Commission de la Défense nationale |
Commissie
voor de Landsverdediging |
du Mercredi 2 avril 2014 Matin ______ |
van Woensdag 2 april 2014 Voormiddag ______ |
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 10.40 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Karolien Grosemans.
Le développement des questions et interpellations commence à 10.40 heures. La réunion est présidée par Mme Karolien Grosemans.
- de heer Filip De Man aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de ontmanteling van de Syrische chemische wapens" (nr. 20859)
- de heer Theo Francken aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de ontmanteling van de Syrische chemische wapens" (nr. 20869)
- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de ontmantelingsinstallatie voor vloeibare chemische ladingen" (nr. 22977)
- M. Filip De Man au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le démantèlement des armes chimiques syriennes" (n° 20859)
- M. Theo Francken au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le démantèlement des armes chimiques syriennes" (n° 20869)
- M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "l'installation de démantèlement des munitions toxiques liquides" (n° 22977)
De voorzitter: Collega De Vriendt is momenteel nog niet aanwezig.
01.01 Filip De Man (VB): Mijnheer de minister, de ontmanteling van de Syrische chemische wapens hebben we enkele maanden geleden al besproken. Ik herhaal de vragen van toen.
Mijnheer de minister, is het werkelijk ondoenbaar om een deel van het Syrisch wapenarsenaal naar hier te transporteren? Zijn die obussen niet veel stabieler dan het decennia oude materiaal dat hier nog wordt opgegraven en dat voornamelijk uit de Eerste Wereldoorlog dateert?
Onze commissie kon recent kennismaken met de moeilijkheden rond DOVO. Is het mogelijk om die Syrische munitie te verwerken?
Bestaan er internationale afspraken over de fondsen om die operatie te bekostigen? Wie betaalt de kosten indien wij experts sturen voor de inventarisatie van de wapens?
Is het technisch haalbaar om onze inzet aan te bieden om die wapens ter plekke te neutraliseren?
01.02 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, hebt u al een formele vraag, hetzij vanwege de Verenigde Staten of de VN, hetzij via een andere weg, gekregen om Belgische expertise in te zetten bij de neutralisatie van de chemische wapens?
Hoe staat u tegenover een eventuele Belgische bijdrage aan een ontmantelingsopdracht? Is er eendracht in de regering over die eventuele missie? Zou het om een bijkomende missie gaan, of zullen de ontmijningsspecialisten van de Belgische Defensie elders, bijvoorbeeld uit Libanon, worden teruggetrokken?
01.03 Minister Pieter De Crem: De vernietiging van de meeste chemische wapens en installaties om chemische wapens te fabriceren vindt plaats in Syrië. De zogenaamde precursoren, de chemische componenten van de wapens, worden dan van de haven van Latakia in Syrië getransporteerd naar de Italiaanse haven Gioia Tauro om er te worden overgeladen op het Merchant Vessel (MV) Cape Ray. Aan boord van dat schip, dat daarvoor specifiek is uitgerust, zal dat de neutralisatie van de Syrische chemische wapens doorgaan. In principe gebeurt dat in internationale wateren, in het oosten van de Middellandse Zee.
Teneinde de Cape Ray te beschermen tijdens het uitvoeren van de opdracht plande NATO-Russia Council, de NRC, een gezamenlijke maritime escort mission. Ten gevolge van de recente ontwikkelingen in Oekraïne werd de planning echter opgeschort, waardoor de opdracht nu een Amerikaans geleid multinationaal initiatief is geworden, met uitvoering van resolutie 2118 van de Verenigde Naties.
De Verenigde Staten hebben aan België gevraagd om aan de escorteopdracht van de Cape Ray bij te dragen. De opdracht bestaat erin de Cape Ray te escorteren tijdens het neutralisatieproces en tijdens de transit naar de locatie waar het residueel chemisch materiaal zal worden ontladen. Defensie is in staat die opdracht uit te voeren door de inzet van het fregat Leopold I in het kader van zijn beweging en voorbereiding voor de operatie EU NAVFOR Atalanta. De Leopold I is eind augustus 2014 in de Middellandse Zee en zal vanaf dan gedurende drie weken kunnen bijdragen aan de opdracht. Daarnaast zou het schip onmiddellijk de antipiraterijopdracht EU NAVFOR Atalanta aanvatten.
De Ministerraad van 28 maart heeft de uitvoering van de opdracht goedgekeurd.
01.04 Filip De Man (VB): Ik dank de minister voor zijn antwoord.
01.05 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb het dus goed begrepen dat er op de Ministerraad van afgelopen vrijdag is goedgekeurd om via de inzet van een van onze fregatten mee te doen aan de chemische ontwapening. Of gaat het om een van onze ontmijners?
01.06 Minister Pieter De Crem: Het gaat om een fregat.
01.07 Theo Francken (N-VA): Een van onze fregatten wordt ingezet om de wapens te vervoeren of om het schip dat de wapens vervoert, te begeleiden.
Waar zal dat schip aanmeren? Gaat dat schip naar onze Noord-Atlantische bondgenoot, de Verenigde Staten? Waar gebeurt de ontmanteling van het wapentuig?
01.08 Minister Pieter De Crem: In de internationale wateren. In volle zee, zoals men dat noemt.
01.09 Theo Francken (N-VA): Met ons schip voor Atlanta doen wij dan de begeleiding en dat duurt ongeveer drie weken?
01.10 Minister Pieter De Crem: Dat gebeurt einde augustus.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Voorzitter: Filip De Man.
Président: Filip De Man.
De voorzitter: Vraag nr. 22003 van de heer Ducarme wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
Vraag nr. 22025 van de heer Vandeput wordt eveneens omgezet in een schriftelijke vraag.
Het incident is gesloten.
- M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "les dispositions en matière de cybersécurité de la loi organique des services de renseignement et de sécurité" (n° 22074)
- M. Christophe Lacroix au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "la 'Belgian Intelligence Academy'" (n° 22462)
- Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "la 'Belgian Intelligence Academy'" (n° 22501)
- Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "la cybersécurité" (n° 22749)
- M. Christophe Lacroix au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le cyberespace" (n° 22895)
- de heer Georges Dallemagne aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de bepalingen inzake cyberveiligheid van de wet houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten" (nr. 22074)
- de heer Christophe Lacroix aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de Belgian Intelligence Academy" (nr. 22462)
- mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de Belgian Intelligence Academy" (nr. 22501)
- mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de cyberveiligheid" (nr. 22749)
- de heer Christophe Lacroix aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "cyberspace" (nr. 22895)
02.01 Karolien Grosemans (N-VA):Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, volgens de Franstalige media wordt er binnenkort een Belgian Intelligence Academy opgestart, waar analisten van de staatsveiligheid en de ADIV een gemeenschappelijke vorming zouden krijgen. Volgens Le Soir kan het feit dat het personeel van beide diensten een ander statuut heeft, mogelijk voor moeilijkheden zorgen en is het nog onduidelijk in welke taal of talen de vorming zal worden gegeven.
Ik zou u hierover graag de volgende vragen willen stellen.
Wanneer gaan de eerste vormingen aan de Belgian Intelligence Academy van start?
Kunt u meer uitleg geven over welke gemeenschappelijke vorming de analisten er zullen krijgen? De vorming zou onder andere moeten zorgen voor een verbetering van communicatie en samenwerking tussen de staatsveiligheid en de ADIV. Welke aspecten van de onderlinge communicatie en de samenwerking zijn op dit moment niet optimaal en kunt u toelichten welke verbetering de vorming in de praktijk kan betekenen?
Vormt het een probleem dat het personeel van de twee diensten een verschillend statuut heeft? Zo ja, welke oplossing is in de maak?
In welke taal of talen zal de vorming worden gegeven? Is het Engels een optie?
En zijn er nog meer plannen om de samenwerking tussen de staatsveiligheid en de ADIV te verbeteren? Zo ja, welke?
02.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Grosemans, inzake het personeelsluik van uw vraag wens ik te melden dat Defensie aan zijn experts in cybersecurity een zeer aantrekkelijke werkomgeving kan aanbieden. Een procedure om tien specialisten aan te werven is trouwens lopende.
De wet van 30 november 1998 houdende de regeling van de Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, vermeldt inzake de opdrachten van de ADIV in titel 11, paragraaf 1 – ik citeer: “Het zorgen voor het behoud van de militaire veiligheid van het personeel dat onder de minister van Landsverdediging ressorteert, de militaire installaties, wapens, munitie, uitrusting, plannen, geschriften, documenten, informatica en verbindingssystemen of andere militaire voorwerpen en, in het kader van de cyberaanvallen op militaire informatica- en verbindingssystemen of systemen die de minister van Landsverdediging beheert, de aanval te neutraliseren en er de daders van te identificeren, onverminderd het recht onmiddellijk met een eigen cyberaanval te reageren overeenkomstig de bepalingen van het recht van de gewapende conflicten.“ U weet dat de ADIV van deze wettelijke mogelijkheid nog geen gebruik heeft gemaakt.
Voor meer informatie betreffende de veiligheid en de bescherming van kritieke infrastructuren, met name aangaande de bescherming van de energiesector, verwijs ik u naar de minister die bevoegd is voor Energie.
Tot daar mijn antwoord.
02.03 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord dat u ook gaf op mijn samengevoegde vraag, hoewel ik die nog niet had gesteld. Zo gaat het wel vooruit.
L'incident est clos.
- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "Centraal-Afrika" (nr. 22079)
- de heer Theo Francken aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de eventuele inzet van Belgische troepen in de Centraal-Afrikaanse Republiek" (nr. 22443)
- de heer Gerald Kindermans aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de Centraal-Afrikaanse Republiek" (nr. 22755)
- M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "l'Afrique centrale" (n° 22079)
- M. Theo Francken au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le déploiement éventuel de troupes belges en République centrafricaine" (n° 22443)
- M. Gerald Kindermans au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "la République centrafricaine" (n° 22755)
03.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, ik had graag even met u van gedachten gewisseld over de situatie in de Centraal-Afrikaanse Republiek. Morgenochtend komt de opvolgingscommissie van de buitenlandse missies eindelijk nog eens samen. Wij zullen er zijn.
Ik heb een vraag over de beslissing die de Europese Unie zou hebben genomen om eindelijk die duizend soldaten naar daar te kunnen krijgen. Dat heeft langer geduurd dan verwacht. Er zijn toch wel wat problemen met het hele Europese veiligheids- en defensiebeleid. Het gaat vaak om grote woorden terwijl het in praktijk heel moeilijk is om de engagementen van de lidstaten concreet op papier te krijgen. Tijdens de Raad van 20 januari hebben de Europese ministers groen licht gegeven voor een Europese interventie. Momenteel zijn er al 1 600 Franse militairen en 5 500 militairen van de Afrikaanse Unie in de CAR. Met de militaire missie waarmee de Europese ministers instemden zouden er 500 militairen naar de CAR gestuurd worden.
Vreemd genoeg vind ik nergens een verwijzing naar de EU Battle Groups of een intentie om met de EU Battle Groups te werken voor deze Europese interventie. Dit systeem van Europese bataljons is nochtans volledig operationeel sinds 2007. De Battle Groups zijn in het bijzonder bedoeld voor een snelle inzetbaarheid in het kader van crisismanagement zoals dat nu nodig is in de Centraal-Afrikaanse Republiek.
Geachte minister, wanneer zullen die 500 – of zijn het er nu 1 000, misschien kunt u dat even toelichten – Europese militairen naar de CAR worden gestuurd en wat zullen ze daar doen? Is er al meer informatie over welke militairen dat zullen zijn en hoe het bevel zal worden geregeld? Zullen ze toegevoegd worden aan de MISCA, de Mission internationale de soutien à la Centrafrique sous conduite africaine en/of de Franse Sangaris-missie?
Kan die militaire interventie van de EU niet in het kader van de EU Battle Groups tot stand komen? Waarom niet? Zou het kunnen dat de EU Battle Groups, waar België het bevel over krijgt vanaf de tweede helft van 2014, deels zullen worden ingezet in de CAR?
België stuurde voorlopig een C-130-transportvliegtuig voor strategisch en tactisch luchttransport en voerde een aantal strategische vluchten uit met de Airbus A330. Als ik het goed gelezen heb meen ik echter dat zeker die C-130 al terug is. Kunt u meer informatie verschaffen over deze interventie?
Hebt u nog een formele vraag gekregen van de Franse overheid of van de Europese Unie om meer Belgische steun? Zullen wij daarop ingaan en zullen wij mensen sturen? Ik dacht dat uw lijn was dat u wel wil, maar dat er dan extra budgetten moeten komen uit de algemene begroting en niet van het departement Defensie omdat men daar al op zijn tandvlees zit. Wat is het kostenplaatje tot dusver horend bij de Belgische bijdrage aan de militaire interventie in de CAR? Is er in een budget voorzien voor bijkomende maatregelen? Zo ja, hoeveel?
03.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer Francken, ik denk dat u uw vraag wat hebt uitgebreid in vergelijking met de vraag die mij werd toegestuurd.
In de Centraal-Afrikaanse Republiek spreken wij momenteel over twee verschillende missies: de operatie Sangaris en de European Union Force in the Central African Republic (EUFOR RCA).
België heeft de Franse operatie Sangaris met luchttransport gesteund. Defensie heeft één strategische vlucht met de Airbus A330 uitgevoerd en heeft daarnaast tot 20 maart voor het tactische luchttransport met een C-130 vanaf Libreville, Gabon, gezorgd.
In verband met de EUFOR RCA-missie beslisten de Europese ministers van Buitenlandse Zaken op 20 januari 2014 om een gemeenschappelijke veiligheids- en defensiebeleidsmissie in de Centraal-Afrikaanse Republiek te lanceren.
Sinds februari 2014 vonden verschillende force generation conferences plaats, waarvan de laatste op 28 maart. Tijdens deze vergaderingen worden de nodige capaciteiten voorgesteld en wordt aan de lidstaten een deelname gevraagd.
Aangezien er ondertussen voldoende capaciteiten voorhanden zijn, heeft de Raad van ministers van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie op 1 april haar goedkeuring to launch the operation aan de EUFOR RCA gegeven.
België heeft geen deelname voorgesteld. De EUFOR RCA-missie was niet gepland in het budget van de operaties van 2014. Zonder bijkomende financiering door het federale budget en een grotere financiering door de EU laat het budget operaties 2014 voor Defensie geen ruimte toe voor deelname aan de EUFOR RCA.
03.03 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, mijn vraag werd zo ingediend op 3 februari. Ik heb er niets aan toegevoegd. België stuurde voorlopig een C-130. Is die nu terug? Wat heeft die A330 gekost en wat heeft die daar precies gedaan? Kunt u daarover meer toelichting geven?
03.04 Minister Pieter De Crem: De C-130 is teruggekeerd op 20 of 21 maart. Hij voerde transporten uit vanuit Libreville in de omgeving van Bangui.
De nettokosten daarvoor waren in de besluitvorming van de Ministerraad opgenomen. Het exacte bedrag kan ik u nu niet bezorgen, maar ik zal dat zo snel mogelijk doen. Het gaat om de kosten voor brandstof en de bijkomende vergoedingen die het personeel in een bijkomende deelstaat heeft gekregen omdat het ging om een operatie van een bepaalde categorie in het buitenland.
Ik zal u die bedragen zo snel mogelijk bezorgen.
03.05 Theo Francken (N-VA): Ik dank u.
L'incident est clos.
- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "het Koninklijk Legermuseum" (nr. 22080)
- mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de hernieuwing van het mandaat van algemeen directeur bij het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis" (nr. 22507)
- M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le Musée royal de l'armée" (n° 22080)
- Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le renouvellement du mandat de directeur général au Musée royal de l'Armée et d'Histoire Militaire" (n° 22507)
04.01 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, in de commissievergadering van 15 januari heb ik u een vraag gesteld over de hernieuwing van het mandaat van de algemeen directeur van het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis.
Na de gebeurtenissen van gisteren zijn enkele zaken voor mij duidelijk geworden, maar enkele zaken blijven voor mij nog onduidelijk. Ik wil wel benadrukken dat mijn vraag alleen over de procedure gaat.
Mijnheer de minister, klopt het dat de algemeen directeur van het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis volgens het KB van 13 april 2008 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementstaf en leidinggevende functies in de federale wetenschappelijke instellingen ook tussentijds moet worden geëvalueerd? Hebben die tussentijdse evaluaties in de jaren hiervoor plaatsgevonden? Zo neen, waarom is dat niet gebeurd?
Welke instantie is verantwoordelijk voor de evaluatie van de algemeen directeur? Welke instantie neemt de tussentijdse evaluaties en de eindevaluatie af van de algemeen directeur? Wat zijn de verschillende mogelijkheden waartoe een eindevaluatie van een algemeen directeur kan besluiten? Bijvoorbeeld excellent, zeer goed, goed, voldoende enzovoort.
Welke beoordeling is minimaal nodig om te kunnen deelnemen aan de nieuwe selectieprocedure voor het mandaat? Wanneer werd de selectieprocedure precies opgestart en hoe verloopt deze tot nu toe? Zal er een nieuwe algemeen directeur zijn voordat het mandaat van de huidige directeur afloopt? Zo neen, hoe zult u in de leiding van het museum voorzien? Wie zal er met andere woorden na 31 maart als directeur ad interim optreden? Het antwoord daarop kennen we ondertussen.
04.02 Minister Pieter De Crem: Met betrekking tot de vragen over het persoonlijke geval van de algemeen directeur van het legermuseum – hij heeft er zelf naar verwezen in de additie van het Parlement – kan ik u zeggen dat ik over individuele gevallen geen bemerkingen of antwoorden zal geven.
Ik wil wel opmerken dat deze aangelegenheid reeds aan bod is gekomen in de commissievergadering van 15 januari in mijn antwoord op de door u mondeling geformuleerde parlementaire vragen over dit onderwerp.
Ik herhaal nogmaals dat met betrekking tot de rechtstoestand van de algemeen directeur van het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijsgeschiedenis en meer in het bijzonder voor de selectie, de werving, de aanstelling, de uitoefening van de functie, de evaluatie, het einde van het mandaat en de hernieuwing ervan kan worden verwezen naar het KB van 13 april 2008 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementstaf en leidinggevende functies in de federale wetenschappelijke instellingen.
Dit koninklijk besluit vervangt het koninklijk besluit van 22 januari 2003 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de wetenschappelijke instellingen van de Staat en brengt diverse wijzigingen aan in de personeelsstatuten van de wetenschappelijke instellingen van de Staat die van toepassing waren bij de aanstelling van de huidige algemeen directeur van het museum. Zoals ik reeds heb aangehaald in de commissievergadering van 15 januari laatstleden, worden deze KB’s toegepast op de huidige algemeen directeur in de domeinen die zonet werden aangehaald.
Aan het mandaat van de heer Hanson is ondertussen op 31 maart een einde gekomen.
Ik heb aan het Koninklijk Museum gevraagd om het besluit tot vaststelling van de opdrachten van het KLM te actualiseren, rekeninghoudend met het beheer van een aantal externe sites, zoals de bunker van de Kemmelberg, het Gunfire museum in Brasschaat, de Dodengang in Diksmuide, The Bastogne Barracks en de McAuliffekelder.
Gezien bovenstaande hernieuwing van de opdrachten en de mogelijke gevolgen op de functieomschrijving, wordt het mandaat van de algemeen directeur van het KLM niet vacant verklaard. Ik heb twee wetenschappers van het KLM belast met het dagdagelijks beheer van de instelling.
04.03 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het volgende vind ik bijzonder jammer. Ik heb begin oktober voor het eerst vragen gesteld over de directeur van het legermuseum. Verschillende zaken waren niet in orde: het personeel was gedemotiveerd, er was geen leiding, geen management, geen sfeer, geen meerjarenplan. Er waren eigenlijk genoeg rode lichten die hadden kunnen aanfloepen om die tussentijdse evaluaties en een correcte eindevaluatie te maken. Ik betreur dat dit niet is gebeurd.
De beslissing die nu werd genomen, is wel zeer goed en is in het voordeel van het personeel van het legermuseum, maar ik betreur dat er niet eerder op een correcte manier werd gehandeld.
Ik zou nog extra willen vragen dat er bij de nieuwe directeur zeker aandacht wordt geschonken aan zijn kennis van het Nederlands, want bij de huidige directeur was die kennis er absoluut niet.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer David Geerts aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de organisatie van de vaderlandslievende verenigingen en de nationale dag voor de vaandeldragers" (nr. 22277)
05 Question de M. David Geerts au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "l'organisation des associations patriotiques et la journée nationale des porte-drapeaux" (n° 22277)
05.01 David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, een aantal maanden geleden hebben wij in onze commissie en ook in het halfrond een resolutie goedgekeurd voor een symbolische dag van de vaandeldragers.
In de toelichting bij de resolutie stond dat het voornamelijk gaat om een daad van erkentelijkheid voor de vaandeldragers en om bijkomende mogelijkheden in het kader van de herdenking.
Aangezien het de eerste keer zou zijn dat er officieel een dag van de vaandeldragers georganiseerd wordt, heb ik een aantal specifieke vragen. In de resolutie werd namelijk de aanzet gegeven, maar nu moet die concreet op het terrein worden uitgewerkt.
Hoeveel vaderlandslievende verenigingen zijn er? Heeft men daar een zicht op in het nationaal instituut? Hoeveel leden tellen zij elk afzonderlijk?
Welke zijn de criteria om gesubsidieerd te worden via het departement of de parastatale instelling? Het ministerie van Defensie reikt de erediploma's van vaandeldragers uit. Zal dat ook in de toekomst zo blijven of verwacht u een wijziging van de modaliteiten?
De meest centrale vraag is wie de dag van de vaandeldragers zal coördineren. De wetgevende macht heeft een aantal zaken voorgesteld, maar de coördinatie op het terrein zal essentieel zijn om ervoor te zorgen dat het verzoek in de resolutie ook effectief uitgevoerd wordt. Zal de coördinatie uitgaan vanuit het ministerie zelf of – dit is mijn suggestie – vanuit het nationaal instituut?
05.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer Geerts, de Hoge Raad voor de Oorlogsinvaliden, de Oud-strijders en de Oorlogsslachtoffers startte in 2004 met het inventariseren van de vaderlandslievende verenigingen. De studie werd in 2006 beëindigd, met twee officiële lijsten als resultaat.
De eerste lijst betreft 21 verengingen van voornamelijk effectieve en geassimileerde oud-strijders, die op nationaal niveau actief zijn. De tweede betreft 61 vaderlandslievende verenigingen, die op kleinere schaal actief zijn.
De vaderlandslievende verenigingen worden niet gesubsidieerd door Defensie, maar kunnen wel, indien erkend door Defensie, aanspraak maken op voordelige tarieven voor het transport naar herdenkingsplechtigheden, het ter beschikking stellen van lokalen voor de organisatie van vergaderingen, voor drukwerk en het versturen van het drukwerk.
Wat de vaandeldragers betreft, is er geen enkel reden waarom Defensie geen erediploma's meer zou uitreiken. Ook in de toekomst zullen vaandeldragers een erediploma kunnen ontvangen.
De uitwerking van de resolutie over de instelling van een nationale dag voor de vaandeldragers zal voort worden onderzocht.
05.03 David Geerts (sp.a): Ik heb twee extra vragen.
Kan de officiële lijst schriftelijk worden bezorgd aan het secretariaat of dien ik daarvoor een aparte schriftelijke vraag te stellen?
U zegt dat de uitwerking van de resolutie voort zal worden onderzocht. Hebt u een concrete timing daaromtrent? Is de vraag effectief gesteld aan de diensten? Kan het dossier voort worden behandeld in lopende zaken of is het voor de volgende regering?
05.04 Minister Pieter De Crem: Dat weet ik niet. Men zal de opdracht krijgen om daaraan voort te werken in lopende zaken.
Ik heb trouwens de opdracht al gegeven.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer David Geerts aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de aankoop door de EU van defensiedrones" (nr. 22399)
06 Question de M. David Geerts au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "l'achat par l'UE de drones au service de missions de défense" (n° 22399)
06.01 David Geerts (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, deze vraag werd een aantal weken geleden opgesteld. De essentie van het verhaal is dat de Europese Commissie niet mag investeren in militaire technologie omdat dit eigenlijk een exclusieve bevoegdheid is van de lidstaten.
In een rapport van burgerrechtenorganisatie Statewatch and Transnational Institute staat te lezen dat de EU sinds 2001 een half miljard heeft geïnvesteerd in de ontwikkeling van drones zonder dat het Europees Parlement daarbij werd betrokken. Er werden daarvoor zelfs een aantal fondsen van de EU gebruikt.
Dit is een moeilijk verhaal. De drones worden immers zowel voor militaire als voor burgerlijke doeleinden ingezet. Het gaat om een soort van dual use.
De vraag is hoe het zit met de democratische controle van het Parlement, omdat het Europees Parlement noch de nationale parlementen werden betrokken. Het gaat hier trouwens niet over de eventuele meerwaarde van drones. Drones worden soms ingezet voor het milieu, de verkeersveiligheid, de media, geografie en dergelijke. Ze worden echter ook op militair vlak gebruikt.
Ik kom tot mijn vragen.
Verordening 428/2009 regelt de controle op de handel in dual use-producten op EU-niveau en is rechtstreeks van kracht in alle lidstaten. De lidstaten staan wel zelf in voor de uitvoering van de controles en het uitreiken van de vergunningen. Wat is de impact van deze verordening op onze nationale wetgeving op een moment dat de EU zelf dual use-producten aankoopt en verhandelt?
Officieel mag de Europese Commissie eigenlijk geen defensiebedrijven subsidiëren omdat het hier gaat om een bevoegdheid van de lidstaten. Wat is uw visie daarop en dan vooral rekening houdend met het debat dat wij in deze commissie hebben gevoerd over pooling and sharing? Ons land is voorstander van de gezamenlijke aankoop van materieel, maar vooralsnog ontbreekt hiervoor een regelgevend kader.
Wij menen dat de kwestie op Europees niveau en in het kader van pooling and sharing moet worden aangekaart, zodat ook ter zake een oplossing voor de subsidiëringsmogelijkheden of het reglementaire kader voor de subsidiëringsmogelijkheden van de commissie wordt gegeven.
Onze vraag is dan ook de volgende. Normaal is dat op 20 februari ingesteld. Zou u bereid zijn de problematiek bij uw Europese collega’s aan te kaarten?
06.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, de expliciete woordkeuze van de Europese Unie en de Europese Commissie voor de benaming Remotely Piloted Air System of RPAS maakt duidelijk dat het niet over een defensiedrone gaat.
Actueel werkt de Europese Unie aan de uitvoering van een roadmap, om de veilige integratie van het RPAS in het luchtruim tegen 2016 mogelijk te maken. Deze roadmap behelst drie luiken, nameliljk een luik regelgeving, een luik strategische research and technology en een studie betreffende de impact van het gebruik van de RPAS op de gemeenschap.
De fondsen die de Europese Unie aanwendt, worden gebruikt voor het luik strategische R&T waarbij voornamelijk gespecialiseerde kmo’s in hun technologisch onderzoek worden ondersteund. Het handelt hier bovendien niet over de zogenaamde defensiebedrijven, maar veeleer over bedrijven die in de aeronautische industrie actief zijn en die in de eerste plaats civiele toepassingen beogen.
Defensie heeft geen weet van het feit dat de Europese Unie zelf het RPAS zou aankopen.
Gezamenlijke aankopen van defensiematerieel onder pooling and sharing beogen in de meeste gevallen dat de aangekochte systemen uiteindelijk eigendom van de deelnemende naties worden. Er zijn slechts enkele uitzonderingen gekend waarin door deelnemende naties voor het zogenaamde co-ownership werd geopteerd. Daarbij krijgt een internationale rechtspersoonlijkheid de systemen als eigendom toebedeeld.
Het regelgevende karakter daartoe wordt gevormd door de internationale akkoorden, die ter zake door de deelnemende naties werden gesloten.
Defensie beschikt over drones voor waarneming en observatie en zet deze middelen in voor de kennis- en bewakingsopdrachten, zowel in het kader van operaties als in steun aan de natie, zoals bijvoorbeeld in het kader van de detectie van polutie op en over de Noordzee.
06.03 David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Drones worden dus ingezet in het kader van steun aan de natie, voor aspecten van milieu, vervuiling enzovoort. Ik denk dat dit voor ons land, zeker met de Noordzee, een belangrijk aspect is. Hier gaat het er alleen over dat wij een regelgevend kader moeten uitwerken voor, enerzijds, pooling and sharing en, anderzijds, dual use.
Ik zal hierop hopelijk later terugkomen.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Theo Francken aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de gesprekken tussen de militaire vakbonden en de legertop met betrekking tot het sporten tijdens het werk" (nr. 22403)
07 Question de M. Theo Francken au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "les discussions entre syndicats militaires et haut commandement de l'armée à propos de la pratique du sport pendant les heures de service" (n° 22403)
07.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, een vraag over mijn stokpaardje: fitte militairen. U weet dat ik daar veel belang aan hecht. Niet alleen voor militairen, trouwens. Mocht ik ooit iets te zeggen krijgen over Binnenlandse Zaken, zal dit ook opnieuw voor politiemannen en brandweermannen moeten gelden, maar dat is een andere zaak.
Ik denk dat we elkaar hierin hebben gevonden: als we opnieuw een zeer goede uitstraling van onze Defensie willen, moeten we internationaal goede missies hebben. Dat doen we. Libië is daarvan een heel mooi voorbeeld. Onder uw leiding is er sinds 2007 bij het Belgisch leger, dat in de donkere periode van paars en paarsgroen reputatieschade heeft opgelopen onder de heer Flahaut, een kentering gekomen. Stilaan gaan we de goede weg op, maar we hebben nog twee grote problemen. Ten eerste, is ons leger redelijk oud waardoor sommige militairen niet echt de indruk hebben dat ze militair zijn, uiterlijk dan. Ten tweede, zijn er de constante besparingen op uw departement – ik heb begrepen dat er weer vijftien miljoen euro moet worden bespaard – wat ertoe leidt dat men qua uitrusting niet helemaal mee is in sommige componenten. Dat leidt dan weer tot malaise bij de troepen. We zien dat bijvoorbeeld in de attritiecijfers. Dat zijn de twee grote uitdagingen.
Als we praten over het fitheidsaspect, werd er een consensus gevonden in de nieuwe wet die u heeft opgesteld inzake het statuut. Die wet werd hier ook goedgekeurd. Dat is een heel dik pak. De vakbonden hebben echter wel een punt als ze zeggen dat het sporten, het onderhouden van de fysieke paraatheid, deels tijdens de werkuren moet kunnen gebeuren. Volgens wat ik hoor bestonden daarover duidelijke afspraken.
Ik ben daar altijd voorstander van geweest want een militair moet zeker fysiek fit zijn. De militairen die nu beginnen, moeten daar de tijd voor krijgen. Ik vind het zelfs een zeer goede zaak dat de militairen zich tijdens hun werkuren ook fysiek zouden onderhouden.
Met belangstelling heb ik gelezen wat daarover in de pers is verschenen, ook in de militaire vakbladen van de syndicale organisaties. Ik heb begrepen dat er wat onenigheid over bestaat, ook binnen de Generale Staf. Sommige generaals vinden het logisch, volgens andere is er geen tijd voor en nog andere generaals spreken over een gebrek aan infrastructuur of plaats. Wanneer de militairen de hele dag andere drukke bezigheden hebben, kunnen zij niet nog eens drie tot vier keer per week gedurende anderhalf uur gaan zwemmen of lopen voor hun fysiek onderhoud.
Misschien is het wel mooi in deze slotzitting dat ik kan zeggen dat ik op dat vlak een klein steentje, misschien maar een kiezel, heb verlegd doordat ik daar heel hard op ben blijven hameren. Ik zal nooit vergeten wat er gebeurde toen ik mijn eerste opiniestuk schreef als Kamerlid. Toen heb ik wel honderden mails gekregen. In mijn stuk schreef ik over de fitnessgoeroe van het Amerikaans leger omdat het leger in Amerika ook wel kampt met obesitas en dergelijke problemen. Van al die mails was 50 % uitermate negatief, met zinnen als: “Gij, snotneus, waar moeit gij u mee? Als ik een hamburger wil eten, dan doe ik dat toch zeker?”. 50 % van de mails was positief, waarbij militairen zeiden zich te schamen voor hun collega’s en het goed vonden dat ik die problematiek durfde aan te kaarten.
Alleszins, we staan nu waar we staan: het is nu ingevoerd. Het grote twistpunt is de vraag wanneer onze jongens en meisjes zich nu juist fysiek kunnen onderhouden?
Mijnheer de minister, daarover heb ik de volgende vragen.
Hebt u ondertussen overlegd met de verschillende vakbonden? Zo ja, waartoe hebben die gesprekken geleid?
Hebt u ondertussen ook overlegd met de legerleiding? Zo ja, waartoe hebben die gesprekken geleid?
Werd ondertussen een overeenkomst bereikt? Dat interesseert mij natuurlijk het meest. Bent u eruit geraakt? Zo ja, krijgen de militairen dan drie keer vijfenveertig minuten per week om zich voor te bereiden op de fysieke proeven of is er een compromis uit de bus gekomen? Kunt u dat toelichten?
Ik hoop dat wij dit hoofdstuk dan ook voor enkele weken kunnen afsluiten.
07.02 Minister Pieter De Crem: College Francken, ook ik wil u bedanken voor het werk dat u voor dat dossier aan de dag gelegd hebt.
Op 14 januari van dit jaar heb ik de vier representatieve vakorganisaties ontmoet. Zij hebben mij hun standpunt en hun bekommernissen kenbaar gemaakt. Hun prioritaire bezorgdheid betreft het reglement inzake de fysieke evaluaties. Hun gezamenlijk breekpunt is het verdwijnen tijdens de overlegprocedure van de ontwerpbepaling waarbij alle militairen de mogelijkheid kregen gedurende 3 keer 45 minuten per week sport te beoefenen ter voorbereiding van de fysieke proeven.
Niemand ontkent dat militairen over een goede fysieke conditie moeten beschikken. De leuze “mens sana in corpore sano” is zeker van toepassing op militairen. De praktische modaliteiten volgens dewelke een militair zich moet kunnen voorbereiden op de fysieke proeven moeten in overleg tussen de militaire overheid en de representatieve vakorganisaties bepaald worden. Ter gelegenheid van dit onderhoud heb ik er bij beide partijen, de vakorganisaties en de staf van Defensie, op aangedrongen het overleg te hervatten.
Na verschillende technische vergaderingen kan ik u melden dat het formeel overleg met de vakorganisaties over dit reglement op 14 maart heeft plaatsgevonden. Het overleg heeft geleid tot een overeenkomsttekst volgens dewelke bepaalde militairen vanaf 1 januari 2017 recht zullen hebben op 3 keer 45 minuten begeleide sport per week. Zodoende zullen deze militairen de mogelijkheid krijgen te trainen voor hun sportproeven en zal de algemene fysieke conditie van het militaire personeel ongetwijfeld verbeteren.
07.03 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord.
1 januari 2017 is wel nog ver weg. Ik begrijp dat de sportproeven ingevoerd worden met een trapsysteem. Daar hebben wij eerder over gediscussieerd. Zij hadden best wat vroeger ingevoerd mogen worden. Waarom spreekt u over 1 januari 2017? Is dat omdat er nog sportinfrastructuur moet worden aangelegd in sommige kazernes?
U spreekt ook over “sommige militairen.” Dat is cruciaal. Welke militairen vallen niet onder deze regeling?
Ik had begrepen dat er voor de sportproeven niet veel uitzonderingscategorieën waren en dat de algemene regel was dat iedereen, generaal of korporaal, die sportproeven moest afleggen. Een uitzondering is bijvoorbeeld iemand die een ongeval heeft gehad tijdens een operatie. Bepaalde leeftijdscategorieën kunnen ook een uitzondering vormen. Daar gaat het allemaal niet over.
Over hoeveel militairen gaat het?
Waarom gaat de maatregel pas in vanaf 2017? Waarom zal het nog zolang duren? Dat is nog bijna drie jaar.
07.04 Minister Pieter De Crem: Men mag het statuut van de militair natuurlijk niet uit het oog verliezen. Dat is een lijvig en ingewikkeld statuut dat niet alleen de plichten maar ook de rechten van de militairen vastlegt. Dat statuut vormt het referentiepunt voor de besprekingen.
Er zal één regime zijn vanaf 1 januari 2019. Het nieuwe statuut van de militairen voorziet erin dat er statutaire gevolgen worden gekoppeld aan het mislukken van de fysieke proef. Vanaf dan zal een militair die niet slaagt voor de fysieke proeven van geschiktheidscategorie A, naar geschiktheidscategorie B overgaan. Alle militairen die wegens een mislukking in de fysieke proeven in geschiktheidscategorie B worden ingedeeld, zullen recht hebben op drie keer 45 minuten begeleide sport per week.
Tijdens de overgangsfase, met andere woorden tot 1 januari 2019, zullen alle militairen die vanaf 1 januari 2017 mislukken in de fysieke proeven, eveneens recht hebben op drie keer 45 minuten begeleide sport per week. De militairen blijven ondanks de mislukking deel uitmaken van de geschiktheidscategorie A op het vlak van de fysieke hoedanigheden. Dat is de regeling voor de overgangsfase.
Wat houdt de geschiktheidscategorie juist in? Een militair die slaagt voor de jaarlijkse fysieke proeven wordt ingedeeld in geschiktheidscategorie A. Een militair die vanaf 2019 mislukt in de fysieke proeven, gaat over naar geschiktheidscategorie B. Als de militair in de daaropvolgende jaren blijft mislukken in de jaarlijkse fysieke proeven, daalt hij jaarlijks voort in de geschiktheidscategorie, tot de laagste geschiktheidscategorie D.
Zodra een militair wordt ingedeeld in geschiktheidscategorie D, wordt een procedure gestart die uiteindelijk voor de betrokken militair kan leiden tot het verlies van zijn hoedanigheid als militair. De vermelde procedure voorziet onder meer in een beroepsprocedure en in de mogelijkheden om de betrokken militair zijn hoedanigheid als militair voor een aantal jaar te laten behouden.
Ik denk dus dat we dat allemaal goed afgerond hebben, met het beoogde doel voor ogen.
07.05 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, als ik het goed begrijp is het zo – daar zijn de vakbonden mee akkoord gegaan – dat die driemaal 45 minuten per week alleen gelden voor de mensen die niet geslaagd zijn in 2017 of 2019. De rest moet het dus allemaal buiten de uren blijven doen. Als dat zo is, vind ik het persoonlijk triest. Ik meen dat het mogelijk moet zijn dat militairen deels tijdens hun uren hun fysieke conditie kunnen onderhouden. Dat zou de logica moeten zijn in een leger. Ik geloof niet dat wij het enige leger zouden zijn dat dit invoert, integendeel zelfs.
Ten tweede, ben ik wel blij dat u een compromis hebt bereikt met de vakbonden en de legerleiding. Daar ben ik tevreden over. Laat het verder heel duidelijk zijn dat wie ook de volgende minister van Defensie wordt, de lijn moet worden aangehouden die de mentaliteit wijzigt. Dat hebben we nu gedaan. Men moet weten dat het afgelopen is met laissez faire, laissez passer inzake die MTLG’s. Men zal effectief fysiek in orde moeten zijn want anders volgen er sancties. Ik hoop dat dit dan ook uitgevoerd wordt.
Verder hoop ik dat de vakorganisaties, die het belang daarvan onder ogen moeten durven zien, in dat hele proces mee de kar blijven trekken, dat is immers cruciaal. Ik lees sommige vakbondsbladen. Het is echt van cruciaal belang dat ook zij overtuigd raken van het belang van sport en een goede fysieke conditie, ook voor oudere soldaten.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Vraag van mevrouw Annick Ponthier aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de eventuele complete terugtrekking van Amerikaanse troepen uit Afghanistan" (nr. 22455)
08 Question de Mme Annick Ponthier au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "l'éventuel retrait total des troupes américaines d'Afghanistan" (n° 22455)
08.01 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb mijn vraag reeds meer dan een maand geleden ingediend en ze komt nu eindelijk aan bod.
Eind februari heeft de Amerikaanse president Obama ermee gedreigd om alle Amerikaanse troepen eind dit jaar uit Afghanistan terug te trekken. Hij wil daarmee de Afghaanse president Karzai onder druk zetten om alsnog het veiligheidsakkoord te ondertekenen dat onder andere juridische bescherming zou bieden aan Amerikaanse soldaten. Karzai lijkt, voorlopig althans, de beslissing over te laten aan zijn opvolger na de verkiezingen van 5 april, over een paar dagen dus, en heeft bij mijn weten nog steeds geen concrete stappen gezet.
De eventuele herziening van de overeenkomst van de VS zou ongetwijfeld gevolgen kunnen hebben voor de eventuele verdere inzet van Belgische militairen in Afghanistan na 2014.
Kunt u reeds toelichting geven over de eventuele gevolgen die de beslissing van de VS zou hebben voor de inzet van Belgische militairen na 2014?
Wat werd er besproken tijdens de bijeenkomst van de NAVO-ministers van Defensie op 26 en 27 februari, intussen dus meer dan een maand geleden, en wat was de uitkomst van de besprekingen?
Kunt u een stand van zaken geven, omdat de verkiezingen in Afghanistan toch met rasse schreden naderen? We zitten enkele dagen voor die verkiezingen. Wat is de beslissing van de Afghaanse president op dit moment?
08.02 Minister Pieter De Crem: Mevrouw Ponthier, ik heb reeds geantwoord op een vraag om uitleg van senator De Groote tijdens de vergadering van de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en de Landsverdediging op 21 januari.
Het kader van een eventuele NAVO-aanwezigheid in Afghanistan post 2014 is aan voorwaarden gebonden en ik breng u die in herinnering. Op 25 november werd het zogenaamde Bilateral Security Agreement (BSA) tussen de Verenigde Staten van Amerika en Afghanistan goedgekeurd door de Loya Jirga, de Afghaanse volksvertegenwoordiging.
De BSA dient nog afgekondigd te worden door de president van Afghanistan. Voorts dient er, teneinde over een juridische basis te beschikken om NAVO-troepen na 2014 toe te laten op Afghaans grondgebied, nog een akkoord te worden gesloten tussen de NAVO en Afghanistan, dat gebaseerd zal zijn op de BSA, met name de Status of Forces Agreement, kortweg SOFA. Pas als die akkoorden zijn gesloten, kan er officieel voort worden gegaan.
Op de bijeenkomst van de NAVO-ministers van Defensie in februari van dit jaar werd beslist om de evaluatie en de evolutie van het dossier van nabij op te volgen en ondertussen verder te blijven plannen voor de nieuwe opdracht na 2014, evenals alternatieve scenario’s uit te werken.
In verband met de aanwezigheid van Belgische troepen in Afghanistan stelt het regeerakkoord: “De regering zal er in het bijzonder voor zorgen, in volle samenwerking met haar partners van de NAVO, de EU en de Verenigde Naties, dat een strategie en een kalender wordt bepaald voor de terugtrekking van de Belgische troepen uit Afghanistan vanaf 2012, met een definitieve terugtrekking ten laatste in 2014” - dat zijn de beslissingen van de Lissabontop van november 2010 - “zonder een aanwezigheid ter plaatse met andere partnerlanden uit te sluiten om de heropbouw te ondersteunen”.
Concreet werd al een deel van de militairen teruggetrokken, in onderling overleg met onze partnerlanden. Ik denk hierbij aan het luchthavendetachement van Kaboel en aan de troepen die gestationeerd waren te Kunduz.
08.03 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.
Het is geen geheim dat wij geen fervente voorstander zijn van de voortzetting van onze militaire activiteiten in Afghanistan na 2014. Wij leven immers in de overtuiging dat er bij Defensie wel andere katten te geselen zijn. Gezien de budgettaire toestand moeten er andere prioriteiten worden gelegd betreffende de Belgische Defensie.
Op het moment ziet het er niet naar uit dat de Afghaanse president snel zal beslissen of dat de volgende Afghaanse president een afdoende beslissing ter zake zal nemen. Wat mij betreft, is er op het moment veel onduidelijkheid. De veiligheid van de militairen kan niet absoluut worden gegarandeerd en ik wil mij dus aansluiten bij de beweging die zich ook in de Verenigde Staten begint te manifesteren. Daar komt er alsmaar meer weerstand tegen de verdere inzet van troepen in Afghanistan na 2014. Die lijn kan, mijns inziens, ook volledig worden doorgetrokken in dit land.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer David Geerts aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de extra kosten van het NAVO-hoofdkwartier" (nr. 22471)
09 Question de M. David Geerts au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le surcoût du quartier général de l'OTAN" (n° 22471)
09.01 David Geerts (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, deze vraag is eigenlijk een opvolgingsvraag op basis van onze eerder gehouden discussie over de extra kosten voor het NAVO-hoofdkwartier.
Op 12 februari heeft er blijkbaar een vergadering plaatsgevonden van de NAVO-ambassadeurs, waarbij een meerderheid van de 28 lidstaten weigerde om een extra bijdrage te leveren voor de bijkomende kosten. Secretaris-generaal Rasmussen zou blijkbaar toch 19 miljoen euro gedeblokkeerd hebben om te beletten dat de werken zouden stilvallen. Enkele landen hebben daartegenover een compensatie geëist in andere begrotingsposten.
Mijnheer de minister, kan de levering van een extra bijdrage effectief worden geweigerd als die extra bijdrage moet vermijden dat de bouw van het NAVO-hoofdkwartier stilvalt? Welke andere opties liggen er op tafel?
Ten gronde, wat is de stand van zaken omtrent de gevraagde meerkost? Als ik het mij goed herinner, zouden er experts aangesteld worden om na te gaan of die bijkomende kosten realistisch zijn. Is dat gebeurd? Was de offerte effectief onrealistisch? Zijn de meerwerken door een apart studiebureau onderzocht? Is er dan niet een tegeneis gesteld?
09.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Geerts, de analyse van het verzoek van de aannemer voor de vergoeding van bijkomende kosten is nog lopende. Zolang die lopende is, is mijn antwoord beperkt tot wat nu volgt.
In het algemeen kan gesteld worden dat in overeenstemming met het akkoord tussen België en de NAVO voor de bouw van de nieuwe zetel, de NAVO instaat voor de kosten voortvloeiend uit de regeling van eventuele geschillen. Elke beslissing hieromtrent dient door de 28 lidstaten in consensus te worden genomen.
Inzake de mogelijk te lage offerteprijs van de BAM Alliance — u had het over een mogelijk onrealistische offerte — kan ik u het volgende mededelen.
De offerte van BAM Alliance lag niet lager dan 15 % onder het rekenkundig gemiddelde bedrag van de ingediende offertes. Dit gemiddelde wordt wettelijk berekend met uitzetting van de laagste en de hoogste offerte. Bijgevolg moest voor deze offerte niet worden nagegaan of de prijs abnormaal laag was; hij week immers ongeveer 10 % van het gemiddelde af.
Alle werken moeten tegen de offerteprijs worden uitgevoerd, tenzij BAM Alliance bijkomende kosten kan aantonen en justifiëren overeenkomstig de toepasselijke wet en regelgeving.
De Inspectie van Financiën heeft bovendien in haar advies vermeld dat “naast een algemeen nazicht van het gunningdossier en van de offerte van de laagste inschrijver ook de prijzen van de andere inschrijvingen, de samenstelling van het vastleggingsbedrag en de beschikbaarheid van het budget bij de NAVO zijn gecontroleerd”. Al deze aspecten lijken in orde. Bijgevolg heeft de Inspectie er alle vertrouwen in dat dit dossier zeer degelijk is samengesteld.”
Er is dus geen sprake van de mogelijke dagvaarding van BAM Alliance door de NAVO of de Belgische Staat als zijn gemandateerde. Er is geen sprake van in hoofde van laatstgenoemde.
09.03 David Geerts (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Wij moeten de analyse afwachten.
Het incident is gesloten.
- M. Philippe Blanchart au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "les impacts militaires potentiels de la situation en Ukraine" (n° 22480)
- M. Christophe Lacroix au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "les impacts militaires potentiels de la situation en Ukraine" (n° 23041)
- de heer Philippe Blanchart aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de potentiële militaire impact van de toestand in Oekraïne" (nr. 22480)
- de heer Christophe Lacroix aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de mogelijke militaire gevolgen van de situatie in Oekraïne" (nr. 23041)
10.01 Christophe Lacroix (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, nous le savons, la situation diplomatico-militaire reste tendue en Ukraine. Cependant, il semble que nous soyons face à une timide amorce d'une négociation de sortie de crise et au début d'un allégement du dispositif militaire russe aux frontières de l'Ukraine.
C'est dans ce contexte que les ministres des Affaires étrangères de l'OTAN vont se réunir, notamment afin que John Kerry les informe au sujet de ses derniers contacts avec les Russes. Selon la presse, si la tension baisse d'un cran, les alliés devraient confirmer qu'il n'est plus possible de conduire un business as usual avec la Russie.
Ainsi l'éventualité de l'établissement de bases permanentes de l'OTAN dans des pays alliés voisins de la Russie, ne serait plus un tabou. L'OTAN pourrait aussi contribuer à renforcer les capacités de défense de l'Ukraine. Une assistance militaire directe de l'Alliance ne serait pas à l'ordre du jour, mais plusieurs alliés étudient la question en bilatérale.
Dès lors, monsieur le ministre, en savez-vous davantage sur les mouvements militaires russes à la frontière russo-ukrainienne et sur l'impact militaire potentiel au niveau de l'OTAN? Comment l'OTAN va-t-elle réorienter ses relations vis-à-vis de la Russie et de l'Ukraine selon l'évaluation de la situation? Quelles sont les différentes pistes sur la table et quelle est la position défendue par la Belgique en la matière? Les alliés frontaliers avec l'Ukraine et la Russie se montrent-ils inquiets quant à l'évolution de ces mouvements militaires? Ont-ils formulé des demandes précises à l'OTAN?
10.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, cher collègue, depuis le 6 mars, on assiste à une véritable désescalade dans la crise en Ukraine.
De manière générale, la situation y est calme, mais reste tendue. Les autorités ukrainiennes ne réagissent pas aux provocations et ont affirmé qu'elles n'interviendraient pas militairement en Crimée.
Depuis début mars, on constate des concentrations de troupes russes à la frontière avec l'Ukraine. Tant qu'il y aura des unités russes présentes à cette frontière, tous les scénarios restent ouverts.
Les Nations unies, l'OTAN ainsi que l'Union européenne ont condamné l'ingérence russe en Crimée, plaidant pour le maintien de l'intégrité territoriale de l'Ukraine et pour un retrait des troupes russes. Plusieurs États membres de l'Union européenne ont déjà exprimé leurs préoccupations et ont fait appel à l'OTAN.
Les États baltes, la Pologne et la Roumanie, ont reçu l'appui des alliés respectivement à travers une contribution renforcée au programme Baltic Air Politing, et des vols de reconnaissance par des avions Awacs au-dessus des territoires polonais et roumain.
Les implications de la crise en Ukraine sur les relations de l'OTAN avec la Russie font l'objet de réunions ministérielles au sein de l'OTAN. Ces relations seront probablement placées à l'agenda du sommet de l'OTAN qui se tiendra au Pays de Galles en septembre 2014.
Pour plus d'informations, je vous renvoie au ministre des Affaires étrangères qui est compétent pour cette matière.
Le risque existe que l'Ukraine orientale fasse montre de velléités séparatistes, à l'instar de la Crimée. Il est clair qu'une scission de l'Ukraine aurait un impact sur la situation géostratégique non seulement en Europe, mais également dans le monde entier. Une éventuelle scission amènerait l'OTAN et l'Union européenne à mener une réflexion de fond sur l'avenir de leurs relations tant avec la Russie qu'avec l'Ukraine.
10.03 Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour la qualité de votre réponse.
Vous confirmez donc que tout reste ouvert et que l'impact géostratégique d'une scission de l'Ukraine reste un scénario potentiel que nous souhaitons tous éviter. Cela veut donc dire que, dans les prochaines semaines et les prochains mois, nous devrons faire preuve de beaucoup de prudence et d'attention au sujet de ce dossier.
L'incident est clos.
11 Vraag van de heer Karel Uyttersprot aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de herdenking van WO I en de Dodengang in Diksmuide" (nr. 22647)
11 Question de M. Karel Uyttersprot au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "la commémoration de la Première Guerre mondiale et le Boyau de la Mort à Dixmude" (n° 22647)
11.01 Karel Uyttersprot (N-VA): Mijnheer de minister, het doet mij plezier dat ik mijn waarschijnlijk laatste parlementaire vraag aan u kan stellen.
AI jaren zijn gemeenten, Gewesten en andere overheden in de weer om honderd jaar WO I te gedenken en te herdenken. Wij komen daarbij tot de merkwaardige vaststelling dat een van de belangrijke getuigenissen van deze oorlog, met name het museum aan de Dodengang te Diksmuide, gesloten is. Deze Dodengang valt onder de bevoegdheid van Defensie.
De loopgraven zijn open, maar het museum werd zopas, ik schreef deze vraag op 10 maart, volledig ontruimd met het oog op renovatie en vernieuwing van het interieur. Het einde der werken is pas eind juni gepland. Ondertussen staan dagelijks honderden bezoekers voor een voldongen feit.
Het contrast met het vernieuwde museum van de IJzertoren is dan ook groot. De bedevaart naar de graven van de IJzer valt onder een vzw, de Dodengang onder Defensie. Het museum van de IJzertoren werd eveneens volledig vernieuwd en opende op 28 februari 2014 zijn deuren. Het is dan ook jammer dat de vele bezoekers die de beide sites willen bezoeken voor een voldongen feit staan.
Mijnheer de minister, het is al veel jaren geweten dat in 2014 de herdenking van honderd jaar WO I plaatsvindt. Hoe komt het dan dat de werken pas nu een aanvang nemen en pas in het volle toeristische seizoen opnieuw zullen zijn beëindigd? Kunt u ons meedelen wanneer het vernieuwde museum exact zijn deuren zal openen?
11.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer Uyttersprot, de renovatie van de Dodengang is in twee fasen gepland: de renovatie van het loopgravencomplex, enerzijds, en de renovatie van het interpretatiecentrum, anderzijds.
Het loopgravencomplex werd vorig jaar in september en oktober gerenoveerd met het oog op zijn toekomstige integratie in het herinneringspark ’14-’18 van de Westhoek.
De renovatie van het interpretatiecentrum staat voor dit jaar geprogrammeerd in het vooruitzicht van het honderdjarig bestaan van de Dodengang in 2015. Het bevel om de Dodengang te graven, werd immers gegeven op 12 mei 1915, na enkele mislukte infanterieaanvallen op petroleumtanks.
Tijdens de studie van de renovatie is zeer snel gebleken dat de museologie van het interpretatiecentrum volledig moest worden vernieuwd. Zij beantwoordde inderdaad niet meer aan de verwachtingen van het publiek. De opstelling van de technische specificaties na een grondig historisch onderzoek werd eind 2013 beëindigd en een algemene offerteaanvraag werd in januari van dit jaar gepubliceerd. Ondertussen is de opdracht toegewezen en de werken zijn begonnen op 10 maart.
Het interpretatiecentrum zal in principe eind juni opnieuw toegankelijk zijn. Een zeer korte uitvoeringstermijn van twaalf kalenderweken voor de renovatieopdracht werd aan de firma opgelegd om de sluiting van het interpretatiecentrum zo kort mogelijk te houden. Speciale maatregelen werden genomen om de toegankelijkheid van het loopgravencomplex te waarborgen. Op vraag van de gemeente Diksmuide, in het kader van honderd jaar WO I, is het loopgravencomplex dit jaar uitzonderlijk alle dagen open vanaf 1 maart in plaats van 1 april.
11.03 Karel Uyttersprot (N-VA): Mijnheer de minister, dat bevestigt de feiten die ik gaf. Op 5 maart werden de containers daar geplaatst om de zaak daar te ontruimen.
U geeft echter geen antwoord op mijn vraag hoe het komt dat die werken nu pas gestart worden. Waarom zijn die bijvoorbeeld niet eind vorig jaar uitgevoerd, zodat het museum nu, midden in het toeristisch seizoen, toegankelijk zou zijn? Zelf was ik er getuige van tijdens de krokusvakantie, toen ik daar met twee kleinkinderen op bezoek ben geweest. Wij waren op die dag, kort na de middag, de 408ste bezoeker aan dat museum, om te moeten vaststellen dat het gesloten is.
11.04 Minister Pieter De Crem: Men herdenkt in 2015 de honderdste verjaardag van het maken van de gang. Dat is de optie geweest, wij willen in 2015 de herdenking van dat deel opstarten.
11.05 Karel Uyttersprot (N-VA): De bezoeker houdt daar geen rekening mee, de bezoeker houdt rekening met 100 jaar WO I en gaat de belangrijke sites bezoeken, onder andere de Dodengang en de IJzertoren, en komt dan tot de vaststelling dat hij voor een gesloten deur staat.
11.06 Minister Pieter De Crem: Hetzelfde is het geval voor de herdenkingen in Steenstraete, die ook nu nog niet opstarten maar pas in 2015, omdat het dan ook de 100 jarige herdenking is van het eerste gebruik van gifgas.
11.07 Karel Uyttersprot (N-VA): Mijnheer de minister, ik kan alleen maar besluiten dat het jammer is dat die werken niet vroeger beëindigd zijn en dat die sites vandaag niet toegankelijk zijn.
L'incident est clos.
- de heer Bert Maertens aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de herinneringsplaat die hij de gemeenten aanbiedt in het kader van 100 jaar Groote Oorlog" (nr. 22691)
- de heer David Geerts aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de herdenkingsplaten voor WOI" (nr. 22753)
- de heer Bert Maertens aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de herdenking van de Eerste Wereldoorlog" (nr. 22988)
- de heer Bert Maertens aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de expo '14-18, dit is onze geschiedenis!'" (nr. 23037)
- mevrouw Annick Ponthier
aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de
expo '14-18, dit is onze geschiedenis!'" (nr. 23040)
- M. Bert Maertens au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "la plaque commémorative offerte aux communes dans le cadre du centenaire de la Grande Guerre" (n° 22691)
- M. David Geerts au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "les plaques commémoratives pour la Première Guerre mondiale" (n° 22753)
- M. Bert Maertens au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "la commémoration de la Guerre '14-'18" (n° 22988)
- M. Bert Maertens au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "l'exposition '14-18, c'est notre histoire!'" (n° 23037)
- Mme Annick
Ponthier au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur
"l'exposition '14-18, c'est notre histoire!'" (n° 23040)
12.01 Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de minister, ook al werden mijn drie vragen samengevoegd, omdat ze in brede zin hetzelfde thema behandelen, ik wil er verschillende problemen mee aankaarten. Een aantal collega's heeft zich aangesloten en ik hoop dat we de vragen voldoende afzonderlijk kunnen behandelen.
Mijn eerste vraag gaat over een mooie brief die ik als burgemeester van het prachtige Izegem van u kreeg.
U biedt in die brief elke gemeente een herdenkingsplaatje aan. De brief dateert van begin maart en u stelt er de doelstellingen van de federale regering inzake de herdenking van 100 jaar WO I nog eens in voorop. Het ontwerp van herinneringsplaatje zit in de bijlage en vermeldt: “Dankbare herinnering aan zij die in de Eerste Wereldoorlog gevallen zijn voor vrijheid en democratie, vanwege vice-eersteminister en minister van Landsverdediging Pieter De Crem”. Een foto ontbreekt nog, maar uw vraag aan de gemeenten is om dat aan te brengen op de herinneringsplaatsen, verspreid over ons grondgebied. Ik heb u een mooie brief teruggestuurd met een vriendelijke weigering van de plaatjes. Nogal wat collega’s, zeker uit mijn partij, hebben u dezelfde of soortgelijke brief bezorgd, denk ik.
Ik heb een aantal bedenkingen.
Ik vind het vrij ongepast, zelfs wat misplaatst, dat u als minister van Defensie in tijden van grote besparingen op Defensie en van onderinvestering in materieel met alle gevolgen van dien en zelfs, zoals uit een andere vraag zal blijken, met te weinig investeringen in eigen infrastructuur, als herdenkingsplaats voor 100 jaar WO I, een herdenkingsplaatje aanbiedt, gratis en voor niets. Het zou bijna de blijde intrede van uw verkiezingscampagne geweest kunnen zijn.
Hoeveel herinneringsplaten denkt u nodig te zullen hebben? Hoeveel bedraagt de kostprijs daarvan? Met andere woorden, wat is het kostenplaatje van uw plaatje?
Zijn hiervoor middelen gebudgetteerd? Zo ja, op welke post? Hoeveel positieve aanvragen en hoeveel weigeringen voor de plaatjes kreeg u al van de gemeentebesturen?
In welke mate acht u het uitdelen van herinneringsplaten een taak van Defensie? Zijn er geen grotere noden voor Defensie, gelet op het alsmaar krimpende budget?
12.02 David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, deze vraag gaat zeer concreet over de herdenkingsplaatjes en andere initiatieven.
Welke andere initiatieven zullen er nog worden genomen ten opzichte van de gemeenten?
In welke mate kan het departement initiatieven van de gemeenten steunen? Als gemeenten klassieke concerten willen organiseren en daarvoor een beroep doen op de verschillende muziekkapellen, moeten zij de factuur dan volledig betalen of kan een deel van de kosten worden gedragen door het departement?
12.03 Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de minister, ik kom bij mijn volgende, bredere vraag over de herdenking van de Eerste Wereldoorlog, die heel binnenkort voor de deur staat.
Ik heb hier een tweetal jaar geleden de slechte situatie van de eigen infrastructuur, zijnde de eigen begraafplaatsen van Defensie, aangekaart. Er was ook een rapport van een onafhankelijke commissie, die de toestand ervan aanklaagde.
U hebt toen beloofd dat u de begraafplaatsen beter zou inrichten, dat u in groenonderhoud zou voorzien, dat u de toegankelijkheid zou verbeteren, dat u betere onthaalfaciliteiten voor bezoekers zou creëren en dat u de zerkjes zou zandstralen, zodat ze mooier zouden ogen.
Ik heb net als mijn goede collega Uyttersprot tijdens de krokusvakantie wat uitstapjes kunnen maken. Ik heb ze niet met mijn kleinkind gemaakt – daarvoor is het nog niet iets te vroeg –, maar wel met mijn driejarige dochter en met vrienden. Ik ben heel toevallig in De Panne beland, waar een bepaald pretpark ligt waar ik wel eens kom. In de buurt ben ik twee begraafplaatsen tegengekomen. Ik ben er gestopt en heb er een kijkje genomen. Ik ben ook in Houthulst op de grote militaire begraafplaats gestopt.
Ik stel vast dat er weinig extra is gebeurd. Ik geef toe dat er enige werken zijn gebeurd en dat enige opsmuk is gebeurd. Maar ik mis nog steeds een betere toegankelijkheid en onthaalfaciliteiten van de site, zoals een parking. Ik vrees uiteraard dat, nu de herdenking voor onze deur staat, de werken niet meer zullen worden uitgevoerd.
Met andere woorden, in hoeverre is Defensie klaar met de geplande en verwachte investeringen?
U kondigde in 2012 in de commissie voor de Landsverdediging aan dat in Houthulst een grafkelder voor opgegraven resten van militairen uit de Eerste Wereldoorlog zou worden aangelegd.
Ik vraag u om een actuele stand van zaken, omdat een en ander mij niet helemaal duidelijk is.
Mijnheer de minister, ik heb nog een bijkomende vraag over de expo “‘14-’18, dit is onze geschiedenis”.
Die expo is terecht met veel publiciteit aangekondigd en is vorige maand van start gegaan. De tentoonstelling wordt door verschillende instanties en uiteraard met de uitdrukkelijke medewerking van Defensie georganiseerd in het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis.
In de Senaat stelde collega Bart Laeremans daaromtrent een tijd geleden al enkele vragen. Een van zijn vragen was waarom er in die expo eigenlijk met geen woord wordt gerept over de taalkwestie aan het IJzerfront, de Frontbeweging en de verdere gevolgen en impact op onze Belgische geschiedenis. U hebt daar eigenlijk heel ontwijkend op geantwoord. Het is, als ik dat mag concluderen, toch op zijn minst bizar, wanneer een grote tentoonstelling over zo’n thema door de Belgische overheid wordt georganiseerd, met cofinanciering van andere overheden, dat er wel heel veel aandacht is voor de echte of vermeende Vlaams-nationalistische betrokkenheid bij de pro-Duitse collaboratie, maar dat het pacifistisch verhaal, het emancipatorisch verhaal van de Frontbeweging, ontbreekt. Daarbij heb ik toch serieuze bedenkingen.
Op de vragen van collega Laeremans antwoordde u dat de betrokkenheid van Defensie bij die tentoonstelling geheel minimaal is. Hoe kunt u dat op een ernstige manier minimaliseren?
Ik begrijp dat in een tentoonstelling niet elk thema behandeld kan worden. In de expo zijn er drie verhaallijnen, waarvan de tweede verhaallijn, de militaire transformatie van het Belgisch leger tussen 1914-1918, mij uitermate geschikt lijkt om onder meer de Frontbeweging te behandelen. Waarom is daar niet voor gekozen?
Hoe kunt u als medeorganisator van de tentoonstelling legitimeren dat in een educatief project met een dergelijk groot bereik, grote uitgaven en grote campagne een relevant deel van onze geschiedenis dood wordt gezwegen, alsof dat nooit heeft plaatsgevonden?
12.04 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, zoals collega Maertens heeft aangehaald, vindt in het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis sinds kort een tentoonstelling plaats die de geschiedenis van de Groote Oorlog zou moeten weergeven. Ik zeg uitdrukkelijk “zou moeten”.
Na een bezoek van collega Laeremans werd in de Senaat aan u een vraag gesteld, maar het antwoord werd door uw collega Geens gegeven.
Na dat bezoek werd vastgesteld dat het Frans uiteraard voorrang heeft, zoals dat op veel plaatsen in dit land het geval is, hoewel de meerderheid van de bevolking Nederlandstalig is. Niet alleen collega Laeremans nam daaraan aanstoot, maar ook een aantal Vlaamse verenigingen hebben intussen kritiek geuit.
Zij hebben de tentoonstelling bezocht en nemen bijzonder veel aanstoot aan het feit dat in de tentoonstelling, die de federale en de Vlaamse overheid financieren, de geschiedenis wordt herschreven en verdraaid.
De taalproblematiek in het leger en de onderdrukking van de Vlamingen aan het front vormen toch een essentieel onderdeel van de geschiedenis. Het Belgisch leger was grotendeels een Franstalig leger, zeker bij het officierenkorps, met een grote meerderheid van Vlaamse soldaten.
Uit die schrijnende discriminatie is de Vlaamse Frontbeweging voortgekomen, een toch niet onbelangrijk deel van onze geschiedenis. Die Vlaamse Frontbeweging was een grootschalige protestemancipatieweging, die nadien onder meer met de IJzerbedevaart en de Frontpartij de grondslag legde voor de politieke Vlaamse Beweging en voor de strijd voor zelfbestuur en zelfbeschikking, die wij nu nog altijd voeren. Dat is een fundamenteel en bepalend gegeven in de geschiedenis van de voorbije eeuw van een volk in ons land.
Dat hele verhaal wordt in de tentoonstelling echter doodgezwegen. Zoals collega Maertens zegt, is het alsof dat nooit heeft plaatsgevonden. Dat is bijzonder schrijnend. Als er dan al wordt gesproken over het bestaan van de Vlaamse Beweging, gebeurt het in een zeer negatieve context, zodat de bezoeker een zeer vertekend en incompleet beeld krijgt van wat er vroeger is gebeurd.
Defensie
heeft actief meegewerkt aan de organisatie van de tentoonstelling. In de Senaat
probeerde u dat te ontkennen, maar u stond wel op de eerste rij bij de opening van
de tentoonstelling om de pers toe te spreken als de grote organisator van de
tentoonstelling.
Welk
budget en middelen heeft Defensie besteed aan de organisatie van de
tentoonstelling?
Wanneer
werd de tentoonstelling geopend en hoe lang zal zij nog te bezoeken zijn?
Hoe
verantwoordt u dat er in heel de expo met geen woord wordt gerept over de
taalkwesties en de behandeling van de Vlaamse frontsoldaten tijdens de Groote
Oorlog en dat er dus slechts een beperkt gedeelte van de geschiedenis wordt
meegegeven aan de bezoeker?
Zult u een
initiatief nemen om de medeorganisatoren ertoe te bewegen alsnog een belangrijk
onderdeel van onze geschiedenis op te nemen in de tentoonstelling?
12.05 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik zal op alle vragen gegroepeerd antwoorden.
De eerste vragen waren van de collega’s Maertens en Geerts. Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om de krachtlijnen van mijn opzet te herhalen met betrekking tot die herinneringsplaat.
Kort na de Eerste Wereldoorlog werden in het land duizenden monumenten opgericht om de vele burger- en militaire doden te herdenken die tijdens het conflict vielen. Deze monumenten boden aan de bevolking de kans om hun doden te eren en ze vormen ook een bewijs dat offers herdacht worden, en geven een betekenis aan de opofferingen die door de gemeenschap werden gedragen.
Als voogdijminister van het Instituut voor Veteranen-Nationaal Instituut voor Oorlogsinvaliden, Oud-strijders en Oorlogsslachtoffers, vind ik het essentieel in het herdenkingsjaar van het begin van de Eerste Wereldoorlog dat deze plaatsen van herinnering weer op de voorgrond worden gebracht om zo de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog te huldigen. Ik draag daar mee bij tot een van de federale doelstellingen van het herdenkingsprogramma ‘14-‘18.
Inderdaad, op federaal niveau heeft de regering ervoor gekozen om alle lagen van de maatschappij die door een persoonlijk offer de oorlogsinspanning hebben gedragen, in de belangstelling te brengen. Het gaat om militairen, verzetslieden en burgerslachtoffers. Door aan alle steden en gemeenten de kans te bieden een herinneringsplaket op de monumenten te bevestigen, wordt aan de burgemeesters de kans geboden om die monumenten opnieuw op de voorgrond te brengen, enerzijds, en kunnen zij, indien zij dat wensen, door lokale initiatieven de overdracht van die herinnering naar de volgende generaties toe verzekeren, anderzijds.
Dit opzet is een initiatief van mijzelf als minister van Landsverdediging. Ik heb 572 steden en gemeenten aangeschreven en voorzie in een initiële raming van 750 Nederlandstalige en 500 Franstalige plaketten.
De gemiddelde kostprijs per plaket wordt nu onderhandeld en daarom moet ik eerst de markt laten spelen alvorens uw een budgettaire raming zal kunnen worden gegeven.
Dagelijks komen vragen binnen voor bijkomende informatie en ik ontvang nu reeds verzoeken voor enkele plaketten. Tot nu toe hebben een zeventigtal steden of gemeenten een positieve interesse of akkoord gemeld. In veertien gevallen — acht Nederlandstalige en zes Franstalige — heb ik formeel een negatief antwoord ontvangen.
Wat andere initiatieven betreft, heeft de regering in 2012 een organisatiecomité opgericht dat verantwoordelijk is voor de coördinatie en de budgettaire aspecten van de organisatie van de nationale herdenkingsplechtigheden en het uitwerken van een federaal meerjarenprogramma 2014-2018. Het organisatiecomité heeft bij wijze van voorbeeld naar analogie van wat op het einde van de Tweede Wereldoorlog werd gedaan, voorgesteld om een erediploma “stad of gemeente slachtoffer van oorlogsfeiten 1914-1918” te creëren met een bijpassend herinneringslint dat de hechtenis aan de vlag van de stad of de gemeente erkent. Dat diploma alsook het lint zullen dienen om de verdienste te erkennen van de Belgische steden of gemeenten die bijzonder zwaar werden getroffen door de gevechten, bombardementen en slachtpartijen die zich hebben afgespeeld gedurende de Eerste Wereldoorlog.
Logischerwijze werd gedacht aan de minister van Landsverdediging onder wiens verantwoordelijkheid de oorlogsslachtoffers sorteren om dat diploma toe te kennen. Alle voorbereidingen daartoe zijn getroffen en na goedkeuring door de Ministerraad, zullen het koninklijk besluit en daarna het eerste ministerieel besluit met de namen van de steden en gemeenten die het diploma ontvangen, kunnen worden ondertekend.
Met betrekking tot de begraafplaatsen, uw vraag collega Maertens.
De begraafplaatsen zijn nu reeds in het algemeen in zeer goede staat. De komende weken en maanden worden de laatste werkzaamheden ter voorbereiding van de herdenkingen uitgevoerd. Alle grote werken werden uitgevoerd, waaronder ook het zandstralen van de grafzerken. Wat het groenonderhoud betreft, krijgt elke begraafplaats haar gebruikelijke onderhoudsbeurt. Tegen half 2014 zullen de groene zones van de militaire kerkhoven volledig in orde zijn.
Wat de verbetering van de toegankelijkheid van de sites betreft, worden waar mogelijk de sites toegankelijk gemaakt voor rolstoelgebruikers. Daar waar nodig, werden de parkings aangepakt. In de vervanging van een aantal schuilhuisjes is voorzien voor het creëren van betere onthaalfaciliteiten voor de bezoeker. Momenteel wordt er gewacht op het akkoord van de Dienst Onroerend Erfgoed. De begraafplaatsen in Vlaanderen zijn geklasseerd als monument. Op de militaire begraafplaatsen zullen informatieborden worden geplaatst. De teksten hiervan werden onlangs gefinaliseerd.
Voor de realisatie van de grafkelder van Houthulst werd op 10 februari2014 de notificatie van het contract verstuurd naar de firma. De voorziene constructie wordt vanaf 3 maart in productie genomen en in mei op de site geïnstalleerd.
Met betrekking tot de expo en de vragen van collega’s Maertens en Ponthier, het volgende.
Ik heb reeds aan de heer Laeremans op 27 februari een antwoord gegeven. De tentoonstelling “14-18, dit is onze geschiedenis” is een samenwerking tussen het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis en het Museum van Europa. De tentoonstelling is sinds 26 januari open en zal tot 26 april 2015 te bezoeken zijn. Defensie is geen medeorganisator en heeft niet in een specifiek budget of krediet voorzien. Alleen hebben de diensten van Defensie wel steun geleverd aan het KLM, namelijk bij de organisatie van de inhuldiging en de persconferentie, maar dit kaderde in het samenwerkingsakkoord tussen het KLM en Landsverdediging.
Voor de wetenschappelijke onderbouw van de expo was door de initiatiefnemer, het Museum van Europa, een wetenschappelijk comité aangesteld dat de inhoudelijke krijtlijnen van de expo heeft uitgezet. Daarin zaten de meest eminente historici van het land, onder anderen professor Bruno De Wever van de universiteit van Gent, een autoriteit op het vlak van de Vlaamse Beweging. De historische pool van Defensie heeft het militaire luik van de expo begeleid.
U haalt terecht de drie verhaallijnen aan die voor de expo werden gekozen. De zalen over de transformatie van het Belgische leger gaan over de evolutie van het verouderde en slecht georganiseerde Belgische leger van 1914 naar het moderne en goed uitgeruste leger van 1918. Het gaat dus over de militaire geschiedenis.
Het is niet omdat het verhaal van de groeiende Vlaamse Beweging maar beperkt aan bod komt in de expo, dat dit geen belangrijke verhaallijn is. Als ik in Ieper naar het museum In Flanders Fields ga, vind ik ook niet zo heel veel info over de Vlaamse Beweging. Is het daarom een slecht museum? Dat is een open vraag. In elke tentoonstelling moeten inhoudelijke keuzes worden gemaakt en de complementariteit met wat al bestaat, speelt daarbij een belangrijke rol.
De drie gekozen thema’s van de expo zijn vernieuwend en ik zou toch aanraden aan alle leden van de commissie en zovele anderen om de weg naar het museum te vinden en toch een bezoek te brengen aan deze tentoonstelling, die goed georganiseerd is en ook wetenschappelijk bijzonder onderbouwd.
12.06 Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de minister, mijn kritiek en die van mijn partij op die plaatjes, heb ik al gebracht. Ik vind het wel interessant dat er bij de veertien weigeringen zes Franstalige zijn. Er moet dus wel enige reden zijn om dit te doen. Ik denk dat ook daar die reflex zal worden gemaakt. Ik hoor dat u nog aan het onderhandelen bent over de prijs. Wij zullen zien hoeveel gemeenten uiteindelijk zullen ingaan op uw aanbod.
Ik blijf het niet gepast vinden dat u in tijden zoals nu, met een onderinvestering in Defensie, een dergelijk persoonlijk initiatief lanceert. Ik vind het zeer verregaand om uw eigen naam hieraan zo prominent te koppelen.
Dit gezegd zijnde, wil ik het nog even hebben over de begraafplaatsen en de grafkelder in Houthulst, waar ik zelf de situatie heb vastgesteld. Er is inderdaad verbetering, door het zandstralen van de zerken, het groenonderhoud enzovoort. Dat heb ik trouwnes ook bevestigd. Ik blijf echter kloppen op de nagel van het bezoekersonthaal. U vervangt de schuilhuisjes door soortgelijke, maar recentere, exemplaren en de infoborden zullen inderdaad nodig zijn, maar ik vermoed dat u de massale bezoekersstroom onderschat. Dat zal niet alleen het geval zijn voor de Vlaamse infrastructuur en musea, maar ook op die Belgische begraafplaatsen.
Vlaanderen werkt al tien jaar aan de voorbereiding van de herdenking. Wat betreft de eigen verantwoordelijkheden is men op federaal niveau terecht op die kar gesprongen. Vlaanderen heeft 15 miljoen geïnvesteerd in de onthaalfaciliteiten en de toegankelijkheid van de infrastructuur. Ik hoop dat uw aankondigingen, zoals infoborden en schuilhuisjes, voldoende zullen zijn. Bezoekersonthaal is en blijft heel belangrijk. Ik blijf echter kritisch.
Dat de grafkelder in mei wordt geïnstalleerd, is uiteraard wel goed nieuws.
Tot besluit een repliek over de expo in het legermuseum. Net zoals in de Senaat, minimaliseert u opnieuw de rol van Defensie. De tentoonstelling vindt plaats in het legermuseum en bestaat voor een groot deel uit stukken die eigendom zijn van Defensie. Ik kan mij dan moeilijk inbeelden dat de inspraak van Defensie niet substantieel was.
Zoals u zelf hebt gezegd, heeft de taalproblematiek aan het IJzerfront een gigantische invloed gehad op het verder verloop van de Belgische politiek. Het was een van de belangrijkste katalysatoren van het Vlaams nationalisme, maar ook, en dat beklemtoon ik, van het pacifisme in ons land. Ik blijf het een gemiste kans vinden dat daarover in die tentoonstelling met geen woord wordt gerept.
12.07 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, uw antwoord verbaast mij uiteraard niet. Ik herinner mij de bespreking van het voorstel van resolutie in deze commissie ter gelegenheid van de herdenking van de Groote Oorlog, waarin Vlaams Belang intervenieerde om het schrijnende verhaal van de Vlaamse frontsoldaten en het ontstaan van de Vlaamse Beweging te integreren in de resolutie. Wij probeerden dat te doen via een amendement, dat door de andere partijen echter laconiek werd weggestemd. Ik had dus geen ander antwoord verwacht.
Wat de expo op zich betreft, u minimaliseert net als in de Senaat de inbreng van Defensie. Ik vind dat bijzonder betreurenswaardig omdat ik weet dat u bij de opening op de eerste rij stond om daar een groot discours te brengen over wat er allemaal te zien en te beleven is in het museum. Dat is echter uiteraard maar een stuk van de geschiedenis. U ontloopt uw verantwoordelijkheid door de inbreng van Defensie in het hele verhaal te minimaliseren.
Wat mij bijzonder veel zorgen baart, is dat op het speciale kinderparcours op geen enkele manier meegegeven wordt wat de invloed was van de Vlaamse Beweging in het hele oorlogsverhaal. Daar wordt om zo te zeggen geen letter aan vuilgemaakt, zij wordt totaal doodgezwegen. Ik vind dit bijzonder pijnlijk. Het getuigt van pure geschiedvervalsing, een expo van dit kaliber onwaardig.
Ik wil nog een woordje richten aan collega Maertens van de N-VA. Mijnheer Maertens, ik apprecieer het dat u onze verontwaardiging deelt, maar ik vind dat uw verontwaardiging getuigt van een selectief karakter. Wij zien immers dat de expo ook gesteund wordt door de Vlaamse regering, waarvan de N-VA tot nader order deel uitmaakt.
Ik herinner mij dat collega Sintobin een dik jaar geleden in het Vlaams Parlement een amendement heeft ingediend om de inbreng van de Vlaamse soldaten en de Vlaamse Frontbeweging te integreren in het voorstel van resolutie dat daar voorlag. De N-VA heeft dit mee weggestemd. Ik vind uw interventie hier dus bijzonder hypocriet. Dat wou ik nog even kwijt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
L'incident est clos.
- de heer David Geerts aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de mogelijke mankementen aan de NH90" (nr. 22724)
- mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de werkingskost van en de problemen met de NH90" (nr. 22728)
- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de NH90-helikopters" (nr. 22737)
- mevrouw Annick Ponthier aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de NH90-helikopters" (nr. 22738)
- de heer Gerald Kindermans aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de NH90-helikopters" (nr. 22748)
- M. David Geerts au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "les manquements que présenteraient les hélicoptères NH90" (n° 22724)
- Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "les frais de fonctionnement et les problèmes liés au NH90" (n° 22728)
- M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "les hélicoptères NH90" (n° 22737)
- Mme Annick Ponthier au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "les hélicoptères NH90" (n° 22738)
- M. Gerald Kindermans au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "les hélicoptères NH90" (n° 22748)
13.01 David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, ik had op 14 maart 2014 een vraag ingediend, na de toenmalige mediaberichten over de NH90. U hebt toen ook in de kranten gereageerd.
Ik ben over genoemd dossier eens in mijn archieven gedoken. Ik heb toen nergens van Defensie of van andere bronnen iets gehoord over de mankementen die nu zijn gesignaleerd. Ik herinner mij enkel een discussie over de hoogte van de cabine, die voor een aantal lidstaten anders was en die laag was. Dat is het enige wat ik in mijn notulen heb teruggevonden.
Mijn vragen zijn de volgende.
Indien de berichten van de Nederlanders en de Fransen kloppen, was onze dienst Material Resources op de hoogte van de mogelijke mankementen bij de NH90? Welke mankementen staan op de lijst?
Indien er mankementen zijn, in welke mate zijn zij telkenmale transparant aan dit Huis gecommuniceerd? Zijn de documenten in kwestie effectief publiek gemaakt?
Welke impact hebben de Nederlandse en de Franse bevindingen op de levering? Welke mechanismen voor eventuele schadevergoeding zijn er uitgewerkt?
13.02 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, de Nederlandse NH90-helikopters haalden in dit land al meer dan eens de pers, omdat de toestellen met allerlei problemen kampen. Nu zou zelfs de marineversie van het toestel niet tegen zeezout bestand zijn.
Onze Defensie bestelde dezelfde toestellen. In uw reactie herhaalt u echter dat onze NH90-helikopters nieuwere modellen zijn. U meldde eerder al dat de toestellen die Defensie zou ontvangen, nader op punt zouden zijn gesteld en dat alle kinderziektes tegen het moment van de levering zouden zijn weggewerkt. Niettemin maken sommige piloten zich zorgen. Bovendien zouden de werkingskosten van de NH90 hoog oplopen, namelijk tot 20 000 à 25 000 euro per vlieguur.
Ik zou u daarom de hiernavolgende vragen willen stellen.
Ten eerste, kunt u bevestigen dat de werkingskosten van de NH90 ongeveer 20 000 à 25 000 euro per vlieguur bedragen? Waarom liggen de werkingskosten zo hoog? Welke verschillende kosten zijn in de werkingskosten inbegrepen?
Ter vergelijking: wat waren de werkingskosten per vlieguur van de Agustahelikopter? Wat zijn de werkingskosten per vlieguur van de Seaking?
Ten tweede, kunt u nogmaals bevestigen dat Defensie op dit moment nog geen problemen met haar eigen NH90-toestellen heeft vastgesteld?
Hoeveel vluchten en hoeveel vlieguren, inclusief de vluchten en vlieguren voor trainingen, heeft Defensie al met haar eigen toestellen uitgevoerd? Graag kreeg ik specificatie per type.
Stel dat er alsnog problemen opduiken met de reeds geleverde toestellen, welke mogelijkheden heeft Defensie in dat geval om de problemen aan te pakken? Wat zegt het contract daaromtrent? Wie zal de kosten moeten dragen?
Heeft de fabrikant ooit met u of met Defensie contact opgenomen met betrekking tot de berichten over problemen met toestellen van andere landen, of andersom? Zo ja, wat bleek uit dat contact?
Kunt u oplijsten welke soorten mankementen intussen bij de fabrikant werden gemeld?
Welke maatregelen kunt u treffen indien er zich nog problemen zouden voordoen bij de nog aan ons te leveren toestellen?
U verklaarde op Radio 1 dat u een loyale uitvoerder bent geweest van beslissingen die anderen vóór u hebben genomen, namelijk beslissingen van de regering-Verhofstadt II. Wat is uw eigen mening over de aankoopbeslissing? Was de NH90 de juiste keuze?
Zijn er sinds september 2013 wijzigingen aangebracht aan het leveringsschema van de NFH of van de TTH? Heeft de fabrikant bijkomende vertragingen aangekondigd?
13.03 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, in het verleden zijn er nogal wat vragen gesteld over de NH90, met name over het aankoopdossier zelf, de levertermijnen en de kritiek vanwege andere gebruikers.
Onlangs maakte men in de media opnieuw gewag van kritiek op de NH90, zoals de logheid van het toestel, overmatige geluidshinder en bovenmatige corrosie en slijtage. Tijdens inspecties, nadat de helikopters hadden deelgenomen aan operaties aan de Somalische en Caraïbische kust, kwam bovendien aan het licht dat de marinetoestellen slecht bestand zouden zijn tegen zeezout. Bepaalde bronnen binnen Defensie zijn erover verontrust dat wij binnenkort ook in België met verroeste helikopters zullen zitten.
Mijnheer de minister, ik stel u dan ook graag de volgende vragen.
Wat zijn de bevindingen van de testvluchten die Defensie reeds uitvoerde met die toestellen? Werden er onvolkomenheden gemeld inzake logheid, geluidshinder, corrosie en risico op versnelde slijtage? Welke onvolkomenheden werden er opgelijst? Hoe worden die verder opgevolgd?
Houdt u vol dat alle technische onvolkomenheden voor het Belgische model zouden zijn weggewerkt? Met andere woorden, zijn de kinderziekten er effectief uit?
Momenteel bekijkt de Nederlandse defensie of er samen met Frankrijk verhaal kan worden gehaald bij de producent. Welke contractgerelateerde mogelijkheden heeft België mochten dezelfde problemen zich voordoen?
Wat is de huidige stand van zaken inzake de leveringstermijn van de NH90-toestellen die Defensie nog verwacht?
Hoe beoordeelt u zelf de in het verleden gemaakte keuze voor dat type toestel?
13.04 Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de minister, een tijdje geleden kwam uit Nederland het nieuws dat de helikopters problemen zouden ondervinden met zeezout. Ik sluit mij aan bij de inleiding van de collega’s.
Mijnheer de minister, kunt u een toelichting geven over die problemen?
U gaf aan dat België, in tegenstelling tot Nederland, gebruik zou maken van een nieuwer model van de NH90, waardoor die toestellen minder onderhevig zouden zijn aan het probleem. Ook daarover zou ik graag de verschillen kennen.
Ook zou ik graag de maatregelen kennen die genomen worden indien zich toch problemen zouden voordoen.
13.05 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s, Defensie heeft in 2007 acht NH90-toestellen besteld: vier in de TTH-versie, de Tactical Transport Helicopter, en vier in de NFH-versie, NATO Frigate Helicopter. Op dit moment werden er drie NH90-toestellen geleverd: twee in de TTH-versie en een in de NFH-versie.
De vluchten in België met de eerste twee TTH-toestellen zijn respectievelijk gestart in oktober 2013 en in januari 2014. Tot nu toe hebben die twee toestellen in totaal 240 uren gevlogen, waarvan de helft in België. Het eerste geleverde NFH-toestel wordt momenteel gebruikt voor de contractuele training van de piloten en de technici. Dit toestel heeft sinds zijn levering in augustus 2013 reeds 80 uren gevlogen. De tweede NFH en de derde TTH worden respectievelijk eind april 2014 en begin juni 2014 verwacht. De laatste toestellen zullen in de loop van het tweede semester van 2014 en het eerste trimester van 2015 worden geleverd.
Gezien het beperkt aantal gevlogen uren, is het moeilijk om een nauwkeurige kostprijs per vlieguur te bepalen. Gebaseerd op de ervaringen en informatie van andere naties is de kostprijs per vlieguur gelijk aan deze voor andere moderne helikopters van deze categorie.
Als lid van NAHEMA, NATO Helicopter Management Agency, neemt België samen met de andere NH90-gebruikers regelmatig deel aan verschillende vergaderingen met de industrie. Dit geeft de mogelijkheid om steeds op de hoogte te blijven van alle aspecten van de NH90-programma’s en hun inwerkingstelling.
De gebeurlijke problemen van de andere gebruikers en de door de industrie vooropgestelde oplossingen worden tijdens die vergaderingen uiteengezet en besproken. De aanvaarde oplossingen worden zo snel mogelijk door de industrie geïmplementeerd op de nog te leveren toestellen tijdens de productie of op de reeds geleverde toestellen tijdens latere, specifieke onderhoudsactiviteiten.
De nog te leveren Belgische helikopters zullen bijgevolg nog aangepast worden aan de door de industrie voorziene oplossingen en verbeteringen voor de door andere NH90-gebruikers geïdentificeerde problemen. De in andere landen geïdentificeerde problemen betreffen veelal wat wij zouden kunnen noemen kinderziektes.
Ik dien op te merken dat de Belgische helikopters geleverd worden in de meest recente configuratie, de full optional configuration, dit ten opzichte van de Nederlandse helikopters, die een meaningful operational configuration hadden en die nog niet konden genieten van bepaalde verbeteringen. Verder worden de Belgische NFH’s in Duitsland geassembleerd en niet in Italië, zoals de Nederlandse NFH’s.
De recent vastgestelde problemen zijn zonder impact op de hierboven aangehaalde voorziene schema’s voor de Belgische helikopters. Tot nu toe heeft België geen gebreken vastgesteld bij de toestellen die reeds in gebruik zijn.
In tegenstelling tot de Nederlandse NH90-piloten gebruiken onze bemanningsleden helmen voorzien van de communication earplugs die hen de noodzakelijke bescherming bieden tegen eventuele gehoorschade als gevolg van het omgevingslawaai. Het geluidsniveau van de NH90 is niet hoger dan dat van de andere helikopters van die categorie.
Het productiecontract van de NH90 bevat een waarborgclausule die door België kan worden ingeroepen in geval van gebreken. Indien er zich problemen zouden voordoen met de Belgische toestellen kan er een beroep worden gedaan op deze waarborg. Die voorziet de herstelling of de vervanging van het defecte onderdeel en/of de herstelling van de helikopter op kosten van de firma. Dat is trouwens wat Nederland heeft gedaan voor het corrosieprobleem. In een eerste reactie heeft de constructeur van de NH90 alvast zijn maximale steun toegezegd, onder meer door het opzetten van een specifieke taskforce om deze problemen zo snel mogelijk aan te pakken.
Ten slotte, wens ik nog te melden dat er NH90’s in gebruik zijn in diverse operationele omgevingen. De verslagen betreffende de uitvoering van die verschillende soorten operaties tonen aan dat de NH90 zijn opdrachten inzake search and rescue, vervoer van materieel, medische evacuatie of antipiraterij aankan. Ik kan ten slotte nog vermelden dat ik de staf van Defensie opgedragen heb om nauwlettend toe te kijken op de goede uitvoering van het contract.
13.06 David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor het omstandige antwoord.
13.07 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoorden.
Kinderziektes zijn normaal bij het begin van een productie, daar moeten wij niet flauw over doen. Als een marineversie echter niet tegen zeezout kan, dan vind ik dat absoluut geen kinderziekte. Bij Defensie blijven ze er niet gerust in. Dat geldt ook voor mij.
Verder is er nog de kostprijs. Uiteraard zijn de taken inzake search and rescue die zij uitvoeren enorm belangrijk. Die kunnen echter evengoed vervuld worden met een toestel dat een kwart van het huidige toestel kost. U zegt dat u loyaal bent en uitvoert wat contractueel is vastgelegd. Goed, maar dit is gewoonweg niet houdbaar. U trekt ook een rookscherm op rond de werkingskosten per vlieguur. U zegt dat die moeilijk te bepalen zijn. Als wij echter naar de buurlanden kijken kunnen wij ervan uitgaan dat dit effectief 20 000 à 25 000 euro zal zijn. Als wij een toestel aankopen vind ik het heel vreemd dat wij van tevoren niet weten wat de kostprijs van het verbruik zal zijn. Als ik een nieuwe auto koop ga ik uiteraard ook kijken hoeveel die verbruikt.
13.08 Minister Pieter De Crem: Men moet een onderscheid maken tussen de aangekondigde en de feitelijke brandstofconsumptie, heb ik vorige week in een of andere krant gelezen.
13.09 Karolien Grosemans (N-VA): Ik vind de reactie van sp.a hier ook maar minnetjes. Mag ik ook eens een platte populistische vergelijking maken? Als sp.a dat mag, dan mag ik dat ook. Een vlieguur kost 16 minimumlonen. Dat is een grote zak geld die in zee wordt gegooid. Ik vind het hallucinant.
Ik hoop dat dit een wake-upcall wordt, want dit is echt weer een voorbeeld van een Europees project dat niet goed werkt. Er zijn bijna meer versies dan er helikopters zijn besteld. Samenwerken zou toch kostenbesparend moeten zijn?
13.10 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, ik sluit mij voor een stuk aan bij de opmerkingen van collega Grosemans over uw onduidelijk verhaal, vooral wat het financiële gedeelte van de aankoop betreft. Ook over de rest van het verhaal, het onderhoud en het verbruik, blijft u volledig in het vage. Ik betreur dat.
Er is inderdaad een verschil tussen de toestellen van de Belgische Defensie en de Nederlandse toestellen, waarop de grootste kritiek kwam. Toevallig is de eskadronleider die de testvluchten uitvoert met het eerste toestel dat in België is aangekomen mijn buurman. Ik heb hem dus even gecontacteerd om te vragen wat zijn persoonlijke bevindingen waren. Hij had voorlopig geen klachten. Op dat vlak ben ik dus een beetje gerustgesteld. Ik wil de helikopter dan ook voorlopig het voordeel van de twijfel geven. Het feit dat de assemblage in Duitsland en niet in Italië gebeurt, is natuurlijk ook al een positief punt.
Ik hoop dat Defensie dit dossier van zeer kortbij zal opvolgen, zodat wij niet in een nieuw Fyrascenario terechtkomen.
L'incident est clos.
14 Vraag van de heer Theo Francken aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "Radstabe" (nr. 22635)
14 Question de M. Theo Francken au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "Radstabe" (n° 22635)
14.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 13 mei 2005 keurde de Ministerraad, op voorstel van uw voorganger, André Flahaut, een wijziging goed van de meerjarige opdracht aangaande de upgrade van het radiomaritieme station Radstabe, Radio Station Belgium, om het HF-communicatiecentrum van de Marine aan te passen aan de veiligheidsvoorschriften van NATO BRASS, (Broadcast and Ship Shore System). Op de basis van Zeebrugge werd daarom een nieuw radiostation gebouwd, voorzien van de laatste nieuwe technologie. Tegelijkertijd verhuisde men ook de oude installatie van een bunker in Vlissegem (De Haan) naar de marinebasis van Zeebrugge.
Het was de bedoeling het oude systeem te blijven gebruiken tot het nieuwe systeem operationeel was. Dit nieuwe Radstabe HF-systeem is tot op vandaag niet operationeel door compatibiliteitsproblemen. Het draait ondertussen al vijf jaar non-stop, maar blijkt niet compatibel met de zenders en ontvangers in de zendparken die nooit werden vervangen. Acht jaar na de aankoop zoekt Defensie nog steeds naar een oplossing voor de problemen. Vele testen bleven blijkbaar zonder resultaat. Ondertussen behelpt men zich nog steeds met het totaal verouderde systeem uit Vlissegem.
Opmerkelijk is dat de installatie werd aangekocht door Marconi Selenia, vandaag Selex, een dochterbedrijf van Finmeccanica. Dit bedrijf heeft een verdachte reputatie en wordt gelinkt aan omkoopschandalen over de hele wereld. In België kennen wij Finmeccanica vooral via de dochterbedrijven Agusta van de Agusta-affaire en AnsaldoBreda van de Fyra-affaire.
Mijnheer de minister, hoe kan het dat zo’n dure installatie, acht jaar na aankoopdatum, nog steeds niet operationeel is? Welke stappen zal u ondernemen om ervoor te zorgen dat de nieuwe installatie wel operationeel wordt? Hoeveel zal het kosten om Radstabe operationeel te krijgen?
Wat vinden ze bij de NAVO van deze kwestie? Als ik het goed begrijp, is de installatie, die de Marine momenteel gebruikt, niet conform de veiligheidsvoorschriften van NATO BRASS.
Zijn er al contacten geweest met Selex voor eventuele schadevergoedingen? Wat is ondertussen de totale kostprijs van dit verhaal? Op welke manier is de aanbesteding juist verlopen?
14.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega Francken, het NAVO BRASS is nu operationeel. Zoals u terecht opmerkt, is dat systeem door mijn voorganger aangeschaft. Het aangekochte systeem heeft in het verleden verschillende vertragingen opgelopen, enerzijds, doordat de aannemer in gebreke bleef en, anderzijds, door meerdere aanpassingen in de NAVO-voorschriften. Die gebreken werden pas in juni 2012 verholpen.
Het thans operationeel systeem wordt uitgebaat door de marine en is ook het primair high frequency-middel voor communicatie met de militaire schepen. Er werden trouwens recent acht nieuwe ontvangers aangekocht. Het BRASS functioneert zowel op het oude als op het nieuwe materieel. De installatie van de Marine is conform de voorschriften van de NAVO. Het volledig systeem, dat via een onderhandelingsprocedure werd aangeschaft, had een kostprijs van 6,4 miljoen euro. De NAVO heeft de helft van die investering mee gefinancierd.
De NAVO voorziet in een update van de software die zij ter beschikking stelt. Om die te installeren, zal de hardware van de informaticamiddelen van het BRASS in de komende jaren een evolutief onderhoud moeten ondergaan. Defensie raamt de kosten voor het evolutief onderhoud op 2,6 miljoen euro, verspreid over de volgende vier jaren.
14.03 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, ik begrijp goed dat het systeem nu operationeel is, maar dat het zeven jaar heeft geduurd vooraleer het operationeel werd.
Werden er schadeclaims ingediend door Defensie bij dat bedrijf, dat toch een zeer slechte reputatie heeft, onder andere door de Fyra? Of zijn er geen schadevergoedingen lopende? Ik denk dat een schadevergoeding op zijn minst wel gevraagd kan worden, gelet op de contractuele bepalingen.
14.04 Minister Pieter De Crem: Dat moet ik navragen.
14.05 Theo
Francken (N-VA): Nee,
dus.
14.06 Minister Pieter De Crem: Nee, ik weet het echt niet.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 22730 van mevrouw Grosemans wordt in een schriftelijke vraag omgezet. De vragen nrs 22814 en 22885 van de heer Francken worden in een schriftelijke vraag omgezet.
15 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "het kwartier IJzer in Leopoldsburg" (nr. 22742)
15 Question de Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le quartier IJzer à Bourg-Léopold" (n° 22742)
15.01
Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de
minister, met
uitvoering van uw herstructureringsplan "De voltooiing van de
transformatie" werd het eerste bataljon Jagers te Paard te Leopoldsburg
ontbonden.
Er werd
beslist om de kazerne, het kwartier IJzer, te verkopen. Volgens uw antwoord op
mijn schriftelijke vraag nr. 449 van 11 april 2013 stond de
kazerne toen op de lijst van gebouwen en terreinen van Defensie die voor
vervreemding zouden worden overgedragen aan de FOD Financiën. De installaties
werden ondertussen overgedragen aan de FOD Financiën, maar recent zou de
desaffectatieprocedure van de kazerne op uw vraag stop zijn gezet.
Kunt u
bevestigen dat de desaffectatieprocedure van het kwartier IJzer op uw vraag is
stopgezet?
Kunt u
uitleggen wat voor Defensie de baten zijn van de beslissing om de kazerne in
haar eigen patrimonium te houden?
Wat zal
het toekomstig militair gebruik zijn van de kazerne?
Kunt u
bevestigen dat de inkomsten van de vervreemding van de kazerne werden geraamd
op 650 000 euro? Zo nee, wat is dan het juiste bedrag?
Volgens de
besparingsnota van de defensiestaf zijn de beschikbare financiële middelen van
Defensie voor het onderhoud van infrastructuur zeer beperkt. Hoe valt volgens u
een beslissing om de kazerne niet te verkopen en op die manier inkomsten mis te
lopen, hiermee te rijmen?
Is het
correct dat er wordt overwogen om de gemeente Leopoldsburg, waarvan uw
voorzitter Wouter Beke burgemeester is, een langlopende concessie van
50 jaar toe te kennen voor het gebruik van het kwartier IJzer?
15.02 Minister Pieter De Crem: Collega Grosemans, de infrastructuur van de huidige musea in Leopoldsburg, namelijk het Museum Kamp van Beverlo en het museum MKOK, de K-blokken en de Oscar Kapel, en de regimentscollecties van Defensie kampen met structurele problemen en kunnen niet worden gerenoveerd.
Daarnaast zijn een aantal collecties van de diverse regimentsverzamelingen verspreid over verschillende locaties binnen het kamp. Laatstgenoemde zijn niet toegankelijk voor het publiek, wat een zeer spijtige zaak is.
De zeer recent opnieuw geactiveerde historische pool van Defensie heeft het idee geopperd om in het kwartier IJzer de collecties van de verschillende musea en bewaarplaatsen van militair erfgoed aangevuld met relevante topstukken uit het legermuseum in Brussel, te hergroeperen met het oog op het creëren van een erfgoedsite met militair karakter gelinkt aan die omvangrijke en belangrijke garnizoenstad.
Het zogenaamde project IJzer zal een samenwerking zijn tussen de gemeenten Leopoldsburg en de historische pool van Defensie. Een win-winsituatie wordt zo gecreëerd: enerzijds, verdient Defensie een concessie van lange duur van 50 jaar aan de gemeente Leopoldsburg en, anderzijds, zal de gemeente instaan voor het beheer en onderhoud van de gebouwen en voor de uitbating van de erfgoedsite, waardoor de collecties van Defensie in optimale staat zullen kunnen worden behouden en tentoongesteld aan het grote publiek.
De historische pool zal de gemeente bij het uitbouwen van de erfgoedsite bijstaan en het verlies aan opbrengsten door af te zien van de initieel geplande verkoop wordt gecompenseerd door het verkopen van de huidige locaties van het Museum Kamp van Beverlo en het museum MKOK en door het besparen van investerings- en werkingskosten noodzakelijk voor het behouden in goede staat van de collecties.
15.03 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, wat zal er dan gebeuren met de gebouwen waarin de musea nu gehuisvest zijn?
15.04 Minister Pieter De Crem: Ik heb die recent nog bezocht. Die kunnen nog worden hersteld. Ik zou dat eens moeten nakijken in het verslag. De eigendomsstructuur is klaar, maar de bestemmingsstructuur van die gebouwen is niet altijd eenlopend.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Collega’s, wij hebben nog twee minuten.
Aangezien de minister aankondigt dat hij een toch wel belangwekkende mededeling doet in verband met de verwerking van oorlogsmunitie, stel ik voor dat de aanwezige leden zeer kort de vraag stellen en dan naar het antwoord van de minister luisteren.
- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de verwerking van oorlogsmunitie" (nr. 22746)
- mevrouw Annick Ponthier aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de defecte ontmantelingsinstallatie voor bommen met een toxisch vloeibare lading bij DOVO" (nr. 23009)
- de heer Bert Maertens aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de defecte ontmantelingsinstallatie van DOVO" (nr. 22974)
- mevrouw Bercy Slegers aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de ontmantelingsinstallatie van DOVO" (nr. 23042)
- M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le traitement des munitions de guerre" (n° 22746)
- Mme Annick Ponthier au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "l'installation défectueuse du SEDEE destinée au démantèlement de bombes contenant une charge liquide toxique" (n° 23009)
- M. Bert Maertens au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "l'installation de démantèlement défectueuse du SEDEE" (n° 22974)
- Mme Bercy Slegers au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "l'installation de démantèlement du SEDEE" (n° 23042)
16.01 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, het verhaal is duidelijk. U hebt in de plenaire vergadering reeds op verschillende vragen geantwoord inzake de gevonden bommen die door DOVO werden afgevoerd van het terrein in West-Vlaanderen. Blijkbaar waren er problemen met de ontmantelingsinstallatie voor vloeibare toxische munitie.
Welke middelen werden tot op heden reeds ingezet voor de ruiming van de toxische munitie, gevonden in Passendale? Wat is de geraamde kostprijs hiervan?
Een vraag die al gesteld werd, maar die ik voor de goede orde herhaal, is of u ervan op de hoogte bent dat de ontmantelingsinstallatie defect is sinds 2012? Zo ja, sinds wanneer bent u daarvan op de hoogte? Met welke overheidsinstanties werd hierover al gecommuniceerd en wanneer?
Hoe schat u het veiligheidsrisico in dat kan veroorzaakt worden door de opstapeling van duizenden projectielen bij DOVO op dit moment? Tot wanneer kan de veiligheid worden gegarandeerd voor het personeel en de omwonenden?
Heeft Landsverdediging intussen reeds respons gekregen van andere overheden in verband met de vraag tot bijstand? Welke initiatieven zult u nemen indien de Gewesten geen gehoor geven aan uw vraag tot onderhandeling over bijkomende middelen?
16.02 Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, aansluitend bij de vraag in de plenaire vergadering op 13 maart, heb ik nog enkele bijkomende vragen.
Ten eerste, hoe vaak werd DOVO in 2013 uitgestuurd? In hoeveel gevallen ging het om munitie, afkomstig van beide wereldoorlogen? Hoeveel ton werd uiteindelijk opgehaald? Hoeveel ton daarvan werd door DOVO vernietigd?
Ten tweede, zijn er vorig jaar doden gevallen of gewonden geweest bij een operatie van DOVO? Het zou zeer jammer zijn, maar zo ja, hoeveel?
Ten derde, hoe komt het dat noch de burgemeester van Langemark-Poelkapelle of omliggende gemeenten, noch de gouverneur van West-Vlaanderen op de hoogte was van het defect van de ontmantelingsinstallatie?
Ten vierde en tot slot, welke oplossing voor het probleem van de defecte ontmantelingsinstallatie stelt u voor, nu uit uw antwoord in de plenaire vergadering van 13 maart duidelijk is gebleken dat de huidige federale regering niet wil voorzien in kredieten of budget voor de reparatie van de defecte ontmantelingsinstallatie of voor de vervanging van de installatie door een nieuw hoogtechnologisch exemplaar?
16.03 Bercy Slegers (CD&V): Mijnheer de minister, nu de projectielen uit de weide in Passendale verwijderd zijn, liggen zij allemaal op de DOVO-site in Langemark-Poelkapelle opgestapeld. Hoeveel projectielen liggen daar nu effectief opgestapeld? Hoeveel ruimte is er nog? Hoeveel projectielen kunnen er nog bijkomend opgestapeld worden?
Een tweede aspect betreft de informatiedoorstroming. Hoe verloopt de informatiedoorstroming naar de gouverneur en de burgemeester? Er is een veiligheidsplan, het Yperietplan, dat van toepassing is op de DOVO-site. Verder zijn er ook nog zonale en provinciale rampenplannen. Die moeten aan de nieuwe situatie op de DOVO-site getoetst worden. Vindt daarover verder overleg plaats? Op welke manier?
In de plenaire vergadering hebt u gezegd dat de keuze gemaakt moest worden of de installatie die nu defect is door een nieuwe installatie vervangen zou worden dan wel hersteld zou worden. Is er ondertussen enig zicht op een doorbraak daarin?
16.04 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik zal met betrekking tot de gestelde vragen die een cijfermatige inhoud hebben, het antwoord aan iedereen geven. Het gaat over de evolutie van de cijfers sinds 1999, zijnde het tijdstip van de ingebruikname.
Ik heb in het kernkabinet de toelating gevraagd en gekregen, om de procedure voor de vervanging van de installatie van Poelkapelle nog tijdens de huidige legislatuur op te starten. Een en ander houdt evenwel in dat ik geen geld heb bijgevraagd. De betalingen zullen echter in 2015 en in 2016 gebeuren. Zij zullen ten laste komen van het departement van Landsverdediging.
Aldus heeft de zaak zijn beslag gekregen. Tot het moment dat de opstapelingcapaciteit tegen 2016 haar maximum heeft bereikt, zal dus kunnen worden vernietigd.
Ook minister Vande Lanotte heeft zijn steun aan het dossier in kwestie gegeven.
16.05 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, u hebt op een aantal vragen natuurlijk niet geantwoord.
16.06 Minister Pieter De Crem: Ik moet echt weg.
16.07 Annick Ponthier (VB): Dan zullen wij de antwoorden in het schriftelijk verslag moeten lezen.
Het is jammer dat eerst een dergelijk incident moet gebeuren, vooraleer wij op de hoogte worden gebracht van het probleem bij DOVO, met betrekking tot de opslagcapaciteit in Poelkapelle. Nog niet zo heel lang geleden hebben wij immers een werkbezoek gebracht aan de site in Poelkapelle. Op dat ogenblik werd op geen enkel moment melding gemaakt van het opslagprobleem dat ter plaatse bestaat.
Het gaat tenslotte om de veiligheid van een heel groot aantal burgers alsook van het DOVO-personeel, wat zeker een belangrijk deel van het probleem is.
U moet uw communicatie misschien enigszins bijsturen, aangezien de lokale mandatarissen en zelfs de gouverneur van West-Vlaanderen totaal niet van het probleem op de hoogte waren. Ter zake is er voor u in uw hoedanigheid van minister dus nog wel wat werk aan de winkel.
16.08 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik moet echt vertrekken.
16.09 Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het is goed dat de installatie wordt vervangen, al is dat, zoals ik reeds zei in de plenaire vergadering, te laat. U schuift de factuur door naar de volgende regering. Dit had in deze legislatuur opgelost moeten worden.
16.10 Bercy Slegers (CD&V): Bedankt voor de oplossing, mijnheer de minister. In de regio zijn wij zeer blij dat de installatie vervangen wordt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.45 uur.
La réunion publique de commission est levée à 12.45 heures.