Commissie
voor de Justitie |
Commission
de la Justice |
van Woensdag 12 november 2014 Namiddag ______ |
du Mercredi 12 novembre 2014 Après-midi ______ |
La séance est ouverte à 14.30 heures et présidée par M. Philippe Goffin.
De vergadering wordt geopend om 14.30 uur en voorgezeten door de heer Philippe Goffin.
01 Vraag van de heer Hans Bonte aan de minister van Justitie over "de aanpak van filières van mensenhandel" (nr. 111)
01 Question de M. Hans Bonte au ministre de la Justice sur "la lutte contre les filières de trafic des êtres humains" (n° 111)
01.01 Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik wil er eerst en vooral op wijzen dat mijn vraag een rechtstreeks gevolg is van een confrontatie die ik als burgemeester heb op lokaal niveau over het al dan niet goed functioneren van Justitie.
Ik heb net zoals mijn voorganger en diens voorganger, de twee voorgaande burgemeesters van mijn stad, op een bepaald moment ingegrepen in het religieuze leven van de sikhgemeenschap, wat absoluut niet evident is. Dat gebeurt niet met het grootste plezier, niet door mij en ook niet door mijn voorgangers. Er was telkens dezelfde aanleiding, met name dat in en om de sikhtempel in Vilvoorde een reeks mensen wordt aangetroffen, met een zekere systematiek, die illegaal in het land verblijven. Ze zijn meestal van Indische afkomst en ze worden gelinkt aan mensenhandel.
Het was een zucht van opluchting toen ongeveer een jaar geleden effectieve straffen werden uitgesproken ten aanzien van een reeks verantwoordelijken voor de organisatie van mensenhandel, waarbij op dat moment, in november 2013, twaalf mensen samen werden veroordeeld met een gezamenlijke gevangenisstraf van ongeveer 54 jaar.
Die zucht van opluchting was relatief snel voorbij. Mijn politiediensten en andere kregen de voorbije maanden zeer sterke indicaties dat het netwerk zich zou kunnen herstellen. Geregeld worden er opnieuw illegalen in en rond de sikhtempel aangetroffen. De directe aanleiding voor mij om te beslissen tot de sluiting ervan, was het feit dat er elf personen werden aangetroffen die de tempel zeer frequent viseerden. Ze werden letterlijk opgepakt onder de grond. Zij verbleven namelijk illegaal in een gat onder een bepaald bedrijfspand in afwachting van een zitje in een of andere obscure wagen richting Engeland.
In september jongstleden heeft men opnieuw tien illegalen in dergelijke erbarmelijke omstandigheden aangetroffen, waaronder een minderjarige. Na de voorleiding werden de betrokkenen met de grootste snelheid opnieuw vrijgelaten, weliswaar met een bevel tot het verlaten van het grondgebied. In het geval van de minderjarige is de zaak gezien de reglementering iets genuanceerder.
Tijdens de rechtszaak van 6 november 2013 heeft de rechter straffen uitgesproken en personen effectief veroordeeld wegens het organiseren van mensenhandel in en rond de Vilvoordse sikhtempel. Worden de straffen effectief uitgevoerd?
De slachtoffers van mensenhandel die illegaal in ons land waren, meer in het bijzonder zij die in september letterlijk van onder de grond werden bevrijd, werden door onze politiediensten voorgeleid en dezelfde dag nog in vrijheid gesteld. Hoe kunt u dat verantwoorden?
Welke procedure moet er bij de voorleiding van niet-begeleide minderjarige illegalen die het slachtoffer zijn van mensenhandel, worden gevolgd?
01.02 Minister Koen Geens: Ik zal proberen precies op uw vragen te antwoorden, mijnheer Bonte.
Ten eerste, mensenhandel is niet hetzelfde als mensensmokkel. Mensenhandel heeft betrekking op uitbuiting door arbeid of op seksuele uitbuiting, terwijl mensensmokkel betrekking heeft op hulp bij de overschrijding van de grenzen met het oog op het verkrijgen van een vermogensvoordeel. In het eerste geval is het dus de uitbuiting die centraal staat. In het tweede geval draait het veeleer rond de organisatie van de illegale overschrijding van de grenzen tegen een vergoeding. De strafbaarstellingen van beide misdrijven zijn verschillend en ook de maatregelen ten aanzien van de slachtoffers verschillen.
Zonder in detail te treden over het geval dat u aanhaalt, kan ik bevestigen dat er verscheidene veroordelingen zijn uitgesproken tegen een tiental personen die deel uitmaakten van een netwerk van mensensmokkel vanuit India. Het gaat dus om een geval van smokkel, niet van handel. Dat netwerk hield zich bezig met het clandestien vervoeren van personen, voornamelijk naar het Verenigd Koninkrijk, waarbij de omgeving van de sikhtempel in Vilvoorde zou gefungeerd hebben als contact- en doorgangspunt naargelang de routes waarvan het netwerk gebruikmaakte.
Een vonnis tot veroordeling van de daders werd gewezen op 6 november 2013 en werd gevolgd door een uitspraak in hoger beroep in maart jongstleden. De daders zijn veroordeeld tot gevangenisstraffen en geldboetes, sommige tot een effectieve gevangenisstraf, andere met uitstel. Sommige daders werden bij verstek veroordeeld.
De strafuitvoering van degenen die veroordeeld zijn tot effectieve gevangenisstraffen, waarbij sommigen onder een onmiddellijke aanhouding vielen en wier vonnis niet bij verstek werd gewezen, verloopt normaal: er wordt rekening gehouden met de uitvoeringsmodaliteiten van de opsluiting en, naargelang de duur, van de uitgesproken straffen, die niet alle dezelfde waren, volgens de mate van betrokkenheid van de daders.
Bij gerechtelijke vervolgingen zijn de daders van dergelijke smokkel over het algemeen een prioriteit. Overigens zijn er twee richtlijnen, van het College van procureurs-generaal en van de bevoegde minister, inzake opsporing en vervolging van feiten die verband houden met mensensmokkel of met mensenhandel.
Ten tweede, wat de slachtoffers van mensensmokkel betreft, bestaat de gebruikelijke procedure in het afleveren van een bevel tot het verlaten van het grondgebied. In de meeste gevallen wordt die administratieve behandeling toegepast. Er kan strafrechtelijke vervolging worden overwogen ten aanzien van personen die het slachtoffer waren van mensensmokkel, indien naast hun illegaal verblijf zij nog verschillende andere misdrijven hebben begaan. Dat sluit uiteraard de bijzondere behandeling bij bepaalde situaties niet uit, naargelang van de prioriteiten van de plaatselijke overheid of van de veroorzaakte overlast.
Bij mensenhandel geldt een heel andere procedure, aangezien in geval van uitbuiting door arbeid in strijd met de menselijke waardigheid of van seksuele slavernij, bijzondere beschermingsmaatregelen worden toegepast, conform de bepalingen van de internationale teksten waardoor België gebonden is. Dat impliceert het doorverwijzen van die personen naar gespecialiseerde voorzieningen en het inbouwen van een reflectieperiode van 45 dagen zodat zij kunnen bekomen van de opgelopen trauma’s en beslissen of ze al dan niet willen meewerken aan het gevoerde onderzoek, via het afleggen van verklaringen of het indienen van een klacht tegen hun uitbuiters.
Indien dat het geval is, treedt een systeem voor afgifte van verblijfsvergunningen in werking.
Die maatregelen kunnen soms ook worden toegepast in geval van mensensmokkel, maar dan alleen bij de zwaardere vormen ervan en steeds op voorwaarde dat het slachtoffer meewerkt aan het onderzoek. Op basis van de voorafgaande informatie waarover ik beschik, heb ik geen indicaties dat dat hier het geval zou zijn.
Wat uw derde vraag betreft, voor minderjarigen gelden bijzondere procedures. Naast de procedure tot bepaling van de werkelijke leeftijd van de betrokkene moet er voor de niet-begeleide minderjarige vreemdeling een voogd worden aangesteld en moet de betrokkene worden doorverwezen naar de bevoegde diensten voor de huisvesting van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen of naar Fedasil.
Overigens is er voor de minderjarigen in huisvesting en specifieke follow-up voorzien in de gespecialiseerde centra, overeenkomstig de toepasselijke procedure in het kader van mensenhandel en zwaardere vormen van mensensmokkel. Er wordt in het algemeen steevast rekening gehouden met het hoger belang van het kind.
01.03 Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
U zei dat u zou proberen zo nauwkeurig mogelijk te antwoorden op de precieze vragen. Ik heb toch een paar opmerkingen.
U wijst er terecht op dat ik als niet-jurist een beetje slordig ben in het gebruiken van de termen mensenhandel en mensensmokkel, die een verschillende juridische connotatie en inhoud hebben.
In de praktijk kan ik u evenwel verzekeren dat de grens soms flinterdun is, ook in dit geval. Als u weet welke bedragen er moeten worden opgehoest op het moment dat men al effectief illegaal in het land is, denk ik dat de grens tussen smokkel en handel meer een juridisch-academisch onderscheid is.
Ten tweede, mijnheer de minister, u verwijst een beetje omfloerst naar het arrest van november 2013. In deze constellatie is het misschien onmogelijk om zeer precies te zijn, maar uit de gegevens die ik krijg, blijkt dat slechts een klein aantal van de veroordeelde personen daadwerkelijk de gevangenisstraf aan het uitzitten is.
Ik wijs u op de context. Alle indicaties wijzen erop dat het netwerk zich perfect herstelt. Men is veroordeeld tot een jaar effectieve gevangenisstraf. U verwijst naar het arrest van maart dat dat bekrachtigt. Dan blijkt dat slechts een minderheid van de elf schuldigen daadwerkelijk in de gevangenis zit.
Ten derde, mijnheer de minister, dit vind ik het meest pijnlijke, in antwoord op mijn vraag over de niet-begeleide minderjarigen verwijst u naar de procedure. Er wordt sowieso in begeleiding voorzien en een voogd aangesteld. Die procedure had ik intussen ook al door.
In dit geval is de jongere nooit bij zijn voogd geweest. Hij werd voorgeleid en onmiddellijk daarna vrijgelaten. Hij heeft zelfs nooit contact gehad met zijn voogd. Hij is dus opnieuw in handen van dezelfde smokkelaars. Ik zeg dat om aan te tonen wat de realiteit is.
Alle diensten, ook justitiële diensten, waren dit jaar in maart er bijzonder over verheugd dat men de wanpraktijken via juridische weg stil kon leggen. Alle indicaties wijzen er echter op dat het probleem niet onder controle is.
Als ik uw antwoord vergelijk met de praktijk, is er een gigantische kloof tussen de theorie en de praktijk. Dat betreur ik ten zeerste.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vragen nrs. 77 van de heer Van den Bergh en 111 van de heer Bonte worden omgezet in schriftelijke vragen.
- de heer Koenraad Degroote aan de minister van Justitie over "de afschaffing van het gemeentelijk strafregister" (nr. 190)
- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Justitie over "de gevolgen van het bewaren van alle veroordelingen in het Centraal Strafregister voor de diensten Burgerzaken van de gemeentes vanaf 1 januari 2015" (nr. 246)
- M. Koenraad Degroote au ministre de la Justice sur "la suppression du casier judiciaire communal" (n° 190)
- Mme Sabien Lahaye-Battheu au ministre de la Justice sur "les conséquences de la conservation de toutes les condamnations dans le Casier judiciaire central pour les services Population des communes dès le 1er janvier 2015" (n° 246)
02.01 Koenraad Degroote (N-VA): Mijnheer de minister, de problematiek van de afschaffing van het gemeentelijk strafregister is u voldoende bekend en is al jaren hangende.
Volgens de laatste informatie verstrekt door de VVSG maakte de FOD Justitie zich – althans volgens haar publicatie – sterk dat de aansluiting van alle griffies op het Centraal Strafregister tegen 31 december 2014 een feit zou zijn.
Voor bepaalde aspecten zouden wel overgangstermijnen worden bepaald tot 1 januari 2018, zoals voor de integratie van de gemeentelijke registers, inwonerswijzigingen, minnelijke schikkingen en dergelijke meer. Hiervoor heb ik uiteraard alle begrip, want niets kan gemakkelijk worden ingevoerd.
Een steekproef bij een aantal griffies leert ons echter dat de griffies nog steeds geen bericht kregen over de aansluiting op het Centraal Strafregister. Hoe kan in de weinige tijd die ons rest tot het einde van het jaar een dergelijke aansluiting nog effectief worden gerealiseerd? Is dat realistisch?
Is de datum van 31 december 2014 – die al verschillende keren werd opgeschoven – nog steeds realistisch?
Welke zijn de stappen die moeten worden genomen tussen vandaag en de volledige aansluiting van de griffies op het Centraal Strafregister?
Op welke manier en wanneer zullen de griffies hieromtrent op de hoogte worden gehouden?
02.02 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de minister, ik heb ook een vraag ingediend over hetzelfde thema, maar ik focus vooral op de gemeenten en hun medewerkers. Ook zij hebben nog altijd een aantal vragen.
Het bundelen van alle gegevens in het Centraal Strafregister is volgens mij een goede zaak. Wij moeten er echter voor zorgen dat de wijziging vanaf 1 januari 2015 correct en goed verloopt voor al wie er mee te maken heeft. Dat is mijn bezorgdheid en wellicht ook die van collega Degroote.
Wij zijn immers nog maar een zestal weken verwijderd van de deadline van 1 januari. Ook bij de diensten Burgerzaken is er nog grote onduidelijkheid over wat de aangekondigde verandering zal betekenen voor het gemeentelijk strafregister.
Is 1 januari nog altijd haalbaar? Is iedereen klaar om de overstap te maken?
Hoe staat het met de overgangsperiode? Als ik het goed heb begrepen, is er een overgangsperiode van drie jaar, tot 2018, tijdens dewelke zowel de gemeenten als Justitie gegevens zullen inbrengen.
Waarschijnlijk
is het de bedoeling dat er na die overgangsperiode op gemeentelijk of stedelijk
niveau niets meer gebeurt en dat er daarin geen werk meer gestopt moet worden?
Kunt u dat bevestigen?
Zal het
zo zijn dat er in de overgangsperiode van drie jaar telkens twee keer een
opzoeking moet gebeuren, in het gemeentelijk en het Centraal Strafregister, om
een uittreksel te kunnen bezorgen? Zal de burger dan ook twee documenten
ontvangen? Kunt u daarbij wat toelichting geven?
Hoe zal dat
verlopen in de overgangsperiode? Op welke manier zal de software compatibel
gemaakt worden met die van het Centraal Strafregister? Wordt er nog in een
opleiding voorzien voor de medewerkers die daarmee te maken hebben of zal het
gaan om richtlijnen die men kan terugvinden op de site van het Centraal
Strafregister?
02.03 Minister Koen Geens: Mevrouw Lahaye-Battheu, mijnheer Degroote, ik zal proberen op uw vragen te antwoorden, zij het dat de antwoorden wat door elkaar zullen lopen.
De wet van 1997 over het Centraal Strafregister voorziet er reeds in dat alle griffies hun informatie moeten registreren voor het Centraal Strafregister. Elke instantie heeft daartoe reeds langere tijd haar specifieke applicatie, bijvoorbeeld MaCH voor politierechtbanken, REA/TPI voor rechtbanken van eerste aanleg, enzovoort.Die gegevens worden doorgestuurd naar het Centraal Strafregister.
Vanaf 1 januari 2015 worden alle nieuwe veroordelingen ingevoerd in het Centraal Strafregister zonder de manuele tussenkomst van de griffies of gemeenten. Dat is ook gepland voor alle bijkomende types van informatie, zoals minnelijke schikkingen en inlichtingenbulletins, tegen 1 januari 2018. Tegen die datum zou ook de volledige achterstand weggewerkt moeten zijn, met de schaarse middelen, die de onze zijn.
Europese veroordelingen van landen aangesloten op het Europese systeem ECRIS worden ook reeds automatisch geregistreerd in het Centraal Strafregister, zonder de tussenkomst van de griffies of gemeenten. De ICT-toepassingen en de toegangen voor de gemeenten zijn nog in ontwikkeling.
De voorziene einddatum ligt rond de gemelde. Daarna dient er nog getest te worden. Dat impliceert dat er een vertraging zal zijn, wat de aansluiting van de gemeenten betreft.
De opstart zal gebeuren in overleg met die gemeenten.
Wat betreft de informatie van de griffies wordt telkens voorzien in communicatie op het juiste moment omtrent de ontsluiting van nieuwe types informatie.
U weet wat de bedoeling was van het Centraal Strafregister. Ik meen dan ook dat ik daar nu niet dieper moet op ingaan. De praktijk waarbij eenzelfde veroordeling door de griffie wordt overgezonden aan de dienst Centraal Strafregister en aan het strafregister van de gemeente waar de veroordeelde persoon woont of verblijft, neemt af. Er is nog slechts een centraal register.
Ik kom dan bij de vraag van mevrouw Lahaye-Battheu. Op 1 januari 2018 zullen de gemeentelijke strafregisters definitief verdwijnen ten behoeve van de consultatie van het Centraal Strafregister door de gemeentelijke administraties. Parallel hiermee wordt het project van rechtstreekse ondervraging van het Centraal Strafregister door de burger onderzocht.
De doelstelling is dat het Centraal Strafregister op termijn alle veroordelingen bevat, inclusief degene die momenteel enkel door het gemeentelijk strafregister worden geregistreerd. Alle politiestraffen die geen inbreuk uitmaken op het strafwetboek, of gepaard gaan met een verval van het recht tot sturen, worden omwille van historische redenen tot op heden enkel in het gemeentelijk en niet in het Centraal Strafregister geregistreerd. Dit verandert op 1 januari.
Het inlichtingenbulletin behelst voornamelijk drie types informatie: een volledige fiche van het Rijksregister, de eventuele veroordelingen en de eventuele minnelijke schikkingen. Een analyse binnen mijn departement vindt plaats om de overzending van deze informatie te optimaliseren en, indien nodig, hiervoor de vereiste wetswijzigingen door te voeren.
Momenteel beschikken de diensten en overheden, bevoegd om kennis te nemen van deze informatie, over een toegang tot het Rijksregister en het Centraal Strafregister. De vraag betreft aldus essentieel de minnelijke schikkingen.
De doelstelling inzake de dubbele opzoeking bestaat erin alles in het werk te stellen om de dubbele ondervraging en het naast elkaar afleveren van twee documenten van verschillende bronnen te vermijden. Deze problematiek maakt momenteel het voorwerp uit van een gezamenlijke analyse door de omkaderingsdienst ICT van het departement Justitie en vertegenwoordigers van de gemeenten. De toepassing van de gemeenten zal via een webservice communiceren met het Centraal Strafregister.
Voor elk type uittreksel gevraagd via de software van de gemeenten zal men per kerende een uittreksel uit het Centraal Strafregister ontvangen.
De afgelopen maanden werd een werkgroep samengesteld bestaande uit de betrokken diensten van mijn departement en de verenigingen van steden en gemeenten van de verschillende Gewesten alsook uit vertegenwoordigers van de bedrijven die de informaticatoepassingen aan de gemeenten leveren.
Het is bijgevolg in nauwe samenwerking met deze actoren dat de afgifte van de uittreksels van het Centraal Strafregister door de gemeentelijke administraties wordt voorbereid. Naast de opleidingen die minimaal aan deze verenigingen en bedrijven zullen worden verstrekt, zullen ook praktische richtlijnen door mijn departement worden verspreid ten behoeve van alle betrokken gemeentelijke ambtenaren.
Ik hoop hiermee een antwoord te hebben gegeven op de meeste van uw vragen.
02.04 Koenraad Degroote (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord.
Ik leer daaruit dat het definitief verdwijnen van het gemeentelijke strafregister in feite op 1 november 2018 zal gebeuren. Op mijn eerste vraag, namelijk of de datum van 31 december 2014 nog steeds realistisch is, noteer ik dat u antwoordt dat er een vertraging zal zijn. U zegt dat de griffies op het juiste moment geïnformeerd zullen worden. Wat die twee aspecten betreft, blijf ik dus enigszins op mijn honger.
Kunt u al een duidelijker timing geven of is dat nog niet mogelijk? (de minister schudt neen) Dat is nog niet mogelijk? Goed, ik begrijp dat.
02.05 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw gedetailleerd antwoord.
Er blijft echter onduidelijkheid voor de griffies en de mensen van de stadsdiensten. U hebt gesproken over een werkgroep met mensen van uw departement en de VVSG. Het is de taak van de VVSG om alle steden correct te informeren zodat de ambtenaren weten wat hun na 1 januari te doen staat.
Het is een mooi verhaal dat bij de steden en gemeenten mankracht zal vrijmaken voor andere taken. Vandaag zijn heel wat ambtenaren hier voltijds of bijna voltijds mee bezig. Het is dus een manier om efficiënter te werken. Ik vraag u echter om de overgang goed te bewaken en ervoor te zorgen dat er geen onduidelijkheden zijn.
L'incident est clos.
- mevrouw Karin Temmerman aan de minister van Justitie over "de willekeur tussen politierechtbanken inzake verbeurdverklaring van de wagen" (nr. 195)
- mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de willekeur in straffen van politierechters" (nr. 295)
- Mme Karin Temmerman au ministre de la Justice sur "l'arbitraire entre les tribunaux de police en matière de confiscation de véhicules" (n° 195)
- Mme Sophie De Wit au ministre de la Justice sur "l'arbitraire des peines infligées par les juges de police" (n° 295)
De voorzitter: Mevrouw Temmerman is afwezig voor haar vraag nr. 195.
03.01 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u zult onlangs ook gelezen hebben dat Touring, de belangenvereniging voor automobilisten, zich zorgen maakt om een willekeur die er zou bestaan onder de politierechters in ons land.
Waar gaat het over? In het ene arrondissement worden auto’s heel snel verbeurdverklaard bij verkeersovertredingen, terwijl in een ander arrondissement zo’n straf minder snel zal worden uitgesproken. Touring zelf spreekt van een dramatische vaststelling. Ze gaat heel ver in haar uitspraken; ze vindt het “moordend voor de geloofwaardigheid van ons bestraffingbeleid”. Ze vraagt dat de politierechters zich zouden bezinnen of dat de politiek – dat is de volgende stap – de wetgeving eenduidiger en strakker zou maken.
Het is natuurlijk wel een feit dat minimum- en maximumstraffen vaak heel ver uit elkaar liggen. Het is evident dat een rechter elke casus afzonderlijk moet bekijken. De rechter behoudt in elk geval zijn discretionaire bevoegdheid, laat daar geen onduidelijkheid over bestaan. Toch denk ik dat wij een zekere eenheid zouden moeten kunnen hebben. Er mag geen willekeur zijn, het verschil mag niet te groot worden tussen de verschillende arrondissementen.
Daarom heb ik de volgende vragen.
Ten eerste, deelt u het standpunt van Touring in verband met de willekeur bij straffen van de politierechters? Indien dat het geval is, welke acties zult u dan ondernemen om de geloofwaardigheid van het systeem te verbeteren?
Overweegt u in het kader van de verkeersveiligheid en een iets homogenere aanpak om de verbeurdverklaring, die nu facultatief is, verplicht te maken en de wet in dat kader aan te passen? Misschien wenst u dat niet voor alle gevallen, maar voor sommige gevallen? Zo’n verplichtmaking zou in elk geval bepaalde discrepanties tussen arrondissementen kunnen vermijden.
Mijn volgende vraag gaat over cijfergegevens, mijnheer de minister. Als u daarover nu niet beschikt, begrijp ik dat en reken ik erop dat ik ze misschien nadien nog kan krijgen. Weet u waarover wij eigenlijk spreken? Hoeveel wagens werden het voorbije jaar al dan niet verbeurdverklaard door de politierechters? Zijn er inderdaad zulke grote verschillen? Misschien blijkt de soep niet zo heet te zijn als ze wordt geschonken?
Hoe verhoudt het aantal verbeurdverklaringen zich ten opzichte van de cijfers uit voorgaande jaren. Stijgen of dalen ze? Wat is de opbrengst daarvan en hoe verhoudt zich dat ten opzichte van de voorgaande jaren?
Ten slotte, politierechters beschikken nog altijd niet over de mogelijkheid om te zien hoeveel verkeersboetes een beklaagde in het verleden al heeft opgestapeld. Dat zou natuurlijk ook kunnen helpen bij de straftoemeting. Blijkbaar wordt dat nergens bijgehouden.
Zult u dat probleem ook oplossen? Zo ja, welke stappen zult u daartoe ondernemen?
03.02 Minister Koen Geens: De straftoemeting behoort, zoals u trouwens zelf zegt, tot de discretionaire bevoegdheid van de rechter, wiens taak het is om elke zaak die onder zijn aandacht wordt gebracht, individueel af te wegen en in eer en geweten uitspraak te doen over de gepaste sanctie voor het door de dader gepleegde feit.
Ik wil er u ook aan herinneren dat de rechterlijke macht onafhankelijk is gelet op het beginsel van de scheiding der machten.
Wat verkeersdelicten betreft, beschikt de rechter over een breed kader voor het uitspreken van de best passende sancties voor de daders van de misdrijven die berecht moeten worden. Ik refereer aan de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie op het wegverkeer. Daarin is de belangrijkste sanctionering van verkeersmisdrijven in hoofdzaak gericht op geldboetes en de onmiddellijke inning daarvan.
Daarnaast voorziet de wet ook in andere vormen van bestraffing, gaande van de verplichting tot het installeren van een alcoholslot en vervallenverklaringen van het recht tot sturen tot zelfs de vrijheidsberovende straf in geval van samenloop en herhaling van verkeersovertredingen. Voor recidive zijn er dus wel degelijk zwaardere straffen ingevoerd met inbegrip van gevangenisstraf en verbeurdverklaring van het voertuig.
Het wettelijk kader voor de immobilisering en de verbeurdverklaring van voertuigen wordt concreet afgebakend in de artikelen 50 tot 54bis van de Wegverkeerswet. Ingeval een correctionele straf voor verkeersmisdrijven wordt opgelegd, kan de rechter ook de immobilisering en de verbeurdverklaring van het voertuig als bijkomende straf opleggen. Ook is het mogelijk om in alle gevallen waarin tijdelijk verval van het recht tot het besturen van een voertuig als straf wordt uitgesproken, over te gaan tot de immobilisering en de verbeurdverklaring van het voertuig.
Als minister van Justitie kan ik het standpunt van Touring dus niet delen.
Er zijn geen statistieken beschikbaar aangaande het aantal verbeurdverklaarde wagens. Voor de mogelijke opbrengst van het aantal verbeurdverklaarde wagens verwijs ik graag naar de minister van Financiën.
Zoals ik aangaf, is de belangrijkste sanctionering van verkeersmisdrijven gericht op geldboetes. Wie een verkeersovertreding pleegt, krijgt van de politie een voorstel van onmiddellijke inning. Wordt die niet betaald, dan kan de procureur des Konings een minnelijke schikking voorstellen door middel van een bevel tot betaling van de geldboete.
In het geval van niet-tijdige betaling wordt de zaak door het openbaar ministerie bij de politierechter aanhangig gemaakt. Hieruit volgt dus dat bij een tijdige betaling van de onmiddellijke inning of de minnelijke schikking de strafvordering vervalt en het dossier definitief wordt gesloten zonder tussenkomst van een politierechter.
Op het niveau van het parket kan men wel per individueel dossier over inlichtingen beschikken aangaande eventueel afgehandelde minnelijke schikkingen.
In het geval van herhaalde overtredingen zou het parket het aantal voorafgaande minnelijke schikkingen kunnen laten meespelen in de afweging om al dan niet de betrokkenen te dagvaarden voor de politierechter.
03.03 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord met een opfrissing van het hele straffenarsenaal. Dat is echter niet het punt in het verhaal.
U hebt gelijk dat de rechter zelf moet beslissen. Dat is zijn taak. Daarmee mogen wij ons niet bemoeien. Wat we wel kunnen doen, is hier en daar wetgeving aanpassen en bijspijkeren waar nodig.
De verkeersveiligheid is een belangrijk aspect. De verbeurdverklaring is in veel gevallen facultatief. Men zou kunnen overwegen om die straf in sommige gevallen wel verplicht te maken. Straffen zijn zwaarder bij recidive, zoals u zei. Daar zou men een verplichte straf moeten kunnen toepassen.
Die keuze moet worden gemaakt. Ik denk dat het een interessant denkspoor is om te onderzoeken. Wij weten immers dat de cijfers van recidive niet zo laag zijn. De politierechter is niet altijd op de hoogte van vorige veroordelingen, omdat het strafregister niet altijd geactualiseerd is. Men weet niet altijd wat de veroordelingen zijn geweest. Dat is het pijnpunt. Daaraan moet worden gewerkt.
U zegt voorts ook dat voornamelijk pecuniair wordt gewerkt. Ik denk dat het afnemen van iemands wagen ook een pecuniaire maatregel is, die misschien meer effect zal hebben dan een geldboete. Wij weten immers dat de inning van de penale boetes vandaag niet optimaal verloopt en ik ben blij dat wij daar nu iets aan zullen doen.
Als de inning niet kan worden geoptimaliseerd, is het altijd interessant om een andere denkspoor te bekijken. Men kan dat vergelijken met een klein kind zijn speelgoed afnemen. Die straf voelt dat kind meteen, terwijl hij, als u zijn zakgeld afneemt, de straf pas voelt als hij iets wil kopen. Misschien moet dat denkspoor toch eens worden bekeken.
Het incident is gesloten.
Le président: La question n° 247 de Mme Özlem Özen est transformée en question écrite.
- Mme Kattrin Jadin au ministre de la Justice sur "la rénovation du palais de justice de Verviers" (n° 274)
- M. André Frédéric au ministre de la Justice sur "l'état du palais de justice de Verviers" (n° 425)
- mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Justitie over "de renovatie van het gerechtsgebouw te Verviers" (nr. 274)
- de heer André Frédéric aan de minister van Justitie over "de staat van het gerechtsgebouw in Verviers" (nr. 425)
04.01 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, M. Frédéric et moi-même sommes, vous l'aurez constaté, de la même région et nous faisons remonter les mêmes problèmes. C'est déjà le cas depuis un certain temps: les infrastructures du palais de justice sont dans un état de dégradation assez avancée. Certains travaux ont déjà été entrepris par le passé mais les moyens accordés jusqu'à présent étaient trop modestes pour permettre d'enrayer la détérioration en pleine accélération. Certaines salles ont dû être fermées pour des raisons de sécurité. Cela pourrait, à terme, concerner l'ensemble du bâtiment.
Au-delà d'un problème majeur d'infrastructure, c'est l'exercice de l'activité judiciaire dans son ensemble, pour ce qui concerne la région de Verviers, qui se trouve ici entravée.
Pour maintenir une justice de proximité, accessible au citoyen – j'ai cru comprendre que c'était également le souhait avec la réforme du paysage judiciaire telle que nous l'avons avalisée sous la précédente législature –, il me paraît incontournable d'assurer le fonctionnement des services basés à Verviers, bien que cet ancien arrondissement fasse désormais partie de l'arrondissement judiciaire de Liège. J'espère donc que vous considérerez cette problématique dans toute son ampleur.
Monsieur le ministre, de quelle manière comptez-vous pallier les importants problèmes concernant le palais de justice de Verviers? Disposez-vous d'une étude sur les travaux qui devraient être réalisés? Avez-vous déjà des éléments de calendrier au sujet des travaux, que vous pourriez nous communiquer? Quel budget pourra-t-il être consacré en fonction des besoins qui seront exprimés, pour la garantie d'une justice de proximité à Verviers?
04.02 André Frédéric (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, ma question porte sur le même dramatique problème, qui n'est pas lié uniquement au palais de justice de Verviers.
Monsieur le ministre, si vous ne connaissez pas la belle région verviétoise, à l'est de la Belgique, Mme Jadin et moi vous y invitons volontiers. Veillez à vous munir de bottes ou d'une combinaison adéquate et d'un casque pour la visite du palais de justice. J'y suis allé, il y a un an exactement. J'y ai invité mes collègues parlementaires, tous partis confondus car il s'agit d'un débat pratique et non politique, enjeu fondamental pour les services publics de l'arrondissement de Verviers. J'ai pu me rendre compte de visu, moi qui suis loin d'être un bricoleur, du danger extraordinaire que courent les gens qui fréquentent ce palais de justice - les acteurs professionnels mais aussi les justiciables -et des problèmes auxquels ils sont confrontés.
Il y a de graves problèmes de vétusté: énormes fissures, salles inutilisables et services délocalisés. Des décisions ont été prises pour entreposer dans le bâtiment sis en Crapaurue – temporairement – les archives qui se trouvaient dans le grenier du palais de justice vu qu'elles menaçaient de tomber dans les étages inférieurs. Certaines audiences ont également lieu dans ce bâtiment, ce qui pose quelques problèmes organisationnels vu la dispersion dans la ville des locaux d'audience.
Un autre bâtiment commercial, sis rue Xhavée à Verviers, a été loué pour entreposer les archives qui se situaient au sous-sol du palais de justice. Ainsi, les archives du grenier menaçaient de s'effondrer et celles des caves sont couvertes de champignons et de moisissures.
Tout cela est constaté et photographié par la presse régionale.
Le 22 avril dernier, le palais de justice a inauguré son nouveau bloc cellulaire sécurisé. Les cellules des détenus ainsi que la chambre du conseil s’y trouvent. Normalement, le bloc devrait pouvoir accueillir jusqu’à 18 détenus; actuellement, il ne comporte que 5 blocs au lieu de 9.
Selon certaines informations parues dans la presse locale, il n'y aurait que très peu de chances que les travaux de rénovation du palais de justice débutent en 2016, comme c’était initialement prévu. En effet, le chantier est colossal et les problèmes d’infrastructure ne cessent de s’accumuler.
Par ailleurs, il semblerait que le projet d’achat ou de location d’espaces dans le nouveau bâtiment construit par T.Palm, situé juste en face du palais de justice, constitue un dossier qui n'avance plus.
J’ai donc déposé une question à votre excellent collègue ministre de la Régie des Bâtiments, que Mme Jadin et moi-même suivrons pas à pas dans ce dossier. Actuellement, il devient difficile d'encore rendre la justice à Verviers, ce qui nous paraît particulièrement interpellant.
Monsieur le ministre, pouvez-vous nous assurer de votre volonté de voir évoluer les travaux au sein du palais de justice de Verviers?
Pouvez-vous garantir la volonté de maintenir un outil judiciaire performant et les investissements qui vont de pair à Verviers?
Que comptez-vous mettre en oeuvre pour favoriser l’accessibilité des lieux d’audience aux justiciables et pour améliorer les conditions de travail au personnel judiciaire?
Dans quel délai peut-on espérer une amélioration de la situation?
Quelles initiatives comptez-vous prendre, en étroite collaboration avec M. Jambon, afin d'apporter des solutions à ce dossier?
04.03 Koen Geens, ministre: Monsieur le président, chers collègues, je souhaiterais tout d'abord dire hors rapport que je connais assez bien la région verviétoise pour avoir énormément collaboré avec les collègues de Liège. Nous nous sommes fréquemment réunis à Stavelot ou à Verviers. Toutefois, je ne connaissais pas les détails du bâtiment que vous m'évoquez.
Les problèmes liés à l'hébergement des juridictions verviétoises sont bien connus de mes services. En collaboration avec la Régie des Bâtiments, certaines mesures ont déjà été prises afin de disposer d'espaces supplémentaires temporaires pour héberger principalement des archives - dans un ancien bâtiment des Finances sis en Crapaurue et dans un bâtiment loué, les anciens établissements Manumeubles. Sous réserve de confirmation par la Régie des Bâtiments, la mise à disposition de cet espace est prévue pour mars 2015.
Dans cette attente, la direction Infrastructure de la DGOJ a déjà réalisé l'implantation des rayonnages et engagé les budgets nécessaires. Les demandes d'offres pour le déménagement des archives sont en cours de rédaction.
Dans la mesure où les problèmes sont liés à l'hébergement des services, les propositions de solutions structurelles doivent émaner de la Régie des Bâtiments. Un groupe de travail rassemblant des représentants de la Régie, de la direction Infrastructure du SPF Justice et des autorités judiciaires locales a été mis en place dans ce cadre.
Quant à l'étude des travaux à réaliser, une brève présentation de ces travaux a été proposée aux membres du groupe de travail, sans que toutefois un rapport complet ne soit remis. Mon collègue ayant dans ses attributions la Régie des Bâtiments sera plus à même de vous donner une réponse précise à cette question.
En ce qui concerne les autres questions, je ne peux également, comme vous l'avez déjà signalé vous-même, que vous renvoyer vers mon collègue en charge de la Régie des Bâtiments. Je promets que je collaborerai avec lui dans les meilleures conditions pour que Verviers ne souffre pas de trop de retard.
04.04 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. J'en conclus deux choses. Il existe une volonté de remettre en ordre les infrastructures judiciaires à Verviers en lien avec la réforme du paysage judiciaire. Vous dites très justement que des besoins ont été exprimés par votre département. Je déduis donc de la réponse que vous nous avez donnée qu'il y aura donc un suivi quant à la garantie des infrastructures sur place. C'est une bonne chose et je m'en réjouis. Dans le cadre de cette réforme du paysage judiciaire, il faut aussi pouvoir donner aux membres de l'Ordre judiciaire (aux fonctionnaires, etc.) un délai dans lequel ils peuvent espérer travailler dans des conditions adéquates.
J'adresserai également cette question à votre collègue en charge de la Régie des Bâtiments.
04.05 André Frédéric (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je me demande quand même si je ne commence pas à être atteint de surdité car je n'ai pas entendu la même chose que Mme Jadin!
J'ai entendu qu'un certain nombre de remèdes transitoires et temporaires allaient être appliqués pour accueillir les archives et les séances mais je n'ai entendu aucun engagement ferme concernant les travaux à entreprendre et leur financement. Je sais que ceci relève du ministre en charge de la Régie des Bâtiments mais je pense que le ministre de la Justice est également concerné. Je ne voudrais pas que la priorité des choix qui seront posés fasse fi d'une réalité dans certaines parties du pays parce que les préoccupations ne sont pas toujours les mêmes ici et là!
Dès lors, sachez que nous serons, majorité et opposition, extrêmement attentifs à ce qu'on ne délaisse pas un arrondissement qui est déjà nettement appauvri.
Mme Jadin s'interrogeait sur la prison mais elle est fermée car les détenus pouvaient passer la main à travers les murs, vers l'extérieur! Nous avons de grosses craintes sur l'avenir du service public en matière de justice à Verviers. Même si vous ne détenez pas les cordons de la bourse, vous êtes responsable de la justice dans ce pays!
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
05 Question de Mme Kattrin Jadin au ministre de la Justice sur "la reconstruction de la prison de Verviers" (n° 276)
05 Vraag van mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Justitie over "de heropbouw van de gevangenis van Verviers" (nr. 276)
05.01 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, sous la législature précédente, le gouvernement fédéral a avalisé le projet d'infrastructures Masterplan 3, que votre prédécesseur, Mme Turtelboom, avait concocté. Y figurait le projet de reconstruction de la prison de Verviers.
Comme M. Frédéric vient de l'expliquer, la prison de Verviers a dû être fermée, voici trois ou quatre ans, par le bourgmestre de l'époque en raison de l'état du bâtiment. On ne pouvait plus y garantir la sécurité des personnes qui y travaillaient et des personnes incarcérées.
Sous la précédente législature, il a été décidé de reconstruire cette prison sur le même site car les enceintes avaient été correctement aménagées par les services de la Régie des Bâtiments et correspondent aux normes de sécurité actuelles. Cette nouvelle prison aurait la même capacité d'accueil, à savoir 300 personnes.
Monsieur le ministre, ce qui m'intéresse est de savoir comment vous traiterez ce dossier extrêmement important pour notre région. J'en veux pour preuve deux éléments essentiels: tout d'abord, les infrastructures judiciaires qui seront encore implantées à Verviers à la suite de la réforme du paysage judiciaire; ensuite, vous le savez certainement, il existe un arrondissement judiciaire d'Eupen de langue allemande sur lequel n'existe aucune prison. Il faudra donc de toute manière en avoir une dans la région.
Maintenez-vous cette décision de reconstruction sur l'ancien site, monsieur le ministre?
05.02 Koen Geens, ministre: Monsieur le président, madame Jadin, le dossier de la prison de Verviers fait en effet partie du Masterplan 3.
Le gouvernement précédent avait donné son accord de principe quant à la poursuite de l'analyse du Masterplan 3 en termes de faisabilité et de nécessité. Ce travail doit continuer, comme le prévoit d'ailleurs l'accord de gouvernement.
Je ne puis donc donner pour l'instant qu'une réponse générique sur la question, comme je l'ai d'ailleurs fait la semaine dernière à propos de la prison de Leopoldsburg. Je ne peux donc m'étendre avec précision au risque de donner l'impression de vouloir avantager une région plutôt qu'une autre. L'accord gouvernemental est générique à ce sujet et je ne puis donc pas vous communiquer davantage d'informations sur ce dossier précis.
Néanmoins, je vous tiendrai au courant des évolutions futures et aussi rapidement que faire se peut.
05.03 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Voilà longtemps que je suis ce dossier! Je sais que, à la suite de cette décision, le département de la Justice ayant déjà exprimé ses besoins au mètre carré et les ayant transmis aux services de la Régie des Bâtiments, ceux-ci ont déjà entamé les études nécessaires pour connaître les besoins au mètre carré de cette nouvelle prison et le délai dans lequel elle sera construite.
Ensuite, il appartiendra au gouvernement de choisir le type de marché: financement alternatif, marché européen, etc. Mais de toute évidence, il importe de revenir le plus rapidement possible sur le contenu de ce Masterplan, l'infrastructure et les investissements qui devront encore être réalisés pour la Justice dans ce pays. Je ne manquerai pas de revenir ultérieurement sur ce dossier.
Het incident is gesloten.
- Mme Kattrin Jadin au ministre de la Justice sur "le renouvellement des CDD du SPF Justice" (n° 281)
- Mme Zakia Khattabi au ministre de la Justice sur "des coupes budgétaires en matière de personnel dans les établissements pénitentiaires" (n° 338)
- M. Éric Massin au ministre de la Justice sur "le personnel des établissements pénitentiaires et de défense sociale" (n° 436)
- mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Justitie over "de verlenging van de arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd bij de FOD Justitie" (nr. 281)
- mevrouw Zakia Khattabi aan de minister van Justitie over "de bezuinigingen op het stuk van personeel in de strafinrichtingen" (nr. 338)
- de heer Éric Massin aan de minister van Justitie over "het personeel van de strafinrichtingen en de inrichtingen tot bescherming van de maatschappij" (nr. 436)
06.01 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le ministre, au sein du personnel du SPF Justice, la rumeur dit qu'une partie des contrats à durée déterminée ne seront pas renouvelés. Les personnes concernées sont actuellement dans l'attente d'une confirmation de cette nouvelle et souhaitent savoir si leur poste est concerné.
Mes questions sont assez simples quoique multiples. Pouvez-vous confirmer cette information, monsieur le ministre? Pouvez-vous détailler cette décision le cas échéant?
Je souhaiterais également savoir selon quels critères on déterminera les contrats qui seront renouvelés et ceux qui ne le seront pas? Une étude sur les besoins en matière de personnel des différents services est-elle menée? Examine-t-on les performances des différents membres du personnel concernés? Dans quel délai les personnes dont le contrat ne sera pas renouvelé seront-elles informées? Leur sera-t-il possible d'argumenter sur la nécessité de maintenir leur fonction? Dans le cas d'un non-renouvellement, resteront-elles dans une réserve de recrutement pour la suite?
06.02 Zakia Khattabi (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, après l'annonce des coupes dans les budgets de fonctionnement de votre département, nous avons appris avec effarement qu'une décision de ne pas renouveler l'ensemble des CDD dans les établissements pénitentiaires, en ce compris l'établissement de défense sociale de Paifve, a été communiquée aux établissements en date du 24 octobre dernier par le comité de direction de votre département.
Confirmez-vous cette information? Le cas échéant, combien de contrats au total ne seront pas renouvelés? Quelles institutions sont précisément concernées, à concurrence de combien de contrats et quels sont les profils de fonction touchés?
Dans quels délais les derniers contrats arriveraient-ils à échéance? Avez-vous évalué l'impact d'une telle mesure sur le bon fonctionnement des institutions et sur la garantie du respect des droits fondamentaux des personnes détenues et/ou internées?
06.03 Éric Massin (PS): Monsieur le ministre, le comité de direction du P&O Justice a communiqué, le 24 octobre 2014, la décision – ce n'est donc pas une rumeur – selon laquelle les contrats à durée déterminée au sein des établissements pénitentiaires et des établissements de défense sociale ne seraient pas reconduits.
En revanche, vous avez récemment déclaré en commission que, vu le cycle de mutation des agents entre les fermetures de prisons et l'ouverture de nouvelles prisons, il y avait, pour l'instant, trop de personnel auprès de la DG EPI mais que, dans le même temps, il en manquait dans d'autres établissements.
Monsieur le ministre, votre constat d'excès de personnel me paraît quelque peu optimiste. Avez-vous déjà pu identifier le personnel en carence et celui en excès au sein des différentes prisons et des différents établissements de défense sociale? Combien de contrats CDD devraient-ils ne pas être renouvelés? S'agit-il de tous les contrats à durée déterminée ou non? Quels sont les établissements qui seront touchés et à concurrence de combien d'emplois? N'y a-t-il pas lieu d'attendre un état des lieux complet et une mise en circuit totale des nouvelles prisons avant de prendre la décision de ne pas renouveler les contrats? Ne risque-t-on pas de mettre des personnes sur le carreau et d'en réengager dans les semaines ou mois à venir? Comment garantir que toutes les tâches seront toujours accomplies sans le renouvellement de ces contrats?
06.04 Koen Geens, ministre: Monsieur le président, chers collègues, compte tenu de l'arrêt des recrutements décidé par le gouvernement le 10 septembre dernier et des économies que le SPF Justice doit réaliser sur les crédits du personnel, le comité de direction du SPF Justice a décidé que certains contrats de travail à durée déterminée prenant fin cette année civile ne seraient éventuellement pas prolongés, ce sur la base d'une analyse approfondie et individualisée. Il est principalement question des fonctions au sein des établissements pénitentiaires et au sein des services centraux.
En revanche, cette décision ne s'applique pas aux membres du personnel des maisons de justice qui seront de la compétence des Communautés à partir du 1er janvier 2015, dans le cadre de la sixième réforme de l'État. Vu le transfert des budgets comme prévu par la loi de financement et sur la base de l'accord obtenu de la part de chacune des Communautés, il a été possible de renouveler les contrats de travail à durée déterminée de ces agents au-delà du 1er janvier 2015.
Il a été expliqué aux organisations syndicales, lors du dernier comité supérieur de concertation qui s'est tenu le 24 octobre dernier, que chaque contrat à durée déterminée venant à échéance ferait l'objet d'un examen approfondi par le comité de direction du SPF. Cet examen se fera en prenant en considération plusieurs critères comme le type de fonction occupée, la fonction clef, la durée, la qualité des prestations, le service où les prestations sont accomplies. L'approche sera individualisée.
Les contrats de remplacement ne tombent pas sous cette mesure et perdureront tant que le fondement de leur octroi (membres du personnel en interruption de carrière ou, par exemple, 4/5 temps) ne change pas.
Le SPF Justice s'engage à communiquer aux personnes concernées les décisions sur le renouvellement ou non de leur contrat aussi vite que possible.
Si elles ont été engagées sur la base d'une réserve constituée lors d'un examen statutaire, elles seront réintégrées dans cette réserve et elles conserveront tous leurs droits en tant que lauréates de cette réserve. Au total, il s'agissait d'un nombre limité de contrats. Lors d'une concertation syndicale que nous avons eue le 4 novembre, le chiffre de 33 contrats venant à échéance entre 2014 et 2016 a été cité.
J'en arrive à la question de M. Massin, qui a été déposée ce matin et qui a été jointe aux deux autres questions. C'est une tradition que je ne connaissais pas mais que j'apprécie beaucoup dans cette commission. Monsieur Massin, je crois que vous ne serez pas satisfait de ma réponse provisoire.
Votre lecture de la réponse que j'ai donnée lors de notre dernière réunion est un peu optimiste. J'ai dit que dans certaines prisons, il y avait trop de personnel. Je n'ai pas dit qu'il y avait trop de personnel auprès de la DG EPI. Dans certaines prisons, il y a trop de personnel et j'ai dit qu'on ne pouvait pas déménager du personnel de Lantin vers Leuze-en-Hainaut parce que c'est trop loin. Il faut donc gérer ce déséquilibre, qui est, entre autres, le résultat de la fermeture de la prison de Verviers. Il faut gérer cette surabondance dans certaines prisons. D'une part, nous le ferons par une meilleure allocation du personnel dans la mesure du possible. D'autre part, cet excès de personnel sera réglé de façon automatique par les congés avant pension, etc. Je ne crois donc pas que cette surabondance de personnel sera de longue durée.
Pour le reste, je peux revenir sur ce sujet à l'occasion d'une nouvelle question de votre part.
06.05 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, merci pour toutes ces réponses très complètes. J'entends, et les derniers éléments m'ont encore fait penser, que tout cela a quand même été fait avec une méthode, de manière prévisible, et qu'il y a eu une concertation.
Ce n'est évidemment pas facile pour les personnes concernées dont le contrat n'est pas reconduit, cela va de soi. J'entends aussi qu'avec certains départs, certaines carences pourraient peut-être être comblées dans un proche avenir selon les localités concernées. C'est ce que je retiens. Je vous remercie pour vos réponses.
06.06 Zakia Khattabi (Ecolo-Groen): Monsieur le président, je suis loin de partager l'optimisme de ma collègue.
06.07 Kattrin Jadin (MR): Voilà qui est étonnant!
06.08 Zakia Khattabi (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, d'abord, vous n'avez pas répondu à toutes mes questions, notamment celle relative à l'impact sur le bon fonctionnement des institutions et sur le respect des droits fondamentaux de certaines personnes détenues ou internées. Sur le cas précis de Paifve, je n'ai pas eu de réponse.
Dans sa déclaration de politique générale, ce gouvernement s'engage à rendre effective notamment la loi sur les internés, ce que nous avons applaudi; mais à la lecture de la lettre qui a été envoyée aux établissements, et suite aux craintes du personnel de Paifve, nous nous demandons comment vous allez atteindre cet objectif.
Je pense que la question que nous soulevons ici met en lumière, s'il le fallait encore, le non-sens des mesures d'économies linéaires. Vous faites partie d'un gouvernement qui a pris cette décision, donc vous en êtes la victime, comme nous. J'ai envie de vous laisser cette carte-là, et de vous dire qu'en tout cas, vous nous trouverez comme alliés à vos côtés, monsieur le ministre, pour revendiquer auprès de ce gouvernement qu'à l'instar de certains établissements scientifiques et culturels, une exception soit faite pour le département de la Justice et précisément sur cet aspect-là.
Prendre une mesure d'économie linéaire, dans ce cas-ci, sans en connaître les conséquences sociales et humaines, pour les travailleurs mais aussi pour les détenus ou les internés, me semble augurer de problèmes autrement plus sérieux que votre gouvernement provoquerait alors s'il s'obstinait dans ces mesures d'économies linéaires.
Donc, je vous le dis et je vous le répète, monsieur le ministre, vous nous trouverez à vos côtés dans la revendication d'une révision de cette décision d'économie linéaire. Je trouve que l'enjeu est fondamental ici pour qu'en effet, je le répète, vous nous trouviez à vos côtés dans cette revendication.
Je reviendrai sur l'impact de cette mesure sur le bon fonctionnement des institutions, parce que je n'ai pas eu de réponse.
06.09 Éric Massin (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, merci pour vos réponses. Désolé pour l'arrivée tardive de ma question, pourtant déposée lundi, juste avant le jour férié du 11 novembre. Dommage que je ne puisse vous envoyer les questions par e-mail: je me dois de passer par les services de la Chambre.
Je me permettrai de revenir vers vous ultérieurement. En effet, au-delà des éléments que vous mentionnez, c'est-à-dire 33 contrats visés, qu'il serait mis fin à certains et qu'il serait procédé à des engagements à d'autres endroits, en fonction des lieux présentant des surnuméraires ou des carences, la situation mériterait d'être davantage analysée. De fait, il me paraît étrange et désagréable sans doute pour les intéressés d'observer que certains contrats de travail ne seront pas renouvelés alors que d'autres prisons envisagent de nouveaux engagements.
Au-delà de cet aspect, ce qui m'inquiète c'est la continuité du service public. Comme vous avez parlé d'un examen approfondi de chacun des dossiers, tant sur la durée, la qualité, la nature, les services, les établissements, j'espère qu'on n'en arrivera pas à certaines difficultés au sein de l'un ou l'autre établissement pénitentiaire, surtout sachant que, dans certains d'entre eux, un ou deux surveillants seulement sont prévus pour l'entièreté d'une aile. De telles conditions mènent à la pénibilité du travail voire à sa dangerosité, ce que, je l'espère, il sera possible d'éviter.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vragen nrs 286, 287 en 288 van de heer Maingain worden uitgesteld.
07 Vraag van de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de achterstallige facturen en de grote tekorten op de gewone werkingskredieten bij de FOD Justitie" (nr. 293)
07 Question de M. Stefaan Van Hecke au ministre de la Justice sur "les factures en souffrance et le manque grave de crédits de fonctionnement ordinaires au SPF Justice" (n° 293)
07.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het is niet mijn bedoeling om u hetzelfde antwoord te laten geven als in de plenaire vergadering, maar enkele heel specifieke vragen over de gewone werkingskredieten zijn nog niet aan bod gekomen in de vragen die u beantwoord hebt in de plenaire vergadering en uiteraard wens ik alleen een antwoord op die specifieke vragen.
De tekorten op de gewone werkingskredieten blijken heel duidelijk uit een nota van de FOD Justitie van 28 oktober aan het directiecomité, waarin toch wel aan de alarmbel wordt getrokken: "alle gewone werkingskredieten voor het jaar 2014 zijn opgesoupeerd".
De voorbeelden die gegeven worden zijn heel duidelijk. Door het niet betalen of laattijdig betalen zijn er bedrijven over kop gegaan. De nota van de FOD Justitie vermeldt expliciet een bekende Gentse wetenschappelijke boekhandel die vooral gekend is in juridische middens en waar ook bijdragen van u zijn verschenen, maar ook andere juridische uitgeverijen komen zwaar in de problemen.
Er zijn ook hoge schulden bij De Post, de openstaande schulden lopen op tot 12 miljoen euro, hierop werden ook reeds interesten betaald.
Men zegt ook dat men eigenlijk geen budget meer heeft om gas, water en elektriciteit te betalen, alleen voor postzegels is er een budget dit jaar.
Die situatie komt bovenop alle andere problemen met de facturen, waarop u reeds geantwoord hebt, met experts en personeelsproblemen.
Mijn specifieke vragen over de gewone werkingskredieten zijn de volgende.
Kunt u de cijfers in de nota van 28 oktober aan het directiecomité bevestigen en kunt u de inhoud van de nota bevestigen?
Welke gevolg heeft het directiecomité gegeven aan deze nota?
Ik heb ook gevraagd welke initiatieven u zou nemen om bijkomende budgetten te recupereren. U hebt daarop in de plenaire vergadering geantwoord en ik neem aan dat dit ook geldt voor dit budget. U zei dat u geblokkeerde budgetten kunt vrijmaken en kunt putten uit een reserve van 40 miljoen euro.
Hoeveel verwijlintresten werden er de laatste drie jaren betaald als gevolg van de laattijdige betaling van niet-betwiste facturen?
Dan is er nog het specifieke punt van onderhoudswerken, die ook in deze nota aan bod komen. Justitie heeft geïnvesteerd in de veiligheid van gebouwen, maar die moeten ook regelmatig onderhouden worden, want anders zullen de systemen niet meer functioneren, en op het terrein zijn reeds enkele problemen gekend. Op welke manier zult u daarop de nodige antwoorden geven?
07.02 Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van Hecke, ik dank u voor het feit dat u zich aansluit bij de bekommernissen van de collega’s Brotcorne en Temmerman, waarop ik vorige donderdag in de plenaire vergadering reeds een eerste antwoord heb mogen geven.
U volgt mij natuurlijk in real time, want u bent er zich met mij van bewust dat er maar één werkdag is geweest tussen vorige donderdag en vandaag. Op die dag hebben wij natuurlijk heel hard gewerkt.
Uw bekommernissen betreffen een deel van de tot nu toe geïnventariseerde achterstallen, met name de bestendige uitgaven voor de aankoop van niet-duurzame goederen en van diensten, die deel uitmaken van de werkingskosten binnen het bestaansmiddelenprogramma van de organisatieafdeling 56 Gewone Rechtsmachten.
De interne nota waaruit u citeert, is slechts een van de elementen van het dossier achterstallen. De hoofdzaak is dat eerst de juiste inventaris wordt voorgelegd. Vorige donderdag gaf ik aan dat, op basis van de cijfers die volgens mijn administratie in het boekhoudingsysteem waren ingebracht, op 5 november voor een totaalbedrag van 136 miljoen euro facturen openstonden.
Voor de basisallocatie waarnaar u verwijst – die enkel de gewone werkingskosten betreft – gaat het in totaal om 3 578 facturen voor een bedrag van 13 miljoen euro. Hiervan dateren er 662 facturen van voor 1 augustus 2014 voor een bedrag van 5 miljoen euro. Er zijn 57 facturen ouder dan 1 januari 2014, doch per saldo zijn er wat dat betreft meer creditnota’s dan debetnota’s. Soms is er dus ook goed nieuws.
Naast de inventarisatie herinner ik u aan enkele van de actiepunten, zonder mij te veel te willen herhalen, zoals ik ze donderdag heb aangekondigd. Wat kan worden betaald, moet zo snel mogelijk worden betaald. Eerstdaags wordt door de FOD een bijkomende schijf kredieten vrijgegeven. Waar mogelijk zullen herverdelingen tussen basisallocaties worden doorgevoerd.
Mijn administratie bereidt een aanvraag voor – dat is het tweede punt – aan de minister van Begroting om zo snel mogelijk de bijkomende administratieve blokkeringen, waaronder de door u geciteerde 7 miljoen euro, voor gewone werkingskosten Rechterlijke Orde te kunnen aanwenden voor de aanzuivering van achterstallen.
Ten derde, in de mate waarin onder de achterstallen juridisch beslechte betwistingen schuilen, zal hiervoor aanspraak worden gemaakt op de interdepartementale provisie.
Ten vierde, bijkomende middelen zullen ten laatste tegen de eerstvolgende begrotingscontrole worden geclaimd op basis van een gedetailleerde radioscopie.
Ten vijfde, de interne controle moet worden aangescherpt. Men moet er meer bepaald over waken dat zowel bestelbons als facturen correct en tijdig worden geregistreerd.
Ten zesde, naast de verscherpte controle worden er ook maatregelen uitgewerkt om bij het beheer van zulke transacties desgevallend gepaste reorganisaties door te voeren. De veiligheid van het personeel en de burgers zullen prioritair worden verzekerd. De achterstallen moeten zo snel mogelijk worden aangezuiverd. Dit neemt niet weg dat men ook op de gewone werkingskosten moet kunnen besparen, onder andere op energieverbruik, kantoorbenodigdheden, postzegels en interne facturatie zoals bijvoorbeeld tussen de FOD en haar eigen Regie der Gevangenisarbeid.
07.03 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Ik merk dat u de inhoud van de nota van 28 oktober 2014 niet ontkent of bestrijdt en meer specifiek de zin waarin wordt gezegd dat er al drie bedrijven failliet zijn gegaan door het niet of laattijdig betalen. Het betreft een interne nota en het is voor alle duidelijkheid ook niet uw verantwoordelijkheid. Het is heel erg dat bedrijven zoals een gereputeerde wetenschappelijke uitgeverij in het Gentse door jarenlange wanbetalingen in zware financiële moeilijkheden komen.
Ik had ook vragen gesteld over intresten die betaald zijn op laattijdig betaalde facturen. Ik geloof dat het cijfer niet kon worden meegedeeld. Ik zal het schriftelijk navragen. Ik hoop met u dat de nodige budgetten heel snel kunnen worden verhoogd. U ziet dat wij vanuit de oppositie op dat vlak altijd heel meegaand zijn. We kunnen het evenwel niet alleen. Ik hoop echt dat het gebeurt.
Vanuit de juridische wereld komen heel veel signalen dat het water hen aan de lippen staat. De kwaliteit van de dienstverlening staat onder druk. Het is in ieders belang dat de rechterlijke macht zo snel mogelijk zuurstof krijgt om te doen wat ze moet doen: recht spreken op een kwalitatieve manier.
07.04 Minister Koen Geens: Mijnheer Van Hecke, ik weet dat ik niet het laatste woord heb. Ik heb iets niet ontkend maar dat wil niet zeggen dat ik het beaam. U verwijst naar de nota en naar de drie bedrijven die failliet zouden gegaan zijn. U hebt mij daar niet specifiek naar gevraagd. Er is dus ook geen specifiek onderzoek naar gevoerd. Ik zou niet graag hebben dat u uit mijn niet-ontkenning een beaming afleidt.
07.05 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, u bent natuurlijk zo slim om dat nog eraan toe te voegen, maar ik begrijp het ook. Ik had het inderdaad niet uitdrukkelijk gevraagd, maar mocht het niet waar geweest zijn, dan had ik misschien wel van u verwacht dat u gezegd zou hebben dat wij moeten opletten en misschien niet alles uit die nota voor waar aannemen. Het staat uiteraard wel in een officieel document van de FOD Justitie.
De enige conclusie is dat wij ervoor moeten opletten dat bedrijven niet in de problemen komen door laattijdige betalingen. Het gaat ook over zelfstandigen. Het zou heel erg zijn, mocht dat in de toekomst nog de oorzaak zijn van financiële problemen bij bepaalde bedrijven.
L'incident est clos.
Le président: La question n° 307 de Mme Özen est transformée en question écrite.
08 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Justitie over "het tekort aan griffiepersoneel" (nr. 316)
08 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au ministre de la Justice sur "le manque de personnel de greffe" (n° 316)
08.01 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, al een tijdje vang ik signalen op uit onze rechtbanken en griffies over problemen door een tekort aan griffiepersoneel. Redenen daarvoor zijn onder andere de periode van lopende zaken tijdens dewelke geen benoemingen zijn gebeurd. Ook hebben wij in de Kamer nieuwe wetgeving goedgekeurd, onder meer over de oprichting van de familierechtbank, waarvan het de bedoeling is dat dit voor het griffiepersoneel werk zal uitsparen. Tijdens de opstartfase is er evenwel bijkomend werk voor het griffiepersoneel. Ik kan nog andere redenen opnoemen, maar ik beperk mij nu tot deze.
Vanwege die situatie zouden er momenteel kennelijk ongeveer 450 vacatures voor griffiepersoneel openstaan. Naar verluidt is er in Kortrijk en Ieper een tekort van 30 % aan griffiers en in Gent een tekort van 25 %. Een en ander wordt opgelost met verschuivingen en mutaties. Door de hervorming van het justitielandschap moet dat ook makkelijker zijn dan vroeger, maar toch is het probleem vandaag acuut.
In mijn ingediende vraag heb ik ook het voorbeeld vermeld van een vredegerecht waar geafficheerd staat dat de griffie niet open zal zijn op de uren die nochtans volgens het wetboek zijn voorzien, wegens een tekort aan personeel.
Mijnheer de minister, daarom vraag ik naar uw reactie.
Is het aantal vacatures dat niet of niet onmiddellijk wordt ingevuld en dat ik vernoemd heb, correct? Kloppen de percentages in de respectievelijke rechtbanken en hebt u eventueel een meer volledig overzicht?
Ik weet dat u nog niet zo lang minister van Justitie bent en dat u niet alles in een keer kunt oplossen, maar ik wil u toch vragen welke maatregelen u intussen al hebt genomen.
Welk antwoord biedt u als verantwoordelijke minister op die problemen die op het terrein nog altijd gesignaleerd worden?
08.02 Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Lahaye-Battheu, op 1 april vond de hervorming van het gerechtelijk landschap plaats, waarbij van 27 naar 13 rechtbanken van eerste aanleg werd overgestapt en waarbij de vroegere rechtbanken als afdelingen blijven bestaan.
De hoofdgriffiers van de rechtsmachten staan in voor de verdeling van de personeelsleden over de griffies. Momenteel zijn er 313 vacatures van griffier, waarvan een groot deel bij de Brusselse rechtsmachten, namelijk 159, waar de tweetaligheid is vereist voor een deel van de griffierfuncties.
Voor een gedeelte van deze rechtsmachten werd in juni 2014 in een publicatie van vacatures voorzien. Deze selecties worden momenteel afgerond.
Teneinde de ondersteuning aan de magistratuur niet in het gedrang te brengen, bestaat de mogelijkheid om personeelsleden tijdelijk een opdracht tot griffier toe te kennen en hen binnen de budgettaire marges aan de basis te vervangen.
Ik wil nog opmerken dat deze techniek reeds wordt toegepast voor een groot deel van de 313 voormelde vacatures. Ik sta open voor de voorstellen van de betrokken hoofdgriffiers om deze techniek desgevallend op de andere vacatures toe te passen.
U maakt melding van de situatie in Kortrijk en Ieper, beiden afdelingen van de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen. De bezetting van het griffierskader is 92,5 % voor de volledige rechtsmacht.
Wat betreft de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, is de bezettingsnorm van het griffierskader momenteel 86,6 %. Ik dien hierbij op te merken dat voor deze laatste rechtsmacht momenteel de benoeming voor 4 griffiers wordt gefinaliseerd.
Het lijdt geen twijfel dat er binnen de budgettaire marges opnieuw vacatures van griffier zullen worden gepubliceerd.
08.03 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vragen nrs 25, 26 en 27 van mevrouw Temmerman worden omgezet in schriftelijke vragen.
De heer Maingain is niet komen opdagen. Zijn vragen nrs 287 en 288 worden uitgesteld. De heer Terwingen is afwezig. Zijn vragen nrs 369 en 376 worden uitgesteld.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.50 uur.
La réunion publique de commission est levée à 15.50 heures.