Commission des Finances et du Budget

Commissie voor de Financiën en de Begroting

 

du

 

Mercredi 2 avril 2014

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 2 april 2014

 

Namiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.14 uur en voorgezeten door de heer Frank Wilrycx.

La séance est ouverte à 14.14 heures et présidée par M. Frank Wilrycx.

 

01 Vraag van de heer Frank Wilrycx aan de staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris voor de Regie der Gebouwen en Duurzame Ontwikkeling, toegevoegd aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de nieuwe gevangenis te Merksplas" (nr. 22721)

01 Question de M. Frank Wilrycx au secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, et secrétaire d'État à la Régie des Bâtiments et au Développement durable, adjoint au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "la nouvelle prison de Merksplas" (n° 22721)

 

01.01  Frank Wilrycx (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, na de recente creatie van bijkomende gevangeniscapaciteit, onder andere in de gemeente Beveren, blijkt uit de Ministerraad van 28 februari 2014 dat via masterplan 3 nog zeven extra locaties zijn geselecteerd om een nieuwe penitentiaire instelling te huisvesten.

 

Met uitvoering van masterplan 2 werd ook de nieuwbouw en renovatie van de strafinstelling van Merksplas in het vooruitzicht gesteld.

 

Ik had ter zake graag een stand van zaken gekregen.

 

Ten eerste, hoe ver zijn de plannen voor de nieuwe gevangenis op de huidige site gevorderd?

 

Ten tweede, worden in afwachting van de nieuwe gevangenis ook nog restauratiewerken aan het huidige verouderde gebouw gepland?

 

01.02 Staatssecretaris Servais Verherstraeten: Op 19 december 2008 besliste de Ministerraad dat er te Merksplas zou voorzien worden in een vervangbouw en in renovatie. Bij de toenmalige beslissing werd ervan uitgegaan dat het oude cellulair deel afgebroken kon worden en in de plaats hiervan nieuwe werkateliers zouden komen. Uit overleg met onder andere de Vlaamse bouwmeester en de administratie Onroerend Erfgoed bleek het niet haalbaar om de cellulaire delen af te breken wegens een te grote historische waarde en bescherming als monument. Tevens bevindt de site zich in een beschermd landschap. Voor de landloperkolonies van Merksplas en Wortel wordt ook een dossier voorbereid voor erkenning als werelderfgoed bij UNESCO.

 

Het voornemen van de FOD Justitie om nieuwbouw voor 440 gedetineerden op te richten en de resterende gebouwen in te richten voor 230 geïnterneerden en de eis van de administratie Onroerend Erfgoed om de bestaande gebouwen te behouden, is een moeilijke evenwichtsoefening. Dat dwingt ons ertoe verder onderzoek te voeren naar de mogelijkheden van de bestaande site in relatie tot het behoefteprogramma van Justitie en de eis omtrent de historische waarde van de bestaande gebouwen. Dat dient te resulteren in een masterplan voor de site dat de behoefte van Justitie en de eisen van de dienst Onroerend Erfgoed moet verzoenen.

 

De regie heeft reeds een beperkt masterplan in eigen beheer uitgevoerd. Dat heeft al heel wat relevante informatie opgeleverd en wordt voortbesproken met de betrokken actoren. Er is nu evenwel nood aan een meer gedetailleerd plan, waarvoor de hulp zal worden ingeroepen van een extern studiebureau. De regie is momenteel bezig met de opmaak van het bestek en de bedoeling is om zo snel mogelijk de procedure ter zake op te starten.

 

Het masterplan zal meer duidelijkheid moeten scheppen omtrent de toekomst van de site, maar in tussentijd zullen uiteraard de nodige instandhoudings- en onderhoudswerken uitgevoerd worden, die de gevangenis van Merksplas operationeel moeten houden.

 

U bent er uiteraard van op de hoogte dat het dossier rond de gevangenis van Merksplas zowel voor u als voor mezelf een belangrijk dossier is en ik volg het samen met u met grote belangstelling van nabij, en zal u ook steeds van alle verdere stappen op de hoogte houden.

 

Ik kan u bevestigen dat de nieuwbouw en de renovatie van de gevangenis van Merksplas een prioriteit voor de federale overheid blijven en dat werd recent nog eens geconfirmeerd door het kernkabinet en de federale regering.

 

Dus, er komt een masterplan met een bestek dat streeft naar een evenwicht tussen, enerzijds, de voorwaarden van de dienst Onroerend Erfgoed en, anderzijds, de terechte vragen van Justitie.

 

01.03  Frank Wilrycx (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, het is inderdaad een heel belangrijk project voor de Kempen: er werken ongeveer 700 werknemers in die strafinrichting en de huidige toestand wordt erger en erger. Dus naast instandhoudingwerken is het zeker noodzakelijk dat er geïnvesteerd wordt in nieuwbouw. Ik hoop ook dat er daarvoor begrip is van de dienst Onroerend Erfgoed.

 

Natuurlijk moet het waardevolle karakter van die site behouden blijven, maar werkgelegenheid is toch iets belangrijker dan het karakter van de site. Ik hoop dat u een bondgenoot bent om daaraan voort te werken.

 

01.04 Staatssecretaris Servais Verherstraeten: Zonder meer.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Zo komen wij bij de heer Francken voor zijn vraag.

 

01.05  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik zou willen vragen of ik de schriftelijke antwoorden op mijn vragen kan krijgen. Het betreft hier immers schriftelijke vragen waarop ik niet tijdig een antwoord heb gekregen. Het gaat om de vragen nr. 22513, nr. 22866 en nr. 22869.

 

01.06 Staatssecretaris Servais Verherstraeten: Er staan inderdaad heel veel cijfers in die vragen. Het feit dat wij de termijn voor de beantwoording van de vragen niet hebben gehaald, mijnheer Francken, heeft er ook mee te maken dat dit wel enig administratief opzoekingwerk van de Regie der Gebouwen vraagt. Ik heb de antwoorden hier. Ik zal ze u geven. Wat mij betreft doen wij alsof de vragen en antwoorden zijn uitgesproken, ofwel zetten wij ze als het ware om in een schriftelijke vraag.

 

02 Vraag van de heer Carl Devlies aan de staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris voor de Regie der Gebouwen en Duurzame Ontwikkeling, toegevoegd aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "het Luxemburgcollege en het gerechtsgebouw te Leuven" (nr. 23014)

02 Question de M. Carl Devlies au secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, et secrétaire d'État à la Régie des Bâtiments et au Développement durable, adjoint au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "le Collège de Luxembourg et le palais de justice de Louvain" (n° 23014)

 

02.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, vooraleer wij het seizoen afsluiten, wil ik u toch nog een laatste vraag stellen, over de activiteiten van de Regie der Gebouwen in, uiteraard, Leuven.

 

Globaal gezien zijn wij tevreden met de inspanningen die u in het bijzonder hebt geleverd. Niettemin heb ik nog een aantal vragen naar precisering, op de eerste plaats over het Luxemburgcollege.

 

Wij stellen ter zake vast dat de werken reeds meer dan een jaar stilliggen. Wat is de reden voor het stilliggen van de werken?

 

De gebouwen in kwestie waren bestemd voor de huisvesting van de rechtbank van koophandel, de arbeidsrechtbank en het auditoraat, die nu in het gerechtsgebouw zelf aan het Ferdinand Smoldersplein in heel slechte omstandigheden zijn gehuisvest.

 

Blijft u bij de genomen beslissing? Is dat de toekomstige bestemming van de gebouwen in kwestie?

 

Er ontstaat immers soms twijfel of de bestemming nog steeds aangehouden blijft.

 

Waarom lopen de werken vertraging op?

 

Ik wil het voorts hebben over een zaak waarvan u goed op de hoogte bent. Ik herinner mij immers een plaatsbezoek in 2013, waarbij u zich zelfs op een gevaarlijke trap hebt gewaagd om vaststellingen te doen.

 

Er zijn ernstige lekken aan het dak van het centrale gerechtsgebouw in Leuven, wat bij hevige regenval tot overlast en zelf tot gevaarlijke omstandigheden aanleiding geeft. Het is voor iedereen en ook voor u, nadat u op het plaatsbezoek bent geweest, duidelijk dat werkzaamheden aan het dak en aan de dakgoten dringend noodzakelijk zijn.

 

Is er al enige planning voor de werkzaamheden aan het dak?

 

02.02 Staatssecretaris Servais Verherstraeten: Mijnheer Devlies, de werken voor de buitenrestauratie van het Luxemburgcollege werden op 31 juli 2013 opgeleverd. De gebouwen blijven nog steeds bestemd voor de rechtbank van koophandel, de arbeidsrechtbank en het arbeidsauditoraat.

 

Sinds de tweede helft van 2012 is een door de Ministerraad goedgekeurd nieuwe oppervlaktenorm van kracht voor het opstellen van de behoefteprogramma’s van de verschillende FOD’s. Hierdoor heeft de FOD Justitie de behoefteprogramma’s van de betrokken diensten opnieuw bekeken om de schetsontwerpplannen voor het Luxemburgcollege zo nodig bij te sturen.

 

Herhaaldelijk heeft de Regie der Gebouwen aan de FOD Justitie een herbevestiging van het behoefteprogramma en van het reeds goedgekeurde schetsontwerp gevraagd, zodat de uitvoeringsstudie kon worden voortgezet en het project afgewerkt.

 

Begin 2014 werd de vraag eveneens besproken op de taskforce Overleg tussen Justitie en de Regie der Gebouwen. Daar werd uiteindelijk beslist om voort te werken op de bestaande plannen en invulling, aangezien het project dateert van voor de toepassing van de nieuwe oppervlaktenorm, die nu 13,5 vierkante meter per voltijds personeelslid bedraagt. Dat zou dus betekenen dat een grotere oppervlakte wordt gehanteerd dan de norm van 13,5 vierkante meter.

 

De werken zullen dus worden voortgezet. Voor de uitvoering dient te worden rekening gehouden met een minimale studietermijn van een jaar en een jaar voor de uitvoering van de werf. Dat komt dus neer op voorjaar 2016. Wij hebben wat tijd verloren, omdat wij hebben moeten wachten op het behoefteprogramma van de FOD Justitie.

 

Wat de dakwerken aan het justitiepaleis betreft, kan ik u melden dat alle bekende lekken telkens op korte termijn worden opgelost door middel van puntsgewijze interventies. Na het plaatsbezoek dat ik op uw verzoek heb gedaan zullen wij mede door uw herhaaldelijk aandringen dit jaar een studiecontract toewijzen voor een volledige gevelrenovatie, een grondig nazicht van het dak en een aanpassing van de inkom om zo mogelijk de toegang voor mindervaliden te kunnen integreren in de monumentale trappenpartij.

 

Collega Devlies, ik dank u voor uw aanhoudende druk en steun om in het betreffende dossier vooruitgang te boeken.

 

02.03  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, het nieuws met betrekking tot het dak is zeer hoopgevend.

 

In verband met het Luxemburgcollege mag ik dus nu zeker zijn dat die discussie met de FOD Justitie uitgeklaard is en dat men niet meer zal terugkomen op het behoefteprogramma.

 

02.04 Staatssecretaris Servais Verherstraeten: Wij zullen daarop niet meer terugkomen en wij werken voort aan dat dossier.

 

02.05  Carl Devlies (CD&V): Dus de toekomstige bestemming als rechtbank van koophandel, arbeidsrechtbank en auditoraat en de voorgelegde planning zijn definitief?

 

02.06 Staatssecretaris Servais Verherstraeten: Ik kan u bevestigen dat ik in die zin de Regie der Gebouwen instructies heb gegeven.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De vragen nrs 22101, 22424 en 23044 van mevrouw Van Vaerenbergh, 22395 van mevrouw Lahaye-Battheu, 22397 van de heer Van Biesen, 22552 van mevrouw Slegers, 22555 van mevrouw Boulet, 22714 van mevrouw Jadin, 22716 van mevrouw Marghem, en 22961 van mevrouw Lalieux worden omgezet in een schriftelijke vraag.

 

03 Vraag van mevrouw Meyrem Almaci aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "het proces tegen de Regie der Gebouwen" (nr. 22245)

03 Question de Mme Meyrem Almaci au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "le procès impliquant la Régie des Bâtiments" (n° 22245)

 

03.01  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, ik wil het even hebben over het proces tegen de Regie der Gebouwen.

 

Wij hebben in de kranten gelezen dat naar aanleiding van het binnenvallen van het gerecht in 2006, in het kader van een onderzoek naar corruptie, een proces zal starten. Wij weten ondertussen dat dit blijkbaar op 5 juni zal zijn. Er zal worden bekeken wat er aan is van de vermeende omkopingspraktijken bij de Regie der Gebouwen.

 

Er zitten een aantal mensen in voorhechtenis. Pas in 2014 kan het proces van start gaan. Welk bedrag zal de Regie der Gebouwen eisen van de betrokken aannemers en ambtenaren? In hoeverre is de werking aangepast? Ik weet dat de werking is aangepast, maar wat zijn de belangrijkste richtlijnen sinds 2006?

 

Bestaat er een externe controle op corruptie bij de Regie der Gebouwen? Werden er sinds 2006 in andere dossiers ambtenaren in verdenking gesteld?

 

03.02 Staatssecretaris Servais Verherstraeten: Mevrouw Almaci, u weet dat wij qua timing van procedures afhankelijk zijn van Justitie.

 

Van de aannemers zal maximaal het bedrag van het wederrechtelijk vermogensvoordeel kunnen worden gevorderd, hetgeen in hoofdsom een bedrag van 28 241 298, 32 euro vertegenwoordigt. Van de ambtenaren zal maximaal het bedrag van het wederrechtelijk vermogensvoordeel kunnen worden gevorderd, hetgeen in hoofdsom een bedrag van 2 164 040,25 euro is.

 

Sinds 2006 werden diverse maatregelen genomen om de interne controle te verstrengen. Bij een aantal zaken is er voorafgaande externe controle ingevoerd door de Inspectie van Financiën, geaccrediteerd bij de Regie der Gebouwen. Voorts is er een interne cel Interne Controle die fungeert als coördinatiecentrum voor de algemene risicobeheersing en om permanente controle uit te oefenen op de risicobeheersing binnen de processen, op basis van een risicobeoordeling door het directiecomité.

 

Voor elk van de risico’s werd een risk owner en een risk manager aangesteld. De operationele beheersing van de processen en risico’s is in handen van de medewerkers op het terrein. De cel Interne Controle bestaat op dit ogenblik uit drie personen. Daarnaast wordt de procedure voor de aanwerving van een hoofd Interne Audit gestart.

 

In 2012 werd aan de leidinggevenden en de medewerkers van de Regie der Gebouwen gevraagd een integriteitscharter te onderschrijven. Daarnaast werd dit initiatief tevens uitgebreid door ook aannemers, architecten en studiebureaus uit te nodigen een charter voor een goede samenwerking te ondertekenen. Dit heeft in november 2013 geleid tot de ondertekening van een intentieverklaring rond duurzame samenwerking met de voornaamste representatieve organisaties waarmee de Regie samenwerkt. Eind 2013 werd een werkgroep opgericht om deze intentieverklaring in een charter voor duurzame samenwerking te implementeren. In het begin van mijn legislatuur is er overigens ook een klein boekje “Leidraad” uitgevaardigd, waarin onder meer een behoorlijke deontologische gedragscode staat, die betrekking heeft op de ontvangst van geschenken, sabbatperiodes en dies meer. Dit gebeurde binnen de Regie der Gebouwen en in samenwerking met de medewerkers zelf. Het was dus een bottom-upinitiatief.

 

Bij de Regie der Gebouwen werden op 16 december 2009 twee compliance officers aangesteld, die tevens lid zijn van het directiecomité. Bij de compliance officers kan elk personeelslid van de Regie der Gebouwen terecht met alle klachten en incidenten die verband houden met integriteitschendingen die hij of zij wenst mee te delen aan de leiding van de Regie der Gebouwen, opdat daartegen zou worden opgetreden en om deze in de toekomst te voorkomen.

 

Wanneer de compliance officers klachten ontvangen die ernstig lijken, bezorgen zij het dossier voor verder onderzoek aan een extern forensisch auditkantoor. Op basis van de resultaten neemt de Regie der Gebouwen dan de nodige maatregelen tegen de betrokkenen, zowel tuchtrechtelijk als via een klacht met burgerlijke partijstelling bij de onderzoeksrechter.

 

Deze procedure resulteerde tot nu toe in het openen van één bijkomend gerechtelijk dossier te Leuven, op initiatief van de Regie der Gebouwen zelf, via een klacht met burgerlijke partijstelling.

 

In de nasleep van het Brussels corruptiedossier werden door de onderzoeksrechters afzonderlijke dossiers opgestart in Leuven, Antwerpen en Gent waarbij telkens ambtenaren en aannemers betrokken waren.

 

In het kader van de interne controle werd, zoals daarnet vermeld, nog één ander dossier vastgesteld waarvoor consequent met het oog op onze antifraudepolitiek klacht met burgerlijke partijstelling bij de onderzoeksrechter werd ingediend.

 

Mevrouw Almaci, als Parlementslid heb ik het genoegen gehad om sommige regiedossiers te volgen. Ook het dossier waarover u een vraag hebt gesteld. Bij mijn aantreden heb ik onmiddellijk aan het directiecomité gezegd dat dit voor mij een speerpunt was en dat ik bij de minste aanwijzing wenste dat Justitie assertief en proactief zou worden ingeschakeld.

 

Dat lijkt mij de enige weg om in gevoelige sectoren als de bouw zo kort mogelijk op de bal te spelen, om te voorkomen daar waar mogelijk, en te remediëren daar waar het niet mogelijk is geweest om te voorkomen. Een overgrote meerderheid van ambtenaren in de regie werkt zeer correct en handelt zeer gewetensvol en ik betreur het dat die personeelsleden worden beklad door enkelingen die daar niet in thuishoren. Ook veel aannemers handelen correct en ik betreur dat zij op hun beurt beklad worden door enkelen in de sector die niet correct gehandeld hebben. Ik ga ervan uit dat Justitie de thans hangende dossiers nauwlettend zal opvolgen en naar recht zal oordelen.

 

03.03  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord en voor uw erg assertieve houding. Die houding is volgens mij wel nodig. In de toekomst willen wij dergelijke zaken immers niet alleen vermijden, maar ook voorkomen. De stappen die daartoe gezet zijn, zijn volgens mij inderdaad belangrijke stappen.

 

Er is een element dat voor een deel buiten uw bevoegdheid valt. In de pers stond een bewering waarvan ik niet weet of die al dan niet klopt en meer dan dat ene zinnetje stond er ook niet. Ik las dat gebruikgemaakt werd van de zwakke plekken in de wet op de openbare aanbestedingen. Het onderzoek zal moeten uitwijzen of dat klopt. Als vastgesteld zou worden dat er een aantal onduidelijkheden bestaan in onze wet, dan moeten wij als wetgevende macht natuurlijk onze verantwoordelijkheid nemen om die wetgeving aan te passen. In het kader van het nu voorliggend dossier is het onmogelijk te weten waarover het precies gaat. Ik reken echter op uw alertheid om dat mee aan te pakken.

 

Enerzijds, moeten de mensen die in een organisatie bevoegd zijn, worden beschermd tegen dergelijke praktijken en er moeten dan ook goede charters opgesteld worden, anderzijds, moet de wetgeving ook sluitend gemaakt worden. Voor beide zaken kunt u op mij rekenen. Ik deel absoluut uw mening dat, zoals in zoveel zaken in onze samenleving, één rotte appel het voor de iedereen kan verzieken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

La réunion publique de commission est suspendue de 14.36 heures à 15.00 heures.

De openbare commissievergadering wordt geschorst van 14.36 uur tot 15.00 uur.

 

Voorzitter: Meyrem Almaci.

Présidente: Meyrem Almaci.

 

04 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Meyrem Almaci aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "de fraude bij de bank HSBC" (nr. 22365)

- mevrouw Veerle Wouters aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "de boetes voor fiscale fraude in het kader van het HSBC-dossier" (nr. 22371)

04 Questions jointes de

- Mme Meyrem Almaci au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "la fraude auprès de la banque HSBC" (n° 22365)

- Mme Veerle Wouters au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "les amendes pour fraude fiscale dans le cadre du dossier HSBC" (n° 22371)

 

04.01  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, gelet op uw tijdsschema zal ik mijn vraag stellen, hoewel mevrouw Wouters momenteel niet aanwezig is. Misschien kan zij nog aansluiten met haar vraag, mocht zij nog tijdig aankomen.

 

Mijn vraag handelt over fraude bij HSBC-bank.

 

In 2010 ontving de Bijzondere Belastingsinspectie van de Franse collega's een cd-rom met gegevens van Belgische klanten bij de HSBC-bank in Zwitserland. Het ging om enkele duizenden rekeningen van Belgen. Het Antwerpse parket besliste om te vervolgen.

 

Wij vernemen nu via de pers dat alle beschuldigden hun situatie bij de BBI zouden kunnen regulariseren en dat het parket in die gevallen niet tot vervolging zal overgaan. De regularisatie en de bijhorende boete zijn afhankelijk van de regionale afdeling van de BBI en de boete varieert van 35 % op het totale bedrag tot een boete op de interest van het zwart geld.

 

Het is dus niet ondenkbaar dat, afhankelijk van de afdeling, men een heel ander bedrag zal moeten betalen. Daar komt het eigenlijk op neer.

 

Mijnheer de staatssecretaris, zijn er richtlijnen met betrekking tot de fiscale regularisatie, die de verschillende regionale afdeling van de BBI oplegt? Is er een kader waarbinnen men werkt of heeft men daarin volledige vrijheid? Klopt het dat de BBI zelfstandig het bedrag van de fiscale regularisatie kan bepalen?

 

Hoeveel Belgische dossiers zijn er in dit HSBC-dossier? Hoeveel dossiers zijn reeds geregulariseerd? Welk bedrag werd ontvangen? Om welk percentage van het bedrag op die rekening gaat het?

 

Wordt er onderzoek verricht naar alle cliënten die op de cd-rom staan? Als er momenteel x aantal dossiers zijn geopend, is dat dan het volledige aantal dat op de cd-rom stond of niet?

 

04.02 Staatssecretaris John Crombez: Mevrouw Almaci, de vraag van mevrouw Wouters ligt in dezelfde lijn als de uwe en het antwoord dat ik u zal geven geldt ook voor de vraag van mevrouw Wouters.

 

Ik zal beginnen met de aantallen. Wat op 10 juli 2010 door de Franse autoriteiten werd overhandigd, conform de richtlijn, is inderdaad een cd-rom waarop de gegevens van 825 belastingplichtigen staan. 494 van die dossiers zijn aangenomen door de BBI en de rest door de algemene administratie van de fiscaliteit. Op 18 maart, zeer recent dus, waren 186 van die 825 dossiers afgehandeld. De totaliteit van de inkomstenverhogingen is 527 miljoen en de belastingen, inclusief de verhoging aan 50 %, vormen een bedrag van 382 miljoen. Ik zal u de cijfergegevens overhandigen.

 

Ik wil eerst zeggen dat men overlegt voor een gelijkmatige aanpak. Er is een zeer regelmatig overleg tussen de gewestelijke directeurs en de centrale administratie voor een gelijkmatige aanpak. De verschillende directies hebben ook al dossiers afgehandeld: Antwerpen 99, Brussel 27, Gent 39 en Namen 21. Dat, wat betreft het stuk BBI dat binnen die 494 zit.

 

Het doel van die vergaderingen is precies dat er een uniforme gedragslijn bepaald wordt voor de behandeling van de dossiers. Men spreekt daar effectief ook over de regularisaties, de hoogte van de belastingverhogingen, de kennisgevingen aan het gerecht, het overleg met procureurs, de geschillenbehandeling enzovoort. Dat is de bedoeling van die coördinatievergaderingen.

 

Dan zijn er natuurlijk bij de BBI de gewestelijke directies, die dezelfde criteria hanteren voor regularisaties, die per dossier kunnen verschillen, omdat er een verschil is tussen de belastingplichtige die het bewijs levert van oorsprong en de werkelijke aard van de niet-aangegeven inkomsten. Het is niet onbelangrijk te weten hoeveel procent er al dan niet wordt bijgeteld. Dat hangt natuurlijk af van het profiel. Het gaat hier om 825 belastingplichtigen, maar ik heb geen idee hoeveel daarvan wit, grijs of zwart geld bezaten en in welke mate dat duidelijk is geworden. Het profiel van de klant en de aard van het geld zullen de toepassing van de regels bepalen.

 

Ze uniformeren die wel degelijk en hebben ook regelmatig overleg over de dossiers in voortgang. In ongeveer een derde van die dossiers is er een akkoord met de betrokken belastingplichtige. De rest van de dossiers wordt verder onderzocht. De onderzoeken zijn nog bezig. Er worden dus geen dossiers niet onderzocht.

 

Ik geef nog een paar kleine elementen mee. Niet alleen het parket van Antwerpen — het gaat hier niet over de FOD Financiën — is bezig met onderzoeken. Dat heeft ook al de media gehaald, als ik mij niet vergis. De BBI-resultaten hebben ook successierechten opgeleverd in het geheel van de belastingen. Voor elke belastingplichtige wordt er een onderzoek ingesteld, voor zover de cd-rom ook toelaat om voldoende gegevens te recupereren. Dat is een bijkomende opmerking.

 

Een aantal van de onderzoeken dat nog bezig is, heeft ook te maken met het feit dat er soms zeer weinig gegevens beschikbaar zijn op die drager. Ik overhandig u ook nog de cijfers.

 

04.03  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord en voor de cijfergegevens die ook aan mevrouw Wouters zullen worden bezorgd.

 

Het is in ieder geval een geruststelling dat alle gegevens van de cd-rom worden onderzocht, maar het is natuurlijk minder aangenaam om in de krant te lezen dat wie de fiscus betaalt, niet wordt vervolgd in de fraudezaak. U weet dat met betrekking tot de verjaringen van fraudezaken en met betrekking tot de minnelijke schikking, de bevolking op dit moment door de bomen het bos niet meer ziet. Het is ontzettend belangrijk om deze situatie tot een goed einde te brengen, zeker in het HSBC-dossier.

 

Ik dank u in ieder geval voor alle informatie, die ik aandachtig zal bekijken. Het is logisch dat er een andere schikking worden getroffen of een ander resultaat wordt bereikt naargelang de mensen meewerken en naargelang hun profiel en de herkomst van het geld. Voor mij en voor vele burgers blijft het evenwel bitter te moeten merken dat betrokkenen er telkens vanaf komen zonder strafblad.

 

Ik ben blij dat u alle dossiers zult bekijken en dat er overleg is, zodat er geen willekeur is tussen de BBI-afdelingen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "het Maison Syndicale Internationale" (nr. 20268)

- de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "de bvba Maison Syndicale Internationale" (nr. 22291)

05 Questions jointes de

- M. Theo Francken au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "la Maison Syndicale Internationale" (n° 20268)

- M. Theo Francken au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "la SPRL Maison Syndicale Internationale" (n° 22291)

 

05.01  Theo Francken (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik ben blij dat wij elkaar treffen. Ik heb een aantal vragen over de klacht die ik heb ingediend bij de Bijzondere Belastingsinspectie.

 

Het betreft een dossier dat begin de jaren ’90 is ontstaan toen het toenmalige bestuur van de ICFTU – het huidige ITUC – en een internationale vakbondsorganisatie NTUC beslisten een nieuw onderkomen te zoeken voor het vestigen van hun administraties. Er werd geopteerd voor een nieuwbouw aan de Koning Albert II-laan.

 

Aangezien een vakbond geen rechtspersoonlijkheid heeft en dus geen onroerend goed kan bezitten, werd de Maison Syndicale Internationale, een burgerlijke vennootschap onder de vorm van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, opgericht en gevestigd op de Koning Albert II-laan en werd deze eigenaar en bouwheer van heel het verhaal.

 

De aandelen van die bvba werden verdeeld over de natuurlijke personen die de vakbonden vertegenwoordigen. In principe zijn dat de voorzitters en algemene secretarissen van die respectievelijke bonden. Het gaat over een hele rits, van Zweden over de Verenigde Staten tot Japan, maar ook een aantal Belgische vakbonden was betrokken bij de hele zaak. Zij hebben aandelen uitgeschreven, een fiscale constructie waarbij de Belgische bvba Maison Syndicale Internationale via een Nederlandse BV ITUBI, waarvan de aandelen door een Stichting ITUBI worden aangehouden, leningen heeft aangegaan om het gebouw op de Koning Albert II-laan te financieren. Het gebouw in kwestie huisvest de Europese en internationale vakbonden.

 

Via deze constructie werd en wordt de roerende voorheffing op de interesten op de uitstaande leningen vermeden. Aangezien beide hierboven genoemde vennootschappen de facto vanuit Brussel worden geleid en beheerd, is de roerende voorheffing wel degelijk verschuldigd. Het was eigenlijk de bedoeling om dat via Nederland te doen, maar dat is niet gebeurd. Zij hebben een fiscale optimalisatiemaatregel, een ontwijkingsmaatregel, willen uitvoeren via Nederland. Dat is mislukt.

 

De stelling die ik meer dan een jaar geleden op het kabinet van de heer Vanackere heb ingediend, toen hij nog minister van Financiën was, was dat dit van een fiscaleontwijkingsoperatie een fiscalefraudeoperatie is geworden.

 

Zoals het dubbel belastingverdrag België-Nederland stelt, is het beheer de facto in Brussel. Dat werd trouwens heel mooi aangetoond door Kanaal Z, waar mevrouw Veronique Goossens de woordvoerder van de Nederlandse vakbond waar de postbus is gevestigd, heeft gebeld. U kunt dat fragment nog altijd op de website van Kanaal Z beluisteren. Die woordvoerder heeft heel laconiek gezegd dat zij niets van die zaken afwist. Een betere illustratie dat het niet meer is dan een postbus is en dat het beheer de facto vanuit Brussel gebeurt, kan er moeilijk worden gegeven. Dat was werkelijk een mooie uitsmijter en een heel sterk bewijs van het fictieve en veinzende postbuskarakter van die Nederlandse BV ITUBI. Dat telefoongesprek met mevrouw Goossens werd opgenomen en uitgezonden in het nieuws op Kanaal Z.

 

Wat is de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek? Wat is het oordeel van de BBI? Kunt u daarover iets meer kwijt? Het is nu al iets meer dan een jaar geleden dat ik dit dossier heb ingediend.

 

05.02 Staatssecretaris John Crombez: Mevrouw de voorzitter, afhankelijk van wat wel of niet gebeurt in dergelijke dossiers kan men het Parlement toelichting kan geven. Dat is het probleem.

 

Er was een ander dossier waarin de belastingplichtige zelf heeft gecommuniceerd over een eventuele afloop. Als dit niet gebeurt, valt dit onder de geheimhouding van het dossier. Dat geldt ook in dit dossier. Het is ook de reden waarom er zo lang niets werd gecommuniceerd.

 

Weet dat ik, als het kan, zeer graag discussieer over de inhoud van dossiers. In dit dossier kan het niet en ben ik gebonden door het beroepsgeheim. Ik kan dan ook geen verdere toelichting geven. De voormalige staatssecretaris kent dit principe en heeft het zelf ook moeten toepassen. Zelfs al zou ik mijn beroepsgeheim willen schenden, dan nog bestaat de kans op een gevangenisstraf tot zes maanden. Ik hoop dat u begrijpt dat ik dit niet wil.

 

Als in een fiscaal dossier, waarbij procedures gelden die onder de discretie en het beroepsgeheim van de administratie vallen, een vermoeden leeft of een beschuldiging wordt geuit, dan blijft het dossier onduidelijk als de betrokken belastingplichtige zelf niet communiceert. Het klopt dat dit dossier lang geleden werd ingediend maar het valt onder het beroepsgeheim. Een soortgelijke bescherming als die van de belastingplichtige bestaat trouwens ook in andere sectoren. Ik vermoed dat ook u dit principe niet willen wijzigen, zelfs niet in de banksector of andere fiscale zaken.

 

Uw vraag is eigenlijk een uitnodiging aan mijn adres om een strafbaar feit te plegen. Ik kan niet op die vraag ingaan.

 

05.03  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, het is vreemd dat u daarover niets gezegd wordt. U kunt er wel naar verwijzen, maar het zou dus perfect kunnen dat de zaak al maanden geleden helemaal afgerond is en dat men beslist heeft om erover te zwijgen.

 

De BBI zwijgt. U zwijgt. Het ABVV koopt zijn fiscale fraude af en daarmee is de kous af. Niemand weet het. De potjes blijven mooi dicht, omdat men zaken gedaan heeft die niet door de beugel kunnen. Het is wel spijtig dat een Parlementslid erop uitgekomen is. Virtueel zou dat perfect kunnen.

 

Président: Georges Gilkinet.

Voorzitter: Georges Gilkinet.

 

05.04 Staatssecretaris John Crombez: U kunt dat spijtig vinden.

 

05.05  Theo Francken (N-VA): Ik vind dat zeer spijtig.

 

05.06 Staatssecretaris John Crombez: Ik heb daarstraks zelfs al geantwoord op de bijvraag die u nu stelt. Het enige wat niet klopt in uw formulering is het volgende. Het is niet zo dat de fiscus, de BBI of de regering niets wil zeggen. Wij mogen bij wet niets zeggen. Dat is strafrechtelijk bepaald. Het is wat het is. Over andere zaken hebben wij in het Parlement wel discussies gehad.

 

05.07  Theo Francken (N-VA): Dat denk ik ook.

 

05.08 Staatssecretaris John Crombez: Meestal omdat de belastingplichtige zelf communiceert. Als de belastingplichtige dat niet doet en om discretie verzoekt, zijn wij ertoe gebonden, op straffe van gevangenis, daarover geen commentaar te geven.

 

05.09  Theo Francken (N-VA): U kunt dus ook niet zeggen of de zaak bijna afgerond is? U kunt daar niets over zeggen. Voor hetzelfde geld is die dus al lang afgerond en afgehandeld?

 

05.10 Staatssecretaris John Crombez: Juist. Ik heb dat daarstraks in mijn eerste antwoord ook al aangegeven.

 

05.11  Theo Francken (N-VA): Wat zitten wij hier dan nog te doen?

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Carl Devlies aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "het permanent overleg tussen het CFI en het parket van Brussel" (nr. 22717)

06 Question de M. Carl Devlies au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "la concertation permanente entre la CTIF et le parquet de Bruxelles" (n° 22717)

 

06.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik kon het politieke seizoen moeilijk afsluiten zonder u nog een aantal vragen te stellen. Mijn eerste vraag heeft betrekking op het permanent overleg tussen de CFI en het parket van Brussel.

 

Sinds 2013 moet ernstige fiscale fraude sneller aan de Cel voor Financiële Informatieverwerking worden gemeld. Door de meldingsplicht te verruimen, is er meer ernstige fiscale fraude in het vizier van de CFI en stijgt de pakkans voor ernstige fiscale fraudeurs. Deze verruiming heeft echter slechts een praktisch nut indien ook het parket aandacht kan besteden aan de ernstige CFI-meldingen.

 

Om hieraan tegemoet te komen, beloofde u in uw algemene beleidsnota van 6 november 2013 dat een permanent overleg tussen de CFI en het parket van Brussel zou worden opgestart. Aldus kan volgens uw stelling de eerste prioriteit worden gegeven aan de meest ernstige aanwijzingen en wordt door de CFI strategische ondersteuning gegeven.

 

Op 23 december 2013 werd de heer Delepière, voorzitter van de CFI, in de commissie voor de Financiën en de Begroting gehoord. De heer Delepière bevestigde dat de CFI met enkele parketten heel goed samenwerkt, maar dat deze samenwerking louter uit persoonlijke en informele contacten voortvloeit. Tevens stipuleerde hij dat de CFI via de referentiemagistraat geen enkel structureel contact onderhoudt met het gerechtelijk arrondissement Brussel.

 

Mijn vragen zijn de volgende.

 

Vanaf welke datum werd een permanent overleg tussen de CFI en het parket van Brussel opgestart?

 

Zijn er reeds concrete resultaten van het permanente overleg tussen de CFI en het parket van Brussel?

 

Is in een evaluatie van het permanent overleg voorzien?

 

06.02 Staatssecretaris John Crombez: Mijnheer de Devlies, er bestaan verschillende vormen van overleg.

 

Er is, ten eerste maar niet onbelangrijk, het indirect overleg met het parket van Brussel, dat gaat via het College voor de coördinatie van de strijd tegen het witwassen van geld van illegale afkomst. Dat College wordt voorgezeten door de voorzitter van de CFI en door de procureur-generaal die met specifieke taken met betrekking tot financiële criminaliteit is belast.

 

Het College is als volgt gestructureerd. Er is een partnerraad, die door de voorzitter van de CFI wordt voorgezeten. De raad omvat ook vertegenwoordigers uit onder andere het College van procureurs-generaal. Wanneer is de raad samengekomen? De raad is op 20 september 2013, 6 december 2013 en 7 februari 2014 samengekomen.

 

Het gerechtelijk platform aldaar, dat door de procureur-generaal belast met financiële criminaliteit wordt voorgezeten, is een tweede forum, dat op 5 november 2013 is samengekomen. Ik geef telkens de meest recente datums.

 

De gemeenschappelijke instantie is de derde plaats waar dat gebeurt, opnieuw met de voorzitter van de CFI en de procureur-generaal belast met financiële criminaliteit. Die gemeenschappelijke instantie kwam samen op 12 september en 19 november 2013.

 

Daarnaast zijn er ook contacten tussen de twee in het College voor de strijd tegen de fiscale en sociale fraude.

 

Het direct overleg tussen de CFI en het parket bestaat natuurlijk ook. Daar wordt recent minder gebruik van gemaakt. De laatste keer was in januari 2013. Er is wel overleg maar de eigenlijke overlegvergaderingen grijpen daar minder plaats.

 

Wat zijn de resultaten? De resultaten die ze boeken betreffen vereenvoudiging in de samenwerking door de vereenvoudiging van de administratieve opvolging inzake de status van de door de CFI gemelde dossiers, het gebruik van de databank die ter beschikking staat van de referentiemagistraten die ook werd toegelicht met het oog op efficiënter gebruik.

 

Dat zijn de vormen van overleg tussen het Brussels parket en de CFI in de verschillende instanties, direct en indirect, en de gevolgen die worden gegeven aan die overlegplatformen.

 

06.03  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, de data die u vermeldt situeren zich meestal vóór 23 december 2013. Ik moet toch vaststellen dat de heer Delepière die verantwoordelijk is voor de CFI in de hoorzitting beklemtoonde dat bepaalde kleine gerechtelijke arrondissementen zoals die van Mechelen of Dendermonde uitstekend werk leveren. Ook de samenwerking tussen de CFI en het gerechtelijk arrondissement Antwerpen verloopt zeer vlot. Die samenwerking vloeit echter uitsluitend voort uit persoonlijke contacten, van structurele samenwerking is geen sprake. Daar staat tegenover dat de cel op dit ogenblik haast geen structurele contacten onderhoudt via de referentiemagistraat met het gerechtelijk arrondissement Brussel dat natuurlijk het belangrijkste gerechtelijk arrondissement is inzake financiële en fiscale fraude. Daar rjist dus wel degelijk een probleem.

 

Ik heb het gevoel dat er zelfs na de verklaringen die de heer Delepière hier in de commissie heeft afgelegd nog geen vooruitgang geboekt is en dat dit aansluit bij de andere problemen die wij reeds kennen en die ons meegedeeld zijn door de procureur-generaal bij het hof van beroep te Brussel, de heer Nouwynck of die wij vorige week vernomen hebben toen het College van procureurs-generaal zijn jaarverslag heeft voorgesteld. Toen heeft men ook bijzonder negatief gereageerd op de actuele situatie inzake fiscale en financiële dossiers. De aanpak laat te wensen over.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van de heer Carl Devlies aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "de evaluatie van de verruimde minnelijke schikking" (nr. 22719)

07 Question de M. Carl Devlies au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "l'évaluation de l'élargissement de la loi sur les transactions" (n° 22719)

 

07.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, het Parlement heeft in 2011 de wet op de minnelijke schikkingen verruimd. De invoering van de verruimde minnelijke schikking moet beschouwd worden als een goede tussenoplossing in afwachting van de implementatie van de hervorming van Justitie, alsook de herziening van de strafprocedure. Op termijn moet een hervormd strafprocesrecht leiden tot een efficiëntere vervolging en bestraffing.

 

Het draagvlak voor de minnelijke schikking wordt echter ondermijnd indien het wettelijk kader voor de minnelijke schikkingen aanleiding geeft tot het vervallen van de strafvordering in ruil voor een beperkte financiële sanctie. Men wekt dan immers de indruk dat daders er goedkoop vanaf komen.

 

In het actieplan van het College voor de strijd tegen de sociale en fiscale fraude, goedgekeurd door het Ministerieel Comité van 11 mei 2012, werd een evaluatie van de verruimde minnelijke schikking vooropgesteld. In uw algemene beleidsnota van 6 november 2013 beloofde u om die evaluatie voor het einde van de legislatuur door te voeren.

 

Mijnheer de staatssecretaris, werd er een evaluatie uitgevoerd van de verruimde minnelijke schikking zoals aangekondigd in uw beleidsnota? Zo ja, welke zijn de resultaten en welke gevolgen wenst u daaraan te geven? Zo niet, wanneer zal de evaluatie plaatsvinden? Zullen de resultaten nog deze legislatuur beschikbaar zijn?

 

07.02 Staatssecretaris John Crombez: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Devlies, eerst wil ik ingaan op een element uit de vraag.

 

In de vraag staat dat de invoering van de verruimde minnelijke schikking beschouwd moet worden als een goede tussenoplossing, in afwachting van de implementatie van de hervorming van Justitie en van de herziening van de strafprocedure. Ik ben het daar totaal niet mee eens. Eerst zegt u dat de wet op de minnelijke schikking een goede wet is, maar vervolgens zegt u dat het draagvlak voor de uitgebreide minnelijke schikking ondermijnd wordt als de strafvordering vervalt in ruil voor een beperkte financiële sanctie. Welnu, de tweede paragraaf legt uit waarom de inhoud van de eerste paragraaf niet algemeen wordt gedragen en geen algemene evaluatie is van de wet op de verruimde minnelijke schikking. Dit terzijde.

 

De minister van Justitie heeft de evaluatie beloofd in april. Zij heeft daarover een vraag gekregen in het Parlement en heeft herhaaldelijk gezegd dat die evaluatie vóór mei zou gebeuren. Ik weet dat zij het College van procureurs-generaal, met name de voorzitter van het expertisenetwerk Strafrechtspleging, verzocht heeft om tegen mei 2014 die evaluatie uit te voeren.

 

Ik ga ervan uit dat de evaluatie door de minister van Justitie effectief in die timing naar het Parlement wordt gebracht.

 

De evaluatie wordt nog steeds uitgevoerd. Na bevraging bij Justitie, de juiste instantie ter zake, kreeg ik een positief antwoord. De resultaten zijn er evenwel nog niet, maar de minister van Justitie heeft beloofd om ze voor te leggen aan het Parlement in april. Ik veronderstel dat dit ten laatste einde april zal zijn.

 

07.03  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, uiteraard verzoek ik u dan om nog een bijzondere commissie te organiseren. Wij hebben nog de gelegenheid, de week na de paasvakantie.

 

Mijnheer de staatssecretaris, aangaande uw eerste bemerking over de verruimde minnelijke schikking, blijf ik erbij dat dit een goede wet is. Die discussie zullen wij nu niet voeren. Er zijn echter andere maatregelen nodig om de werking van Justitie inzake het aanpakken van fiscale fraude, witwassen en andere financiële misdrijven, te verbeteren.

 

Ik stel vast dat er vandaag nog geen evaluatie is, ondanks de belofte. Ik dring erop aan om die nog te ontvangen binnen deze legislatuur. Wellicht hebben wij nog de gelegenheid om dit te behandelen, voorzitter, als u dit op de agenda kunt plaatsen voor de week na de paasvakantie.

 

De voorzitter: Het wordt moeilijk, maar als het mogelijk is zal ik het zeker doen. Er is ook overleg voor nodig met de voorzitter van de commissie voor de Justitie. Wij zullen zien wat wij kunnen doen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde vragen van

- de heer Carl Devlies aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "de fiscale relatie met GDF SUEZ" (nr. 22726)

- de heer Kristof Calvo aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "het dossier GDF SUEZ" (nr. 22744)

08 Questions jointes de

- M. Carl Devlies au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "l'enquête fiscale concernant GDF SUEZ" (n° 22726)

- M. Kristof Calvo au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "le dossier GDF SUEZ" (n° 22744)

 

08.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, in maart 2014 werd bekend dat de BBI onderzoekt of GDF SUEZ zich schuldig heeft gemaakt aan misbruik met verrekenprijzen.

 

In een vertrouwelijk rapport concludeerde de CREG dat GDF SUEZ in 2012 aan haar Belgische dochteronderneming Electrabel voor de levering van gas een half miljard euro te veel heeft aangerekend. Daardoor diende Electrabel in België minder belastingen te betalen.

 

Vorige week werd bekend dat de BBI reeds in april 2013 een rechtszaak tegen GDF SUEZ stopzette. Het betreft een rechtszaak in verband met het verplaatsen van belastbare grondslag naar Luxemburg. De Luxemburgse autoriteiten zouden met GDF SUEZ een ruling hebben gesloten, om een deel van de inkomsten van de twee filialen niet te belasten. Bij deze constructie is er mogelijk sprake van misbruik van het dubbel belastingverdrag tussen België en Luxemburg.

 

Het gevolg van het stopzetten van de rechtszaak houdt in dat de Belgische Staat 285 miljoen euro moet terugbetalen. Daarenboven dienen moratoriumintresten van ruim 7 % te worden betaald.

 

Concreet zijn de vragen de volgende.

 

Wordt het onderzoek naar verrekenprijzen tussen GDF SUEZ en Electrabel voortgezet? Gemiddeld wordt een onderzoek naar verrekenprijzen na achttien maanden afgerond.

 

Op welke datum werd het onderzoek naar GDF SUEZ gestart?

 

Op basis van welke gemotiveerde argumenten besliste de BBI de zaak tegen GDF SUEZ stop te zetten? Waarom werd de beslissing geheim gehouden?

 

In hoeveel zaken heeft de BBI in 2011, 2012 en 2013 moratoriumintresten moeten betalen?

 

In uw beleidsnota van 6 november 2013 verklaarde u dat in 2014 de BBI nader onderzoek naar de manipulatie van verrekenprijzen zou voeren. Hoeveel nieuwe onderzoeken werden in 2013 en 2014 door de BBI geopend?

 

Hoeveel bedraagt de opbrengst van onderzoeken naar verrekenprijzen door de BBI in 2013?

 

Vooraleer de BBI haar rechtszaak stopzette, werd tussen de Belgische Staat en GDF SUEZ een overeenkomst over de verlenging van Tihange 1 gesloten. Heeft deze overeenkomst de beslissing van de BBI beïnvloed?

 

08.02  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik heb aansluitend bij de vraag van de heer Devlies ook een aantal vragen over twee recente dossiers, althans wat de berichtgeving betreft, tussen de BBI en GDF SUEZ.

 

Enerzijds, is er het dossier waarvan een vertrouwelijk rapport van de CREG aan de basis ligt, namelijk dat GDF SUEZ in 2012 een half miljard euro te veel heeft aangerekend aan Electrabel voor de levering van gas, wat dan natuurlijk implicaties had voor de consumenten en ook voor de financiële situatie van de gemeenten. 2012 is toevallig ook het jaar dat ECS, Electrabel Costumer Solutions, voor het eerst geen dividend heeft uitgekeerd aan de lokale besturen. Het spreekt voor zich dat die 500 miljoen dan bijzonder veel aandacht opwekt van eenieder.

 

Anderzijds, is er het nog iets recentere dossier dat bekend geraakt is, namelijk dat de BBI een rechtszaak tegen GDF SUEZ zou stopgezet hebben over het verplaatsten van de belastbare grondslag naar Luxemburg. Ik heb reeds de kans gehad om daarover in de plenaire vergadering van gedachten te wisselen met de eerste minister. U hebt in de pers gezegd dat het een oud dossier is, maar toch rijzen daarover wat vragen. Het gaat over het terugbetalen van 285 miljoen euro, met moratoriuminteresten van 7 %. Bovendien begrijp ik dat die terugbetaling er komt op basis van een uitspraak van een deel van het dossier, zo was de berichtgeving in de pers. Dat zijn vragen en opmerkingen die voor de hand liggen.

 

Concreet heb ik volgende vragen.

 

Wordt het onderzoek naar verrekenprijzen tussen GDF SUEZ en Electrabel voortgezet? Indien het reeds afgelopen is, wat zijn de conclusies?

 

Op basis van welke argumenten besliste de BBI om de rechtszaak tegen GDF SUEZ in het tweede dossier stop te zetten?

 

Waarom werd deze beslissing geheim gehouden?

 

Voordat de BBI de rechtszaak stopzette werd een overeenkomst gesloten tussen de Belgische Staat en GDF SUEZ over de verlenging van Tihange 1. Gelijkaardig aan de vraag van collega Devlies, luidt mijn vraag dan ook, heeft deze overeenkomst de beslissing van de BBI beïnvloed? In het raam van de grote pacificatie zou dit kunnen gebeurd zijn, maar het spreekt voor zich dat onze fractie daarvoor geen vragende partij is, was en zal zijn.

 

08.03 Staatssecretaris John Crombez: Dank u, mijnheer de voorzitter. Ik zal misschien een beetje chronologisch antwoorden en beginnen met het oud dossier, mijnheer Calvo.

 

Ik noem dit een oud dossier voor de simpele reden – en dat is ook de reactie die ik er op heb gegeven – dat de beoordeling van dat dossier, waar niet tegen in beroep is gegaan, op vandaag anders zou zijn. Met een oud dossier bedoel ik, dat de aanslagjaren van dat dossier liggen in de periode voor de aanpassing van de wet artikel 344, de antimisbruikbepaling. Dat bedoel ik met een oud dossier en het was ook mijn uitleg in de pers. Ik heb wel gezien dat een deel van mijn uitleg is weggevallen, maar dat is normaal want Twitter is maar zo kort als het is. Een oud dossier betekent dat hetzelfde dossier, dezelfde constructie na de wijziging van de wet – de antimisbruikbepaling – een ander gevolg zou hebben. Ik denk dat dit geen onbelangrijke informatie is, als het gaat over grote ontwijkings- of zelfs ontduikingsdossiers.

 

U hebt beiden de vraag gesteld waarom deze beslissing werd geheim gehouden. Ik veronderstel dat die betrekking heeft op het eerste dossier.

 

In alle eerlijkheid, bij mij was het zeer gemakkelijk om het geheim te houden. Ik ben daar namelijk niet van op de hoogte gesteld. Waarom niets naar buiten komt, moet u vragen aan de minister van Financiën. Het is niet zo vanzelfsprekend – ik maal daar niet om – dat ik dat niet wist, maar ik heb het ook maar vernomen.

 

Ik verwijs hiervoor ook naar een van de vorige vragen. De meeste van die dossiers komen buiten als de belastingplichtigen dat zelf nuttig vinden, meestal is dat als ze een positieve uitspraak krijgen als belastingplichtige, dan komt het sowieso naar buiten. Vaak zijn de administratie en de regering gebonden aan de geheimhouding waar ik daarstraks reeds naar verwees omdat we het niet evident vinden om in te gaan op uitspraken waar expliciet gevangenisstraffen opstaan.

 

Mijnheer Calvo, we hebben de wettelijke verplichting van geheimhouding, mijnheer Devlies weet dat ook. We kunnen niet zomaar beslissen om een dossier of een beslissing naar buiten te brengen. Als het over een vonnis gaat is dat iets anders, natuurlijk.

 

Nogmaals, dit dossier is overgezonden aan Financiën. Als u wilt weten waarom men het op een bepaalde manier heeft behandeld, zult u die vraag eigenlijk aan de minister van Financiën moeten stellen.

 

Ik heb op 19 februari een aantal vragen gekregen over transfer pricing. Ik verwijs dan ook naar mijn toenmalige antwoord. Ik kan geen redelijke uitspraken doen over de timing en de gemiddelde duur van onderzoeken. Een gemiddelde zegt niet veel over een specifiek dossier.

 

Ik kom dan bij de verwijzing naar de beleidsnota “Onderzoek naar de verrekenprijzen”.

 

De BBI onderzoekt deze problematiek. De insteek voor de controle is niet noodzakelijk alleen maar geënt op het thema van de verrekenprijzen. Dit betekent dat zij niet over afgesplitste bedragen beschikken van de inkomstenverhogingen die betrekking hebben op de verrekenprijzen.

 

Een gevolg van de beleidsnota 2013 is wel dat de internationale ontwikkelingen inzake het (…) project werden gevolgd. Zeer recent werd ter zake een protocol afgesloten tussen de AAFisc en de BBI ter optimalisatie van de gegevensuitwisseling tussen beiden. Op die manier kan de doeltreffendheid van de controles op de verrekenprijzen worden verhoogd. Dit protocol is in november 2013 in werking getreden. In het raam van dit protocol wordt er momenteel regelmatig overleg georganiseerd tussen beide administraties. Dit geldt ook voor dit specifieke dossier.

 

Het resultaat van het overleg is trouwens dat er op dit moment in dezelfde materie negen grote dossiers op de tafel van de BBI liggen voor een grondige controle.

 

U hebt gevraagd op basis van welke argumenten men beslist heeft om de rechtszaak tegen GDF SUEZ stop te zetten en niet in beroep te gaan.

 

Die beslissing werd genomen op basis van een grondige juridische analyse door de Geschillendienst, wat mij heel redelijk lijkt. Dat is een standaardprocedure waarbij men nagaat in hoeverre het zin heeft om middelen te besteden aan een beroepsprocedure en dus een inschatting maakt van de kansen. Dat lijkt mij heel redelijk.

 

Toen ik het daarnet had over een oud dossier, heb ik ook gezegd dat dit ook te maken heeft met de wettelijke basis, op basis waarvan men dat soort dossiers kan aanpakken, die veranderd is, maar de materie slaat nog op de periode van voor die wetswijziging. Ik maak de analyse niet in de plaats van en ik ken ook niet de inschatting van de kans zelf, maar ik vind het niet vreemd dat men na een vonnis beslist om door te gaan of om niet door te gaan. Dat is een overweging die de Geschillendienst moet maken.

 

Wat de moratoriumintresten betreft, beschik ik niet over een aparte statistiek, maar nogmaals, de kennisgeving is gebeurd aan Financiën, dus moet men die vraag richten aan Financiën.

 

Ten slotte, wat betreft de overeenkomst tussen de Belgische Staat en GDF SUEZ en de causaliteit met andere dossiers en gerechtsdossiers.

 

De vraagstelling nu, en zelfs een iets langere historiek, toont aan dat er meer dan eens een discussie kan zijn tussen belastingplichtigen en de fiscus. Dat geldt ook voor GDF SUEZ en Electrabel. De vraagstelling hier toont dat aan. Lopende geschillen spreiden zich uit over de tijd, dus is er geen enkel verband tussen die twee. Als u het mij toestaat, ik vind dat zelfs een bijzonder vreemde insinuatie die ik niet begrijp.

 

08.04  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik vind dat u nogal gemakkelijk de bal terugspeelt naar de minister van Financiën. De verantwoordelijkheid voor de BBI ligt toch wel bij u?

 

U hebt gezegd dat een en ander niet zo vanzelfsprekend is, dat heb ik ook genoteerd. Het is niet vanzelfsprekend dat u dat niet wist. Ik vind dat inderdaad niet vanzelfsprekend, want ergens is er hier toch wel een wijziging van de houding van de BBI ten opzichte van een bepaalde problematiek. Het is juist dat de antimisbruikwetgeving aangepast en verbeterd is. Voordien had men echter op basis van het oude artikel 344 en andere wetsartikelen toch ook mogelijkheden om bepaalde misbruiken aan te pakken. Op een bepaald moment heeft men blijkbaar beslist om het geweer van schouder te veranderen. Waarom men dat gedaan heeft en waarom men dat geheim gehouden heeft, is voor mij nog altijd niet duidelijk. Ik vind het wat te gemakkelijk om de bal naar de minister van Financiën terug te spelen.

 

Gelet op het einde van de parlementaire werkzaamheden zijn er natuurlijk nog weinig mogelijkheden. Misschien had u voorafgaandelijk uw collega van Financiën al eens kunnen bevragen met betrekking tot de materie.

 

08.05  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Ik ben iets genuanceerder. Mijnheer de staatssecretaris, het is mij niet helemaal duidelijk wanneer u zegt dat u het niet wist. Ik vind het niet vanzelfsprekend waarover u het dan hebt. Dat gaat dan over het tweede dossier, waarin de BBI de strijd heeft gestaakt, met 285 miljoen aan terugbetaling. Dat wist u niet?

 

Ik ben iets minder thuis in fiscale materie dan collega Devlies, maar mij lijkt het ook zeer vreemd dat u daar niet van op de hoogte bent. Ik dacht dat dat net uw fiscaal en politiek terrein was, of vergis ik mij?

 

08.06 Staatssecretaris John Crombez: Voor alle duidelijkheid, de beslissing om daar niet verder in te gaan, dateert van een hele tijd geleden. Die heeft ook budgettair een belangrijke implicatie. Gelet op de materie vind ik het vreemd, en alleen maar vreemd, dat ik daarvan niet op de hoogte werd gebracht. Uiteindelijk neemt de FOD Financiën de beslissingen in de geschillen. In die zin zou men kunnen zeggen dat het niet onlogisch is dat de minister van Financiën in de eerste lijn op de hoogte werd gebracht. Maar dat neemt niet weg dat ik het vreemd vind dat ik het al die tijd zelf niet wist.

 

Ondertussen hebben we immers ook heel wat discussie gehad over verrekenprijzen, zowel beleidsmatig als in een internationale context. Heel dat gebeuren en de beslissing daarin is een niet onbelangrijk gegeven. Dat bedoel ik met dat het enigszins vreemd is, maar niet vreemd in die mate dat de BBI niet rechtstreeks aan mij rapporteert en dat in de geschillen zelf de FOD Financiën de beslissing neemt. In die mate is het niet vreemd en zelfs vanzelfsprekend dat de minister van Financiën ook wordt verwittigd.

 

08.07  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, wat het dan extra vreemd maakt, is dat ik, in tegenstelling tot collega Devlies, omdat ik misschien iets neutraler ben in die discussie, de vraag ook heb gesteld aan de minister van Financiën en die heeft de bal volledig naar u doorgespeeld.

 

08.08 Staatssecretaris John Crombez: Zo zijn er nog dossiers, dat is niet de eerste keer.

 

08.09  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Het gaat hier over een dossier van 285 miljoen euro, dat financieel belangrijk is en maatschappelijk bijzonder gevoelig ligt, gelet op onder andere het bedrijf waarover het gaat, de link met het protocol en de timing. Ik heb een vraag ingediend aan de heer Koen Geens en hij stuurt mij door naar u, hij zegt dat ik bij u moet zijn, bij niemand anders. U zegt dat de beslissing valt onder de bevoegdheid van de heer Geens.

 

08.10 Staatssecretaris John Crombez: Met kennisgeving aan de heer Geens.

 

08.11  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Het is een bevoegdheid van de FOD Financiën.

 

Mijnheer de voorzitter, ik heb het er heel moeilijk mee dat de heer Geens hierop geen antwoord wilde geven in de vorige commissievergadering. Die vraag stond zelfs niet geagendeerd, aangezien het de exclusieve bevoegdheid was van staatssecretaris Crombez.

 

Ik herhaal dat het hier gaat over 285 miljoen euro. Het is voer voor toch nog vraagstelling aan de heer Geens, want enige gladheid is een kwaliteit in de politiek, maar dat lijkt mij een klein beetje te glad wat de heer Geens betreft. Hij moet dus toch wat tekst en uitleg geven aan de commissie, want het gaat over 285 miljoen.

 

Mijnheer de staatssecretaris, ten slotte, over de link of geen link, ik kan begrijpen dat die vraag nogal sterk is binnengekomen, aangezien er gesuggereerd zou worden dat daar een koppeling gemaakt wordt. Ik wil daarover heel duidelijk zijn. Ik heb niet gezegd dat daar een akkoordje is gemaakt, dat alles op één hoop is gegooid en dat het BBI-dossier op die manier is beslecht, vanwege een ander dossier.

 

Ik zeg wel – maar dit is veeleer een bevoegdheid van staatssecretaris Wathelet – dat ik het heel vreemd vind dat de regering met een speler waarvan twee fiscale dossiers in dezelfde periode opduiken en die men ontmoet voor de rechtbank in een zaak over miljoenen euro, een conventie sluit waarin winsten worden gebetonneerd, waarin zekerheid wordt verankerd enzovoort. Vandaar de vraagstelling en in die zin is er voor mij wel een link, maar ik heb op geen enkel moment willen suggereren dat daar onder één hoedje gespeeld is. Politiek gezien zijn die twee feiten wel heel moeilijk met mekaar te rijmen.

 

De voorzitter: Ik vraag me soms af of het een goed idee is om een staatssecretaris bevoegd voor de strijd tegen de fiscale fraude te hebben. Misschien is dat een taak van de minister van Financiën. Als er een staatssecretaris is, kan de minister opwerpen dat iemand anders het doet en krijgen we hier een spelletje waarbij de bal van de ene naar de andere wordt doorgespeeld. Dat is niet gemakkelijk voor het Parlement.

 

08.12 Staatssecretaris John Crombez: Het is van recente datum. Het is omdat er meer activiteit is, dat dit opvalt.

 

De voorzitter: Dat is uw standpunt, ik ben daar niet zo zeker van.

 

08.13  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik wil daar toch even op reageren. U valt een beetje uit uw rol als voorzitter. Ik meen dat er in de regering wel degelijk een duidelijke afbakening is tussen de minister van Financiën en de staatssecretaris, die trouwens ook in andere domeinen van de fraudebestrijding actief is. De voorbije jaren, zeker de voorbije twee jaar, hebben wel aangetoond dat er door de staatssecretaris en zijn medewerkers heel nuttig werk gepresteerd is. Ik meen dus wel dat de functie belangrijk was in de regering.

 

De voorzitter: Ik heb niet gezegd dat de staatssecretaris slecht heeft gewerkt. Ik heb erop gewezen dat, als de minister van Financiën niet effectief bevoegd is voor de strijd tegen de fiscale fraude, dat kan leiden tot een situatie als deze waarin niemand antwoordt op de vragen van de Parlementsleden. Ik meen dat de minister van Financiën zeer actief moet zijn, ook in de strijd tegen de fiscale fraude. Het is geen aparte bevoegdheid. Dat is mijn standpunt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van de heer Carl Devlies aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "de aangekondigde uitwerking van de verruimde toegang tot het centraal aanspreekpunt" (nr. 22823)

09 Question de M. Carl Devlies au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "la mise en service annoncée de l'accès étendu au point de contact central" (n° 22823)

 

09.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, wij werken hier aan een domein dat bevoegdheden overlapt van verschillende ministers, wat ook niet anders kan. U draagt wel de verantwoordelijkheid over de coördinatie van het geheel. Daarover kan geen discussie zijn.

 

In de algemene beleidsnota van 6 november 2013 stelde u dat de toegang tot het centraal aanspreekpunt zou worden uitgebreid. Momenteel is het centraal aanspreekpunt enkel toegankelijk voor bepaalde ambtenaren van de FOD Financiën.

 

U stelde in navolging van het College voor de strijd tegen de fiscale en de sociale fraude dat het CAP moet worden opgesteld voor de politiediensten, de CFI, het COIV en de OCMW’s.

 

De minister van Financiën antwoordde op mijn mondelinge vraag nr. 22718 dat de fiscale wetgeving niet toelaat de toegang tot het CAP te verruimen tot andere dan fiscale doeleinden. De uitbreiding van het CAP zal niet kunnen gebeuren door een aanpassing van het WIB92.

 

Momenteel is de raadpleging van het CAP enkel mogelijk voor een beperkt aantal ambtenaren van de FOD Financiën. Deze beperking is opgenomen in artikel 322 van het WIB92. De beperking van de toegang tot het CAP is een van de maatregelen om de privacy van onze burgers te waarborgen.

 

De FOD Financiën heeft de eenmalige oprichtingskosten van het CAP volledig te zijnen laste genomen. Ze bedroegen 960 000 euro.

 

In antwoord op mijn mondelinge vraag nr. 22718 stelde de minister van Financiën dat er momenteel enkel een protocol over de aanrekening van de kosten tussen de Nationale Bank van België en de FOD Financiën bestaat. Bij een verruiming van de toegang tot het CAP zullen andere gebruikers een afzonderlijk protocol met de Nationale Bank van België moeten sluiten. Ook het huidige protocol zal opnieuw moeten worden bekeken.

 

Concreet zijn mijn vragen de volgende.

 

In uw beleidsnota beloofde u de verruimde toegang vóór het einde van de legislatuur.

 

Zal de timing kunnen worden gerespecteerd? Vanaf welke datum zal het CAP voor de politiediensten, de CFI, het COIV en de OCMW’s worden opengesteld?

 

Werd reeds met de politiediensten, de CFI, het COIV en de OCMW’s overleg gepleegd om de concrete gevolgen van de verruimde toegang tot het CAP kenbaar te maken?

 

Zullen alle ambtenaren van de betrokken instellingen toegang hebben tot het CAP of zal een beperking worden opgelegd? Zo ja, welke ambtenaren zullen toegang hebben tot het CAP?

 

De FOD Financiën voorziet in een systeem van identity and access management. Zullen strikte toegangsvoorwaarden worden uitgewerkt voor de gebruikers van het CAP? Zal de privacy van onze burgers gewaarborgd blijven?

 

De FOD Financiën heeft de eenmalige oprichtingskosten van het CAP volledig te zijnen laste genomen. Zullen de oprichtingskosten van het CAP worden doorgerekend aan de nieuwe gebruikers?

 

Indien het CAP voor meerdere diensten wordt opengesteld, zal zulks de werklast van de Nationale Bank van België verhogen?

 

Werd reeds een protocol opgesteld tussen de Nationale Bank van België en andere gebruikers om de jaarlijkse onderhoudskosten te bepalen? Wanneer zal het protocol tussen de Nationale Bank van België en de FOD Financiën worden aangepast ten gevolge van de verruimde toegang tot het CAP?

 

09.02 Staatssecretaris John Crombez: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Devlies, op een aantal van uw vragen heb ik geen andere antwoorden dan degene die de minister van Financiën heeft gegeven. Ik heb daar geen afwijkende informatie of mening.

 

De principebeslissing om het CAP op te richten, is nog mede dankzij u genomen. De volledige uitwerking heeft de tijd genomen die het moest nemen. In mei 2014 zal het volledig operationeel zijn.

 

In de tussenperiode, tijdens de uitwerking van het CAP, toonden een aantal actoren functioneel heel veel interesse, vandaar ook de verwijzing in mijn beleidsnota. Het gaat om de politie, het COIV, de OCMW’s en eventuele andere. Hun vraag om toegang is vaak een legitieme vraag.

 

Hoever staat het met de andere actoren en hun toegang?

 

Voor het COIV is die geregeld in het wetsontwerp houdende diverse maatregelen ter verbetering van de invordering van de vermogensstraffen en de gerechtskosten in strafzaken. Dat zou binnenkort in het Belgisch Staatsblad moeten worden gepubliceerd.

 

Bij artikel 15, § 3, van de wet van 26 maart 2003 op het COIV heeft het Centraal Orgaan in bepaalde gevallen kosteloos toegang tot het centraal aanspreekpunt van de Nationale Bank. Op verzoek deelt het centraal aanspreekpunt de beschikbare gegevens mee betreffende de nummers van de bankrekeningen en de contracten van de veroordeelden.

 

De politie heeft kennis genomen van de definitieve uitwerking van het CAP en wat dat zal inhouden. Ze heeft geoordeeld dat er geen bijkomende toegevoegde waarde in vervat zit voor haar.

 

Het CFI oordeelt in die richting. Bij de OCMW’s ligt de vraag van de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie bij de minister van Financiën om ook hen de toegang te verlenen.

 

Dat is de toestand van de andere actoren. Bij het COIV is het geregeld, de politie oordeelt dat er geen toegevoegde waarde is en voor de OCMW’s is het verzoek in behandeling bij Financiën.

 

09.03  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van de heer Carl Devlies aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "de strijd tegen schijnzelfstandigheid" (nr. 22963)

10 Question de M. Carl Devlies au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "la lutte contre le phénomène de la fausse indépendance" (n° 22963)

 

10.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, in samenwerking met de minister van Zelfstandigen en de minister van Werk hebt u de strijd tegen de schijnzelfstandigheid opgevoerd door een aantal nieuwe bepalingen in de arbeidsrelatiewet van 2006 in te voeren. De correcte kwalificatie van een arbeidsrelatie is cruciaal in de strijd tegen de sociale fraude.

 

Een van de nieuwe bepalingen was de installatie van de administratieve commissie ter regeling van de arbeidsrelatie. In het Belgisch Staatsblad van 21 februari 2013 werden twee koninklijke besluiten gepubliceerd: het ene regelt de samenstelling en de werking van die administratieve commissie en het andere benoemt de leden ervan.

 

De partijen van een arbeidsrelatie of een van hen, kunnen hun concrete situatie voorleggen aan de administratieve commissie ter regeling van de arbeidsrelatie, die zal beslissen over de aard van de arbeidsrelatie. Die beslissingen zijn bindend voor de instellingen die in die commissie vertegenwoordigd zijn, tenzij in geval van gewijzigde of onjuiste feiten.

 

Mijnheer de staatssecretaris, hoeveel keer heeft de administratieve commissie sedert haar oprichting reeds samen gezeten? Hoeveel dossiers werden ter ruling voorgelegd sedert haar oprichting? Hoeveel van die dossiers hebben aanleiding gegeven tot herkwalificatie?

 

10.02 Staatssecretaris John Crombez: Mijnheer de voorzitter, sinds de wet van 2006 werden inderdaad een aantal ingrijpende wijzigingen aangebracht aan de wetgeving. Ik vind zelf dat een van de belangrijke elementen erin bestond sectoraal te werken en de criteria te evalueren met de sociale partners. Voor de meeste sectoren is dat ook gebeurd. Voor een aantal andere is dat echter van recente aard.

 

Waar is dat al gebeurd? In sectoren zoals de bouwsector, de schoonmaak, de bewaking, het transport en de land- en tuinbouw. Daar is het achter de rug. Met de vleessector zijn de gesprekken aan de gang.

 

De sectorgerichte toepassing van de nieuwe criteria is het belangrijkste in de totaliteit van de wet, maar niet de commissie. Daar is al vaak discussie over geweest. Men had de verwachting dat dit een soort cel zou zijn die veel dossiers zou behandelen. Ik meen dat de toepassing van de nieuwe sectorspecifieke criteria belangrijker zal zijn voor de administratie zelf.

 

Wat het andere luik betreft, het aantal dossiers, er zijn intussen 21 aanvragen ingediend, negen Nederlandstalige en twaalf Franstalige. In de Nederlandstalige kamer werd in twee zaken beslist tot een werknemersverhouding, in twee zaken tot een zelfstandigenrelatie en drie zaken werden onontvankelijk verklaard. In de Franstalige kamer werd er in twee zaken beslist tot een zelfstandigenrelatie, vijf zaken werden onontvankelijk verklaard en een zaak ontvankelijk doch ongegrond. Soms gaat het over arbeidsrelaties die al beëindigd zijn of er wordt geoordeeld dat de sociale ruling een soort preventief karakter heeft en het bijgevolg niet aan hen is om daarover een uitspraak te doen. Dat zijn de twee luiken: de wetgeving, enerzijds, en de dossiers bij de commissie, anderzijds.

 

10.03  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, 21 dossiers, dat is erg weinig. Men kan zich de vraag stellen wat de meerwaarde is van de nieuw opgerichte commissie.

 

Ik ben bevreesd dat zolang het voorleggen van een dossier afhankelijk blijft van de wil van de partijen, dit weinig voordelen zal opleveren in de strijd tegen de schijnzelfstandigheid. Ik vrees dat het aantal voorgelegde dossiers ook in de toekomst beperkt zal blijven.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de M. Georges Gilkinet au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "l'arrêt de la Cour constitutionnelle relatif à l'article 11 de la loi du 3 août 2012 sur le secret bancaire" (n° 22983)

11 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "het arrest van het Grondwettelijk Hof betreffende artikel 11 van de wet van 3 augustus 2012 over het bankgeheim" (nr. 22983)

 

11.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le secrétaire d'État, la Cour constitutionnelle a été saisie d'un recours relatif à l'article 11 de la loi du 3 août 2012 sur le secret bancaire et vient de statuer. Il s'agit de l'arrêt 51/2014 du 27 mars 2014.

 

Monsieur le secrétaire d'État, pouvez-vous m'indiquer quel est le contenu de l'arrêt de la Cour constitutionnelle? Quelles sont les conséquences de cet arrêt en matière de capacité de lever le secret bancaire? Un acte réparatif est-il envisagé ou a-t-il été entrepris par le gouvernement afin de répondre aux critiques de la Cour et de permettre néanmoins aux services du SPF Finances de lever le secret bancaire quand cela se justifie dans un objectif de lutte contre la fraude?

 

11.02  John Crombez, secrétaire d'État: Monsieur Gilkinet, merci d'attirer mon attention sur l'article en question, car je ne l'avais pas lu.

 

En ce qui concerne le contenu de l'arrêt du 27 mars, premièrement celui-ci rejette le recours qui concerne la demande d'annulation de l'article 8 de la loi du 3 août 2012. Deuxièmement, il donne une interprétation de ce que l'on doit entendre par la notion de préparatif à une enquête ou à un contrôle. Troisièmement, il annule l'article 11 de la loi du 3 août 2012 pour deux motifs.

 

Le premier motif est que cet article permet aux responsables du traitement des données de refuser l'exercice des droits garantis par les articles 9 § 2, 10 et 12 de la loi du 8 décembre 1992 à l'égard des données personnelles du contribuable qui sont étrangères à l'objet de l'enquête ou du contrôle en cours.

 

Second motif: l'article 11 ne prévoit aucune limitation dans le temps de la possibilité de faire exception à l'application de ces droits justifiés par l'accomplissement d'actes préparatoires à un contrôle ou une enquête. Voilà pour le contenu de l'arrêt!

 

Il y a beaucoup plus important - et je n'arrivais pas à comprendre l'article la première fois que je l'ai lu -, c'est la conséquence de cet arrêt.

 

Tout d'abord, la notion de préparatif sera interprétée comme indiqué par la Cour (point b 5.3 de l'arrêt). Pour le sort de l'arrêt en question, il n'y a pas d'impact dans la pratique, parce que le gouvernement a déjà répondu aux deux éléments d'annulation en modifiant l'article 3 de la loi du 8 décembre 1992. Cette modification est intervenue le 17 juin 2013, publiée au Moniteur le 28 juin 2013 et entrée en vigueur le 8 juillet 2013.

 

En effet, selon la nouvelle formulation, "ne sont visées que les données personnelles liées à l'enquête ou aux contrôles en cours". Les données personnelles qui y sont étrangères ne tombent donc pas sous le coup de l'exception. De là, la teneur quelque peu bizarre de l'article.

 

La nouvelle version prévoit une durée maximale à la suspension des droits de consultation: un an à partir de l'introduction de la demande basée sur l'introduction de l'article 10.

 

L'article 11 n'a eu d'incidence qu'entre le 1er janvier 2013 et l'entrée en vigueur de la même loi du 17 juin 2013. Durant cette période, le service privacy n'a été saisi d'aucune demande de suspension sur la base de l'article 11. Donc, l'impact historique n'a eu aucun effet non plus.

 

11.03  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie.

 

La Cour constitutionnelle a donc annulé une loi qui n'existait plus, puisque l'article avait été modifié entre-temps.

 

Vous faites référence à un article de presse du journal La Libre Belgique qui interprétait trop largement la décision de la Cour constitutionnelle. Vous remettez les choses à leur place.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Voorzitter: Carl Devlies.

Président: Carl Devlies.

 

12 Vraag van de heer Carl Devlies aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "de povere resultaten van de strijd tegen fiscale fraude bij Justitie" (nr. 23005)

12 Question de M. Carl Devlies au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "les piètres résultats engrangés par la Justice en matière de lutte contre la fraude fiscale" (n° 23005)

 

12.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, u hebt waarschijnlijk het debat gevolgd in de commissie voor de Justitie. De minister van Justitie moest daar in haar antwoord op parlementaire vragen bekendmaken dat er momenteel nog 550 dossiers, die nog niet bij de raadkamer zijn ingeleid, reeds meer dan vijf jaar in onderzoek zijn. Het risico bestaat dat die dossiers zullen verjaren of dat de redelijke termijn overschreden zal worden. Naar aanleiding daarvan is er in de commissie voor de Justitie een hele discussie geweest. Op basis van het verslag daarvan heeft de commissie voor de Financiën eenparig beslist om het College van procureurs-generaal te horen.

 

Uiteindelijk werd de procureur-generaal van Brussel, de heer Nouwynck, afgevaardigd. Hij heeft in de commissie een aantal verklaringen afgelegd. U hebt ongetwijfeld ook het verslag daarvan gelezen. De procureur-generaal vermeldde onder meer dat de bestrijding van de economische en financiële criminaliteit en, met name, van de ernstige fiscale fraude momenteel povere resultaten oplevert. In al te veel dossiers moet worden vastgesteld dat de stafvordering verjaard is of de redelijke termijn verstreken is, wegens manco's in alle geledingen van de strafrechtketen. Door een tekort aan onderzoekers, deskundigen en gespecialiseerde en beschikbare magistraten liggen de prioriteiten de facto eIders.

 

De minister van Justitie, die ik en andere collega’s daarover ondervraagd hebben, verwees in haar antwoord onder meer naar uzelf en uw bevoegdheid. Het is een feit dat de fraudebestrijding niet effectief kan zijn, indien een gedeelte van de keten niet werkt. Justitie bevindt zich achteraan in de keten. Indien die schakel ontbreekt, kan het geheel van het antifraudebeleid onder druk komen.

 

De commissie voor de Financiën en de commissie voor de Justitie hebben reeds in december 2010 een aantal aanbevelingen geformuleerd in het kader van de una via-opvolging. Er werden trouwens ook aanbevelingen geformuleerd in het kader van de parlementaire onderzoekscommissie naar aanleiding van de dossiers betreffende grote fiscale fraude.

 

Wat denkt u over die situatie? Hebt u pogingen gedaan om die situatie te verbeteren? Wij kennen die situatie immers reeds lang. Door toepassing van de una via-regel zijn wij nu zover dat de kleine dossiers van fiscale fraude op een efficiënte manier door de FOD Financiën administratief worden afgehandeld. De grote, belangrijke fraudedossiers komen bij Justitie terecht. Daar is dan het risico zeer groot dat de verjaring intreedt of dat de redelijke termijn wordt overschreden. Hierdoor wordt er naar mijn aanvoelen een ongelijkheid gecreëerd tussen grote en kleine fraude, in elk geval bij de behandeling ervan, en dat is moeilijk toelaatbaar.

 

Welke maatregelen hebt u genomen om dit te verhelpen? Wat denkt u over die situatie? Hoe denkt u dat in de toekomst een en ander kan worden opgelost?

 

12.02 Staatssecretaris John Crombez: Mijnheer Devlies, vooreerst wil ik zeggen dat de kritiek op Justitie inzake de aanpak van grote fraude zeer terecht is. De herhaalde uitleg die van binnen Justitie gegeven wordt als reden waarom Justitie faalt als stuk van de keten, vind ik ontoereikend. Vaak wordt gerefereerd aan de wettelijke omstandigheden en aan het beschikbaar personeel, maar dat vind ik al te makkelijk. Wij hebben dat al vaak moeten horen en zelfs in uw tijd hebt u dat al moeten horen, maar ik vind dat veel te makkelijk.

 

Het is een gegeven dat Justitie te weinig prioriteit heeft geschonken aan de strijd tegen grote fraude; punt aan de lijn. Als Justitie in haar evaluatie vaststelt dat de resultaten niet afdoende zijn, dan mag Justitie zelf de hand aan de ploeg slaan.

 

Toen ik uw vraag las, dacht ik dat de minister van Justitie de bal naar mij doorspeelt, maar ik vind eigenlijk nergens terug dat zij dat gedaan heeft. Ofwel is het verslag niet volledig, ofwel heeft zij dat ook werkelijk niet gedaan. Desalniettemin ben ik blij met uw vraag aan mij.

 

Ik denk dat wij samen met Justitie werken aan een aantal kritieke elementen om ervoor te zorgen dat, ten eerste, Justitie geen excuus heeft om niet genoeg prioriteit te schenken aan grote fraudezaken en, ten tweede, Justitie meer instrumenten heeft om grote fraudezaken aan te pakken. Op korte tijd hebben wij dienaangaande samen met justitie veel kunnen doen. Ook verwijs ik naar de aanbevelingen van 2009 en 2010, waarmee ik heel concreet bedoel dat wij verschillende wetswijzigingen hebben doorgevoerd. Zo hebben wij de notie ‘ernstige fiscale fraude’ ingevoerd en het kader uitgebreid met meer gespecialiseerde magistraten. Dat staat ook heel concreet in de aanbevelingen en u hebt het ook in uw vraag vermeld. Ik vernoem de invoering van de gespecialiseerde ambten van fiscaal onderzoeks- en strafrechter, de aanwerving van zeven bijkomende fiscale substituten voor het Openbaar Ministerie en acht bijkomende gespecialiseerde fiscaalstrafrechters.

 

Dat kader moet zeker helpen om, enerzijds, de excuses weg te nemen die Justitie zelf aanhaalt en, anderzijds, voldoende instrumenten te creëren om de prioritisering per definitie in de werking van Justitie te installeren.

 

Wij hebben ook multidisciplinaire gespecialiseerde onderzoeksteams bij de federale politie geïnstalleerd, met een specialisatie in fiscale, sociale en georganiseerde financiële criminaliteit. Die besprekingen zijn zeer recent afgerond. Dat zal in een van de laatste Ministerraden aan bod komen.

 

Wat ik zelf bijzonder belangrijk vind in het geheel van maatregelen dat wij hebben genomen, is het strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek. Ik weet dat de advocatuur daarop een beetje springerig reageert, maar zoals u zelf zei is de fraudebestrijding een keten en elk element van de keten moet werken.

 

Ook de strafuitvoering, zeker bij grote financiële criminaliteit, moet verbeteren. Het element dat de zaken degelijk door Justitie worden behandeld met een goede afloop, met name met een vonnis en een sanctie, is allemaal goed en wel, maar de sanctie moet ook worden uitgevoerd. Ook inzake het actieplan tegen sociale dumping hebben wij met Justitie een coördinatie opgezet die al voor een deel gericht is op de nieuwe gerechtelijke structuur.

 

Nog andere elementen zijn de wettelijke wijziging inzake de verjaring en de wet-Landuyt, zoals ze in de pers wordt genoemd, die een aanpassing doet van de manier waarop met kleine procedurefouten moet worden omgegaan.

 

Wij hebben dus heel wat kunnen doen. Ik heb ook altijd gezegd dat het zeer moeilijk is, als men ziet dat zaken bij Justitie blijven hangen, om grote zaken naar Justitie te sturen. Het heeft het debat over de schikkingen ook zeer dubbel gemaakt.

 

U vroeg naar de toekomst. Eigenlijk zou men die grote zaken systematisch naar Justitie moeten kunnen sturen, maar dat is niet echt eerlijk als men niet weet of Justitie dat voldoende snel en zonder overschrijding van de redelijke termijn zal kunnen doen.

 

Men stuurt het naar Justitie maar men weet niet of het zal worden behandeld. Wat ik heb aangehaald inzake verbeteringen op het vlak van de wet, de organisatie en het personeel zijn verbeteringen die ons die zaken met meer vertrouwen en kans op slagen naar Justitie moeten laten sturen. Ik pleit er echter ook voor dat Justitie zelf meer zou doen dan alleen zeer frequent herhalen dat de wetten nog niet ideaal zijn en er personeel tekort is. Ik vind dat justitie daar dan zelf als apparaat in tekortschiet. Zowel de minister van Justitie als ik hebben daar oren naar gehad. Wij hebben daarop gereageerd.

 

Nu zou men ten miste twee reacties moeten krijgen. De eerste reactie is dat men die zaken wel degelijk voldoende prioriteit geeft. De tweede is dat wij zien dat die grote fraudezaken ook bij Justitie vooruitgaan. Het is een noodzakelijk deel, een noodzakelijke schakel in het geheel van de fraudebestrijding.

 

Misschien is het sedert decennia wel het grootste pijnpunt van de fraudebestrijding in België, dat het ultieme middel om grote fraude tegen te gaan, met de vlotte en degelijke werking van Justitie, tot nu toe steeds tekort is geschoten. Als Justitie de bal alleen aan anderen doorspeelt en anderen met de vinger wijst, dan zal het probleem blijven bestaan. Dit zou allemaal moeten helpen. Ik hoop dat Justitie als apparaat dit naar waarde schat en nu voldoende prioriteit geeft aan grote fraudezaken.

 

12.03  Carl Devlies (CD&V): Ik dank u voor uw omstandig antwoord.

 

Positief zijn zeker die multidisciplinaire onderzoeksteams. Dat is een nieuw initiatief dat weldra wordt opgestart. Dat is natuurlijk geen Justitie. Bij die onderzoeksteams zijn heel wat diensten betrokken. Ik hoop dat dit een goede aanpak is.

 

Voor het overige vrees ik dat wat Justitie zelf betreft wij moeten zeggen dat daar toch wel gefaald is. De problemen die aan de basis lagen van de oprichting van de parlementaire onderzoekscommissie zijn er vandaag nog altijd. Daardoor wordt ongelijkheid gecreëerd tussen diegenen die vervolgd worden voor kleine fraude en diegenen die vervolgd worden voor grote fraude naargelang het administratief of gerechtelijk gebeurt. Het is dus belangrijk dat er maatregelen worden genomen. Specialisatie is een groot probleem. Dat was ook gevraagd door de commissie. De herziening van de strafprocedure die er nog steeds niet is maakt de doorlooptijden natuurlijk ook zeer lang. Er was destijds een concrete maatregel voorgesteld door de onderzoekscommissie, maar ook door het college voor de fraudebestrijding die werd hernomen in de regeerverklaring. Het ging dan om de uitbreiding van het minigerechtelijk onderzoek. Dat was iets wat men gemakkelijk had kunnen doen tijdens deze legislatuur maar het is niet gerealiseerd. Daardoor had men de werking van Justitie nochtans heel wat efficiënter kunnen maken.

 

Ik meen dat hier nog een belangrijke opdracht ligt die een belangrijke prioriteit zal worden voor de volgende regering want hiermee moet komaf worden gemaakt. Het is onaanvaardbaar dat grote dossiers van fiscale fraude en witwassen niet worden aangepakt of dat de daders straffeloos blijven door procedurefouten, verjaring of het overschrijden van de redelijke termijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van de heer Carl Devlies aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "de behandelde dossiers bij de BBI" (nr. 23006)

13 Question de M. Carl Devlies au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "les dossiers traités par l'ISI" (n° 23006)

 

13.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, graag had ik vernomen hoeveel dossiers er in de jaren 2012 en 2013 werden behandeld per gewestelijke directie van de BBI. Welke resultaten werden er behaald in dezelfde jaren per gewestelijke directie? Hoeveel bedroegen de totaal geïnde bedragen?

 

13.02 Staatssecretaris John Crombez: Als ik mag, zou ik u de cijfers voor de behandelde dossiers en de resultaten ervan voor de jaren 2012 en 2013 voor inkomstenbelastingen en btw graag later overhandigen. Wij kennen de geïnde bedragen nog niet. Niet alleen was de termijn voor het antwoord zeer kort, maar bovendien zijn de cijfers voor 2013 nog maar zeer partieel.

 

Als u het goed vindt, laat ik u die cijfers overhandigen. Als er in de gegevens een cijfer opvalt, dan is dit te wijten aan een grote zaak, met name Omega Diamonds. U zult dat zelf kunnen vaststellen.

 

13.03  Carl Devlies (CD&V): Ik zal graag kennis nemen van die cijfers.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van de heer Carl Devlies aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "de gelijke behandeling van burgers en bedrijven door de fiscale en sociale inspectiediensten" (nr. 23016)

14 Question de M. Carl Devlies au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "le respect du principe de l'égalité de traitement par les services de l'inspection fiscale et sociale dans ses relations avec les citoyens et les entreprises" (n° 23016)

 

14.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, de gelijke behandeling van burgers en ondernemingen door fiscale en sociale inspectiediensten is een aangelegenheid van elementaire rechtvaardigheid. Alleen een overheid die alle burgers en ondernemingen zonder onderscheid behandelt, kan ook alle burgers en ondernemingen zonder onderscheid inspanningen opleggen.

 

Uit de resultaten van een onderzoek uitgevoerd door Deloitte in opdracht van de vorige regering bleek in 2010 dat de gelijke behandeling van de Belgen geenszins gegarandeerd was. Zo bleek bijvoorbeeld dat er bij de fiscale diensten grote regionale verschillen waren onder meer op het vlak van controle, controletijd, invordering, rechtzetting.

 

In overleg met de betrokken inspectiediensten en met het college voor fraudebestrijding werden een aantal aanbevelingen geformuleerd. Een eerste voortgangsrapport met betrekking tot de monitoring van de aanbevelingen werd gemaakt in juni 2011. Het regeerakkoord van 1 december 2011 voorzag in de voortzetting van de werkzaamheden op grond van de bouwstenen die door het vorige college voor fraudebestrijding werden gelegd.

 

Welke vooruitgang werd gemaakt in het realiseren van de gelijke behandeling van burgers en ondernemingen door de verschillende inspectiediensten en meer bepaald de fiscus?

 

Ik verwijs ook naar het verslag van het Rekenhof aan de Kamer van april 2013 met betrekking tot de verwerking en het beheer van de aangifte van de personenbelasting. Onder de rubriek “Lokale verschillen” stelde het Rekenhof dat er soms belangrijke verschillen waren in de controlewijze, de controlegraad en de naleving van de procedurevoorschriften tussen de verschillende kantoren. Het Rekenhof verwijst ter zake ook naar het jaarverslag 2011 van de fiscale-bemiddelingsdienst, die in dezelfde zin conclusies trok.

 

Op pagina 69 lezen wij als aanbeveling onder de rubriek “Gelijke behandeling en quality control” het volgende: “Om een meer uniforme toepassing van de belastingwetgeving tussen de diverse belastingskantoren te verzekeren, dringt het Rekenhof aan op, enerzijds, heldere en eenduidige instructies aan de betrokken diensten en, anderzijds, een nauwgezette monitoring van het systeem van quality control in het kader van de beheerscyclus, zodat de uniformiteit van de verificaties en de naleving van de fiscale procedures in de gefilterde dossiers maximaal worden verzekerd.”

 

De aanbevelingen van het Rekenhof in april 2013 zijn conform de aanbevelingen die uit de Deloitte-studie van 2010 resulteerden.

 

In welke mate werd het College voor de strijd tegen de fiscale en de sociale fraude verder bij de implementatie van de Deloitte-aanbevelingen betrokken?

 

Wat is de stand van zaken vandaag?

 

Meer concreet, welke stuur- en meetinstrumenten gebruikt het management van de administraties tegenwoordig? In hoeverre werden ze bijgestuurd op basis van de aanbevelingen die in de Deloitte-studie naar voren werden geschoven?

 

Ten tweede, wat zijn de gehanteerde kwaliteitsnormen, niet alleen voor de controleactiviteiten maar ook voor de invordering?

 

Ten derde, welke managementinstrumenten worden thans gebruikt om de werkelijke inzet van mensen en middelen binnen de diensten te meten en op te volgen?

 

Ten vierde, welke vooruitgang heeft het observatorium waarnaar u in een antwoord op een vroegere mondelinge vraag hebt verwezen, intussen geboekt op het vlak van het centraliseren van de opvolging van de kwaliteit van de gelijke behandeling?

 

14.02 Staatssecretaris John Crombez: Mijnheer de voorzitter, mijn antwoord omvat drie elementen.

 

Het eerste element is behoorlijk uitgebreid. Ik wil het volledig mondeling geven, indien u dat wil. Ik wil het voor het verslag ook schriftelijk aan u geven. Het is mij om het even, maar het eerste antwoord gaat eigenlijk over de vragen inzake de vertaling via de verschillende managementplannen van de SIOD en de FOD Financiën, specifieker op administraties, dus ook inzake budget- en beheerscontrole. Daarom is het antwoord zo lang. Ik wil het u gerust overhandigen, indien dat voor u gemakkelijker is.

 

De voorzitter: Ik raadpleeg even het secretariaat. Kan de schriftelijke weergave van het antwoord in het verslag worden opgenomen? (Instemming.)

 

14.03 Staatssecretaris John Crombez: Mijnheer de voorzitter, het tweede element is ook een caveat op de uniformisering en de gelijke toepassing. Soms is immers bij goedbedoelde maatregelen van uniformisering geen sprake.

 

Ik verwijs naar de bekendste maatregel, met name de mededeling van 27 juli 2011 over de algemene toepassing en de uniformisering bij de controlediensten bij de aanslag geheime commissielonen, zijnde de bekende 309 %. Daarbij werd in de hele optiek een beslissing onder het mom van uniformisering en gelijke behandeling genomen. Nog vóór de regering begon, veroorzaakte de beslissing al dermate veel reactie dat de eerste minister van Financiën al in de eerste weken van de regering een aanpassing aan de richtlijnen heeft gemaakt. De tweede minister van Financiën heeft zelfs een aanpassing aan het systeem gemaakt.

 

De 309 %-maatregel als heel goed bedoelde impuls van uniformisering en gelijke behandeling heeft heel wat neveneffecten gehad, die soms zelfs ongelijkheid in de hand werkten.

 

Het betreft een caveat, die ik geef en die opmerkelijk was. Het laatste punt betreft het observatorium. Het is jammer, want wij hebben de discussie al een paar keer gehad.

 

De beslissing ter oprichting van het observatorium in de schoot van de Hoge Raad van Financiën is ondertussen meer dan een jaar oud. Eerder heb ik in het Parlement al gezegd dat ik hoopte dat wij bij de opstelling van de laatste begroting voor de verkiezingen al een eerste rapport van het observatorium zouden hebben. Het gaat er immers ook om dat wij de maatregelen kunnen meten. Ik ben echter nog steeds wachtende partij voor de inwerkingtreding van het observatorium en dat betreur ik.

 

14.04  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, de elementen uit de nota zullen wij nalezen. Ik bedank u in ieder geval voor de inspanning van het geleverde werk.

 

Omtrent het observatorium weet ik niet of het koninklijk besluit inmiddels door de regering goedgekeurd is. De tekst van het koninklijk besluit die ik gezien heb, maakt volgens mij geen melding van de gelijke behandeling. Het observatorium is wel bedoeld om de omvang van de fraude in kaart te brengen, maar ik dacht in het ontwerp niets gelezen te hebben over de gelijke behandeling. Ik weet dus niet of het observatorium zich effectief met de gelijke behandeling zal bezighouden. Ik noteer dat u dat belooft en ik zal dat proberen na te gaan in het koninklijk besluit.

 

Ik blijf erbij dat de gelijke behandeling van burgers en ondernemingen inzake fiscale en sociale aangelegenheden bijzonder belangrijk is. Dat moet een aandachtspunt zijn voor deze regering en de volgende regering omdat dat in feite een onderdeel is van het vertrouwen dat men van de burgers en de ondernemingen moet bekomen om alle fiscale en sociale maatregelen op een goede manier te kunnen implementeren. Daarom blijf ik dat belangrijk vinden.

 

Ik vind het dan ook spijtig dat er geen opvolging gebeurd is waardoor er geen vergelijking gemaakt kan worden met de situatie van enkele jaren geleden. Zo kunnen wij niet aantonen dat de gelijke behandeling van burgers en ondernemingen erop vooruitgegaan is. Ik ga ervan uit dat die situatie niet veel verbeterd is.

 

Ik herhaal dat ik dat absoluut een prioriteit vind, maar ik zal het KB eens nalezen, als ik het ter beschikking krijg. Ik dacht dat wij op dat punt niet helemaal beantwoorden aan wat u vooropstelde.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van de heer Carl Devlies aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "de omvang van de zwarte economie en de omvang van de fraude" (nr. 23017)

15 Question de M. Carl Devlies au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "l'ampleur de l'économie au noir et l'ampleur de la fraude qui en résulte" (n° 23017)

 

15.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, wat is de omvang van de zwarte economie in percent van het bbp?

 

Wat is het bedrag dat de fiscus jaarlijks ontloopt ten gevolge van fraude?

 

Wat waren de globale opbrengsten van de strijd tegen de fiscale en sociale fraude in de jaren 2012 en 2013?

 

Welke ontvangsten waren het gevolg van nieuwe acties inzake de fraudebestrijding?

 

Wat is een realistische raming, bij de voortzetting van een performant antifraudebeleid, van de structurele meerontvangsten voor de volgende jaren?

 

15.02 Staatssecretaris John Crombez: Mijnheer Devlies, ik dank u voor deze vraag. Ik meen dat oprecht, ik ben er bijzonder tevreden mee, ook, maar niet alleen, omdat uw vraag in deze fase van het parlementaire werk een zeer actuele vraag is, en een gevolg van de eerste vragen.

 

Wij hebben gezien — u verwees er indertijd met uw bouwstenen ook naar — dat de studie van Schneider is wat ze is. Ze stelt tenminste een coherente aanpak in de tijd voor, zodat men de evolutie van de zwarte economie kan volgen. In de periode 2012-2013 was er, na de bankencrisis, een kleine toename van de zwarte economie. Die toename was niet zo sterk, maar ze was er wel. Nadien is er opnieuw een daling gekomen. Wij kwamen toen uit op 17,6 % zwarte economie en vorig jaar op 16,4 %.

 

De logische tweede vraag is wat hiervan de impact is op de Schatkist. Ik baseer mij op de bevindingen van Europa en de communicatie van Herman Van Rompuy, die sprak over cijfers in een grootteorde van 30 miljard, in 2012, in België. 30 miljard euro verlies, sociaal en fiscaal, betekent iets minder dan de helft van de zwarte economie.

 

Dat is interessant om weten, want als wij een dik procent minder aan zwarte economie zouden hebben dan heeft dit een begrotingsimpact van een half procent op het bbp. Op dit moment zou dit neerkomen op twee miljard euro. Dit strookt ongeveer met onze ramingen en doelstellingen. Wij hebben het tempo van iets meer dan 600 miljoen euro aan structurele impact overgenomen uit uw redenering over de bouwstenen.

 

Voor en tijdens uw ambtstermijn is er allerlei verteld. Het ging daarbij over een redelijk pad en een structurele impact op de begroting. De redenering die u maakte in uw bouwstenennota, met name dat een gecoördineerde strijd per jaar zeker 600 miljoen euro aan extra ontvangsten zou moeten kunnen genereren, deel ik volledig. Wij hebben die redenering ook gehanteerd. Wij hadden het eerste jaar een ontvangst van 600 miljoen door de strijd tegen fiscale fraude en 120 miljoen door de strijd tegen sociale fraude. Het tweede jaar is dit gestegen naar 1,27 miljard, maar in dezelfde 6/7-verhouding. Voor 2014 zullen wij net boven de 1,8 miljard uitkomen.

 

U zei in uw bouwstenennota ook dat de structurele impact van 600 miljoen, mits een volledige legislatuur coherent werken aan het fraudebestrijdingsbeleid, zou kunnen worden verhoogd naar zowat een miljard. Ik meen dat dit klopt. Ik heb met hetzelfde af te rekenen gehad, namelijk een partiële legislatuur. Men stelt vast dat het coherent voortzetten van een aantal maatregelen de nodige tijd vergt. Ik hou er dan ook geen andere mening op na dan degene die u destijds in uw bouwstenennota hebt geschreven, namelijk dat men met een goed gecoördineerde werking in een jaar tijd moet kunnen komen tot een structurele impact van 600 miljoen. In een volledig legislatuur, met bijkomende maatregelen en mits een voldoende beleidsprioriteit kan men volgens u jaarlijks komen tot twee miljard euro extra.

 

Ik laat de haalbaarheid hiervan nog in het midden, maar dit lijkt mij een realistische raming bij de voortzetting van een doeltreffend antifraudebeleid. Ik zie dat er van alles wordt geschreven over structurele meerontvangsten door zelfverklaarde verstandige mensen die vroeger journalist waren en nu nog steeds professor. Zij ontkennen immers een structurele impact. Ik vind dat een onwaarschijnlijke en zelfs een gevaarlijke redenering. Het is immers een redenering die steeds aan enthousiasme wint, ook bij sommige politieke partijen. Ik zie een aantal partijen programma’s voorstellen voor de komende jaren die per jaar rekenen op een structurele impact van 100 miljoen. Dat is jammer want dat betekent eigenlijk dat men kiest voor het niet voortzetten van een doeltreffend antifraudebeleid waarmee men structurele meerontvangsten zou kunnen genereren.

 

Ik ben het dus helemaal eens met de redenering die u iets meer dan twee jaar geleden ontwikkelde. Wij hebben die ook gehanteerd. Wij vinden het logisch bescheiden te starten en te zeggen dat jaarlijks 600 miljoen euro structureel, een minimumbeleidsoptie zou moeten zijn. Zoals u destijds schreef, als men er een beleidsprioriteit van maakt, is jaarlijks 600 miljoen euro structureel een minimum, maar het kan meer zijn. Het is jammer dat de meeste Vlaamse partijen die beleidsprioriteit naar beneden bijstellen en met moeite 100 miljoen per jaar willen inschrijven.

 

15.03  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, met uw antwoord hebt u tevens een balans opgemaakt van het werk dat de voorbije twee jaar geleverd is. Ik meen dat die balans positief is en dat de cijfers die u hanteert juist zijn. Het is natuurlijk heel moeilijk om de opbrengst van een antifraudebeleid te berekenen. Voor een gedeelte is het resultaat immers verborgen. Men kan moeilijk het onderscheid maken tussen ontvangsten die het gevolg zijn van het antifraudebeleid en normale ontvangsten. Ik meen echter dat de cijfers die u aanhaalt terecht gehanteerd worden.

 

Ik heb wel vragen bij de omvang van de informele sector. Er wordt gesproken over 60 miljard. Ik vermoed dat Europa die cijfers overgenomen heeft en zo komt tot 30 miljard.

 

15.04 Staatssecretaris John Crombez: Het mag normaal niet, maar de studie die gemaakt is voor heel Europa hanteerde een andere methodiek dan die van Schneider. Schneider gebruikt elk jaar dezelfde methodiek. De Europese Commissie en de Europese president hebben de studie aangenomen, maar daarin werd een andere methodiek gebruikt. In de Europese studie wordt gekeken naar schatkistverlies, wat iets minder dan de helft oplevert van de ramingen van Schneider inzake zwarte economie. Die verhouding is veeleer hoog. Het is echter wat het is, wij hebben maar weinig coherente studies.

 

15.05  Carl Devlies (CD&V): Het blijft wat strijdig met de studie die door de Nationale Bank werd uitgevoerd en die in september 2010 werd gepubliceerd. Die studie is naar mijn gevoel nog altijd actueel. Ze staat trouwens ook nog altijd op de website van de Nationale Bank. Dat betekent dat de Nationale Bank vandaag nog altijd achter deze studie staat.

 

Daarin staat dat de impact van de zwarte economie geschat wordt op ongeveer 3,8 % van het bbp. In die periode ging dat over 12,9 miljard euro. Met de toename van het bbp, dat vandaag 380 miljard euro bedraagt, zou dat over 14 miljard euro gaan. Dat betekent dat de derving van inkomsten voor de Staat rond de zeven miljard ligt.

 

Zij hebben daarvoor een aantal berekeningen uitgevoerd. Zij tonen ook aan dat het bedrag van 60 miljard niet realistisch is, want als men dat bedrag hanteert, dan zou dat moeten betekenen dat de opbrengsten van de zelfstandigen en de kmo’s met 100 % zouden moeten worden opgehoogd. Zij werken met ophogingen van gemiddeld 20 %. Dat wordt toegelicht en vergeleken met de nationale rekeningen. Dat wordt ook vergeleken met het winstaandeel en het loonaandeel, met de consumptieve bestedingen van de huishoudens en met de financiële rekeningen. Zij stellen vast dat er geen divergentie is op het vorderingensaldo van de gezinnen, dat men anders zou moeten terugvinden indien die cijfers, die door Schneider worden vooropgesteld, juist zouden zijn.

 

Ik denk inderdaad dat de zwarte sector in België niet zo belangrijk is als door Schneider wordt vooropgesteld, omdat hij natuurlijk ook rekening houdt met een groot aantal activiteiten zoals de eigen arbeid aan woningen. Dat rekent hij mee in zijn zwarte sector.

 

Ik denk dat op langere termijn de mogelijke opbrengst van de strijd tegen de fraude zich zal situeren op ongeveer twee miljard euro. Volgens mij is dat een realistisch bedrag. Ik denk niet dat het mogelijk is om de fraude volledig weg te werken. Er zijn reeds veel inspanningen gedaan. U hebt ook heel wat inspanningen geleverd. Er is nog een gedeelte dat kan worden weggewerkt, maar men zal nooit alles kunnen wegwerken. Ik denk dat het structureel vooropstellen van het cijfer van twee miljard euro op langere termijn realistisch is.

 

15.06 Staatssecretaris John Crombez: De discussie over de methodologie is boeiend en ik ben daar nog niet helemaal uit.

 

Wat de Nationale Bank doet, is een zeer economische benadering van het meten van de zwarte economie, met name het kijken naar nationale rekeningen met verhogingen. Dat is een manier. Dan komt men echter bij de verschillende definities van wat een zwarte economie is. Is dat een echte schaduweconomie, dus erkende economie plus verhogingen, of telt men daar ook echt de criminele sfeer bij?

 

Ik zal het nu echt op flessen trekken. Ik vergelijk het cijfer van de Nationale Bank met de zwarte economie. Bijvoorbeeld, de zwarte omzet van een klein bedrijf als Omega Diamonds alleen bedraagt 2,3 miljard, of 0,75 % van het bbp. Als ik de dossiers van de CFI en de orde van grootte van die bedragen bekijk, dan merk ik dat men alleen nog maar in de sector van de edele metalen al snel aan enkele procenten van het bbp zit.

 

In de definitie, en ook de scheiding tussen financiële criminaliteit en een stuk schaduweconomie boven op de reële economie, kan dat een verschil zijn. Wellicht ligt de waarheid ergens in het midden. De vraag is hoever de Europese Commissie zit met de 30 miljard die wij in onze Staatskas derven. Het blijft echter moeilijk meetbaar.

 

15.07  Carl Devlies (CD&V): Nu er een rapport van de Europese Commissie is, zou het misschien interessant zijn om de Nationale Bank van België opnieuw te vragen om een meting te doen zoals zij dat vier jaar geleden heeft gedaan en te zien hoe de evolutie bij hen is. De Nationale Bank had het toen over 3,8 % van het bbp en Schneider over 17,6 %. Die 17,6 % was dan wel gedaald naar 16,4 %, wat een vooruitgang was. Het zou interessant zijn te zien wat de cijfers van de Nationale Bank zijn en of zich daar ook een verbetering aftekent ten opzichte van het verleden.

 

Misschien kunt u dat als staatssecretaris nog aan de Nationale Bank vragen. Dat zou dan een van de documenten kunnen zijn op basis waarvan kan worden onderhandeld op het ogenblik dat de nieuwe regering wordt gevormd.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.44 uur.

La réunion publique de commission est levée à 16.44 heures.