzicht?

 

11.02  Peter Vanvelthoven (sp.a): Mijnheer de minister, u legt al enige tijd de laatste hand aan de kaaimantaks, deel 2. Ik heb begrepen dat we binnenkort in deze commissie in het kader van de programmawet hierover zullen discussiëren.

 

De kaaimantaks zou gelden vanaf aanslagjaar 2016, inkomstenjaar 2015. Volgens sommige commentatoren die blijkbaar goed of minder goed ingelicht zijn, zou het ontwerp van de kaaimantaks erin voorzien dat het nieuwe belastingstelsel voor juridische constructies retroactief zou worden ingevoerd.

 

Ondertussen is gebleken dat 1 262 belastingplichtigen in hun aangifte 2014, inkomsten 2013, gemeld hebben dat ze betrokken zijn bij een juridische constructie.

 

U hebt eerder al in een antwoord op een parlementaire vraag van mij gesteld dat een controleactie in dat raam pas ten vroegste kan worden doorgevoerd vanaf de controleperiode 2016. Ik ben het daar niet mee eens, mijnheer de minister, want ik denk dat niets de administratie belet de aangiftes te controleren voor de inkohiering gebeurd is. Ik denk dat dit meer dan wenselijk is in de gevallen waarbij de administratie kennis heeft genomen van het feit dat een belastingplichtige betrokken is bij een offshorestructuur. Die betrokkenheid lijkt me een risico-element te zijn dat een controleactie legitimeert. Dat staat trouwens los van de kaaimantaks, die een nieuw belastingregime en controles in dat verband invoert. Het gaat hier over de oorsprong van het vermogen in de constructies.

 

Graag had ik van u vernomen of u kunt bevestigen dat het ontwerp van kaaimantaks erin voorziet dat het nieuwe belastingregime voor juridische constructies retroactief wordt ingevoerd. Zo ja, kunt u dat toelichten?

 

Van welke aanslagjaren zullen de inkomsten worden belast wanneer de kaaimantaks voor het eerst zal worden toegepast?

 

Met betrekking tot de aangegeven juridische constructies had ik graag vernomen of u bereid bent om alsnog de opdracht te geven om eerder controleacties op te starten.

 

11.03 Minister Johan Van Overtveldt: Ik zal eerst antwoorden op de vragen van de heer Deseyn.

 

Het wetsontwerp tot regeling van de mededeling van inlichtingen betreffende financiële rekeningen door de Belgische financiële instellingen en de FOD Financiën, in het kader van een automatische uitwisseling van inlichtingen op internationaal niveau en voor belastingsdoeleinden, zal voor het zomerreces aan het Parlement worden voorgelegd.

 

Richtlijn 2014/107/EU van de Raad van 9 december 2014 tot wijziging van richtlijn 2011/16/EU, wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastingsgebied, wordt door dit wetsontwerp concreet omgezet. Het wetsontwerp beoogt de mededeling door België van de gewenste financiële inlichtingen aan de bevoegde autoriteiten van de partnerlanden.

 

Door de automatische uitwisseling van financiële inlichtingen waarin richtlijn 2014/107 voorziet, wordt de door de OESO uitgewerkte norm inzake de automatische uitwisseling van inlichtingen betreffende financiële rekeningen op belastingsgebied op Europees niveau omgezet.

 

De uitwisseling omvat de verschillende categorieën van inkomsten uit beleggingen. De toepasselijke norm vereist het mededelen van inlichtingen die betrekking hebben op natuurlijke personen, maar beoogt eveneens de mogelijkheid te beperken waarbij belastingplichtigen gebruik maken van entiteiten of juridische constructies om zich te onttrekken aan hun aangifteverplichtingen, aangezien de financiële instellingen van de deelnemende landen verplicht zullen zijn doorheen schermvennootschappen, trusts en analoge structuren te kijken, om de uiteindelijke belanghebbenden op te sporen.

 

Dankzij de inlichtingen die België in dit kader ontvangt, zullen de aangiften van de belastingplichtigen die beoogd worden door de doorkijkbelasting, bijgevolg gecontroleerd kunnen worden en zullen de personen die hun rapporteringsverplichtingen niet vervullen, effectief opgespoord kunnen worden. Door de toepassing van de richtlijn zoals ze is gewijzigd en door het gebruiken van de ontvangen inlichtingen zal de Belgische regeling dus efficiënter kunnen worden.

 

Mijnheer Vanvelthoven, de bepalingen met betrekking tot de doorkijktaks hebben geen terugwerkende kracht en zijn van toepassing op de inkomsten die vanaf 1 januari 2015 zijn toegekend aan of betaalbaar gesteld door een juridische constructie.

 

Wat de roerende voorheffing of de bedrijfsvoorheffing betreft, is dat op de inkomsten toegekend of betaalbaar gesteld vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. Het is inderdaad zo dat wettelijk gezien niets de administratie belet om aangiftes te controleren vóór de inkohiering. Maar zoals u reeds werd gemeld, zijn enerzijds de beschikbare gegevens nog niet definitief en moeten anderzijds nog alle elementen worden onderzocht met betrekking tot de organisatie van een eventuele controleactie.

 

Ik herinner er u overigens aan dat de administratie voor het aanslagjaar 2014 over een onderzoeks- en aanslagtermijn beschikt die afloopt op 31 december 2016, om eventuele nodige controles en rechtzettingen ook effectief door te voeren. Deze termijn kan trouwens verlengd worden met vier jaar in geval van inbreuken, gedaan met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden.

 

Het lijkt me dan ook voorbarig om in 2015 hieromtrent een controleactie op te starten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Collega’s, de minister moet uiterlijk om 18 u 00 vertrekken.

 

Vraag nr. 3722 van de heer Vanvelthoven is omgezet in een schriftelijke vraag.

 

12 Question de M. Stéphane Crusnière au ministre des Finances sur "un potentiel trafic d'armes depuis Ostende vers la Libye" (n° 3727)

12 Vraag van de heer Stéphane Crusnière aan de minister van Financiën over "mogelijke wapensmokkel vanuit Oostende naar Libië" (nr. 3727)

 

12.01  Stéphane Crusnière (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, il y a quelques jours, un journal du Nord du pays évoquait le fait qu'un trafic d'armes serait organisé au départ de l'aéroport d'Ostende à destination de la Libye.

 

Selon des sources libyennes, les armes transportées le seraient au bénéfice de la coalition d'islamistes opposée au gouvernement libyen officiel. Manifestement, des inspecteurs des Nations unies auraient également émis des suspicions à propos d'Ostende. En effet, on apprend que, fin de l'année dernière, des "objets suspects" auraient été pointés sur des bons de chargement. Les Nations unies auraient demandé des explications aux autorités belges qui n'auraient alors pas trouvé d'anomalies.

 

Monsieur le ministre, confirmez-vous l'information selon laquelle les Nations unies ont pris contact avec les autorités belges concernant d'éventuelles questions sur des chargements en partance d'Ostende? Quelles suites ont-elles été données par les autorités belges, l'aéroport d'Ostende, le service des douanes et les services de renseignement? La douane a-t-elle les moyens suffisants pour contrôler de manière effective ce type de cargaisons suspectes? Comment s'assurer de la destination finale de telles cargaisons d'armement, par exemple en cas de transits?

 

12.02  Johan Van Overtveldt, ministre: Monsieur Crusnière, mon département n'a pas été contacté par les Nations unies au sujet de ce transport à Ostende.

 

Suite à un exercice de sécurité, un contrôle intégral des marchandises à destination de la Libye a été rendu obligatoire. Les marchandises restant à bord de l'avion ne sont, en principe, pas soumises à un contrôle douanier. Des actions sont envisagées pour que toutes les marchandises, y compris celles restant à bord, soient contrôlées physiquement, de manière aléatoire ou sur base d'une analyse de risque calculée. Pour ce faire, il sera fait usage de moyens techniques et d'équipements de scans, en particulier des backscatters.

 

12.03  Stéphane Crusnière (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Vraag nr. 3742 van de heer Philippe Blanchart wordt uitgesteld tot de volgende vergadering. Mevrouw Els Van Hoof is niet aanwezig en haar vraag nr. 3744 wordt geschrapt. Vraag nr. 3760 van de heer Koenraad Degroote wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

13 Questions jointes de

- M. Georges Gilkinet au ministre des Finances sur "les revenus de la fairness tax" (n° 3761)

- M. Stéphane Crusnière au ministre des Finances sur "la fairness tax" (n° 3903)

13 Samengevoegde vragen van

- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Financiën over "de inkomsten uit de fairness tax" (nr. 3761)

- de heer Stéphane Crusnière aan de minister van Financiën over "de fairness tax" (nr. 3903)

 

13.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, il y a deux ans, le précédent gouvernement introduisait la mal nommée "fairness tax", via l'imposition d'une cotisation de 5,15 % sur la distribution de dividendes par les multinationales. Je ne dis pas que cette taxe est mal nommée parce que l'objectif était nul et non avenu, mais parce que le dispositif était inopérant et ne répondait pas aux objectifs déclarés.

 

Cela semble se confirmer puisque, pour l'année budgétaire 2014, alors que votre prédécesseur prévoyait un rendement de 215 millions d'euros, selon les calculs du SPF Finances, le produit de ladite taxe plafonnerait à seulement 100 millions d'euros.

 

D'après un fiscaliste interrogé sur le sujet, les multinationales "ont fait en sorte de ne plus être dans les conditions ouvrant la voie à cette taxe". J'attire ici l'attention sur le fait qu'une taxe qui est facilement contournable n'est pas une bonne taxe.

 

Monsieur le ministre, confirmez-vous que le rendement de la fairness tax pour 2014 est nettement inférieur au montant prévu par votre prédécesseur? À quel montant s'élève-t-il précisément? Confirmez-vous le chiffre de 100 millions d'euros? Quelle est la recette attendue pour 2015? Quelles stratégies ont-elles été utilisées par les sociétés pour éviter cet impôt? Envisagez-vous de réformer le dispositif afin de le rendre plus efficace?

 

13.02  Stéphane Crusnière (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, le précédent gouvernement avait mis en place, il y a quelques années, un impôt minimum sur les sociétés et ce, afin d'éviter que des grosses multinationales n'échappent à l'impôt.

 

Manifestement, cet impôt minimum n'a pas obtenu le rendement escompté en 2014. Certaines grandes entreprises auraient cherché et trouvé la parade pour éviter cet impôt. Il ne s'agit évidemment pas d'un comportement civique et il serait nécessaire d'y remédier.

 

Monsieur le ministre, confirmez-vous le mauvais rendement de la fairness tax? Confirmez-vous l'information qui parle d'une adaptation de la part des entreprises afin d'éviter cet impôt? Quelles stratégies ont-elles été mises en place? Ne pensez-vous pas qu'il serait important que vous agissiez pour remédier à ces comportements d'évitement fiscal qui, en plus d'être complètement inciviques, ont un impact néfaste sur le budget de l'État?

 

13.03  Johan Van Overtveldt, ministre: Messieurs, le régime de la fairness tax a été instauré par la loi du 30 juillet 2013. Ce régime s'applique à partir de l'exercice d'imposition 2014.

 

En ce qui concerne les recettes budgétaires provenant de cette mesure, toutes les cotisations à l'impôt des sociétés n'ont pas encore été enrôlées et les délais de contrôle n'ont pas encore expiré, de sorte qu'il est prématuré de tirer des conclusions définitives concernant le rendement de la mesure pour l'exercice d'imposition 2014.

 

Néanmoins, sur base des premières données, une révision du rendement de cet impôt s'impose. Pour le moment, l'administration fiscale table sur un rendement de 100 millions d'euros pour l'exercice d'imposition 2014. Une mise à jour du rendement précité pourra être effectuée dans le courant du mois de septembre 2015.

 

Le contrôle de l'application de cette disposition pour l'exercice d'imposition 2014 étant toujours en cours, il n'est, à l'heure actuelle, pas possible de tirer des enseignements en la matière. De manière générale, les dispositions légales et réglementaires en matière fiscale font l'objet d'une évaluation permanente par le SPF Finances. À ce stade et compte tenu des réponses aux questions précédentes, il n'est pas envisagé de modifier la législation relative à la fairness tax.

 

13.04  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Merci, monsieur le ministre. Nous n'en avons pas appris beaucoup plus. Je pense que, pour corriger notre système d'impôt sur les sociétés, il fallait travailler prioritairement sur les intérêts notionnels qui créent ce problème de non-taxation de certaines sociétés, notamment des multinationales. La voie qui a été choisie ne me semble pas la bonne, non pas qu'il ne faille pas mettre à contribution ces acteurs-là, mais il faut le faire différemment.

 

13.05  Stéphane Crusnière (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour la réponse.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Het is 17 u 55. Misschien kunnen de vragen over de karaattaks nog worden behandeld; de heren Laaouej, Gilkinet en Vanvelthoven zijn immers nog aanwezig.

 

14 Questions jointes de

- M. Ahmed Laaouej au ministre des Finances sur "la taxe sur les diamantaires" (n° 3832)

- M. Georges Gilkinet au ministre des Finances sur "la taxe diamant" (n° 3900)

- M. Peter Vanvelthoven au ministre des Finances sur "la vulnérabilité à la fraude de la taxe dite 'sur le carat'" (n° 3976)

14 Samengevoegde vragen van

- de heer Ahmed Laaouej aan de minister van Financiën over "de karaattaks" (nr. 3832)

- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Financiën over "de karaattaks" (nr. 3900)

- de heer Peter Vanvelthoven aan de minister van Financiën over "de fraudegevoeligheid van de zogenaamde karaattaks" (nr. 3976)

 

14.01  Ahmed Laaouej (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, nous avons appris il y a quelques semaines que le gouvernement veut introduire une taxe sur le secteur du diamant, aussi dite "taxe carat". L'argument du gouvernement est que cela rapporterait 50 millions d'euros, au lieu du montant de 20 millions qui serait la contribution actuelle du secteur du diamant à l'impôt des sociétés.

 

Une partie de ce secteur a pourtant déjà démontré le peu de cas qu'il faisait de sa contribution à la société belge. Ces derniers mois, les fraudes fiscales massives du secteur diamantaire ont fait la une de l'actualité. Il aurait sans doute été plus judicieux de continuer à donner les moyens nécessaires à l'administration fiscale, notamment à l'Inspection spéciale des impôts, pour contrôler efficacement et régulièrement ce secteur.

 

Il y a quelques jours, la presse nous dévoilait que cette nouvelle taxe serait de 0,55 % sur le chiffre d'affaires réalisé. Le secteur ne bénéficierait plus des intérêts notionnels. La marge nette de ce secteur est estimée entre 1 % et 1,5 %.

 

Monsieur le ministre, je suis relativement perplexe par rapport à cette annonce. Y a-t-il eu un accord avec le secteur du diamant concernant cette taxe? Si oui, sur quoi porte cet accord? Pouvez-vous nous en communiquer les termes?

 

L'Inspection spéciale des impôts a-t-elle été consultée ou a-t-elle rendu un avis sur la proposition que vous formulez? Dans quelle mesure le contrôle et la surveillance de ce secteur seront-ils renforcés? Pourriez-vous nous indiquer d'où provient cette faible marge bénéficiaire de 1 à 1,5 %? Comment est-elle déterminée?

 

Vous parlez de taxe sur le chiffre d'affaires parce que les intérêts notionnels ne peuvent plus être imputés; mais d'autres opérations dans le calcul de l'impôt des sociétés peuvent-elles venir s'imputer sur le résultat obtenu avant et après l'application du taux des 0,55 %?

 

14.02  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous avais interrogé dès la sortie du conclave pour connaître la nature de cette taxe "diamant". Vous m'aviez répondu à l'époque qu'elle était toujours à l'étude mais qu'on s'orientait vers une taxe forfaitaire sur le chiffre d'affaires.

 

Depuis lors, selon des articles parus ce 21 avril dans le Standaard et dans Le Soir, on connaît le taux d'imposition auquel sera soumis le chiffre d'affaires de ces sociétés, à savoir 0,55 %. II est pourtant de coutume que les sociétés soient taxées sur leurs bénéfices et non pas sur leur chiffre d'affaires. On peut donc s'étonner du régime dérogatoire en faveur d'un secteur qui bénéficie déjà de nombreux autres avantages.

 

Ce nouveau régime soulève en tout cas plusieurs questions et interpelle notamment eu égard aux charges fiscales qui pèsent sur les PME, qui créent de l'emploi de proximité.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous m'indiquer quel est le régime fiscal actuellement appliqué aux diamantaires, en matière de TVA et d'impôt sur les sociétés? Quelle est son origine?

 

Confirmez-vous l'intention de lui appliquer dorénavant un taux de taxation de 0,55 % de son chiffre d'affaires? Qu'est-ce qui justifie un mode de taxation aussi différent de celui appliqué à l'ensemble des autres entreprises?

 

Quelles contreparties ont-elles été discutées avec le secteur dans le cadre de la mise en œuvre de cette taxe? Des engagements de transparence ont-ils été pris par le secteur diamantaire? Des engagements de paix fiscale ont-ils été pris par le gouvernement à l'égard du secteur?

 

De quels mécanismes de contrôle disposera encore le SPF Finances par rapport à ce secteur? Le gouvernement a-t-il demandé et obtenu un accord de la Commission européenne sur cette nouvelle taxation? Sinon, la Commission sera-t-elle interrogée quant à ce régime spécifique?

 

14.03  Peter Vanvelthoven (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wij hebben inderdaad begrepen dat de regering tijdens de begrotingscontrole heeft beslist om voor de diamantsector een apart fiscaal regime in te voeren, dus niet langer een winstbelasting, wat de gebruikelijke manier is om bedrijven te belasten, maar wel een omzetbelasting, de karaattaks of diamanttaks.

 

Het is een voorstel waarmee de diamantsector zelf al sinds 2012 rondloopt. In het Antwerp Diamond Masterplan hebben zij dat zelf geformuleerd. De vorige regering heeft dat steeds afgehouden. Deze regering volgt nu het voorstel van de diamantsector. Binnenkort zullen wij dat bespreken, zodra wij over de tekst beschikken

 

Ik heb echter begrepen dat de administratie een standpunt zou hebben ingenomen in een nota aan u gericht, en waarin men ervoor waarschuwt dat de omschakeling van een winstbelasting naar een omzetbelasting of forfaitaire belasting kan leiden tot verhoogde fraudegevoeligheid.

 

Ik had graag van u vernomen of u kunt toelichten wat er in de nota staat en of deze commissie en de Parlementsleden, ter voorbereiding van de inhoudelijke discussie die wij binnenkort zullen voeren, inzage kunnen krijgen van die nota.

 

14.04  Johan Van Overtveldt, ministre: Messieurs, le gouvernement a décidé, lors de son conclave budgétaire en mars dernier, d'augmenter la contribution fiscale du secteur du diamant d'un montant global annuel net de 50 millions d'euros. Pour élaborer ce projet, nous avons rencontré le secteur et nous désirons encore rencontrer la Commission européenne.

 

Je suis désolé du fait que des informations pas toujours précises voire incorrectes circulent déjà dans la presse.

 

Actuellement, les sociétés du secteur du diamant sont assujetties au régime commun de l'impôt des sociétés. Par ailleurs, les sociétés diamantaires agréées qui ont, par le passé, actualisé leur stock contre le paiement d'une cotisation de 4,5 % sont actuellement redevables d'une cotisation supplémentaire de 10 % en cas de non-respect de la condition d'indisponibilité imposée en la matière. Ces cotisations ne sont pas déductibles au titre de frais professionnels.

 

Je souligne que ce régime a été instauré par la loi du 26 novembre 2006.

 

Het is dus zeker niet de eerste keer dat een regering een maatregel neemt die alleen op de diamantsector van toepassing is. Ook vorige regeringen hebben, gelet op de bijzonderheden van de sector, al dergelijke initiatieven genomen. Ik kan er u alleen maar op wijzen dat het een feit is dat de diamantsector fiscaal veel meer zal bijdragen dan ooit tevoren.

 

Au risque d'être un peu technique, je puis vous rappeler que le Code de la TVA exempte de la taxe depuis 1971: d'abord, la livraison de perles fines, de gemmes et assimilées faite à des personnes qui sont exclusivement négociants en ces biens ainsi que les importations et acquisitions intercommunautaires de ces biens effectuées par lesdits négociants; ensuite, les prestations de service se rapportant à ces biens fournis aux mêmes personnes. En établissant ce régime d'exemption, le législateur a voulu éviter aux négociants concernés un important crédit d'impôt, sachant que, si les opérations étaient soumises à la taxe, celles-ci seraient déductibles.

 

En outre, les ventes de diamants par de tels négociants sont le plus souvent destinées à l'étranger, puisqu'elles sont exemptées de TVA en cas d'exportation de livraisons intracommunautaires.

 

Dans ces circonstances, les déclarations périodiques à la TVA de ces négociants pourraient donner lieu, sans régime particulier, à un crédit TVA systématique qui serait susceptible de restitution.

 

Mijnheer Vanvelthoven, u mag gerust zijn. Wij hebben voor de uitwerking van dit project rekening gehouden met de verschillende standpunten die ons werden aangereikt. Het doel is dat de diamantsector op een zo correct mogelijke manier bijdraagt aan het belastingsregime van ons land.

 

Ik vraag u nog om wat geduld voor het ontwerp dat voorgesteld en bediscussieerd zal worden in deze commissie in het raam van de programmawet.

 

Je vous demanderai aussi, MM. Laaouej et Gilkinet, de patienter encore un peu pour découvrir le projet qui sera présenté et discuté dans cette commission dans le cadre de la loi-programme.

 

Vous pourrez alors trouver des réponses à vos questions et découvrir les différentes modalités de cette contribution à charge du secteur des diamants.

 

Le dossier de notification à l'Europe va démarrer très prochainement. Nous avons déjà eu des contacts informels.

 

Le président: Donc, un appel à la patience, monsieur Laaouej.

 

14.05  Ahmed Laaouej (PS): Monsieur le président, de fait nous y verrons plus clair quand nous disposerons du texte sur les modalités concrètes.

 

En même temps, j'interrogeais le ministre sur l'existence d'un protocole signé avec le secteur, comme en son temps le gouvernement l'avait fait pour l'horeca. Un protocole avait été signé avec ce secteur en échange une diminution du taux de TVA.

 

Visiblement, je n'ai pas encore eu de réponses. Je reviendrai donc avec la question. De la même manière, et on en avait parlé à l'entame de nos travaux en commission, visiblement l'Inspection spéciale des impôts n'a pas été re-sollicitée sur le nouveau texte de loi en projet. Je m'interroge sur le fait que cela n'ait pas été fait. C'est un peu dommage.

 

N'y a-t-il pas de manière structurelle une sous-estimation du chiffre d'affaires et des bénéfices déclarés? Plutôt que de procéder par une taxation forfaitaire, ne faudrait-il pas redéployer les moyens de vérification dans ce secteur? On le fait dans d'autres secteurs, comme les casinos, où il y a une présence quasi permanente de l'administration fiscale. Pourquoi, dans le secteur du diamant, ne pourrions-nous pas avoir un déploiement qui soit de la même nature vu l'ampleur de la fraude que l'on y a constaté?

 

J'y reviendrai lors du débat sur le projet de loi.

 

14.06  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, comme vous l'avez fait en séance plénière, vous essayez de nous faire prendre des vessies pour des lanternes, c'est-à-dire essayer de nous montrer qu'il y aura une contribution supplémentaire du secteur du diamant alors qu'il va bénéficier d'un régime de faveur que d'autres secteurs de l'économie pourraient revendiquer demain. C'est un secteur particulièrement sensible aux questions de fraude, comme l'ont montré certains dossiers. Cela ne peut apparaître que comme une démission du SPF Finances et du ministre des Finances dans leur mission de la bonne perception de l'impôt. Parce qu'il est difficile d'évaluer les bénéfices du secteur car il s'organise pour éviter la taxation, on va lui accorder un régime de faveur. Il faut réfléchir de façon inverse et se demander comment on fait pour que ce secteur, certainement très important, contribue comme les autres, à hauteur de ses bénéfices, au financement des fonctions collectives.

 

J'ai été très interpellé en lisant l'avis de votre administration sur le sujet qui, elle-même, s'étonnait de ne pas avoir été sollicitée par le gouvernement pour un avis en la matière! Ce n'est pas une bonne manière de travailler et vous nous annoncez que ce sera noyé dans une loi-programme. Je me demande, par rapport à l'importance symbolique de ce texte s'il ne serait pas plus correct d'assumer cet acte législatif et de proposer un texte relatif à cette taxation sur le secteur diamantaire. En général, quand on glisse quelque chose dans une loi-programme, c'est qu'on a des choses à cacher ou qu'on n'a pas envie d'assumer. J'ai pu le constater depuis que je travaille dans cette commission des Finances, en 2007.

 

Si vous pouvez encore au moins changer quelque chose, c'est d'assumer avec le gouvernement ce régime de taxation, qui est un régime de faveur!

 

14.07  Peter Vanvelthoven (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

Ik zal maar blij zijn wanneer u zegt mij te kunnen verzekeren dat u rekening hebt gehouden met de verschillende standpunten van de administraties. Maar met het oog op het voeren van een goed debat in het Parlement zou het nuttig zijn als ook wij over de nota’s van de administratie zouden kunnen beschikken.

 

Ik had dat daarstraks ook al gezegd in het kader van de werkzaamheden met betrekking tot de tax shift. Daarover moest u nog nadenken.

 

Mijnheer de voorzitter, ik wil ervoor pleiten dat wij bij het debat beschikken over alle documenten die nu bij de minister zijn en die hem leiden tot het ontwerp dat hij aan het voorbereiden is. De documenten moeten het Parlement in staat stellen om het debat op een goede manier te voeren en de juiste beslissing te nemen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De overblijvende vragen zullen volgende week woensdag worden behandeld.

 

14.08  Peter Vanvelthoven (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik wil gerust mijn vraag nr. 3770 omzetten in een schriftelijke vraag, als ik het antwoord nu kan meekrijgen. (Instemming)

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 18.12 uur.

La réunion publique de commission est levée à 18.12 heures.