Commissie voor de Justitie |
Commission
de la Justice |
van Woensdag 3 december 2014 Namiddag ______ |
du Mercredi 3 décembre 2014 Après-midi ______ |
La séance est ouverte à 14.32 heures et présidée par M. Philippe Goffin.
De vergadering wordt geopend om 14.32 uur en voorgezeten door de heer Philippe Goffin.
01 Vraag van de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "de verenigbaarheid van een politiek mandaat met de functie van schuldbemiddelaar" (nr. 469)
01 Question de M. Raf Terwingen au ministre de la Justice sur "la compatibilité d'un mandat politique avec la fonction de médiateur de dettes" (n° 469)
01.01 Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de minister, hartelijk dank om u op woensdagnamiddag vrij te maken om pertinente vragen te beantwoorden, waarvan er een gaat over de verenigbaarheid van een politiek mandaat met de functie van schuldbemiddelaar.
Volgens informatie die ik krijg uit de mooiste provincie van Vlaanderen, Limburg, zijn er signalen dat er in het gerechtelijk arrondissement Limburg een bepaalde rechter de visie zou aankleven dat een persoon, een advocaat, die zou optreden als schuldbemiddelaar of daartoe erkend is en dus ook aangesteld kan worden, door die bewuste rechter niet zou worden aangesteld, als hij bepaalde politieke functies zou vervullen.
Los van het feit dat daarvan in het Gerechtelijk Wetboek geen melding wordt gemaakt en los van het feit dat bijvoorbeeld ook in hetzelfde arrondissement of ressort van eerste aanleg daarvan geen probleem wordt gemaakt, bijvoorbeeld als het gaat over curatoren, die ook vaak politieke mandaten bekleden, weigert een bepaalde rechter om advocaten aan te stellen, zodra zij een politiek mandaat bekleden of zelfs als gewoon iemand van het bewuste kantoor een politiek mandaat bekleedt, omdat er dan blijkbaar een bepaalde schijn van partijdigheid zou zijn. Ik veronderstel dat dat de redenering van die rechter is.
Mijnheer de minister, is dat een correcte interpretatie van de wet? Ik had schriftelijk ook gevraagd of dat een deontologisch correcte interpretatie is. Ik weet niet of uw bevoegdheid daarover gaat, maar wat is uw interpretatie van die situatie? Is die interpretatie correct of niet?
01.02 Minister Koen Geens: Mijnheer Terwingen, ik dank u voor deze uitermate pertinente vraag.
Artikel 1675/17 van het Gerechtelijk Wetboek somt de personen op die als schuldbemiddelaar kunnen worden aangewezen: advocaten, ministeriële ambtenaren en gerechtelijk mandatarissen, voor zover zij erkend zijn.
Daarnaast komen overheidsinstellingen of particuliere instellingen eveneens in aanmerking, voor zover zij door de bevoegde overheid daartoe zijn erkend en daarvoor een beroep doen op natuurlijke personen. De opsomming is limitatief.
Daarnaast bepaalt de wet dat de schuldbemiddelaar onafhankelijk en onpartijdig moet zijn tegenover de betrokken partijen.
Buiten de hierboven opgesomde regels schrijft de wet echter geen bijkomende voorwaarden voor waaraan een schuldbemiddelaar dient te voldoen. Het lijkt bijgevolg, op basis van de wet, duidelijk dat men niet kan stellen dat er als zodanig enige onverenigbaarheid zou zijn tussen een politiek mandaat en het optreden als schuldbemiddelaar. Meer specifiek zijn in het Belgisch parlementair recht onverenigbaarheden van een parlementair mandaat en een privéfunctie een zeldzaamheid. De wetgever gaat er inderdaad van uit dat de verkiezing tot een wetgevende vergadering niet betekent dat de verkozene zijn beroepsbezigheden beëindigt of opschort.
Het verzet tegen het verbod tegelijk een parlementair mandaat en een privéfunctie uit te oefenen, rust onder andere op de vrees dat en ik citeer uit de rechtsleer: “… een dergelijke onverenigbaarheid zou bijdragen tot een professionalisering van het politiek bedrijf. Dit wil zeggen dat de verkozenen hun mandaat als een beroep zouden beschouwen en hun verkiezing om den brode zouden nastreven”. Een mandaat van lid van een wetgevende vergadering is bijgevolg wettelijk verenigbaar met een zelfstandig uitgeoefend beroep.
Niettemin dient erop te worden gewezen dat de rechter steeds in onafhankelijkheid mag en moet nagaan of de schuldbemiddelaar de nodige waarborgen biedt voor onafhankelijkheid en onpartijdigheid, ongeacht of de schuldbemiddelaar door de rechter zelf wordt aangesteld, dan wel door de schuldenaar-verzoeker wordt voorgesteld. De rechter zal daarbij alle omstandigheden in aanmerking nemen, zodat het in bepaalde concrete situaties niet uit te sluiten valt dat de rechter in casu oordeelt dat het opnemen van een politiek mandaat onverenigbaar is met het optreden als schuldbemiddelaar.
01.03 Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Voor alle duidelijkheid, ten eerste, het is niet naar aanleiding van mijn advocatenhobby die ik heb, dat ik deze vraag stel. Ik ben helemaal niet gekwalificeerd als schuldbemiddelaar, laat dat duidelijk zijn. Het antwoord dat u gaf leek enige verwijzing te bevatten naar een parlementair mandaat, terwijl ik denk dat het hier over lagere politieke mandaten gaat. Ik voel mij dus niet persoonlijk betrokken, maar toch dank om intuitu personae te antwoorden, dat streelt mijn ego.
01.04 Minister Koen Geens: Ik heb niet intuitu personae geantwoord, collega Terwingen.
01.05 Raf Terwingen (CD&V): Dat klopt. Excuseer dat ik dat verkeerd heb begrepen.
Het tweede punt is dat iedere rechter natuurlijk de onafhankelijkheid moet beoordelen, maar niet de facto kan zeggen van zodra er een politiek engagement is, dat iemand niet meer kan worden aangeduid. Dat is wat hier blijkbaar een beetje te strak het geval is.
01.06 Minister Koen Geens: Wat ik gezegd heb voor het parlementair mandaat, geldt per analogie ook voor andere politieke mandaten.
Het incident is gesloten.
Le président: La question n° 568 de Mme Caroline Cassart-Mallieux est transformée en question écrite.
- de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "de implementatie van de nieuwe naamwetgeving" (nr. 397)
- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Justitie over "de naamwetgeving" (nr. 635)
- M. Raf Terwingen au ministre de la Justice sur "la mise en oeuvre de la nouvelle législation belge relative au patronyme" (n° 397)
- Mme Sabien Lahaye-Battheu au ministre de la Justice sur "la législation belge relative au patronyme" (n° 635)
02.01 Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de minister, ik heb een vraag over de stand van zaken van de nieuwe naamwetgeving die met de nodige heisa in het Parlement werd goedgekeurd.
Ik ben zeer blij en vereerd dat mevrouw Lahaye-Battheu haar vraag aan de mijne heeft gekoppeld. Dat verschaft mij het plezier om haar nog eens in de commissie te ontmoeten.
Ik heb een vraag over de reparaties die moeten gebeuren. Op het moment dat de vraag werd ingediend, was daarover nog wat minder duidelijkheid. Ik denk dat daarover ondertussen al wat meer duidelijkheid is.
Zijn er ook al cijfers bekend van het aantal toepassingen van deze wetgeving, rekening houdend met de overgangsmaatregelen waarin de wet voorziet?
Ik heb in Maasmechelen, toch een gemeente van 40 000 inwoners, tot nu toe één akte getekend, waarbij van de overgangsmaatregel wordt gebruikgemaakt om de naam te wijzigen. Kinderen die de naam van de vader droegen, zullen voortaan alleen de naam van de moeder dragen.
Zijn er dus ondertussen al cijfers bekend, mijnheer de minister?
02.02 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de minister, ik sluit mij aan bij de vragen van de heer Terwingen.
De naamwetgeving werd in maart 2014 gewijzigd. Ons land keek aan tegen een aantal Europeesrechtelijke veroordelingen. Wij moesten de wetgeving dus aanpassen, anders dreigde er een veroordeling.
Mijnheer de minister, hoeveel keer werd tot op vandaag gebruikgemaakt van de mogelijkheid om aan pasgeborenen de familienaam van de moeder, de vader of de dubbele familienaam te geven?
Hebt u cijfers over de overgangsregeling? Hoeveel keer werd de naam van minderjarigen retroactief gewijzigd?
Klopt het dat de cijfers in het verlengde van de cijfers in onze buurlanden liggen, bijvoorbeeld Frankrijk?
02.03 Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, collega’s, de wet van 8 mei 2014 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde moest inderdaad worden afgestemd op de regeling inzake de meemoeders.
Dit wetsvoorstel wijzigt voornoemde wet eveneens om de aan mij meegedeelde problemen die zich voordeden bij de implementatie van de wet op te lossen. Ik heb mijn medewerking verleend aan de opmaak van dit wetsvoorstel, dat inmiddels artikelsgewijze werd aangenomen in de commissie voor de Justitie.
Het is niet ongewoon dat een nieuwe wet een aantal praktische problemen met zich brengt in de eerste maanden na haar inwerkingtreding. Het gaat vaak om problemen die zich mettertijd zelf oplossen.
Wat de kwantitatieve toepassing van de nieuwe wet betreft, beschik ik over de volgende gegevens, verkregen via het Rijksregister. Op datum van 4 oktober 2014 werd 3 042 keer gebruikgemaakt van de mogelijkheid om bij de geboorteaangifte een dubbele achternaam – 1 580 gevallen – dan wel de naam van de moeder – 1 462 gevallen – te geven.
Op datzelfde tijdstip waren er 2 677 Belgen met een dubbele achternaam. Van deze Belgen kregen 1 580 de dubbele achternaam na keuze hiervoor bij de geboorteaangifte en 1 097 kinderen kregen een dubbele achternaam op basis van de overgangsmaatregel voorzien in artikel 12 van de wet.
Op datzelfde tijdstip waren er 140 Belgen die op basis van de overgangsmaatregel voorzien in artikel 12 van voornoemde wet de achternaam van de moeder verkregen. Zoals reeds gezegd, kregen 1 462 kinderen de achternaam van de moeder bij de geboorteaangifte, hetzij op basis van een naamskeuze, hetzij om een andere reden.
Het is moeilijk om conclusies te trekken op basis van deze eerste cijfergegevens. Het systeem van het Rijksregister werd immers slechts op 1 september aangepast om de invoering van de dubbele naam mogelijk te maken.
Voor de periode tussen 1 juni 2014 en 1 september 2014 werd aan de gemeenten gevraagd om de lijst van het Rijksregister manueel aan te vullen met de naamswijzigingen en naamkeuzes gedaan in deze periode. Deze aanvulling werd nog niet volledig gedaan door alle gemeenten, dus de cijfers zijn in elk geval onvolledig.
Mevrouw Lahaye-Battheu, wat uw vraag tot vergelijking betreft, is het nog wat te vroeg om uitspraken te doen. De wet van 8 mei 2014 is op 1 juni in werking getreden. Dat is nog geen half jaar geleden.
Om toch enige vergelijking te kunnen maken, kan ik u de cijfergegevens van Frankrijk meedelen. Van alle kinderen geboren in 2012 in Frankrijk draagt 6,5 % de naam van de moeder en 8,5 % de dubbele naam, opgedeeld 5,9 % eerst de naam van de vader en dan de naam van de moeder en 1,6 % eerst de naam van de moeder en dan de naam van de vader, de overige kinderen dragen de naam van de vader.
02.04 Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de minister, de cijfers die u geeft zijn heel interessant en ik zou willen vragen of wij uw schriftelijk uitgeschreven antwoord kunnen krijgen. In de krant van morgen zal dan blijken wie het snelst naar de pers is gelopen, mevrouw Lahaye-Battheu of ik.
02.05 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw heel gedetailleerd antwoord, niettegenstaande de wet nog heel jong is en het nog vroeg is om te evalueren. U zegt dat de cijfers onvolledig zijn, maar ik denk dat ze toch reeds een eerste beeld geven en aantonen dat jonge ouders – een aantal jonge ouders en weliswaar een minderheid maar dat was ook voorspeld – gebruikmaken van de vrijheid die er nu bestaat in de naamskeuze voor hun dochter of zoon.
L'incident est clos.
- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Justitie over "het tekort aan griffiepersoneel" (nr. 636)
- de heer Philippe Goffin aan de minister van Justitie over "het tekort aan griffiers" (nr. 647)
- Mme Sabien Lahaye-Battheu au ministre de la Justice sur "le manque de personnel de greffe" (n° 636)
- M. Philippe Goffin au ministre de la Justice sur "la pénurie de greffiers de justice" (n° 647)
03.01 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, ik kom terug op een vraag over het tekort
aan griffiepersoneel die ik in deze commissie heb gesteld op 12 november.
In uw antwoord gaf u
aan dat het kader van griffiers voor de provincie West-Vlaanderen voor
92,5 procent is ingevuld en voor Oost-Vlaanderen voor 86,6 procent.
Ik kom
terug op het cijfer van West-Vlaanderen, omdat het cijfer niet zou kloppen
volgens de gegevens waarover ik beschik. Ik heb u dan ook gevraagd om dat nog
eens te verifiëren.
Er zou in
West-Vlaanderen een tekort zijn van 12,57 procent. Ik leg uit waarom. De
afdelingen Brugge, Ieper, Kortrijk en Veurne hebben respectievelijk een kader
van 87, 16, 52 en 14 voltijdse equivalenten. Per kader zou er op datum van
15 oktober een tekort zijn van respectievelijk 9,8, 3,7, 10,7 en 1,2. Bij
de berekening werd rekening gehouden met vacatures, delegaties en langdurig
zieken.
Blijft u
bij het cijfer dat u hebt gegeven op 12 november of erkent u dat er een
tekort is van 12,57 procent?
Vanwaar
komt het verschil?
Op welke
termijn ziet u de volledige invulling van de kaders?
03.02 Philippe Goffin (MR): Monsieur le ministre, il a déjà été fait état, au sein de cette commission, de la pénurie de greffiers francophones au sein de l'arrondissement de Bruxelles. Il semblerait cependant que la situation ne cesse de se dégrader et devienne de moins en moins facile à gérer.
Comme vous le savez, les tribunaux bruxellois ont été scindés le 31 mars 2014. Lors de ce dédoublement en deux sièges distincts, les greffiers néerlandophones, majoritaires, ont déserté les tribunaux francophones. Le nombre de greffiers étant déjà insuffisant au sein de certains tribunaux francophones avant cette date, le dédoublement des tribunaux n'a fait qu'aggraver cette situation.
De plus, avec les modifications de compétences, les litiges concernant les entreprises sont désormais du ressort du tribunal de commerce, alors qu'auparavant, les dossiers dont le préjudice ne dépassait pas 1 860 euros relevaient de la justice de paix. Ainsi, en 2012, 417 affaires ont été traitées. Ce chiffre est resté constant en 2013 (414 affaires). Mais en septembre 2014, ce ne sont pas moins de 1 196 affaires qui ont été introduites devant le tribunal de commerce francophone de Bruxelles.
Cette évolution a non seulement engendré une explosion du nombre de dossiers à traiter, mais aussi du nombre de jugements à dactylographier. Là aussi, cela pose problème car avec le dédoublement du tribunal de commerce de Bruxelles, l'équipe des quatre dactylos (deux francophones et deux néerlandophones) a, elle aussi, été scindée. Or il semblerait qu'actuellement, aucune des deux dactylos francophones ne soit en mesure de travailler. Ce sont les greffiers, déjà surchargés de travail, qui doivent assumer cette tâche. Il y a donc aujourd'hui plus de 1 200 affaires en attente de traitement à Bruxelles.
Monsieur le ministre, des dispositions ont-elles été prises pour essayer de remédier à cette pénurie? Les chiffres avancés au sujet de la situation du tribunal de commerce francophone sont-ils corrects? Pensez-vous que, dans l'attente de solutions définitives, il soit possible de mettre en place des mesures temporaires afin de réduire le nombre d'affaires en attente de traitement au tribunal de commerce francophone de Bruxelles?
03.03 Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Lahaye-Battheu, zoals ik in mijn antwoord van 12 november 2014 reeds heb aangegeven, is inderdaad een hele reeks vacatures opengesteld.
Om alle misverstanden te vermijden, de globale bezettingsgraad voor het hele land is 92,5 procent over alle personeelsgroepen heen.
Voor de griffies zijn er op dit ogenblik op een kader van 4 827 personeelsleden 4 289 voltijdse eenheden aan de slag.
Momenteel worden nog de selecties afgerond, die reeds in juni 2014 waren gestart. Een nieuwe publicatie van vacatures is in voorbereiding.
De openstelling en de selectie gebeurt in samenspraak met de betrokken rechtsmacht.
Depuis le 1er avril 2014, la loi qui redessine les arrondissements judiciaires est entrée en vigueur.
Vous savez que l'accord de gouvernement prévoit que les cadres des juridictions dans l'arrondissement judiciaire de Bruxelles seront respectés et remplis de manière prioritaire.
Inzake de bekommernis voor het gerechtspersoneel in de rechtbank van eerste aanleg van West-Vlaanderen, kan ik zeggen dat er volgens de gegevens van de FOD Justitie op 1 oktober 2014 149,46 voltijdse eenheden in dienst waren op een kader van 170. Dat stemt grotendeels overeen met de cijfers die u aangeeft. Het kader bevat één eenheid meer dan wat u opgeeft en de opvulling verschilt vijf eenheden. Het verschil in opvulling kan afhangen van het tijdstip waarop de foto werd gemaakt en de interpretatie die wordt gegeven aan het begrip afwezigheid. Zo bezetten ook zieke personeelsleden het kader. Die cijfers bevatten het gerechtspersoneel van alle afdelingen van de rechtbank van eerste aanleg in West-Vlaanderen. Sinds de hertekening van het gerechtelijk landschap bestaan er geen deelkaders meer voor de afdelingen. Naast 1 hoofdgriffier, 7 griffiers hoofd van dienst en 66 griffiers, gaat het ook om 59 assistenten en 37 medewerkers.
Tot nu toe heeft er voor het gerechtspersoneel nooit een automatische, volledige opvulling van het kader plaatsgehad. Er wordt voor het gerechtspersoneel een algemene norm gehanteerd binnen dewelke de verantwoordelijken, vooraleer vacatures open te stellen, uitgenodigd worden om hun prioriteiten te stellen.
En ce qui concerne le tribunal de commerce francophone de Bruxelles, mon administration a été informée par le président du tribunal de commerce francophone de la situation qui se présente, notamment par l'absence de dactylos. Vous savez que les cadres des tribunaux de Bruxelles ont été adaptés à l'occasion du dédoublement des différentes juridictions et ont été augmentés aussi bien au niveau des greffiers que du personnel administratif. Il me paraît que le bon fonctionnement du greffe relève d'une responsabilité commune des membres du personnel sous l'autorité du greffier en chef faisant fonction et du président. Sous cet angle, l'absence d'une ou de deux dactylos ne semble pas de nature à hypothéquer le fonctionnement de la juridiction.
Néanmoins, il est clair que le greffe doit pouvoir bénéficier de personnel en suffisance pour assumer la charge de travail. Le cadre du tribunal de commerce francophone de Bruxelles est de 59. L'effectif actuel est de 53,2. Le tribunal peut bénéficier d'un nombre de délégations dans la fonction de greffier de 12, ceci afin de combler l'absence de greffiers nommés.
Une série de places vacantes a déjà été publiée au mois de juin et les sélections se terminent. Trois arrêtés de nominations sont d'ailleurs en cours de rédaction par mon administration et seront soumis à ma signature à bref délai. Une nouvelle publication des places vacantes est en outre en cours de préparation en concertation avec les autorités judiciaires. Le greffier en chef a à cet effet été contacté le 26 novembre 2014 avant de déterminer les profils exacts et descriptions de fonctions pour les places à publier encore cette année.
03.04 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
L'incident est clos.
- de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de stand van zaken in het onderzoek naar de sabotage van kernreactor Doel 4" (nr. 685)
- mevrouw Barbara Pas aan de minister van Justitie over "het onderzoek naar de sabotage van kernreactor Doel 4" (nr. 687)
- M. Stefaan Van Hecke au ministre de la Justice sur "la situation concernant l'enquête sur le sabotage de la centrale nucléaire Doel IV" (n° 685)
- Mme Barbara Pas au ministre de la Justice sur "l'enquête sur le sabotage de la centrale nucléaire Doel IV" (n° 687)
04.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dit is een vrij korte vraag naar de stand van zaken in het onderzoek. Wij weten allemaal dat de kernreactor Doel 4 afgelopen zomer stilgelegd werd, mogelijks, of liever vrij duidelijk, als gevolg van een sabotagedaad. De turbine is stilgevallen omdat de smeerolie weggelekt is, en er zijn aanwijzingen dat iemand het oliereservoir met opzet heeft doen leeglopen. Het parket is een onderzoek gestart.
Ik wil u een aantal vragen stellen, al weet ik dat het delicaat is vragen te stellen over zaken die in onderzoek zijn.
Ten eerste, het onderzoek is vrij snel in handen gegeven van het federaal parket. Welke redenen waren er om het dossier van het parket van Gent, afdeling Dendermonde, over te dragen aan het federaal parket? Gebeurde dat op vraag van het parket van Dendermonde of op initiatief van het federaal parket?
Ten tweede, wat is de stand van zaken van het onderzoek? Wanneer mogen wij concrete resultaten verwachten? Ik wil benadrukken dat dit een actuele vraag is om twee redenen. Ten eerste, de jongste dagen doen in mediakringen geruchten de ronde dat de dader gekend zou zijn maar dat Justitie de identiteit niet wil of durft mee te delen, of zelfs gewoon niet wil of durft mee te delen dat de dader gevonden is. Ten tweede, vandaag verscheen ook het bericht dat Doel 4 opnieuw zal opstarten. Het lijkt mij dus van belang dat er enige duidelijkheid zou zijn over het onderzoek, of de, wellicht interne, betrokkene daar nog werkt of niet, en of de centrale wel in veilige omstandigheden kan worden opgestart.
Kortom, ik meen dat enige informatie over de stand van zaken, hoe delicaat ook, aangewezen is. Anders bestaat het risico dat het gerucht als zou Justitie niets kunnen of willen meedelen, een eigen leven gaat leiden ook als dat niet waar is.
04.02 Barbara Pas (VB): Mijnheer de minister, het is van 5 augustus 2014 geleden dat de kernreactor Doel 4 werd stilgelegd, nadat de stoomturbine oververhit geraakte door het kwaadwillig laten weglekken van de smeerolie. De enige keer dat wij een woordvoerder van het parket over dit onderzoek hoorden communiceren, dateert al van 14 augustus. Sindsdien is het wel heel stil. Het is nu drieënhalve maand later en wij kregen nog steeds geen nieuws. Sommige media berichtten inderdaad dat de dader al bekend is bij het parket; hij zou zich maanden geleden al zelf hebben aangegeven bij de politie.
Het is wel een feit dat die man of vrouw wel heel wat heeft aangericht. Zonder de sabotage was er allicht geen afschakelplan geweest, met heel wat vergaderingen tot gevolg. De buitengebruikstelling van de kernreactor van Doel 4 kostte 27 miljoen euro per maand. Vandaag vernemen wij van Electrabel dat het nog eens 30 miljoen euro zal kosten om Doel 4 tegen het einde van het jaar te herstellen.
Daarom zou ik toch graag een stand van zaken van dit onderzoek krijgen. Ik weet dat het delicaat is om dat in een lopend onderzoek te vragen, maar gelet op de materie en op het feit dat wordt gezegd dat de dader bekend is, en dat vandaag expliciet wordt gemeld dat Electrabel niet over het onderzoek wil communiceren, vraag ik mij af of het klopt dat de dader bekend is en waarom daarover niet werd gecommuniceerd.
Tot slot had ik graag willen weten of de motieven van de dader bekend zijn. Dat is natuurlijk ook niet onbelangrijk.
04.03 Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, voor de goede orde deel ik aan de heer Van Hecke graag mee dat zijn schriftelijke vraag intussen beantwoord werd. Ik zal niettemin met veel plezier op de mondelinge vraag antwoorden.
Mevrouw Pas, mijnheer Van Hecke, wat het onderzoek naar de sabotage betreft kan ik u meedelen dat in het licht daarvan de procureur des Konings te Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, heeft vastgesteld dat bijkomende vorderingen uit hoofde van de inbreuken op de artikelen 487bis en 488bis, § 4, 1°, sabotage kerninstallaties, en 137, § 1, en § 3, 5°, terroristisch misdrijf, van het Strafwetboek wenselijk waren.
Vermits deze tenlasteleggingen op grond van artikel 144ter van het Gerechtelijk Wetboek tot de bevoegdheid van het federaal parket behoren, werd in onderling overleg met de procureur des Konings te Oost-Vlaanderen van de afdeling Dendermonde het onderzoek gefederaliseerd. Vervolgens werd de zaak aanhangig gemaakt bij een in terrorisme gespecialiseerde onderzoeksrechter die onder andere met voormelde tenlasteleggingen gevat werd.
Wat betreft de stand van zaken en de verdere details van het onderzoek moet ik u helaas meedelen dat ik niet kan antwoorden omdat dit onverenigbaar is met het beginsel van de scheiding der machten en het geheim van het onderzoek, in het bijzonder wat betreft de onderzoeksdaden die de onderzoeksrechter al dan niet bevolen heeft en de redenen die hij daarvoor zou hebben.
04.04 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord op het eerste deel van de vraag.
Wat betreft het tweede deel van de vraag begrijp ik uw antwoord. Ik wist ook bij het stellen van de vraag hoe delicaat dit was. U zult evenwel begrijpen dat met het antwoord dat u vandaag hebt gegeven en waarvoor ik begrip heb, de geruchtenmolen zal blijven draaien. Er zal gevraagd worden of de dader gekend is of niet. De minister kan en wil daar om begrijpelijke redenen niet op antwoorden, maar het federaal parket wil daar blijkbaar ook geen antwoord op geven. Dit wekt de indruk dat er misschien iets verborgen moet blijven. Hierdoor blijft de hele zaak in mysterie gehuld.
In het kader van de transparantie van de Justitie zou het misschien nuttig kunnen zijn dat er een of andere communicatie komt van Justitie in de ene of de andere zin, ontkennend of erkennend. Ik begrijp echter dat er misschien gegronde redenen zijn om voorlopig niet te communiceren. Dat is ook mogelijk. De onderzoeksdaden kunnen dat vereisen en ook al weet men wie de dader is, misschien moeten andere elementen nog verder onderzocht worden. Daar kan ik alle begrip voor opbrengen. Ik vrees echter dat de geruchtenmolen zal blijven draaien en dat de druk op het federaal parket de komende dagen zal toenemen.
04.05 Barbara Pas (VB): Mijnheer de minister, ik heb helaas geen antwoord gekregen op mijn vraag. Wat mogen wij niet weten? Waarom communiceert het parket niet? Waarom zwijgt Electrabel? Waarom zwijgt het FANC?
Het doet de geruchten alleen maar aanwakkeren. Het doet vermoeden dat het daderprofiel misschien niet zo politiek correct is en men daarover liever niet communiceert.
Het feit is dat er alleszins niet zo veel daders in aanmerking kwamen. Het ging sowieso om maximum vijfenzestig werknemers. Het onderzoek naar de dader kan volgens mij toch geen maanden duren.
Ik betreur het ten zeerste dat niemand mag weten hoe de vork in de steel zit. Het verzwijgen van de ware toedracht in dergelijke belangrijke zaken is bijna even crimineel als de sabotagedaad zelf. Ik hoop dat het parket hiervoor gegronde redenen heeft en zo snel mogelijk zal communiceren over deze aangelegenheid.
L'incident est clos.
De voorzitter: De vraag nr. 536 van de heer Brotcorne over dezelfde problematiek is dus zonder voorwerp en vervalt.
05 Question de Mme Sophie De Wit au ministre de la Justice sur "les grèves dans les prisons belges" (n° 555)
05 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de stakingen in de Belgische gevangenissen" (nr. 555)
05.01 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, begin november was er de eerste staking van het gevangenispersoneel onder deze regering. Net daarvoor heb ik u een vraag gesteld over het overleg dat u reeds had gevoerd. U hebt toen gezegd dat er nog overlegmomenten zouden komen. Ik heb toen van een van de vakbondsafgevaardigden een heel boze mail gekregen over mijn vraag.
Voor het verslag beklemtoon ik dat ik begrijp dat de werkomstandigheden moeilijk zijn en dat het niet altijd evident is. Recent heb ik het voorrecht gehad om de gevangenis van Vorst te mogen bezoeken. Ik heb daar gezien dat niet alleen het personeel in penibele omstandigheden moet werken, maar dat ook de gedetineerden vaak in penibele omstandigheden moeten verblijven. Als er een staking is, worden de basisrechten van de gedetineerden nog meer beknot dan normaal het geval is.
De staking vond plaats ondanks het overleg dat u hebt gevoerd en ondanks het feit dat u zei dat het een constructief overleg was geweest. In de mail had de betrokkene het over een minder constructief overleg. Ik was daar niet bij en kan dat dus niet beoordelen.
Ik kom dan tot mijn andere bezorgdheid, namelijk dat de politie de dienst moest gaan verzekeren. Het gaat mij niet alleen over de leef- en werkomstandigheden, maar ook om de politie die telkens het gevangenispersoneel moet vervangen. Op die manier is er minder blauw op straat waardoor de veiligheid buiten minder is gegarandeerd.
Wij weten dat in het regeerakkoord een gegarandeerde dienstverlening is opgenomen. Ik meen dat dit een oplossing zou kunnen bieden. Er is evenwel ook een protocolakkoord 351 dat in 2010 werd gesloten. Ik heb daar destijds uw voorgangers Turtelboom en De Clerck over ondervraagd omdat telkens werd gezegd dat er een evaluatie zou komen. U hebt ook gezegd dat alles volgens het protocolakkoord is verlopen. Er zou echter een evaluatie komen. Die evaluatie werd mij al in de zomers van 2011 en 2012 beloofd, en ondertussen zijn ook al de zomers van 2013 en 2014 gepasseerd.
Ik kom dan ook tot mijn vragen, mijnheer de minister, waarmee ik een goed beeld zou willen krijgen op de situatie. Is de evaluatie van het protocolakkoord 351 afgerond? Zo ja, wat waren de resultaten? Welke bijsturingen zullen er nodig zijn? Zo neen, wanneer mogen wij die evaluatie nu eindelijk verwachten?
Hebt u enig zicht op het aantal stakingen dat sinds de invoering van het protocolakkoord in 2010 heeft plaatsgevonden? Hoeveel van die stakingen werden conform het protocol tijdig aangekondigd? Over hoeveel stakingsdagen gaat het in totaal?
Is er sprake van een positieve evolutie in de loop der jaren? Met andere woorden, werkt het protocol?
Welke timing wordt gehanteerd voor de invoering van de gegarandeerde dienstverlening in het gevangeniswezen?
05.02 Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, de evaluatie van het protocol 351 is nog niet beëindigd. Wij zetten ze voort vanaf het punt waar de vorige regering is gestopt.
De besprekingen tussen overheid en vakorganisaties om te komen tot een gezamenlijke en wederzijdse evaluatie van het protocol 351 hebben geresulteerd in verscheidene versies van een evaluatienota vanwege de overheid.
Aangezien het echter onmogelijk bleek om binnen het sectorcomité 3 Justitie een minimale consensus te bereiken tussen de overheid en de representatieve vakorganisaties omtrent de elementen van evaluatie en de daaruit te trekken conclusies, werd eind 2013 een beroep gedaan op een sociaal bemiddelaar voor de overheidssector.
Gedurende verschillende maanden heeft de bemiddelaar getracht de uiteenlopende standpunten van de overheid en de vakorganisaties nader tot elkaar te brengen en te komen tot een minimaal kader van elementen van evaluatie van het protocol 351.
De bemiddelingspoging kon echter op het einde van de legislatuur niet worden beëindigd door fundamentele meningsverschillen tussen de overheid en de vakorganisaties, wat ertoe heeft geleid dat een van de representatieve vakorganisaties, het ACOD, het dossier heeft aanhangig gemaakt bij het Comité A.
Momenteel staat de bemiddelingspoging in de evaluatie van het protocol 351 daarom on hold. Wij zijn echter van plan om tot een evaluatie te komen.
En ce qui concerne le remplacement des gardiens de prison en cas de grève, il y a plusieurs années, l'initiative a été prise de rédiger des scénarios "grève". Ceux-ci ont été rédigés, en partenariat, par les directions des prisons et les services de police locale ayant une prison sur leur territoire. Ces scénarios reprennent toutes les informations utiles au cas où la police serait amenée à intervenir en cas de grève pour assurer l'ordre et la sécurité dans la prison.
Par ailleurs, en cas de grève, une concertation s'installe aussi bien au niveau local qu'au niveau central entre les prisons, l'administration pénitentiaire et les services de police concernés. Au niveau organisationnel, il est procédé à une estimation des besoins en renfort de police en fonction des présences estimées du personnel. Un dialogue s'installe avec les services de police afin de préciser au mieux cette demande.
De surcroît, lors des actions, un suivi quotidien de l'évolution de la grève est effectué par le niveau central. Ces informations permettent d'évaluer si l'ordre et la sécurité sont garantis au sein des prisons. Au besoin, des renforts policiers sont envoyés ou même retirés si leur présence ne se révèle pas absolument nécessaire.
Het exacte percentage dat tijdig werd ingesteld, overeenkomstig het protocol, is een gegeven dat in de actuele stand van zaken niet kan gegeven worden, het verzamelen van cijfergegevens is een heikel punt in dit dossier.
Protocol 351 is in voege sinds 19 april 2010, heel wat gegevens werden eerst slechts manueel bijgehouden, pas later werd een informaticatool ontwikkeld om gegevens bij te houden. In verband met de kwantitatieve evaluatie van protocol 351 stellen wij vast dat dit nog voorwerp uitmaakt van gesprekken met de vakbonden in het licht van de evaluatieoefening. Wij zullen deze werkzaamheden heropnemen.
Il est bien entendu que les établissements pénitentiaires font tout leur possible pour respecter les dispositions légales.
En temps de grève, la police intervient pour garantir l'ordre et la sécurité au sein de la prison mais elle ne remplace pas les agents pénitentiaires. L'organisation du régime des détenus peut être assurée lorsque suffisamment de membres du personnel de surveillance sont présents afin d'encadrer ces mouvements.
Vous connaissez mon opinion, que j'ai d'ailleurs déjà exprimée à de nombreuses reprises devant les syndicats, à savoir qu'un système minimal est aussi à considérer du point de vue des droits des détenus.
Inzake de invoering van de gegarandeerde dienstverlening kan ik u mededelen dat ik de gesprekken daaromtrent met de vakbonden wil aanvatten. Ik wil het thema mede aansnijden in het raam van de evaluatie van het protocol 351.
05.03 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, uw antwoord is weinig hoopgevend.
Ten eerste, mij is altijd geleerd dat meten weten is, zelfs voor een jurist. Ik merk nu echter dat zelfs het meten al niet lukt. Het moet vandaag manueel worden gedaan. Het is dus echt erg gesteld. Ik kan daar niet veel meer over vertellen.
Ik verneem vandaag van u een nieuwigheid die aan het Parlement wordt medegedeeld, namelijk dat er zelfs een bemiddelingspoging is geweest. Mij werd altijd meegedeeld dat men met het dossier bezig was, dat de evaluatie zou worden afgerond en dat een datum was vooropgesteld, namelijk de zomer van 2015. Nu hoor ik dat er zelfs bemiddelingspogingen zijn geweest, maar dat de standpunten nog altijd mijlenver uit elkaar liggen.
Dat is een heel ander verhaal dan het verhaal dat de vorige regering heeft gegeven. Ik ben dan ook benieuwd te weten wat het verschil in standpunten precies is, dat ervoor zorgt dat het zelfs niet mogelijk is dat via bemiddeling een lijn wordt gevonden. In dat geval staan de standpunten echt mijlenver uit elkaar, wat dramatisch is.
Wij hebben immers een paar nieuwe gevangenissen en meer niet-nieuwe of oude gevangenissen, die in een verschrikkelijke toestand zijn. Ik vertel daarmee niks nieuws. Een dergelijke situatie is schrijnend voor een welvarend of modern land zoals het onze, zowel voor de werkomstandigheden als voor de leefomstandigheden van de gedetineerden.
Dat daarboven twee groepen lijnrecht tegenover elkaar komen te staan en niet samen een oplossing zoeken waarin iedereen zich kan vinden, is bijzonder jammer.
Mijnheer de minister, mijn nieuwsgierigheid is nu natuurlijk getriggerd. Ik wil dus weten in welke mate de standpunten mijlenver uit elkaar liggen. Dat zal waarschijnlijk het onderwerp van een volgende vraag worden.
Uw antwoord stemt mij niet positief en is niet hoopgevend. Ik hoop nochtans altijd dat wij voor eens en voor altijd een oplossing voor het probleem zullen vinden. Echter, fasten your seatbelts; it will be a bumpy and a long ride. Dat is mijn vrees.
Ik wens u alvast veel succes met uw toekomstige gesprekken met de sociale partners. Ik zal duimen.
L'incident est clos.
06 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de invoering van kleinschalige detentiehuizen" (nr. 538)
06 Question de Mme Sophie De Wit au ministre de la Justice sur "la création de maisons de détention de petite dimension" (n° 538)
06.01 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, u kent waarschijnlijk ook wel onze bijzondere gevangenisdirecteur. Ik heb al het voorrecht gehad om hem een paar keer te mogen ontmoeten.
Wat hem siert, is dat hij nadenkt over alternatieve vormen van detentie. Het is nuttig dat zo’n oefening wordt gemaakt. Samen met mensen die op dezelfde lijn staan – ook de Liga werkt eraan mee – heeft hij een plan ontworpen om de huidige grote gevangenissen te vervangen door een 900-tal kleine huisgevangenissen. Men noemt dat “De Huizen”. In mijn schriftelijke vraag stond “De Hutten” vermeld, maar dat is een instelling in Mol. In het project “De Huizen” is er geen overbevolking. De gedetineerde krijgt er een goede leefomgeving. Men kan er ook individueel begeleid worden. Dat kan zinvol zijn voor de terugkeer naar de maatschappij. In grote gevangenissen, zeker in de staat waarin die zich vandaag bevinden, is die begeleiding ontoereikend.
De gevangenisdirecteur is nog steeds op zoek naar een locatie voor het eerste detentiehuis, maar het zou de bedoeling zijn om er een 16-tal gedetineerden in te plaatsen die straffen tot drie jaar uitzitten en een 8-tal die aan het einde van hun straf zijn gekomen.
Cruciaal voor de opstart van zo’n project is natuurlijk de overheidssteun. Men denkt, als men die steun krijgt, ongeveer nog een jaar nodig te hebben voor men kan beginnen. Men moet natuurlijk ook een gemeente vinden die wil meewerken. Er moet ook een pand zijn. Hij heeft de vraag trouwens ook al aan mijn gemeente gesteld. Hij is er dus echt mee bezig. In het regeerakkoord staat evenwel niets over dat project, mijnheer de minister. Er staat alleen in dat het masterplan 3 geëvalueerd en aangepast zal worden.
De vorige minister heeft altijd gezegd dat het idee niet slecht is, maar dat differentiatie ook in een grotere gevangenis mogelijk is, in aparte vleugels. Zij haalde daarbij altijd het voorbeeld van Haren aan. Ik meen dat dat twee verschillende zaken zijn. Ik zou graag uw standpunt, en dat van het DG EPI, over het project “De Huizen” horen. Hoe denken uw diensten de veiligheid effectief te garanderen in dergelijke kleinschalige projecten?
Zou u zo’n project willen ondersteunen, al dan niet met een budget? Als u in een budget zou voorzien, over welk budget zou het dan kunnen gaan? Hebt u er zicht op waar en op welke termijn zo’n project gerealiseerd kan worden? Ik meen dat wij die mogelijkheid moeten onderzoeken. Ik besef dat er ook negatieve punten aan kunnen zijn, maar in de huidige context moet elk alternatief de kans krijgen om onderzocht te worden.
06.02 Minister Koen Geens: Mevrouw De Wit, ik heb in deze commissie reeds naar aanleiding van mijn beleidsoriëntatie gezegd dat ik opensta voor aangepaste vormen van detentie. Ik zal in dat kader de gevangenisdirecteur van Dendermonde, de heer Claus, ontmoeten op 7 januari 2015. Op dit ogenblik is de FOD Justitie niet betrokken bij het project waarnaar u verwijst en het is dan ook niet mogelijk om specifieke standpunten in te nemen over de veiligheidsaspecten.
Nogmaals, ik sta open voor aangepaste vormen van detentie. U onderstreept dat het project voor vrouwen, dat mee geïntegreerd zal zitten in de gevangenis van Haren, nog iets anders is dan De Hutten, omdat dit in het kader van een grote eenheid is. Niettemin gaat het om een open inrichting voor dames, dit gaat over een gedeelte van de gevangenis dat buiten de perimeter ligt en waar bepaalde dames, die hiertoe geselecteerd werden, kunnen leven in kleine eenheden die worden ingericht als een woning, met onder andere een tuintje, om zo een normalisatie na te streven en de overgang van detentie naar een leven buiten de gevangenis te vergemakkelijken.
Maar ik durf u nog om enig geduld bidden vooraleer ik mijn uiteindelijke religie over dit onderwerp meedeel.
06.03 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, bidden is niet nodig, vragen is genoeg. Het is al goed dat het gesprek kan aangeknoopt worden en wij zullen verder afwachten en bekijken hoe u dit evalueert en hoe het gesprek verder zal verlopen. Ik vrees alleen natuurlijk, met de huidige budgettaire context, dat hiervoor budget vinden niet eenvoudig zal zijn, los van het vinden van een geschikte locatie, daar zal het grote probleem zitten. Ik ben benieuwd en ik ben blij dat u ervoor openstaat.
L'incident est clos.
07 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "het project CellMade om gevangenen aan het werk te krijgen" (nr. 596)
07 Question de Mme Sophie De Wit au ministre de la Justice sur "le projet CellMade pour promouvoir la mise au travail de détenus" (n° 596)
07.01 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, België heeft een grote gevangenispopulatie en ongeveer 40 % van de gedetineerden slaagt erin zijn of haar dagen in de gevangenis min of meer werkend door te brengen. De helft werkt niet voor de gevangenis zelf, al zijn daar ook klusjes te doen, bijvoorbeeld in de keuken, maar wel voor bedrijven die een beroep doen op gevangenisarbeid.
Dat is niet alleen goed als tijdverdrijf, want wat zitten zij anders in hun cel te doen, maar het is ook nuttig met het oog op reclassering en het voorkomen van recidive bij terugkeer in de maatschappij. Bovendien is het voor betrokkenen zinvol, want zij verdienen daarmee wat geld, waarmee zij bijvoorbeeld kantinebezoek, televisie en choco op hun boterham kunnen betalen.
De Centrale Dienst van de Regie voor Gevangenisarbeid heeft een voorstel geformuleerd om meer bedrijven te overtuigen om gevangenisarbeid aan te nemen, met name het project CellMade. Dat zou een kwaliteitslabel moeten worden om bedrijven over de streep te trekken om van die diensten gebruik te maken. In de gevangenis wordt namelijk kwaliteit gegarandeerd tegen zeer goedkope tarieven. Gemiddeld kost een werkende gedetineerde 6 euro per uur, waarvan hij zelf 2 tot 2,5 euro per uur overhoudt. Hij kan daarmee ook sparen om zijn slachtoffers te vergoeden.
Er staat echter een maximum op wat een gedetineerde mag verdienen. Het gevolg daarvan is dat betrokkenen geen volledige dag kunnen werken, maar slechts een halve dag omdat zij anders te veel zouden verdienen.
ln Nederland bestaat er al langer een vergelijkbaar project. Daar heeft men in 2011 een overkoepelend gevangenisbedrijf opgericht, ln-Made. Sedertdien is de gevangenisproductie verdubbeld en wordt er een jaarlijkse omzet van 20 miljoen euro gedraaid, wat niet min is.
Mijnheer de minister, ik heb de volgende vragen. Ten eerste, wat levert gevangenisarbeid voor bedrijven de Belgische Staat jaarlijks op? Is er de voorbije jaren een evolutie te merken in dat cijfer?
Ten tweede, welke omzet hoopt CellMade in de toekomst te halen? Wordt, net als in Nederland, een verdubbeling beoogd?
Ten derde, gaat het louter om een kwaliteitslabel, zoals men zegt, of is het meer dan dat? Wat houdt het verder nog in?
Ten vierde, welke initiatieven neemt u om eventueel zelfs meer dan 40 % van de gevangenispopulatie aan het werk te krijgen?
Ten slotte, zult u initiatieven nemen om gevangenisarbeid aantrekkelijker te maken? Betrokkenen mogen nu immers slechts een halve dag werken omdat zij anders al aan het maximum zitten. Zou de maximumverdienste per dag en per uur kunnen worden verhoogd?
07.02 Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, mevrouw De Wit, het financieel resultaat van de gevangenisarbeid vindt u in de tabel die ik u dadelijk zal geven. Het afgelopen jaar werd op een omzet van 13 miljoen euro een winst van 11 % gerealiseerd. Sedert 2007 is er zelfs gemiddeld een winst van 13 %. De Regie voor Gevangenisarbeid tracht tegen eind 2015 zowel de omzet als het aantal tewerkgestelde gedetineerden met 10 % te verhogen. De historische cijfers tonen aan dat het om een realistisch perspectief gaat. Het afgelopen jaar is de omzet reeds gestegen met 23 %. Er moet over gewaakt worden dat de omzetstijging niet ten koste gaat van het resultaat.
Met het project CellMade is het de bedoeling om de Regie voor Gevangenisarbeid de kans te bieden om nog meer gedetineerden aan het werk te zetten. Door de beoogde omzetstijging draagt dit project tevens bij tot de verbetering van het financieel resultaat van de Regie voor Gevangenisarbeid. Er wordt gestreefd naar een verhoging van het aantal tewerkgestelde gedetineerden die samen met een verhoging van de aannemerstarieven van 3,5 euro per uur tot 5 euro per uur tot een hogere omzet moet leiden. De doelstelling van CellMade is dus tweeledig, namelijk een verhoging van het aantal tewerkgestelden onder de gedetineerden en een verhoging van de omzet.
Om het percentage tewerkgestelde gedetineerden te verhogen moet de Regie voor Gevangenisarbeid een zeker beleid kunnen voeren. CellMade is een label dat de aandacht vestigt op de meerwaarde van gevangenisarbeid. Het verwijst zowel naar de kwaliteit van het werk dat gedetineerden leveren als naar de voordelen van gevangenisarbeid voor gedetineerden en voor aannemers. Door gevangenisarbeid attractief te maken worden aannemers aangetrokken en wordt de werkgelegenheid verhoogd.
CellMade is een nieuw concept gelanceerd door de centrale dienst van de Regie. Het is de bedoeling om met een modern imago bedrijfsleiders aan te moedigen om de stap naar gevangenisarbeid te wagen. CellMade is inderdaad een kwaliteitslabel dat de nadruk legt op arbeid in de werkplaatsen, een gunstig tarief, een sterke kwaliteit en nabijheid van de productie, respect voor de vooropgestelde uitvoeringstermijnen en een goede omkadering door ervaren technisch personeel.
Er wordt ten slotte getracht werkgelegenheid te creëren voor een zo groot mogelijk aantal gedetineerden. De maximumverdienste werd ingevoerd met het oog op een betere verdeling van de tewerkstelling binnen de gevangenis. De dagen of gedeelten van dagen waarop gedetineerden niet kunnen werken worden besteed aan andere activiteiten zoals sport, cultuur, opleiding en bezoek.
07.03 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik zal de tabel met de nodige aandacht bekijken. Sta mij toe te zeggen dat ik dit een goed project vind. Ik hoop dat het ook zal slagen.
De enige randbemerking die ik zou willen maken, is dat wij ervoor moeten zorgen dat onze sociale tewerkstelling buiten de gevangenissen hierdoor niet in het gedrang komt. Dat is het enige gevaar dat ik zie. Ik meen dat wij ter zake een evenwicht moeten zoeken. Een overheid werkt immers op vele fronten om mensen aan het werk te krijgen.
Bekeken vanuit de optiek van de gevangenissen en de gedetineerden zie ik pluspunten. Door hun tewerkstelling kunnen gedetineerden geld verdienen en zich voorbereiden op hun terugkeer in de maatschappij. Bovendien maakt het hun verblijf in de gevangenis draaglijker. Ook voor de penitentiair beambten lijkt het volgens mij gemakkelijker als gedetineerden iets om handen hebben. Ik zie hierin dus heel wat pluspunten, maar wij moeten erover waken dat er niet al te veel concurrentie ontstaat met de sociale tewerkstelling buiten de gevangenismuren.
L'incident est clos.
08 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de veroordeling van het EHRM omwille van de mensonwaardige omstandigheden in de Belgische gevangenissen" (nr. 664)
08 Question de Mme Sophie De Wit au ministre de la Justice sur "la condamnation par la CEDH des conditions inhumaines dans les prisons belges" (n° 664)
08.01 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, als ik mij niet vergis, is deze vraag deels aan bod gekomen tijdens de plenaire vergadering van vorige week.
Ik hoef u de context niet meer te schetsen.
België is veroordeeld in een zaak die een Roemeense ex-gedetineerde had
aangespannen tegen ons land. Hij verbleef in de gevangenissen van Antwerpen en Merksplas en zat daar in
te kleine cellen, moest op een matras op de grond slapen en had geen toilet ter
beschikking. Het verhaal is bekend. Bovendien moest hij de kamer delen met
rokers, terwijl de man zelf niet rookt. Wegens die mensonwaardige
omstandigheden en de overbevolking in onze gevangenissen werd België
veroordeeld en dient ons land nu 10 000 euro schadevergoeding te
betalen.
Ik zei al
dat die situatie, vooral in de oude gevangenissen, niet nieuw is. Het toeval
wil dat de commissie voor de Justitie vorige week de gevangenis van Vorst heeft
bezocht. Daar vindt men cellen van zo’n 6 tot 9 vierkante meter waar
3 gedetineerden 23 uur per dag zitten opgesloten, met schimmel aan de
muur en in de douche. Vaak is er ook geen wc aanwezig, maar alleen een emmer.
Zo’n situatie beantwoordt absoluut niet meer aan de normen van de
eenentwintigste eeuw.
Er is
echter beterschap op komst. Het arresthuis van Antwerpen zal worden vervangen
door een nieuw exemplaar in dezelfde stad. Hopelijk komt dat er snel. De
gevangenis van Vorst zal in principe samen met de Brusselse gevangenissen
worden vervangen door een nieuwe supergevangenis in Haren, hoewel het nog even
afwachten is om te zien hoe de procedures verlopen.
Voor
Merksplas is er echter niet meteen concrete vervanging gepland, al denkt u wel
na over een nieuwe gevangenis op dezelfde site.
In
afwachting dienen de huidige gevangenissen echter te blijven functioneren. Met
het precedent, de veroordeling, is er een groot risico. Bijna elke dag zal een
gedetineerde zich op de overbevolking en op de mensonwaardige omstandigheden
kunnen beroepen om een schadevergoeding te vorderen van de Belgische Staat. Dat
risico lopen wij nu.
Hoe schat
u de veroordeling in? Vreest u inderdaad voor een gevaarlijk precedent? Hoeveel
soortgelijke rechtszaken lopen momenteel nog?
Welke
initiatieven zult u op korte termijn nemen om, alvast tijdelijk en in
afwachting van de bouw van de nieuwe gevangenissen, de schrijnende toestand in
de verouderde gevangenissen van België te verbeteren? Ik haal het voorbeeld van
Vorst aan. Daar zei men ons dat er bijna niets meer gebeurt, aangezien de
gevangenis moet worden afgebroken, met als gevolg dat onder andere douches
moeten worden gesloten.
Zult u bij
het omvormen van een eenpersoonscel naar een duo- of triocel rekening houden
met het apart houden van rokende gedetineerden en niet-rokers? In de marge
daarvan vraag ik mij af of de antitabakswet ook van toepassing is op de
gevangenissen? Ik denk echter dat het niet zal kunnen om gedetineerden ook hun
sigaret af te nemen.
Wat is
momenteel de stand van zaken in het dossier van de bouw van een nieuw
arresthuis in Antwerpen? Wat is de timing?
Dezelfde vraag geldt voor de gevangenis in Haren. Is de timing van 2016 nog steeds realistisch?
Wat is, ten slotte, de stand van zaken betreffende het voornemen om een nieuwe gevangenis op dezelfde site in Merksplas te bouwen?
08.02 Minister Koen Geens: Mevrouw De Wit, ik ben even in verwarring, omdat de heer Lachart ook een vraag gesteld heeft over de arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en over het hof van assisen.
Ik ben het ermee eens dat een aantal Belgische gevangenissen verouderd en in zeer slechte staat is. Dat is ook de reden waarom mijn voorgangers aan masterplan 1 en 2 hebben gewerkt en waarom ikzelf aan een nieuwe aangepaste versie aan het werken ben.
De door u aangehaalde instellingen zijn hierin uiteraard opgenomen en zullen in de toekomst gesloten of gerenoveerd worden.
Het bouwen van gevangenissen kost echter tijd. Intussen doen wij er, samen met de Regie der Gebouwen, alles aan om de situatie leefbaar te houden.
In elk van de gevangenissen worden nog geregeld aanpassings- en onderhoudswerken uitgevoerd om de tussenfase te overbruggen, maar grote en structurele werken zullen, begrijpelijk, niet meer worden uitgevoerd in de inrichtingen die zullen worden gesloten.
Het arrest van de veroordeling van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dateert van 25 november 2014. Mijn administratie en ik zijn nog volop de inhoud aan het bestuderen om de precieze draagwijdte ervan te beoordelen.
Het is al wel duidelijk dat de vastgestelde schending niet de Belgische gevangenissen in hun geheel betreft, maar specifieke afdelingen van welbepaalde gevangenissen tijdens een welbepaalde fase van overbevolking.
In de komende weken zal ik in overleg met mijn administratie kijken welke gevolgen aan het arrest moeten worden verleend.
Wij hebben nog weet van een andere zaak die momenteel hangende is voor het Europees Hof, waarbij het verblijf in dezelfde periode in diezelfde gevangenissen wordt aangeklaagd.
Op de meeste plaatsen in de gevangenissen geldt een algemeen rookverbod. De enige plaatsen waar de gevangene mag roken, is de cel en de wandeling, terwijl het personeel alleen in rookruimtes mag roken.
Het verschil heeft te maken met de aard van de aanwezigheid in de gevangenissen. De gedetineerden verblijven er permanent, waardoor de cellen als hun woonplaats moeten worden beschouwd waar de wettelijke bepalingen inzake het rookverbod dus niet gelden. Het personeel daarentegen bevindt zich op de werkplaats, waar het verboden is te roken.
De gedetineerden mogen dus binnen het gebouw alleen in de cel roken. In de mate van het mogelijke probeert het personeel te vermijden dat niet-rokers samen met rokers in een cel terechtkomen.
Door de overbevolking en de andere criteria om gedetineerden samen te brengen, zoals taal, nationaliteit, menselijke relaties en dies meer, is het personeel in beperkte gevallen genoodzaakt om een niet-roker in een cel te plaatsen samen met een roker, maar zoals gezegd, men probeert dat te vermijden in de mate van het enigszins mogelijke.
Er werd in het verleden reeds beslist om in te stappen in het voorstel van de stad om de gevangenis te Antwerpen te realiseren op de site van Blue Gate. Er lopen nog onderhandelingen over allerlei technische aspecten, waarna het dossier ter goedkeuring zal worden voorgelegd aan de Ministerraad.
Het dossier van de gevangenis te Haren is nog steeds lopende. Het vergunningsdossier werd eind vorig jaar ingediend bij de bevoegde instanties en volgt momenteel de normale procedures. Eens dat traject achter de rug is, kunnen we starten met de bouw van dat gevangenisdorp. Op dat moment zal een accurate planning worden opgemaakt.
Ten slotte is ook het dossier van Merksplas opgenomen in masterplan 1 en 2 en zal ook daar werk van gemaakt worden. Merksplas is geen gemakkelijke site, gelet op de grote historische waarde en de bescherming als monument. Tevens bevindt de site zich in een beschermd landschap. Met al die aspecten wordt rekening gehouden bij de opmaak van een voorstel tot project door de Regie der Gebouwen, waarna het zal worden voorgelegd aan de Ministerraad.
08.03 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, het zal even afwachten zijn of we eruit geraken. Ik ben al blij dat er maar één andere zaak loopt, want anders zijn we echt voor een hele rit vertrokken.
Over mijn vraag kan ik het volgende nog zeggen. Ik denk dat de vergissing bij mij zat, want mijn vraag met de titel van assisen begint niet met een veroordeling door het Europees Hof, en om die reden heb ik een ander blad genomen. Die fout zat bij mij en dat heeft u even in verwarring gebracht. Mijn excuses daarvoor.
Het incident is gesloten.
09 Question de M. Éric Massin au ministre de la Justice sur "les interventions financières des CPAS au bénéfice des détenus" (n° 670)
09 Vraag van de heer Éric Massin aan de minister van Justitie over "de financiële tegemoetkoming van OCMW's voor gedetineerden" (nr. 670)
09.01
Éric Massin (PS): Monsieur le président, monsieur le
ministre, les CPAS sont de plus en plus sollicités par des personnes détenues
ou placées en surveillance électronique. Ces dernières demandent aux CPAS une
intervention financière visant principalement les produits de première
nécessité (savon, brosse à dents, dentifrice, produits d'entretien pour la
cellule, vêtements), les soins médicaux (prothèses dentaires, lunettes) et
l'argent de poche, ce pour passer des appels téléphoniques ou pour acheter des
timbres, etc.
Même si tous les CPAS sont concernés par cette situation, ceux qui ont
un ou plusieurs établissements sur leur territoire en subissent durement les
conséquences. Il convient de rappeler que l'aide apportée par les CPAS est
résiduaire. Elle n'intervient qu'après d'autres types d'intervention. Outre la
charge de travail que cela implique, cette aide représente un impact financier
important, car elle se fait sur fonds propres (aide financière octroyée et qui
ne rentre pas dans les couvertures assurées par l'État fédéral, frais de
personnel, frais d'avocat pour le CPAS amené à devoir se défendre devant le
tribunal ou la cour du travail).
Monsieur le ministre, comme l'État est tenu d'assurer des conditions de
détention conformes à la dignité humaine et qu'il semble aller de soi que les
produits de première nécessité et les soins médicaux indispensables soient
effectivement fournis et pris en charge par l'administration pénitentiaire,
quelles seront les mesures mises en place pour les détenus?
Ne pensez-vous pas que cette logique est contraire à la loi de principes
du 12 janvier 2005 et que le fait que l'administration pénitentiaire
se décharge sur les CPAS est également contraire à cette loi et au statut
juridique des détenus? Certes, le budget de la Justice est restreint – on
en parlera la semaine prochaine – cependant, le fédéral ne devrait-il pas
assurer des conditions de détention conformes à la dignité humaine et mettre à
disposition des détenus des produits d'hygiène et de première nécessité? Le
fédéral ne devrait-il pas assurer la prise en charge des frais médicaux
indispensables pour les personnes privées de liberté?
09.02 Koen Geens, ministre: Monsieur le président, monsieur Massin, les règles relatives à l'intervention des CPAS sont reprises dans la loi du 8 juillet 1976 qui n'exclut pas les détenus de son champ d'application. Je rappelle que cette loi est destinée à permettre à la personne de mener une vie conforme à la dignité humaine.
Ses grands principes d'application font l'objet d'une jurisprudence abondante et relativement constante. En effet, il existe une distinction entre les missions respectives de l'État belge, à savoir son administration pénitentiaire, d'une part, et les CPAS, d'autre part. Le premier doit assurer des conditions de détention conformes à la dignité humaine, en ce compris l'accès à une bonne hygiène corporelle et aux soins de santé ordinaires. Ces points sont d'ailleurs repris dans la loi de principes et ne souffrent d'aucune remise en question.
Les CPAS, quant à eux, doivent veiller à donner à tout individu, détenu y compris, la possibilité de mener une vie conforme à la dignité humaine, laquelle inclut l'octroi éventuel de moyens financiers complémentaires à ceux dont il dispose. C'est notamment le raisonnement tenu par la cour du travail de Liège dans son arrêt du 2 novembre 2010.
Il va de soi que les juridictions de fond apprécient ces deux critères in concreto, mais le principe lui-même est très clair. C'est notamment dans ce cadre que l'État fédéral assure la prise en charge médicale indispensable des détenus. Ils sont soignés par du personnel médical payé, voire employé par l'administration pénitentiaire. Il en va de même pour les médicaments et les traitements médicaux. Et cela peut aller jusqu'à l'hospitalisation à charge du budget de la DG Établissements pénitentiaires.
En ce qui concerne spécifiquement les prothèses dentaires et les lunettes, les règles de l'INAMI sont d'application. Le détenu prendra à sa charge ce qu'une personne libre prendrait à sa charge, l'État belge assurant le paiement du solde. Il est possible que, dans ce cadre, le détenu fasse appel au CPAS, mais sa situation n'est alors pas différente de celle d'un citoyen libre faisant appel au CPAS.
09.03 Éric Massin (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, merci de me rappeler les dispositions légales et les grands principes, mais je les connais aussi: en tant que président d'un CPAS, je les applique.
Il demeure néanmoins certains problèmes. Par exemple, pour les frais de lunettes, le détenu doit être traité comme tout le monde, mais vous savez que l'état de besoin financier existe, ce qui signifie que je ne puis agir autrement que par une intervention financière alors que, normalement, s'agissant d'un détenu, ce serait à l'État fédéral d'intervenir. C'est donc ce que je qualifie d'un transfert "par la bande" de charges sur les CPAS.
Dont acte, mais c'est bien dommage. Nous verrons ultérieurement si vous obtenez des moyens complémentaires pour assurer cette charge et ne pas la transférer vers les CPAS.
09.04 Koen Geens, ministre: Monsieur Massin, veuillez m'excuser d'avoir rappelé les principes. C'était dans un but pédagogique pour les travaux parlementaires plutôt que pour vous.
Hormis les lunettes et les prothèses dentaires, je ne désespère pas de pouvoir, avec la ministre de la Santé publique, faire en sorte que l'État paie la prime pour les soins de santé afin qu'ils soient pris en charge par l'INAMI et non plus par le service d'établissement pénitentiaire. Ce ne sera pas pour mardi prochain, mais je suis en contact permanent avec Mme De Block à ce sujet.
09.05 Éric Massin (PS): Je vous remercie. Ce serait une excellente nouvelle.
Het incident is gesloten.
Le président: Les questions n° 681 de Mme Caroline Cassart-Mailleux et n° 683 de M. Daniel Senesael sont reportées.
10 Question de M. Philippe Goffin au ministre de la Justice sur "l'aide financière de l'État aux victimes d'actes intentionnels de violence" (n° 642)
10 Vraag van de heer Philippe Goffin aan de minister van Justitie over "de financiële hulp van de Staat voor slachtoffers van opzettelijke gewelddaden" (nr. 642)
10.01 Philippe Goffin (MR): Monsieur le ministre, la loi du 1er août 1985 prévoit, en ses articles 28 à 41, qu'une commission créée à cet effet peut octroyer une aide financière de l'État aux victimes d'actes intentionnels de violence commis en Belgique. Depuis cette date, cette loi a fait l'objet de plusieurs modifications visant à étendre son champ d'application, mais aussi à adapter le mode de fonctionnement de ce fonds, afin de faciliter son utilisation, d'écourter la procédure et d'accroître sa notoriété.
La Cour des comptes a déjà rendu deux rapports à ce sujet. Elle a d'abord entrepris une évaluation du système et des procédures mises en place en exécution des dispositions légales en 2000. Ce rapport soulignait de nombreux manquements dans le fonctionnement de ce système, parmi lesquels la lenteur de sa mise en place, l'accroissement inquiétant du nombre de dossiers en attente de décision, la connaissance insuffisante de la Commission par le grand public, et enfin la longueur de la procédure de traitement des dossiers.
Le second rapport, datant de 2002, faisait le même constat.
Il me semble dès lors opportun, monsieur le ministre, de soulever les questions suivantes. Pouvez-vous nous communiquer, pour les cinq dernières années, le nombre de demandes introduites auprès de la Commission, le nombre de dossiers en attente au terme de chaque année, les délais d'octroi d'une aide à titre principal et ceux d'une aide d'urgence?
Quel a été l'impact des mesures prises jusqu'à présent pour résorber l'arriéré et raccourcir la durée moyenne de traitement des dossiers? Enfin, jugez-vous nécessaire l'établissement d'un nouvel audit du fonctionnement du système d'aide financière de l'État aux victimes d'actes intentionnels?
10.02 Koen Geens, ministre: Monsieur Goffin, je partage l'intérêt que vous portez aux victimes d'actes intentionnels de violence.
Il faut constater un retard encore substantiel des requêtes, bien que cette année, la Commission pour l'aide financière aux victimes d'actes intentionnels de violence et aux sauveteurs occasionnels ait clos 1 310 dossiers. Seuls 74 d'entre eux ont pu être traités dans un délai inférieur à un an.
L'accumulation des retards reste préoccupante. Je laisse à votre disposition des chiffres quant aux requêtes terminées dans l'année d'introduction et quant au nombre de dossiers achevés en 2014.
Il m'est impossible de fournir les délais d'octroi d'une aide à titre principal et ceux d'une aide d'urgence. En effet, la Commission pour l'aide financière aux victimes d'actes intentionnels de violence et aux sauveteurs occasionnels m'a informé que le système informatique dont elle dispose ne permet pas de calculer ces données sans intervention manuelle.
Les recommandations de la Cour des comptes ont donné lieu à des mesures et à des modifications législatives qui commencent à produire un effet positif.
La Commission est composée de six chambres et comprend un comptable au sein de son secrétariat. Il a fallu beaucoup de temps pour mettre en route la recommandation de la Cour des comptes portant sur le recrutement du personnel.
Avant de décider de la nécessité d'un nouvel audit, j'ai demandé à la Commission de me fournir une liste des problèmes – en explicitant leurs causes - et de me soumettre des suggestions en vue de combler l'arriéré.
À ce sujet, la Commission a déjà attiré mon attention sur le fait que le délai de traitement d'une requête dépend de quatre facteurs majeurs.
Premièrement, la Commission, membres et secrétariat: deux membres avocats doivent être remplacés prochainement mais, pour l'instant, il y a assez de membres pour combler ce déficit et la situation pénible du secrétariat avec des absences pour maladie, absences pour missions du chef de service, etc.
Deuxièmement, la législation: pour pouvoir introduire une demande, il faut que certaines conditions légales soient remplies, par exemple, une plainte, une décision judiciaire définitive, etc. Il y a des dossiers qui sont introduits prématurément et pour lesquels existent trois solutions: désistement, décision d'irrecevabilité, attendre le moment où les conditions sont remplies.
Troisièmement, les tiers auxquels il doit être fait appel: les examens médicaux, les renseignements par le parquet, l'impossibilité d'obtenir une copie des dossiers tant que le dossier court devant les tribunaux.
Quatrièmement, les victimes: dans de nombreux cas, les victimes n'ont pas lu ou compris la loi du 1er août 1985. Elles introduisent des requêtes pour des cas pour lesquels la Commission ne peut pas intervenir. Clôturer ces dossiers prend du temps. À cette fin, la Commission a mis à disposition un nouveau formulaire de requête. La version française a déjà été adressée au barreau des avocats. Dans beaucoup de cas, les victimes oublient de joindre des pièces ou ne réagissent pas aux lettres de rappel du secrétariat. Compléter ces dossiers prend du temps qui ne peut pas être réservé aux autres dossiers.
10.03 Philippe Goffin (MR): Monsieur le ministre, je me réjouis de votre intérêt partagé sur le sujet.
L'incident est clos.
- mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de hervorming van assisen" (nr. 597)
- de heer Egbert Lachaert aan de minister van Justitie over "de arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens waarbij België in vier verschillende dossiers veroordeeld werd voor het onvoldoende motiveren van arresten van het hof van assisen" (nr. 598)
- Mme Sophie De Wit au ministre de la Justice sur "la réforme des assises" (n° 597)
- M. Egbert Lachaert au ministre de la Justice sur "les arrêts de la Cour européenne des droits de l'homme par lesquels la Belgique a été condamnée dans quatre dossiers différents pour avoir insuffisamment motivé les arrêts de la cour d'assises" (n° 598)
11.01 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, u liet onlangs in de media een proefballonnetje op om de assisenprocedure in ons land bij te sturen. U pleit ervoor om een proces met volksjury enkel te behouden voor passionele moorden bijvoorbeeld, maar niet voor misdrijven in een crimineel milieu of met terroristische achtergrond. Als reden gaf u daarvoor aan dat in veel dergelijke gevallen burgers weigeren om in de jury te zitten: ze zijn geïntimideerd of bang of er wordt ten minste gevreesd dat ze geïntimideerd geraken door de verdachte.
De discussie over assisen is zeker niet nieuw: enkele jaren geleden was er al een hervorming, waardoor een aantal misdrijven aan assisen werd onttrokken. Ik ben er mij van bewust dat er inzake assisen iets moet gebeuren, maar eerlijk gezegd – en dit is dan mijn persoonlijk standpunt -, ik houd wel van assisen. Ik heb het voorrecht gehad een paar assisenzaken te mogen pleiten. Wie dat nooit gedaan heeft, kan het eigenlijk niet beoordelen. Ik geef toe dat de procedure aan modernisering toe is; er kan wel wat aangepast worden. Ik kan dan slechts denken: wat ik heb gehad, kan men mij niet meer afnemen.
Los daarvan, de hervorming van assisen staat niet in het regeerakkoord en evenmin in uw beleidsverklaring. Het debat is aangewakkerd en dat is goed. Wij willen dat debat ook aangaan. Dit is het partijstandpunt: wij menen wel dat assisen aan een grondige hervorming toe is en mag vernieuwd worden. Ik heb daarbij enkele vragen.
Mijnheer de minister, in welke zin wenst u assisen eventueel te hervormen? Wilt u gewoon het aantal zaken beperken? Denkt u aan het versnellen van het procesverloop? Daar knelt natuurlijk het schoentje.
Indien u assisen enkel nog bevoegd wil maken voor passionele moorden, vraag ik mij als jurist af hoe we passioneel en rationeel uit elkaar zullen kunnen houden. Hoe zal dat dan worden beoordeeld? Daarover zal natuurlijk discussie ontstaan. Overweegt u misschien om assisen volledig af te schaffen? Denkt u dat het systeem nog een zekere meerwaarde kan bieden, gelet op het feit dat afschaffing ook inhoudt dat artikel 150 van de Grondwet moet worden aangepast?
We weten dat aan assisen een hoog prijskaartje hangt. Hebt u er een idee van wat de gemiddelde prijs was van een assisenzaak de afgelopen jaren? Hoeveel heeft dat de Belgische Staat gekost? Indien mogelijk kreeg ik graag een opsplitsing per jaar. Indien dat niet mogelijk is, kan ik daar nog wel een schriftelijke vraag over stellen.
Plant u een overleg met de actoren over een eventuele hervorming, bijvoorbeeld in een commissie van deskundigen? Of zal de commissie die de strafvordering onder de loep moet nemen, zich ook daarover buigen?
Als u assisen hervormt, hebt u dan al een tijdspad voor ogen? Of blijft het met uw voorstel bij een proefballonnetje?
11.02 Egbert Lachaert (Open Vld): Mijnheer de minister, aansluitend bij die vraag had ik zelf ook een vraag ingediend over de toekomst van het hof van assisen. De aanleiding vormt een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens op 18 november jongstleden. België werd veroordeeld in vier verschillende dossiers wegens het onvoldoende motiveren van arresten van het hof van assisen. Dat is een oud zeer, dat al langer bekend is.
De vier betrokkenen die momenteel een gevangenisstraf uitzitten in ons land, krijgen bovendien een schadevergoeding toegewezen van meer dan 10 000 euro. Dat is natuurlijk jammer.
Wij weten dat er in 2009 een uitspraak is geweest in de zaak-Taxquet. Het hof herinnerde België er toen aan dat uitspraken van een jury van het hof van assisen voldoende moeten worden gemotiveerd. Nadien is het Wetboek van Strafvordering aangepast.
Ik wou doorgaan op wat u hebt verklaard en in uw beleidsverklaring staat, mijnheer de minister. U zou assisen voorbehouden aan de zwaarste geweldsmisdrijven, al dan niet passioneel. Misschien gaat het over de zaken die de boekjes halen? Ik weet niet hoe dat precies zal moeten worden afgebakend.
De maatregel wordt gecontesteerd. Er zijn voor- en tegenstanders van de assisenprocedure, zelfs onder juristen. Ook in de rechtenopleiding wordt hierop gewezen. In de publieke opinie zijn er eveneens voor- en tegenstanders.
U hebt gezegd dat u de assisenprocedure wilt voorbehouden tot de zwaarste geweldsmisdrijven. Een beoordeling door een volksjury zou hiervoor aangewezen blijven. Ik leid hieruit af dat u niet overweegt om de volledige assisenprocedure af te schaffen.
Ik heb drie concrete vragen. Ten eerste, welke concrete gevolgen hebben de arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens voor de betrokkenen?
Ten tweede, bent u van oordeel dat artikel 334 van het Wetboek van Strafvordering voldoende garanties biedt op een afdoende motivering van arresten van het hof van assisen om dat soort arresten van het Europees Hof te vermijden?
Ten derde, welke hervormingsmaatregelen zult u nemen in verband met de assisenprocedure?
11.03 Minister Koen Geens: Sta mij toe eerst te antwoorden op de vragen over het Europees Hof.
In elk van de arresten van het Europees Hof, met name de arresten Gybels, Khaledian, Hechtermans en Yimam tegen België, is aan de betrokkenen een morele schadevergoeding van 2 000 euro toegekend. In het arrest-Hechtermans komt er 3 183 euro bovenop als vergoeding voor de onkosten.
Het Europees Hof herinnert in elk van de arresten ook aan de mogelijkheid de heropening van de rechtspleging te vragen.
Artikel 442bis van het Wetboek van Strafvordering, ingevoerd door de wet van 1 april 2007, voorziet echter pas in die mogelijkheid na een definitief arrest van het Europees Hof waarin is vastgesteld dat bij de procedure in de interne rechtsorde het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden of de aanvullende protocollen geschonden zijn.
Sinds de wet van 21 december 2009 tot hervorming van het hof van assisen is de motiveringsplicht voor de assisenjury verankerd in de wet. De wet heeft hiermee onder andere gevolg gegeven aan de rechtspraak van het Europees Hof dat op 13 januari 2009 heeft geoordeeld dat de Belgische Staat het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens geschonden heeft in de zaak-Taxquet. Het hof vond dat het recht op een eerlijk proces werd geschonden door de afwezigheid van een motivering in het arrest van het hof van assisen.
Voortaan trekt de jury zich, nadat gestemd is over de schuldvraag, samen met het hof terug in de beraadslagingkamer. Zonder dat zij moeten antwoorden op alle neergelegde conclusies, formuleren zij de voornaamste redenen van hun beslissing. Voorheen was de jury alleen verplicht ja of neen te antwoorden op de vragen van de voorzitter van het hof van assisen.
De huidige wettelijke bepalingen bieden de vereiste garanties inzake de motivering van de arresten van het hof van assisen.
In de voormelde arresten oordeelde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat er eveneens sprake is van een schending van artikel 6, punt 1 van het EVRM. Die arresten liggen in dezelfde lijn als het arrest-Taxquet. De zaken dateren allemaal van voor de inwerkingtreding van 21 december 2009 tot hervorming van het hof.
De motiveringsplicht die thans in artikel 334 van het Wetboek van Strafvordering verankerd is, beantwoordt aan de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Wat de geplande hervorming van het hof van assisen betreft, verwijs ik u naar het regeerakkoord, waarin wordt vermeld dat de regering een keuze zal maken over het basisconcept en de fundamentele oriëntaties voor de toekomstige strafprocedure.
Inzake de hervorming van de assisenprocedure preciseert mijn beleidsverklaring ook dat met navolging van een van de suggesties van het expertisenetwerk Strafrechtspleging van het College van procureurs-generaal over de knelpunten in de strafprocedure zal worden onderzocht of een lijst van misdaden, in het bijzonder dewelke gepleegd in een criminele organisatie of bende, exclusief kan worden toegewezen aan een gespecialiseerde kamer van de correctionele rechtbank, in plaats van aan het hof van assisen.
Op die manier kan de assisenprocedure worden voorbehouden aan de zwaarste passionele geweldmisdrijven waarvoor de beoordeling door een volksjury aangewezen blijft. Ik zal dus aan de Ministerraad voorstellen doen rond de fundamentele oriëntaties voor de toekomstige strafprocedure, met inbegrip van de assisenprocedure.
Uiteraard zal ik er bij de hervorming over waken dat desgevallend de motiveringsplicht voor de jury correct geïmplementeerd zal worden, om nieuwe veroordelingen op die rechtsgrond uit te sluiten. De wijze waarop desgevallend dit onderscheid zal worden gemaakt is nog niet bepaald, wat betreft dus de passionele geweldmisdrijven en de andere vergrijpen die niet meer aan assisen zouden onderworpen worden.
Zoals u weet werd artikel 150 van de Grondwet vatbaar verklaard voor herziening. Het regeerakkoord maakt echter geen melding van een afschaffing van de procedure voor het hof. Deze procedure heeft zeker nog een meerwaarde voor de berechting van bepaalde misdrijven. De hervorming van de procedure kan wel deel uitmaken van de herziening van het strafprocesrecht.
De kostprijs van een assisenprocedure is hoog, maar mijn administratie beschikt heden niet over een berekening van de gemiddelde prijs van een assisenzaak. Voor heel specifieke, grote en mediatieke assisenprocessen gebeurt er wel een inschatting van de kosten die moeten worden gemaakt, om hiervoor dan in een specifieke provisie te kunnen voorzien. Dit is een berekening geval per geval op grond van een vooraf aangeleverde specifieke behoeftebepaling door de voorzitter van een assisenproces.
Voor een aantal grote en bijzondere assisenprocessen uit het verleden is na verloop van het proces wel het prijskaartje opgemaakt, maar het gaat dan om sterk in het oog springende processen met hoogoplopende kosten en deze zijn niet voldoende representatief om er een gemiddelde uit af te leiden.
Een gemiddelde kostprijsberekening van een assisenzaak is er dus niet, omdat de kosten gespreid zijn naargelang de aard van de uitgaven, bijvoorbeeld een deel in uitbetaling van getuigen, een deel in vergoeding aan gezworenen, tolkenkosten, huur van een installatie voor simultaanvertaling, huur van extra celboxen omdat het aantal verdachten dat moet verschijnen niet in de voorziene wachtcellen van het assisengebouw kan enzovoort. Die oefening zal in het kader van de werklastmeting en het nieuwe besturingsmodel moeten worden gemaakt.
Ik ben in voortdurend overleg met verschillende actoren van Justitie, in het bijzonder met betrekking tot de hervormingen van de strafprocedure. Het spreekt voor zich dat dit overleg zal worden voortgezet. Zoals aangekondigd zal een ontwerp van wet in 2015 worden ingediend met het oog op het realiseren van een aantal punctuele aanpassingen die onder andere de strafprocedure efficiënter moeten maken. De grondige hervorming zal natuurlijk meer tijd vergen, daarvoor zal ik gebruik moeten maken van de volledige duur van deze legislatuur.
11.04 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
De nuchtere advocaat in mij zegt dat het goed is, omdat het systeem wordt hervormd en iets aan de kosten zal worden gedaan. Ook zal iets aan de logge, lange en niet altijd meer moderne procedure worden gedaan.
De emotionele advocaat in mij daarentegen is blij dat de procedure nog deels mag blijven bestaan. Ik geef eerlijk toe dat naar mijn mening een assisenzaak het summum van pleiten is.
Mijnheer de minister, ik heb dat in zware zaken mogen ervaren. Ik merk dat er, zeker wanneer het over passionele feiten gaat, een bepaalde catharsis ontstaat. Ook de families van de slachtoffers komen er tot hun recht, meer dan dat zulks het geval is op een gewone doordeweekse voormiddag in een correctionele rechtbank, waar zij een van de vele zaken zijn die er worden behandeld. Zij zijn er een nummertje in de rij. Dat wordt in de hele discussie over assisen wel eens vergeten.
Ik neem alvast nota van het principe.
Voor het overige moet de hervorming van assisen onder de grondige en grotere hervorming vallen en kan ze niet snel in een potpourriwetgeving worden gestopt.
Dat de oefening inzake de kostprijs kan worden gemaakt, is altijd nuttig. Dat hebben wij daarstraks ook gezien. Meten is altijd weten. Niet alles kan uit metingen worden afgeleid, maar sommige zaken wel.
U weet dat ik heel erg benieuwd ben en graag aan de grote hervorming, zeker van het strafrecht en van het strafprocesrecht, wil meewerken. Onze strafwetgeving is immers echt aan een hervorming toe. Ik kijk er dus naar uit.
11.05 Egbert Lachaert (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
U ziet dat de assisenprocedure bij juristen gemengde gevoelens oproept, gevoelens die zelfs het passionele niveau overstijgen.
Ik denk dat de weg op zich ook goed zou zijn. Wellicht is het nuttig de assisenprocedure toch nog te behouden, vooral voor zaken die de maatschappij zwaar beroeren. Voor het overige kan men misschien naar rationalisering evolueren omwille van de kostprijs van een assisenprocedure voor ernstige zaken, die wellicht ook professioneel door beroepsmagistraten kunnen worden afgehandeld.
Ik kijk uit naar die lijst van misdaden die u zult opstellen en zal dit met aandacht opvolgen.
Het incident is gesloten.
12 Question de Mme Laurette Onkelinx au ministre de la Justice sur "l'impact des mesures économiques sur le personnel judiciaire" (n° 696)
12 Vraag van mevrouw Laurette Onkelinx aan de minister van Justitie over "de impact van de economische maatregelen op het gerechtspersoneel" (nr. 696)
12.01 Laurette Onkelinx (PS): Monsieur le président, la réforme de la cour d'assises va nous promettre un débat passionnant et passionnel sur l'intérêt de celle-ci. À l'époque, j'avais lancé un groupe de concertation sur le sujet dont certaines conclusions seraient intéressantes à reprendre.
Monsieur le ministre, vous avez reporté le débat sur le budget et la note de politique générale. J'espère de tout cœur que ce report nous amènera de bonnes surprises et que vous pourrez échapper à la linéarité de l'effort décidé par le gouvernement pour l'ensemble des départements. Sinon, j'ai les pires craintes pour le département de la Justice.
Comme vous le savez, des problèmes se posent déjà à court terme. À certains endroits, le cadre est loin d'être rempli à 90 %. De plus, il y a une série de difficultés liées aux absences de longue durée ou des difficultés spécifiques à Bruxelles, dans le suivi de la réforme de BHV judiciaire.
Il nous est
revenu que le greffe du tribunal de commerce francophone de Bruxelles croule
véritablement sous une pile de dossiers en attente d'être dactylographiés. Les
employés en ont assez et, selon eux, faute de moyens dans les jours qui
viennent, ils vont fermer le greffe du tribunal de commerce tous les
après-midi.
Cela va évidemment poser des problèmes aux avocats – vous en êtes un et vous savez quels genres de problèmes ils peuvent rencontrer – mais aussi aux justiciables puisqu'on modifie ainsi l'accès au public.
Il serait intéressant de voir si vous détenez les mêmes informations que moi et si des discussions sont en cours pour éviter cette situation.
Par ailleurs, il semble aussi que certains juges ne disposent plus du personnel adéquat tout simplement pour fonctionner, pour siéger. Avez-vous connaissance de cette situation? Comment imaginez-vous pouvoir répondre à ces magistrats?
On en reparlera la semaine prochaine mais dans son rapport, la Cour des comptes fait observer qu'aucun crédit de personnel supplémentaire n'est prévu pour compléter à 100 % le cadre de l'ordre judiciaire, comme l'impose pourtant la loi que j'ai eu l'honneur de négocier et portant création du nouvel arrondissement judiciaire de BHV. Qu'en est-il? Il manque notamment 313 greffiers. C'est énorme!
La situation n'est pas tout à fait nouvelle. Ce qui est nouveau, c'est le peu de moyens que, semble-t-il, on vous laisse pour votre budget pour avancer vers une situation meilleure. Peut-être avez-vous une baguette magique ou des petits trucs qui permettraient d'attendre la grande réforme ou encore une bonne nouvelle relative au budget? Je crois que les magistrats et les greffiers ont énormément d'attentes. J'ai été interpellée de nombreuses fois à ce sujet.
12.02 Koen Geens, ministre: Monsieur le président, chère collègue Onkelinx, ma réponse sera quantitative, mais les chiffres peuvent parfois constituer d'excellents renseignements.
D'abord, je vous confirmerai que le président du tribunal de commerce francophone de Bruxelles, en concertation avec le greffier en chef faisant fonction, a pris la décision de faire travailler le greffe de ce tribunal à bureaux fermés à partir de 12 h 30 dès la semaine prochaine, tout en prévoyant une permanence de 14 h 00 à 16 h 00 pour les dépôts extrêmement urgents, qui ne peuvent légalement être effectués le lendemain.
La motivation de cette mesure est double.
D'une part, à la suite de la réforme de l'arrondissement judiciaire de Bruxelles-Hal-Vilvorde, le 1er avril 2014, le greffe compte, outre le greffier en chef, 5 greffiers nommés et en fonction sur un cadre de 18 greffiers, soit 16 greffiers et 2 greffiers chefs de service, et 10 assistants sur un cadre de 15.
D'autre part, la charge de travail du tribunal a crû considérablement à la suite de la modification de l'article 573, 1° du Code judiciaire, par la loi du 26 mars 2014 qui attribue depuis le 1er juillet 2014 au tribunal de commerce la compétence de connaître des contestations d'entreprises, y compris celles qui, portant sur un montant inférieur à 1 860 euros, ressortissaient jusque-là au juge de paix.
Enfin, une seule dactylo étant actuellement en service, contre quatre dans l'ancien tribunal bilingue, le nombre de projets de décisions restant à dactylographier augmente constamment.
Cette situation appelle quelques commentaires et réactions. Vous savez, d'abord, que les cadres des tribunaux bruxellois ont été augmentés à l'occasion du dédoublement des différentes juridictions, y compris quant aux greffiers et au personnel administratif. Il est clair que le greffe doit pouvoir bénéficier du personnel nécessaire pour assumer la charge de travail.
Le cadre total du greffe du tribunal de commerce francophone de Bruxelles, y compris les experts, assistants et collaborateurs, est de 59. L'effectif actuel est de 53,2. Le tribunal peut, au sein de ce cadre, bénéficier de délégations dans la fonction de greffier – actuellement, il y en a 12 de la sorte – afin de combler l'absence de greffiers nommés.
L'absence d'une ou de deux dactylos ne nous semble pas de nature à hypothéquer le fonctionnement de la juridiction. On peut se demander si l'existence d'un pool de dactylos dans un environnement de travail moderne se justifie encore.
Une série de places vacantes a déjà été publiée au mois de juin et les sélections se terminent. Les arrêtés de nomination de deux greffiers et d'un assistant administratif devront incessamment être soumis à la signature du Roi.
En outre, une nouvelle publication des places vacantes est en préparation, en concertation avec les autorités judiciaires, dans la ligne de l'accord de gouvernement. Le greffier en chef a, à cet effet, été contacté le 26 novembre 2014 afin de déterminer les profils exacts et les descriptions de fonction pour les places à publier encore cette année.
Je ne puis bien entendu prévoir le nombre de candidats qui postuleront à ces places, mais j'espère qu'il y en aura suffisamment.
12.03 Laurette Onkelinx (PS): Nous avons la confirmation que la situation est extrêmement difficile. Certains éléments bougent. Vous avez parlé d'arrêtés qui seront prochainement soumis à la signature. Par contre, nous n'avons aucun élément sur le remplissage à 100 %, BHV judiciaire, comme c'est prévu dans la loi et conformément à l'accord des huit partis qui ont négocié BHV judiciaire. Je n'ai donc reçu aucune réponse à ce sujet.
12.04 Koen Geens, ministre: Madame Onkelinx, je ne dispose pas de tous les chiffres pour l'instant mais je peux vous dire que, prioritairement, pour Bruxelles francophone, il y aura trois offres d'emploi en première instance au mois de décembre et dix au parquet. C'est déjà pour vous une certaine consolation. Nous essayons de faire de notre mieux à cet égard. Je vous communiquerai les chiffres définitifs mardi prochain
12.05 Laurette Onkelinx (PS): J'attendrai alors mardi prochain pour en tirer des conclusions. Je vous remercie.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 149 van mevrouw Temmerman is omgezet in een schriftelijke vraag. Vragen nrs. 701, 703, 705 en 706 van mevrouw Van Cauter zijn uitgesteld. Vraag nr. 681 van mevrouw Cassart-Mallieux is omgezet in een schriftelijke vraag.
13 Question de M. Philippe Goffin au ministre de la Justice sur "le radicalisme religieux dans les prisons belges" (n° 649)
13 Vraag van de heer Philippe Goffin aan de minister van Justitie over "het religieuze radicalisme in de Belgische gevangenissen" (nr. 649)
13.01 Philippe Goffin (MR): Monsieur le ministre, selon les spécialistes, le radicalisme religieux est un phénomène observable dans de nombreuses prisons, tant en Belgique qu'à l'étranger. Les établissements pénitentiaires étaient déjà pointés comme un endroit propice à la radicalisation et au recrutement d'islamistes militants, dans un rapport du Centre international pour l'étude de la radicalisation et de la violence politique datant de 2007.
En Belgique, tant les directeurs que les gardiens ou les visiteurs de prisons dénoncent de plus en plus régulièrement une tendance à la radicalisation des détenus musulmans dans les prisons. Certains leaders radicaux profitent de la pratique de la religion musulmane en prison pour encourager d'autres détenus à pratiquer un islam intégriste. Les raisons qui poussent certains détenus à opter pour le radicalisme sont nombreuses et les conséquences d'une telle transformation peuvent se montrer désastreuses.
Selon certaines analyses, si le radicalisme en prison s'exprime davantage dans le fait religieux que dans le terrorisme, ce n'est pourtant pas un phénomène à prendre à la légère. En Belgique, il n'y a malheureusement que très peu d'informations disponibles à ce sujet. À ce jour, aucune étude, aucun rapport ne permettent d'objectiver la réalité de ce phénomène. Chez nos voisins, en Angleterre ou en France, des rapports fouillés et réguliers permettent d'identifier les mécanismes de prosélytisme radical, les conséquences de ces pratiques et les remèdes possibles.
Monsieur le ministre, avez-vous connaissance d'une forme de radicalisme religieux dans les prisons belges? Disposez-vous d'informations ou de données précises concernant le prosélytisme radical au sein des établissements pénitentiaires du pays? Prévoyez-vous l'établissement d'un rapport ou d'une étude à ce sujet? Comme nous sommes en début de législature, quelle politique envisagez-vous de mener sur ce sujet en particulier?
13.02 Koen Geens, ministre: Monsieur le président, au vu des circonstances, il existe des risques de radicalisation. Ces dernières années, notamment en raison de diverses actions judiciaires, le nombre de détenus pour des faits liés au terrorisme a augmenté. Cela requiert une attention particulière de notre part, vu le statut dont ceux-ci jouissent auprès de plusieurs jeunes détenus.
L'administration pénitentiaire et les directions locales sont conscientes de ce risque et prennent les mesures nécessaires quand elles s'imposent, par exemple en termes de régime de détention. Des formations et des campagnes de sensibilisation à cette question sont également organisées.
Outre des initiatives opérationnelles dans les prisons mêmes, limitant les contacts d'éventuels recruteurs avec d'autres détenus, un protocole de coopération a été conclu entre la Sûreté de l'État et la DG Établissements pénitentiaires, dont l'objectif principal est de faciliter l'échange d'informations dans les deux sens.
La Sûreté de l'État est également active au sein du Plan R – pour radicalisme - où une concertation est menée avec les différents partenaires relativement à ce phénomène. Ce plan a été approuvé par le Comité ministériel du renseignement et de la sécurité.
Le processus a déjà été amorcé en 2007 avec la formation et la sensibilisation du personnel pénitentiaire à la question de la radicalisation en prison. Le ministre de la Justice y portera une attention particulière, conformément à l'accord de gouvernement.
Ce sujet est également au centre d'une concertation permanente avec les partenaires européens, afin de tirer les enseignements des initiatives de chacun en ce domaine.
Par ailleurs, je vous renvoie à l'accord de gouvernement, qui prévoit que les services de renseignement et l'OCAM s'intéressent tout particulièrement à la radicalisation dans les prisons. Pour ce faire, une solution sera recherchée, entre autres dans le cadre du masterplan "prisons".
La situation est donc suivie avec l'attention nécessaire par l'ensemble des acteurs concernés.
13.03 Philippe Goffin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie et vous souhaite une bonne réunion européenne demain.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 16.15 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.15 uur.