Commissie
voor de Financiën en de Begroting |
Commission des Finances et du Budget |
van Woensdag 27 maart 2019 Namiddag ______ |
du Mercredi 27 mars 2019 Après-midi ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.08 uur en voorgezeten door de heer Eric Van Rompuy.
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 08 et présidée par M. Eric Van Rompuy.
01 Vraag van de heer Vincent Van Peteghem aan de vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, en minister van Ontwikkelingssamenwerking, over "de actieve verhuur van vakantiewoningen" (nr. 29094)
01 Question de M. Vincent Van Peteghem au vice-premier ministre et ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, et ministre de la Coopération au développement, sur "la location active de maisons de vacances" (n° 29094)
01.01 Vincent Van Peteghem (CD&V): Mijnheer de minister, u hebt waarschijnlijk mijn vraag gelezen, dus ik zal ze niet helemaal voorlezen, want dat zou, gezien de omstandigheden, niet nuttig zijn. Ik zou echter wel graag weten of u kunt verduidelijken of de administratie de huidige rechtspraak zal volgen of niet en, zo neen, waarom niet. Kan hier niet beter gevolg aan worden gegeven?
Is er volgens u een impact op de nieuwe regels inzake btw op kortlopende verhuur? Zo ja, op welke manier?
Hoe moet men volgens u nagaan of de actieve verhuur van vakantiewoningen onderworpen is aan de btw? Is het voldoende dat men telefonisch bereikbaar is en men op een boogscheut, bijvoorbeeld naast de deur, te bereiken is of is een volledig uitgeruste en aparte ruimte van onthaal vereist? Kunnen de kosten inzake water, elektriciteit, gas en internet volgens u dan aan een werkelijk verbruik worden aangerekend of dienen zij als forfait te zijn inbegrepen in de prijs? ls een eindschoonmaak volgens u voldoende en dienen de kosten van de eindschoonmaak dan te zijn inbegrepen in de prijs? ls het volgens u voldoende dat men een linnenpakket aanbiedt of dient dat verplicht te worden afgenomen? Is er daarbij een verschil of dat afzonderlijk wordt verrekend of niet? Kan men volgens u dan op vraag van de klant in een ontbijt, barbecue of gevulde frigo voorzien?
01.02 Minister Alexander De Croo: Mijnheer Van Peteghem, het verstrekken van accommodatie in hotels of sectoren met een soortgelijke functie wordt overeenkomstig de btw-richtlijn uitgesloten van de vrijstelling van btw voor de verhuur van onroerende goederen. De omschrijving van sectoren met een soortgelijke functie moet overeenkomstig de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie ruim worden uitgelegd. Het doel van die bepaling is volgens het hof namelijk om ervoor te zorgen dat het tijdelijk verstrekken van logies op een manier die gelijkaardig is aan de manier waarop dat gebeurt in een hotel, op het vlak van btw gelijk wordt behandeld.
De rechtspraak van het hof stelt ook dat lidstaten over een beoordelingsmarge beschikken om te bepalen welke accommodaties aldus moeten worden belast. De vraag of de terbeschikkingstelling van een kamer of een vakantiewoning anders dan door een hotelbedrijf wordt beschouwd als een belaste dienst, is immers een feitenkwestie.
De administratieve commentaar bepaalt in die zin een aantal criteria op grond waarvan een objectieve beoordeling mogelijk blijft. Een nieuwe bepaling inzake de verplichte btw-heffing op kortdurende onroerende verhuur is niet van toepassing op verhuur voor bewoning, ongeacht of het gaat om een privéwoning of vakantieverblijven.
Om te kunnen spreken van een belaste dienst op het vlak van het verschaffen van gemeubelde logies vergelijkbaar met wat gebruikelijk is in een hotel, stelt de administratieve commentaar dat het onthaal en de aanwezigheid ter plaatse gedurende in ieder geval een groot gedeelte van de dag moet zijn verzekerd en dat samen met de gemeubelde kamer of vakantiewoning voor een globale prijs minstens een van de volgende bijkomende diensten moet worden verstrekt: het regelmatig schoonmaken van de kamer, het verschaffen en vervangen van huishoudlinnen of het verschaffen van een ontbijt.
Wat het criterium van het onthaal betreft, kan het volstaan, in functie van de feitelijke omstandigheden uiteraard, dat er een telefonisch of digitaal contact mogelijk is, in combinatie met minstens een van de andere genoemde diensten.
De administratie analyseert momenteel echter nog volop de gevolgen van de aangehaalde arresten en de manier waarop er voldoende rechtszekerheid kan worden gecreëerd voor belastingplichtigen.
01.03 Vincent Van Peteghem (CD&V): Dank u wel.
L'incident est clos.
- de heer Vincent Van Peteghem aan de vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, en minister van Ontwikkelingssamenwerking, over "het UBO-register" (nr. 29095)
- de heer Roel Deseyn aan de vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, en minister van Ontwikkelingssamenwerking, over "de administratieve formaliteiten inzake het UBO-register" (nr. 29209)
- M. Vincent Van Peteghem au vice-premier ministre et ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, et ministre de la Coopération au développement, sur "le registre UBO" (n° 29095)
- M. Roel Deseyn au vice-premier ministre et ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, et ministre de la Coopération au développement, sur "les formalités administratives relatives au registre UBO" (n° 29209)
02.01 Vincent Van Peteghem (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de heer Deseyn laat zich vandaag verontschuldigen. Hij heeft echter gevraagd om ook zijn vraag, samen met de mijne, te beantwoorden.
Het UBO-register werd ingevoerd met de vierde Europese richtlijn en de wet van 18 september 2017. Eind vorig jaar werd ook het uitvoeringsbesluit met betrekking tot de modaliteiten van het UBO-register gepubliceerd. Aangezien de uitwisseling van de nodige informatie en de implementatie van het systeem de nodige tijd vergen heeft de administratie al enkele keren uitstel verleend.
Vanuit de praktijk hoor ik nu dat het UBO-register nog steeds voor de nodige zenuwachtigheid zorgt, vooral wat betreft het elektronische mandatensysteem. Dit systeem werd pas op 14 januari geactiveerd en als deadline om de eerste informatie door te sturen werd 31 maart van dit jaar voorzien. Ik hoor op het terrein echter dat de termijn om dit in orde te brengen wel heel krap is.
Mijnheer de minister, kunt u verduidelijken of er reeds gesprekken zijn geweest met de tussenpersonen en andere betrokkenen in de praktijk om over de implementatie van het UBO-register en het elektronisch mandatensysteem van gedachten te wisselen? Zo ja, is er toen ook op gewezen dat die termijn toch wel krap is?
Ten tweede, is het volgens u opportuun om toch nog wat uitstel te verlenen zodat de implementatie en de informatie-uitwisseling op een correcte en vooral ook rechtszekere wijze kunnen gebeuren? Zo nee, waarom?
02.02 Minister Alexander De Croo: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van Peteghem, de Algemene Administratie van de Thesaurie heeft in februari 2018 contact opgenomen met de vertegenwoordigers van de economische beroepen om het UBO-register voor te stellen. De Algemene Administratie van de Thesaurie heeft regelmatig contact gehad met deze vertegenwoordigers sinds midden 2018 en eveneens na de onlinepublicatie van de applicatie. De Algemene Administratie van de Thesaurie besteedt bijzondere aandacht aan deze problematiek en doet er alles aan om de applicatie bij te werken en aan te passen aan de behoeften en de ontvangen feedback.
De technische integratie van de mandatenmodule is operationeel sinds 14 januari 2019. Ondertussen is ook de deadline die de informatieverstrekkers hebben om hun UBO's voor de eerste keer te registreren, verlengd van 31 maart tot 30 september 2019. In de loop van volgende week zal er ook een nieuwe FAQ gepubliceerd worden.
Al is de heer Deseyn niet aanwezig, ziehier het antwoord op zijn vraag.
De informatie over personen die als UBO van een – eventueel internationale – vzw worden beschouwd is enkel voor de eerste drie categorieën van UBO, zoals beschreven in de wet van 18 september 2017, beschikbaar in de KBO. Het gaat hier meer specifiek om leden van de raad van bestuur, personen die gemachtigd zijn om de verenigingen te vertegenwoordigen en personen die instaan voor het dagelijks beheer van de verenigingen.
Met als doel administratieve vereenvoudiging en in overeenstemming met het only-onceprincipe kunnen deze gegevens automatisch in het UBO-register worden opgeladen en na validatie van de wettelijke vertegenwoordiger van de vzw worden opgeslagen.
De twee UBO-categorieën die niet in de KBO beschikbaar zijn en daarom nog aan het register moeten worden doorgegeven, zijn de natuurlijke personen; of, onder bepaalde voorwaarden, de categorie van natuurlijke personen in wiens belang de vzw werd opgericht of werkzaam is en de andere personen die via andere middelen de uiteindelijke controle over de vzw hebben.
Er is geen enkele andere vrijstelling van identificatie en registratie van UBO's voor vzw's vastgelegd.
De informatie moet slechts eenmaal worden verstrekt. Elke eventuele wijziging moet binnen de maand worden bijgewerkt. Een jaarlijkse bevestiging van de geldigheid van de informatie is ook vereist. De periode van één jaar begint te lopen vanaf de laatste validatie of wijziging van gegevens in het UBO-register.
De Algemene Administratie van de Thesaurie heeft overigens maandelijks contact met Unisoc, om de sector te helpen aan zijn verplichtingen te voldoen en het register, wanneer mogelijk, aan de specifieke noden aan te passen.
02.03 Vincent Van Peteghem (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoorden.
Ik heb nog de volgende opmerking.
Ik heb gemerkt dat al sinds eind februari het uitstel is verleend. Dat had ik niet goed gecontroleerd. Het is echter goed dat uitstel werd verleend.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Vincent Van Peteghem aan de vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, en minister van Ontwikkelingssamenwerking, over "de groene investeringen" (nr. 29178)
03 Question de M. Vincent Van Peteghem au vice-premier ministre et ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, et ministre de la Coopération au développement, sur "les investissements verts" (n° 29178)
03.01 Vincent Van Peteghem (CD&V): Mijnheer de minister, recent hebben wij vernomen dat het Noorse staatsfonds, het grootste ter wereld, zich zou terugtrekken uit een reeks olie- en gasbedrijven. Het fonds, dat over meer dan 1 000 miljard dollar beschikt om te investeren, wordt door de overheid gebruikt om onder meer de pensioenen te financieren. De beslissing van de Noorse regering lijkt vooral door financiële motieven ingegeven, de dalende olieprijzen, en minder door de bezorgdheid om het klimaat. Momenteel wordt in dat verband gekeken naar oliebedrijven als Shell, Total, BP, Chevron en Exxon Mobil, die ongeveer 5,9 % van de aandelenportefeuille uitmaken.
Als we naar België kijken, dan komen we uit bij de FPIM. Uit de jaarcijfers blijkt dat de FPIM slechts voor 1 %, of eigenlijk 0,8 %, investeert in duurzame investeringen, dit in tegenstelling tot 28 % voor luchtvaartgerelateerde investeringen. We kunnen in België dus zeker ook bekijken of we een position switch zoals in Noorwegen kunnen doorvoeren.
Voorts wordt er inzake klimaatinvesteringen ook meer en meer gekeken naar de ECB. De ECB zou zijn quantitative easing program kunnen focussen op groene obligaties, de zogenaamde Green Bonds. Dat zou natuurlijk ook een stap vooruit zijn binnen het huidige kader waarbinnen de ECB vandaag opereert.
Mijnheer de minister, overweegt u om, net zoals Noorwegen, een position switch door te voeren en voor te stellen aan de FPIM om meer te investeren in duurzame investeringen? Zo ja, hebt u hiervoor al maatregelen uitgewerkt en/of overleg gepleegd? Kunt u bevestigen of een dergelijke position switch reeds is opgenomen in het vernieuwde beheersakkoord met de FPIM?
Bent u er voorstander van om er op Europees niveau voor te pleiten dat de ECB zich binnen haar quantitative easing program meer focust op Green Bonds? Zo nee, past dit voornemen dan niet binnen het mandaat van de ECB?
Kunt u aangeven hoeveel Green Bonds België al op de markt gebracht, hoeveel geld dit heeft opgebracht en welke investeringen hiermee worden gefinancierd?
03.02 Minister Alexander De Croo: De FPIM is reeds actief in duurzame investeringen. Sinds 2016 heeft de FPIM meer dan 80 miljoen euro geïnvesteerd in groene initiatieven. Het beheerscontract van de FPIM van juli 2018 besteedt naast financiële parameters ook aandacht aan de maatschappelijke meerwaarde van potentiële investeringen, waaronder duurzaamheid. Het is de bedoeling om het criterium maatschappelijke meerwaarde en dus ook duurzaamheid verder uit te werken in een strategische nota en om guidelines vast te leggen tegen april of mei 2019.
De ECB is onafhankelijk. Dat is een beslissing die binnen de ECB zelf moet worden genomen.
De Groene OLO werd op 26 februari 2018 uitgegeven. Deze groene obligatie was een gewone OLO waarop institutionele beleggers graag inschrijven, maar het verleden heeft uitgewezen dat het initieel volume van minstens 3 miljard euro steeds haalbaar was voor OLO's die een duurtijd van 15 tot 20 jaar hebben.
Lage rentes zorgen voor voldoende belangstelling voor de langere maturiteiten, die hogere rendementen bieden dan de korterlopende leningen.
Uiteraard werd een bijkomende vraag verwacht van beleggers die specifiek op zoek zijn naar groene investeringen. Zo kon uiteindelijk een bedrag van 4,5 miljard euro worden bereikt.
De opgehaalde bedragen voor deze Groene OLO moeten volledig worden besteed aan specifieke groene projecten en uitgaven. Het eerste allocatierapport van de Groene OLO zal in detail beschrijven waaraan de gelden werden besteed.
De uitgifte werd geplaatst aan een rendement van 1,5 basispunten boven de rent leg die uit de secundaire markt kon worden afgeleid. Dat is 2,5 basispunten minder dan de gebruikelijke premie voor de eerste uitgifte van een nieuwe OLO. Men kan er dus vanuit gaan dat het renteverschil 2,5 basispunten bedroeg.
Er werd aangekondigd dat de looptijd van de Groene OLO minimaal 15 en maximaal 20 jaar zou zijn. Het werd uiteindelijk een vijftienjarige OLO, met vervaldag 2033.
03.03 Vincent Van Peteghem (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het waren drie vragen die wij hebben gebundeld en die allemaal te maken hebben met de groene investeringen.
Het eerste element over de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij…
De voorzitter: (…)
03.04 Vincent Van Peteghem (CD&V): Mijnheer de voorzitter, dit is mijn repliek.
Ik was verbaasd. Ik heb het Jaarrapport van 2017 ingekeken, waarin een taarttabel staat. Daar staat 1 %. Als men dat bekijkt voor alle investeringen die gebeuren, zijn er veel minder dan 1 % duurzame investeringen. Als wij willen tonen dat er effectief ook duurzaam wordt geïnvesteerd, moeten wij in de opmaak van die tabellen toch duidelijk maken wat duurzaam is en, zoals u zelf aangeeft, wat een maatschappelijke meerwaarde heeft. Ik vermoed dat er op termijn wel een discussie zal ontstaan over waarin ons land investeert en dan denk ik dat wij de mensen niet zullen overtuigen met een tabelletje waarin 1 % duurzame investeringen staat.
Wat de ECB en de OLO's betreft, ik ben blij dat dit veel succes heeft en ik denk dat wij daarop in de toekomst verder moeten inzetten.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Vincent Van Peteghem aan de vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, en minister van Ontwikkelingssamenwerking, over "de overheidsinvesteringen" (nr. 29200)
04 Question de M. Vincent Van Peteghem au vice-premier ministre et ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, et ministre de la Coopération au développement, sur "les investissements publics" (n° 29200)
04.01 Vincent Van Peteghem (CD&V): Mijnheer de minister, overheidsinvesteringen hebben een sterk positief effect op de economische bedrijvigheid en op het productiepotentieel van onze economie. De overheidsinvesteringen in België en in tal van andere landen bevinden zich op een zeer laag peil. Uit recente cijfers die ik heb opgevraagd, leer ik dat we veeleer desinvesteren dan investeren.
Uw voorganger pleitte er altijd voor om de wijze waarop overheidsinvesteringen bij de toepassing van de Europese begrotingsregels van het Stabiliteits- en groeipact in aanmerking worden genomen, te herzien. Een eerste voorstel beoogde dat op korte termijn minder strikte voorwaarden zouden worden toegepast voor de investeringsclausule in het Stabiliteits- en groeipact. Een tweede voorstel beoogde dat op middellange termijn de manier waarop overheidsinvesteringen in rekening worden gebracht, binnen het preventieve gedeelte van het Stabiliteits- en groeipact herzien zou worden en dat de investeringsuitgaven zouden worden vervangen door de afschrijvingen op de overheidsinvesteringen bij de bepaling van het begrotingssaldo dat daarvoor in aanmerking wordt genomen.
Mijnheer de minister, welk standpunt neemt België in op Europese fora? Op welke vergaderingen kwam het voorstel aan bod? Welke lidstaten waren voorstander van het eerste voorstel? Welke lidstaten waren voorstander van het tweede voorstel? Welke regelgeving zou gewijzigd moeten worden voor het eerste voorstel en voor het tweede voorstel? Wat is de verwachte tijdlijn van de implementatie van de wijzigingen? Op welke wijze zouden de marktwaarde en de levensduur van publieke infrastructuur becijferd worden?
Als een publieke investering over een langere periode kan afgeschreven worden, geldt dat voor de volledige stock van publieke infrastructuur. Wat is de geraamde huidige stock van infrastructuur? Wat zou de impact zijn voor België van een verlenging van de afschrijfregels? Uiteraard vraag ik enkel naar een raming.
04.02 Minister Alexander De Croo: België is steeds van oordeel geweest dat zowel de publieke als de private investeringen een belangrijke rol spelen voor potentiële economische groei. Vooral het niveau van de publieke investeringen blijkt de voorbije jaren een probleem. Daarom is het belangrijk te zorgen voor een constante aangroei van het niveau van de investeringen.
Het eerste voorstel verwijst naar de wijzigingen van de voorwaarden in de investeringsclausule, zodat die clausule ook zou kunnen worden gebruikt in economisch betere tijden. Op voorstel van de Europese Raad heeft de Commissie in januari 2015 de investeringsclausule geïntroduceerd om meer ruimte voor investeringen te creëren. De economie van de meeste lidstaten had toen te lijden onder de gevolgen van de crisis. Een van de voorwaarden voor het genieten van de investeringsclausule, houdt in dat de output gap zeer negatief moet zijn, hetgeen voor ons land en voor veel andere lidstaten op het moment niet het geval is.
Het tweede voorstel verwijst naar de afschrijvingsregels voor publieke investeringen die van toepassing zijn onder het Europees stelsel van rekeningen. Die afschrijvingsregels zijn evenwel gebaseerd op de internationale afschrijvingsregels, die stellen dat voor publieke investeringen de afschrijvingen binnen de constructieperiode dienen te gebeuren en dus niet, zoals voor bedrijven, over een langere periode kunnen worden afgeschreven. België heeft aan andere lidstaten en Eurostat gevraagd of zij akkoord zouden gaan met een aanpassing van de regels.
In de loop van 2017, 2018 en 2019 heeft België op formele en informele wijze zijn voorstellen voorgelegd aan de Europese Commissie, Eurostat en de andere lidstaten. Dat gebeurde meestal in het kader van het Economisch en Financieel Comité en zijn subcomités, alsook bij contacten van leden van de regering met andere lidstaten, de Europese Commissie en Eurostat, en bij contacten van de Belgische ambassades in de lidstaten. De voorstellen maken ook deel uit van de aanbevelingen in het kader van het nationaal pact voor strategische investeringen. Op de Ecofin-raad van maart 2019 werden die tijdens de Belgische uiteenzetting herhaald.
Uit alle formele en informele contacten met de lidstaten en instellingen blijkt dat de steun voor de Belgische voorstellen zeer beperkt is. Alleen Slovenië, Frankrijk en Spanje zouden bereid zijn België te steunen. De meeste andere lidstaten zijn veeleer voorstander van strengere regels en wensen minder flexibiliteit. Gelet op de beperkte steun voor de Belgische voorstellen lijkt de kans klein dat zowel de investeringsclausule als de afschrijvingsregels gewijzigd zullen worden.
Van een tijdpad is op het ogenblik geen sprake. Wat de investeringsclausules betreft, moet er eerst een consensus onder de lidstaten zijn, die gevalideerd wordt door de Europese Raad. Pas dan kan de Commissie een voorstel tot wijziging van de criteria om een uitzondering te genieten, in het kader van de investeringsclausule doen. Op het vlak van de afschrijvingsregels moet er eveneens consensus zijn tussen de lidstaten. Eurostat moet dan uiteindelijk beslissen om de regels al dan niet te wijzigen.
Gelet op de factoren die ik zopas heb toegelicht, zijn uw overige vragen op het ogenblik niet aan de orde.
Overigens, tijdens een gesprek met Europees commissaris Katainen daarover wees hij mij erop dat ons land als enige die wijziging vraagt.
Persoonlijk vind ik alleszins dat daaraan toch enige logica ten grondslag ligt; wij gebruiken de regels van een cashboekhouding en niet van een bedrijfsboekhouding. In een bedrijf is de notie van winst een belangrijk element, terwijl bij een overheid de notie van winst eigenlijk onbelangrijk is. Op overheidsniveau is de cashflowredenering belangrijk. Kortom, ik begrijp de redenering wel om de investeringen op die manier te kunnen afschrijven, maar wie vertrouwd is met de techniek van een overheidsbegroting, beseft dat de vraag hier niet echt van toepassing is. Ik zie niet in waarom men investeringen zou kunnen afschrijven in onze soort boekhouding. Dat is een persoonlijke toevoeging.
04.03 Vincent Van Peteghem (CD&V): Mijnheer de minister, uw opmerking is juist, de vraag is inderdaad hoe men een en ander doet bij een dubbele boekhouding en kasboekhouding. De reden van mijn voorstel is precies omdat wij een extra injectie in onze investeringen willen doen en ik daar een oplossing zag om dat mogelijk te maken. Ons investeringspact is gebaseerd op het feit dat wij een uitzondering krijgen van de Europese Commissie om die investeringen te doen. Dat wij dat nu niet kunnen doen, brengt met zich dat een belangrijke financieringsbron zal ontbreken om het investeringspact daadwerkelijk te realiseren.
04.04 Minister Alexander De Croo: Mijnheer Van Peteghem, er is wel meer soepelheid, wanneer het om echte PPP's gaat. Het moet wel om echte PPP's gaan. Daar is het natuurlijk wel logisch, maar belanden wij bijna in een soort leasingformule. In dat geval is het natuurlijk logisch dat de afschrijving in de tijd wordt gespreid. De moeilijkheid is dat de Commissie sommige zaken die wij in de categorie van PPP probeerden onder te brengen, niet als een echte PPP aanziet.
04.05 Vincent Van Peteghem (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
De voorzitter: Men had de mond vol van invest, invest, invest. Maar volgens het Jaarverslag 2018 van de Nationale Bank van België is het aandeel van de publieke investeringen in België in 2018 met 0,1 % is gedaald.
04.06 Vincent Van Peteghem (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik heb die vraag een paar weken geleden nog gesteld. Wij desinvesteren op dit moment.
De voorzitter: Een hele reeks economen, genre De Grauwe en Moesen, stelt dat tekorten moeten worden toegestaan in het licht van publieke investeringen. Het tekort van 3 % is dus toelaatbaar, indien het om investeringen gaat. Maar Europa aanvaardt dat niet. Bovendien is er de vraag wat een investering is. Er kan gemakkelijk worden geswitcht met lopende uitgaven. Daarmee maakt men een opening om de realisatie van het begrotingsevenwicht ad calendas graecas te verwijzen. Onder economen mag de 3 %-norm nu worden overschreden, op voorwaarde dat het voor publieke investeringen is. Europa aanvaardt die mening echter niet. Dat is voer voor de komende jaren.
(…): (…)
De voorzitter: U gaat naar Vlaanderen. Er is geld genoeg in de Vlaamse begroting.
04.07 Minister Alexander De Croo: Mijnheer de voorzitter, Vlaanderen investeert graag, als de federale overheid het geld levert.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Vincent Van Peteghem aan de vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, en minister van Ontwikkelingssamenwerking, over "de Chinese e-commerce" (nr. 29214)
05 Question de M. Vincent Van Peteghem au vice-premier ministre et ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, et ministre de la Coopération au développement, sur "l'e-commerce chinois" (n° 29214)
05.01 Vincent Van Peteghem (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het gaat hier om een belangrijk thema waarover op het terrein heel wat vragen bestaan.
Vandaag hanteert zowel de douane als de btw-administratie de minimisregels om de import van pakketten vrij te stellen van de btw-verplichting als de waarde van het pakket lager is dan 22 euro en van de douaneverplichting als de waarde van het pakket lager is dan 155 euro. Op die manier kunnen zendingen met een verwaarloosbare waarde worden vrijgesteld van btw- en douaneformaliteiten bij de invoer in België.
Deze grensbedragen bestaan al enige tijd en zijn ingevoerd om de administratieve afhandeling van zendingen met een beperkte waarde te versoepelen om pragmatische redenen. Ik kan geloven dat de noodzaak hiervoor bestond ten tijde van brick-and-mortorbedrijven, maar nu is de B2C-economie globaal en hebben digitalisering en QR-codes ervoor gezorgd dat wij met een muisklik pakjes bijvoorbeeld in China kunnen bestellen en ze vrij goedkoop naar België kunnen doen verzenden.
Steeds meer Belgische retailers klagen over deze oneerlijke concurrentie met China, meer bepaald met bedrijven als Alibaba, AliExpress enzovoort.
Ik geef een voorbeeld.
Een Belgische online retailer importeert 5 000 kleine stukjes speelgoed in bulk uit Azië via de Antwerpse haven. De waarde per stuk is 2,5 euro. De Belgische retailer betaalt dus 1 euro per stuk voor verzendingskosten, administratieve kosten, douaneformaliteiten enzovoort. Daarbovenop moet hij 3 euro aan bpost betalen om het kleine pakket naar de consument te sturen. De Belgische retailer moet zo'n stuk speelgoed dus verkopen aan 6,5 euro, of aan 7,87 euro inclusief btw. Men kan datzelfde product beschikbaar zien op AliExpress voor de prijs van 2,5 euro. In principe is de beginwaarde dus gelijk, maar AliExpress moet niet betalen voor de kosten van het transport van de fabriek in Sjanghai naar de Belgische consument, en moet evenmin invoerheffingen, douanekosten en btw betalen omdat de minimisregeling geldt voor elk afzonderlijk pakket. In dat opzicht is het voor de Belgische retailer veel moeilijker te concurreren met mastodonten als Alibaba, AliExpress enzovoort.
Ik heb begrepen dat op het vlak van btw wel beslist is de grenswaarde van 22 euro te verlagen naar 1 euro vanaf 2021, maar dat duurt nog bijna drie jaar, wat eigenlijk heel lang is in de e-commerce.
In deze context wil ik u het volgende vragen, mijnheer de minister.
Ten eerste, bent u het ermee eens dat in een zelfde daling van het grensbedrag moet worden voorzien voor de douanekosten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer zal die daling van kracht zijn?
Ten tweede, bent u bereid om gedurende de overgangsperiode van drie jaar te bepalen dat de grenswaarde van 22 euro per pakket moet herzien worden op het vlak van de btw, ongeacht of de zendingen in bulk binnenkomen, via één container, via verschillende containers of via duizenden aparte zendingen? Zo nee, waarom niet?
Ten derde, zult u dit probleem ook op Europees vlak aankaarten, zodat wij een uniform beleid kunnen voeren?
05.02 Minister Alexander De Croo: Mijnheer de voorzitter, de huidige en toekomstige mogelijkheden inzake digitalisering ontkrachten grotendeels de redenen waarom vrijstellingsdrempels indertijd werden ingevoerd. Als het mogelijk is voor de btw en voor de invoering van het nieuwe OSS-systeem moet het ook mogelijk zijn voor de invoerrechten.
Een dergelijke koerswijziging vergt echter een aanpassing van de Europese verordening nr. 1186/2009 van de Raad van 16 november 2009 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen. Het hele proces voor de aanpassing van een EU-verordening moet bijgevolg worden doorlopen. Aangezien het bindende EU-wetgeving is, moeten alle lidstaten van de EU hiermee dan ook akkoord gaan. België kan dit niet unilateraal invoeren.
Net zoals dat bij de btw het geval is, zal na het juridisch proces eveneens de nodige tijd moeten worden uitgetrokken om de noodzakelijke informatica-infrastructuur uit te bouwen.
De douane ziet er vandaag op toe dat de voorwaarden per individuele zending worden gerespecteerd. Alle zendingen moeten aan dezelfde voorwaarden voldoen om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van btw. Er moet echter ook rekening worden gehouden met het feit dat schaalvoordelen door bijvoorbeeld het groeperen van individuele zendingen in één container voor transport niet verboden zijn. Hierover werd in het verleden reeds een arrest geveld door het Europees Hof van Justitie.
Ik ben bereid dit aan te kaarten op Europees niveau maar zoals eerder gezegd, er is unanimiteit nodig bij alle lidstaten om de bestaande regels ter zake te wijzigen of nieuwe regels in te voeren.
05.03 Vincent Van Peteghem (CD&V): Mijnheer de minister, als ik het goed begrijp zegt u dus dat u de waarde van de vrijstelling niet naar beneden kunt halen? Dat moet op Europees niveau gebeuren?
05.04 Minister Alexander De Croo: Ja.
05.05 Vincent Van Peteghem (CD&V): Dan kan ik u alleen maar vragen om dat op Europees niveau zoveel mogelijk te bepleiten. Het voorbeeld geeft immers duidelijk aan dat dit zorgt voor een ongelooflijke concurrentiepositie die nadelig is voor de kleine retailers in ons land, die proberen te overleven.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mijnheer de minister, wij zijn bijna aan het einde van de vragen. Naar verluidt zit de heer Bogaert in de commissie voor de Herziening van de Grondwet en de Hervorming van de Instellingen. Ik heb mijn medewerker naar daar gestuurd om hem te vragen of hij ons nog komt vervoegen voor het stellen van zijn vragen. Ik zal nog even onze agenda overlopen.
De volgende vragen worden geschrapt: nrs. 28312 en 29010 van mevrouw Lambrecht, nr. 28810 van mevrouw Jadin, nr. 28892 van de heer Vanden Burre, nr. 29065 van de heer De Vriendt, nr. 29101 van mevrouw Van Cauter en nr. 29122 van mevrouw Schlitz.
De volgende vragen worden omgezet in schriftelijke vragen: nrs. 28637 en 29230 van de heer Calvo, nrs. 28874 en 28875 van de heer Van den Bergh, nrs. 29003 en 29044 van de heer Van Hees, nrs. 29114 en 29202 van mevrouw Smaers, nr. 29134 van de heer Piedboeuf, nr. 29185 van de heer Deseyn, nrs. 29189, 29190, 29195 en 29198 van de heer Bogaert en nr. 29233 van de heer Van Biesen.
Daarmee sluiten wij de vergadering af. U had geen groot publiek voor uw laatste optreden, mijnheer de minister.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 14.41 uur.
La réunion publique de commission est levée à 14 h 41.