Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique

Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt

 

du

 

Mercredi 12 mars 2014

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 12 maart 2014

 

Namiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.50 uur en voorgezeten door de heer Siegfried Bracke.

La séance est ouverte à 14.50 heures et présidée par M. Siegfried Bracke.

 

01 Vraag van mevrouw Meyrem Almaci aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het verkrijgen van een verblijfsvergunning" (nr. 21918)

01 Question de Mme Meyrem Almaci à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'obtention d'un titre de séjour" (n° 21918)

 

01.01  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, bij de uitreiking en hernieuwing van een verblijfsvergunning, de B-kaart, of van een internationale reispas wordt sinds kort gewerkt met een scan van de vingerafdruk, om misbruik te voorkomen. Dat is een zeer goede zaak. Het is de toepassing van een richtlijn uit 2004.

 

Ik heb vanuit verschillende hoeken echter getuigenissen ontvangen over moeilijkheden met betrekking tot het apparaat voor het scannen van vingerafdrukken bij de uitreiking van een B-kaart. Het apparaat zou vaak niet in staat zijn om een goede scan te nemen, met alle gevolgen van dien voor het insturen van een nieuwe aanvraag voor verblijfsvergunningen.

 

Een persoon heeft er zelfs drie pagina’s over geschreven en geeft aan dat er soms verschillende keren moet worden geprobeerd om de vingerafdrukken te scannen. Die persoon zegt ook dat er in dat geval naar andere gemeenten wordt getelefoneerd om te horen of daar een apparaat ter beschikking is, en als dat niet het geval is, dat er zelfs contact wordt opgenomen met Binnenlandse Zaken, waar de loketbediende echter met een kluitje in het riet wordt gestuurd, met de boodschap dat als het apparaat echt niet functioneert, maar een tijdelijke verblijfsvergunning voor zes weken moet worden afgeleverd.

 

Als de scan bij een later bezoek wel succesvol is, moet het moment van afhalen afgewacht worden, want dan moet er een nieuwe scan gebeuren om na te gaan of de vingerafdruk op het document wel overeenkomt met de vingerafdruk die op dat moment gescand wordt. Als het apparaat dan opnieuw dienst weigert, wat in twee mij genoemde gemeentes is gebeurd, wordt er nogmaals geopteerd voor een tijdelijke verblijfsvergunning.

 

U ziet waartoe die leidt. Mensen moeten zich verschillende keren aanmelden en wegens technische problemen krijgen zij een tijdelijke verblijfsvergunning, terwijl hen normaal gezien een permanente verblijfsvergunning moet worden uitgereikt. Bovendien verliezen zij heel wat tijd aan het loket, wat natuurlijk ook geldt voor de ambtenaar.

 

Dat betekent dus dat iemand die al een aantal decennia in ons land verblijft en een onbeperkte verblijfsvergunning heeft, louter wegens technische redenen reisplannen moet uitstellen of genoegen moet nemen met hernieuwde technische verblijfsvergunningen.

 

Mevrouw de minister, quid met betrekking tot de richtlijnen in verband met het scannen? Gebeurt het scannen al in alle gemeentes van het land?

 

Werden er bij het scannen al problemen gemeld en geregistreerd?

 

Wat is er sinds het gebruik van de scanner voor tijdelijke verblijfsvergunningen al gebeurd in geval van panne? Hebt u er zicht op hoe vaak pannes voorkomen?

 

Is het een structureel of veeleer een anekdotisch probleem? Als het een probleem is van structurele aard, hebt u dan een plan om het weg te werken? Voorziet u in een back-upplan voor de loketbedienden die met een probleem worden geconfronteerd als de machines het laten afweten?

 

01.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Almaci, hartelijk bedankt voor uw vraag.

 

Het gaat hier om een zaak met betrekking tot verblijfsvergunningen en dat is een gedeelde bevoegdheid met minister Reynders en staatssecretaris De Block. U stelt de vraag aan mij, maar in feite is het een vraag die drie ministers aanbelangt.

 

Ik herinner u eraan dat het project biometrie een Europees project is. Het gaat om het invoeren van biometrische gegevens op verblijftitels van niet-Europese vreemdelingen. Wij spreken daarbij over, enerzijds, paspoorten, en, anderzijds, de omzetting van twee verschillende Europese richtlijnen in de strijd tegen fraude. De omzetting van de richtlijnen inzake de verblijftitels valt onder de bevoegdheid van de Dienst Vreemdelingzaken, dus van mijn collega de staatssecretaris voor Asiel en Migratie. Wat de paspoorten betreft, dat valt onder de bevoegdheid van de FOD Buitenlandse Zaken, en dus van mijn collega de minister van Buitenlandse Zaken.

 

Tot en met 31 januari 2014 zijn 325 Belgische gemeentes gestart met het uitreiken van paspoorten en verblijfstitels voor niet-Europese vreemdelingen. Deze omschakeling verliep in het algemeen vlot. Af en toe rezen er technische problemen waarvoor zowel de ICT-leverancier van de gemeentes als de diensten oplossingen zochten en vonden. Mochten de gemeentes nog technische problemen ondervinden, dan kunnen ze zich altijd richten tot hun ICT-leverancier.

 

Bij wijze van controle tijdens het afhalen van het document van de verblijfstitel controleerde men of de vingerafdrukken op de verblijfstitel overeenkwamen met de vingerafdrukken van de belanghebbenden. Deze controle zorgde alleen voor problemen als de geregistreerde vingerafdrukken een lage kwaliteit hadden. Bij sommige groepen is het immers moeilijker om vingerafdrukken af te nemen. Volgens onze statistieken waren er op 24 januari 130 kaarten in zulke toestand.

 

6 783 biometrische verblijfstitels zijn intussen afgeleverd. Dit komt neer op iets meer dan 2 %. Het afleveren van verblijfsvergunningen valt, zoals gezegd, niet onder mijn bevoegdheid.

 

Naar aanleiding van de ervaringen op het terrein hebben mijn diensten samen met de Dienst Vreemdelingenzaken initiatieven genomen om de huidige procedure te verbeteren. Deze oplossing is pragmatisch en respectvol tegenover de Europese reglementering. Ze is momenteel in volle ontwikkeling.

 

Mijn diensten steunen in feite andere diensten om nieuwe oplossingen te vinden.

 

01.03  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw omstandige antwoord en ben blij dat u, naar aanleiding van de problematiek op het terrein, een alternatieve oplossing uitwerkt. Ik ben benieuwd wat die zal zijn. Au fond gaat het echter niet om het bevredigen van mijn nieuwsgierigheid, maar om het voorthelpen van zowel de loketbeambten als de mensen die zich aanmelden voor een vingerafdruk.

 

Uit de klachten die ik heb gekregen, heb ik afgeleid dat het blijkbaar problematisch is voor bejaarden, omdat eelt op de vingers een rol speelt. Een heel eenvoudig back-upplan is gewoon afdrukken nemen met inkt. In elk geval moeten wij vermijden dat mensen zich herhaaldelijk aanmelden en er toch niet in slagen de vingerafdrukken te laten nemen, waardoor zowel de administratie als de betrokkenen heel veel tijd verliezen. Zeker voor wie op reis wil vertrekken is dat problematisch want als men verschillende keren zes weken moet wachten en telkens een tijdelijke verblijfsvergunning krijgt, kan de wachttijd nogal oplopen en dat kan de planning van betrokkenen serieus in de war sturen.

 

Ik dank u in ieder geval voor uw positief antwoord en ik hoop dat het probleem snel wordt opgelost.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Question de Mme Jacqueline Galant à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le projet de faire appel à des non-professionnels pour remplir certaines missions de police" (n° 21983)

02 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het plan om bepaalde politietaken toe te vertrouwen aan politievrijwilligers" (nr. 21983)

 

02.01  Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, madame la ministre, lors d'une réponse à une question, vous avez confirmé que la Commission permanente des zones de police étudie de près un projet proposant de faire appel à des non-professionnels pour remplir certaines missions de police. Ce projet de faire appel à des volontaires pour prêter main-forte aux policiers est inspiré du modèle néerlandais et calqué sur le régime actuel des pompiers volontaires. Les compétences de ces policiers non professionnels n'ont pas encore été définies mais il y a des pistes.

 

Le vice-président de la Commission permanente des zones de police a précisé que la Commission en est actuellement à la phase de consultation. Elle sonde les zones pour connaître leur avis sur la question mais, sur le principe, confirme étudier la possibilité d'utiliser des policiers dont ce n'est pas la fonction principale mais qui recevraient une formation adéquate pour combler le manque d'effectifs, notamment les week-ends. Ces agents pourraient être affectés à la techno-prévention. Ils pourraient également prendre des photos sur les lieux d'un crime, analyser certaines données relatives à la criminalité, etc.

 

Le président de la Commission imagine quant à lui plutôt des policiers volontaires affectés à l'encadrement d'événements. Ces volontaires assureraient le service d'ordre lors des manifestations sportives, comme les courses cyclistes, ou viendraient en renfort dans le cadre de catastrophes. Leurs missions seraient limitées à la surveillance et à l'appui aux tâches administratives ou logistiques.

 

Les syndicats ont déjà réagi. Ils déclarent ne pas vouloir de "policiers au rabais", dénonçant par ailleurs le manque de formation des policiers actuels. Je dois dire que je comprends la position des syndicats. La fonction de policier est une fonction de responsabilités et de confiance souvent délicate. Elle engage la sécurité et parfois même la vie des citoyens. Ce rôle doit donc évidemment être réservé à un personnel qualifié. Il serait effarant d'envisager de confier à des non-professionnels de police des missions dans le cadre d'une instruction judiciaire, de surcroît criminelle, tels que la prise de photos d'un lieu de crime.

 

Un premier rapport sur ce projet devrait vous être présenté dans le courant de ce mois. J'espère que nous aurons encore l'occasion d'en discuter au sein de cette commission. En attendant, pouvez-vous nous en dire plus sur les pistes actuellement suivies par la Commission permanente des zones de police? Pourquoi envisager de créer un statut confus de policier bon marché et formé à moitié plutôt que d'étudier un statut clair d'auxiliaire chargé de missions spécifiques, moyennant une formation adéquate?

 

02.02  Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, madame Galant, il n'y a rien de neuf. Comme vous le savez, la Commission permanente s'est saisie elle-même du problème. Je ne dis pas qu'il n'est pas intéressant, mais je n'ai rien demandé et je n'ai encore rien reçu.

 

Le rapport doit m'être envoyé en mars. La Commission a travaillé pour voir si oui ou non et à quelles conditions d'éventuels volontaires ou anciens policiers retraités pourraient contribuer à diminuer les tâches administratives. Cela se situe donc dans un cadre très limité pour des tâches qui ne sont pas opérationnelles en tant que telles mais qui permettraient de libérer plus d'agents ou d'inspecteurs sur le terrain.

 

J'attends le rapport de la Commission. Je crois qu'il est quasiment terminé mais je ne l'ai pas encore reçu. Je suis disposée à en parler en commission dès que je l'aurai.

 

02.03  Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, madame la ministre, il est rassurant de savoir que rien de concret n'est encore fait en la matière car cela nécessitera un débat en commission. Il s'agit d'un sujet très délicat. Nous attendrons ce rapport pour en discuter en commission. J'espère qu'il n'y aura rien avant la dissolution des Chambres: ce dossier est délicat et mérite de longues heures de débat.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de Mme Jacqueline Galant à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le projet de l'ENLETS (European Network of Law Enforcement Technology Services) visant à permettre aux forces de police de contrôler les véhicules à distance" (n° 21984)

03 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het plan van ENLETS (European Network of Law Enforcement Technology Services) waarmee de politie de controle over een voertuig op afstand zou kunnen overnemen" (nr. 21984)

 

03.01  Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, madame la ministre, l'Union européenne réfléchirait à développer un moyen de contrôler les véhicules à distance. Il s'agirait d'une manière pour la police d'éviter les courses poursuites et d'arrêter à distance un véhicule suspect.

 

Ce projet ferait partie du programme 2014-2020 de l'ENLETS, la Réunion des experts du Réseau européen des services technologiques de police, qui a pour but d'établir les grandes lignes d'une future politique de surveillance policière et de mesures de traçabilité en Europe.

 

Il est composé de seulement 21 États membres sur les 28 de l'Union européenne. On y retrouve notamment la France, la Belgique, la Finlande, la Grèce, Chypre, les Pays-Bas, la Pologne et la Grande-Bretagne.

 

C'est dans la partie "Objectifs à courts termes (2014-2015)" qu'un paragraphe en particulier est interpellant par rapport à l'arrêt à distance des véhicules. Ce paragraphe précise: "Les voitures en fuite se sont avérées dangereuses pour les citoyens. Les criminels prennent des risques pour s'échapper après leur crime. Dans la plupart des cas, la police est incapable de traquer le criminel en raison d'une absence de moyens efficaces pour arrêter le véhicule en toute sécurité. Ce projet part du constat que les outils technologiques à notre disposition sont insuffisants. Ce projet fonctionnera grâce à une solution technologique qui pourrait être un standard de construction pour toutes les voitures qui entreront dans le marché européen."

 

En clair, voitures connectées et autres améliorations de nos véhicules personnels pourraient, d'ici quelques années, être utilisées comme moyen de contrôle par la police. Les rapporteurs de ce projet appuient leur argumentation sur l'espoir de réduire les risques d'accidents dus aux courses poursuites.

 

Pour l'instant, ce n'est encore qu'un projet sans trop de détails, notamment sur les moyens technologiques et législatifs qui pourraient être utilisés afin de le mettre en place. Apparemment, un comité intergouvernemental, qui n'agit pas au niveau fédéral mais sert plutôt d'instrument de coopération entre les exécutifs nationaux, planche sur ce programme.

 

Ce dernier pourrait alors se traduire par des actions concertées au niveau national, pour chaque pays membre, le but recherché étant au final de renforcer la coopération des polices au niveau des innovations technologiques et donc, entre autres, d'imposer un standard de construction dans le marché automobile européen qui permettrait aux différentes polices d'avoir accès à distance au moteur du véhicule.

 

Si, à ce stade, on ne peut pas savoir si ce programme aboutira sur une législation européenne sur les équipements automobiles, je remarque qu'il a tout de même été approuvé le 17 décembre dernier par le Comité permanent de sécurité intérieure, qui regroupe les ministères de l'Intérieur de tous les pays membres de l'Union européenne.

 

Madame la ministre, c'est pour cette raison que je me permets de vous adresser cette question. Je ne vous demande pas ce qui est concrètement prévu et à brève échéance. Par contre, nous avons mandaté des experts dans notre pays pour se pencher sur les différents points du programme. Quelle est la position de la Belgique à cet égard? Sommes-nous favorables à la possibilité de prise de contrôle à distance de M. et Mme Tout-le-monde par les forces de police?

 

03.02  Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, madame Galant, vous êtes très bien informée. Comme vous l'avez dit, il y a effectivement un projet, European Network of Law Enforcement Technology Services (ENLETS), dont nous faisons partie. Nous avons chacun désigné des membres et nous avons désigné une personne de contact, un officier de l'état-major de la commissaire générale qui suit toutes les innovations technologiques et autres.

 

Il existe plusieurs groupes de travail. Nous ne sommes pas présents dans le groupe de travail que vous citez mais nous faisons partie d'autres groupes de travail. Nous attendons cependant les résultats avec intérêt. D'après mes informations, le groupe en question ne s'est pas encore réuni. Dès lors, un peu de temps s'écoulera encore avant de venir avec des propositions. Lorsqu'il y aura des propositions, nous analyserons l'opportunité de les adapter. C'est une bonne idée que de pouvoir le faire chez nous, pour peu que toutes les conditions de sécurité, de respect de la vie privée et de sélectivité puissent être mises en place.

 

Toutefois, comme vous le savez, nous entrons dans une ère où dans les cinq prochaines années nous devons de plus en plus digitaliser les politiques de sécurité intelligemment au niveau de la technologie. C'est un défi pour les polices belges comme pour les polices européennes de manière globale. Nous ne sommes pas les plus avancés. Cela fera donc partie des grandes échéances des cinq prochaines années pour les polices en général, locales comme fédérale, en termes de nouveaux investissements en vue de libérer des capacités, d'augmenter l'efficacité et de diminuer le danger pour tous, notamment ceci. Les unités spéciales disposent déjà de quelques capacités.

 

03.03  Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, comme je l'évoquais dans ma première question, c'est une évolution, voire une révolution importante, dans le fonctionnement de nos services de police. De nouveau, je suis rassurée qu'il n'y ait pas encore beaucoup d'avancées en ce domaine car cela mérite un débat très large. Il s'agit d'une toute autre manière de fonctionner. Je regrette de partir car, finalement, de nombreux sujets intéressants seront traités dans cette commission.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Vraag nr. 22057 van mevrouw Sarah Smeyers wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

04 Question de Mme Jacqueline Galant à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les montants réclamés aux communes protégées pour le financement des services de secours" (n° 22139)

04 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de bedragen die van de beschermde gemeenten worden gevorderd voor de financiering van de hulpdiensten" (nr. 22139)

 

04.01  Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, madame la ministre, depuis un arrêt du Conseil d'État en 2006, chaque province avait établi sa propre facture à payer par les communes protégées. Toutefois, cette disposition éphémère avait été décidée dans l’attente d’une intervention du fédéral. Les communes savaient qu’une régularisation aurait un jour lieu, sans savoir vraiment à quel montant s'attendre.

 

En janvier 2013, un arrêté fédéral a ordonné à chaque province de régulariser la facture de ses communes. Il a encore fallu un an pour répartir la somme manquante entre les différentes communes concernées, en fonction de la population de la commune et de l'analyse des risques des infrastructures. Le résultat est sans appel: les provinces avaient grandement sous-estimé les sommes que les communes protégées allaient devoir rembourser à leurs voisines. En tout, 330 communes sont concernées - les montants allant de six à quinze millions d'euros par province. En moyenne, dans une commune de 10 000 habitants où aucune caserne n’est établie, chaque citoyen va payer 40 euros au lieu de 20 euros pour sa sécurité, soit le double. Il semble d'ores et déjà clair que cette situation va poser plusieurs problèmes dans les 338 communes protégées. A contrario, les 251 communes qui disposent d'un service d'incendie vont récupérer le montant qui leur est dû. Certes, c'est une correction logique à laquelle les communes protégées devaient s'attendre. Le mode de calcul était déséquilibré et ce, en défaveur des "communes centres". La nouvelle législation apporte une correction logique. Cela dit, de nombreuses localités seront surprises par l'ampleur des sommes qui vont leur être demandées.

 

Pour les responsables des communes protégées, il va falloir composer avec des montants supplémentaires non négligeables. Les budgets communaux vont donc devoir en tenir compte.

 

Pouvez-vous nous dire quelle est la procédure qui va être appliquée? Quand les bourgmestres seront-ils officiellement avertis des montants dont ils sont redevables? Qu'est-il prévu en termes de planning? Quels seront les délais dont bénéficieront les communes pour s'acquitter de cette facture de régularisation? Devront-elles obligatoirement payer la totalité des montants dus en une fois? Qu'est-il prévu pour les communes qui n'auraient pas les moyens de payer les sommes réclamées? Auront-elles la possibilité de contester les montants exigés? Le cas échéant, qui va trancher?

 

04.02  Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, chère collègue, il s'agit d'un sujet dont on a déjà parlé. Vous savez que c'est une mesure qui a dû être prise, suite à l'annulation, en 2010, de l'arrêté du 25 octobre 2006. Les gouverneurs ne disposaient plus d'une base réglementaire pour procéder à la répartition définitive des frais des services d'incendie entre les "communes-centres" et les communes protégées.

 

Nous avons mis fin à ce vide juridique grâce à la loi du 14 janvier 2013. Nous avons ainsi, à nouveau, permis aux gouverneurs de retrouver une base légale pour pouvoir assumer leur rôle en matière de répartition définitive des frais précités.

 

Il est vrai que la situation varie d'une province à l'autre. Des gouverneurs ont procédé à une régulation groupée pour cinq années en une seule fois. D'autres ont préféré étaler quelque peu les régularisations.

 

La procédure applicable est celle décrite dans le détail aux articles 10 et 11 de la loi du 31 décembre 1963 tels que modifiés par la loi du 14 janvier 2013 dont le projet a fait l'objet de discussions dans cette commission. J'ai ici une version consolidée de ces deux articles qui va vous être remise. De cette façon, vous disposerez de toutes les explications nécessaires.

 

Comme vous le savez - j'en ai parlé lors de mes rencontres avec M. Furlan -, les provinces wallonnes, à la demande et après incitation active du gouvernement wallon, ont marqué leur accord de principe pour octroyer des avances récupérables aux communes protégées, afin de les aider à liquider les quotes-parts dans les frais des services d'incendie pour les années 2007 à 2013. Les communes rembourseront cette avance en dix tranches égales. Par ailleurs, les communes qui le souhaitent pourront solliciter, sur base volontaire, l'institution provinciale. En résumé, pour limiter l'impact, les provinces avancent et les communes pourront rembourser en dix ans.

 

Pour l'heure, nous terminons - la dernière réunion technique avait lieu aujourd'hui - la rédaction de l'arrêté relatif à la répartition des règles supplétives, lorsqu'il n'y a pas d'accord entre les zones. Nous avons, il me semble, trouvé une solution très équilibrée entre les grandes, les petites communes, etc. Il s'agit du dernier acte que nous devions écrire pour finaliser la réforme. Nous avons essayé de limiter au maximum les grands changements. Il y aura une évolution car les grandes villes doivent pouvoir récupérer certaines choses, mais, comme je l'ai dit, nous avons trouvé une solution très équilibrée.

 

04.03  Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, je vous remercie de votre réponse.

 

Il y a eu une concertation avec la Région wallonne afin de permettre un étalement. Je ne sais pas s'il en va de même en Flandre et à Bruxelles mais en Région wallonne, il y a une nouvelle circulaire pour l'élaboration des budgets communaux. Elle n'a pas été facile à mettre en œuvre. Il a fallu prévoir des dépenses alors que nous n'avions aucune information officielle émanant des autorités fédérales ou fédérées.

 

Il est rassurant de savoir que les communes pourront étaler ces remboursements car il s'agit parfois de montants assez importants pour certaines communes de petite taille.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van mevrouw Reinilde Van Moer aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het gebruik van de Kids-ID in het kader van speelpleinwerking" (nr. 22160)

05 Question de Mme Reinilde Van Moer à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'utilisation de la Kids-ID dans le cadre des plaines de jeux" (n° 22160)

 

05.01  Reinilde Van Moer (N-VA): Mevrouw de minister, ik wilde deze vraag al eerder stellen, maar toen werd mij duidelijk gemaakt dat het onderwerp tot de bevoegdheden van de minister van Buitenlandse Zaken behoort. Daar kreeg ik dan weer als antwoord dat ik mij toch moest richten tot de minister van Binnenlandse Zaken. Ik heb dus al een hele weg afgelegd met de vraag. Hier ben ik opnieuw.

 

De gemeentelijke speelpleinwerkingen vingen ook vorig jaar weer vele duizenden kinderen op. Geregeld worden er voor hen uitstapjes georganiseerd, bij hoge uitzondering ook wel eens naar het buitenland. Attractieparken net over de grens komen daarvoor in aanmerking. Sinds enige tijd zijn de begeleiders verplicht voor alle kinderen die mee wensen te gaan een kids-ID te vragen aan de ouders. Die verplichting dateert van 2009 en sijpelt nu stilaan ook door in het jeugdwerk, na enkele ervaringen met buitenlandse politiediensten die hierop effectief controle uitvoerden tijdens uitstappen.

 

Terwijl vroeger een ondertekende verklaring van de ouders volstond, aanvaarden bepaalde politiediensten nu alleen nog een kids-ID. Voor alle duidelijkheid, het kids-ID en de verplichting dat voor te leggen bij het meenemen van een kind naar het buitenland, is een uitstekend principe dat ouderlijke ontvoeringen verhindert. Bij een uitstap net over de grens lijkt dat echter een administratieve aangelegenheid die voor onnodige kosten zorgt bij de ouders en extra papierwinkel oplevert voor de begeleiders. De vraag rijst dan ook of de overheid een initiatief neemt voor een vereenvoudiging, eventueel in overleg met onze buurlanden.

 

Bent u wel degelijk op de hoogte van de problematiek? Werden er met andere landen procedures afgesproken voor het geval men kinderen zonder kids-ID aantreft in de grensstreek?

 

05.02 Minister Joëlle Milquet: Wat de verplaatsingen in de Schengenzone betreft, bepaalt de Schengengrenscode in artikel 21 dat het opheffen van de controles in de Schengenzone niet ingaat tegen de mogelijkheid voor een lidstaat om in zijn nationaal recht de verplichting op te nemen voor personen om bewijsstukken en documenten te bezitten en bij zich te hebben. Bovendien zijn de voorwaarden en beperkingen voor het uitoefenen van het recht op vrij verkeer en verblijf in de Europese Unie vastgelegd in een Europese richtlijn. Die richtlijn verleent de Europese burgers het recht op vrij verkeer. Om dat recht te genieten, moeten ze echter hun identiteit en hun nationaliteit kunnen bewijzen.

 

De grensstaten hebben met andere woorden het recht te eisen van de kinderen die de dag op hun grondgebied komen doorbrengen, dat ze hun kids-ID bij zich hebben. Het lijkt mij bovendien bedachtzaam voor een school of een gelijkaardige organisatie dat ze de identiteit van de kinderen die ze op schooluitstap meeneemt buiten de grenzen van België, kan aantonen.

 

Mijn collega van Buitenlandse Zaken zegt op de website van Buitenlandse Zaken overigens dat het noodzakelijk is zowel voor de kinderen jonger dan als kinderen ouder dan 12 jaar dat ze hun identiteitsdocumenten meenemen bij een verplaatsing naar elk land dat deel uitmaakt van de Europese Unie. In dezelfde zin bestaan er specifieke regels voor buitenlandse kinderen die op reis zouden komen naar België. Hiervoor wil ik u verwijzen naar mijn collega, de staatssecretaris van Asiel en Migratie.

 

Het lijkt mij daarbij te gaan om een voorzorgsmaatregel voor de bescherming van de kinderen, die volledig gerechtvaardigd is en waaraan ouders zonder al te veel moeite kunnen voldoen, voor zover de school of de organisator van de schoolreis de ouders tijdig op de hoogte brengt van die verplichting.

 

05.03  Reinilde Van Moer (N-VA): Mevrouw de minister, dank u wel voor het antwoord.

 

Het blijft toch wel een erg administratieve rompslomp, zowel voor de ouders als voor de jeugdbewegingen, speelpleinwerkingen en dergelijke meer, om dat allemaal in orde te brengen. Uiteindelijk gaat het over de vrijetijdsbesteding van een kind, dikwijls net over de grens. Moet daarvoor heel die administratieve rompslomp doorlopen worden?

 

Ik begrijp wel dat het de bedoeling is om een aantal gevaren te ontwijken. De leiding van jeugdbewegingen of speelpleinwerkingen bestaat echter dikwijls ook uit jonge mensen en zij zien ineens een serieuze administratieve last op zich afkomen. Volgens mij kan dat eenvoudiger.

 

05.04 Minister Joëlle Milquet: Het is niet zo moeilijk. Het is beter dat elk kind een eigen identiteitskaart heeft. De procedure hoeft dan maar één keer doorlopen te worden. In de toekomst moet dat naar mijn mening een verplichting worden.

 

05.05  Reinilde Van Moer (N-VA): Als het een algemene verplichting wordt die al van kleins af aan geldt, dan wordt de administratieve rompslomp natuurlijk kleiner. Dat is waar.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 22169 van de heer Calvo is zonder voorwerp.

 

06 Question de M. André Frédéric à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le recrutement du personnel dans les centres de secours 112" (n° 22176)

06 Vraag van de heer André Frédéric aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de werving van personeel in de hulpcentrales 112" (nr. 22176)

 

06.01  André Frédéric (PS): Monsieur le président, madame la ministre, j'ai appris récemment que le SPF souhaitait embaucher, via le Selor, des chefs d'équipe et des experts de niveau B pour les centres de secours 112.

 

Ces fonctions étaient jusque-là remplies par des personnes référentes, nommées par les communes en 2012 lors de la fédéralisation du personnel des centres de secours 112. Ces agents assumaient et assument toujours ces missions sans bénéficier d'une quelconque valorisation salariale.

 

Tous les centres de secours 112 belges sont concernés. J'ai lu dans un article de presse du 17 février que le centre de Namur a réagi et vous a adressé un appel désespéré soutenu par le bourgmestre de Namur, ce qui n'est pas rien. Je me suis rendu personnellement dans le centre 112 de Liège où une dizaine d'agents sont concernés, dont deux chefs d'équipe germanophones.

 

Madame la ministre, faut-il considérer que les recrutements prévus se feront via un concours externe exclusivement? La procédure mise en place donnera-t-elle la priorité aux agents actuellement en poste?

 

06.02  Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, cher collègue, nous avons déjà finalisé la procédure de fédéralisation des préposés qui le souhaitaient. Ceux qui ne sont pas fédéralisés ne l'ont pas souhaité – il n'y en a pas beaucoup. Je tiens à le préciser: tout le monde avait la possibilité de devenir un préposé fédéral au niveau des centres 112.

 

Après concertation avec les organisations syndicales, je peux vous confirmer qu'avant l'été, la procédure de promotion vers le niveau B pour la sélection de chefs d'équipe et d'experts dans les centres d'appels urgents 100 et 112 sera lancée via le Selor. C'est en soi une bonne nouvelle. Une expérience professionnelle probante sera prise en compte et des connaissances techniques spécifiques seront mentionnées dans le profil de fonction et testées lors de cette procédure.

 

Au total, il y a plus de cent places vacantes pour les membres du personnel qui réussiront cet examen: quatre chefs d'équipe par centre de secours (CS), quatre chefs d'équipe par centre d'information et de communication (CIC), trois experts par CS 100-112 et un expert par CIC 101.

 

Il y a une phase transitoire. Mon administration, avec les organisations syndicales, a élaboré un compromis qui répond aux besoins opérationnels actuels des centres d'appels urgents. Cette proposition consiste en la possibilité, pendant la phase transitoire, de remplir des fonctions supplémentaires de chef d'équipe.

 

Au sein des CS 100-112, on comptera tout au plus deux chefs d'équipe supplémentaires – à l'exception des centres de Namur et de Mons, qui peuvent en désigner quatre au maximum. Pour les CIC 101, il s'agit d'un chef d'équipe en plus pour un cadre opérationnel de plus de quarante call takers et d'un maximum de deux chefs d'équipe pour un cadre de plus de cinquante personnes. Ils seront valorisés au moyen d'une prime de dirigeant.

 

Je précise que cette proposition ne s'applique pas au personnel détaché des services d'incendie au sein des CS 100-112, qui sont actuellement chefs d'équipe. En effet, nous ne pouvons juridiquement pas accorder de prime à du personnel communal. C'est la raison pour laquelle je disais en commençant qu'il était possible d'opter pour la fonction publique fédérale ou bien de rester dans les services communaux. Les primes que nous versons sont donc octroyées au personnel fédéral.

 

Cela ne signifie cependant pas que les pompiers détachés qui exercent actuellement la fonction de chef d'équipe ou d'expert ne pourront plus la remplir. S'ils le souhaitent, et dans la mesure où le chef fonctionnel donne son accord, ils peuvent rester en fonction.

 

En résumé, cette mesure consiste à accorder des primes aux détenteurs d'un statut bien précis.

 

06.03  André Frédéric (PS): Madame la ministre, je vous remercie de votre réponse. Le problème fondamental n'est pas celui des primes, mais plutôt celui de l'acquisition des compétences.

 

06.04  Joëlle Milquet, ministre: Cela a été négocié avec les syndicats.

 

06.05  André Frédéric (PS): Je n'en doute pas, mais peut-être que l'information passe mal sur le terrain. En tout cas, on dénote une inquiétude dans le chef de certaines personnes qui se sont investies – j'ai attiré l'attention sur la province de Liège et la nécessité d'être capable d'accueillir aussi en allemand la communauté germanophone – de voir perdre cette expérience en raison d'un examen du Selor et de voir d'autres personnes, munies de fraîches compétences, prendre leur place. Ce n'était même pas un problème de traitement mais d'efficacité!

 

06.06  Joëlle Milquet, ministre: Lorsque je disais que nous avions travaillé avec les syndicats pour examiner les compétences et les profils nécessaires, c'est précisément pour éviter la situation que vous évoquez.

 

06.07  André Frédéric (PS): Je vous remercie, madame la ministre.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de M. André Frédéric à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le site web de la police fédérale" (n° 22177)

07 Vraag van de heer André Frédéric aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de website van de federale politie" (nr. 22177)

 

07.01  André Frédéric (PS): Monsieur le président, madame la ministre, depuis le 15 janvier, la police fédérale a mis en ligne un site web où sont consultables les chiffres relatifs à la criminalité de ces treize dernières années. Ces chiffres sont livrés sous forme de données statistiques. Le citoyen peut orienter sa recherche sur le site internet en fonction des figures criminelles à propos desquelles il souhaite consulter les données: cambriolages, vols de voiture, violences intrafamiliales, etc. Il lui est également possible de consulter sur un graphique l'évolution du phénomène sur une période déterminée.

 

Un nouvel outil a donc été mis sur pied par souci de transparence à l'égard des citoyens. Ces données statistiques sur la criminalité sont livrées à l'état brut, sans interprétation ni commentaire.

 

Madame la ministre, avec quels objectifs ce site a-t-il été créé?

Comment sont établies les données statistiques qui y sont livrées?

Se base-t-on sur des procès-verbaux rédigés par les zones de police?

Tient-on compte dans les calculs des PV qui ont été modifiés et dont la nature aurait changé?

 

Pourquoi a-t-il été convenu que la police fédérale mette elle-même ces données en ligne alors qu'il existe déjà un site présentant toutes les statistiques nationales, Statbel?

 

07.02  Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, cher collègue, selon la demande du Parlement, la police a toujours marqué son désir de jouer la transparence tout en maintenant modernité et qualité des techniques adoptées pour fournir des statistiques. C'est pourquoi, à ma demande, la mise à jour des chiffres touchant à la criminalité, tous les six mois, sera dorénavant accompagnée d'une vingtaine de pages d'introduction visant à mettre les choses en perspective et à expliquer les bases des statistiques.

 

Bien sûr, cette disposition ne sous-entend pas qu'il s'agira d'une vision complète. D'autres paramètres restent à prendre en considération. Par exemple, dans les grandes villes, vu la présence de nombreux navetteurs et visiteurs, les chiffres de la criminalité ne sont pas nécessairement proportionnels au nombre d'habitants. Tout est balisé pour permettre une vision plus objective et moins caricaturale.

 

Par souci de transparence, de simplification et d'information, tant pour les communes, les dirigeants et les citoyens, le site a été affiné afin d'observer l'évolution d'un phénomène, d'une thématique dans une commune précise. Un exemple: le vol de vélos à Anvers depuis dix ans.

 

Je pense donc que c'est plutôt positif et ils l'ont fait avec la plus grande rigueur, sur la base de tous les éléments et en tenant compte des adaptations réalisées.

 

07.03  André Frédéric (PS): Monsieur le président, je remercie la ministre pour sa réponse.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 22185 van mevrouw Lahaye-Battheu wordt uitgesteld.

 

08 Samengevoegde vragen van

- de heer Koenraad Degroote aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de financiering van de politiescholen" (nr. 22209)

- de heer Koenraad Degroote aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de politiescholen" (nr. 22360)

08 Questions jointes de

- M. Koenraad Degroote à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le financement des écoles de police" (n° 22209)

- M. Koenraad Degroote à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les écoles de police" (n° 22360)

 

08.01  Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, ik verwijs vooreerst naar het verslag van de algemene vergadering van de vzw West-Vlaamse Politieschool. Daaruit blijkt dat de school een resultaatstekort heeft van 200 000 euro.

 

Om uit de rode cijfers te geraken, zijn er enkele saneringsscenario’s uitgewerkt. Op die manier neemt de school haar verantwoordelijkheid en wordt er aan de uitgavenzijde alvast een besparing gedaan.

 

Er wordt echter ook gekeken naar de federale overheid, meer bepaald in het raam van de financiering van de basisopleiding van de inspecteurs.

 

Ik kom tot mijn vragen.

 

Hoeveel opleidingscentra voor politiepersoneel kampen met een tekort op de begroting voor 2014? Wat is de exacte jaarlijkse federale bijdrage per politieschool of per inspecteur voor de basisopleiding? Welke maatregelen zult u nemen om de financiering van de opleidingen veilig te stellen?

 

Ik ga over tot mijn tweede vraag over dezelfde problematiek.

 

De Vlaamse politiescholen luiden de alarmbel. Zij staan in voor de opleiding van de agenten. De opleiding komt echter in het gedrang. Door een nefast financieringssysteem staat het water de politiescholen aan de lippen. Er wordt immers niet gefinancierd per leerling, maar per klas, wat nadelige gevolgen heeft. Tevens worden de scholen geconfronteerd met een nieuw opleidingsprogramma en –reglement. De besparingen bij de scholen kunnen niet eindeloos zijn. De federale overheid moet ervoor zorgen dat de studenten een degelijke opleiding krijgen.

 

Bent u reeds op de hoogte van de verschillende vragen van de directeurs van de politiescholen? Welke middelen plant u om de scholen te ondersteunen bij het uitoefenen van hun taak? Beseft u dat de extra aanwervingen van 1 400 manschappen per jaar, waar u steeds over spreekt, hierdoor in het gedrang kunnen komen?

 

08.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Degroote, natuurlijk ben ik op de hoogte van de vragen van de verschillende directeurs.

 

Wat betreft de middelen waarin moet worden voorzien, heb ik hier een beeld van de verschillende financieringen, maar voor het jaar 2012.

 

Ik heb onvoldoende informatie. Ik heb de cijfers over de verdeling van de middelen tussen de scholen voor het jaar 2013. Ik zal u een tabel voor het jaar 2013 bezorgen.

 

Ik heb ook de verdeling van de aspiranten tussen de scholen, maar ik merk dat ik de cijfers voor 2013 niet bijheb. Ik zal u deze namiddag de aangepaste cijfers voor 2013 bezorgen. Normaal hebben ze voldoende middelen.

 

De federale financiering van de politiescholen gebeurt aan de hand van een verdeelsleutel. Binnen de perken van de beschikbare kredieten die in de begroting van de geïntegreerde politie zijn opgenomen, wordt een financiële tussenkomst toegekend aan de erkende politiescholen voor het verstrekken van de basisopleiding. U vindt een en ander in de tabel.

 

Voor de basisopleiding van het basiskader bedraagt de financiële tussenkomst 125 000 euro per klas. Elke klas telt maximaal 39 aspiranten. Vanaf de veertigste aspirant wordt een tweede klas opgericht. Het gaat dus om klassen van 40 personen. Wanneer in een zelfde klas het aantal aspiranten hoger is dan 25, wordt een aanvullend bedrag van 2 000 euro per aspirant toegekend. Vanaf de zesentwintigste aspirant beloopt het een twaalfde per maand opleiding. Het bedrag van de financiële tussenkomst voor de basisopleiding van het middenkader bedraagt 3 098,6 euro per aspirant.

 

Ik heb hier een tabel met de verdeling van de kandidaten voor de basisopleiding van het basiskader tussen de verschillende scholen.

 

Ik ben niet van mening dat de reële kosten van de opleiding van de politiemensen door het federale niveau moeten worden gedragen.

 

Er werd een raadgevend comité voor het politieonderwijs opgericht, om op de kwaliteit van de politieopleiding toezicht te houden. Een projectploeg zorgt voor de bepaling van de kwaliteitsnormen in de domeinen van de eindtermen, de doelstellingen, de stages en de mentoren.

 

Voor alle duidelijkheid: het gaat om de cijfers van 2012. Na de indexatie hebben wij de cijfers van 2013.

 

08.03  Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoorden en de cijfers, maar ik meen dat u het probleem echt niet mag onderschatten.

 

Ik verneem vanuit de politiescholen dat men in de problemen komt door het systeem van financiering per klas, waarnaar u hebt verwezen. Als een bepaalde klas in de loop van het schooljaar een aantal leerlingen verliest, bijvoorbeeld doordat zij iets anders gaan doen, dan valt men terug op een veel lager bedrag, waardoor men in de problemen komt.

 

Het is hoog tijd om het financieringssyteem op een andere leest te schoeien. Ik weet dat de verschillende directeurs u ter zake speciaal zullen aanspreken, als dat nog niet gebeurd zou zijn. Het water staat hun aan de lippen. Dat probleem mag zeker niet onderschat worden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de plaag van winkeldiefstallen" (nr. 22195)

09 Question de M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'explosion des vols à l'étalage" (n° 22195)

 

09.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, de vzw Preventie en Veiligheid heeft de gegevens van 821 winkeliers geregistreerd. Uit die gegevens zou blijken dat winkeliers gemiddeld 22 keer per jaar het slachtoffer worden van winkeldiefstallen. Dat is een enorm hoog cijfer, dat bovendien een stuk hoger is dan wat tot nu toe bleek uit de officiële cijfers. In dezelfde studie van de vzw Preventie en Veiligheid kunnen we ook lezen dat er dagelijks ongeveer 50 dieven door winkeliers gepakt worden. De bereidheid van de winkeliers om aangifte te doen, lijkt zeer klein, als we die cijfers vergelijken met de officiële cijfers die uit de barometer of uit de ANG volgen.

 

Moet bijgevolg het beleid geen tandje bijsteken? In dat verband heb ik enkele concrete vragen.

 

Er blijkt onder andere uit het onderzoek van de vzw Preventie en Veiligheid dat dieven vooral actief zijn tijdens de avondspits en dat een op vier van alle winkeldiefstallen gebeurt tussen 16 u 00 en 18 u 00. Over een half uur beginnen ze er dus aan. Zou het daarom geen aanbeveling verdienen om het veiligheidsbeleid op die vaststellingen te richten en bijvoorbeeld meer tijdens die uren te patrouilleren?

 

De diefstaldag bij uitstek blijkt vrijdag te zijn en niet zaterdag of zondag, zoals men zou kunnen denken. Vooral op dinsdag en vrijdag wordt er gestolen. Trekt u conclusies uit de cijfers van de vzw Preventie en Veiligheid?

 

Mijn belangrijkste vraag gaat echter over de gapende kloof tussen de resultaten van de aangehaalde studie en de officiële cijfers. Ik denk, mevrouw de minister, dat beleidsmakers ervoor moeten zorgen dat winkeliers meer aangifte van winkeldiefstallen doen.

 

Police-on-web, nog gestart door uw voorganger, was een poging, maar lijkt niet geslaagd te zijn. Wat is de stand van zaken in het dossier? Blijft u Police-on-web promoten of komt er iets anders?

 

Op welke manier, bijvoorbeeld door meer politie in te zetten, zult u de aangiftebereidheid bij winkeliers verhogen? Binnen welke termijn?

 

Komt er nog een actieplan voor het einde van deze legislatuur of wordt dat opgeschoven naar een volgende?

 

09.02 Minister Joëlle Milquet: Om een beter beeld van het fenomeen van winkeldiefstallen te krijgen, werd er een algemene studie uitgevoerd aan de hand van gesprekken met gedetineerden in een groot aantal gevangenissen in ons land. Op basis van dat onderzoek hebben we aanbevelingen aan de verschillende federaties van winkeliers gestuurd.

 

Die aanbevelingen houden verband met de uren van diefstal, de periodes, de methodes enzovoort. De studie was dus zeer interessant en een uitstekende tool voor preventiemaatregelen. De verschillende zones hebben het onderzoek natuurlijk gekregen.

 

Wat andere maatregelen betreft, het nemen van preventieve politiemaatregelen tegen winkeldiefstal zoals het inzetten van patrouilles op bepaalde uren, behoort tot de bevoegdheid van de lokale overheden in het raam van de zonale veiligheidsplannen. Zij hebben verschillende elementen om het eigen beleid op het terrein vorm te geven.

 

Ik beschik niet over wetenschappelijke studies betreffende de aangiftebereidheid van winkeliers om klacht voor winkeldiefstal in te dienen. Over het algemeen hebben zij de neiging om klacht in te dienen, ook om problemen met de verzekeringen te vermijden. Ik heb hierover echter geen objectieve cijfers.

 

Ten slotte, wij zijn op het ogenblik bezig met de volgende fase van ontwikkeling van Police-on-web.

 

09.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

Ik had natuurlijk ook een vraag gesteld over de stand van zaken betreffende Police-on-web. Is daar nog sprake van een verschuiving? Zult u daarvoor meer middelen inzetten?

 

U zegt dat u niet veel kunt doen op preventief vlak, omdat de verantwoordelijkheid hiervoor op lokaal vlak ligt. Wat u wel in de hand heeft, is Police-on-web. Destijds werd hierin 800 000 euro geïnvesteerd. De resultaten waren niet voldoende. Ik had dan ook op zijn minst verwacht dat er in deze legislatuur een belangrijke correctie zou worden doorgevoerd bij Police-on-web.

 

Wat de aangiftebereidheid betreft, zegt u niet te beschikken over cijfers. Alle cijfers die ik krijg van verschillende federaties, gaan in dezelfde richting: een op vier of een op drie van de winkeldiefstallen wordt aangegeven. De rest wordt niet aangegeven. U zegt dat u vaststelt dat er meer aangiftes gebeuren. Ik stel het tegengestelde vast. Ik stel ook vast dat men minder diefstalverzekeringen sluit en het geleden verlies voor eigen rekening neemt in de boekhouding.

 

Ik ben niet helemaal gerustgesteld door uw antwoord. Ik blijf het dossier met een zekere ongerustheid van nabij volgen.

 

Ik zie niet in waarom men aangifte zou doen als het niet is om aan te geven aan de verzekeringen. Ik stel vast dat het aantal verzekeringen daalt. Ik moet tot mijn spijt dus wel besluiten dat ook de aangiftebereidheid daalt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Mijnheer Francken, u hebt het woord voor uw vraag nr. 22201 over de handel in organen.

 

09.04  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het gaat hier eigenlijk om een schriftelijke vraag waarop ik geen antwoord kreeg. Dat geldt ook voor mijn volgende vragen nr. 22203, over de beboeting van buitenlanders, nr. 22206, over de brandweerbijdragen 2006-2011 en nr. 22208, over drugsgerelateerde feiten. Daarom heb ik ze in mondelinge vragen omgezet, maar als u mij de antwoorden erop kunt overhandigen, dan is dat ook goed. Dan moet u niet al die cijfers lezen en kunnen wij allen efficiënter werken.

 

Op mijn vraag nr. 22206, over de brandweerbijdragen 2010-2006, heb ik intussen het antwoord wel ontvangen.

 

09.05 Minister Joëlle Milquet: Oké.

 

09.06  Theo Francken (N-VA): Dank u wel, mevrouw de minister.

 

10 Vraag van de heer Koenraad Degroote aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de financiële databank" (nr. 22220)

10 Question de M. Koenraad Degroote à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la base de données financières" (n° 22220)

 

10.01  Koenraad Degroote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, in de commissie van 16 juli 2013 hebben wij het gehad over de financiële databank die de politiediensten nodig hebben in de strijd tegen complexere dossiers van economische en financiële misdrijven.

 

Op dat moment was de stand van zaken dat de beslissing tot aanbesteding herschreven werd op basis van een uitspraak van de Raad van State. De oorspronkelijke beslissing was volgens de Raad van State immers niet voldoende gemotiveerd. De nieuwe gemotiveerde beslissing was toen nog niet aan de belanghebbende partijen bezorgd, waardoor het u nog niet mogelijk was u uit te spreken over het resultaat van de toewijzingsprocedure. Het dossier bevond zich toen op het niveau van de directeur-generaal van Financiën, bevoegd voor de federale politie.

 

Ik kom tot mijn vragen.

 

Wat was de mening van de inspecteur-generaal van Financiën? Wat is de huidige stand van zaken in dit dossier? Wanneer verwacht u dat de politiediensten toegang zullen krijgen tot deze noodzakelijke databank?

 

10.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, na het negatief advies van de inspecteur-generaal van Financiën, zoals wel vaker gebeurt, werd een nieuwe en meer uitgebreide beslissing tot gunning naar beide inschrijvers verstuurd, namelijk Coface Euro DB en Infobase Europe, waarna echter opnieuw beroep werd aangetekend bij de Raad van State.

 

In september 2013 heeft de Raad van State dit beroep gegrond verklaard en de beslissing tot gunning opgeschort. De federale politie moet nu volgens de inspecteur-generaal van Financiën een keuze maken tussen twee opties: ofwel onderneemt men een nieuwe poging tot betere formele motivering van een nieuwe beslissing tot niet-selectie van Euro DB en tot gunning ten voordele van Infobase Europe, ofwel start men een nieuwe procedure op.

 

De federale politie gaat niet akkoord met het advies van de inspecteur-generaal van Financiën en stelt op dit ogenblik een nieuw dossier samen voor de minister van Begroting. Het dossier is dus in handen van de minister van Begroting. Indien het dossier door de minister van Begroting en de Ministerraad geweigerd wordt, zal het worden geïntegreerd in een nieuwe overeenkomst betreffende de aansluiting op en de consultatie van een juridisch-economische gegevensbank op internationaal niveau.

 

In mei 2013 werd inderdaad een nieuwe overeenkomst gelanceerd in de vorm van een algemene offerteaanvraag. Die overeenkomst kon niet worden gegund, ten gevolge van een onregelmatige offerte. Ze zal worden heropgestart in de vorm van een algemene offerteaanvraag, in de loop van het tweede semester van 2014. De overeenkomst zou tegen eind 2014 kunnen worden gegund.

 

Daarmee hebt u een klein beeld gekregen van de manier waarop er soms problemen ontstaan in dossiers bij verschillende departementen van de politie en in de begroting.

 

10.03  Koenraad Degroote (N-VA): Waarvan akte, mevrouw de minister. Ondertussen blijft de politie verstoken van die essentiële instrumenten en dat is te betreuren. Ik zeg echter niet dat het uw fout is.

 

10.04 Minister Joëlle Milquet: (…) Wij moeten absoluut goede dossiers indienen.

 

10.05  Koenraad Degroote (N-VA): Dat is dan de verantwoordelijkheid van degenen die de dossiers moeten opstellen.

 

10.06 Minister Joëlle Milquet: Ik heb aan de commissaris-generaal een verslag gevraagd over het opzetten van een actieplan voor de dringende verbetering van de manier waarop de verschillende diensten ter zake functioneren.

 

10.07  Koenraad Degroote (N-VA): Misschien hebben de ambtenaren de problematiek van de overheidsopdrachten onvoldoende onder de knie? De offertes werden namelijk niet op de correcte manier uitgeschreven.

 

10.08 Minister Joëlle Milquet: Normaal hebben zij daarvoor opleidingen gevolgd.

 

10.09  Koenraad Degroote (N-VA): Zoiets zou uiteraard niet mogen. Het valt te betreuren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de grote drugsvangst in Zuid-West-Vlaanderen" (nr. 22227)

- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "een grote drugsvangst in Zuid-West-Vlaanderen" (nr. 22231)

- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "middelen uit het verkeersveiligheidsfonds voor ANPR-camera's" (nr. 22394)

11 Questions jointes de

- Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'importante saisie de drogue dans le sud de la Flandre occidentale" (n° 22227)

- M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "une importante saisie de drogue dans le sud de la Flandre occidentale" (n° 22231)

- Mme Sabien Lahaye-Battheu à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'affectation aux caméras ANPR de moyens du Fonds de la sécurité routière" (n° 22394)

 

De voorzitter: Mevrouw Dumery heeft gevraagd om haar vraag nr. 22227 om te zetten in een schriftelijke vraag omdat zij zich in het buitenland bevindt. Voor vraag nr. 22394 van mevrouw Lahaye-Battheu zullen wij uit hoffelijkheid hetzelfde doen.

 

11.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, tijdens huiszoekingen in Menen, Zwevegem, Avelgem, Wevelgem en Oudenaarde is 14 kilo drugs aangetroffen. Vijf mensen werden aangehouden. Het gaat om cocaïne, speed en cannabis, met een gezamenlijke straatwaarde van 180 000 euro. De politieagenten namen ook anabolica, vier handvuurwapens met munitie, drie voertuigen en 120 000 euro in beslag, naast verschillende gsm's, laptops en andere voorwerpen.

 

In de regio vraagt men zich af of nu ook andere vormen van criminaliteit vanuit Frankrijk Zuid-West-Vlaanderen en Henegouwen aan het binnensijpelen zijn en of u het beleid nog meer kunt controleren en of daar nog meer controle mogelijk is.

 

Mijn eerste concrete vraag betreft cijfers.

 

Hebt u zicht op de heel concrete cijfers betreffende de grenscriminaliteit in Zuid-West-Vlaanderen en Henegouwen? Ik heb het dan over de jongste twee tot drie maanden.

 

Ten eerste, u hebt ons vorig jaar in de commissie erop gewezen dat er sprake was van een forse daling van het aantal criminele feiten in deze twee regio's, het aantal criminele feiten gelinkt aan ‘crimineel toerisme’ uit Frankrijk. Er zou sprake zijn van een nieuwe opgang.

 

Ten tweede, bij mijn weten is dit de eerste keer dat een dergelijke grote drugsvangst wordt onderschept in Zuid-West-Vlaanderen. Hebt u intussen zicht op de herkomst van de drugs en van de bende? Gaat het om een rondtrekkende daderbende?

 

Ten derde, hebt u als minister de mogelijkheid om eventueel bijkomende federale middelen in te zetten? Dat is door de betrokken politiezones voorlopig nog niet gevraagd.

 

Ten vierde, mochten de daders toch uit Frankrijk komen, wordt dit fenomeen van criminaliteit dan op de agenda gezet tijdens uw onderhoud met uw Franse collega, de heer Valls? Welke maatregelen zou u voorstellen? Is het cameraschild al geïnstalleerd langs de grens en langs de grote invalswegen?

 

11.02 Minister Joëlle Milquet: Deze drugsactie werd uitgevoerd door de lokale politie onder leiding van de gerechtelijke overheid. De federale politie werd hierbij niet betrokken. Haar tussenkomst noch haar ondersteuning werd gevraagd, hoewel dit steeds mogelijk is bij grootschalige acties. Ik heb dus geen gegevens over de lokale politiezones die hieraan hebben deelgenomen. Als u meer informatie wenst te verkrijgen over dit gerechtelijk onderzoek of over het onderzoek naar de recente grenscriminaliteit, dan verwijs ik u door naar mijn collega van Justitie.

 

Het heeft geen zin om elk gerechtelijk onderzoek in de grensregio automatisch in verband te brengen met de grenscriminaliteit. Indien later het tegendeel zou blijken dan wordt dat uiteraard opgenomen in onze aanpak van grenscriminaliteit.

 

Uit de laatste cijfers van de grenscriminaliteit, daterend van midden februari 2014, blijkt dat het effect van onze aanpak zich nog steeds laat voelen. Begin 2012 telden wij tot bijna twintig feiten per maand. De laatste zes maanden zijn het er gemiddeld vier per maand. Dat is een grote daling. Intussen stijgen de feiten in Frankrijk.

 

Dit verplaatsingseffect wordt ook bevestigd door de Franse politiediensten. Inzake de maatregelen die werden genomen werd een persbericht gepubliceerd op de website van het kabinet. Dat behandelt onder andere een versterking van onze operatie inzake grenscriminaliteit en bevat een discussie omtrent de verdeling en plaatsing van de camera’s langs de grenzen. Zo worden de aantallen per land, voor Nederland, Frankrijk en België vermeld en waar dat juist gebeurt. Ook andere initiatieven met de drie landen komen aan bod.

 

11.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, het verheugt mij te vernemen dat de grenscriminaliteit onder controle is.

 

Ik zal de minister van Justitie vragen naar de resultaten van de drugsvangst. Indien zou blijken dat er zich een nieuwe vorm van grenscriminaliteit ontwikkelt die bijvoorbeeld met drugs te maken heeft, mag ik er dan redelijkerwijze van uitgaan dat dit ook wordt opgenomen in de gesprekken die u zult hebben met uw collega, minister Valls? Ik ga ervan uit dat u dit thema dan ook op de agenda zet.

 

11.04 Minister Joëlle Milquet: Het is een prioritair thema, wij hebben er meer dan twee uur over gepraat.

 

11.05  Peter Logghe (VB): Wij houden dat thema warm.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 22239 van mevrouw Slegers wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

12 Questions jointes de

- Mme Zoé Genot à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la lutte contre le viol et le suivi des engagements" (n° 22242)

- Mme Zoé Genot à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'absence d'analyse de genre dans la campagne de sensibilisation au viol" (n° 22439)

- Mme Zoé Genot à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le suivi de la campagne de sensibilisation 'Viol. Brisez le silence' et des engagements pris préalablement par les ministres compétents" (n° 22440)

12 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Zoé Genot aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de strijd tegen verkrachting en de follow-up van de afspraken dienaangaande" (nr. 22242)

- mevrouw Zoé Genot aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de afwezigheid van genderanalyse in de sensibiliseringscampagne met betrekking tot verkrachtingen" (nr. 22439)

- mevrouw Zoé Genot aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de opvolging van de sensibiliseringscampagne 'Verkrachting. Doorbreek de stilte' en de door de bevoegde ministers gedane beloften" (nr. 22440)

 

12.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, l'histoire du suivi des viols commis par des présumés taximen a remis en lumière l'importance d'un suivi rapide et efficace des affaires en matière de viol. Cela n'est pas toujours le cas. En l'occurrence, des images du violeur présumé n'ont été soumises aux compagnies de taxis qu'après un an. Entre-temps, de nouvelles victimes avaient été agressées par le ou les violeurs en question.

 

Ces mauvais suivis de dossiers de viol ne sont malheureusement pas des faits isolés. C'est pour cette raison, madame la ministre, que je vous avais déjà interrogée à ce sujet. Je souhaite y revenir calmement, parce que je pense qu'il s'agit vraiment un sujet important. Les femmes agressées ont beaucoup de mal à essayer de surmonter cette épreuve et reprendre leur vie en main.

 

Madame la ministre, je souhaite une nouvelle fois revenir sur le problème des trop nombreuses victimes de viol en Belgique et sur le suivi qui leur est réservé. À l'occasion du colloque consacré aux violences sexuelles qui s'est tenu le 8 mars 2013 au Sénat, vous avez, avec votre collègue Mme Onkelinx, recommandé une série de mesures pour mieux lutter contre le viol. Je vous ai questionnée à ce sujet en juin 2013 dans le but de savoir quelles actions ont été mises en œuvre afin de concrétiser les recommandations. Je voudrais revenir sur un ensemble de points.

 

En ce qui concerne le lancement d'une campagne dans le but d'inciter les victimes à porter plainte, vous annonciez, d'une part, la présentation en juillet 2013 d'un concept de plan de communication de campagne et, d'autre part, des actions concrètes dès la rentrée. Le jour où j'ai introduit cette question, vous avez lancé la campagne. Pour cette raison, j'ai rajouté deux questions plus précises à ce sujet.

 

Vous vous êtes également engagée à réaliser une étude en vue de mieux cerner le profil des auteurs de viols et leur mode opératoire. Vous avez annoncé avoir lancé, avec l'Institut, une étude exploratoire pour générer les résultats ciblés qui permettront de mieux cerner les auteurs de viols. Vous précisiez que cette étude s'appuierait sur l'analyse stratégique relative aux violences sexuelles au sein de la direction générale de la police judiciaire.

 

Quelles réponses ont-elles été données à l'appel d'offres? Pouvez-vous nous donner des informations quant à l'état d'avancement de cette étude? Est-elle éventuellement déjà publiée?

 

En ce qui concerne l'engagement de publier les scénarios de réaction rapide policière après les agressions, vous précisiez que la direction générale de la police judiciaire a d'abord effectué un travail de recensement et s'est ensuite penchée sur un travail de rédaction dans le but de disposer d'un manuel pédagogique reprenant l'ensemble des différentes mesures. Ce manuel est-il désormais publié? Dans l'affirmative, est-il déjà distribué et à qui?

 

De plus, vous vous êtes engagée à introduire des points appropriés d'accueil de la victime assurés par des membres civils pouvant être évalués périodiquement. Où en est l'introduction de ces points d'accueil?

 

Un autre thème abordé lors du colloque concernait les formations spécifiques pour la police dans le but d'améliorer l'accueil et l'accompagnement des victimes. À ce titre, vous vous êtes engagée à augmenter le nombre de ces formations. Que pouvez-vous nous dire quant au projet de formation spécifique pour les membres du personnel civil qui assurent ces points d'accueil? A-t-il déjà été agréé par la direction de la formation de la police fédérale? Vous annonciez également l'élaboration d'un mémo destiné au personnel d'accueil, tant le personnel du cadre que le personnel civil. Avez-vous distribué ce texte? Si oui, quand?

 

Il était également question de l'instauration d'une formation spécifique relative aux victimes majeures destinée aux policiers de première ligne qui s'organiserait en projet pilote dans l'académie de police de Flandre occidentale pour ensuite être étendue, après évaluation, à d'autres académies de police. Vous nous informiez que le groupe de travail traitant de la problématique de l'accueil et de l'assistance aux victimes finalisait le contenu des formations destinées aux policiers de première ligne. Les évaluations ont-elles pu être faites? Le travail de groupe est-il terminé? Qu'en est-il du test du projet de formation à l'entretien cognitif des enquêteurs?

 

En ce qui concerne l'amélioration de la récolte des données, pouvez-vous nous dire si la circulaire ViCLAS est bien publiée? Si oui, depuis quand?

 

Vous vous êtes aussi engagée à améliorer les conditions de l'audition de la victime et à encourager le recours aux auditions vidéofilmées. À l'occasion du colloque, vous parliez d'aménagements de locaux équipés de moyens techniques permettant de procéder systématiquement à des auditions vidéofilmées. Par la suite, vous précisiez que le service des sciences du comportement de la police fédérale analysait les différentes pistes d'amélioration. Où en est cette réflexion? Quelles actions ont-elles été entreprises pour concrétiser cette mesure? Où en est la réflexion avec la ministre Turtelboom sur cette question?

 

Vous vous êtes également engagée à mettre en place un réseau de policiers de référence spécialement chargés des enquêtes liées à la violence sexuelle, qui pourrait s'organiser par arrondissement. Pouvez-vous nous en dire davantage sur la mise en place de ce réseau? Comment les membres de ce réseau s'organisent-ils? Certains agents de police ont-ils été identifiés dans chaque zone?

 

Enfin, l'ensemble de ces mesures devait être intégré dans le groupe interfédéral Violences sexuelles chargé d'établir un plan d'action national sur les viols et attentats à la pudeur. Vous annonciez l'extension de ce plan qui était réservé aux victimes de violences commises par le partenaire à la sphère publique. Pouvez-vous nous dire si le plan d'action national est désormais établi et mis en œuvre? Je présume que le groupe interfédéral est dorénavant officiellement constitué. Pouvez-vous me dire les mesures qui ont d'ores et déjà été prises par ce groupe? Qui le constitue? À quelle date ont eu lieu ou auront lieu les différentes réunions?

 

J'en viens à mes questions qui font suite à votre conférence de presse sur la campagne de sensibilisation. Les premières étaient en effet antérieures.

 

12.02  Joëlle Milquet, ministre: Vous pouvez donc considérer que la conférence de presse est une réponse à ces premières questions.

 

12.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Non, car vous avez abordé la campagne. Mes questions concernent davantage ce dernier aspect.

 

Dans le communiqué de presse, il est fait mention du Moniteur de sécurité qui révèle qu'environ 90 % des victimes de viol ne portent pas plainte à la police pour diverses raisons. Ces faits ne figurent dès lors pas dans les statistiques criminelles policières. Au regard de ces chiffres, on ne peut qu'approuver la mise en place de cette campagne annoncée dans le cadre du colloque de 2013 consacré aux violences sexuelles.

 

Cependant, à y regarder de plus près, dans les outils mis en place, l'auteur est pratiquement absent. Quant à la victime, elle est présentée indifféremment comme un homme ou une femme avec simplement une différence du nombre de personnes concernées. Cette absence d'analyse de genre se retrouve dans la brochure mais aussi dans le clip présenté sur le site www.aideaprèsviol.be. Ce dernier fait mention de la phrase suivante: "Le viol n'a pas de sexe". Il faut avouer que cette phrase a beaucoup choqué les associations féminines car dans la réalité, on sait que le viol frappe particulièrement les femmes, pas seulement les victimes d'agressions sexuelles mais aussi toutes celles pour qui la menace ou la possibilité d'être victime en viennent à limiter leur propre liberté en évitant certains lieux, certains vêtements alors même qu'on sait que près de 80 % des viols ne sont pas le fait d'inconnus.

 

Pour s'attaquer à un problème, il faut commencer par l'analyser correctement, à savoir nommer les victimes comme les auteurs. Le viol est l'une des plus graves formes de violences à l'égard des femmes, comme vous l'indiquez vous-même dans le communiqué annonçant la campagne.

 

Dès lors, comment se fait-il que cette réalité soit neutralisée aussi bien dans le clip que dans la brochure qui l'accompagne? Comment combattre un phénomène sans le présenter pour ce qu'il est: une volonté de contrôler et avilir les femmes?

 

En ce qui concerne la campagne de sensibilisation "Viol, brisez le silence!", vous avez présenté, accompagnée de vos collègues, des nouvelles mesures dans le but d'améliorer l'accueil et le suivi des victimes de viol. Mais le communiqué de presse ne faisait pas mention d'une série de mesures dont vous aviez préalablement promis la mise en œuvre. Ainsi, il n'a été fait aucune mention de la mise en œuvre de l'étude visant à mieux cerner le profil des auteurs de viol, de l'introduction de points appropriés d'accueil de la victime, des mesures prises dans le but d'améliorer les conditions d'audition des victimes et de la mise en place d'un réseau de policiers de référence.

 

Pouvez-vous nous en dire d'avantage sur l'état d'avancement de ces mesures?

 

L'ensemble de la campagne met en avant la police comme interlocuteur privilégié des victimes. Un accompagnement à plus long terme pris en charge par d'autres acteurs est-il prévu? Si oui, quels sont ces acteurs? Pouvez-vous également nous dire si des dispositions ont été prévues dans le cas où les victimes ont effectué des démarches pour parler de leur agression, sans toutefois vouloir porter plainte?

 

En parcourant les différentes brochures, textes et clips mis à disposition des victimes, on constate une absence de mesures préventives. Pouvez-vous nous expliquer pourquoi?

 

Enfin, ma collègue Laurence Meire vous a interrogé le mercredi 12 février au sujet des mesures prises dans le cadre de la lutte contre les violences sexuelles. Dans votre réponse, vous avez fait mention d'une note exposant un certain nombre de problèmes liés au sujet qui fera partie de toutes les discussions d'adaptation du nouveau plan d'action national. Cette note est-elle publique? Pouvez-vous me la transmettre?

 

12.04  Joëlle Milquet, ministre: Madame la présidente, je vais essayer de donner une réponse plus courte que ne l'était la question.

 

Je crois qu'on peut tout dire mais on ne peut pas dire qu'en matière de lutte contre la violence à l'égard des femmes et de viol nous n'avons pas pris nos responsabilités, avec toutes les femmes du gouvernement. Quand nous disons des choses, nous les mettons en œuvre. Comme vous venez de le dire, vous vous interrogez sur une campagne. Nous l'avions annoncée et nous l'avons faite! Il s'agit d'une campagne importante pour sensibiliser les gens à la problématique du viol ainsi qu'au fait de parler à son entourage, et pas nécessairement à la police. Elle insiste également sur les différents éléments de prise en charge et d'accueil. Il est clair que le but est bien d'inciter à porter plainte. Comme vous l'avez dit, un des gros problèmes est la peur d'aller porter plainte et il est évidemment lié à la problématique de l'accueil des victimes.

 

Cette campagne est donc vraiment très importante. Nous l'avons réalisée avec une série de partenaires, dont Amnesty International, qui en est ravie, et les conseils des femmes francophone et néerlandophone.

 

L'étude pour mieux cerner les profils des auteurs et leur mode opératoire est réalisée et nous examinons actuellement, avec l'Institut, la façon de la diffuser et de la communiquer au mieux afin d'éviter des effets pervers et d'avoir des résultats efficaces.

 

Vous avez simplement oublié que le 25 novembre, à l'occasion de la Journée internationale pour l'élimination de la violence à l'égard des femmes, j'ai lancé à toutes les zones de police un important mémorandum sur l'accueil des victimes. Il a été conçu par des groupes de travail mis en place après le colloque du 8 mars et à l'intention du personnel de premier accueil. L'accent a été mis sur tous les comportements de nature à assurer à la victime la compassion, l'humanité mais aussi le professionnalisme qu'elle est en droit d'attendre. Un deuxième volet plus important est en cours de finalisation.

 

Dans le scénario élaboré par la police, un long chapitre est consacré à l'audition. À cet égard, une checklist a été établie et reprend l'ensemble des questions et des étapes à parcourir lors de l'audition des victimes et des auteurs de violences sexuelles. L'audition audiovisuelle d'adultes, victimes de délits de mœurs, est aussi possible. Nous avons également avancé sur ce point.

 

En ce qui concerne les magistrats de référence, il y en 14 en matière de délits de mœurs. Un réseau de type identique s'est également mis en place au niveau de la police. De plus, dans le cadre de l'optimalisation et de l'organisation avec le regroupement des directeurs judiciaires, nous allons pouvoir renforcer les spécialisations des magistrats de référence en pool par arrondissement. Il s'agit aussi d'une économie d'échelle et d'une concentration nécessaire.

 

Une note rédigée par l'Institut dresse l'inventaire des problèmes et doit alimenter le prochain Plan d'action national de lutte contre les formes de violence à l'égard des femmes. Elle a été faite et est sur le site internet. Elle est rendue publique. Elle permettra précisément d'intégrer toute cette problématique dans le nouveau Plan d'action national, c'est-à-dire non plus limité uniquement à la violence domestique, pas interne, privée entre partenaires mais qui examine aussi la violence publique à l'égard des femmes, notamment le viol.

 

Lors de la réunion du groupe de travail consacrée à ce plan d'action, prévue pour très prochainement, il ne sera plus uniquement question de cet inventaire de problèmes, mais surtout de toutes les mesures préventives et mesures d'approche multidisciplinaires.

 

Pour bien marquer notre volonté de ne pas nous limiter à la police, nous avons coopéré avec Mme Turtelboom, ministre de la Justice, et Mme Onkelinx, ministre de la Santé. C'est ainsi que, comme nous nous y étions engagées, elle a présenté, lors de la conférence de presse du 14 février, diverses mesures concernant les hôpitaux, les kits après viol, plus d'autres propositions de la ministre de la Justice. Énormément de réponses ont donc été apportées à cette occasion.

 

12.05  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, comme nous l'avons vu dans l'affaire du suivi de l'affaire des taximen violeurs, certains commissariats n'accordent pas une réelle priorité au phénomène. C'est pourquoi cette question du scénario de réaction rapide est importante.

 

Vous dites qu'un chapitre important a été consacré aux auditions; c'est déjà appréciable. Mais il reste nécessaire qu'après l'audition, l'action soit poursuivie et pas enfouie dans les tiroirs.

 

12.06  Joëlle Milquet, ministre: C'est bien ce qui a été précisé avec les services d'accompagnement.

 

12.07  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Un suivi policier reste indispensable. Il s'agit de mettre rapidement la main sur les agresseurs. S'il faut déjà un an pour extraire des images de caméras de surveillance et les soumettre aux compagnies de taxis afin de trouver l'identité de la personne, nous restons dans une situation inadmissible.

 

12.08  Joëlle Milquet, ministre: Je suis d'accord, mais les policiers ne travaillent pas seuls: ils sont soumis à la décision de juges d'instruction.

 

12.09  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Bien sûr, mais j'ai interpellé Mme Turtelboom à ce sujet pour marquer mon étonnement quant au suivi des enquêtes policières. Dans plusieurs cas d'agression, j'ai entendu les mêmes témoignages: l'impression demeure qu'il s'agit d'enquêtes à mener après toutes les autres.

 

12.10  Joëlle Milquet, ministre: Je vous comprends, mais ce n'est pas ainsi. La police doit recevoir l'ordre d'agir pour agir: elle travaille toujours sur ordre au niveau judiciaire. C'est un problème qu'on retrouve dans d'autres types de dossiers, comme parfois ceux liés au radicalisme. On aimerait pourtant voir les choses s'accélérer.

 

12.11  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Mme Turtelboom devrait vraiment donner davantage de moyens d'agir.

 

12.12  Joëlle Milquet, ministre: Il ne s'agit pas uniquement du fait de Mme Turtelboom: vu l'indépendance de la justice, les décisions dépendent des juges d'instruction.

 

Je change de sujet. À un moment, dans les matières que je traite, comme le terrorisme, un questionnement devient indispensable: l'encadrement et le statut du juge d'instruction.

 

Je pense qu'une réflexion à ce sujet est nécessaire. Je crois que des choses doivent pouvoir être cadrées autrement en termes de timing, de management et de priorités. En termes de sécurité publique, j'en suis persuadée. Nous n'avons pas toujours les mêmes…

 

12.13  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Là, en matière de suivi des viols, je ne peux que constater qu'en effet ce n'est pas assez une priorité. Je vais revenir sur des éléments qui relèvent davantage de vos compétences. Par rapport à l'introduction de points d'accueil appropriés, vous me dites avoir envoyé un mémorandum. Est-ce la même chose? J'avais l'impression que cela allait être…

 

12.14  Joëlle Milquet, ministre: Il s'agit d'une série de recommandations aux zones: comment accueillir, les choses à ne pas faire, etc.

 

12.15  Zoé Genot (Ecolo-Groen): D'accord. Qu'en est-il des formations spécifiques pour les civils et pour les policiers de première ligne?

 

12.16  Joëlle Milquet, ministre: Cela est prévu. Nous sommes en train de changer la formation de base. Nous avons ajouté des modules complémentaires, notamment un module relatif à la diversité et au racisme, et des modules sur de nouvelles adaptations à des problématiques de citoyenneté, dont notamment la question du genre et la manière dont ce genre de choses est traité.

 

12.17  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Au colloque, nous avons entendu l'expérience de l'académie de police de Flandre occidentale. Cela avait l'air vraiment bien.

 

12.18  Joëlle Milquet, ministre: Toute la réforme est prête en ce qui concerne la formation. Elle va être présentée prochainement, c'est une question de timing. Cela sera expliqué. Toutes ces thématiques seront prévues dans des modules complémentaires actuellement introduits relatifs aux thèmes de société.

 

12.19  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Qu'en est-il du réseau de policiers de référence, pour que lorsqu'un même violeur agit de la même manière dans plusieurs zones, l'on s'en rende compte par croisement?

 

12.20  Joëlle Milquet, ministre: Cela est mis en place, via l'optimalisation. À partir du 1er juin, les arrondissements seront regroupés dans des grands arrondissements judiciaires. Nous en aurons alors un pour tout un arrondissement judiciaire provincial, qui pourra dès lors être renforcé, peut-être, avec deux personnes, pour pouvoir travailler justement en réseau.

 

L'idée est d'avoir de plus en plus de policiers de référence par rapport aux phénomènes de grande ampleur. Nous pourrons justement mettre les cellules en œuvre plus facilement dans un grand arrondissement. Cela fait vraiment partie… C'est déjà le cas, mais maintenant nous sommes en train de l'officialiser dans le cadre de la grande réforme à un niveau provincial.

 

12.21  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Merci. Dernière chose à laquelle vous n'avez pas répondu: pourquoi a-t-on nié les femmes dans la campagne? "Le viol n'a pas de sexe", c'est vraiment une phrase choquante pour les personnes qui ont été victimes. On sait que les auteurs de viols sont dans 99 % de cas des hommes.

 

12.22  Joëlle Milquet, ministre: Nous n'avons pas nié les femmes. Cette campagne vise essentiellement les femmes. Les témoignages sont essentiellement de femmes. C'est simplement vouloir dire que, parfois, hélas, cela se passe aussi à l'égard d'enfants. Ce n'était pas tellement vis-à-vis des hommes. Il n'y a quand même pas non plus de grand phénomène… C'était plutôt à l'égard d'autres victimes.

 

12.23  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la ministre, si vous le destiniez aux enfants, alors le clip n'est pas du tout approprié.

 

12.24  Joëlle Milquet, ministre: Non, mais ce n'était pas le but en tant que tel.

 

12.25  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Je vous remercie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Vraag nr. 22257 van mevrouw Leen Dierick wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

13 Vraag van de heer Koenraad Degroote aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de informatie uit de bevolkingsregisters" (nr. 22269)

13 Question de M. Koenraad Degroote à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les informations extraites des registres de population" (n° 22269)

 

13.01  Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, begin januari hebben we uw omzendbrief ontvangen waarin staat dat het werven van leerlingen en het zich positioneren op de schoolmarkt, niet tot de kerntaken van een school behoren en dus niet worden beschouwd als een taak van openbaar nut.

 

Bijgevolg kunnen geen lijsten worden verstrekt om leerlingen van het laatste jaar van het lager onderwijs te laten aanschrijven door scholen van het middelbaar onderwijs. Aangezien dat voorbeeld expliciet in de omzendbrief wordt vermeld, steken interpretatieproblemen de kop op.

 

Verschillende scholen zijn immers van mening dat zij nog steeds recht hebben op geboortelijsten als het gaat om de instapleeftijd. Zij vinden het immers de taak van de school de instapleeftijd te promoten bij ouders, wat zij niet kunnen doen zonder over dergelijke gegevens te beschikken.

 

Hoe moet de aangehaalde omzendbrief worden geïnterpreteerd?

 

Is het volledig verboden eender welke lijst aan eender welke school te bezorgen in het raam van leerlingenwerving? Is er enkel een verbod bij de overgang van het lager naar het middelbaar onderwijs en bij de overgang van het kleuteronderwijs naar het lager onderwijs, en dus niet wat betreft het promoten van de instapleeftijd?

 

13.02 Minister Joëlle Milquet: Zowel in de algemene onderrichtingen betreffende het houden van de bevolkingsregisters als in de omzendbrief van 6 januari 2014 betreffende het afleveren van personenlijsten aan scholen, wordt verduidelijkt dat het werven van leerlingen en het zich positioneren op de schoolmarkt door een school niet als een taak van algemeen belang kan worden beschouwd, zodat binnen dat raam geen personenlijsten aan scholen kunnen worden bezorgd.

 

Onder scholen dienen hier duidelijk te worden begrepen zowel de hogescholen, de secundaire scholen, de basisscholen als de kleuterscholen, ongeacht het onderwijsnet waartoe de scholen behoren.

 

In tegenstelling tot wat bepaalde kleuterscholen beweren, hebben zij geen personenlijsten nodig binnen het raam van hun bijdrage tot kleuterparticipatie.

 

Zoals blijkt uit de omzendbrief van 22 juni 2007 van het departement Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap in verband met de maatregelen ter stimulering van de participatie van kleuters aan het onderwijs, is het in de eerste plaats de taak van Kind en Gezin om mee te werken aan acties ten aanzien van ouders van niet-ingeschreven kleuters, waarbij Kind en Gezin bij deze ouders kan peilen naar de reden van niet-inschrijving. Kind en Gezin beschikt hiervoor over een nominatieve lijst van niet-ingeschreven kleuters die zij, met het akkoord van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, heeft bekomen van het departement Onderwijs.

 

In de mate dat kleuterscholen binnen het raam van de zorg voor kleuterparticipatie contacten moeten leggen met ouders van niet-ingeschreven kleuters dient dit te gebeuren in overleg en samenwerking met Kind en Gezin en kunnen zij via Kind en Gezin over de contactgegevens van de niet-ingeschreven kleuters beschikken, zonder dat hiervoor personenlijsten moeten worden aangevraagd aan de gemeenten.

 

Dat is meer een taak voor Kind en Gezin, maar dat is noodzakelijk.

 

13.03  Koenraad Degroote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord dat zorgt voor de nodige duidelijkheid ten aanzien van de interpretatie van scholen. Zij zoeken misschien naar achterpoortjes, maar dat is dus niet mogelijk.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Samengevoegde vragen van

- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de verhindering van een uitzetting door een Brussels parlementslid" (nr. 22290)

- mevrouw Jacqueline Galant aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het incident met een Brusselse volksvertegenwoordigster tijdens een poging tot uitzetting" (nr. 22382)

- mevrouw Zoé Genot aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het instellen van een onderzoek tegen een aantal politieagenten naar aanleiding van een gestaakte poging tot repatriëring van meerdere personen naar de DRC" (nr. 22488)

- de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de mislukte repatriëring en de betrokkenheid van Brussels parlementslid Gisèle Mandaila" (nr. 22539)

14 Questions jointes de

- M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "une expulsion entravée par une parlementaire bruxelloise" (n° 22290)

- Mme Jacqueline Galant à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'incident survenu avec une députée bruxelloise lors d'une tentative d'expulsion" (n° 22382)

- Mme Zoé Genot à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'ouverture d'une enquête à l'encontre de certains membres de la police faisant suite à l'interruption d'une expulsion de plusieurs passagers à destination de la RDC" (n° 22488)

- M. Theo Francken à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'implication de Mme Gisèle Mandaila, parlementaire bruxelloise, dans une tentative non aboutie de rapatriement" (n° 22539)

 

14.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, het is niet de eerste keer dat parlementsleden, vaak nieuwe Belgen, de uitzetting van uitgeprocedeerde en uitgewezen mensen verhinderen. Zoals u weet zijn gedwongen uitzettingen, zeker als ze gebeuren op een vlucht met andere burgers, steeds delicate operaties, onder meer omdat het bij elke uitzetting vrij gemakkelijk is om op de gevoelens van de mensen in te spelen. Voor politiemensen is dit dus een zeer moeilijke opdracht. Door onder meer de actie van een Brussels parlementslid werd de uitzetting van een Congolese vrouw onlangs onmogelijk gemaakt.

 

Vreemd vond ik echter uw reactie. Als minister liet u weten dat u een onderzoek instelt naar de acties van de politiemensen aan boord.

 

Ik heb enkele concrete vragen voor u. Hoeveel gedwongen…

 

14.02 Minister Joëlle Milquet: (…)

 

14.03  Peter Logghe (VB): Ik ga het zo beperkt en concreet mogelijk houden. Op de eerste vraag mag u trouwens wat mij betreft gerust schriftelijk antwoorden.

 

Ik zou van u willen weten hoeveel gedwongen uitzettingen met vliegtuigen er de jongste jaren onmogelijk werden gemaakt. Wie verhinderde het vertrek van die vliegtuigen? Werden er tegen de burgers of tegen de parlementsleden die de uitzettingen verhinderden gerechtelijke of politieke acties ondernomen?

 

Is er wat uw onderzoek in deze zaak betreft intussen duidelijkheid? Werden alle procedures gevolgd? U zou een sanctie uitvaardigen tegen de politiemensen als die een fout zouden hebben gemaakt bij de behandeling. Wat als blijkt dat burgers of parlementsleden fouten hebben gemaakt en het werk dat de politiemensen gewoon volgens de regels uitvoerden ernstig hebben gehinderd, legt u dan sancties op tegen die burgers?

 

Als blijkt dat de uitzetting van uitgewezen mensen niet lukt op deze manier, op openbare vluchten met onder meer toeristen, met welke wijzigingen houdt u dan rekening om die gedwongen uitzettingen wel mogelijk te maken? Denkt u er dan aan om vluchten meer geconcentreerd met verschillende landen samen te organiseren? Hoe zult u het aanpakken om het resultaat toch wat op te krikken?

 

14.04  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, le samedi 15 février dernier, une députée bruxelloise a été débarquée de force de l'avion qui devait l'emmener vers Kinshasa. Elle annonce vouloir porter plainte suite aux coups qu'elle aurait reçus dans le fourgon qui l'emmenait au poste de police de l'aéroport de Zaventem.

 

Cette altercation trouve son origine dans l'expulsion d'une jeune femme qui se serait déroulée dans des conditions inhumaines, selon la députée, qui a pris des photos de deux policiers retenant de force la jeune femme renvoyée à Kinshasa.

 

Madame la ministre, le même jour vous avez exigé l'ouverture d'une enquête suite à cet incident.

 

Le SLFP Police, quant à lui, estime le comportement de la députée totalement déplacé et exige que "des mesures soient prises à l'encontre de ceux qui se couvrent de leur immunité pour bafouer des règles démocratiques élémentaires".

 

De plus, ce même syndicat juge inadéquat votre réaction, déplorant notamment le manque de soutien aux policiers chargés de cette mission. Selon le SLFP Police, "des actions nécessaires seront menées si les collègues ne reçoivent pas illico le soutien nécessaire et légitime de leur ministre de tutelle".

 

Madame la ministre, où en est l'enquête?

 

14.05  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik wil mij aansluiten bij alvast een van de vorige sprekers.

 

Wat is er juist op dat vliegtuig gebeurd? Graag een zeer gedetailleerde en chronologische weergave van de feiten. Wat zegt het rapport van de inspectie? Wat zijn de gerechtelijke precedenten van de vrouw die werd verwijderd? Ik zou dit toch wel eens willen weten, want er wordt heel wat medelijden met die vrouw opgewekt. Ik zou willen weten of die vrouw een strafblad heeft. Heeft zij gerechtelijke precedenten?

 

Het is niet de eerste keer dat een gedwongen repatriëring wordt afgeblazen wegens onrust op het vliegtuig. Het is ook niet de eerste keer dat een annulering mede te wijten is aan een tussenkomst van een passagier. Het is zelfs niet de eerste keer dat een parlementariër betrokken partij is. Zo kan het niet langer. Bent u van plan een wettelijk kader te creëren dat het verhinderen van repatriëringen, net als ander politiewerk, strafbaar maakt? Dit laatste is in al onze buurlanden het geval. Wat is uw mening daarover?

 

Wat gebeurt er met de vijf personen die de repatriëring probeerden te verhinderen? Welke aanklacht loopt er tegen hen? Welke strafmaat kan daarbij worden gehanteerd? Wat zijn de gevolgen voor mevrouw Mandaila?

 

Ik wil hieraan nog even toevoegen dat ik uw reactie, mevrouw de minister, enorm betreur. Ik begrijp dat u in Brussel een grote Congolese achterban heeft en dat de verkiezingen nabij zijn, maar ik heb moeite met de manier waarop u zaken insinueerde en onmiddellijk een verslag eiste. Bij een repatriëring wordt er immers altijd een verslag opgemaakt, zeker als er een incident is geweest. U zou beter mevrouw Mandaila eens op haar vingers tikken.

 

Ik vind niet dat parlementsleden repatriëringspogingen moeten onderbreken. Dit was trouwens niet de eerste keer. Wij hebben dit reeds meegemaakt met andere Franstalige parlementsleden die daarbij zwaar over de schreef zijn gegaan. Ik denk bijvoorbeeld onder andere aan mevrouw Saïdi. Ook vernoem ik mevrouw Khattabi en nu mevrouw Mandaila.

 

Het is blijkbaar heel populair om dat te doen en ten opzichte van de achterban is dat kennelijk goed, want die denkt dat alles wat met gedwongen uitwijzingen te maken heeft, heel onmenselijk verloopt. Er wordt steeds verwezen naar gevallen van ruim twintig jaar geleden, maar die situaties zijn natuurlijk niet met de huidige situatie vergelijkbaar, integendeel.

 

Mevrouw de minister, daarom moet ik zeggen dat ik toch wat geschrokken ben van uw reactie, die ik ook wel wat betreur. Daarin sta ik niet alleen, want als ik mij niet vergis, heeft ook de politievakbond gereageerd, waarna u de politievakbond verweet politieke spelletjes te spelen. Wie speelt er hier eigenlijk politieke spelletjes?

 

14.06  Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, je ne peux pas accepter de tels propos!

 

Des faits se produisent un samedi. Des hommes politiques qui sont à 150, 200, 300 kilomètres savent mieux dans la minute ce qui s'est passé. C'est hallucinant! C'est faire preuve d'une grande objectivité!

 

Je suis ministre de l'Intérieur. Que ce soit un fait ou un autre, en cas de plainte, quand un avion doit s'arrêter, débarquer des passagers, stopper une expulsion, quand c'est médiatisé et que des contestations fusent, quel est mon devoir? De juger? Non! De demander une enquête objective de l'Inspection générale? Oui!

 

Tel est mon devoir. Et ce n'est pas celui des syndicats de la police de jouer et de faire de la politique. S'ils veulent faire de la politique, qu'ils en fassent! Mais en tant que ministres de l'Intérieur, M. Dewael, Mme Turtelboom, néerlandophones, francophones, nous avons tous agi de la même façon!

 

Un problème, une enquête! C'est ainsi qu'on travaille! Je suis désolée!

 

Ce n'est pas parce qu'il s'agit d'étrangers, de francophones, etc. qu'il y a a priori une version bonne ou mauvaise. Je veux de l'objectivité. J'ai demandé un rapport; je l'ai reçu. Il n'est pas complet. J'ai demandé un complément d'enquête. Point! J'ai dit quelque chose? Non! Mais je demande une enquête, oui! C'est mon devoir!

 

Que les policiers effectuent d'abord leurs tâches avant de jouer avec les syndicats qui, dans la seconde, disent tout et n'importe quoi! Est-ce parce que vous demandez une enquête que vous êtes contre la police ou quelqu'un d'autre? Bien sûr que non! Vous faites simplement votre travail de manière objective.

 

Mijnheer Logghe, in 2013 werden er 1 900 escortes door de federale luchtvaartpolitie op passagiersvluchten gepland, waarvan er 1 168 werden uitgevoerd. De niet-uitgevoerde escortes werden stopgezet bij beslissing van de boordcommandant of van de begeleidende politiemensen wegens het verzet van de betrokken persoon en niet wegens het verzet van Franstalige parlementariërs. Dat is een vaker voorkomend fenomeen dan dat er politieke spelletjes zouden worden gespeeld.

 

Ten tweede, naast escortes op passagiersvluchten organiseert de Dienst Vreemdelingenzaken collectieve gedwongen repatriëringen met beveiligde vluchten. Tijdens de al meer dan honderd beveiligde vluchten sinds het jaar 2000 zijn er geen noemenswaardige incidenten geweest en werden er nooit escortes geannuleerd. Dat is natuurlijk een beetje gemakkelijker dan met een groot aantal passagiers. De passagiers hebben ook het recht op een eigen standpunt.

 

In mijn opdracht heeft de Algemene Inspectie een administratief onderzoek uitgevoerd naar het incident op zaterdag 15 februari 2014. Dat was mijn plicht, dat was een officiële taak en dat was noodzakelijk. Ten gevolge van het incident besliste de boordcommandant dat de repatriëring niet kon doorgaan. Er waren klachten en er waren diverse interpretaties van de feiten. Dus moeten we absoluut een objectief beeld van de verschillende gebeurtenissen hebben. In dergelijke gevallen wordt tevens proces-verbaal opgesteld voor inbreuken op de wetgeving inzake de reglementering van de luchtvaart.

 

Bij een escorte volgt de federale luchtvaartpolitie het stappenplan, opgesteld door de commissie-Vermeersch en vastgelegd in een richtlijn van 2006.

 

Het betekent dat de politie na een eerste poging tot vrijwillig vertrek zonder dwang, een tweede poging onderneemt tot gedwongen vertrek zonder escorte. Daarna gaat de politie over tot de organisatie van een escorte op een klassieke lijnvlucht. Indien de derde poging om welke reden dan ook niet slaagt, overweegt de overheid – de Dienst Vreemdelingenzaken – een nieuwe escorte op een klassieke lijnvlucht, of om de personen te verwijderen via een beveiligde vlucht.

 

Zo is mevrouw Esangelo Bosseko op donderdag 20 februari 2014 zonder verdere problemen vertrokken met een vlucht van SNBA naar Kinshasa. Mevrouw Esangelo Bosseko is niet bekend voor gerechtelijke feiten in de ANG.

 

14.07  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik ben toch nog wat verbaasd door uw heftige reactie, helemaal in het begin.

 

14.08 Minister Joëlle Milquet: Ik ben verbaasd door de vragen.

 

14.09  Peter Logghe (VB): Mijn vragen waren heel duidelijk en cijfermatig. Ik heb van u willen vernemen hoeveel parlementsleden een uitzetting hebben verhinderd, maar u hebt daarop geen antwoord gegeven.

 

14.10 Minister Joëlle Milquet: Drie.

 

14.11  Peter Logghe (VB): Maar daar zijn voorts geen gevolgen aan gegeven. Die personen zijn niet aangeklaagd, er is ook geen klacht tegen hen ingediend of geen onderzoek gestart naar die parlementsleden.

 

Volgens mij behoort het niet tot de taak van een parlementslid om uitzettingen te verhinderen die via de normale procedure tot stand zijn gekomen. Dat was de strekking van mijn vraag.

 

Ik neem er in elk geval nota van dat er 1 940 federale escortes werden georganiseerd in 2013, waarvan 1 168 wel werden uitgevoerd en 730 niet werden uitgevoerd. Ik vind dat laatste een vrij hoog cijfer. Juist daarna hebt u gezegd dat er 100 beveiligde vluchten plaatsvonden sedert 2000, waarbij er zich geen enkel probleem voordeed.

 

14.12 Minister Joëlle Milquet: Maar die zijn daarna uitgevoerd. Ik spreek over een eerste incident.

 

14.13  Peter Logghe (VB): Goed, maar 730 zijn er niet uitgevoerd. Daar zijn er toch wel problemen geweest.

 

14.14 Minister Joëlle Milquet: Als er verzet is en als de commandant beslist om de operatie te beëindigen, is dat ook om veiligheidsredenen. Dat staat ook zo in de aanbevelingen van de commissie-Vermeersch.

 

14.15  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, de strekking van mijn betoog is alleen de volgende. De 100 beveiligde vluchten zijn in veel betere omstandigheden verlopen. Daarmee zijn eigenlijk geen problemen geweest, zoals u zelf zei, terwijl er bij de vluchten met federale escorte heel wat problemen waren.

 

De politieagenten die dat moeten begeleiden, hebben het emotioneel moeilijk. Dat is geen gemakkelijke taak. Ik zou u willen waarschuwen voor te heftige reacties tegenover de politie in de zin van ze doen aan politieke spelletjes enzovoort.

 

14.16 Minister Joëlle Milquet: Ik heb geen enkele reactie gekregen. Ik heb alleen een beslissing genomen een onderzoek te lanceren, omdat er verschillende interpretaties waren. Ik heb verder niets gezegd. Ik heb niemand beschuldigd. Dat is vreselijk. Als ik de heer Dewael zou zijn, zou iedereen dat een heel goed voorstel vinden, maar van een Franstalige minister aanvaardt men dat niet.

 

14.17  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik wil u alleen maar wijzen op het feit dat u die politiemensen moet blijven motiveren.

 

14.18  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

Effectivement, des parlementaires, des pilotes, des citoyens lambda se lèvent parfois parce qu'ils ont peur que quelqu'un soit mal en point ou ait besoin d'aide. Cette façon de réagir est, selon moi, tout à leur honneur. Il est arrivé que des citoyens ne se soient pas manifestés alors qu'il y avait des risques pour la vie d'autrui, et ce fut problématique.

 

Ce faisant, j'estime que votre réaction, madame la ministre, est légitime. Il faut avoir des éclaircissements sur ce qui s'est exactement passé. Les policiers qui ont bien fait leur travail n'ont aucune crainte à avoir. Ils sont normalement munis de caméras, etc. Nous pourrons donc savoir précisément ce qui s'est réellement passé. En revanche, si des policiers ont porté des coups sur une citoyenne qu'elle soit parlementaire ou non, l'ont insultée en tenant des propos racistes, etc., lesdits policiers ont, pour leur part, des craintes à avoir.

 

14.19  Theo Francken (N-VA): Mevrouw de minister, u drukt zich op een vrij rare manier uit.

 

Als ik het goed begrijp, waren er 1 900 uitzettingen gepland in 2013, waarvan er 1 168 zijn doorgegaan. De andere uitzettingen zijn niet doorgegaan wegens protest van passagiers op het vliegtuig.

 

14.20 Minister Joëlle Milquet: Neen, neen, neen.

 

14.21  Theo Francken (N-VA): Dat hebt u gezegd.

 

14.22 Minister Joëlle Milquet: Neen. Het gaat om protest van de betrokken personen of van de commandant.

 

14.23  Theo Francken (N-VA): Ik heb daar al vragen over gesteld. Ik geloof dat niet.

 

14.24 Minister Joëlle Milquet: Dat is trouwens een materie voor Maggie De Block.

 

14.25  Theo Francken (N-VA): Ongeveer 20 % van de uitzettingen gaat niet door wegens protest van de betrokken persoon, passagiers of de boordcommandant. Uw cijfers liggen veel hoger. Het gaat om één op drie of zelfs nog meer, bijna 35 à 40 %.

 

Volgens mij zijn daar ook de uitzettingen bij, die werden geannuleerd omdat er finaal nog beroep werd aangetekend of geen laissez passer wordt afgeleverd door de ambassade. Die cijfers kloppen totaal niet. U maakt ons gewoon iets wijs. Het kan niet dat dat 40 % bedraagt. Het zou de eerste keer zijn dat ik dat hoor. Het zou mij enorm verbazen dat 732 van de 1 900 geplande uitzettingen niet zijn doorgegaan wegens protest van de betrokken persoon of een beslissing van de boordcommandant. Dat zou mij ten zeerste verbazen. Ik hoop dat u zeker bent van uw stuk als u cijfers geeft over zo’n delicaat onderwerp.

 

U zegt dat u een onderzoek vraagt, omdat u dat moet doen. Dat onderzoek komt er sowieso, dat is de standaardprocedure na een incident. U kunt daar wel veel poeha over verkopen, maar u hoeft dat niet te vragen. Als u dat niet had gedaan, dan had u ook een rapport gekregen.

 

U zegt dat het rapport niet objectief was en dat u bijkomend onderzoek heeft gevraagd.

 

14.26 Minister Joëlle Milquet: Dat heb ik niet gezegd. Stop maar.

 

Ik herhaal mijn zin: de niet-uitgevoerde escortes werden stopgezet bij beslissing van de boordcommandant of van de begeleidende politiemensen wegens het verzet van de betrokken personen. Ik heb het niet over passagiers.

 

14.27  Theo Francken (N-VA): Daar geloof ik niets van.

 

14.28 Minister Joëlle Milquet: Ik heb niet gezegd dat de resultaten van het onderzoek niet objectief waren. Ik heb gevraagd om aanvullende elementen. Dat is totaal iets anders.

 

14.29  Theo Francken (N-VA): We zullen het letterlijke verslag wel bekijken. U hebt gezegd dat u een objectief beeld wilt krijgen, dus neem ik aan dat het rapport dat nu gemaakt is, u geen objectief beeld verschaft.

 

14.30 Minister Joëlle Milquet: Neen, dat heb ik niet gezegd.

 

14.31  Theo Francken (N-VA): Waarom zegt u dan dat u een bijkomend onderzoek nodig hebt om een objectief…

 

14.32 Minister Joëlle Milquet: Dat is mijn taak, dat is mijn plicht.

 

Ik heb meer aanvullende elementen nodig.

 

14.33  Theo Francken (N-VA): Wanneer zal dat rapport dan klaar zijn? Het is intussen al een heel aantal weken geleden. Ik dacht dat het rapport van de Algemene Inspectie al na twee of drie dagen op uw bureau lag? Wanneer komt het bijkomende rapport dan? Over een jaar?

 

14.34 Minister Joëlle Milquet: Weet u wat hiervoor de reden is? Er is een gerechtelijke klacht van een parlementariër over de feiten. Wij hebben te maken met twee lopende procedures.

 

De eerste klacht betrof een mondelinge klacht. Nu is er sprake van een gerechtelijke klacht die door mevrouw Mandaila werd ingediend.

 

Dat is dus niet mijn fout!

 

14.35  Theo Francken (N-VA): Ik zeg toch niets? U hoeft zich zo niet op te winden!

 

Ik stel u gewoon de vraag wat er in het rapport van de Algemene Inspectie stond. Wie doet het bijkomende onderzoek? Dat er een klacht werd ingediend, doet eigenlijk niets ter zake. De Algemene Inspectie doet altijd een onderzoek als er een incident is geweest. Hun rapport ligt enkele dagen na de feiten op tafel. Wat stond er in dat rapport? Is de politie volgens de Algemene Inspectie al dan niet over de schreef gegaan? Dat zou ik willen weten.

 

U wilt zich een objectief beeld kunnen vormen en daarom hebt u een bijkomend onderzoek gevraagd. Aan wie hebt u dat onderzoek gevraagd? Aan de Algemene Inspectie? Is zij het incident nog aan het onderzoeken? Vinden er nog bijkomende ondervragingen plaats in de zaak? Wie voert het bijkomende onderzoek? Ik zou dat willen weten.

 

Ik zou ook willen weten wat er in het eerste rapport van de Algemene Inspectie stond.

 

14.36 Minister Joëlle Milquet: Misschien kent u het recht niet, maar ik wel! Er is momenteel sprake van een gerechtelijk onderzoek. Ik zal hier geen aanvullende elementen geven. Dat is totaal verboden!

 

Er was sprake van verschillende problemen in de zaak. U weet dat heel goed!

 

Een eerste probleem betreft het gedrag van de betrokken vrouw. Ik weet het niet. Dat is een klassiek onderzoek.

 

Een tweede probleem betreft de klacht van een parlementslid over de problemen in verband met de procedure en het gedrag van sommige personen.

 

Er is nog een ander feit, met name de manier waarop zes passagiers van het vliegtuig werden aangehouden. Ik weet het niet.

 

Ik heb een onderzoek naar beide feiten bevolen om een objectief verslag te krijgen. Er is een gerechtelijke procedure in handen van de gerechtelijke autoriteiten.

 

14.37  Theo Francken (N-VA): Mevrouw de minister, ik wil nog graag even reageren.

 

U antwoordt dat er een gerechtelijk onderzoek is opgestart en dat u dus geen enkele informatie meer mag vrijgeven. Wij zullen dus totaal niet weten hoe de vork juist in de steel zat. Dat zullen wij totaal niet weten, tot het gerechtelijk onderzoek is afgerond.

 

U bent minister van Binnenlandse Zaken, u vraagt een rapport. Ik ben parlementslid, ik vraag wat in het rapport stond – wat mijn goed recht is.

 

Bovendien vraagt de heer Logghe het volgende. Er zijn, sinds u minister van Binnenlandse Zaken bent, al drie parlementsleden bij een dergelijke verwijdering betrokken geweest. Waarom hebt u dan zelf geen klacht tegen de betrokken parlementsleden ingediend? Waarom zou u dat niet doen?

 

Blijkbaar is het bon ton en vooral electoraal lucratief ten opzichte van hun gemeenschap, zeker in Brussel, dat zij zich aldus manifesteren. Ik zei niet “uw gemeenschap” maar “hun gemeenschap”. U moet goed luisteren naar wat ik zeg. Ik ben ervan overtuigd dat hun handelwijze electoraal heel lucratief is. Mevrouw Mandaila dient bovendien een klacht in. Haar achterban zal haar actie goedkeuren, omdat zij van repatriëringen niet willen weten. Zij vinden ze inhumaan. Een opengrenzenbeleid, zoals mevrouw Genot en haar partij bepleiten, is natuurlijk waarover het gaat.

 

Dat mevrouw Saïdi, mevrouw Khattabi en mevrouw Mandaila tegen de verwijderingspogingen protesteren, er veel poeha over maken en bovendien klacht indienen, vinden zij natuurlijk electoraal interessant. Zij zullen een en ander dan ook uitbuiten.

 

Ik ben van mening dat u het voor uw politieagenten moet opnemen. U moet zelf klacht indienen tegen de betrokken parlementsleden. Zij zouden immers beter moeten weten. Indien zij met de repatriëringen een probleem hebben, moeten zij maar een wetsvoorstel indienen.

 

Ten slotte, ik heb nog één vraag: is de dame in kwestie al dan niet verwijderd? U zegt dat ze verwijderd is.

 

14.38  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur Francken, si j'entends des relents électoralistes dans cette salle, c'est clairement de votre bouche! On sait très bien que les relents électoralistes et racistes ont énormément de succès. Heureusement, de nombreux néerlandophones ne défendent pas votre ligne et je m'en félicite. Vous prononcez des discours électoralistes en disant qu'expulser de manière violente est légitime car, sinon, c'est frontières ouvertes.

 

14.39  Theo Francken (N-VA): Mevrouw Genot, ik pik uw opmerking “racist” absoluut niet. Voor u is alles racisme. U mag mij eens zeggen wat racistisch is aan wat ik net heb gezegd. Voor extreem links is natuurlijk iedereen racist, en zeker alle Vlamingen.

 

Als er toch een probleem is, leg het verslag op tafel. Wat hebben de politiediensten gedaan? Ik zal het u zeggen. Zowel in de zaak-Saïdi als in de zaak-Kathabbi hebben zij niets gedaan. Nul komma nul. U had het toen in de plenaire vergadering over “violence.” Maar er was geen “violence.” Er is geen enkel proces gekomen, niets is er gebeurd!

 

Nu is er een klacht ingediend, maar er staat niets in het rapport van de Algemene Inspectie. Ik wil wel eens weten wat er dan gebeurd is. Ik ben er zeker van dat die politiemensen hun zeer moeilijke taak met hart en ziel doen.

 

Er zijn geen klachten! Stel de vraag maar aan mevrouw Milquet: “Hoeveel klachten waren er naar aanleiding van verwijderingspogingen de jongste vijf jaar?” . Dat mag u navragen.

 

U zou zich moeten schamen voor al uw insinuaties inzake gewelddadige politie. Uw verhaal over “racisme” gelooft op de duur ook niemand meer. Pas dus op met die zware woorden. Pas in de politiek alstublieft op met zware woorden als ‘racist’ en ‘racisme’ want op de duur degenereert u die woorden en hebben zij helemaal geen betekenis meer.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 22301 van mevrouw Van Vaerenbergh wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Ik zal straks het antwoord zelf voor haar meenemen.

 

Vraag nr. 22332 van de heer Van Biesen wordt uitgesteld, alsook vraag nr. 22348 van mevrouw Dumery.

 

Het laatste punt dat wij vandaag behandelen is dus de vraag van de heer Maingain.

 

15 Question de M. Olivier Maingain à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'emploi des langues dans les formulaires destinés aux électeurs dans les communes à régime linguistique spécial" (n° 22364)

15 Vraag van de heer Olivier Maingain aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het gebruik van de talen in de formulieren voor de kiezers in de gemeenten met een speciale taalregeling" (nr. 22364)

 

15.01  Olivier Maingain (FDF): Monsieur le président, madame la ministre, il me revient que les ressortissants européens domiciliés dans les communes à facilités de la périphérie bruxelloise ont reçu récemment de vos services un document unilingue néerlandais intitulé: "Laat u horen en neem deel aan de verkiezingen van het Europees Parlement van 25 mei 2014" ainsi qu'un dépliant: "EU-Burger in Belgie", en vue de promouvoir l'inscription des citoyens européens dans leur commune de résidence, en vue de l'élection du Parlement européen et ce, pour le 28 février 2014 au plus tard.

 

Ceci me paraît contraire aux lois sur l'emploi des langues en matière administrative, pour autant qu'il n'y ait pas eu une version française, mais je n'en ai pas eu le témoignage. Peut-être allez-vous m'infirmer l'information qui m'a été communiquée.

 

En effet, dans vos instructions destinées aux présidents des bureaux principaux pour la préparation des prochaines élections, et qui figurent sur le site de la direction des élections du SPF Intérieur, il y est expressis verbis libellé que "les formulaires utilisés par un citoyen (par exemple pour un acte de candidature) peuvent être rédigés dans la langue de l'intéressé pour toutes les communes à régime linguistique spécial", ce qui confirme, je m'en réjouis, que les convocations électorales pourront être adressées directement dans les communes à facilités dans la langue de l'électeur, puisqu'il s'agit de formulaires utilisés par un citoyen.

 

Cependant, en l'espèce, nous sommes, si je ne m'abuse, dans l'hypothèse de rapports avec un particulier, puisqu'il s'agit de lettres nominatives. Il serait donc curieux qu'un usage exclusif du néerlandais ait été privilégié ou alors il faudrait comprendre qu'il y ait une mauvaise compréhension par le SPF Intérieur de la loi fédérale. Je n'ose pas croire que les circulaires du gouvernement flamand auraient été appliquées en l'occurrence.

 

Madame la ministre, confirmez-vous qu'il n'y aurait eu qu'une version en néerlandais adressée aux ressortissants européens de cette commune? S'il y a eu une version en français, a-t-elle été envoyée à temps pour qu'une démarche puisse être effectuée dans le délai légal? L'inscription devait être effectuée avant le 28 février. Quelles sont les justifications liées à cet emploi exclusif du néerlandais, si ceci était confirmé?

 

15.02  Joëlle Milquet, ministre: Monsieur Maingain, je souhaite apporter deux clarifications. D'abord, il est effectivement mentionné dans les projets d'instructions administratives aux bureaux électoraux principaux que les formulaires utilisés par un citoyen, par exemple pour un acte de candidature, peuvent être rédigés dans la langue de l'intéressé pour toutes les communes à régime linguistique spécial. Cette mention est rédigée dans chaque instruction depuis de nombreuses élections. Elle est relative, comme vous le précisez, aux formulaires utilisés par le citoyen qui ont été référencés dans la rubrique "Formulaires d'inscription". Cette rubrique n'est pas relative aux convocations électorales "Communication des communes" mais aux documents utilisés par le citoyen comme l'acte de candidature ou le formulaire de procuration, qui peuvent effectivement être rédigés dans la langue de l'intéressé. Ceci clarifie ce que veut dire la mention "Formulaires utilisés par un citoyen" dans les différentes instructions.

 

En ce qui concerne votre seconde question, des informations relatives à l'élection du Parlement européen ont en effet bien été transmises aux citoyens européens résidant en Belgique. Une première lettre, selon les modalités classiques des autres années, avec une version en français et une en néerlandais, a été envoyée aux communes. J'y ai même fait rajouter un petit résumé en anglais. Il était donc à charge des communes de faire leur travail.

 

Cela a été fait la première fois de cette manière-là. Ensuite, l'administration m'a demandé de lancer un deuxième appel en vue de nous assurer d'un taux de participation important sur le plan européen. J'ai opéré exactement de la même façon: la lettre en néerlandais, la lettre en français, mais dans un autre format, avec la traduction en anglais. J'ai seulement validé les deux cartons.

 

Évidemment, il convenait d'envoyer ce courrier aux communes. Or l'administration l'a expédié à l'imprimeur, lequel a envoyé la convocation uniquement en néerlandais à l'ensemble des citoyens sur la base du fichier qu'il détenait. Je ne l'avais absolument pas demandé. Au demeurant, ce n'était pas non plus le but de l'administration.

 

La première fois, les deux lettres avaient été adressées aux communes, tandis que, la deuxième fois, l'imprimeur a envoyé directement le courrier aux citoyens. Voilà la raison pour laquelle il a été adressé uniquement en néerlandais. Vous vous rappelez qu'à l'époque de M. Dewael, il avait été décidé d'enlever les codes de langue des fichiers fédéraux électoraux.

 

Après avoir lu votre question, je suis allé vérifier ce qui s'était passé, étant donné que ce n'était pas le processus qui avait été imaginé, mon intention étant d'envoyer les deux courriers aux communes. Ainsi, vous connaissez la genèse de cette affaire.

 

15.03  Olivier Maingain (FDF): Madame la ministre, je vous remercie pour cette explication factuelle. Il n'en demeure pas moins qu'il y a eu une erreur de manipulation. Avez-vous dès lors demandé l'envoi d'un nouveau courrier?

 

15.04  Joëlle Milquet, ministre: Non, c'était trop tard!

 

15.05  Olivier Maingain (FDF): L'échéance était au 28 février. Quand ce courrier a-t-il été envoyé?

 

15.06  Joëlle Milquet, ministre: Il me semble l'avoir validé fin janvier, début février. Très honnêtement, je n'ai été objectivement au courant de cela que parce que j'ai vu votre question. J'ai de ce fait mené ma petite enquête, en me disant: diantre! Que se passe-t-il?

 

15.07  Olivier Maingain (FDF): D'où l'intérêt d'accompagner les processus jusqu'au bout!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vragen nrs 22438, 22503 en 22541 van de heer Degroote worden omgezet in een schriftelijke vraag, alsook vragen nrs 22454 van mevrouw Demir en 22466 van mevrouw Slegers.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.55 uur.

La réunion publique de commission est levée à 16.55 heures.