Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de
la Fonction publique |
Commissie
voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt |
du Lundi 17 mars 2014 Après-midi ______ |
van Maandag 17 maart 2014 Namiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.36 uur en voorgezeten door de heer Siegfried Bracke.
La séance est ouverte à 14.36 heures et présidée par M. Siegfried Bracke.
01 Vraag van de heer Theo Francken aan de eerste minister over "de advocaat die namens koning Albert pleit in de zaak over Delphine Boël" (nr. 21117)
01 Question de M. Theo Francken au premier ministre sur "l'avocat qui représente le roi Albert dans l'affaire Boël" (n° 21117)
01.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de eerste minister, dit was een schriftelijke vraag, die ik uiteindelijk als mondelinge vraag heb ingediend.
Wie zijn de advocaten, die pleiten in de zaak-Delphine Boël en wie betaalt die factuur? Dat is kort hetgeen mij bezighoudt.
Ter zijde, Ik weet niet of het waar is, maar vanochtend belde iemand mij om te zeggen dat er een bestelwagen van de sociale inspectie de dreef naar het kasteel van Laken opreed. Blijkbaar krijgt de Koning de arbeidsinspectie over de vloer vandaag.
01.02 Eerste minister Elio Di Rupo: Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, ik geef u de elementen van antwoord die mij door de diensten van het Paleis werden bezorgd.
Indien de afgetreden koning in het kader van zijn privéleven een beroep doet op een advocaat, kiest hij die naar eigen goeddunken. Het honorarium van de advocaat werd betaald uit de persoonlijke middelen van koning Albert. Geen enkele federale overheidsdienst betaalde het honorarium waarvan sprake in uw vraag.
01.03 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de eerste minister, het is zoals ik dacht, maar ik wilde toch even zeker zijn. Bedankt voor het antwoord.
Ik weet niet of u voor het begin van het reces nog naar het Parlement komt, maar ik dien vandaag nog een vraag in over het volgende. In een van onze vorige discussies over onze monarchie zei u dat u er helemaal klaar mee was en dat u een studie zou bestellen om de kostprijs van de monarchie te vergelijken met die van regimes met een ander staatshoofd. Is dat ondertussen gebeurd?
Ik heb een studie gelezen van professor Matthijs, die twee à drie weken geleden in The Scottish journal of arts, social sciences and scientific studiesis verschenen. Hij maakt de vergelijking tussen de kostprijs van de verschillende monarchieën.
Is die studie besteld en wat is het resultaat, want dat is op zichzelf wel interessant?
Mijnheer de eerste minister, de studie van professor Matthijs concludeert trouwens dat wij een gemiddelde kostprijs betalen in vergelijking met andere monarchieën, dan wel republieken in Europa.
01.04 Eerste minister Elio Di Rupo: Mijnheer de voorzitter, het zou een goede zaak zijn om de kostprijs te vergelijken met andere landen, maar dat zal tijd kosten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De samengevoegde vragen nrs 21366 van de heer Ben Weyts en 21394 van mevrouw Jacqueline Galant worden in schriftelijke vragen omgezet.
- de heer Peter Luykx aan de eerste minister over "het Catalaans referendum met betrekking tot zelfbeschikking" (nr. 21415)
- de heer Bruno Valkeniers aan de eerste minister over "het Catalaans referendum en de reactie van de Europese regeringsleiders" (nr. 21533)
- M. Peter Luykx au premier ministre sur "le référendum catalan concernant l'autodétermination" (n° 21415)
- M. Bruno Valkeniers au premier ministre sur "le référendum en Catalogne et la réaction des dirigeants politiques européens" (n° 21533)
02.01 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer Di Rupo, wij hebben intussen al een tijdje de evolutie kunnen volgen in Spanje, specifiek in Catalonië, waar op 9 november van dit jaar een referendum gepland wordt.
De Catalaanse deelstaatregering, de Generalitat, heeft zich voorgenomen de bevolking zich te laten uitspreken over een mogelijke eigen staat. De Spaanse regering heeft daarop gereageerd door te melden dat die volksraadpleging niet legitiem is. Middels een vuistdik rapport via alle Spaanse ambassades en consulaten werd dat ook wereldkundig gemaakt. Op zijn beurt heeft de Catalaanse premier, de heer Mas, per brief aan alle Europese regeringsleiders zijn argumenten opgesomd, waarin hij stelt dat het referendum wel legitiem is. Hij vraagt het standpunt van de verschillende Europese regeringsleiders.
Over die brief die ook u ontvangen hebt, heb ik de volgende vragen.
Ten eerste, werd u door de Spaanse ambassade in ons land op de hoogte gebracht van het rapport van de Spaanse regering? Kunt u de juridische elementen samenvatten waarop de Spaanse regering zich baseert in haar afkeuring van dat Catalaans referendum?
Ten tweede, hebt u effectief het schrijven van de Catalaanse premier, Artur Mas, ontvangen? Wij hebben in de pers gelezen dat er door uw kabinet nog niet op gereageerd werd, dus er werd nog niet ja of nee gezegd. Zo ja, kunt u ons de inhoud van dat schrijven schetsen? Hebt u inmiddels al een reactie opgesteld, hebt u al geantwoord op die brief? Welk standpunt neemt deze federale regering in aangaande die brief? Beschouwt u het verzoek van de heer Mas om een volksreferendum te organiseren als legitiem?
Ten derde, hebt u omtrent die briefwisseling overleg gepleegd met Europees Commissievoorzitter Barroso en de voorzitter van de Europese Raad, de heer Van Rompuy? Zo ja, welke conclusies blijken uit dat gesprek of uit dat onderhoud?
Ten vierde, welk standpunt neemt de Belgische federale regering in ten opzichte van, laat me zeggen, de veelheid van processen die tegenwoordig in Europa plaatsvinden en die wij kunnen groeperen onder de noemer ‘interne uitbreiding’?
Tot slot, verwijs ik concreet naar artikel 4, 2de lid, van het Europees Verdrag. Daarin stelt de Europese Unie dat de zij de gelijkheid eerbiedigt van de lidstaten door verdragen alsmede hun nationale identiteit die besloten ligt in de politieke en constitutionele basisstructuren waaronder die voor regionaal en lokaal zelfbestuur. Kan de Europese Unie op basis van dat artikel de vraag om erkenning weigeren?
Ik kijk met veel belangstelling uit naar uw antwoorden, mijnheer de premier.
02.02 Bruno Valkeniers (VB): Mijnheer de eerste minister, de Catalaanse regering heeft, wat mij betreft, alleszins heel wat meer haar op de tanden dan de Vlaamse regering.
Zoals collega Luykx al heeft gezegd, plant die Catalaanse regering op 9 november 2014 een referendum in Catalonië, momenteel nog een regio van 32 000 km2, bijna zo groot als België, met 7,5 miljoen inwoners. Dat referendum stelt de vraag naar de toekomst van Catalonië: blijven zij deel uitmaken van Spanje of wordt het een onafhankelijke staat, una nación?
De Catalaanse premier Artur Mas is daarvoor op zoek naar steun bij Europese regeringsleiders en andere invloedrijke personen.
U hebt hoogstwaarschijnlijk ook een schrijven in dit verband van hem gekregen. Daarin zou hij omstandig uitleggen waarom volgens hem een referendum in Catalonië niet in tegenspraak is met de Spaanse grondwet, in tegenstelling tot wat de Spaanse centrale regering beweert.
Mijn vragen zijn dan ook gelijklopend met die van de collega.
Kunt u bevestigen dat u, de regering, zo’n schrijven van de Catalaanse premier gekregen hebt? Hebt u daar intussen al op geantwoord?
Steunt België Catalonië in het organiseren van een referendum over zijn toekomst? Tenslotte zou dat immers de ultieme vorm van democratie moeten zijn. Steunt België Catalonië in het streven naar onafhankelijkheid?
Welk standpunt zal België in de EU-instellingen innemen mocht een meerderheid van Catalonië zich in een referendum uitspreken voor onafhankelijkheid?
02.03 Eerste minister Elio Di Rupo: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik heb inderdaad een brief ontvangen van de heer Artur Mas, president van de Generalitat de Catalunya. In de brief deelt hij mee dat een meerderheid van 75 % in het Catalaanse Parlement remee akkoord gaat een referendum te houden over de onafhankelijkheid van Catalonië.
Deze brief zou aan alle staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie zijn gericht. Er lijkt geen antwoord op de brief te moeten worden gegeven. Ik beschik trouwens niet over informatie dat een van mijn collega’s er gevolg aan zou hebben gegeven, behalve misschien in een geval door het sturen van een ontvangstbevestiging.
Zoals u bovendien weet is de Spaanse premier tegen dit referendum gekant.
Ik heb vernomen dat de Spaanse regering een dossier over deze kwestie aan de Spaanse ambassades in het buitenland zou hebben bezorgd. Dat document zou echter niet voor de overheden van die landen bestemd zijn. Ik heb dus ook geen kennis van de inhoud ervan.
Zoals u weet heeft de voorzitter van de Europese Raad zich reeds over deze kwestie uitgesproken. Hij is van mening dat indien een gedeelte van het grondgebied van een lidstaat niet meer deel uitmaakt van deze lidstaat omdat dat grondgebied een nieuwe onafhankelijke staat wordt, de Europese verdragen niet meer van toepassing zullen zijn op dat grondgebied. De Europese Commissie heeft zich ook herhaaldelijk duidelijk in die zin uitgesproken.
02.04 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer Di Rupo, misschien is het wel zo dat u, gezien de inhoud ervan, niet de noodzaak voelde om te antwoorden op de brief van de heer Mas. In dit geval ben ik het echter die een vraag stel. Ik had graag van u vernomen wat uw standpunt is over de inhoud van die brief? U hoeft dat niet aan de Mas te zeggen, maar u kunt het natuurlijk wel aan mij zeggen. Mijn vraag ter zake is immers expliciet en zeer duidelijk en ik verwacht er een antwoord op.
U verwijst naar de toch wel zeer ongelukkige uitspraak van de voorzitter van de Europese Raad, de heer Van Rompuy, die vanuit zijn ivoren toren een evolutief democratisch proces dat al jaren aansleept en waarvoor de Catalanen met anderhalf miljoen burgers vreedzaam en volledig binnen de Europese gedachte de straat opkomen, volledig wegwuift en verklaart dat het niet kan. Ik hoor u naar zijn uitspraak verwijzen, maar de vraag is of u zich ook aansluit bij de woorden en de uitspraken van de heer Van Rompuy. Bent u dezelfde mening toegedaan? Op die duidelijke vraag hebt u nog niet geantwoord.
Ik wil ook nog even naar Groot-Brittannië verwijzen, waar wel werd gesteld dat, wat ook het resultaat van het referendum is, de Britse regering zich erbij zal neerleggen. Het is dus niet dat wij nu een eerste antwoord in de woestijn zullen horen. Er is een voorbeeld. Ik had dan ook graag de houding van deze regering gekend, temeer daar Europa een beter en groter draagvlak verdient. Europa zal dat niet krijgen door voortdurend alleen maar te morrelen aan de buitenkant en aan de externe uitbreiding, maar wel en vooral door zich goed voor te bereiden op de belangrijke processen van de interne uitbreiding, zoals deze vandaag plaatsvinden. Dat erkennen en daarin meegaan, vergroot en verhoogt het draagvlak voor Europa.
In tegenstelling tot de heer Mas kreeg ik wel graag een antwoord op mijn vragen.
02.05 Bruno Valkeniers (VB): Mijnheer de eerste minister, op de meeste van onze vragen hebben wij geen antwoord gekregen. Ik zou bijna zeggen dat wij dat gewoon zijn in de Belgische democratie.
Wat ik erger vind, is dat er blijkbaar geen antwoord zou moeten volgen op de vraag van Artur Mas. Zijn vraag zou geen antwoord behoeven. Dat is natuurlijk mogelijk, maar laten wij eerlijk zijn, het zou een voorbeeld kunnen zijn van respect en beleefdheid, dat het verschil zou kunnen maken tussen u en uw EU-collega’s die weinig moeite doen om te weerleggen dat de EU een democratisch deficit heeft. Integendeel, het democratisch deficit wordt constant groter.
Devolution is vandaag absoluut niet tegenstrijdig met de globalisering, integendeel. Hoe meer de wereld europeaniseert en globaliseert, hoe meer er bij de verschillende volkeren sprake is van devolution. Dat komt door het op zoek gaan van mensen naar nestwarmte. Misschien is het eens de moeite om daar over na te denken. De EU kan zich daar beter ook op voorbereiden, want quand on chasse le naturel, il revient au galop.
02.06 Eerste minister Elio Di Rupo: Mijnheer de voorzitter, ik kan alleen zeggen dat ik mij niet persoonlijk uitspreek over de kwestie. Zij is nooit binnen de regering besproken. Ik antwoord altijd in naam van de regering.
02.07 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer Di Rupo, misschien is het toch belangrijk dat de regering, in het licht van de processen die ook in België plaatsvinden, aan de vraag van de heer Mas wat aandacht besteedt. Het is immers een zeer actueel thema.
02.08 Bruno Valkeniers (VB): (…)
L'incident est clos.
03 Interpellatie van mevrouw Annick Ponthier tot de eerste minister over "de betrokkenheid van de federale regering met betrekking tot de uitvoering van het SALK-plan Limburg" (nr. 114)
03 Interpellation de Mme Annick Ponthier au premier ministre sur "le soutien du gouvernement fédéral à la mise en oeuvre du Plan d'Action Stratégique au carré pour le Limbourg (PASL)" (n° 114)
03.01 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, Limburg heeft, zoals u weet, in het verleden al met heel wat sociaaleconomische tegenslagen moeten afrekenen. Denken wij maar aan het mijnverleden van de provincie en de nefaste gevolgen die de sluiting van die mijnen had voor de welvaart en het welzijn van de inwoners.
De provincie kreeg in het verleden klinkende projecten toebedeeld, zoals de reconversie Limburg eind jaren ‘80, het Limburgplan medio jaren ‘90 en recent nog het Limburgplan-bis van het najaar 2011. Langzaamaan en dankzij de enorme veerkracht die de Limburgers kenmerkt, poogde de provincie uit de put te klimmen en in dit geval is deze woordspeling zeer toepasselijk.
Wij zijn nu ongeveer 30 jaar later en ondanks waardevolle inspanningen in het verleden van onder andere LRM en LSM hebben deze structuren niet gebracht wat ervan werd verwacht. Eind 2012 was er met Ford Genk een nieuw Limburgs sociaaleconomisch drama. Pas binnen enkele jaren zullen wij de echte weerslag hiervan op economisch en maatschappelijk vlak duidelijk voelen. Door het vaak kortzichtige beleid, veelal met de focus op eigenbelang, dat de traditionele partijen decennialang hebben gevoerd en de sociaaleconomische tegenslagen van de afgelopen 30 jaar, draagt Limburg het meest en het snelst de gevolgen van de economische toestand in de rest van Vlaanderen.
Het rechtstreeks gevolg van de sluiting van Ford Genk was het Strategisch Actieplan Limburg in het Kwadraat, SALK, een actieplan dat Limburg terug leven moet inblazen op sociaal en economisch vlak. Een actieplan ook waarin, volgens ons, heel wat constructieve en goede inzichten verwerkt zitten, maar waartegen wij toch ook enigszins kritisch tegenaan mogen kijken.
Het Vlaams Belang is alleszins van oordeel dat SALK te weinig een kader schept voor dat ene grote probleem dat Limburg blijft teisteren, de werkloosheid. Hoe men het ook draait of keert, er moeten in Limburg op middellange termijn minimum 10 000 jobs worden gecreëerd, en daar moet een productie van goederen en diensten tegenover staan die kapitaal opbrengt in plaats van geld te kosten. Op dat vlak is, volgens ons, SALK te weinig motor en te veel carrosserie.
De Vlaamse overheid heeft initiatief getoond, zij het binnen haar beperkte mogelijkheden. Volgens ons zijn die initiatieven niet allemaal even lovenswaardig, maar die kritiek en die alternatieve oplossingen horen op Vlaams niveau te worden besproken. Wat belangrijker is, is het feit dat een groot kader ontbreekt. De werkgeversorganisaties delen trouwens die mening en zijn uitermate bezorgd over de toekomst.
Aangezien wij tot nader order in het land leven dat België heet, en het regionale niveau met handen en voeten gebonden is waardoor het niet bij machte is om de echt noodzakelijke hervormingen door te voeren, verwachten Vlaanderen en Limburg dan ook dringend voldoende bijstand en steun van de federale regering. Het is uiteraard daar dat de echte veranderingen op dit moment nog moeten worden doorgevoerd.
Mijnheer de eerste minister, ik heb de volgende vragen.
Kunt u in deze commissie een overzicht geven van de overlegmomenten tussen u en de Vlaamse regering inzake de federale steun voor de uitvoering van het SALK en het resultaat daarvan?
Hoeveel middelen voorziet de federale regering voor de steun aan de Limburgse economische reconversie? Waarvoor worden die middelen concreet gebruikt?
Welke overlegmomenten zijn er geweest of welke resultaten hebt u geboekt met uw contacten met de Europese overheden? Dat is ook geen onbelangrijk punt.
Ten slotte, acht u de door de federale regering aangereikte middelen op dit moment voldoende zodat Limburg de welvarende provincie kan zijn die zij verdient te zijn, gezien de veerkracht die zij in het verleden reeds heeft getoond, gezien de uitstekende ligging op geografisch en economisch vlak en gezien de enorme uitdagingen die zij de komende jaren en decennia tegemoet gaat?
03.02 Eerste minister Elio Di Rupo: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Ponthier, de federale regering komt haar engagement in het kader van het SALK-programma na. De regering is een sterke partner voor Limburg.
De federale regering heeft een reeks maatregelen genomen om de economische activiteiten en de tewerkstelling te bevorderen, in het bijzonder voor jongeren en ouderen. Ik denk ook aan onze specifieke maatregelen om jobcreatie en investeringen te ondersteunen, met name in zones die worden geconfronteerd met grote, collectieve ontslagen of met een hoge werkloosheid, dit onder meer naar aanleiding van de sluiting van Ford Genk.
De federale regering engageert zich eveneens om de nodige infrastructuurprojecten te realiseren. In december 2013 heeft de regering bijvoorbeeld het Masterplan 2008-2012-2016 voor de gevangenisinfrastructuur principieel goedgekeurd.
Wat de NMBS betreft, de tractiewerkplaats van Hasselt zal worden uitgebreid van 85 dubbeldeksvoertuigen en hun locomotieven naar 140 voertuigen en locomotieven.
De federale regering stelt ook alles in het werk om andere investeringsprojecten uit te voeren, samen met de Vlaamse regering. Ik herinner u eraan dat via het meerjareninvesteringsplan 2013-2025 van de NMBS-Groep in ongeveer een miljard euro voor Vlaanderen voorzien is. Binnen die envelop bepaalt de Vlaamse regering haar prioriteiten.
Vlaanderen heeft de volgende drie projecten voor Limburg naar voren geschoven: ten eerste, de reactivering van de spoorweglijn Hasselt-Neerpelt; ten tweede, een tweede spoor Balen-Zonhoven op de lijn Hasselt-Mol; en ten derde, de upgrading van de IJzeren Rijn op het Belgisch grondgebied. Die Limburgse projecten vertegenwoordigen ongeveer 300 miljoen euro. Dat is ongeveer een derde van de federale middelen voor Vlaanderen.
De uit te voeren projecten worden in overleg tussen de federale regering en de Vlaamse regering bepaald. De besprekingen in het kader van het meerjareninvesteringsplan, zijn lopende.
Wat de IJzeren Rijn betreft, steunt de federale regering de heropening. Minister Labille heeft dat onder meer aangegeven tijdens de vorige vergadering van de SALK-taskforce. Het dossier werd onlangs nog besproken met vertegenwoordigers van de Antwerpse haven en de Nederlandse staatssecretaris van Infrastructuur, mevrouw Mansveld. Minister Labille plant ook overleg met de Duitse autoriteiten, die de keuze van het historisch tracé ter discussie stellen.
Ik ben er tot slot ook over verheugd dat ik er mee voor heb kunnen zorgen dat Europa het komende jaar 66,5 miljoen euro extra vrijmaakt voor Limburg.
03.03 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de eerste minister, u hebt een overzicht gegeven van reeds toegezegde engagementen en van een aantal engagementen die nog meer moeten worden uitgevoerd.
Wat de federale regering echter echt zou moeten doen, is in eerste instantie de loonkostenhandicap wegwerken ten opzichte van de buurlanden, zeker voor een grensprovincie als Limburg. De regering zou ook de sociaaleconomische fraude moeten aanpakken, zeker van buitenlandse firma’s. Er is oneerlijke concurrentie in de bouw, de transport- en de schoonmaaksector vanuit Oost-Europa, waaronder vooral Limburg te lijden heeft.
U spreekt over de investeringen van de NMBS. Zij zijn voor Limburg, de wat mobiliteit betreft meest onontsloten provincie, echt om te lachen en zelfs een belediging. U lijkt totaal niet te beseffen – of u beseft het maar al te goed, wat het nog erger maakt – dat bijvoorbeeld enkele extra kilometers spoorlijn in Limburg en de aanleg van de IJzeren Rijn een wereld van verschil zouden maken voor de doorvoer van de havens van Zeebrugge en Antwerpen naar het Europese achterland, met Limburg als spil.
U herhaalt de investeringen van de NMBS in Limburg, voorgesteld door minister Labille begin februari. Zij komen neer op een totaal van ongeveer 417 miljoen euro. Dat lijkt veel, maar vergeleken met de 25 miljard euro die de NMBS tussen vandaag en 2025 wil investeren, is dat maar een peulschil. Bovendien is de IJzeren Rijn geen Limburgs, maar een Antwerps dossier. De geplande werken voor Limburg zijn pas gepland na 2020. De vraag is natuurlijk of zij wel degelijk zullen worden uitgevoerd.
Wat de federale regering wel doet, is bijvoorbeeld 400 miljoen euro besteden aan Fedasil voor de opvang van duizenden illegalen. In perspectief gezien zijn de middelen voor Limburg maar een peulschil.
Wat ons betreft, moet u, als machtspoliticus, knopen doorhakken. Werkgeversorganisaties vragen dat al jaren. Onlangs kregen wij de memoranda voorgesteld van de verschillende werkgeversorganisaties. Zij stellen dat zij even goed hun memoranda van 20 jaar geleden hadden kunnen voorleggen, want er staat identiek hetzelfde in. Zij vragen al decennialang om knopen door te hakken waar het moet.
U verzuimt dat echter. De regeringen en de bestuursniveaus die het land rijk is – dat zijn er nogal wat – zouden eindelijk de middelen en instrumenten moeten aanreiken om daar uitvoering aan te geven, zodat het niet bij plannen blijft. Zonder een degelijke omkadering en zonder voldoende Vlaamse en federale middelen is het SALK eigenlijk een doodgeboren kind en verzuimt u dan ook uw plicht als eerste minister van het land te vervullen.
Het Vlaams Belang zal een motie indienen, waarin het vraagt dat de regering een grondige regeling uitwerkt om ten volle ondersteuning te bieden en de nodige middelen en investeringen te plannen om in samenspraak met de Europese, de regionale en de lokale overheden uitvoering te geven aan de plannen van het Strategisch Actieplan Limburg in het Kwadraat.
03.04 Eerste minister Elio Di Rupo: Mijnheer de voorzitter, sta mij toe daaraan enkele extra woorden toe te voegen.
Ten eerste, we hebben maatregelen genomen om de loonkloof sterk te verminderen vanaf nu tot 2017. Het is de eerste keer dat een regering een zo doorgedreven actie onderneemt.
Ten tweede, geen enkele regering heeft zo sterk ingezet op de strijd tegen sociale dumping als onze regering. Ik heb enkele weken geleden een sociale top gehad met mijn collega’s van de Benelux. We werken ook met Frankrijk. Ik heb deelgenomen aan een heel belangrijke Europese top in Parijs met de collega’s. Het standpunt van België om sociale fraude te bestrijden, werd heel sterk verdedigd. Nu is de triloog tussen met het parlement, de Commissie en de Europese Raad afgerond.
Voorts hebben de drie regeringsleiders van de Benelux beslist dat we, ook zonder een beslissing van het Europees parlement, een nieuwe wet zullen aannemen om meer controle te hebben evenals andere maatregelen om te strijden tegen sociale dumping. Nog nooit heeft een regering daar zo sterk op ingezet.
03.05 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de eerste minister, het klopt dat u maatregelen hebt genomen om de loonkloof te dichten. Dat bleef echter zeer beperkt, omdat u uiteraard denkt binnen het kader waarin we zitten, namelijk het Belgische kader, en binnen de gegeven omstandigheden. U kunt dan niet meer doen dan wat u nu hebt voorgesteld, hoe belangrijk die stappen ook zijn.
Misschien moet u zich eens beraden over de jaarlijkse miljardentransfers. Dat is natuurlijk een taboe, zeker in de huidige regering. Misschien moet u eens nadenken over hetgeen u met de middelen die jaarlijks terugkomen, zou kunnen doen om de loonkloof nog wat meer te dichten. Het Vlaams Belang heeft daarover zeer concrete voorstellen ingeschreven in haar verkiezingsprogramma, die u misschien eens kunt lezen.
De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Annick Ponthier en luidt als volgt:
“De Kamer,
gehoord de interpellatie van mevrouw Annick Ponthier
en het antwoord van de eerste minister,
beveelt de regering aan
een grondige regeling uit te werken om ten volle ondersteuning te bieden en de nodige middelen en investeringen te voorzien om, in samenspraak met de Europese, regionale en lokale overheden, uitvoering te geven aan de plannen van het Strategisch Actieplan Limburg in het kwadraat."
Une motion de recommandation a été déposée par Mme Annick Ponthier et est libellée comme suit:
“La Chambre,
ayant entendu l’interpellation de Mme Annick Ponthier
et la réponse du premier ministre,
recommande au gouvernement
de définir des règles détaillées pour soutenir pleinement les projets développés dans le cadre du plan d'action stratégique pour le Limbourg, le "Strategisch Actieplan Limburg in het kwadraat", et prévoir les investissements et les moyens nécessaires à la concrétisation de ces actions en concertation avec les niveaux de pouvoir européen, régional et local."
Een eenvoudige motie werd ingediend door de heer Laurent Devin.
Une motion pure et simple a été déposée par
M. Laurent Devin.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
04 Question de Mme Zoé Genot au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "les initiatives fédérales dans le cadre de l'anniversaire de 50 ans des migrations marocaines et turques" (n° 21478)
04 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de federale initiatieven voor de verjaardag van 50 jaar Turkse en Marokkaanse migratie naar België" (nr. 21478)
04.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, ma question a quelque peu vieilli puisqu'elle date du 9 janvier. L'idée était alors de faire le point avant le lancement des festivités de la commémoration des 50 ans de l'immigration turque et marocaine pour que chacun puisse voir dans quel type de processus on se lançait et pour y participer éventuellement de manière collective.
Selon moi, il est très important de rassembler les deux communautés, les citoyens belges et les enfants des personnes concernées, pour commémorer cet événement et se pencher sur leur histoire.
Monsieur le premier ministre, afin que cela puisse se faire en toute transparence et que les informations puissent être diffusées, je souhaitais voir avec vous les événements que le gouvernement fédéral comptait organiser: les dates, les lieux, les acteurs impliqués, le type de pilotage, la collaboration avec les pays d'origine signataires des conventions il y a 50 ans, les budgets. Pourriez-vous m'apporter des précisions concernant ces divers points?
04.02 Elio Di Rupo, premier ministre: Monsieur le président, chère collègue, le 17 février 1964, comme tout le monde le sait, les autorités belges et marocaines signaient ensemble une convention relative à l'occupation de travailleurs marocains en Belgique. Le 16 juillet 1964, un accord du même type était conclu avec la Turquie.
Ces travailleurs ont contribué par leur dur labeur au développement économique de notre pays et de nos régions et méritent toute notre gratitude. En 50 ans, ces travailleurs immigrés et leurs familles sont devenus d'ailleurs pour la plupart des citoyens belges à part entière, égaux en droits et en devoirs. En 50 ans, d'un État unitaire, la Belgique est devenue un État fédéral.
Tant la société civile, avec le soutien des divers pouvoirs publics, que les Régions, les Communautés et, bien entendu, l'État fédéral, chacun dans sa sphère de compétence, ont souhaité participer à ces commémorations à travers diverses initiatives.
Pour ce qui concerne le gouvernement fédéral, il a été décidé d'organiser le 18 février, quasi 50 ans jour pour jour après la signature de la convention, une Haute commission mixte entre les autorités marocaines et belges, en présence du premier ministre marocain et de plusieurs de ses collègues.
Les accords et conventions signés à l'issue de la Haute commission mixte sont les suivants: un mémoire d'entente sur les consultations politiques bilatérales, une convention de coopération en matière de lutte contre la criminalité organisée et le terrorisme, une convention de sécurité sociale, des arrangements administratifs relatifs aux modalités d'application générale sur la sécurité sociale, un plan d'action 2014 en matière de police et de sécurité, un protocole d'accord en matière d'égalité entre les femmes et les hommes, un plan d'action 2014 en matière d'égalité entre les femmes et les hommes et, enfin, une convention spécifique sur un fonds de coopération triangulaire dans le domaine de la formation au profit des pays subsahariens.
Les deux parties ont convenu de tenir les prochaines réunions de la Haute commission mixte de partenariat belgo-marocaine de préférence tous les deux ans, alternativement au Maroc et en Belgique. La prochaine réunion se tiendra donc au Maroc en 2016.
Une même démarche pourrait être envisagée avec les autorités turques, mais dans le respect de la chronologie historique pour éviter toute apparence d'instrumentalisation électorale, soit en Turquie soit en Belgique. J'imagine que notre collègue y est attentive.
D'ailleurs, la même préoccupation a guidé mon gouvernement en ce qui concerne la commémoration du centenaire de la Guerre 1914-1918.
Toujours au niveau fédéral, un événement à forte portée symbolique en présence du chef de l'État est envisagée.
Comme vous le savez, le budget voté par le Parlement ne prévoit pas de ligne spécifique concernant ces commémorations; je vous invite à solliciter les différents ministres au sujet des moyens qu'ils ont envisagés à l'occasion de ces événements, visites et commémorations.
Ce que je puis ajouter, c'est qu'en ce qui concerne le SPF Chancellerie, un soutien de 10 000 euros a notamment été attribué au profit de l'exposition "Nass Belgica - L'immigration marocaine en Belgique", organisée par l'ULB et le Botanique.
04.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, il est évident qu'avec le décalage, ma question a perdu un peu de son acuité.
J'apprécie la volonté de ne pas instrumentaliser outre mesure les cérémonies du cinquantenaire. Néanmoins, il me semble que certains événements ont été tenus avec le soutien, par exemple, de Mme Milquet, en des périodes plus suspectes que celle que vous évoquez relativement aux 50 ans de la Convention Belgique-Turquie.
Je regrette l'absence d'un pilotage global qui aurait permis de voir comment l'ensemble des ministres s'investissent dans le processus. Cela aurait peut-être permis au gouvernement fédéral de faire en sorte que les cérémonies commérant cet anniversaire et qui ont nécessité d'énormes budgets ne soient pas l'occasion de faire des coups d'esbroufe qui, finalement, n'auront rien rapporté.
Heureusement, pour leur part, les conventions continuent à exister. J'espère que la Haute commission mixte de partenariat belgo-marocaine de 2016 continuera à produire des collaborations intenses entre nos pays.
04.04 Elio Di Rupo, premier ministre: Monsieur le président, le dernier mot revient normalement aux honorables membres de la Chambre, mais, madame, vous avez parlé "d'esbroufe" alors qu'il est question de huit conventions et accords avec les autorités marocaines. J'imagine que quand je leur ferai savoir que les représentants éminents du groupe Ecolo-Groen estiment qu'il s'agit-là "d'esbroufe", elles sauteront de joie. Pour ma part, tel n'est en tout cas pas mon sentiment. Mais à chacun sa responsabilité!
04.05 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le premier ministre, il me semble que vous ne m'avez pas écoutée. J'ai dit que d'énormes budgets avaient été consacrés à l'organisation de toute une série d'évènements qui n'apporteront aucun résultat, ce contrairement aux conventions qui ont été signées. Comme nos propos sont enregistrés, vous pourrez vérifier mes dires.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 21517 van de heer Weyts wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 21676 van de heer Gilkinet wordt uitgesteld. Vraag nr. 22326 van de heer Henry wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
- M. Georges Gilkinet au premier ministre sur "les règles spécifiques applicables aux cabinets ministériels dans le cadre de la campagne électorale" (n° 22333)
- Mme Zoé Genot au premier ministre sur "les règles spécifiques applicables aux cabinets ministériels dans le cadre de la campagne électorale" (n° 22733)
- de heer Georges Gilkinet aan de eerste minister over "de specifieke regels voor de ministeriële kabinetten in het kader van de verkiezingscampagne" (nr. 22333)
- mevrouw Zoé Genot aan de eerste minister over "de specifieke regels voor de ministeriële kabinetten in het kader van de verkiezingscampagne" (nr. 22733)
05.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, durant la période de campagne électorale, il règne un certain flou relatif aux types d'investissement des mandataires, particulièrement des membres de l'exécutif. Il nous semblait intéressant d'émettre un certain nombre de règles applicables à tous niveaux.
Monsieur le premier ministre, comment envisagez-vous cette période? Quels types d'instructions allez-vous donner?
Les ministres et secrétaires d'État jouissent du personnel de leurs cabinets et il est important de clarifier les règles quant à la campagne électorale qui débute.
Il est parfois difficile de faire la différence entre des activités ministérielles et des activités de campagne. Néanmoins, certaines activités sont clairement des activités de campagne, par exemple l'organisation de permanences sociales, d'événements de campagne, la distribution de tracts ou l'affichage électoral. Ces activités ne peuvent figurer dans le contrat de travail, dans la description de la fonction des travailleurs des cabinets ou être exercées pendant leurs heures de travail.
En avril 2007, avant les élections législatives, la commission de Contrôle des dépenses électorales rappelait d'ailleurs explicitement à la Chambre que les candidats ne peuvent mener aucune campagne électorale avec l'aide de cabinets ministériels, d'institutions et d'administrations fédérales. Le vade-mecum est toujours d'application.
Monsieur le premier ministre, avez-vous donné des consignes particulières aux différents cabinets concernant ces recommandations de bon aloi? À l'aube de cette campagne électorale, n'y a-t-il pas lieu de le faire? Comment allez-vous vous assurer que ces consignes seront respectées? Estimez-vous acceptable que des activités très clairement liées à l'organisation d'une campagne électorale figurent dans les descriptions des fonctions de membres de cabinets?
05.02 Elio Di Rupo, premier ministre: Monsieur le président, madame Genot, les lois du 4 juillet 1989 et du 19 mai 1994 régissent la limitation et le contrôle des dépenses électorales. Ces deux lois prévoient également les modalités de plaintes et de poursuites en cas d'infraction. Ces dispositions font l'objet d'un vade-mecum interprétatif adopté le 30 avril 2007 par la commission fédérale de Contrôle des dépenses électorales et de la Comptabilité des partis politiques. Ce vade-mecum précise concrètement comment les deux lois précitées doivent être appliquées par tous les partis politiques et par tous les candidats.
Par son protocole d'accord du 21 janvier 2014, la Conférence des présidents de toutes les assemblées parlementaires du pays a confirmé que le vade-mecum restait d'application pour les élections de mai 2014.
Pour répondre à votre question, je ne voulais pas me substituer aux présidents des assemblées. Ceux-ci ont fait leur boulot et transmis cette décision de la Conférence des présidents aux ministres des différents gouvernements. Je pars du principe que tous les ministres ont bien reçu l'information fournie par les présidents d'assemblée.
Il appartient, bien entendu, à chaque candidat, qu'il soit ministre ou non, de respecter ces dispositions. Vous l'avez rappelé, mais je vais citer à nouveau le paragraphe concerné et qui est souligné dans le vade-mecum: "Les partis, les listes et les candidats ne peuvent mener aucune campagne électorale avec la collaboration de cabinets ministériels, d'institutions et d'administrations fédérales, régionales, communautaires, provinciales et communales, ni avec la collaboration d'un organisme ou service public quel qu'il soit".
Ceci n'empêche évidemment pas la participation de citoyens, qu'ils soient membres d'un cabinet, d'institutions, d'administrations à quelque niveau que ce soit, aux activités de campagnes tant que celles-ci sont strictement circonscrites en dehors des horaires de travail.
05.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le premier ministre, je vous remercie pour votre réponse. Cependant, on a pu lire dans Le Vif que le cabinet d'une vice-première ministre fédérale avait recruté des personnes. La description de leurs fonctions amène clairement à penser qu'elles ont été engagées pour mener la campagne. Dès lors, il serait nécessaire de rappeler les règles à l'ensemble des membres de votre gouvernement!
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 22017 van de heer Vandeput wordt uitgesteld.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.24 uur.
La réunion publique de commission est levée à 15.24 heures.