Commission de la Justice |
Commissie
voor de Justitie |
du Mercredi 26 février 2014 Après-midi ______ |
van Woensdag 26 februari 2014 Namiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.32 uur en voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.
La séance est ouverte à 14.32 heures et présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.
01 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Justitie over "de stand van zaken in de gerechtelijke procedure na de treinramp in Wetteren" (nr. 21874)
01 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu à la ministre de la Justice sur "l'état d'avancement des procédures judiciaires engagées à la suite de la catastrophe ferroviaire de Wetteren" (n° 21874)
01.01 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de minister, mijn korte vraag betreft de nasleep van de treinramp in Wetteren op 4 mei 2013.
In de commissie voor de Infrastructuur werden daarover al een aantal vragen gesteld, maar ik wil u vandaag het justitiële aspect van de kwestie voorleggen.
Tot vandaag zijn al een aantal vergoedingen uitbetaald, niet volledig, want daarvoor moet de schuldige of moeten de schuldigen voor het ongeval worden vastgesteld en verantwoordelijkheden worden aangeduid, zodat de verzekeringsmaatschappijen tot een definitief vergelijk kunnen komen.
Voorzitter: Peter Logghe.
Président: Peter Logghe.
Ik wil u vandaag vragen of het mogelijk is een stand van zaken te geven van de gerechtelijke procedure of procedures na de treinramp.
01.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw Lahaye-Battheu, de onderzoeksrechter deelde de procureur des Konings te Dendermonde het volgende mee.
Het onderzoek naar de verantwoordelijkheid voor het treinongeval verloopt normaal. Bijkomende verhoren zijn nog noodzakelijk.
De deskundige die werd aangesteld voor het onderzoek van het technisch gedeelte van het treinongeval, heeft zijn verslag nog niet overgelegd. Dat is gepland voor de komende weken.
De onderzoeksrechter heeft informatie opgevraagd bij de FOD Volksgezondheid. Die informatie is essentieel voor de opdracht van de onderzoeksrechter tot de medische beeldvorming door zijn deskundigen.
01.03 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het incident is gesloten.
- M. Fouad Lahssaini à la ministre de la Justice sur "le rapport de la Cour des comptes sur le recouvrement des amendes pénales" (n° 22082)
- Mme Kristien Van Vaerenbergh à la ministre de la Justice sur "la perception des amendes pénales" (n° 22103)
- Mme Sabien Lahaye-Battheu à la ministre de la Justice sur "la perception des amendes pénales" (n° 22325)
- de heer Fouad Lahssaini aan de minister van Justitie over "het verslag van het Rekenhof over de invordering van de penale boeten" (nr. 22082)
- mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Justitie over "de inning van penale boetes" (nr. 22103)
- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Justitie over "het innen van strafrechtelijke boetes" (nr. 22325)
02.01 Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, la Cour des comptes a rendu son troisième rapport examinant le recouvrement par l'État des peines d'amende prononcées par les cours et tribunaux. Ses conclusions sont très sévères.
Peu de progrès ont été réalisés à la suite de la situation dénoncée en 2007, qui pointait des lacunes dans les tâches incombant à la Justice et ce, malgré les engagements ministériels pris à l'époque. Par exemple, la transmission des jugements et arrêts par voie électronique aux services des Finances n'est pas encadrée et est inexistante dans 8 des 27 arrondissements judiciaires.
II n'y a pas de concertation entre les services des SPF Finances et Justice, ce qui empêche de mener une réflexion globale sur l'efficacité de ces peines.
De manière générale, la Cour relève que, par manque de maîtrise du recouvrement des amendes pénales, l'effectivité des peines, l'État de droit, la confiance dans la justice et l'égalité entre les citoyens sont mis en péril.
Le ministre des Finances a déclaré avoir chargé son administration de rédiger avec la vôtre un plan d'action pour répondre aux doléances de la Cour. Ce plan devait être présenté tant par le ministre des Finances que par vous-même en janvier 2014 au kern.
Madame la ministre, qu'en est-il de ce plan? Comptez-vous enfin répondre aux nombreuses critiques de la Cour des comptes?
02.02 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, mijn vraag dateert van een tweetal weken geleden naar aanleiding van het vernietigend rapport door het Rekenhof uitgebracht over de inning van de penale boetes.
Door de gebrekkige inning loopt de Staat meer dan
50 miljoen euro mis. Van de geldstraffen uitgesproken door de
politierechtbanken wordt maar een kwart geïnd. Bij correctionele zaken wordt
slechts één geldstraf op zes geïnd. Dat zijn op zijn minst opvallende cijfers.
Vaak wordt ook een vervangende gevangenisstraf uitgesproken voor het geval dat
de boete niet wordt betaald door de veroordeelde. Ook die vervangende
gevangenisstraf wordt echter nooit uitgevoerd. Het verkeerd of niet innen van
die boetes is natuurlijk een verantwoordelijkheid van Justitie en Financiën.
Het
Rekenhof bracht hieromtrent reeds eerder rapporten uit in 2000 en 2007.
Blijkbaar dringen de conclusies ervan niet helemaal door, want er is eigenlijk
nog niet zo veel ondernomen. Het Rekenhof hekelt het gebrek aan overleg en
strategie en ziet ook geen enkele vooruitgang ondanks zijn eerder uitgevoerde
audits.
Nochtans
bepaalt het regeerakkoord dat de invordering van geldboetes en gerechtskosten
zal worden hervormd om de efficiëntie te verbeteren. De invordering van
strafrechtelijke boetes moest worden gezien als een echte regeringsprioriteit.
Volgens de minister van Financiën is een deel van de oorzaak ook de gebrekkige informatisering van de vonnissen. Het Rekenhof wijst er ook op dat vonnissen quasi nooit binnen de termijn van drie dagen naar de ontvanger worden doorgestuurd. Meestal duurt het meer dan zes maanden en soms zelfs langer dan twee jaar, wat een heel erg lange termijn is.
In 2006 kondigde de minister van Justitie aan ter zake een omzendbrief te zullen opstellen. In januari 2012 verklaarde u hier in de commissie voor de Justitie dat u een overleg zou hebben met de minister van Financiën om het probleem van de slechte inning van de geldstraffen te tackelen.
Ik herinner mij ook dat wij hier in de commissie voor de Justitie ooit op het einde van het jaar, zoals gebruikelijk, een wet houdende diverse bepalingen hebben goedgekeurd, waarover veel commotie was tijdens de commissievergadering. De opdeciemen zouden door deze wet worden verhoogd. Toen is de problematiek van de slechte inning van de geldstraffen ook aangeklaagd. Door iedereen, dus door de voltallige commissie, werd gesteld dat het absoluut geen zin had de opdeciemen te verhogen indien ze toch niet worden geïnd. Toen is nogmaals – ik weet niet meer of u het was dan wel uw voorganger – beloofd dat werk zou worden gemaakt van de topprioriteit, die ook in het regeerakkoord staat.
Mevrouw de minister, ik heb voor u de volgende vragen.
Hoe vaak werd tussen beide overheidsdiensten over het bewuste onderwerp vergaderd? Het Rekenhof heeft het immers specifiek over de gebrekkige communicatie tussen de diensten.
Hoe staat het met de informatisering van de vonnissen?
Wat is de stand van zaken van het JustX-project? Is de studiefase reeds voorbij? Is men al aan het ontwerpen, ontwikkelen of testen in de praktijk?
Waarom duurt het zolang, vooraleer de ontvanger de uittreksels uit de vonnissen krijgt?
Komt er een omzendbrief?
Tot slot nog een vraag over de vervangende gevangenisstraffen, waarover het Rekenhof het ook had. In de praktijk blijkt dat die quasi nooit worden uitgevoerd. Wij weten allemaal dat de strafuitvoering ook voor de uitgesproken gevangenisstraffen niet altijd verloopt zoals het zou moeten. De vervangende gevangenisstraffen zijn dan misschien een werk voor later, maar dat is wel de stok achter de deur wanneer de boete niet wordt betaald. Wat is uw mening ter zake?
02.03 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de minister, de problematiek werd door de collega’s al geschetst. Ik zal niet in herhaling vallen. De kapstok voor de vraag is natuurlijk de audit van het Rekenhof, de derde op rij, inzake een gebrekkige inning van de strafrechtelijke boetes.
Er zijn over deze audit twee weken geleden ook al vragen gesteld in de commissie voor de Financiën. Toen heeft minister Geens geantwoord dat tussen Justitie en Financiën een actieplan is uitgewerkt dat tegemoetkomt aan de grieven die het Rekenhof heeft geuit.
Hij sprak over een veertigtal maatregelen die binnenkort, zo zei hij twee weken geleden, zouden worden gepubliceerd.
Ten eerste, kunt u het actieplan toelichten waarover uw collega van Financiën het had? Hij heeft een tipje van de sluier opgelicht, maar misschien kunt u dit ten gronde toelichten?
Ten tweede, kunt u een overzicht geven van de initiatieven die de afgelopen jaren vanuit Justitie werden genomen om de inning van die boetes te verbeteren? Kunt u eventueel ook de resultaten hiervan geven?
Een derde vraag gaat over de gerechtsdeurwaarders. Omdat ik het dossier al een tijdje opvolg, herinner ik mij dat uit de cijfers blijkt dat in bepaalde arrondissementen, als de ontvanger van penale boeten er niet in slaagt om die boetes te innen, de ontvanger deze dossiers normaal gezien doorstuurt naar gerechtsdeurwaarders. In sommige arrondissementen gebeurde dit evenwel niet. Ik zou u willen vragen of u op de hoogte bent van die problematiek. Is die problematiek nog altijd actueel? Wat zal ertegen worden ondernomen?
02.04 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, de geldboetes betreffen een van de meest opgelegde straffen door de strafrechters. Volgens de berekeningen van het Rekenhof worden slechts 27 % van de politiestraffen en 14 % van de correctionele straffen ingevorderd door Financiën. Dit tast inderdaad op een fundamentele wijze de geloofwaardigheid van Justitie aan en het ondermijnt het preventief, ontradend effect dat uitgaat van straffen, zeker nu de korte straffen terug effectief worden uitgevoerd.
Daarnaast heeft het een negatieve impact op de motivatie van de politionele, justitiële en andere actoren die instaan voor de opsporing, vervolging en berechting van daders.
Tot slot zorgt de niet-uitvoering voor het mislopen van omvangrijke ontvangsten door de overheid.
Aan dat probleem proberen wij al lang op een efficiënte manier te werken. Dat gebeurt in samenwerking met mijn collega voor Financiën, want dat departement is bevoegd voor de effectieve inning van de boetes.
Le bénéfice de cette coopération interdépartementale a été approuvé le 7 février par le Conseil des ministres sous la forme d'un plan d'action comprenant trente-deux points: un certain nombre pour les Finances, un autre pour la Justice et enfin un certain nombre commun aux deux.
Conformément aux recommandations de la Cour des comptes, les efforts en ce domaine portent sur les objectifs stratégiques suivants: le renforcement de la coordination entre les Finances et la Justice; l'optimalisation de l'échange d'informations entre les départements; l'intensification du recouvrement par le SPF Finances et l'instauration d'un système de rapport.
Les actions concrètes visent tout particulièrement les amendes pénales, mais contribuent également à une exécution plus efficiente des confiscations de sommes d'argent ainsi qu'au recouvrement des frais de justice en matière répressive et à la participation obligatoire au Fonds d'aide aux victimes.
Een aantal van de acties die in het plan werden opgenomen, werden ondertussen reeds uitgevoerd. In het wetsontwerp houdende diverse maatregelen ter verbetering van de invordering van de vermogensstraffen en de gerechtskosten in strafzaken, dat op 13 januari 2014 definitief werd goedgekeurd door de Senaat, heb ik een federaal overlegorgaan opgericht voor de coördinatie van de invordering van niet-fiscale schulden in strafzaken.
Het nieuw opgerichte overlegorgaan zal nu voor het eerst op permanente wijze zorgen voor overleg tussen beide departementen en dit met alle betrokken actoren. Op korte termijn zal ook samen met het College van procureurs-generaal een gezamenlijke rondzendbrief worden verspreid met betrekking tot de uitvoering van de penale boetes. In deze rondzendbrief zullen onder andere richtlijnen worden gegeven aan de parketten en aan de griffies over het tijdig elektronisch overzenden van de uittreksels uit de vonnissen en arresten aan de ontvangers. Er werd reeds een termijn van drie dagen vastgelegd in het KB van 28 december 1950, maar dat wordt niet consequent toegepast.
In maart 2013 heb ik beslist om alle straffen vanaf zes maanden opnieuw effectief uit te voeren. Vanaf 1 februari 2014 zal dat ook gebeuren voor alle straffen boven vier maanden. In dezelfde lijn gaan wij ook na of de vervangende gevangenisstraffen onder de drie jaar effectief toegepast worden, wat ingevolge de ministeriële richtlijn van 1999 niet meer gebeurt. Vervangende gevangenisstraffen boven de drie jaar worden vandaag al effectief uitgevoerd.
Het actieplan is zeer duidelijk. Eerst wordt alles ingezet op het effectief invorderen van de geldboete en pas wanneer dat echt niet lukt, kan een vervangende gevangenisstraf worden gehanteerd als stok achter de deur. Het is belangrijk dat eerst alle voorafgaande stappen en invorderingsmogelijkheden uitgeput worden. Als vandaag nog geen 30 % wordt geïnd, is dat vooral omdat er vaak zelfs geen aanmaning vertrekt, laat staan dat er een verdere opvolging gebeurt.
Bovendien moeten de parketten stelselmatig op de hoogte worden gebracht van het verloop van het invorderingsproces, zodat zij weten of een alternatieve maatregel moet worden toegepast. Het toepassen van eventuele alternatieve sancties is pas de laatste schakel.
Dat is ook de reden waarom wij het rapport invoegen, omdat dan per individuele zaak, op het moment dat de griffie binnen de drie dagen de beslissing moet overzenden naar Financiën, Financiën ons ook op de hoogte moet brengen als er niet wordt ingevorderd. Dat zal deel uitmaken van het gemeenschappelijk rapport. Wij engageren ons ertoe het rapport binnen de drie dagen over te zenden, wat vandaag al gebeurt. Er is echter niet altijd feedback. Spreken over een vervangende gevangenisstraf is vandaag nog niet aan de orde. Wij moeten er immers eerst voor zorgen dat er een rappel komt binnen een redelijke termijn, en misschien ook een tweede rappel. Eigenlijk moeten andere alternatieve maatregelen worden gezocht om effectief tot de inning over te gaan.
Ik begrijp dat dit niet altijd een prioriteit is voor de ontvanger van Financiën. Financiën heeft misschien andere prioriteiten en meent dat de inning van geldboetes voor Justitie misschien niet het belangrijkste is. Justitie wil echter vechten tegen de straffeloosheid en zet heel sterk in op het uitvoeren van de korte straffen vanaf vier maanden, door betere werkstraffen en probatie en meer enkelbanden op verschillende manieren. De financiële straffen vormen daarvan natuurlijk ook een essentieel onderdeel, vooral omdat – zoals ik in het begin van mijn antwoord zei – een geldboete een van de straffen is die het meeste worden opgelegd door de strafrechters. De straffeloosheid kan dus niet worden weggewerkt zonder een goede samenwerking met de FOD Financiën of wanneer op dat niveau een en ander mank loopt.
Het actieplan is op dat vlak zeer duidelijk, in die zin dat alles wordt ingezet op een effectieve invordering van de geldboetes.
Ik kom tot de vragen van collega Van Vaerenbergh met betrekking tot JustX. De analyse van de koppeling van JustX met de FOD Financiën is opgestart en het overleg is volop aan de gang. De piloot in het kader van het JustX-project zit momenteel in de fase van productie. In de derde week van december 2013 werden de opstart en de productie bij het hof van beroep te Antwerpen aangevat. Eind januari werd de piloot in productie genomen bij het arbeidshof te Antwerpen en momenteel gebeurt dit bij het arbeidshof te Hasselt. Nadien, midden 2014, is er een verdere uitrol bij alle hoven van beroep en arbeidshoven. Op dit moment zijn al meer dan duizend arresten opgenomen in de centrale databank.
In het JustX-project is bepaald dat de applicatie MaCH gekoppeld wordt aan de ontvanger. Alle boetes zullen centraal doorgegeven worden aan de FOD Financiën. Dit betekent dat er geen vertraging zit op het ingeven van de boetes door het gerechtspersoneel en het overmaken ervan aan de ontvanger. Door deze informatie te centraliseren is de FOD Justitie klaar om nadien gemakkelijk op een centrale manier de informatie over het al dan niet innen te ontvangen van de FOD Financiën.
Voor de vraag of in bepaalde arrondissementen de ontvangers de dossiers niet doorsturen naar de gerechtsdeurwaarders, moet ik u doorverwijzen naar mijn collega bevoegd voor Financiën.
02.05 Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen): Madame la ministre, la tentation est grande de vous demander de nous transmettre le plan que vous avez présenté avec votre collègue des Finances. De la sorte, nous pourrions l'examiner de plus près.
Dans votre réponse, vous avez parlé de coordination, d'optimalisation et d'intensification. C'est ce que la Cour des comptes demandait en termes de transfert des données et des décisions. J'aimerais insister sur la nécessité d'une meilleure coopération entre les deux ministères. Vous nous avez expliqué que c'était désormais le cas. Je ne puis que vous croire sur parole. Cependant, j'aimerais voir cela sur papier et apprendre quels ont été les engagements précis au-delà de ces objectifs généraux.
02.06 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur Lahssaini, je puis vous transmettre le plan d'action tel qu'il a été examiné par le Conseil des ministres. Je le communiquerai au secrétariat de la commission afin que tous les députés puissent en prendre connaissance.
02.07 Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen): Je vous en remercie. J'aimerais qu'on ne l'oublie pas, car j'avais déjà demandé certains documents qui ne me sont jamais parvenus.
S'agissant de la responsabilité en termes de coordination pour les peines subsidiaires, vous devinez, madame la ministre, que mon approche consisterait plutôt à entreprendre ce qui est déjà possible. Ainsi, la Cour des comptes a proposé la compensation fiscale. De même, nous avons voté la saisie-arrêt en forme simplifiée. Je pense également à la déclaration de déchéance du permis de conduire au moment de la réhabilitation. Voilà un ensemble de mesures subsidiaires qui ne coûteraient pas aussi cher qu'un encadrement ou que des amendes impayées. En outre, elles ne remettraient pas en question l'État de droit.
Je vous propose de vous concentrer sur ces quatre pistes qui peuvent à elles seules aider l'État à récupérer l'équivalent d'une année de location de la prison de Tilburg.
Je vous remercie, madame la ministre.
02.08 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik meen dat u een correcte analyse maakt. Het vertrouwen van Justitie wordt inderdaad ondermijnd door het feit dat de geldboetes niet worden geïnd. Het klopt ook dat het grootste aantal uitgesproken straffen net boetes zijn. Het feit dat precies die straffen niet worden uitgevoerd en die boetes niet worden geïnd, is inderdaad erg. Meer nog, dit was een prioriteit van de regering, maar er wordt blijkbaar nu pas een actieplan opgesteld. U haalde een wetsontwerp aan dat reeds werd goedgekeurd in de commissie.
U had het ook over een omzendbrief, maar ik wijs u erop dat er in 2006 al een omzendbrief zou worden verstuurd. Het is ondertussen 2014 en nu kondigt u opnieuw een omzendbrief aan. Hopelijk zal het deze keer wel gebeuren. Wij zullen deze zaak in elk geval opvolgen.
02.09 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de minister, wat het gemeenschappelijk rapport betreft, zei u dat er een betere wisselwerking moet komen omdat het nu vaak eenrichtingsverkeer betreft. Justitie geeft vonnissen of arresten door aan de FOD Financiën, die op zijn beurt moeten zorgen voor de uitvoering of de inning. Financiën houdt Justitie evenwel niet op de hoogte van de al dan niet betaling. Het is nochtans belangrijk om te weten of straffen ook worden uitgevoerd. Meer zelfs, dit is ook belangrijk voor de rechter die twee jaar later eventueel opnieuw diezelfde verkeersovertreder voor zich krijgt.
Die rechter heeft gewoon een strafregister voor zich waarop te zien is dat de overtreder twee jaar daarvoor al eens een veroordeling en een boete heeft gekregen, maar hij weet niet of die boete ooit werd betaald. Dat is volgens mij vandaag een tekort in de beoordeling van strafdossiers en een verbetering op dat vlak moet mogelijk zijn.
Voorts ben ik blij dat u de deur op een kier zet om vervangende gevangenisstraffen eventueel uit te voeren, mits, zo hebt u duidelijk gezegd, eerst alles in het werk werd gesteld om de boete te innen. Er is inderdaad een stok achter de deur nodig. Sommige mensen schieten pas op dat ogenblik wakker en beslissen dan pas om de boete te betalen.
Het actieplan is er. Ik zal het aandachtig nalezen. Ik hoop dat de inning van de boetes op een vlottere manier zal verlopen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: (…)
03 Vraag van mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Justitie over "de mandatenlijst van magistraten" (nr. 22406)
03 Question de Mme Kristien Van Vaerenbergh à la ministre de la Justice sur "la liste des mandats des magistrats" (n° 22406)
03.01 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, dit is een heel korte vraag. Ik citeer uit het regeerakkoord van 2011, meer bepaald bladzijde 140, waar staat dat er voor magistraten een systeem zou komen voor de aangifte van mandaten, zoals dat ook voor parlementsleden bestaat. Wat is de stand van zaken? Zal dit nog deze legislatuur gerealiseerd worden? Zo ja, wanneer zult u met een ontwerp dienaangaande naar het Parlement komen?
03.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijn antwoord is al even kort. De justitiehervorming zorgt er niet alleen voor dat er minder mandaathouders zullen zijn, ook de tuchtrechtbanken zijn in de steigers gezet. De volgende stap is te werken aan een nieuw evaluatiesysteem, zodat op tijd kan ingegrepen worden bij eventuele malversaties. Dit sluit trouwens perfect aan bij de nieuwe filosofie van de justitiehervorming.
Bij de uitwerking van het nieuwe evaluatiesysteem zal ook rekening gehouden worden met het vernietigingsarrest van het Grondwettelijk Hof inzake de evaluatie van de korpschefs van de zetels. Op dit moment heb ik zelf geen concrete plannen inzake de aangifte van mandaten. Ik meen dat wij alles moeten inzetten op de evaluatie en op de tuchtrechtbanken voor wij een stap verder gaan.
03.03 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, blijkbaar zult u dit punt van het regeerakkoord, om welke reden dan ook, niet uitvoeren. Het staat er nochtans duidelijk in. Misschien bent u het er niet meer mee eens dat dit moet gebeuren.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Koenraad Degroote aan de minister van Justitie over "erfrecht en wettelijk samenwonenden" (nr. 22292)
04 Question de M. Koenraad Degroote à la ministre de la Justice sur "les droits successoraux des cohabitants légaux" (n° 22292)
04.01 Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, de mogelijkheid tot wettelijk samenwonen bestaat sedert 1 januari 2000. Zoals u weet, gebeurt dit door het afleggen van een verklaring bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de woonplaats van de wettelijk samenwonenden. Sedert 18 mei 2007 werd voor hen ook voorzien in erfrecht. De verklaring van wettelijke samenwoning en de gevolgen ervan kunnen eenzijdig door een van de partners worden herroepen. De andere partner moet via een deurwaardersexploot op de hoogte worden gebracht. De prijs hiervan bedraagt al gauw 200 euro.
Een van de essentiële voorwaarden van wettelijke samenwoning is dus het hebben van een gemeenschappelijke inschrijving in de gemeente van ondertekening. Regelmatig gebeurt het dat wettelijk samenwonenden uit elkaar gaan, dat ze geen gemeenschappelijke inschrijving meer hebben en dat niemand van de gewezen partners de wettelijke samenwoning herroept. Ondanks het feit dat er de facto geen sprake meer is van wettelijke samenwoning, aangezien de essentiële voorwaarde van samenwonen en ingeschreven te zijn vervalt, blijft deze de jure nog bestaan.
Kan de ambtenaar van de burgerlijke stand in een dergelijk geval optreden? Over welke middelen beschikt hij daartoe? Als hij niet kan optreden, moeten wij dan niet voorzien in een wettelijke procedure om de samenwoning ongedaan te maken op initiatief van de ambtenaar van de burgerlijke stand voor de rechtbank van eerste aanleg?
04.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, om een wettelijke samenwoning aan te gaan, leggen de samenwoners een verklaring af voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeenschappelijke woonplaats. Indien de samenwoners uit elkaar gaan en apart gaan wonen, komt er niet automatisch een einde aan de wettelijke samenwoning. Zij blijven dan ook gebonden door het statuut.
Overgaan tot een wettelijke samenwoning is een overeenkomst tussen twee mensen die past in het vermogensrecht. Bij het aangaan van een wettelijke samenwoning worden de partijen voldoende geïnformeerd over de inhoud en de gevolgen van dit statuut en over de mogelijkheden tot beëindiging.
De beëindiging van deze overeenkomst ligt in handen van de partijen. De procedure is wettelijk bepaald en gebeurt op basis van een verklaring voor de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand. Gezien de aard van de wettelijke samenwoning is het niet aangewezen een verbrekingsrecht aan de ambtenaar van de burgerlijke stand toe te kennen. In geval van schijnsamenwoning kan het parket een nietigverklaring vorderen.
Voorzitter: Kristien Van Vaerenbergh.
Présidente: Kristien
Van Vaerenbergh.
04.03 Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, als de partijen niet meer samenwonen, blijft de wettelijke samenwoning toch nog bestaan? Heb ik dat goed begrepen?
04.04 Minister Annemie Turtelboom: Ja, omdat het beëindigen van de overeenkomst in handen van de partijen ligt. Die procedure is wettelijk bepaald en gebeurt op basis van een verklaring voor de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand.
04.05 Koenraad Degroote (N-VA): Akkoord, maar als de partijen er hun voeten aan vegen, wat dan? Dan bestaat er in feite niets, daarop komt het neer.
04.06 Minister Annemie Turtelboom: Het is toch wel verregaand om er in dat geval voor te zorgen dat de ambtenaar zelf een verbrekingsrecht heeft, want dan oordeelt een ambtenaar over het feit of mensen al dan niet nog wettelijk samenwonen.
04.07 Koenraad Degroote (N-VA): Wij werken op die manier domiciliefraude in de hand.
04.08 Minister Annemie Turtelboom: U kunt dat misschien denken vanuit een kleine gemeente, waar dat misschien haalbaar is, waar iedereen iedereen kent, maar probeer dit maar eens toe te passen in een stedelijke context. Als men dat doet, geeft men aan de ambtenaar van de burgerlijke stand een macht en bevoegdheid waarover hij niet steeds met kennis van zaken zal kunnen oordelen. Misschien moet er dus een ander systeem komen.
U denkt vanuit een beheersbare context en een kenbare context, maar het moet ook van toepassing kunnen zijn in grote steden en daar is het voorstel dat u doet niet mogelijk. Misschien is er wel een tussenmogelijkheid.
04.09 Koenraad Degroote (N-VA): Als het in een kleine entiteit toepasbaar is en moeilijker toepasbaar is in een grote entiteit, dan gaat die grote entiteit leiden tot anonimiteit en staan daar de poorten open voor misbruik. Dat moeten wij toch ook tegengaan. Er is hier dus nog werk aan de winkel.
Het incident is gesloten.
05 Question de Mme Karine Lalieux à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les procédures de naturalisation" (n° 22285)
05 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de naturalisatieprocedures" (nr. 22285)
05.01 Karine Lalieux (PS): Madame la ministre, voici un an, l'arrêté royal portant les différentes exigences faites aux demandeurs d'une naturalisation était publié, en application des modifications de la loi sur la nationalité que nous venions de réviser.
Au terme d'un an d'application, plusieurs cas me reviennent, qui semblent indiquer que les communes ont de ce texte une vision assez restrictive. Je m'étonne, notamment, de constater que des personnes qui vivent et surtout travaillent en Belgique depuis parfois plus de vingt ans se voient opposer un refus de dépôt de leur dossier.
Le motif invoqué est généralement celui d'une connaissance insuffisante d'une des langues nationales. Il leur est demandé de suivre un "parcours d'intégration" ou de "faire la preuve de leur connaissance suffisante d'une des trois langues nationales".
En ce qui concerne la connaissance de la langue, l'arrêté me semble pourtant assez clair: l'exercice d'une activité professionnelle en Belgique constitue une preuve suffisante de la connaissance des langues. Apporter la preuve d'avoir travaillé un nombre de jours suffisant au cours des cinq dernières années constitue donc une preuve suffisante, sans qu'il soit besoin d'y ajouter un brevet linguistique.
Madame la ministre, disposez-vous de statistiques sur les refus de dossiers par les communes? J'attends un "oui" ou un "non". Vous pouvez me transmettre les chiffres par la suite! Avez-vous également connaissance de tels cas de dossiers refusés pour raisons linguistiques ou d'intégration sociale à des individus qui apportent la preuve d'une carrière professionnelle en Belgique? Ne serait-il pas utile de rappeler les communes à l'esprit de la loi, éventuellement par le biais d'une circulaire?
05.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, chers collègues, mes services ne disposent pas de données chiffrées portant sur les refus des communes d'acter officiellement le dépôt d'une demande de nationalité.
En ce qui concerne la preuve de la connaissance d'une des trois langues nationales, vous avez raison de souligner que l'intégration linguistique peut s'établir par les mêmes moyens que l'intégration sociale.
Dans le cas particulier que vous me soumettez, l'exercice continu d'une activité professionnelle durant les cinq années précédant la déclaration prouve effectivement la maîtrise d'une des trois langues nationales, selon le niveau A2 du Cadre européen commun de référence pour les langues (CECR).
Jusqu'à présent, je n'ai jamais été officiellement mise au fait de situations dans lesquelles les administrations communales auraient explicitement refusé d'acter le dépôt d'un dossier pour raison linguistique ou d'intégration sociale à des personnes ayant exercé une activité professionnelle régulière et continue durant au moins cinq ans en Belgique.
Le raisonnement tel que je viens brièvement de l'exposer est déjà amplement évoqué dans la circulaire du 8 mars 2013 relative à certains aspects de la loi du 4 décembre 2012 modifiant le Code de la nationalité belge, ainsi que dans les travaux préparatoires de l'arrêté royal du 14 janvier 2013 auxquels la circulaire renvoie. Par ailleurs, complémentairement aux éclaircissements contenus dans ces textes législatifs de base, mes services participent également régulièrement à des séances d'information sur la mise en œuvre de la nouvelle loi, ainsi que sur les objectifs généraux poursuivis par celle-ci.
Dans ces conditions, j'estime qu'il n'y a pas lieu d'élaborer une nouvelle circulaire à l'attention des administrations communales.
05.03 Karine Lalieux (PS): Madame la ministre, si je reviens vers vous, c'est que j'ai eu des retours. Nous ne pouvons parler de cas particuliers, mais je vous donnerai l'exemple d'une femme italienne présente en Belgique depuis 36 ans; elle a travaillé durant 20 ans et se retrouve au chômage depuis 4 mois suite à une restructuration; on lui a demandé de présenter un brevet linguistique. Son frère est indépendant; cette situation est jugée insuffisante pour se prévaloir de la nationalité. Il s'agit de communes différentes dans des Régions différentes.
Je ne vise ni une commune, ni une origine et il s'agit bien d'Européens.
J'ai l'impression qu'aujourd'hui, des fonctionnaires prennent la liberté de ne pas lire les circulaires et de ne pas respecter l'esprit de la loi, votée par le parlement. Ils exigent aujourd'hui des brevets ou des parcours d'intégration que certaines Régions ne mettent pas encore en place, comme la Région bruxelloise: actuellement, les brevets de langue n'y sont pas encore organisés; donc les dossiers ne sont pas acceptés vu l'impossibilité de passer un examen linguistique.
Je trouve qu'il faudrait peut-être …
05.04 Theo Francken (N-VA): (…)
05.05 Karine Lalieux (PS): Monsieur Francken, nous ne sommes pas dans le cadre d'un débat mais d'une question-réponse avec la ministre. Vous ferez votre commentaire où vous voulez, mais pas ici!
Je pense qu'il faudrait réaliser une évaluation de la manière dont cette mesure s'applique ou des coups de sonde dans les différentes communes.
L'incident est clos.
- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de voorlopige hechtenis onder elektronisch toezicht" (nr. 22232)
- de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de knelpunten gesignaleerd door het parket-generaal bij het Hof van Cassatie met betrekking tot de toepassing van het KB van 26 december 2013 en de omzendbrief inzake het bevel tot aanhouding onder elektronisch toezicht" (nr. 22236)
- mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de knelpunten rond de voorlopige hechtenis onder elektronisch toezicht" (nr. 22339)
- Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "la détention préventive sous surveillance électronique" (n° 22232)
- M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "les problèmes signalés par le parquet général auprès de la Cour de cassation concernant l'application de l'arrêté royal du 26 décembre 2013 et la circulaire relative au mandat d'arrêt à exécuter sous surveillance électronique" (n° 22236)
- Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "les pierres d'achoppement en matière de détention préventive sous surveillance électronique" (n° 22339)
De voorzitter: De heer Schoofs is verontschuldigd.
06.01 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, het is al even geleden dat het College van procureurs-generaal zich vragen stelde bij de voorlopige hechtenis onder elektronisch toezicht. Zij vreesden dat er bij de uitvoering problemen zouden ontstaan. Ze hebben daar toen een vrij uitgebreide nota over opgesteld waarop dan een antwoord gegeven is via onder meer de wet houdende diverse bepalingen. Daarin werd een aantal wijzigingen doorgevoerd waardoor volgens u de problemen opgelost zouden zijn.
In de wet houdende diverse bepalingen werd echter slechts een beperkt aantal elementen meegenomen. Intussen heeft ook advocaat-generaal Vandermeersch een aantal knelpunten aangehaald. Hij zegt dat er zich problemen voordoen met die voorlopige hechtenis onder elektronisch toezicht. Er zijn onder andere onduidelijkheden in het KB van 26 december 2013 en de opgestelde omzendbrief. Het betreft onder meer het bevel tot aanhouding onder elektronisch toezicht, waarvan er verschillende interpretaties bestaan.
Het systeem van het elektronisch toezicht is in werking maar het is toch belangrijk om de klachten die van diverse kanten komen ernstig te nemen en te bekijken op welke manier daarop kan worden ingegaan om te voorkomen dat er procedurefouten zouden komen. Zeker in het strafrecht is het immers belangrijk dat men juridisch correct handelt.
Ik heb dan ook enkele vragen. Welke problemen, gesignaleerd door het College van procureurs-generaal, vergen volgens u nog een wetgevend optreden? Zult u die problemen zelf nog rechtzetten? Wat is de timing hiervoor? Zult u ook werk maken van de aanpassing van het KB en de omzendbrief om tegemoet te komen aan de opmerkingen van de heer Vandermeersch?
06.02 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, ik sluit mij aan bij de vraag van mevrouw Becq, met een toevoeging. Enige tijd geleden hebben we allen de nota van procureur-generaal Leclercq ontvangen met een aantal niet onbelangrijke knelpunten. De wet op de voorlopige hechtenis onder elektronisch toezicht is in een ijltempo tot stand gekomen en dat is er aan te zien.
Ik geef een aantal voorbeelden om duidelijk te maken dat de vraag om bijsturing er niet zomaar komt.
In het KB komt een passage voor die stelt dat het openbaar ministerie hoger beroep of cassatieberoep kan instellen tegen de beslissing tot invrijheidsstelling van een in verdenking gestelde. Daarbij moet worden opgemerkt dat cassatieberoep enkel mogelijk is wanneer de hechtenis wordt gehandhaafd, dus niet bij invrijheidsstelling zoals daar staat. Dat klopt natuurlijk niet. Bovendien zijn er verschillende procedures voor het onderzoeksgerecht en de onderzoeksrechter: afhankelijk van wie beslist, is er een andere procedure. Dat tweesporenbeleid en de verschillende procedures zijn nadien nog teruggekomen in andere zaken, maar men merkt het dus ook al hier.
Nog zo’n probleem: de herroeping van een modaliteit. Een onderzoeksrechter kan dat en kan een gemotiveerde beslissing nemen, waartegen men niet in beroep kan gaan: daar is geen rechtsmiddel tegen. De vraag is of een onderzoeksgerecht, de raadkamer of de KI, dat dan ook kan. Zij moeten uiteindelijk ook over de voorlopige hechtenis verder beslissen. Als ze dat kunnen, onder welke voorwaarden is dat dan? Kan er dan hoger beroep worden aangetekend tegen de herroeping, ja of nee? Als er hoger beroep wordt aangetekend, zal men dan in afwachting een band hebben, zal men vrij zijn of in de gevangenis zitten?
Dat zijn allemaal onduidelijkheden. Er is wel een omzendbrief, maar als wettelijke basis is die absoluut onvoldoende.
Stel dat er een regeling van de rechtspleging is voor een raadkamer. Op dat ogenblik heeft de onderzoeksrechter alles uit handen gegeven. Er is een modaliteit. Er is geen enkele regeling inzake controle en toezicht in afwachting van de regeling van de rechtspleging voor het onderzoeksgerecht tot aan de fase voor het vonnisgerecht. De onderzoeksrechter zelf kan het niet meer, want hij is niet meer bevoegd. Hoe zal dat dan opgelost worden, behalve dan door de betrokkene vrij te laten? Er zijn geen modaliteiten.
Er zijn dus heel veel vragen en opmerkingen, waarop in de wetgeving geen sluitend antwoord kan gevonden worden en waarmee men in de praktijk wordt geconfronteerd.
Daarom heb ik een heel eenvoudige vraag: welke acties zult u ondernemen om deze fouten en lacunes recht te zetten en, vooral, om de zoveelste vrijlating wegens een of andere procedurefout of slechte wetgeving te vermijden?
06.03 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, nadat we eind vorig jaar dit nieuwe systeem van elektronisch toezicht met gps uitgebreid hebben getest, is het begin januari officieel van start gegaan. Op die manier krijgen de onderzoeksrechter, de raadkamer en de KI een extra manier om iemand onder voorhechtenis te plaatsen. Tot nu toe kon dat enkel door een persoon op te sluiten in de gevangenis, een persoon vrij te laten met of zonder voorwaarden of door een borgsom op te leggen.
Het elektronisch toezicht met gps biedt dus een extra mogelijkheid, maar het blijven natuurlijk de onderzoeksrechters die beslissen wie in aanmerking komt voor dit systeem. Ik heb dat ook altijd duidelijk zo gezegd. Ik heb ook gezegd dat het systeem, wanneer het volledig getest, geëvalueerd en ingeburgerd is, maximaal voor tweehonderd personen zal kunnen worden gebruikt.
We zijn vandaag half februari en ik stel vast dat het vertrouwen bij de onderzoeksrechters snel is toegenomen. Op anderhalve maand tijd zien we dat een groot aantal arrondissementen reeds gebruikmaakt van het systeem en dat er in totaal dertig plaatsingen met enkelband met gps werden gedaan. Momenteel zijn 26 dossiers actief. Dat betekent dat een aantal dossiers volledig zijn afgerond en dat die zonder problemen zijn verlopen.
Natuurlijk zullen we dit systeem heel uitgebreid evalueren. Die evaluatie is nadrukkelijk gepland achttien maanden na de inwerkingtreding van de wet, midden 2015, maar uiteraard hebben we ook heel regelmatige overlegvergaderingen met de onderzoeksrechters om te kijken op welke manier wij ons systeem nog kunnen bijstellen of om na te gaan of er bepaalde opmerkingen zijn.
Mijn diensten hebben de afgelopen weken al een ronde gedaan langs de rechtsgebieden van de hoven van beroep, waarbij de nieuwe procedure is voorgesteld en de aandacht is uitgegaan naar de vragen en opmerkingen van de magistraten uit het hele land. Al die opmerkingen worden geanalyseerd om na te gaan welke mogelijke dringende wijzigingen zouden moeten worden aangebracht. Dit zal zowel voor het koninklijk besluit als voor de omzendbrief nog voor het einde van de regeerperiode kunnen plaatsvinden. Aan deze lijst met opmerkingen worden vanzelfsprekend ook de bezorgdheden toegevoegd van de heer Vandermeersch en het College van procureurs-generaal.
06.04 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, ik hoor de intentie om in te gaan op de bemerkingen. Ik kan mij voorstellen dat het in de praktijk niet altijd vanzelfsprekend is, maar de bemerkingen van advocaat-generaal Vandermeersch en van het College van procureurs-generaal zijn er. Het is belangrijk dat er zo snel mogelijk wordt gezocht naar oplossingen voor die problemen.
Ik begrijp dat u nog overleg wil plegen met de betrokkenen zelf, met de onderzoeksrechters, om te kijken hoe het in de praktijk werkt. Het is echter ook dringend nodig om een antwoord te bieden op de geformuleerde bemerkingen, juist om procedureproblemen nadien te vermijden.
06.05 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, ik noteer dat u alles verzamelt en dat u dan aanpassingen zult doen waar nodig.
Zoals mevrouw Becq zegt, denk ik dat de reparatie hier onmiddellijk kan gebeuren. Als er nadien nog andere problemen blijken te zijn, kan u die ook nog aanpassen in een volgende stap. Daarna kunt u alles in een coördinatiewet gieten en is het probleem opgelost. Dit vergt eigenlijk een onmiddellijke reparatie. Het is weer een voorbeeld van snelle, maar daardoor slordige wetgeving en dat moet te allen prijze worden opgelost.
L'incident est clos.
07 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de financiering van gemeentelijke prestatieplaatsen inzake werkstraffen en alternatieve gerechtelijke maatregelen" (nr. 22233)
07 Question de Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "le financement des lieux de prestation au sein des communes dans le cadre des peines de travail et des mesures judiciaires alternatives" (n° 22233)
07.01 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, u hebt in deze legislatuur ingezet op de strafuitvoering, het wegwerken van de wachtlijsten voor probatie, werkstraffen en enkelbanden.
U hebt ook de nadruk gelegd op het belang van alternatieve gerechtelijke maatregelen en werkstraffen. Dat zullen in de toekomst belangrijke elementen blijven. Op dit moment kan men voor die projecten nog rekenen op subsidiëring door Justitie, zodat er voor de werkstraffen begeleidend personeel kan worden aangenomen. Met die subsidies alleen kan men de werkstraffen echter niet op een treffelijke manier begeleiden en opvolgen. De gemeenten leveren daarvoor nog een extra inspanning.
U weet dat de gemeenten er financieel niet altijd goed voorstaan en dat er overal bespaard moet worden. Dat staat elke dag in de kranten. Ik heb in mijn vraagstelling het voorbeeld gegeven van het Limburgse Kortessem, maar mijn vraag is algemener. U zet in op werkstraffen. Ik hoop dat die ook nadien zullen kunnen doorgaan. De vraag is of daarvoor in voldoende financiering zal worden voorzien. Ik vind het belangrijk dat er nu wordt ingegrepen, vooraleer er te veel plaatsen wegvallen en een deel van de knowhow verloren gaat.
Mevrouw de minister, bent u ervan op de hoogte of er effectief een probleem is?
U mag schriftelijk antwoorden op mijn vraag welke gemeenten in de jaren 2011, 2012 en 2013 een subsidie ontvingen voor een project inzake de uitvoering van werkstraffen en andere alternatieve gerechtelijke maatregelen.
Om welk bedrag ging het daarbij? Welke bedragen namen de gemeenten zelf op zich? Hoeveel uren werkstraf stonden daar tegenover? Hoeveel projecten liepen af in 2013? Hebt u kennis van projecten die in de nabije toekomst in het gedrang zullen komen? Wat zult u, ten slotte, doen om te voorkomen dat al die projecten worden stopgezet wegens onvoldoende financiering? Zit dit ook mee in de begroting?
07.02 Minister Annemie Turtelboom: Zoals u zelf aangeeft, klopt het inderdaad dat ik de strafdifferentiatie hoog in het vaandel draag en daarom de voorbije twee weken fors geïnvesteerd heb in het wegwerken van de wachtlijsten. De wachtlijst van de werkstraffen is met 86 % gedaald. Het vertrouwen van de rechters in de alternatieve straffen neemt toe. Specifiek voor de werkstraf steeg het vertrouwen tussen 2011 en 2013 met 16 %. Een aantal maanden geleden werd de website www.werkstraf.be gelanceerd, om na het succes van de website die werd opgericht om het arbeidsaanbod in de gevangenissen te verbeteren, ook het aanbod van de werkstraffen te optimaliseren. Wij verwachten hetzelfde succes, waardoor het aanbod aan werkstraffen nog exponentieel zal toenemen.
Justitie werkt samen met steden en gemeenten voor de omkadering van de werkstraffen, dienstverlening, dadercursussen en dadertherapie. Die samenwerking loopt al jaren volgens dezelfde regels, waarbij steden en gemeenten een beroep kunnen doen op het Veiligheidsfonds om een financiële tegemoetkoming te krijgen voor het extra personeel dat ze moeten aanwerven om deze alternatieve gerechtelijke maatregelen te begeleiden en te omkaderen.
Justitie stelt daarvoor een vaste enveloppe ter beschikking van 6,2 miljoen euro. Dat geld komt uit het Veiligheidsfonds en wordt verdeeld onder een tachtigtal gemeenten en steden. In 2012 en 2013 werd, met 6 236 381 euro en 6 230 184 euro, hetzelfde bedrag aan subsidies verdeeld. Ondanks de moeilijke budgettaire situatie blijft het bedrag dus redelijk stabiel.
Het geld wordt door de gemeenten gebruikt als een financiële tegemoetkoming voor het bijkomend personeel dat zij aanwerven. Het kan niet worden gebruikt om werkingskosten, werkingsmiddelen of investeringsmiddelen te betalen. Bovendien is het bedrag dat gebruikt kan worden om het personeelsgedeelte te betalen ook forfaitair begrensd. Die voorwaarden zijn duidelijk. Ze zijn al jaren onveranderd.
De crisis heeft natuurlijk ook bij de steden en gemeenten hard toegeslagen. Elke dag worden wij geconfronteerd met gemeenten die op zoek moeten gaan naar nieuwe inkomsten of zwaar moeten snijden in de uitgaven. Ook de projecten die samen met Justitie worden opgezet, worden daardoor soms bedreigd. Mijn diensten hebben intensief contact met de steden en gemeenten om te kijken waar er problemen zijn en hoe die opgelost kunnen worden.
Door de staatshervorming komen wij in een nieuwe situatie terecht, aangezien de subsidieopdrachten van het directoraat-generaal Justitiehuizen naar de Gemeenschappen worden overgeheveld. De financiële modaliteiten van het Veiligheidsfonds blijven echter federaal. Wij zijn nu ook aan het bekijken op welke manier wij aansluiting kunnen vinden bij de subsidietaken en de enveloppen die wel worden overgeheveld.
Mijn diensten zijn momenteel zeer concrete voorbeelden aan het uitwerken. Wij moeten binnen die context een structurele oplossing uitwerken die ervoor zorgt dat de gemeenten en steden in de mogelijkheid blijven om alternatieve straffen te omkaderen en te begeleiden. Wij zijn aan het bekijken op welke manier wij het systeem kunnen hervormen, maar wij willen aan de gemeenten dezelfde mogelijkheden blijven geven. De evaluatie is volop bezig. Wij hebben ook vergaderingen met de steden en gemeenten. Wij hebben hun alarmkreet over hun financieel moeilijke situatie zeer goed begrepen. Wij vinden de werkstraffen zeer belangrijk. Wij proberen sommige zaken te ondervangen door met de website actiever te zijn en administratief eenvoudiger te werken.
Een aantal pistes moet ervoor zorgen dat wij dat op hetzelfde niveau kunnen blijven bekijken.
07.03 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, ik hoor dat u zegt dat het vertrouwen in de werkstraffen met 16 % toeneemt.
Kan ik begrijpen dat die 6,2 miljoen beschikbaar blijft, maar eigenlijk onvoldoende is om aan de nood van de gemeenten te voldoen?
07.04 Minister Annemie Turtelboom: Voor ons niveau blijft het bedrag hetzelfde.
07.05 Sonja Becq (CD&V): Die 6,2 miljoen blijft, als ik het goed begrijp.
07.06 Minister Annemie Turtelboom: Op die 6,2 miljoen gaat het om 6 000 euro minder, maar in de hele pot valt dat zeer goed mee.
Het probleem zit hem vooral in de budgettair moeilijke situatie van de gemeenten, waar ik begrip voor heb.
07.07 Sonja Becq (CD&V): Maar waarvoor niet direct meer middelen kunnen worden uitgetrokken in 2014.
07.08 Minister Annemie Turtelboom: Wij kijken ook na of wij het systeem niet voor een stuk kunnen hervormen om …
07.09 Sonja Becq (CD&V): … tot minder lasten te komen en meer werk.
07.10 Minister Annemie Turtelboom: In ieder geval streven wij naar een efficiëntere werking. Voor ons niveau blijft het hetzelfde, maar wij kunnen de tekorten van de gemeenten niet zomaar op federaal niveau opvangen. Ik denk wel dat iedereen dat begrijpt.
07.11 Sonja Becq (CD&V): De bezorgdheid gaat vooral over de vraag of er gemeenten zullen afhaken. Mijn vraag welke gemeenten al hebben laten weten dat zij afhaken omdat zij nog onvoldoende kunnen bijpassen uit eigen middelen, hebt u niet beantwoord. Als dat afhaken inderdaad gebeurt, bijvoorbeeld wanneer de beschikbaarheid met 20 % daalt, dan staan wij nergens meer met het gewonnen vertrouwen. Daar zit de bekommernis, maar ik hoor daarop momenteel niet direct een duidelijk antwoord, want ik heb niet vernomen welke gemeenten al dan niet hebben afgehaakt.
07.12 Minister Annemie Turtelboom: Die cijfers hebben wij op dit ogenblik niet.
L'incident est clos.
- de heer Theo Francken aan de minister van Justitie over "de strijd tegen schijnhuwelijken en schijnwettelijke samenwoningen" (nr. 22297)
- mevrouw Nahima Lanjri aan de minister van Justitie over "de opvolging van de schijnhuwelijken" (nr. 22352)
- de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "het intrekken van het verblijfsrecht na een schijnhuwelijk of een schijnsamenlevingscontract" (nr. 22356)
- M. Theo Francken à la ministre de la Justice sur "la lutte contre les mariages de complaisance et les cohabitations légales de complaisance" (n° 22297)
- Mme Nahima Lanjri à la ministre de la Justice sur "le suivi des mariages de complaisance" (n° 22352)
- M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "le retrait du droit de séjour à la suite d'un mariage de complaisance ou d'une cohabitation de complaisance" (n° 22356)
De voorzitter: Mevrouw Lanjri laat zich verontschuldigen.
08.01 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de minister, in 2013 zou de nieuwe centrale gegevensbank met alle pogingen tot en bestraffingen van schijnhuwelijken en schijnsamenwoonsten het daglicht zien. Die gegevensdatabank moet het zogenaamde shopgedrag, waarbij personen die in de ene gemeente niet mogen huwen het elders proberen, vermijden. Het systeem zou worden gekoppeld aan het bevolkingsregister.
Een degelijke databank zou een grote stap vooruit zijn in de strijd tegen schijnhuwelijken en schijnwettelijke samenwoningen. De transparantie en data maken het de betrokken diensten eenvoudiger om fraude tegen te gaan en laten toe een gefundeerd beleid te voeren.
Die databank bestaat volgens mij nog niet. Er is dus toch wat vertraging.
Voor het eerst stabiliseerde het aantal gesloten samenlevingsovereenkomsten in 2012 tot 78 158, in vergelijking met 78 496 op het einde van de periode 2008-2011. Of die lichte daling te wijten is aan de verhoogde focus op schijnsamenwoonsten, onder andere door middel van de nieuwe databank, is maar de vraag. Vast staat echter dat de databank een goede zaak zou zijn op het vlak van preventie.
Mij lijkt het een moeilijke opgave om schijnhuwelijken en schijnsamenwoonsten te vernietigen, eens ze voltrokken zijn. Uit cijfers die u in december 2012 bekendmaakte, bleek dat slechts 3,5 % van het totaal aantal vastgestelde schijnhuwelijken werd vernietigd.
Duidelijk werd ook dat het aantal nietigverklaringen sinds 2009 elk jaar is gedaald en dat de afname het grootst is in de provincie Antwerpen.
Mevrouw de minister, is de centrale gegevensbank goed uit de startblokken geraakt? Ik heb begrepen van mevrouw De Block dat ze nog niet is vertrokken, dus die vraag is al zonder voorwerp.
Hoeveel gevallen van shopgedrag konden al worden vastgesteld? Of, indien er nog geen shoppers konden worden gevat, over welke aantallen of ordegrootte gaat het volgens de informatie waarover u beschikt?
Hoeveel onderzoeken naar schijnhuwelijken en schijnwettelijke samenwoningen zijn er in 2013 ingesteld of zijn lopende? Kunt u daarbij een overzicht geven van het aantal ingestelde onderzoeken per provinciehoofdstad?
Kunt u duidelijk maken of het over een onderzoek naar een schijnhuwelijk ging dan wel over een onderzoek naar een schijnsamenwoonst. Hebt u die cijfers ook voor 2009, 2010, 2011 en 2012?
Hoeveel schijnhuwelijken en schijnsamenwoonsten werden vastgesteld? Kunt u ook wat dat betreft een overzicht voor de voorbije vijf jaar geven per provinciehoofdstad met de opdeling in schijnhuwelijk en schijnsamenwoonst.
Hoeveel van de vastgestelde schijnhuwelijken en schijnsamenwoonsten werden ontbonden? Kunt u duidelijk maken of het om de ontbinding van een schijnhuwelijk dan wel om de ontbinding van een schijnsamenwoonst ging? Wat waren de aanleidingen voor de ontbindingen? Ik had ook graag voor de ontbindingen in de afgelopen vijf jaar een opsplitsing per provinciehoofdstad gekregen.
Hoeveel zaken over schijnhuwelijken en schijnsamenwoonsten werden in 2013 ingeleid bij de parketten per gerechtelijk arrondissement of zijn in behandeling? Welke nationaliteit hebben de beklaagden?
08.02 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, een week geleden heb ik uw collega, de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, ondervraagd over de vernietigingen van schijnhuwelijken en schijnsamenlevingscontracten. In haar antwoord vermeldde zij dat afgelopen jaar ongeveer vierduizend onderzoeken naar schijnhuwelijken werden gestart, inclusief de reeds gesloten huwelijken. Zij wist mij te vertellen dat 3 017 onderzoeken werden afgesloten met de vaststelling van schijnhuwelijk en dat er 1 064 schijnsamenlevingscontracten werden geregistreerd.
Op de vraag naar het aantal intrekkingen van verblijfsvergunningen op basis van de vaststelling van schijnhuwelijk of schijnsamenlevingscontract wist uw collega te vertellen dat aan Franstalige zijde 48 verblijven werden ingetrokken en 52 aan Nederlandstalige zijde. Ik vond dat een vrij pover resultaat en ik was niet de enige in de commissie die dat een vrij pover resultaat vond.
Mevrouw de minister, bevestigt u de cijfers van de registratie van schijnhuwelijken en schijnsamenlevingscontracten? Hoeveel schijnhuwelijken werden vernietigd? Hoeveel schijnsamenlevingscontracten werden ontbonden?
Waar ligt volgens u de verklaring voor het feit dat slechts honderd verblijfsvergunningen op basis van een schijnsamenleving of een schijnhuwelijk werden ingetrokken?
Mevrouw de minister, u weet veel beter dan ik dat juist de toekenning van een verblijfsrecht verklaart waarom vreemdelingen schijnhuwelijken of schijnsamenlevingscontracten sluiten.
Welke maatregelen zult u nemen om te zorgen voor een verhoging van het aantal intrekkingen van verblijfsvergunningen op basis van de vaststelling van schijnhuwelijk en schijnsamenlevingscontract? Komt er een ministeriële rondzendbrief? Hoe zult u zorgen voor een hoger cijfer, en dus voor het wegnemen van de grond onder de schijnhuwelijken en de schijnsamenlevingscontracten?
08.03 Minister Annemie Turtelboom: Het intrekken van verblijfsvergunningen gebeurt door de DVZ, uiteraard onder de bevoegdheid van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie. Voor het aantal intrekkingen en eventuele verklaringen hiervoor kunt u bijgevolg bij haar terecht. Ik heb daarenboven geen enkele reden om de cijfers die de staatssecretaris heeft gegeven, in twijfel te trekken.
De reden waarom er evenwel nog niet op de vraag over de cijfers werd geantwoord, is dat ik ze bij het College van procureurs-generaal heb opgevraagd,maar ze nog niet heb ontvangen.
De extractie van de cijfers uit de databank van de rechtbank van eerste aanleg gebeurt semestrieel. De meest recente extractie, met betrekking tot de cijfers van 2013, gebeurde in januari. Het vraagt enkele weken om die in publiceerbare tabellen te publiceren en ze te valideren. Zodra ik de cijfers heb, zal ik ze uiteraard meedelen.
Ik wijs er wel op dat de cijfers in kwestie enkel op de schijnhuwelijken betrekking hebben. De schijnwettelijke samenwoonst is immers pas sinds 3 oktober 2013 strafbaar. De eerste extractie waarbij uit de databank van de rechtbank van eerste aanleg cijfers over de schijnwettelijke samenwoonst zullen worden opgehaald, is de extractie van juli 2014.
Het is dus nog te vroeg voor cijfers over de schijnwettelijke samenwoning, vooral omdat het koninklijk besluit dat de uitbreiding van het Rijksregister met informatie over schijnhuwelijken en schijnwettelijke samenwoningen regelt, nog niet definitief is. Het bewuste koninklijk besluit moet nog door de Koning worden ondertekend en kan daarna in het Belgisch Staatsblad worden gepubliceerd.
De wet van 2 juli 2013 betreffende de strijd tegen schijnhuwelijken en schijnwettelijke samenwoningen heeft, ten slotte, de verplichting voor de griffiers ingevoerd om hun uittreksels van de vonnissen tot nietigverklaring van de schijnhuwelijken en schijnwettelijke samenwoningen naar de Dienst Vreemdelingenzaken door te sturen. De maatregel, die past in een betere informatie-uitwisseling, moet de DVZ in staat stellen het nodige te doen met het oog op de eventuele intrekking van de verblijfsvergunning.
Bovendien geeft de nieuwe wet meer mogelijkheden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand om preventief op te treden tegen het tot stand komen van een schijnhuwelijk of schijnsamenwoonst. Indien de ambtenaar van de burgerlijke stand ernstige twijfels heeft, zullen zijn twijfels aanleiding geven tot een onderzoek naar het schijnhuwelijk of de schijnsamenwoonst, zonder dat het huwelijk of de wettelijke samenwoonst al doorgang kan vinden en bijgevolg zonder dat een verblijfsrecht tot stand komt.
In dat opzicht moeten de cijfers ook worden genuanceerd. De intrekking van een verblijfsrecht is vooral aan te bevelen voor schijnhuwelijken en schijnsamenwoonsten die achteraf, a posteriori, worden gedetecteerd.
08.04 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de minister, ik stel voor dat ik de vraag opnieuw indien als schriftelijke vraag. Ik neem aan dat de resultaten over dertig dagen wel beschikbaar zullen zijn?
08.05 Minister Annemie Turtelboom: Normaal gezien wel.
08.06 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, u zegt dat u geen enkele reden hebt om te twijfelen aan de cijfers van uw collega, de staatssecretaris voor Asiel en Migratie. Ik ga er dus van uit dat u haar cijfers bevestigt en dat u ook haar bedenkingen bevestigt. Zij vond met name honderd intrekkingen op enkele duizenden schijnhuwelijken en schijnsamenlevingscontracten een pover resultaat.
U zegt dat sinds de wet van 2 juni 2013 de griffies verplicht zijn de vonnissen door te sturen naar de Dienst Vreemdelingenzaken, die eventueel het nodige kan doen. Wat mij betreft staat dat woord “eventueel” er te veel, mevrouw de minister. Het intrekken van het verblijfsrecht zou een automatisme moeten zijn, want dat is de achterliggende reden voor schijnhuwelijken en schijnsamenlevingscontracten. Het algemeen rechtsprincipe luidt: fraus omnia corumpit. Wat mij betreft, mag het woord “eventueel” dus gerust geschrapt worden.
L'incident est clos.
- de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "de resultaten van de werklastmeting" (nr. 22353)
- mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Justitie over "de werklastmeting bij de hoven van beroep" (nr. 22405)
- M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "les résultats de la mesure de la charge de travail" (n° 22353)
- Mme Kristien Van Vaerenbergh à la ministre de la Justice sur "la mesure de la charge de travail auprès des cours d'appel" (n° 22405)
09.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, de werklastmeting is een oud zeer in deze commissie en een oud zeer in Justitie. Veel Vlaamse magistraten zijn vragende partij. Op 13 september 2013 is het verslag van de werklastmeting over de hoven van beroep aan u meegedeeld. U hebt in deze commissie bevestigd dat het verslag zou worden onderzocht door uw administratie met het oog op voorstellen en maatregelen. Wij zijn nu vijf maanden verder. Ik zou u graag willen ondervragen over de conclusies en over de eventuele openbaarmaking van deze resultaten. Daarom heb ik de volgende vragen voor u.
Ten eerste, kunt u ons uw conclusies meedelen, ook al zijn deze voorlopig?
Ten tweede, uit het verslag zou blijken dat de hoven van beroep van Luik en Bergen verregaand overbedeeld zijn wat het aantal leden van de respectievelijke korpsen betreft. Het zou zelfs blijken dat er in Gent eigenlijk dubbel zoveel raadsleden zouden moeten zijn dan er nu zijn om dezelfde output te behouden met hetzelfde werkproces als dat van Luik of Bergen. Ook het hof van beroep van Antwerpen zou in vergelijking met Luik en Bergen voor minstens één derde tot de helft onderbedeeld zijn. Mijn vraag is natuurlijk of dit klopt. Graag had ik uw bevestiging hiervan.
Ten derde, als dit niet zou kloppen, wat blijkt dan wel uit de cijfers?
Ten vierde, het zou volgens mij de normaalste zaak van de wereld moeten zijn dat de resultaten van die studie over de werklastmeting openbaar worden gemaakt, of toch minstens medegedeeld worden aan de leden van de commissie voor de Justitie. Dus, mevrouw de minister, wanneer krijgen wij inzage in dat rapport?
Ten vijfde, ik mocht recent vernemen dat de Waalse hoven van beroep vrij gelukkig zouden zijn, omdat er besloten zou zijn dat de hele problematiek van de werklastmeting met betrekking tot de hoven van beroep voor minstens twee jaar zou worden bevroren. Klopt het dat u de bedoeling hebt om gedurende twee jaar in dit communautair geladen dossier niets te laten gebeuren?
Ten zesde, als men er al voor zou pleiten om dit dossier te bevriezen, bestaat volgens mij het gevaar dat, wanneer binnen twee tot drie jaar naar dit dossier wordt teruggegrepen, de hoven van beroep van Bergen en Luik er alles aan zullen doen om de studie en de onderzoeken te laten herdoen, met de bewering dat de cijfers geactualiseerd moeten worden.
Heeft het wel zin om het dossier te bevriezen? Zou men niet beter door de zure appel heen bijten?
09.02 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, in september 2013 hebt u het rapport van de werklastmeting bij de hoven van beroep ontvangen. Het was definitief en reeds gevalideerd.
U hebt mij toen het volgende geantwoord op een parlementaire vraag, en ik citeer: “dat ik mijn administratie de opdracht heb gegeven om, onder meer rekening houdend met de rapporten, een wetgevend initiatief voor te bereiden waarin een voorstel wordt gedaan om de definitieve kaders vast te leggen”.
Hoever staat het intussen met dat voorstel? Zal het nog voor deze legislatuur zijn of zult u het doorschuiven naar de volgende regering?
U zei toen ook dat u onder meer rekening zou houden met die rapporten. Welke andere factoren neemt uw administratie dan nog in overweging? Betekent dit dat het objectieve rapport onvoldoende instrumenten bevat om te beslissen?
Dit is een rapport dat is gevalideerd en daarom moet het ook door het Parlement kunnen worden ingezien.
Ik zou dus van u graag het rapport krijgen. Kunt u de commissie het rapport van de werklastmeting bezorgen, aangezien het al gevalideerd en definitief is?
09.03 Minister Annemie Turtelboom: Vooraleer definitieve conclusies te trekken uit het rapport heb ik aan het Vast Bureau voor Statistiek en Werklastmeting van de zetel gevraagd dat een herberekening van de personeelsbehoeften voor juridische en administratieve functies zou worden gemaakt, per hof van beroep, telkens op basis van de vijf verschillende scenario’s die werden gehanteerd en waarbij rekening werd gehouden met lokale tijden.
Vooraleer conclusies te trekken, ook voorlopige, wil ik dus een duidelijk zicht hebben op de verschillende mogelijke invalshoeken. De interpretatie die u geeft, is niet de mijne. Bovendien heb ik, zoals reeds aangehaald, bijkomend onderzoek gevraagd. Het rapport zelf gaat uit van een diepgaande organisatiestudie van de jaren 2010-2012, waaruit, op basis van de “as is”-behandeltijden en werkafspraken, een personeelsbepaling wordt gemaakt die nodig is om het te leveren werk uit te voeren.
Het is duidelijk gebleken dat alle hoven van beroep tot nu toe van elkaar verschillen en anders werken. Er zijn verschillen inzake de inzetbaarheid van het personeel, de spreiding van zware en lichte dossiers, de gemaakte beleidsopties, de werkprocessen en externe factoren. In het rapport werd de werklast berekend aan de hand van de tijd die de uitvoering van elk kernproduct vergt. Voor eenzelfde product kan de benodigde behandeltijd sterk beïnvloed zijn door de manier van werken en door omgevingsfactoren. In de tijdsbepaling worden de verschillende werkwijzen opgenomen in verschillende scenario’s, waaraan dan verschillende richttijden gekoppeld zijn.
Ik neem mij voor het rapport samen met de bestelde bijkomende studie in de commissie te laten toelichten door de magistraat-projectleider van het Vast Bureau voor Statistiek en Werklastmeting van de zetel. Tot op heden werd ik nog niet in het bezit gesteld van deze bijkomende studie.
Er is helemaal geen sprake van een bevriezing of wat dan ook. Er is inderdaad bepaald dat de tijdelijke kaders van de hoven van beroep met twee jaar worden verlengd. De bedoeling daarvan is dat wanneer de werklastmeting van alle instanties, rechtbanken en hoven, zal zijn afgerond eind 2015, een globaal beeld zal worden verkregen, zodat waar nodig zou kunnen worden overgegaan tot interne verschuivingen, niet alleen tussen de hoven onderling, maar ook bijvoorbeeld tussen hoven en rechtbanken. In het protocol 2010 werd al in het opstarten van opvolgingsmetingen bij de hoven van beroep voorzien. In het nieuwe artikel 352 van het Gerechtelijk Wetboek wordt gesteld dat de werklastmeting voor elk type gerecht om de vijf jaar zal dienen te gebeuren. Verder is bepaald dat de werklastmeting gebeurt op basis van nationale normtijden voor elke categorie van rechtscollege en parket.
09.04 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, wat men gevreesd had, doet zich voor: pas eind 2015 wilt u ongeveer landen. U zegt herberekeningen van de personeelsbehoeften te hebben gevraagd op basis van de vijf scenario’s. U hebt er niet bij gezegd dat u daarop een termijn van berekening hebt gesteld. Ik ga er dus van uit dat die herberekeningen niet meer voor het einde van deze legislatuur zullen zijn, tenzij u mij nu het tegendeel bevestigt. U hebt ze besteld, maar u hebt geen eindtermijn vastgelegd waarbinnen men klaar moet zijn met de herberekeningen. Dan zijn wij dus inderdaad op weg naar eind 2015. Het zal in elk geval de Vlaamse hoven van beroep niet zeer plezieren dit te horen.
Mevrouw de minister, u zegt over een voorlopig rapport te beschikken. U zult er wellicht geen bezwaar tegen hebben dat het voorlopig rapport aan de leden van de commissie wordt overgezonden.
09.05 Minister Annemie Turtelboom: Ik heb in vorige vragen al geantwoord dat ik vind dat men met definitieve rapporten moet werken. Op het moment dat het definitief rapport klaar is, heb ik er geen probleem mee dat het rapport wordt overgezonden aan de commissie. Ik heb dat trouwens altijd gedaan, ook bij andere hoorzittingen van de commissie of vorige rapporten in het kader waarvan magistraten werden uitgenodigd.
Ik weet echter niet of het vast bureau bereid is te komen met een voorlopig rapport, of dat het alleen wil komen met een definitief rapport.
09.06 Peter Logghe (VB): Wij kunnen dus rustig aan de verkiezingsstrijd beginnen. Wij moeten geen gaatje meer vrijhouden voor de bespreking van het rapport, veronderstel ik. Het zal dus voor na de huidige legislatuur zijn.
09.07 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, ik ben enigszins verwonderd door uw antwoord. Zoals ik in mijn vraag aanhaalde, had u mij in september 2013 gezegd dat het rapport van de werklastmeting definitief en gevalideerd was, en dat u uw administratie al de opdracht had gegeven om een voorstel uit te werken.
Blijkbaar wordt er nog een aanvullende opdracht gegeven aan het bureau. Het bureau mag die opdracht uiteraard komen toelichten in de commissie. Wij hebben niks liever. Ik wou echter dat wij al een beetje verder stonden en dat wij nog vóór het einde van de legislatuur een voorstel hadden gekregen. Het dossier ligt immers heel gevoelig en sleept al heel lang aan.
Het ontgoochelt mij om dat nu te moeten horen.
Verder zou ik graag een afschrift van het rapport krijgen. Aangezien het definitief en gevalideerd is, is er dus geen enkel probleem om het ook aan de commissie te bezorgen. Het is goed dat u een bijkomende studie vraagt aan het Vast Bureau voor Statistiek en Werklastmeting, maar het rapport was wel definitief. Ik zie dus niet in waarom het rapport geheim zou moeten blijven, temeer daar u zei dat u er onder meer rekening mee zou houden. Ik zie dan ook niet in waarom de cijfers niet meegedeeld kunnen worden.
U gaat daar blijkbaar niet op in? Dan blijven wij in het ongewisse daarover.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Samengevoegde interpellatie en vragen van
- de heer Carl Devlies aan de minister van Justitie over "de middelmatige resultaten inzake strijd tegen fiscale fraude" (nr. 22370)
- de heer Olivier Maingain aan de minister van Justitie over "de gerechtelijke overheid en de bestrijding van de grote fiscale fraude" (nr. 22409)
- de heer Georges Gilkinet tot de minister van Justitie over "het falen van Justitie in de strijd tegen de financiële criminaliteit en het witwassen van geld" (nr. 116)
10 Interpellation et questions jointes de
- M. Carl Devlies à la ministre de la Justice sur "les résultats mitigés obtenus en matière de lutte contre la fraude fiscale" (n° 22370)
- M. Olivier Maingain à la ministre de la Justice sur "l'autorité judiciaire et la lutte contre la grande fraude fiscale" (n° 22409)
- M. Georges Gilkinet à la ministre de la Justice sur "l'inefficacité de la Justice dans la lutte contre la criminalité financière et le blanchiment d'argent" (n° 116)
10.01 Carl Devlies (CD&V): Ik heb een opvolgingsvraag die komt na een hoorzitting met het College van procureurs-generaal van vorige week. Er werd begin afgelopen week ook bijkomende informatie opgestuurd door dat College van procureurs-generaal. Die informatie heeft mij gisteren pas bereikt.
Het verslag van de hoorzitting is nog niet voltooid en ik heb het dan ook nog niet in mijn bezit. Ik moet mij dan ook baseren op de eerste uiteenzetting van het College van procureurs-generaal, waarvan een schriftelijk document bestaat. Het andere geschreven stuk betreft de nota die nadien werd verstuurd door het College van procureurs-generaal.
Ik heb mijn vraag in de plenaire vergadering van 28 januari 2014 zopas nog even nagelezen. Ik heb de minister toen onder meer gevraagd om mij te informeren over het aantal zaken van fraude en witwaspraktijken die verjaard zijn of waarbij de redelijke termijn was overschreden. Er is mij geantwoord dat het niet mogelijk was om mij die gegevens te bezorgen, omdat die gegevens niet bestaan. Ondertussen blijkt uit de gegevens die wij hebben ontvangen van het College van procureurs-generaal dat een aantal van die gegevens wel waren bezorgd aan de minister, maar dat zij niet werden doorgespeeld aan mijzelf als volksvertegenwoordiger, die daarover een vraag stelde.
Ik verneem bijvoorbeeld via de bijkomende nota van de procureurs-generaal dat er in 2012 heel wat uitspraken geweest zijn inzake de verjaring of de overschrijding van de redelijke termijn.
Zo was er een uitspraak over fraude en witwaspraktijken op 15 mei 2012, voor een bedrag van 20 miljoen euro. Op 26 juni 2012 ging het om een bedrag van 2 miljard Belgische frank. Vele bedragen worden nog vermeld in Belgische frank, omdat de dossiers al zolang aanslepen. Er is ook een uitspraak van 28 juni 2012, en nog één voor witwassen op 11 januari 2012. Voor zware fiscale fraude zonder witwasserij, waren er uitspraken op 27 maart 2012, op 4 september 2012, op 16 oktober 2012 en op 12 december 2012.
Kortom, er is een hele reeks van uitspraken over zaken die verjaard zijn of waarvoor de rechtbank het overschrijden van de redelijke termijn heeft vastgesteld.
Daarbij wordt vermeld dat het een niet-exhaustieve lijst is. Ik betreur dat wij nog altijd niet beschikken over een volledig overzicht. Ik betreur ook dat de minister ons de gegevens niet bezorgd heeft op het moment dat ik de vraag stelde, ondanks het feit dat zij toen reeds beschikte over de informatie of minstens over een gedeelte van de informatie.
Ik stel ook vast dat het College van procureurs-generaal bevestigt wat in vroegere vragen aan de minister werd geformuleerd. Ik citeer de teksten, die in het Frans zijn. Er is nog geen vertaling, omdat er nog geen verslag van het commissiesecretariaat is. Onder meer het volgende wordt gezegd:
"Actuellement, la lutte contre la criminalité économique et financière, en particulier la fraude fiscale grave, se solde par des résultats très médiocres. Des dossiers aboutissent trop souvent au constat de la prescription de l'action publique ou du dépassement du délai raisonnable en raison de défaillances à tous les niveaux de la chaîne pénale: manque d'enquêteurs, d'experts, de magistrats spécialisés et disponibles, les priorités se situant de facto ailleurs".
"Les conséquences de ce constat sont multiples: pas de caractère suffisamment dissuasif des sanctions, injustice à l'égard des contribuables auxquels des efforts sont par ailleurs demandés, distorsion de la concurrence, perte énorme pour l'État et les caisses de la sécurité sociale".
Zo gaat dat verslag enkele pagina’s voort. Er werden in de commissie dan vragen gesteld, die door de procureurs-generaal beantwoord werden, maar helaas heb ik toen de commissie moeten verlaten vanwege een debat in Antwerpen dat reeds lang gepland was. Ik weet dus niet hoe het verder verlopen is, ik wacht op het verslag. In elk geval bevestigen de procureurs-generaal wat wij vreesden in de verschillende uiteenzettingen.
Mevrouw de minister, wat is uw reactie op de verslagen?
Waarom hebt u de cijfers niet meegedeeld op eerste verzoek?
Hoe zit het nu met die 555 dossiers, die reeds meer dan vijf jaar in onderzoek zijn en waarvoor de overschrijding van de redelijke termijn of de verjaring dreigt?
Over welk bedrag spreken we hier in feite? Ik weet dat het enig opzoekingswerk zal vergen om die gegevens bijeen te brengen, maar het lijkt mij toch wel belangrijk dat het Parlement weet over welke bedragen het gaat.
10.02 Olivier Maingain (FDF): Madame la présidente, madame la ministre, comme mon collègue l'a déjà rappelé, cela fait plus de vingt ans qu'un certain nombre d'institutions internationales, notamment l'OCDE, disent que la Belgique ne progresse pas de manière efficace dans sa lutte contre le blanchiment d'argent sale ou la fraude fiscale et sociale, notamment.
C'était encore le cas dans le rapport de phase 3 sur la mise en oeuvre par la Belgique de la convention de l'OCDE sur la lutte contre la corruption paru en octobre dernier. Les représentants du Collège des procureurs généraux entendus récemment en commission des finances et le président de la Cellule de Traitement des Informations Financières (CTIF) entendu début décembre à la Chambre s'inquiètent du nombre important de dossiers en matière de corruption transnationale et de grande fraude fiscale faisant l'objet d'un arriéré judiciaire et, dès lors, souvent d'un classement sans suite.
Le Collège des procureurs généraux a ainsi relevé que 555 affaires de fraude fiscale seraient encore à l'instruction depuis cinq ans, sans avoir pu être examinées par la chambre du conseil, dont 340 dossiers rien qu'en matière de blanchiment d'argent.
À cet égard, le président de la CTIF, en décembre dernier devant la commission des Finances, avait posé le constat que son organisme avait, en vingt ans, transmis des dossiers pour un total de 22 milliards d'euros aux autorités judiciaires. À ce jour, sur ce montant, des condamnations pour un montant total d'1 milliard ont pu être prononcées.
Les raisons avancées pour expliquer ce retard sont bien connues. Elles ne sont pas neuves: manque de ressources humaines et matérielles, insuffisance des moyens informatiques, absence d'enquêteurs et de magistrats spécialisés, lenteurs de procédure ... Ceux qui n'ont pas voulu de la grande réforme de procédure pénale, notamment le Grand Franchimont, doivent s'en mordre les doigts. C'est un choix politique! Ceux qui, aujourd'hui, viennent s'émouvoir des lenteurs de la Justice devraient peut-être se poser la question de leurs responsabilités dans la gestion des affaires publiques depuis tant d'années.
À ce jour, les cours d'appel de Bruxelles, Liège et Mons comprennent ensemble 13 substituts du procureur du Roi spécialisés en matière fiscale dans les tribunaux de première instance et seulement 5 juges d'instruction spécialisés dans ces matières (3 à Bruxelles, 1 à Liège et 1 à Charleroi, si je ne me trompe).
Les magistrats seraient demandeurs de la mise en place d'une filière spécialisée, à l'instar du système mis en place au niveau du parquet en France ou aux Pays-Bas. On dira que c'est pour la prochaine législature! C'eût pu être en réalité une réforme plus profitable que la réforme du paysage judiciaire qui a été votée. La création d'un véritable auditorat financier, compétent pour traiter les dossiers de fraude financière, économique et sociale, permettrait certainement de répondre à l'afflux des affaires.
En attendant qu'il y ait enfin une volonté politique d'aller dans la direction souhaitée par les magistrats eux-mêmes – ce n'est pas la Justice qui doit être condamnée pour ses lenteurs; c'est l'absence de volonté politique de donner les moyens à la Justice pour faire face à ce type de criminalité –, la ministre peut-elle me communiquer le nombre de dossiers de lutte contre la fraude fiscale et contre la corruption qui seront prescrits au 1er janvier 2015 ainsi que les montants concernés?
Dans l'attente d'une réforme plus approfondie, la ministre a-t-elle quelques idées ou quelque volonté pour enfin donner les moyens aux parquets et aux parquets généraux pour pouvoir lutter contre ce type de criminalité?
10.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Madame la ministre, la situation est grave. Vous connaissez ma préoccupation vis-à-vis du phénomène de la grande fraude fiscale. Aujourd'hui, je dois exprimer ma colère, eu égard aux dernières informations que nous avons pu obtenir.
Le nombre de signaux relatifs à une efficacité de la Justice dans la lutte contre la criminalité financière et le blanchiment d'argent devrait vous inquiéter. Je pense aux derniers chiffres que vous avez enfin communiqués, même si ce fut au compte-gouttes. Certains dossiers remontaient à plus de cinq ans. Comme d'autres, ils menaçaient d'aboutir à la prescription. L'audition récente des procureurs généraux en commission des Finances nous l'a appris, tout comme celle de différents acteurs de la Justice qui a eu lieu aujourd'hui.
On constate que les petits dossiers de fraude sont traités rapidement par la voie administrative, selon le principe de l'Una Via. En revanche, les plus gros sont traités par la voie judiciaire et aboutissent aussi lentement que rarement. Il en résulte une justice de classe, en définitive. Les petites affaires débouchent en effet sur une pénalité, tandis que les plus grandes ne sont jamais jugées.
Plus de 555 dossiers ont été entamés voici plus de cinq ans. Ils sont donc susceptibles d'être prescrits. Au cours des dernières années, de nombreux dossiers n'ont pu être menés à bien pour les mêmes raisons laissant impunies des fraudes très graves et privant l'État de ressources financières qui seraient bien utiles. C'est la note que nous ont remise hier les procureurs généraux qui l'affirme. Selon eux, les affaires prescrites ou qui ont finalement été jugées au-delà des délais raisonnables concernaient 100 millions d'euros. Dès lors, les auteurs de fraude grave n'ont pas été pénalisés. La Belgique est d'ailleurs pointée du doigt par de nombreuses institutions internationales, telles que le GAFI ou l'OCDE, pour l'inefficacité de son action en termes de lutte contre la criminalité financière.
Comme je l'ai dit, l'exposé des trois représentants des procureurs généraux qui nous ont fait le plaisir de venir en commission des Finances mardi dernier était particulièrement explicite quant à ce phénomène et au manque de moyens accordés à la Justice pour contrer ce type de criminalité. Je reprends les mots d'un de nos interlocuteurs qui parlait d'une "justice puissante contre les faibles et faible avec les puissants". En d'autres termes, il s'agit bien d'une justice de classe. Si j'étais ministre de la Justice, je serais inquiet…
Pourtant, au fil des années, des propositions ont été soumises. La commission d'enquête sur la grande fraude fiscale, en 2007, a rendu un diagnostic précis et a émis plus de cent recommandations destinées à lutter contre ce phénomène. Leur mise en œuvre, quand elle existe, est particulièrement lente.
Le groupe de travail Una Via a élaboré un programme d'action tendant à rendre la justice plus efficace sur le plan de la lutte contre la grande fraude fiscale. Or il n'a été que très partiellement appliqué. Il manque notamment le juge d'instruction spécialisé en matières fiscale et financière et un véritable parquet financier épaulé d'enquêteurs formés à cette tâche. À Bruxelles, il n'existe pas de magistrat pouvant mettre en œuvre la procédure Una Via.
L'accord de gouvernement prévoyait la constitution d'équipes disciplinaires - c'est un membre de l'opposition qui souligne l'aspect positif de cet accord qui, hélas, n'a pas été mis en œuvre - associant les parquets, les auditorats du travail, afin d'améliorer l'efficacité du ministère public en matière socioéconomique et financière, mais rien n'a été réalisé en la matière.
Si, d'un point de vue comptable, ces propositions de réforme avaient un impact budgétaire, on pourrait aussi les considérer comme un investissement, certes, mais dérisoire par rapport aux sommes perdues, chaque année, faute de poursuites efficaces, mais aussi par rapport au sentiment d'impunité qui s'installe et qui représente un encouragement à la fraude.
Si seulement, l'effort budgétaire, madame la ministre, était réalisé en engageant quelques juges financiers pour mener à bien ces dossiers et faire rentrer l'argent de la fraude dans les caisses de l'État! Il en résulte, aujourd'hui, que finalement, il n'y a pas de dissuasion de fraudeurs, en l'absence de pénalisation de leurs fautes. Je parle de la grande fraude fiscale. Notre système est injuste à l'égard de l'immense majorité des contribuables qui payent leurs impôts et assument les mesures d'austérité réclamées par le gouvernement fédéral.
Un principe a encore été mis en évidence ce matin par les professionnels du chiffre de distorsion de concurrence: ceux qui respectent les règles sont désavantagés par rapport à ceux qui fraudent impunément. Tout ceci accroît le déficit de l'État, puisque ce sont des sommes importantes qui échappent au juste impôt. On a cité le chiffre de 100 millions d'euros, mais une étude universitaire du DULBEA estime à 20 milliards d'euros annuel - est-ce vrai ou pas? - les pertes pour le Trésor. Au total, cela risque aussi de conduire à la démotivation de ceux qui doivent travailler en pure perte, trop souvent, à la bonne perception de l'impôt et à la lutte contre la fraude fiscale. Heureusement, certaines personnes sont motivées et ont un sens de l'État que l'on ne peut que souligner.
Madame la ministre, en ce qui concerne la rétention d'informations, j'ai été particulièrement étonné, dans le cadre du débat avec les procureurs généraux, d'apprendre qu'ils vous transmettaient des projets de réponse aux questions parlementaires posées et que les parlementaires qui posaient ces questions ne recevaient jamais les réponses qui avaient été produites ou dans des formes tellement atténuées qu'elles ne signifiaient plus rien. Pour quelles raisons, vous refusez-vous à communiquer au Parlement les réponses relatives au délai de traitement des dossiers de fraude fiscale et aux conséquences financières très négatives pour les finances publiques - des délais très longs - pour juger ce type de dossier?
En ce qui concerne les diverses recommandations émises, quel suivi a-t-il été accordé par la Justice au programme d'action daté du 3 décembre 2010, élaboré par le groupe de travail Una Via? Au-delà du vote de la loi Una Via, auquel nous avons été associés, d'autres mesures devaient être prises.
Pour quelle raison aucune équipe disciplinaire, associant les parquets et les auditorats du travail, destinée à améliorer l'efficacité du ministère public en matière de lutte contre la criminalité financière, tel que prévu dans l'accord de gouvernement, n'a finalement jamais été mise en place?
Pour quelle raison les magistrats supplémentaires destinés à exercer des fonctions charnières, tel que prévu dans la circulaire des procureurs généraux 12/2010, n'ont-ils jamais été nommés?
Pourquoi n'avez-vous pas fait de la lutte contre la criminalité financière une priorité au niveau judiciaire?
Qu'est-ce qui est mis en œuvre par vos services pour éviter de nouveaux cas de prescription, tels que ceux mis au jour par nos travaux parlementaires?
J'espère, madame la ministre, que vous partagez mon sentiment d'indignation. Et, au-delà de ce sentiment, pour les quelques semaines ou mois qui vous restent à être en fonction, que vous mettrez tout en œuvre pour corriger le cap.
10.04 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, de strijd tegen fiscale fraude en witwaspraktijken vergt een permanente en doorgedreven inspanning en heeft pas kans op slagen mits door alle betrokken actoren op het terrein een integraal en geïntegreerd beleid wordt gevoerd.
Justitie staat hierin niet alleen. De slaagkansen van gerechtelijke dossiers worden ook bepaald door de kwaliteit van de voorafgaande vaststellingen en onderzoekshandelingen door onder meer de fiscale administraties, de politiediensten en de invordering door de fiscus. Een dergelijke integrale en geïntegreerde aanpak wordt nagestreefd door het College voor de strijd tegen de fiscale en sociale fraude, dat wordt voorgezeten door de staatssecretaris bevoegd voor de coördinatie van de fraudebestrijding.
Het departement Justitie kampt inderdaad met een achterstand inzake de strijd tegen witwasserij, fiscale fraude en daarmee gelieerde misdrijven, opgebouwd gedurende decennia. Die achterstand is er niet van vandaag op morgen gekomen.
Ik heb reeds gezegd dat de regering, ondanks de budgettaire behoedzaamheid, serieus heeft geïnvesteerd in bijkomende middelen die het justitiële apparaat moeten versterken en de werking ervan moeten optimaliseren voor die dossiers. Zo zijn er in het kader van Brussel-Halle-Vilvoorde voor Brussel 23 bijkomende rechters van eerste aanleg, een stijging met 16,4 %, 13 bijkomende substituten, een stijging met 10,4 %, en 25 griffiepersoneelsleden, een stijging met bijna 16 %, en ook voor de snelrechtbank werden extra aanwervingen georganiseerd.
En ce qui concerne spécifiquement les affaires financières, je renvoie aux efforts consentis dans le cadre des réformes judiciaires. La plus grande mobilité et la possibilité de spécialisation que prévoit la réforme de la Justice offrent diverses opportunités à la magistrature, qui pourra désormais s'organiser beaucoup mieux.
La résolution rapide des problèmes de personnel permettra d'éviter des retards et par conséquent un arriéré, ce qui est bénéfique pour le service au citoyen.
Une mobilité accrue créera des possibilités de spécialisation. Chaque division ne devra pas disposer de tous les types d'expertise. Le règlement de répartition des affaires permettra de se mettre d'accord sur qui se spécialise dans telle ou telle matière. Les magistrats spécialisés pourront suivre et traiter des dossiers dans toute la province.
J'insiste une nouvelle fois sur le fait que les cadres existants continuent d'être complétés et étendus, en particulier en ce qui concerne le renfort des sections financières. Les parquets du pays ont été renforcés par six substituts fiscaux supplémentaires, avec chaque fois une fonction de secrétariat. Le parquet général de Bruxelles a été renforcé par deux substituts du procureur général supplémentaires, étant donné que la plupart des affaires ECOFIN-fisc sont traitées à Bruxelles.
Le siège aussi a été renforcé par le biais de la loi portant des dispositions diverses en matière de Justice, actuellement débattue au parlement: huit juges répressifs spécialisés en matière fiscale, avec sept greffiers allant de pair, la création d'un cadre de juges d'instruction spécialisés en matière fiscale.
Met het wetsontwerp houdende optimalisatiemaatregelen voor de politiediensten, dat ik samen met collega Milquet heb ingediend, zorgen wij ervoor dat de onderzoeksdiensten worden versterkt in de strijd tegen de georganiseerde economische en financiële criminaliteit en de fiscale en sociale fraude, en dat ook hier de trein van de schaalvergroting, maximaal overleg en synergie met de nieuwe gerechtelijke overheden, niet wordt gemist.
Wat Ecofin fiscale en sociale fraude betreft, zal vooral de onderzoekscapaciteit op het niveau van de vijf hoofdplaatsen van de hoven van beroep worden versterkt door dit wetsontwerp, in het bijzonder door de samenstelling van de gemengde multidisciplinaire onderzoeksploegen en door de rol van de Centrale dienst voor de bestrijding van de georganiseerde economische en financiële delinquentie te herfocussen en te specialiseren.
Een systeem is zo sterk als zijn zwakste schakel. Het rapport van het Rekenhof heeft gewezen op het feit dat slechts 20 % van wat Justitie uiteindelijk als geldboete oplegt, door Financiën wordt geïnd, ook in Ecofinfisc-aangelegenheden. Ook voor die schakel werden inspanningen geleverd om de effectieve inning van boetes en verbeurdverklaringen te waarborgen, waaronder het nieuw instrument van het strafuitvoeringsonderzoek en het actieplan dat ik samen met mijn collega, minister Geens, heb uitgewerkt inzake de inning van fiscale boetes.
Ik ben ervan overtuigd dat deze initiatieven hun vruchten zullen afwerpen in de strijd tegen fiscale fraude en witwaspraktijken.
Ten slotte verwijs ik nogmaals, en het kan niet genoeg worden herhaald, naar de noodzaak om de strafprocedure in België te rationaliseren en te vereenvoudigen, teneinde deze efficiënter te laten verlopen. Te veel procedures stranden in een procedureslag die niet zelden leidt tot de verjaring of tot de vaststelling dat de redelijke termijn voor de afhandeling is overschreden.
Ik heb bij de Universiteit Gent een praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek naar de knelpunten van de vigerende Belgische strafprocedure besteld. Op die manier zorgen wij er voor de eerste keer voor dat men tot een grondige hervorming van de strafprocedures kan komen, zodat er in de toekomst minder procedurefouten zullen worden gemaakt.
De maatregelen die wij hebben genomen en de extra investering moeten ervoor zorgen dat de procedures in de toekomst sneller worden afgehandeld, maar dan nog blijft het van belang dat de boetes effectief worden geïnd.
10.05 Carl Devlies (CD&V): Mevrouw de minister, u geeft een aantal algemene beschouwingen als antwoord. U zegt bijvoorbeeld dat het fraudebestrijdingssysteem zo sterk is als zijn zwakste schakel. Dat is zeer juist. Wij wisten vroeger al dat Justitie een zwakke schakel was. Dat is ook de reden waarom de parlementaire onderzoekscommissie van start ging en meer dan vijf jaar geleden een aantal adviezen afleverde, zowel voor Financiën en Sociale Zaken als voor Justitie. Er waren een paar concrete voorstellen met betrekking tot Justitie om die problemen te verhelpen.
Helaas moeten wij vijf jaar later vaststellen dat er geen evolutie is en dat de toestand, op basis van het verslag uitgebracht door de procureurs-generaal in de commissie voor de Financiën, ronduit dramatisch is. Het is dus een feit dat voor 555 zaken de verjaring of de overschrijding van de redelijke termijn dreigt. De procureurs-generaal spreken zelf in de inleiding tot hun verslag van “une défaillance à tous les niveaux de la chaîne pénale”. Dat is werkelijk een zeer ernstig probleem waaraan niet wordt tegemoetgekomen.
U zegt voorts dat de gerechtelijke procedures eenvoudiger moeten worden. Dat is ook zeer juist. Het is hoog tijd om daar iets aan te veranderen. U hebt wel de intentie, maar u zult dat niet meer kunnen realiseren in de huidige legislatuur. Er was bij de start van de regering nochtans overeengekomen dat een aantal zaken zouden worden uitgevoerd, bijvoorbeeld de uitbreiding van het minigerechtelijk onderzoek. Dat is een van de kernpunten van de fraudebestrijding en dat stond in de regeerverklaring, maar het is niet uitgevoerd.
Er ligt wel een wetsvoorstel ter bespreking in het Parlement, maar de regering heeft ter zake zelf geen initiatief genomen. Dit wetsvoorstel zou op een eenvoudige manier de efficiëntie sterk kunnen verbeteren. Het voorstel is er trouwens gekomen op vraag van alle actoren die betrokken zijn bij het College voor de strijd tegen de fiscale en sociale fraude.
Ik stel tot mijn verbazing vast dat u in feite niet antwoordt op de concrete vragen die hier worden gesteld en dat u evenmin ingaat op de vragen en opmerkingen die door het College van procureurs-generaal worden geformuleerd. Ik vind dat jammer.
10.06 Olivier Maingain (FDF): Madame la présidente, comme souvent, la ministre de la Justice nous répond par un long rappel d'un certain nombre d'adaptations législatives ou de projets dont on a déjà entendu l'annonce à de multiples reprises mais dont les effets ne sont pas là.
Madame la ministre, je vous ai posé une question précise. Je souhaiterais connaître le nombre d'affaires qui concernent la délinquance et la criminalité financière (fraude fiscale, fraude sociale et blanchiment) qui risquent d'être prescrites au 1er janvier 2015. N'ayant pas de réponse, je reviendrai la semaine prochaine avec la même question pour enfin avoir une réponse précise.
Le Collège des procureurs généraux a parlé de 555 dossiers en souffrance. Sur ces 555 dossiers, je voudrais savoir quels sont ceux qui risquent de ne connaître aucun aboutissement devant les juridictions parce que les délais seront dépassés et que la prescription sera acquise. Voilà ce qui sera la véritable jauge de l'efficacité des politiques menées jusqu'à présent!
10.07 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je m'attendais à cette réponse généraliste et à l'absence de réponse aux questions précises qui vous sont posées. Franchement, en tant que parlementaire, j'ai toujours eu le souci de contribuer à ce que la lutte contre la grande fraude fiscale soit plus efficace car elle est immorale et coûte très cher aux finances publiques.
J'ai rarement entendu un exposé aussi explicite sur ce qui ne fonctionnait pas que celui des procureurs généraux mardi dernier. Et vous, vous êtes ici comme si de rien n'était, comme si "tout allait bien, madame la marquise", et comme si tout irait encore mieux dans le futur.
Pourtant, le diagnostic a été posé, ne serait-ce qu'en matière d'informatisation. 5 millions d'euros sont disponibles pour l'informatisation de toute la Justice, alors que c'est un investissement qui permettrait de libérer des travailleurs obligés, comme au siècle dernier, de manipuler du papier à n'en plus finir.
La nomination de magistrats: vous avez cité des magistrats qui avaient été nommés, mais ils l'ont été, pour la plupart, en remplacement d'autres magistrats. Ce n'est pas une augmentation nette du nombre de magistrats.
Les problèmes de procédure, d'excès de procédures qui ne sont pas réglés par la loi. Le nombre de dossiers qui ne sont pas jugés dans des délais raisonnables. Les pertes financières que cela implique. Le sentiment d'impunité pour tous ceux qui seraient tentés de frauder. Le sentiment d'injustice chez tous ceux qui ne fraudent pas.
Tout cela est vraiment énorme! Je n'ai pas l'impression, après avoir entendu tout cela, ni après avoir entendu votre réponse, qu'effectivement, au-delà des discours, la lutte contre la grande fraude fiscale soit une priorité transversale et coordonnée au niveau du gouvernement.
Vous ne partagez manifestement pas notre sentiment d'urgence et notre souci de donner à la Justice des armes équivalentes à celles dont disposent aujourd'hui les fraudeurs. C'est un chantier qui restera totalement à l'état de friche à la fin de cette législature et qui devra, c'est mon sentiment, faire l'objet d'une priorité de moyens de la part d'un prochain gouvernement.
Nous en sommes arrivés à un stade plus que problématique, même inquiétant. Certains journalistes m'interrogeaient pour savoir s'il y avait une volonté de favoriser la fraude. Madame la ministre, nous pourrions le croire: nous ne voyons aucune volonté de la combattre efficacement dans votre chef.
C'est donc un grave constat d'échec que je pose. Un investissement dans le domaine de la justice financière, par la nomination de juges, qui ont un coût salarial, un coût d'accompagnement, produirait des recettes nettes pour l'État à voir les montants financiers extraordinaires que représente ne fût-ce qu'une seule de ces affaires; je pourrais citer le dossier "sociétés de liquidités": il s'agit de plusieurs milliards de francs belges.
C'est la raison pour laquelle j'ai déposé une motion de recommandation à l'issue de cette interpellation.
La présidente: En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
Une motion de recommandation a été déposée par M. Georges Gilkinet et est libellée comme suit:
“La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de M. Georges Gilkinet
et la réponse de la ministre de la Justice,
demande au gouvernement
1. de communiquer au Parlement de façon transparente toutes les informations pertinentes, utiles et communicables relatives à l’efficience de l’action de la Justice en matière de lutte contre la grande fraude fiscale et sur le blanchiment d’argent, notamment le nombre de dossiers, leur ancienneté et les montants budgétaires qu’ils représentent;
2. de tout mettre en oeuvre pour que les dossiers dont est actuellement saisie la Justice en matière de fraude fiscale puissent faire l’objet d’un jugement dans les délais raisonnables, permettant d’éviter leur prescription;
3. de mettre en oeuvre l’accord de gouvernement en ce qu’il prévoyait la constitution d’équipes disciplinaires associant les parquets et les auditorats du travail afin d’améliorer l’efficacité du ministère public en matière socioéconomique et financière;
4. de lancer sans délai une procédure permettant la désignation des magistrats supplémentaires destinés à exercer les fonctions charnières telles que prévues dans la circulaire COL 12/2010;
5. de constituer un parquet financier au niveau de chaque ressort judiciaire.“
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Georges Gilkinet en luidt als volgt:
“De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Georges Gilkinet
en het antwoord van de minister van Justitie,
verzoekt de regering
1. het Parlement op transparante wijze alle relevante, nuttige en mededeelbare informatie te bezorgen met betrekking tot de doeltreffendheid van de acties van het gerecht op het stuk van de strijd tegen de grote fiscale fraude en de witwasserij, meer bepaald het aantal dossiers, de datum waarop ze werden geopend en de begrotingsmiddelen die ze vertegenwoordigen;
2. alles in het werk te stellen opdat er in de dossiers inzake fiscale fraude die momenteel bij het gerecht aanhangig zijn, binnen een redelijke termijn een uitspraak zou kunnen worden gedaan teneinde hun verjaring te voorkomen;
3. het regeerakkoord ten uitvoer te brengen, dat voorziet in de oprichting van multidisciplinaire teams bestaande uit vertegenwoordigers van de parketten en de arbeidsauditoraten, teneinde de doeltreffendheid van het openbaar ministerie op sociaal-economisch en financieel vlak te verbeteren;
4. onverwijld een procedure te starten om de bijkomende magistraten aan te stellen die de sleutelfuncties moeten uitoefenen die in de circulaire COL 12/2010 werden vastgelegd;
5. per rechtsgebied een financieel parket op te richten."
Une motion pure et simple a été déposée par Mmes Valérie De Bue et Laurence Meire.
Een eenvoudige motie werd ingediend door de dames Valérie De Bue en Laurence Meire.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
11 Question de M. Philippe Goffin à la ministre de la Justice sur "une sordide affaire d'assassinat dont fut la victime le jeune Manuel Maroquin en mars 2005 à Xhendremael" (n° 22335)
11 Vraag van de heer Philippe Goffin aan de minister van Justitie over "de vreselijke moord op de jonge Manuel Maroquin in Xhendremael in maart 2005" (nr. 22335)
11.01 Philippe Goffin (MR): Madame la présidente, madame la ministre, je reviens sur une sordide affaire d'assassinat dont fut la victime le jeune Manuel Maroquin en mars 2005 à Xhendremael en région liégeoise.
La cour d'assises de Liège qui jugeait ses 4 assassins a rendu son jugement le 23 janvier dernier.
Dans cette sordide affaire, le jury a notamment reconnu 2 personnes coupables de meurtre. Mais lors de la rédaction de l'arrêt de motivation de cette décision, rédaction qui se fait avec l'aide des juges professionnels, la cour a constaté que les jurés ont confondu deux notions juridiques fondamentales. Dès lors, a été fait application de l'article 336 du Code d'instruction criminelle qui stipule que "si la cour est unanimement convaincue lors de la rédaction de la motivation que les jurés se sont manifestement trompés concernant les principales raisons, en particulier en ce qui concerne la preuve, le contenu de termes juridiques ou l'application de règles de droit ayant mené à la décision, la cour déclare, au moyen d'un arrêt motivé, que l'affaire est reportée et la renvoie à la session suivante, pour être soumise à un nouveau jury et à une nouvelle cour".
Conséquences? Ces deux personnes restent libres. Les parents de M. Manuel Maroquin, quant à eux, devront assumer psychologiquement et financièrement une nouvelle cour d'assises, ce qui est réellement inhumain.
Madame la ministre, cette affaire pose la question de laisser seuls les jurés pour délibérer. Ne pensez-vous pas qu'il faudrait encore mieux les préparer par le biais, par exemple, d'un syllabus expliquant en détail et avec des exemples la façon de répondre aux questions ou carrément prévoir qu'une personne juriste puisse accompagner les jurés?
Pouvez-vous, par ailleurs, m'indiquer s'il s'agit d'un cas isolé?
Enfin, n'est-il pas à craindre que lors du prochain procès, le dépassement du délai raisonnable puisse être invoqué?
11.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, si, à l'unanimité, la cour est convaincue lors de la rédaction de la motivation d'un verdict de culpabilité que les jurés se sont manifestement trompés concernant les principales raisons, en particulier en ce qui concerne la preuve, le contenu de termes juridiques ou l'application de règles de droit ayant amené à la décision, elle renvoie l'affaire à une autre session.
Une telle décision ne peut être prise que d'office et à l'unanimité par la cour lors de la rédaction de la motivation sur la culpabilité et uniquement dans le cas où l'accusé a été déclaré coupable. Cette décision de la cour ne concerne que les raisons principales qui ont mené à la décision du jury.
Lors des travaux parlementaires de la loi du 21 décembre 2009 relative à la réforme de la cour d'assises, on a insisté sur l'importance du maintien de cette disposition étant donné les affaires de plus en plus complexes qui sont jugées devant la cour d'assises et donc le risque accru d'erreurs de droit que pourrait commettre le jury, par ailleurs souverain de décider selon l'intime conviction de ses membres.
À cette occasion, le ministre a attiré l'attention sur le fait que l'article 336 du Code d'instruction criminelle instaure une procédure exceptionnelle selon laquelle les magistrats agissent avant le prononcé de l'arrêt lorsque l'intérêt public le réclame et non pas dans l'intérêt de l'une ou l'autre partie qui, elles, ont la possibilité de se pourvoir en cassation si nécessaire.
Je comprends
parfaitement la demande des jurés de bénéficier de l'encadrement et du soutien
nécessaires dans le cadre de leur mission de membre du jury. La loi du
21 décembre 2009 relative à la réforme de la cour d'assises prévoit
notamment que le président de la cour d'assises est chargé personnellement de
guider les jurés dans l'exercice de leur fonction. Le président de la cour
d'assises donne également les explications nécessaires aux jurés avant la
délibération et il peut être appelé pendant la délibération pour répondre à des
questions de droit.
Lors des travaux parlementaires de la loi du 21 décembre 2009, il a été rappelé que cette disposition existait déjà, qu'elle n'avait été utilisée que deux fois et qu'il n'y a jamais eu de recours contre la décision de report de l'affaire prononcée par la cour. Il faut souligner qu'en cas d'application de l'article 336 du Code d'instruction criminelle, l'affaire reste pendante et sera soumise à la nouvelle cour et au nouveau jury.
La durée de la procédure à prendre en compte pour le calcul du délai raisonnable comprend l'ensemble de la procédure, c'est-à-dire tant celle d'information et d'instruction que celle du traitement de l'affaire devant le juge du fond. Il s'agit d'une appréciation à partir des éléments concrets propres à chaque cause. Il appartient aux juridictions du fond d'examiner si une cause a été entendue dans un délai raisonnable et, le cas échéant, de déterminer les conséquences qu'il y a eu lieu d'en déduire.
11.03 Philippe Goffin (MR): Madame la présidente, je remercie la ministre pour sa réponse très concrète et pour les apaisements qu'elle a pu m'apporter concernant cette prescription éventuelle.
Het incident is gesloten.
- Mme Catherine Fonck à la ministre de la Justice sur "les prestataires de soins dans les prisons" (n° 22372)
- Mme Valérie De Bue à la ministre de la Justice sur "le paiement des médecins de prison" (n° 22410)
- Mme Laurence Meire à la ministre de la Justice sur "les médecins prestant en milieu carcéral" (n° 22412)
- mevrouw Catherine Fonck aan de minister van Justitie over "de zorgverstrekkers in de gevangenissen" (nr. 22372)
- mevrouw Valérie De Bue aan de minister van Justitie over "de betaling van de gevangenisartsen" (nr. 22410)
- mevrouw Laurence Meire aan de minister van Justitie over "de gevangenisartsen" (nr. 22412)
12.01 Valérie De Bue (MR): Madame la présidente, madame la ministre, nous avons déjà eu l'occasion de vous interroger plusieurs fois sur le dossier du paiement des médecins de prison et la problématique des gardes en milieu carcéral.
Le 1er mars prochain, les médecins de prison arrêteront leur travail, ce qui causera des problèmes au niveau du suivi médical des patients. À ce titre, cette menace de grève inquiète particulièrement le bourgmestre de Nivelles dans la mesure où les policiers devront accompagner les ambulances pour conduire les détenus de la prison vers les hôpitaux.
Les médecins de prison souhaitent renouer le dialogue avec vous et ce, avant même l'échéance du 1er mars. Une réunion a d'ailleurs eu lieu à votre cabinet hier. Leurs souhaits portent sur trois points. Tout d'abord, ils souhaitent la résolution du problème de retard dans le paiement de leurs honoraires, particulièrement pour les prestations des mois de novembre et décembre 2013 et janvier 2014. Ensuite, ils souhaitent prendre en considération le projet de contrat IMAS, validé par le Conseil national de l'Ordre des médecins et déposé auprès de l'administration du service Soins de santé Prisons en décembre 2012 et la présence de juristes des chambres syndicales au côté du représentant de l'ASBL IMAS aux réunions de la commission Contrats. Enfin, ils souhaitent la médiation du Conseil national de l'Ordre des médecins pour résoudre le problème des gardes médicales en milieu carcéral.
En novembre 2012, vous déclariez: "Il est inacceptable que le budget médical soit sous-évalué depuis plusieurs années. C'est une situation dont j'ai hérité. Je suis en discussion avec mes collègues du gouvernement pour que ce déficit structurel soit comblé à partir de 2013, de sorte que l'administration puisse payer en temps et en heure toute l'année."
Je voulais savoir où vous en étiez. Sur quoi a débouché la réunion menée avec votre cabinet? Quelles solutions structurelles pouvez-vous proposer pour régler ce problème?
12.02 Laurence Meire (PS): Madame la présidente, madame la ministre, le 15 février dernier, les médecins prestant en milieu carcéral, représentés notamment par l'ASBL IMAS, décidaient une nouvelle fois d'entamer des actions pour contester leurs conditions de travail.
En effet, dès le 1er mars 2014, il leur sera demandé de limiter les consultations en semaine et durant le week-end aux cas aigus constatés par le personnel paramédical et de mettre à jour les fiches thérapeutiques adressées aux pharmacies agréées. Ils devront aussi limiter les cas urgents, en dehors des consultations journalières selon les cas et en fonction de l'indisponibilité du médecin attitré, aux services d'urgences hospitaliers locaux ou aux SAMU locaux. De plus, ils ne pourront plus compléter les documents administratifs: constats, aptitudes au travail, incapacités, AFSCA, rapports médicaux, rapports des détenus mis au cachot, etc.
Madame la ministre, nous sommes ici face à un énième épisode d'un problème connu depuis des mois. Cela fait un an que les médecins représentés par l'IMAS vous ont interpellée pour la première fois en raison des difficultés qu'ils connaissent. Voici un an que leurs contrats sont obsolètes, voire absents et qu'ils tentent de négocier avec vous le changement de leurs honoraires de disponibilité. Leurs honoraires des mois de septembre, octobre, novembre et décembre 2013 n'ont toujours pas été payés.
Depuis le début de ce conflit, sept médecins concernés ont démissionné. Non seulement cela renforce la pression sur les prestataires restants, mais cela risque de compromettre l'aide médicale fournie à la population carcérale belge. Ces médecins effectuent un travail difficile, mais essentiel pour les détenus. L'accès aux soins de santé est un droit pour ces derniers. En plus de le préserver, nous devons veiller à ce que ceux qui l'assurent le fassent dans de bonnes conditions.
Madame la ministre, quelles suites comptez-vous donner au dossier des médecins prestant en prison? Les négociations entamées en 2013 reprendront-elles? Quand peuvent-ils être assurés du versement de leurs honoraires de la fin de l'année 2013? La situation a-t-elle été régularisée à ce sujet? Quid pour le début de cette année-ci? Comment assurerez-vous les gardes médicales des soirs et week-ends, compromises depuis la suppression des honoraires de disponibilité?
12.03 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, deux catégories sont concernées: les prestataires de soins, d'une part, et les psychiatres, de l'autre. Pour les premiers, les prestations effectuées jusqu'au mois d'août de l'année dernière ont été payées. Pour les seconds, elles l'ont été jusqu'au mois d'octobre.
Les arriérés pour 2013 concernent deux mois – à savoir, septembre et octobre – pour les indépendants, à l'exception des psychiatres. Ils auraient dû être payés respectivement en novembre et en décembre, mais ils ne l'ont été qu'en février. Pour les psychiatres, il n'y a pas eu d'arriérés, car les prestations de novembre devaient être rétribuées en janvier, tandis que celles de décembre devaient l'être en février.
Auparavant, deux mois s'écoulaient en moyenne entre les prestations et les paiements. Ce délai a été récemment porté à quatre mois – ce qui est toujours correct.
S'agissant du contrat, je peux vous indiquer qu'un groupe de travail s'est réuni pour la première fois le 21 janvier. Trois projets d'accord approuvés par l'Ordre sont à l'examen. L'objectif est à présent de les regrouper en un seul contrat pouvant être utilisé au sein du service Soins de Santé Prisons pour toutes les catégories professionnelles, moyennant des adaptations minimales pour chacune d'entre elles.
En ce qui concerne le service de garde, il a été convenu au sein du Conseil pénitentiaire de la Santé (CPS), avec le docteur Proot, que les circuits de garde seront contactés par courrier via les fédérations Nord et Sud concernées, afin d'être invités dans les prisons et de se voir présenter le fonctionnement du service. Au sein du CPS, il n'est perçu aucune voix discordante: tous estiment que le service de garde local doit assurer cette tâche, car il est compétent pour un territoire déterminé dont la prison fait partie.
12.04 Valérie De Bue (MR): Madame la présidente, madame la ministre, vous n'avez pas évoqué le résultat de votre rencontre d'hier. Ce matin, j'ai pu entendre à la radio un des porte-parole du groupe; je sais qu'une réunion a eu lieu, mais j'ignore si elle a débouché sur une reprise d'un planning de négociations. Pourrons-nous éviter ce préavis de grève à partir du 1er mars prochain? Cela me paraît indispensable, mais je n'ai pas entendu de réponse sur ce point.
12.05 Annemie Turtelboom, ministre: Je l'espère vraiment. Nous mettons tout en œuvre pour l'éviter. J'ai donné le tableau de tous les paiements. À un moment, nous avons eu un retard, mais je fais tout pour l'éviter. J'estime aussi qu'il est normal de rémunérer les prestataires.
12.06 Valérie De Bue (MR): Madame la ministre, j'espère que vous mettrez tout en œuvre pour réussir. Le dossier est difficile, mais il faut maintenir une certaine qualité de service. Pour ce faire, les paiements doivent être effectués le plus rapidement possible et une solution structurelle doit voir le jour dans le secteur.
12.07 Laurence Meire (PS): Madame la présidente, madame la ministre, merci pour votre réponse. Je rejoins ma collègue Mme De Bue.
Je voulais ajouter un exemple concret. Lorsque nous avons effectué notre visite avec la commission à la prison de Marche-en-Famenne, le directeur nous a relaté un cas où un détenu s'était ouvert le doigt. Pour deux points de suture, vu l'heure, il avait dû faire appel aux médecins de garde extérieurs; ils n'ont pas voulu venir pour un problème de paiement. Finalement, le détenu a dû être embarqué en ambulance avec deux policiers. En termes d'économie, le système ne fonctionne pas. Il convient d'éviter ces coûts supplémentaires. J'insisterai donc sur la négociation.
Je reviens aussi sur la réunion d'hier. J'espère que la négociation continuera. Les soins de santé des détenus restent une priorité: ils y ont droit comme tout être humain. Ils doivent être réalisés dans de bonnes conditions et les médecins doivent les produire, mais aussi être payés en temps voulu.
Je vous remercie. Je reviendrai vers vous ultérieurement.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 22411 van de heer Lahssaini wordt uitgesteld.
13 Question de M. André Frédéric à la ministre de la Justice sur "le tribunal du travail à Verviers" (n° 22380)
13 Vraag van de heer André Frédéric aan de minister van Justitie over "de arbeidsrechtbank in Verviers" (nr. 22380)
13.01 André Frédéric (PS): Madame la présidente, madame la ministre, la loi portant réforme des arrondissements judiciaires et modifiant le Code judiciaire en vue de renforcer la mobilité des membres de l'ordre judiciaire a transformé le paysage judiciaire. L'arrondissement de Verviers et plus encore son tribunal du travail est emblématique de cette transformation.
À la suite de la réforme, l'inquiétude monte à Verviers. Les organisations syndicales notamment sont très préoccupées par les conséquences de la réforme. Cette crainte est liée à divers faits qui ont eu lieu ces derniers mois. Que l'on pense à la lenteur mise par le SPF Justice à procéder au remplacement du magistrat verviétois admis à la retraite en février 2014, ce qui provoque, au moins provisoirement, la suppression de certaines audiences. Ou que l'on pense à l'évacuation partielle des bâtiments situés dans la nouvelle aile du palais de justice de Verviers pour instabilité …
L'absorption du tribunal du travail de Verviers par celui de Liège contraindrait les justiciables de l'arrondissement à plus de mobilité. Or, la philosophie de la réforme était d'améliorer la mobilité des magistrats, tout en ne faisant pas pâtir le justiciable. De plus, parmi ces justiciables, on compte notamment des bénéficiaires de l'aide sociale ou des citoyens en règlement collectif de dettes, dont la mobilité n'est pas aisée et qui ne pourraient supporter les surcoûts liés à une mobilité plus grande.
Madame la ministre, il semblerait pertinent de maintenir un tribunal du travail à Verviers. Pouvez-vous nous rassurer quant au fait qu'il est bien prévu de le conserver? Vous savez que le maintien des lieux d'audience est essentiel pour mon groupe!
13.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, monsieur Frédéric, l'actuel tribunal du travail de Verviers formera une division du tribunal du travail de Liège. À titre transitoire et dans l'attente d'un règlement de répartition des affaires, le Roi délimitera les divisions et leur siège en fonction des sièges et frontières des arrondissements actuels.
Le fait que les lieux d'audience doivent être maintenus a été inscrit dans l'article 50 de la loi du 1er décembre 2013 portant réforme des arrondissements judiciaires et modifiant le Code judiciaire en vue de renforcer la mobilité des membres de l'ordre judiciaire.
En ce qui concerne le remplacement de juges du tribunal du travail, trois places vacantes ont été publiées au Moniteur belge du 29 octobre 2013: deux places pour le tribunal du travail de Liège, division de Dinant-Namur, pour lesquelles j'ai reçu quatre candidatures; et une place pour la division de Verviers, pour laquelle j'ai reçu deux candidatures.
Deux de ces places ont été publiées sur base des délais normaux applicables et appliqués pour chaque publication et ce, en raison des restrictions budgétaires. La troisième place vacante a été postposée d'un mois. Initialement prévue pour septembre, elle a été reportée à octobre 2013, ceci dans le but de n'avoir pour ces trois places qu'une seule procédure.
Pour ces trois places vacantes, la procédure est en cours. Le Conseil supérieur de la Justice doit me faire parvenir ses conclusions pour le 16 mars 2014 au plus tard. Les notifications de nominations pour ces trois places seront faites au plus tard le 16 mai 2014.
Le cadre légal du nouveau tribunal du travail de Liège est de 27 juges. En comptant les trois vacances qui seront comblées au mois de mai de cette année, le cadre se composera de 28 effectifs, soit temporairement un de plus que le cadre légal.
13.03 André Frédéric (PS): Je remercie la ministre pour sa réponse.
Het incident is gesloten.
14 Question de M. André Frédéric à la ministre de la Justice sur "la situation du personnel de la prison de Lantin" (n° 22381)
14 Vraag van de heer André Frédéric aan de minister van Justitie over "de arbeidsomstandigheden voor het personeel van de gevangenis van Lantin" (nr. 22381)
14.01 André Frédéric (PS): Madame la présidente, madame la ministre, on vous a fait part à plusieurs reprises de l'état déplorable dans lequel se trouve la prison de Lantin. On peut presque parler d'insalubrité: l'humidité, les murs qui s'effritent, les carrelages qui menacent de tomber, les courants d'air en raison de l'absence d'isolation des fenêtres, etc. J'ai eu l'occasion d'interpeller le secrétaire d'État compétent tout à l'heure.
Les conséquences de l'état de l'établissement sur le personnel sont nombreuses. Un taux d'absentéisme important, évalué à 20 % en maison d'arrêt et à 13 % ailleurs, est dû au burn-out, ainsi qu'aux accidents du travail. On sait qu'un drame s'est récemment produit puisqu'une détenue est décédée.
En vue de lutter contre cet absentéisme, vous comptiez sur la modification par votre collègue, secrétaire d'État à la Fonction publique, de l'arrêté royal du 2 octobre 1937 portant sur le statut des agents de l'État et de l'arrêté royal du 19 novembre 1998 relatif aux congés et absences accordés aux agents de l'État, une mesure qui, soit dit en passant, peut effectivement faire baisser l'absentéisme chez les agents mais qui ne donne pas une once de solution pour lutter contre les origines de ce taux élevé d'absentéisme.
En juillet 2013, vous aviez admis que la situation au sein de la prison, et spécialement en maison d'arrêt, était particulièrement difficile.
Madame la ministre, qu'avez-vous entrepris depuis juillet 2013 afin d'améliorer les conditions de travail du personnel et des surveillants de la prison de Lantin? Avec quels résultats? D'autres mesures en vue de remédier à cette situation de mal-être des agents sont-elles prévues?
14.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, cher collègue, l'administration centrale est très attentive à la situation de Lantin qui, comme Forest, est suivie de près au plus haut niveau.
En ce qui concerne la qualité de l'infrastructure, comme vous le savez, c'est mon collègue de la Régie des Bâtiments qui est en charge du dossier.
Pour ce qui est des conditions de travail et la surpopulation, certaines choses ont pu être réalisées localement. Mais je rappelle que la problématique de l'absentéisme n'est pas propre à Lantin et qu'elle concerne mon collègue en charge de la Fonction publique. Je précise néanmoins qu'un membre du personnel local suit la situation au jour le jour.
Par ailleurs, la surpopulation est un problème général. Je ne vais pas rappeler ici toutes les mesures qui ont été prises et qui doivent encore l'être pour lutter contre ce phénomène. Je préciserai tout de même que Lantin a subi les conséquences directes de la fermeture de Verviers.
Afin de limiter ces effets négatifs, l'administration a considéré Lantin comme une prison de départs prioritaires dans le cadre de l'ouverture et de la mise en service de la prison de Marche-en-Famenne. Cela permettra d'avoir une situation stable à Lantin, même si elle restera difficile.
14.03 André Frédéric (PS): Madame la présidente, je remercie la ministre pour sa réponse. Il y a donc un suivi et c'est fort bien ainsi.
Madame la ministre, vous avez indiqué vous-même que Lantin subissait la fermeture de Verviers; c'est un fait objectif. J'ai récemment lu dans la presse que vous aviez annoncé à une de nos excellentes collègues que tout était réglé pour la prison de Verviers puisque le gouvernement avait décidé de la reconstruire. Si c'est vrai, je m'en réjouis; cependant, lorsque je pose des questions, j'entends plutôt qu'on a décidé d'étudier le dossier pour qu'il soit prêt pour le prochain gouvernement.
Dès lors, a-t-on décidé de budgétiser ou a-t-on décidé d'instruire pour le prochain gouvernement?
14.04 Annemie Turtelboom, ministre: Avant de prendre une décision, il faut toujours étudier le dossier. Le kern a décidé d'étudier le dossier de Verviers car cette prison est complètement fermée. Il faudra attendre l'étude de la Régie des Bâtiments pour pouvoir décider d'une conclusion. Je ne sais pas où en est cette étude. Il serait bon d'interroger le ministre en charge de la Régie des Bâtiments pour savoir où en est la situation.
14.05 André Frédéric (PS): Je vous remercie.
Het incident is gesloten.
15 Question de M. Philippe Goffin à la ministre de la Justice sur"la mise à la porte du centre d'appui bruxellois (CA-BS) de ses locaux" (n° 22427)
15 Vraag van de heer Philippe Goffin aan de minister van Justitie over "de toekomst van het Brusselse steuncentrum (CA-BS), dat uit zijn lokalen wordt gezet" (nr. 22427)
15.01 Philippe Goffin (MR): Madame la ministre, comme vous le savez, le Centre d'appui bruxellois est l'ASBL qui s'occupe de l'évaluation, l'orientation et le suivi des auteurs d'infractions à caractère sexuel pour la Région de Bruxelles-Capitale. Pas moins de 300 dossiers y sont traités par an. Cette ASBL a déjà du mal à effectuer toutes les missions qui lui sont confiées avec son budget d'environ 180 000 euros. Or, jusqu'ici, le CA-BS était hébergé par le SPF Justice qui, outre ses bureaux, mettait ordinateurs, téléphones et connexions informatiques à disposition.
Le 31 juillet prochain, le Centre d'appui devra quitter les locaux dans lesquels il était hébergé et perdra donc toutes ces aides matérielles. C'est évidemment une catastrophe pour le suivi des délinquants sexuels dans la Région de Bruxelles-Capitale, mais aussi pour toute la Belgique puisque la récidive est sans frontières.
Mes questions sont les suivantes. Ne plus héberger le CA-BS équivaut malheureusement à mettre fin à ses activités. S'il n'a plus les moyens de travailler, que vont devenir les 300 dossiers qu'il traite actuellement? Qui les prendra en charge? Et même le seront-ils?
15.02 Annemie Turtelboom, ministre: Cher collègue, je comprends le souhait de l'ASBL de pouvoir poursuivre sa mission - que je considère comme très importante - dans la Région de Bruxelles-Capitale. C'est pour cette raison que j'ai demandé à mon administration d'inclure le Centre dans le mouvement des déménagements qui sont prévus à la suite de la décision du gouvernement de regrouper un maximum de personnel de l'administration centrale sur le site du Boulevard de Waterloo - ceci dans le cadre de la nouvelle norme d'occupation pour les bâtiments de l'administration fédérale.
Le Centre a été inclus dans cet exercice de regroupement. Le planning du déménagement est en cours de réalisation. L'ASBL y sera impliquée et sera traitée de la même manière que le personnel du SPF.
15.03 Philippe Goffin (MR): Madame la ministre, je vous remercie.
L'incident est clos.
16 Vraag van mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Justitie over "de betalingsproblemen bij de FOD Justitie" (nr. 22425)
16 Question de Mme Kristien Van Vaerenbergh à la ministre de la Justice sur "les problèmes de paiement au SPF Justice" (n° 22425)
16.01 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb van de dienst Gerechtskosten van de FOD Justitie vernomen dat de uitbetalingen voorlopig niet meer worden uitgevoerd, en dit tot midden april.
Om paal en perk te stellen aan laattijdige betalingen heeft de Europese Unie richtlijn 2011/7/EU betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties uitgevaardigd. Uiterlijk op 16 maart 2013 moesten de lidstaten deze herziene richtlijn opgenomen hebben in hun nationale wetgeving. Overheidsinstanties zijn dan verplicht goederen en diensten te betalen binnen 30 kalenderdagen, of in zeer uitzonderlijke gevallen binnen 60 kalenderdagen.
België heeft deze richtlijn, zij het laattijdig, omgezet. België koos echter voor een lakse interpretatie wat de overheid betreft. De betalingstermijn is hier 60 dagen en de verificatietermijn is 30 dagen.
Zoals u weet, is de meerderheid van de gerechtstolken en –vertalers verplicht om btw aan te rekenen, en dit sinds 1 januari 2014. De laatste dag voor de voorafbetaling van de btw is 20 april 2014. Het lijkt er dus sterk op dat gerechtstolken btw zullen moeten betalen op facturen die de overheid zelf nog niet betaald heeft.
Mevrouw de minister, is het correct dat Justitie de betalingen aan de gerechtstolken heeft opgeschort? Wat is de oorzaak daarvan?
Op welke wijze kunnen de gerechtstolken uitstel van btw krijgen voor de onbetaalde facturen?
Bevestigt u dat de betalingen aan gerechtstolken en –vertalers vallen onder de wetgeving die op de richtlijn gestoeld is?
Welke betalings- en verificatietermijnen zijn binnen de FOD Justitie van toepassing voor betalingen aan gerechtstolken en –vertalers?
16.02 Minister Annemie Turtelboom: De gerechtsvertalers en –tolken worden uitbetaald door de griffies van de rechtbanken en hoven met behulp van daartoe ter beschikking gestelde provisies. Ten gevolge van de zeer rigide instructies van de FOD Budget en Beheerscontrole met betrekking tot het vrijmaken van beschikbare kredieten om de betalingen voor 2014 te kunnen aanvatten, is er een langere betalingstermijn in hoofde van de verschillende griffies.
Uw tweede vraag behoort tot de bevoegdheid van mijn collega van Financiën.
De betaling van kostenstaten in het raam van de gerechtskosten in strafzaken valt niet onder de toepassing van de Europese richtlijn 2011/7/EU. De verhouding tussen de gevorderde prestatieverlener en de vorderende magistraat is reglementair en niet-contractueel. Daarvoor moet ik u ook verwijzen naar antwoorden die ik gegeven heb op de vraag van collega Marghem. Het gaat om vraag nr. 20060, die werd gepubliceerd op 22 oktober 2013.
16.03 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Bedankt voor het antwoord, mevrouw de minister.
L'incident est clos.
17 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "de huiszoekingen bij Brusselse ronselaars van Syriëstrijders" (nr. 22407)
17 Question de M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "les perquisitions chez les recruteurs de jihadistes bruxellois" (n° 22407)
17.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, deze vraag is ondertussen al een paar dagen oud. Een paar dagen geleden zou de politie 25 woningen hebben doorzocht in het kader van een onderzoek naar het ronselen van Syriëstrijders. Ondertussen heb ik de indruk dat er heel wat meer woningen werden doorzocht.
Zoals u weet, oogt de balans van vertrekkende Syriëstrijders uit België vrij zwaar. Ongeveer tweehonderd Belgen zouden vertrokken zijn. Volgens een Midden-Oostenspecialist zouden het er zelfs 234 kunnen zijn. Een twintigtal personen is omgekomen.
Een van de kanalen om deze instroom van radicale jihadstrijders in Syrië te doen stoppen, is natuurlijk de ronselaars aanpakken. Dat was dan ook de bedoeling van dit onderzoek. Ondertussen is het wachten op eventuele resultaten van het onderzoek en de huiszoekingen.
Ik heb de volgende vragen voor u, mevrouw de minister. Er werden blijkbaar zowat 34 aanhoudingen verricht naar aanleiding van dit onderzoek. Klopt dat? Hebt u er zicht op of ook ronselaars werden opgepakt die al in vorige onderzoeken betrokken waren? Gaat het over bekenden uit de radicaalsalafistische scène?
Hoeveel van deze ronselaars werden ondertussen in verdenking gesteld? Hoeveel werden er opgesloten? Tegen hoeveel van hen loopt momenteel een gerechtelijk onderzoek?
Mevrouw de minister, bent u in staat een raming te geven van de voltijdse eenheden en de inzet van middelen in dit onderzoek naar jihadstrijders en ronselaars van jonge Syriëstrijders tot nu toe?
Ik kijk uit naar uw antwoord.
17.02 Minister Annemie Turtelboom: Het federaal parket bevestigt dat sinds maandag een groot aantal huiszoekingen en arrestaties werden uitgevoerd in diverse federale terrorismeonderzoeken onder leiding van twee gespecialiseerde terrorismeonderzoeksrechters uit Brussel. Deze onderzoeken passen in de problematiek van de Belgische jongeren die naar Syrië trekken om er de gewapende jihad te voeren. Tijdens deze grootschalige politieoperatie werden meer dan 150 speurders ingezet. De derde onderzoeksafdeling van de FGP Brussel, de antiterrorismeafdeling versterkt met leden van andere FGP’s en bijgestaan door de speciale eenheden en de betrokken lokale politiezones, hebben sinds maandag 48 huiszoekingsbevelen uitgevoerd in verschillende gemeenten in het Brusselse maar ook in de rest van het land.
In totaal werden maandag, dinsdag en vandaag 12 personen door de onderzoeksrechters onder aanhoudingsbevel geplaatst, 5 personen werden door de onderzoeksrechters in vrijheid gesteld onder voorwaarden en 2 minderjarigen werden in een gesloten instelling geplaatst. Vandaag zijn nog eens 10 personen van hun vrijheid beroofd. Ze worden momenteel verhoord, waarna de onderzoeksrechters zullen beslissen of ze aangehouden blijven.
Deze grootschalige operatie heeft als doel een halt toe te roepen aan hen die onze jongeren proberen te rekruteren en over te brengen naar Syrië, om daar ingezet te worden in de strijd.
Het federaal parket heeft steeds het belang benadrukt dat de structuren en groepen die het mogelijk maken dat Belgische jongeren afreizen naar Syrië om er de gewapende jihad te voeren, opgepakt zouden kunnen worden.
Deze tussenkomst is een tweede belangrijke gerechtelijke operatie in dit kader na 9 december 2013.
17.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord en uw cijfergegevens. Ik zal de vraag en de antwoorden blijven opvolgen. Wij moeten nu wachten op daden en op vervolgingen, want het is goed om mensen op te pakken die zich schuldig hebben gemaakt aan het ronselen van jonge Syriëstrijders, maar het overgaan tot een vervolging is een andere zaak. Tot nu toe hebben wij daarvan nog niet veel gezien. Ik blijf het opvolgen. Ik kom in de komende maanden zeker op deze zaak terug.
L'incident est clos.
18 Vraag van mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Justitie over "de veiligheid van het Brusselse Justitiepaleis" (nr. 22426)
18 Question de Mme Kristien Van Vaerenbergh à la ministre de la Justice sur "la sécurité du Palais de Justice de Bruxelles" (n° 22426)
18.01 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb deze vraag ingediend naar aanleiding van een incident twee dagen geleden in het Brussels Justitiepaleis, waarbij een vrouw in de zittingszaal een mes bij zich had. Dat was natuurlijk niet het eerste incident in het Justitiepaleis, maar het opent wel opnieuw het debat over de veiligheid van het Justitiepaleis.
In juni 2012 liep er voor een zeer korte periode een proefproject om een aankondiging van u uit te testen. U wou immers het aantal ingangen terugschroeven van 28 naar 2 en tegelijkertijd de scanstraat invoeren. Het materieel voor de scanstraat staat reeds lang ter beschikking, zij het veelal ongebruikt tegen de muur. In november 2012 liet u weten dat het proefproject werd geëvalueerd. U gaf toen al twee voorwaarden om het project te kunnen voortzetten: de evacuatiewegen moesten worden herbepaald en er was extra personeel nodig.
Ik heb daarover de volgende vragen.
Zal de scanstraat operationeel worden? Zo ja, wanneer wordt overgegaan tot een permanente installatie? Wordt daarvoor nieuw personeel aangeworven of bestaand personeel omgevormd? Zal men een beroep doen op de politie of zal men met een externe firma werken? Hoe groot worden de extra personeelskosten geschat? Komen die voor rekening van Justitie of voor rekening van een ander departement, bijvoorbeeld Binnenlandse Zaken?
Wat is er reeds gebeurd met betrekking tot het beperken van het aantal ingangen? Hoever staat men met het aanpassen van de evacuatiewegen? Wat de globale veiligheid van het gebouw betreft, hoever staat men met het uitvoeren van de 30 maatregelen uit een auditrapport van mei 2012? Welke maatregelen werden reeds uitgevoerd? Hebt u overlegd gehad met uw collega bevoegd voor de Regie der Gebouwen? Wat is het resultaat daarvan? Wat zijn de resultaten van de zoveelste studie die hij in 2012 zou bestellen?
Wat zijn de jongste voorstellen van de werkgroep P1 met betrekking tot de evacuatie en brandveiligheid? Wanneer zullen die worden uitgevoerd? Hoever staat men met het samenstellen van het crisisteam, het samenstellen van interne brandploegen en het opmaken van een intern noodplan?
18.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, er is niets veranderd aan de plannen om in de vaste installatie van een scanstraat te voorzien ter hoogte van de hoofdinkom Poelaert. Daaraan is de voorbije maanden onverminderd verder gewerkt. Het uitgangspunt inzake security blijft de beperking van het aantal toegangen tot slechts twee, de hoofdinkom Poelaert en de zijinkom Wolstraat.
Doordat het Brussels Justitiepaleis een beschermd gebouw is, verlopen de procedures wel moeilijker en trager dan anders, omdat er meer bouwaanvragen en procedures moeten worden doorlopen vooraleer er effectief werken mogen worden uitgevoerd in dat beschermd gebouw. Zo werd bijvoorbeeld de opstelling van de scanstraat in de salle des pas perdus, zoals tijdens de proefperiode, niet aanvaard door Monumenten en Landschappen. Ook enkele concrete voorstellen om de vaste scanstraat in te richten in de hoofdinkom zelf, botste onlangs op het verzet van Monumenten en Landschappen.
Dankzij de constant hooggehouden druk door het kabinet van de Regie der Gebouwen en het kabinet Justitie, werd een akkoord bereikt om de scanstraat in te richten in een voorportaal en om van daaruit de nieuwe publieke ingang te voorzien tot het gerechtsgebouw. In dat verband plant de Regie der Gebouwen in een eerste voorbereidende fase de afbraakwerken van een aantal lokalen die de beschreven creatie van de nieuwe ingang tot dat monument belemmeren.
Intussen werkt de Regie der Gebouwen in samenwerking met de diensten van de FOD verder aan het aanbestedingsdossier voor de werken voor de installatie van de vaste scanstraat zelf en voor de aanpassing van de volledige zone van de hoofdinkom. In datzelfde dossier zijn tevens de aanpassingswerken opgenomen voor de zijingang Wolstraat.
Zoals eerder aangegeven, is de efficiëntie van de scanstraat afhankelijk van de noodzakelijke aanpassingswerken aan alle deuren op de perimeter van het gebouw. De doorgedreven studies door de Regie der Gebouwen voor de aanpassingen inzake safety en evacuatie aan die deuren zijn bezig en voor sommige zijn de concrete werken reeds gestart.
Het gaat hier in vele gevallen om originele zwarte deuren, waarbij voor elke aanpassing bij Monumenten en Landschappen een vergunning moet worden aangevraagd. De aanpassingen vergen een zware restauratie, waarbij vaak de klassieke accessoires voor een nooduitgang, zoals een deursluiter of paniekslot, technisch niet uitvoerbaar zijn. De nodige kredieten worden door de Regie der Gebouwen aangevraagd.
Besprekingen en evaluaties van diverse potentiële scenario’s voor de meest efficiënte vorm van bestaffing van de scanstraat lopen momenteel nog.
Het auditrapport en zijn aanbevelingen hebben betrekking op de brandveiligheid, het evacuatieplan en de noodplannen. Voor de brandveiligheid is de studie over een volledig nieuw brandmeld- en ontruimingssysteem, in opdracht van de Regie der Gebouwen en uitgevoerd door het Bureau SCOOP, afgerond onder leiding van de werkgroep P1. De studie kreeg ook een gunstig advies van de brandweer. De Regie der Gebouwen zal nu voor de aanbesteding van dat systeem zorgen.
Tijdens de voorbije weken werden in het gebouw alvast nog diverse auditieve tests uitgevoerd, teneinde het bestaande omroepsysteem nog te verbeteren en uit te breiden.
Het evacuatieplan werd in de werkgroep P1 gedetailleerd opgesteld. In dat verband moeten een aantal ingangen worden vrijgemaakt en een reeks binnendeuren worden aangepast of toegevoegd. De aanpassingswerken aan de binnendeuren zijn opgestart. Een reeks gangen werd inmiddels ontruimd.
Tevens werden per zone van het Justitiepaleis schema’s opgesteld, die telkens de mogelijke evacuatie binnen de zone beschrijven. De respectievelijke verantwoordelijken van de gerechtelijke diensten die zich in elke zone bevinden, hebben elk scenario onderling nader besproken. Zij zullen dat eerstdaags nog doen.
Op het niveau van enkele gerechtelijke diensten werden reeds personen als evacuatiestewards aangeduid. Enkele andere diensten zijn nog met de aanduiding ervan bezig.
Een ontwerp van noodplan werd opgesteld en ter lezing en goedkeuring aan de verantwoordelijken van alle betrokken gerechtelijke diensten en veiligheidsdiensten voorgelegd.
18.03 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor de stand van zaken. Wij zullen dit dossier uiteraard verder opvolgen.
Ik hoop dat die scanstraat er snel zal komen. Ik heb gehoord dat niet alleen die dame maar ook een journalist een test had gedaan. Hij liep met een mes rond in het Justitiepaleis. Dat zijn toestanden die absoluut niet kunnen in een justitiepaleis.
Het gegeven dat dit een beschermd gebouw is, is absoluut niet nieuw. Dat weten wij al zo lang. Dat daarbij veel administratieve poespas komt kijken, is uiteraard waar, maar dit probleem bestaat al veel langer dan vandaag.
18.04 Minister Annemie Turtelboom: Het zou gemakkelijker zijn mocht het sneller gaan, maar omwille van het beschermd gebouw moeten vertragende procedures worden gehanteerd. Ik begrijp dat ook wel, want het is een fantastisch mooi gebouw. Men kan er niet zomaar een scanstraat neerpoten en daarmee de architectuur van het gebouw in het gedrang brengen.
Er moet een evenwicht worden gezocht tussen architectuur en veiligheid. In dit geval zitten wij daarmee toch wel een beetje in de knoop.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De vraag nr. 22230 van mevrouw De Bont, de vragen nrs 22354 en 22367 van mevrouw Jadin en vraag nr. 22378 van de heer Vercamer worden ingetrokken.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.10 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17.10 heures.