Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et
de la Fonction publique |
Commissie
voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt |
du Mercredi 29 janvier 2014 Après-midi ______ |
van Woensdag 29 januari 2014 Namiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.31 uur en voorgezeten door de heer Siegfried Bracke.
La séance est ouverte à 14.31 heures et présidée par M. Siegfried Bracke.
01 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de organisatie van de scheepvaartpolitie" (nr. 21461)
01 Question de Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'organisation de la police de la navigation" (n° 21461)
01.01 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, enige tijd geleden hebt u in antwoord op een vraag van mij in de commissie verklaard dat de bestaande diensten van de Scheepvaartpolitie in Nieuwpoort, Oostende en Zeebrugge samen zouden worden gevoegd tot één dienst en dat die dienst ofwel in Oostende, ofwel in Zeebrugge gehuisvest zou worden. Het plan was om dat in het lopende jaar af te handelen.
Ik stelde die vraag op 8 januari 2013, en ik heb de datum in mijn agenda gezet, want ik wou wel weten hoever het een jaar later zou staan met de fusie van de Scheepvaartpolitie tot één dienst.
Mevrouw de minister, hebt u reeds een concrete planning voor de reorganisatie van de Scheepvaartpolitie? Kunt u die toelichten? Indien u nog geen concrete planning hebt, kunt u mij zeggen wanneer u die verwacht?
Zullen er dit jaar nog bijkomende manschappen voor de Scheepvaartpolitie worden aangeworven op de huidige locaties? Hoe ziet u dat? Er is daar een onderbemanning. Indien er bijkomende manschappen worden aangeworven, over hoeveel personen gaat het en vanaf wanneer zullen zij operationeel zijn op het terrein?
01.02 Minister Joëlle Milquet: De versterking van de operationele diensten van de federale politie wordt momenteel bestudeerd in het kader van het optimalisatieplan. De verhuizing en fusie tussen de drie verschillende diensten zal uiterlijk eind 2014 uitgevoerd worden. Vanaf juni of juli zijn er de nieuwe arrondissementen, evenals een reorganisatie van de centrale diensten van de federale politie. De fusie past in dat kader.
Het is dus een kwestie van maanden: het plan moet uitgevoerd worden vóór het einde van 2014, maar de planning is afhankelijk van de voltooiing van de verschillende stappen van het optimalisatieplan.
01.03 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, ik betreur het te horen dat het opnieuw voor een jaar is uitgesteld. De Scheepvaartpolitie heeft immers manschappen nodig. We zullen het er straks nog over hebben, maar de illegalenproblematiek in West-Vlaanderen valt niet te onderschatten. Zeker de havens staan wat onder druk, en dat geldt ook voor de rol van de Scheepvaartpolitie daarin. Dan moeten we vaststellen dat de ene dienst meer medewerkers telt dan en andere, terwijl ze daar minder nodig zijn.
Ik begrijp dat er een optimalisatieplan moet komen. Vorige zomer hebben we echter al een piek genoteerd van het aantal illegalen dat via de haven van Zeebrugge de overtocht probeert te maken. Straks komt u met nieuwe cijfers, want ik heb u daarover een vraag gesteld, en die zullen dat bevestigen. U hebt toen verklaard dat de drie diensten tot één dienst moesten worden samengevoegd tegen het einde van vorig jaar en dat u zou nagaan waar ze zouden worden gehuisvest. Nu blijkt dat de fusie pas tegen eind volgend jaar zal plaatsvinden.
01.04 Minister Joëlle Milquet: Er is een verschil tussen beslissingen, de concrete gevolgen van beslissingen en de concrete uitvoering van de beslissingen. Ik volg ook de onderhandelingen tussen de verschillende diensten bij de federale politie en dat vraagt wat tijd. Het is noch in Vlaanderen noch in Wallonië gemakkelijk om iedereen op dezelfde lijn te krijgen.
De beslissing is genomen. Er is ook een verhoging van de effectieven bij de verschillende diensten voor dit jaar. Nu is men bezig met de discussies: wie, waar, hoeveel, welke taak, welke functie, welke nieuwe linken en welke samenwerking met de nieuwe arrondissementen? Dat zijn gewone discussies bij een echte reorganisatie.
De beslissing is genomen en nu hangt alles af van hun beslissingen en hun samenwerking. De discussie is bezig bij de zeevaartpolitie en de directie van de bestuurlijke politie, ook wat de linken met de lokale zones betreft. Wanneer zij klaar zijn, ben ik er ook mee klaar. De verantwoordelijkheid ligt niet bij mij, ik wacht op de resultaten van hun onderhandelingen. Soms nemen ze er wel wat tijd voor, maar als ze in februari of maart klaar zijn, ben ik ook klaar.
01.05 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, ik begrijp dat zeer goed. Als u aan de diensten, zeker in Oostende en Zeebrugge, vraagt waar het hoofdkwartier moet komen bij een fusie en u laat dat van hen afhangen, dan blijft de discussie bezig. Op een gegeven ogenblik zult u de knoop moeten doorhakken op basis van objectieve gegevens, namelijk hoeveel manschappen er waar nodig zijn.
01.06 Minister Joëlle Milquet: Als zij niet tot een akkoord komen.
01.07 Daphné Dumery (N-VA): Op een gegeven moment zult u moeten zeggen hoe het zal gebeuren in het belang van de diensten.
01.08 Minister Joëlle Milquet: Ik geef de voorkeur aan een open, gezamenlijke discussie met iedereen en een akkoord tussen de verschillende partners. Als de onderhandelingen niet lukken, zal ik natuurlijk de knoop doorhakken. Het is eerst aan de partners. Dat is een kwestie van respect voor hun autonomie.
01.09 Daphné Dumery (N-VA): Ik volg het dossier voort op.
L'incident est clos.
- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het gebruik van steeds meer geweld bij mensensmokkelaars tegen politie" (nr. 21489)
- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de mensensmokkel" (nr. 21497)
- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de gecoördineerde actie tegen de mensensmokkel" (nr. 21580)
- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de sloppenwijken in Frankrijk" (nr. 21599)
- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de mensensmokkel" (nr. 21619)
- mevrouw Bercy Slegers aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de inzet van de Franse snelwegenbrigade gevestigd in de voormalige grenspost van Callicannes" (nr. 21766)
- mevrouw Bercy Slegers aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de inzet van de Franse snelwegenbrigade gevestigd in de voormalige grenspost van Callicannes" (nr. 21768)
- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de verhoogde samenwerking met onze buurlanden wat betreft het bestrijden van de mensensmokkel" (nr. 21802)
- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de verhoogde samenwerking met onze buurlanden wat betreft het bestrijden van de mensensmokkel" (nr. 21806)
- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de mensensmokkel in West-Vlaanderen" (nr. 21807)
- M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'attitude de plus en plus violente des trafiquants d'êtres humains vis-à-vis de la police" (n° 21489)
- Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le trafic des êtres humains" (n° 21497)
- Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'action coordonnée menée contre le trafic d'êtres humains" (n° 21580)
- Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les bidonvilles en France" (n° 21599)
- M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le trafic des êtres humains" (n° 21619)
- Mme Bercy Slegers à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le recours à la brigade française des autoroutes installée dans l'ancien poste frontière de Callicannes" (n° 21766)
- Mme Bercy Slegers au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "le recours à la brigade française des autoroutes installée dans l'ancien poste frontière de Callicannes" (n° 21768)
- Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le renforcement de la collaboration avec les pays voisins en matière de lutte contre le trafic des êtres humains" (n° 21802)
- Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "le renforcement de la collaboration avec les pays voisins en matière de lutte contre le trafic des êtres humains" (n° 21806)
- Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la traite des êtres humains en Flandre occidentale" (n° 21807)
02.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, wij zullen proberen dit af te werken in een vloeiende beweging. Ik zal mijn vragen groeperen.
Mevrouw de minister, na enkele acties in het recente verleden waarbij door mensensmokkelaars in West-Vlaanderen zwaar geweld werd gebruikt tegen politiemensen, werden er enkele grote acties opgezet om de mensensmokkel in te dijken. Mijn vraag dateert van begin januari. Bij een grootse actie in Jabbeke werden in een keer 22 illegalen onderschept waarvan acht minderjarigen. Ze gingen richting Frankrijk waarna ze hoopten via een tussenstop in een van de opvangkampen op enkele kilometers van onze grenzen opnieuw via het West-Vlaamse grondgebied Groot-Brittannië te bereiken. U hebt in de plenaire vergadering op enkele vragen geantwoord, maar u hebt wat mij betreft meer vraagtekens opengelaten.
Ik heb dan ook enkele bijkomende vragen. Ten eerste, zullen er in de toekomst nog dergelijke acties volgen? Jaarlijks zouden minstens driehonderd illegalen via onze snelwegen naar Groot-Brittannië worden gebracht. Er is dus nog heel wat werk aan de winkel.
Ten tweede, alle parkings langs de autosnelwegen in West-Vlaanderen zijn – mag ik toch hopen – intussen met camera’s uitgerust. Worden er nog andere acties op en in de omgeving van die parkings gepland? Ik hoor meer en meer dat het probleem is ontstaan door het sluiten van de parkings op de Franse autosnelwegen. Ik vraag mij dus af waarom wij ook niet gewoon hun voorbeeld volgen en de parkings op de autosnelwegen in West-Vlaanderen sluiten?
Ten derde, het is duidelijk dat het opnieuw gaat om een import van problemen uit Frankrijk. Het is omdat de parkings in Frankrijk gesloten werden dat de illegalen voortaan via de parkings in West-Vlaanderen naar Groot-Brittannië worden gesmokkeld. Men kan zich dan afvragen waarom men de mensensmokkelaars niet tegenhoudt aan de grens. Waarom wordt er bijvoorbeeld geen controle georganiseerd aan de grens in Adinkerke en Duinkerken?
Ten vierde, ik wil ook even informeren naar het mogelijk overleg met uw Franse collega in verband met dit nieuwe grensoverschrijdende fenomeen van overlast. Hebt u er in uw gesprekken met minister Valls op aangedrongen om bijvoorbeeld die kampen voor illegalen op Frans grondgebied, waar toch ongeveer achthonderd personen zouden verblijven, te sluiten? Ik ben benieuwd naar uw antwoorden.
02.02 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, ik zal natuurlijk de context niet schetsen. De heer Logghe heeft dat immers al gedaan.
Mijn vragen gaan vooral over het feit dat wordt beweerd dat zij die worden gesmokkeld, zijnde de illegalen, een overtocht naar Groot-Brittannië wensen te doen. Groot-Brittannië bereiken is hun doelstelling.
Vanwaar halen wij die informatie? Komt ze uit de verhoren?
Via welke kanalen proberen de betrokkenen in Groot-Brittannië te geraken? Oostende heeft immers bijna geen overtochten meer. Willen zij dan eerst in Oostende geraken? Willen zij in Zeebrugge geraken?
Daarom heb ik u ook de cijfers gevraagd. De jongste vraag die ik heb gesteld, is een heel belangrijke vraag. Misschien kan ik de cijfers meekrijgen. Het gaat immers om nogal veel cijfers.
In mijn vraag van 24 januari 2014 vraag ik heel concreet een overzicht van het aantal illegalen per maand dat in Zeebrugge is aangetroffen tijdens de periode september 2013 tot december 2013.
Waarom vraag ik zo’n overzicht? Ik wil aldus weten of er een stijging is en of opnieuw wordt geprobeerd om via Zeebrugge Groot-Brittannië te bereiken.
Ik stelde nog een aantal andere cijfermatige vragen. Ik hoop dus dat ik de cijfers kan krijgen.
Het is vooral een vraag naar het volgende. Hoe weten jullie dat de betrokken illegalen in Groot-Brittannië willen geraken? Soms worden zij immers ook aan de verkeerde kant van de weg aangetroffen. Er wordt dan niet richting kust maar richting het binnenland gereden. Zij worden dus aan beide kanten van de weg aangetroffen. Het kan natuurlijk zijn dat de mensensmokkelaar zich van parking heeft vergist, maar dat zal uit de verhoren wel blijken.
Mevrouw de minister, ik hoop dat uw medewerkers naar mij aan het luisteren zijn. Ik zou dus heel concreet willen weten vanwaar wij de informatie halen over de bestemming van de betrokkenen. De informatie komt waarschijnlijk uit de verhoren.
Een tweede reeks vragen die ik heb gesteld, betreft vragen over de rol van de West-Vlaamse gouverneur in het verhaal. De West-Vlaamse gouverneur kondigt aan dat hij met zijn Franse collega’s gesprekken zal voeren. Dat is allemaal goed en wel, maar ik weet niet of het de rol van een gouverneur is om zulke gesprekken te voeren.
Mevrouw de minister, heel belangrijk ter zake is voor mij te weten of uw diensten bij de gesprekken betrokken zijn geweest.
Ook kondigt hij aan dat hij een overleg zal hebben met Groot-Brittannië. Mevrouw de minister, ik heb ter zake dezelfde vraag. Werd u bij dat overleg tussen de gouverneur en Groot-Brittannië betrokken? Wat is uit het overleg gekomen? Wat zal ter zake de rol van de provincie zijn?
02.03 Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de minister, mijn vraag gaat over de Franse snelwegenbrigade, de CRS. Op de grensovergang van Poperinge met Callicannes heeft de CRS zich in 2013 gevestigd in de voormalige douanegebouwen op Frans grondgebied. Het is uiteraard aan de Franse overheid om te beslissen waarvoor deze brigade wordt ingezet, maar deze brigade zit in die douanegebouwen net op de grens met Poperinge en zij bewaakt eigenlijk heel de A25, de autostrade die van Poperinge over Frans grondgebied tot in Duinkerken loopt.
Het gaat hier over een zeer belangrijk grensgebied. Ik vroeg mij af of u weet in welke mate de Franse CRS-brigade wordt ingezet om de grensoverschrijdende problemen – de grenscriminaliteit en de problematiek van de illegalen langs de A25 van Poperinge tot Duinkerken – aan te pakken. Bent u hiervan op de hoogte? Zo neen, zult u contact opnemen met uw Franse ambtgenoot om hem te vragen in welke mate de CRS voor de grensoverschrijdende problemen wordt ingezet?
02.04 Minister Joëlle Milquet: Ik verwijs in de eerste plaats naar mijn antwoord op de actualiteitsvragen van mevrouw Slegers en mevrouw Galant over hetzelfde onderwerp in de plenaire vergaderingen van de Kamer van respectievelijk 9 en 16 januari 2014. Ik heb alles al uitgelegd, maar ik zal het toch nog eens proberen.
Het aanpakken van de mensensmokkel is een van de prioriteiten van de geïntegreerde politie. Een programmadossier van de dienst Mensenhandel en mensensmokkel van de federale gerechtelijke politie herneemt de verschillende initiatieven in dat verband. De gerichte tussenkomsten op de E40 zijn het zwaartepunt daarvan. De mensensmokkelaars die op de parkings langs de autosnelweg E40 in Oost- en West-Vlaanderen aangetroffen worden, trachten in de havens van Calais of Zeebrugge te geraken, om van daaruit richting Groot-Brittannië te vertrekken.
Zowel de betrokken lokale als federale politiediensten hebben de jongste tijd het preventief en zichtbaar toezicht op de parkings en in de nabije omgeving opgevoerd, teneinde het afschrikeffect voldoende hoog te houden. Dat toezicht gebeurt niet alleen met de reguliere ploegen, maar sinds 2011 ook ter gelegenheid van grootschalige acties, onder leiding van de magistraat mensenhandel en mensensmokkel van het parket van Brugge, met het oog op het vatten van mensensmokkelaars.
In overleg met het parket werden de principes herhaald voor het achtervervolgen van mensensmokkelaars die op de autosnelweg de vlucht nemen in de richting van de Franse grens met een voertuig waarin zich illegalen bevinden. Er werd duidelijk herhaald dat de veiligheid van alle betrokken personen prioritair moet blijven en dat de politie alles in het werk moet stellen om de mensensmokkelaars op een veilige wijze te intercepteren.
De problematiek wordt op de voet gevolgd door het administratief en technisch secretariaat van de geïntegreerde politie, in overleg met de DirCo van Brugge.
Voor de geïntegreerde actie tijdens de nacht van 13 op 14 januari 2014, die plaatsvond op het grondgebied van de gerechtelijke arrondissementen Brugge en Veurne, werden 103 Belgische politiemensen ingezet, afkomstig van de federale politie, zijnde de Wegpolitie, de Spoorwegpolitie, de Scheepvaartpolitie, de diensten hondensteun en luchtsteun en de FGP, en vier lokale politiezones. Ook de Franse politie nam eraan deel, met een verbindingsofficier en een observatie- en interceptiedispositief op Frans grondgebied. Daar ging het in totaal om 32 politiemensen. Het was dus een grootschalige operatie. Iedereen moet natuurlijk heel tevreden zijn met zo’n grote operatie.
Kortom, wij zijn voorzichtig, en de politie is heel actief.
Er werden 22 personen in illegaal verblijf en vijf verdachten van mensensmokkel geïntercepteerd. Al deze personen, met uitzondering van één verdachte die in Veurne werd opgepakt, bevonden zich aan boord van dezelfde bestelwagen met Britse nummerplaat. De vijf verdachten werden ter beschikking gesteld van het parket. Zij hadden de Irakese of Syrische nationaliteit. De personen in illegaal verblijf hadden de Afghaanse, Pakistaanse, Indische, Iraanse, Georgische of Syrische nationaliteit.
In vergelijking met 2011 en 2012 steeg in 2013 het aantal intercepties op de E40 met 8 %: van 309 in 2012 naar 335 in 2013. Deze stijging is volledig toe te schrijven aan het groter aantal opgepakte Syriërs: 16 in 2012 en 64 in 2013. Wij kunnen dat begrijpen.
Het aantal intercepties in de haven van Zeebrugge bedroeg 370 in 2013, waarvan 121 tussen begin september en eind december. Het ging vooral om Indiërs: 136 in 2013.
In de haven van Oostende werden de voorbije maanden geen illegalen meer onderschept. De voorbije jaren zijn infrastructurele maatregelen genomen op bepaalde parkeerterreinen naast de E40, in overleg met de betrokken gemeenten en het Vlaams Gewest. Zo hebben de gemeenten Oudenburg en Jabbeke alle begroeiing weggehaald ter hoogte van een talud, om de smokkelaars niet meer toe te laten daar een schuilplaats te maken.
Daarnaast werd met de lokale landbouwers de afspraak gemaakt dat zij geen hoge gewassen meer zouden telen in de nabije omgeving van het parkeerterrein in Westkerke. In en om dit parkeerterrein in Westkerke heeft het Vlaams Gewest tevens een nieuwe hogere afsluiting, betere openbare verlichting en bewakingscamera’s geplaatst.
Bijkomende camera’s zouden inderdaad een positief effect kunnen hebben. Ik heb voor 2014 een groot bedrag gereserveerd voor het opstellen van camera’s in de verschillende zones. Er wordt gewerkt aan de installatie van ANPR-camera’s in overleg met het Vlaams Gewest en de federale politie.
Mijn diensten werden door de gouverneur van West-Vlaanderen nog niet aangezocht deel te nemen aan het door hem geplande overleg met de Franse en de Britse overheden, maar ik ben uiteraard bereid, indien dat gevraagd wordt, ondersteuning te bieden.
Met betrekking tot de betrokkenheid van de Franse autosnelwegpolitie en de Frans-Belgische samenwerking heeft de CRS, de Compagnies Républicaines de Sécurité van de Franse nationale politie, rechtstreeks contact met de Belgische Wegpolitie. Ze zijn ook vertegenwoordigd in het Frans-Belgische strategisch comité dat werd opgericht naar aanleiding van de Akkoorden van Doornik I.
Indien mijn vergadering met de Franse minister van 27 februari doorgaat, zal ik deze kwestie aankaarten, evenals de problematiek van de kampen in de omgeving van Calais en van het sluiten van autosnelwegparkings door de Franse overheid.
Het gaat meestal om mensen die naar Groot-Brittannië of Calais gaan.
02.05 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Natuurlijk zijn wij blij met elke grootschalige actie die wordt ontplooid, zeker om die problematiek aan te pakken.
U weet dat onze provincie de laatste jaren door verschillende vormen van criminaliteit wordt getroffen, terwijl het vroeger een stuk rustiger was in West-Vlaanderen. Er is zware agressie geweest in de streek van Ieper en Kortrijk, er is ook de problematiek van illegalen in Oostende en Zeebrugge en nu is er de recente opstoot van incidenten inzake mensensmokkel en mensenhandel. Een zeer alert ingrijpen van de overheid zou dus zeer op prijs worden gesteld. Het falen van zo’n beleid zal u natuurlijk ook worden aangerekend.
Ik meen geen antwoord te hebben gekregen op twee korte vragen. Denkt u eraan om eventueel parkings op het grondgebied van West-Vlaanderen te sluiten als de problematiek blijft voortduren? Wordt dat eventueel als stok achter de deur gebruikt om met de Franse minister van Binnenlandse Zaken te overleggen over de kampen in Frankrijk? Die problematiek heeft zich immers van Frankrijk naar onze parkings verlegd. Wordt er dus aan gedacht om die parkings eventueel tijdelijk te sluiten?
Wordt er ook aan gedacht om aan de grens Adinkerke-Duinkerken of Callicannes-Poperinge bijkomende bewaking te plaatsen? Zij komen immers daar over de grens om naar Groot-Brittannië te gaan. Dat zijn twee risicovolle punten die men veel beter zou kunnen bewaken omdat daar meer mogelijkheden zijn.
02.06 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, uw antwoord is helemaal niet hetzelfde als in de plenaire vergadering, want de vragen waren ook anders. De algemene situatie is wel geschetst, maar wij hebben eigenlijk wel heel concrete vragen gesteld naar aanleiding van cijfers. Die hebben wij nu wel gekregen.
Het enige wat ik nog niet goed begrijp, is in welke richting deze mensensmokkel gaat. Gaat die richting Frankrijk, Calais en zo verder? Dat blijkt een ander publiek te zijn, vooral Afghanen en Syriërs. Richting Zeebrugge zijn het vooral Indiërs. Uiteindelijk hebben wij dan wel te maken met een totaal ander fenomeen. Daar zit ik nog een beetje mee verveeld. Waar haalt u die informatie? Is dat gebleken uit de verhoren van deze mensen? Hoeveel mensensmokkelaars hebben zij dan zelf verklikt? Het is zeker een fenomeen dat op te volgen is.
Ik vind het nogal vreemd dat de gouverneur nog geen contact met u heeft opgenomen. Misschien zal hij dat naar aanleiding van deze vraag wel doen. Wanneer hij als gouverneur contact opneemt met andere landen om bilaterale gesprekken te voeren, moet hij de minister daar zeker bij betrekken. Dat komt er na vandaag waarschijnlijk wel aan. Ik dank u alvast voor uw antwoord.
02.07 Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Mevrouw Dumery zei zonet dat het misschien niet de taak is van de gouverneur om contacten te leggen, maar ik meen dat de gouverneur nog altijd in het Frans-Belgische strategisch comité zit. In die zin meen ik dat hij zijn werk doet als hij voor overlegmomenten zorgt. In de Frans-Belgische werkgroepen die in Brugge en Rijsel plaatsvinden en waarin de gouverneur samen met de Franse préfet zetelt, wordt deze problematiek besproken. Als er problemen zijn, zal hij ongetwijfeld contact met u opnemen.
02.08 Minister Joëlle Milquet: (…) Dan moet hij natuurlijk een brief zenden met een duidelijke vraag. Tot nu toe heb ik niets ontvangen, maar misschien komt dat nog. Tot op heden informeerde ik mij via de kranten maar zelf werd ik niet gecontacteerd over deze aangelegenheid. Ik ben beschikbaar.
02.09 Bercy Slegers (CD&V): Ik ben in ieder geval blij te horen dat de Franse snelwegenbrigade, CRS, ook in het strategisch comité zit. Dat is immers een structureel verankerde dienst langs onze grens. Die wordt dus ingezet voor het geheel van de bestrijding van de grenscriminaliteit, maar ook voor de illegalenproblematiek.
Het is goed dat er aan deze problematiek aandacht wordt geschonken als u uw collega, de heer Valls, ziet op 27 februari. Dit heeft immers niet alleen een impact op onze provincie, maar ook op de lokale politiezones langs de grens, die een enorm grote werklast ondervinden om deze fenomenen te bestrijden. Dat mogen wij absoluut niet uit het oog verliezen.
Ik dank u alvast voor de aandacht die u de laatste twee jaar aan onze grensstreek hebt besteed. Er duiken steeds nieuwe fenomenen op, maar u doet er wel degelijk iets aan en hopelijk blijft dat zo in de toekomst.
02.10 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, als ik de vraag en de toestemming krijg van de gouverneur en het Vlaams Gewest om bepaalde parkings te sluiten, al dan niet voor een korte periode, kan ik daar uiteraard mee akkoord gaan. Wij kunnen echter niet alle parkings op de autosnelweg sluiten. Dit hangt ook af van het departement Mobiliteit en het is een bevoegdheid van de gouverneur. Misschien kan het wel een oplossing zijn op korte termijn en ik ben bereid om daarover te debatteren. Ik moet echter kunnen terugvallen op een beslissing van de gouverneur en het Vlaams Gewest.
Ook de problematiek van de mensensmokkel langs de E40 werd op Europees niveau al gekozen als actiepunt voor de jaren 2013-2016, en dit op voorstel van onze centrale dienst Mensenhandel. Begin februari 2014 vindt een eerste operationele vergadering plaats. Aan dit gezamenlijk actieplan nemen naast Europol ook Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Duitsland en België deel. Het actieplan zal zich niet enkel toespitsen op de opsporing van mensensmokkelaars, maar ook alle mogelijke demarches bekijken om de mensensmokkel langs en in de omgeving van de E40 te ontraden.
Het betreft hier een multidisciplinair platform. De mogelijke initiatieven in het Verenigd Koninkrijk, de kampementen van mensen in onwettig verblijf en de autosnelwegparkings in Frankrijk zullen natuurlijk aan bod komen. Dit Europees initiatief is dan ook belangrijk.
02.11 Peter Logghe (VB): Wanneer vindt die operationele vergadering plaats?
02.12 Minister Joëlle Milquet: In februari 2014. Het voorstel hiertoe kwam trouwens van België.
L'incident est clos.
- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de evaluatie van het provinciaal rampenplan in West-Vlaanderen" (nr. 21600)
- mevrouw Bercy Slegers aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de evaluatie van het provinciaal rampenplan" (nr. 21711)
- Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'évaluation du plan catastrophe provincial en Flandre occidentale" (n° 21600)
- Mme Bercy Slegers à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'évaluation du plan catastrophe provincial" (n° 21711)
03.01 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, recent kondigde gouverneur Decaluwé naar aanleiding van de kettingbotsing op de A19 en van de sinterklaasstorm aan dat er een grondige evaluatie van het provinciale rampenplan zou komen.
Hebt u er weet van of de evaluatie heeft plaatsgevonden?
Welke diensten waren daarbij betrokken?
Kunt u de conclusie toelichten?
Zal het provinciale rampenplan worden aangepast naar aanleiding van de evaluatie?
03.02 Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de minister, in West-Vlaanderen werd in december jammer genoeg het provinciale rampenplan tweemaal afgekondigd. Bij grote rampen of evenementen gebeurt er normaal een debriefing. Ik heb vernomen dat er reeds een eerste debriefing zou zijn gebeurd door de hulpdiensten. De gouverneur kondigde aan dat er eind februari een algemene evaluatie zou komen van het provinciale rampenplan naar aanleiding van de kettingbotsing op de A19 en de sinterklaasstorm.
Wat is de normale procedure inzake debriefing en evaluatie na het afkondigen van het provinciale rampenplan?
Welke dienst moet normaal gezien het initiatief nemen bij grote incidenten voor de organisatie van zo’n debriefing of evaluatie?
Hebt u al weet van aandachtspunten of acties die zullen worden voorgesteld om het provinciale rampenplan eventueel aan te passen of bij te sturen?
03.03 Minister Joëlle Milquet: Na elke rampoefening en na elk reëel incident waarbij een provinciale alarmfase is afgekondigd, is het standaardprocedure om een evaluatievergadering te houden om op een constructieve manier mogelijke leerpunten aan bod te laten komen.
De evaluatie van de kettingbotsing van de A19 en van de sinterklaasstorm moet nog plaatsvinden, respectievelijk op 21 en 25 februari 2014. De betrokken actoren vroegen immers om de maand januari te vrijwaren, om een eigen interne evaluatie mogelijk te maken vóór de multidisciplinaire evaluatie. De multidisciplinaire evaluaties vormen de basis voor de globale debriefing, die op provinciaal niveau zal gebeuren. Bijgevolg is het belangrijk dat hieraan de nodige tijd en ruimte wordt gegeven. De conclusies van de evaluaties die van belang zijn voor het multidisciplinair beheer van de noodsituatie zullen worden meegenomen naar de multidisciplinaire evaluatievergaderingen. Hierop zijn de volgende diensten uitgenodigd: de alarmcentrales, de leden van de CP-OPS op het terrein, de leden van de CC-PROV of provinciaal coördinatiecomité, de burgemeester en de noodplanningsambtenaren van de betrokken gemeenten.
Het initiatief voor de evaluatie wordt in samenwerking met zijn federale dienst Noodplanning door de gouverneur genomen. De diensten zijn reeds uitgenodigd en werden gevraagd vooraf intern te evalueren.
Na de evaluatievergadering wordt een verslag met actiepunten opgesteld. Per actiepunt wordt bepaald wie het punt opvolgt. De gouverneur en zijn dienst Noodplanning zien erop toe dat de actiepunten worden uitgevoerd of voeren ze zelf uit.
Dat is voor binnenkort.
03.04 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
03.05 Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Wij kijken uit naar de evaluatie.
Het moet in elk geval worden gezegd dat de gemeenten goed hebben gereageerd en dat ook de hulpdiensten in soms moeilijke omstandigheden hun uiterste best hebben gedaan. De communicatie en de weersomstandigheden waren immers niet evident.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 21621 van mevrouw Leen Dierick wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
04 Question de M. André Frédéric à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la fin de carrière des magistrats, policiers et agents de renseignement, spécialisés dans le terrorisme" (n° 21690)
04 Vraag van de heer André Frédéric aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de nakende pensionering van een hele generatie in terreurbestrijding gespecialiseerde magistraten, politieagenten en agenten van inlichtingendiensten" (nr. 21690)
04.01 André Frédéric (PS): Monsieur le président, madame la ministre, j'ai pu récemment lire dans la presse un article concernant le service de l'antiterrorisme belge. Selon cette source, en 2013, le service spécialisé se serait engagé dans un trou d'air générationnel qui devrait se faire particulièrement ressentir de 2014 à 2017.
La situation du parquet fédéral est particulièrement exemplative de ce phénomène: sur vingt-quatre personnes, huit départs devraient se produire d'ici 2017. Parmi ces huit départs, on trouve cinq chefs de section. L'explication est simple: les mandats de magistrats sont limités à 15 ans. Or le parquet fédéral a été créé en 2002.
Du côté de la police, la division antiterrorisme du Service Judiciaire d'Arrondissement (SJA) de Bruxelles, qui intervient dans la majeure partie des dossiers nationaux de terrorisme, est aussi rattrapée par les pensions. Ces départs représenteront un dixième des effectifs.
À la Sûreté de l'État, même combat depuis quelques années déjà: en effet, elle a perdu ses plus anciens analystes. À cela s'ajoute la perte cette année de son administrateur général. Il faut noter également que l'institution est affaiblie par la non-nomination de la quasi-totalité de ses plus hauts cadres.
Ces nombreux départs ne sont évidemment pas catastrophiques en eux-mêmes, mais les services auront néanmoins à faire face à un défi quant à la continuité de leur expérience. En partant, ces agents emportent bien légitimement avec eux leur expérience, bien entendu, mais également leurs nombreux contacts. Et ces contacts me semblent très importants, en particulier dans de tels services. C'est pourquoi, afin que l'antiterrorisme belge reste efficace, la relève doit être organisée.
Madame la ministre, confirmez-vous ce trou d'air générationnel annoncé dans l'article? Que comptez-vous faire afin de pallier ces nombreux départs en pension, tout en maintenant des organes antiterroristes performants?
04.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, cher collègue, voilà bien longtemps que je dénonce ce problème concernant la police fédérale, notamment relevé par le projet Vitruvius. Non seulement, comme dans tout le pays, y compris dans toutes les autres administrations, la génération des baby-boomers arrive à l'âge de la pension, mais en outre, dans le pilier de la police judiciaire, la pyramide des âges indique que les inspecteurs appartiennent à la strate la plus âgée.
C'est pourquoi je me suis tant battue pour l'engagement d'au moins 1 400 policiers et l'obtention, dès cette année et après leur période de formation, de 400 policiers de plus dans la police fédérale. Il ne s'agissait pas d'augmenter l'effectif, mais de remplacer les départs et de conserver l'encadrement. C'était particulièrement important pour la police judiciaire: elle exige des besoins de plus en plus élevés vu l'accroissement du terrorisme, de la cybercriminalité et autres modes de criminalité.
Nous avons donc mis sur pied un plan d'optimalisation. Il permet aussi de dégager des capacités financières à investir en personnels jeunes afin d'assurer le même niveau de prestation, ce qui nécessite des remplacements de 1 pour 1 – norme inhabituelle dans la conjoncture actuelle –, voire de 1,5 pour 1 afin de remplacer certains manques, notamment dans le pilier judiciaire.
Pour ce qui est des 400 policiers qui seront engagés en 2014 et qui sont la résultante de politiques demandées en matière de recrutement, une grande partie sera engagée dans la police judiciaire, notamment pour renforcer tout le secteur "terrorisme, lutte contre le radicalisme et cybercriminalité" de manière globale. C'est donc une bonne centaine de personnes qui seront affectées, outre les nouveaux moyens en cybercriminalité, à savoir les 10 millions provenant du projet d'organisation de l'agence sur la cybersécurité. C'est la priorité. Nous renforçons également dans les arrondissements déconcentrés au niveau de la police judiciaire.
04.03 André Frédéric (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Het incident is gesloten.
05 Question de M. André Frédéric à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "des agressions de pompiers en région verviétoise" (n° 21691)
05 Vraag van de heer André Frédéric aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "gevallen van agressie tegen brandweerlieden in de streek van Verviers" (nr. 21691)
05.01 André Frédéric (PS): Monsieur le président, madame la ministre, depuis quelques mois, fleurissent dans les rubriques "Faits divers" de la presse régionale verviétoise, des articles relatant des cas d'agression dont sont victimes les pompiers.
En raison de ces faits de plus en plus fréquents de violence à l'encontre de pompiers, les autorités communales et le parquet de Verviers ont décidé de prendre des mesures visant, d'une part, à endiguer le phénomène et, d'autre part, à entamer une revalorisation du service auprès de la population. Ainsi, les ambulanciers ne seront plus désormais envoyés à deux hommes en intervention mais seront épaulés par une équipe de pompiers. De même, dès à présent, les faits d'agression physique ou verbale feront systématiquement l'objet d'une plainte au nom de la ville de Verviers, comme c'est déjà prévu pour les agents communaux. Une suite pénale sera ainsi donnée à ces agressions et les pompiers traumatisés devraient aussi être mieux pris en charge.
Ces virulences à l'égard des pompiers me paraissent, à première vue, très étonnantes. En effet, ils n'interviennent que pour venir en aide aux citoyens, sans pouvoir de contrainte. C'est pourquoi, madame la ministre, mes questions sont les suivantes.
Avez-vous eu connaissance d'une telle augmentation de la violence à l'égard des pompiers?
Est-ce uniquement propre à la région verviétoise ou est-ce un problème généralisé?
Comptez-vous prendre des mesures pour enrayer le phénomène? Si oui, pouvez-vous nous les détailler?
05.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, cher collègue, les rapports d'intervention que mes services reçoivent ne concernent que les interventions de pompiers et donc pas les interventions d'aide médicale urgente, sauf si ces interventions étaient combinées à une mission de pompiers.
En 2012, la très grande majorité des interventions de pompiers a été renseignée sans agression. Mes services ont été informés d'un seul cas d'agression verbale et d'un cas de jet d'objet pour des interventions combinées pompiers-aide médicale urgente et d'un cas d'agression physique pour une intervention de pompiers.
En raison de la rareté des cas de violence à l'égard des pompiers, il n'y a pas eu de mesures spécifiques pour y répondre. De manière générale, les pompiers font beaucoup moins l'objet de faits de violence que les policiers, ce qui n'empêche pas de maintenir un niveau de vigilance et, aux autorités judiciaires, de poursuivre ces différents délits inacceptables.
Certaines mesures visant à assurer la sécurité des pompiers pour les besoins de l'intervention elle-même peuvent évidemment constituer une mesure de protection en cas de violence à leur égard. Les pompiers sont toujours équipés de radios ASTRID. Ils disposent d'un bouton "urgence" qui, d'une simple pression, les met en contact avec un centre de secours ou la police. Certains services d'incendie ont également installé des black boxes track and trace afin de pouvoir déterminer à tout moment l'endroit où se trouve le véhicule.
Pour le reste, la demande prioritaire du terrain est d'assurer la sécurité des pompiers compte tenu des risques liés à l'intervention. Ces risques sont plus souvent induits par les circonstances de l'accident que par des personnes violentes. C'est aussi la raison pour laquelle on fait des achats spécifiques en matière de sécurité.
Par ailleurs, le ministère de l'Intérieur a pris des initiatives en matière de prévention, pour élaborer des guidelines destinés aux corps d'intervention des pompiers pour savoir ce à quoi ils doivent être vigilants en cas d'agression, etc.
05.03 André Frédéric (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je me suis rendu sur le terrain, voici deux semaines: j'ai passé une journée dans la caserne de Verviers. J'y ai été surpris par le nombre de sorties, non pas des pompiers - car il n'y en a eu que deux -, mais par les sorties des ambulances, une quinzaine, assurées par les pompiers, puisqu'ils ont la double mission.
Ces pompiers m'ont expliqué combien l'exercice de leur métier était difficile. Tout d'abord, ils sont appelés pour tout et n'importe quoi. De plus, ils subissent des agressions verbales, voire physiques lors des interventions nocturnes par des personnes qui ont des problèmes autres que des problèmes médicaux fondamentaux. Je suis donc surpris que la réalité du terrain que je vous décris ne parvient pas à vos oreilles.
05.04 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur Frédéric, moi aussi, je visite des casernes de pompiers. Je vous parle simplement de faits relevant de mes compétences. Le secteur des ambulances relève de la compétence de ma collègue de la Santé publique. Au niveau des interventions de pompiers, je vous ai parlé des plaintes objectives et des faits officiellement répertoriés.
Qu'il y ait des injures et autres, sans doute! Mais si aucune plainte n'est déposée, je ne peux le recenser. Je vous livre simplement les chiffres objectifs. Je ne dis pas que des tas de choses ne se passent pas. Certaines personnes, surtout lors d'interventions médicales, sont saoules, droguées, etc. Ces faits sont quotidiens. Je vous parle uniquement des faits enregistrés en ce qui concerne les missions de pompiers et non d'ambulanciers. Mais ce n'est pas pour autant qu'on néglige le phénomène!
L'incident est clos.
06 Vraag van mevrouw Bercy Slegers aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de ondersteuning van buurtbemiddeling" (nr. 21767)
06 Question de Mme Bercy Slegers à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le soutien à la médiation de quartier" (n° 21767)
06.01 Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de minister, enkele jaren geleden startte de FOD Binnenlandse Zaken een project om steden en gemeenten aan te moedigen om burgers via bemiddeling een uitweg uit conflicten te bieden. Ondertussen is er in de nieuwe GAS-wet, die sinds januari in werking is getreden, ook heel veel aandacht gegaan naar bemiddeling en alternatieve sancties die gemeenten kunnen opleggen. Vierenvijftig steden en gemeenten hebben deelgenomen aan het federaal ondersteuningsproject Buurtbemiddeling en 183 vrijwilligers werden opgeleid om te gaan bemiddelen. Uit onderzoek blijkt immers dat de oorzaak van de meeste conflicten een gebrekkige communicatie is. Door een bemiddelingsproces op te starten, kan uiteindelijk een meer duurzame oplossing uitgewerkt worden in plaats van over te gaan tot een straf of een GAS-boete.
Mevrouw de minister, daarom had ik u graag de volgende vragen gesteld.
Hoeveel buurtbemiddelingsprojecten lopen er momenteel bij de directie Lokale Integrale Veiligheid? Hoeveel worden er door die directie nog actief ondersteund met financiële middelen?
Op welke manier heeft de FOD Binnenlandse Zaken de buurtbemiddeling verder uitgebouwd? Zijn er voor de bemiddelaars, de vrijwilligers of de gemeenten met dergelijke projecten studiedagen en opleidingen georganiseerd of zullen die nog georganiseerd worden? Welke exacte bedragen aan subsidies werden er daartoe in 2012 en 2013 ter beschikking gesteld?
06.02 Minister Joëlle Milquet: In het kader van het evaluatieverslag van het project Buurtbemiddeling heeft mijn administratie honderd buurtbemiddelingdiensten geteld, gelijkmatig verdeeld over het Belgische grondgebied. Het valt niet uit te sluiten dat er nog andere bemiddelingsdiensten bestaan. Uiteindelijk hebben 54 steden en gemeenten deelgenomen aan het federaal ondersteuningsproject Buurtbemiddeling door de daartoe opgestelde overeenkomst te ondertekenen. Dertig gemeenten hebben een nieuw project gelanceerd; de overige vierentwintig hebben hun bestaand project verder uitgebouwd.
Onder invloed van het succes van het project hebben sindsdien zeven andere gemeenten ook een project gelanceerd, zij het los van het federaal project dat vastgelegd is in het ministerieel besluit van 26 februari 2010 tot toekenning van de subsidies en de federale coördinatie van het project buurtbemiddeling.
Ik herhaal dat het project Buurtbemiddeling een pilootproject was. In artikel 7 van het koninklijk besluit betreffende de invoering, opvolging en evaluatie van het project buurtbemiddeling werd immers wel degelijk gestipuleerd dat binnen de limieten van de beschikbare kredieten een eenmalige financiële toelage van 1 500 euro werd toegekend per vrijwilliger die door de gemeente werd ingezet.
Mijn administratie en ikzelf blijven dit project evenwel rechtstreeks steunen via de strategische veiligheids- en preventieplannen, in het kader waarvan de 109 deelnemende steden en gemeenten, indien zij dit willen, buurtbemiddelingsdiensten die verband houden met het fenomeen van sociale overlast kunnen financieren.
Met de kredieten die worden toegekend aan de gouverneur kan iedere provincie bovendien opleidings- of studiedagen organiseren ter versterking van de expertise van de diensten die betrokken zijn bij de methodologie van de buurtbemiddeling.
06.03 Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de minister, dank u voor deze cijfers. Het is zeer belangrijk dat de buurtbemiddelingsprojecten blijven bestaan. Ik onthoud dat de 54 bestaande projecten zeker blijven bestaan en dat zeven nieuwe gemeenten projecten hebben ingediend. Zij genieten verder de ondersteuning van uw diensten. Men spreekt vaak over straffen en GAS-boetes maar als wij met bemiddelingsprojecten kunnen werken, hoeven er geen GAS-boetes te volgen. Dat was ook de essentie van onze wet. Dank u voor de verder aandacht hiervoor.
L'incident est clos.
- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het inzetten van vrijwilligers bij de politie" (nr. 21764)
- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de aanwerving van vrijwilligers bij de lokale politie" (nr. 21885)
- Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le recours à des volontaires dans la police" (n° 21764)
- M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'engagement de volontaires par la police locale" (n° 21885)
07.01 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, de politiezone Het Houtsche wil vrijwilligers inzetten omdat de financiële situatie van de politiezone daartoe noopt.
Het voorstel om vrijwilligers in te zetten, werd blijkbaar bestudeerd door de Vaste Commissie van de Lokale Politie. Wat was haar oordeel over het voorstel? Kunt u dat toelichten?
Zetten andere politiezones eveneens vrijwilligers in? Welke zones zijn dat en over hoeveel vrijwilligers gaat het?
Voor welke taken worden die burgers ingezet?
Onder welk statuut vallen de vrijwilligers die ingezet worden door de politie?
07.02 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, mijn vraag betreft dezelfde politiezone. Ik ga onmiddellijk over tot mijn vragen, aangezien het kader al werd geschetst door mevrouw Dumery.
Ten eerste, u komt geregeld naar onze commissie met wetsontwerpen om de professionaliteit van de politie te verhogen. Nu zou u vrijwilligers willen laten aanwerven. Zet u met het aanwerven van vrijwilligers geen stap terug op de weg naar een grotere professionaliteit?
Ten tweede, in tegenstelling tot Nederland, waar vrijwilligers als sinds 1948 een rol spelen in de politie en ook wapens dragen, zullen de vrijwilligers hier geen wapens mogen dragen. Op welke manier zullen zij zich kunnen of mogen beschermen? Quid bij acute veiligheidssituaties, wanneer er bijvoorbeeld geen tijd is om de echte politie op te roepen?
Ten derde, wat zal het juridisch statuut van de vrijwilligers zijn? Hebben zij een juridische band met de FOD Binnenlandse Zaken en met de lokale politie? Worden zij verzekerd tegen arbeidsongevallen? Wat als zij fouten maken? Zijn zij dan gedekt door de aansprakelijkheid van de overheid?
Ten vierde, ik heb u in het verleden al een paar keer horen zeggen dat er een wetsontwerp op komst was met betrekking tot het statuut van de vrijwilligers bij de politie. Komt u met een wetgevend initiatief? Zien we dat nog vóór de ontbinding van de kamers of wordt dat doorgeschoven naar een volgende minister van Binnenlandse Zaken?
07.03 Minister Joëlle Milquet: De modaliteiten om vrijwilligers in te zetten bij de politie worden momenteel bestudeerd door de Vaste Commissie van de Lokale Politie. In de loop van februari 2014 verwacht ik de adviezen en beschouwingen van de Vaste Commissie betreffende het statuut van dergelijke vrijwilligers, de taken waarvoor zij zouden kunnen worden ingezet en de al lopende experimenten in een klein aantal politiezones. Het is echter uitgesloten dat vrijwilligers ingezet zouden kunnen worden voor ondersteunende taken die een politiebevoegdheid vereisen. Voor dergelijke taken kan onze politie een beroep doen op de agenten van politie. Ik wacht dus op de conclusies.
07.04 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb echt niet goed begrepen wanneer u die conclusies verwacht.
07.05 Minister Joëlle Milquet: In de loop van februari 2014.
07.06 Daphné Dumery (N-VA): Dan zal ik daarop terugkomen in de loop van maart. Ik dank u voor uw antwoord.
07.07 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het was natuurlijk wel bijzonder kort, omdat u het advies verwacht in februari. Is er nog niets gezegd over het statuut van de vrijwilligers? Hoe zit het met de aansprakelijkheid en arbeidsongevallen? Die zaken zijn fundamenteel in het statuut. Zullen zij al dan niet onder de verantwoordelijkheid van de politie vallen?
07.08 Minister Joëlle Milquet: Natuurlijk, in de Vaste Commissie wordt over alle punten gesproken, waaronder het statuut, maar dat is niet officieel, want tot nu toe hebben wij geen beslissingen genomen. Het gaat om een analyse, een studie of een advies over de verschillende punten.
07.09 Peter Logghe (VB): Dan moet ik mij aansluiten bij de stelling van mijn collega. Ook ik zal erop terugkomen zodra u het advies gekregen hebt.
L'incident est clos.
De voorzitter: Op aanvraag van de minister wordt vraag nr. 21849 van de heer Van Quickenborne apart gesteld.
08 Vraag van de heer Vincent Van Quickenborne aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het onvoldoende aangekondigde onweer en de erkenning als ramp" (nr. 21849)
08 Question de M. Vincent Van Quickenborne à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'orage insuffisamment annoncé et sa reconnaissance en tant que calamité" (n° 21849)
08.01 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, u hebt waarschijnlijk ook gezien en gehoord dat de provincie West-Vlaanderen en een deel van Oost-Vlaanderen het voorbije weekend geconfronteerd werden met een spoor van vernieling na noodweer. Er waren meer dan 1 750 noodoproepen, 11 mensen geraakten gewond en er is voor miljoenen euro schade.
Het was niet de eerste keer dit jaar dat een dergelijk noodweer over ons land trok. Op 3 januari werden wij er ook mee geconfronteerd. In Mechelen werd toen een deel van het voetbalstadion vernield. Het lijkt erop dat dit soort stormen en windhozen frequenter plaatsvinden. Dat werd ook gezegd door de woordvoerder van Assuralia, de heer Robyns.
De burgemeesters die verantwoordelijk zijn voor de veiligheid en de communicatie, zijn communicatief niet voorbereid op dit soort fenomenen. In de kranten van het weekend – ik heb ze allemaal nog eens nagekeken – werd op geen enkele manier gesproken over stormen, laat staan windhozen. Het is pas in de loop van de namiddag dat televisie en radio daarvan gewag maakten. Dat is op zich problematisch omdat wij als burgemeesters verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van de mensen.
Mevrouw de minister, u moet ook weten dat zaterdagavond op honderd meter van waar die windhoos is gepasseerd een voetbalwedstrijd plaatsvond tussen de lokale voetbalclub Kortrijk en Lierse, waar meer dan vijfduizend mensen aanwezig waren. Als die windhoos het stadion had getroffen, zoals in Mechelen, dan had ik hier waarschijnlijk over andere zaken vragen gesteld.
Bovendien heeft de gouverneur van West-Vlaanderen, de heer Decaluwé, beloofd te onderzoeken of hetgeen daar gebeurd is in aanmerking komt om erkend te worden als natuurramp.
Mevrouw de minister, ten eerste, ik heb gehoord van uw diensten dat er vandaag wel een waarschuwingssysteem bestaat waarbij het KMI het Crisiscentrum inlicht op het ogenblik dat men ziet dat er problemen aankomen. Het Crisiscentrum licht dan op zijn beurt een aantal diensten in, namelijk de dienst 100, de Civiele Bescherming en de provinciebesturen. Die berichten komen echter niet aan bij de burgemeesters, ook al zijn wij verantwoordelijk voor de communicatie en coördinatie.
Bent u bereid dit systeem aan te passen, zodat deze berichten van het KMI ook onmiddellijk terechtkomen bij de burgemeesters, zodat zij de nodige schikkingen en voorbereidingen kunnen treffen en tijdig maatregelen kunnen nemen?
Ten tweede, ik ben nogal onder de indruk van wat de technologie vandaag kan in termen van communicatie. Is het niet mogelijk om werk te maken van een applicatie om burgemeesters en besturen sneller te waarschuwen?
Zaterdagnamiddag rond 16 of 17 uur zag men dat die storm zich in Engeland aan het vormen was. Men wist zo goed als zeker – ik heb dat op Twitter kunnen vaststellen – dat er ook problemen zouden zijn in ons land. Op dat moment ware het goed geweest dat de burgemeesters die niet op de sociale media actief zijn, dat minstens hadden geweten, zodat zij de nodige maatregelen hadden kunnen nemen.
Een derde vraag hangt daarmee samen, mevrouw de minister. Op Pukkelpop 2011 vond een groot drama plaats. Toen zijn een aantal rapporten verschenen en werden er lessen getrokken uit de gebeurtenissen, met name met betrekking tot de communicatie. Hoe kan men mensen op tijd verwittigen over wat er zal of kan gebeuren?
U hebt in januari 2012 in het Parlement verklaard dat u werk zou maken van een sms-dienst Be-Alert. Wat is de stand van zaken? Dat lijkt mij een zeer goed initiatief. Is dat al operationeel?
De gouverneur van West-Vlaanderen heeft maandag in de krant verklaard dat het jaren kan duren vooraleer een ramp als natuurramp wordt erkend. Ik denk dat u zich als gedreven minister daarbij niet kan neerleggen.
Wat is de gemiddelde doorlooptijd tussen het indienen van een dossier en de erkenning als natuurramp in de voorbije tien jaar? Kunt u maatregelen nemen om die doorlooptijd te verminderen zodat de slachtoffers sneller worden vergoed voor de schade die ze hebben geleden?
08.02 Minister Joëlle Milquet: Het Crisiscentrum heeft het waarschuwingsbericht van het Koninklijk Meteorologisch Instituut ontvangen op zaterdagmorgen 25 januari om 7 u 40. Daarin was sprake van een code geel voor West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Antwerpen. Code geel staat voor plaatselijke kans op onweer met intense regenval, hagelbuien en/of hevige rukwinden die lokaal voor overlast of schade kunnen zorgen. De waarschuwingen en de legende worden in de weerberichten meegedeeld en zijn ook raadpleegbaar op de website van het KMI.
Onmiddellijk werd dit bericht overgemaakt aan de gebruikelijke diensten – de CIC’s, de 101, de 100-centrale, de Civiele Bescherming en de provinciegouverneur, die normaal gezien onmiddellijk de verschillende zones en gemeenten inlicht. Ook het Rode Kruis, de directie van de operaties inzake bestuurlijke politie van de federale politie, de dienst Planificatie van de staf Defensie, het Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum te Oostende, het Maritiem Informatiekruispunt, het Hydrologisch InformatieCentrum van Vlaanderen en Wallonië, en het regionale crisiscentrum van Wallonië werden via fax en/of mail verwittigd. In de noodplanning werkt het federaal Crisiscentrum nauw samen met de provinciegouverneurs, die op hun beurt een geprivilegieerd contact onderhouden met de gemeenten.
Normaal gezien is het de taak van de gouverneur om de gemeenten te informeren. Wij kunnen ook een andere piste kiezen en onmiddellijk de gouverneur en de gemeenten inlichten. Tot nu toe was het altijd de gouverneur die contact opneemt met de verschillende gemeenten om hen op de hoogte te brengen.
Wat het gemeentelijk niveau betreft, ontvangen de 100-centrales de berichten en overeenkomstig hun interne procedures sturen zij de berichten al dan niet door. Er zal worden nagegaan of de informatiedoorstroming naar de lokale partners voldoende efficiënt doorstroomt en of andere infokanalen kunnen worden aangewend. Misschien kunnen wij de rangorde van de verschillende partners veranderen.
Evenwel wens ik op te merken dat een onweer en een daarmee samenhangende windhoos meestal niet exact gelokaliseerd kunnen worden.
Indien andere technologieën kunnen bijdragen tot een efficiëntere werking en in de mate dat de nodige middelen worden vrijgemaakt, is het Crisiscentrum voorstander van een performante informatiedoorstroming. Zo is het doorsturen van het bericht via mail naar onder meer de burgemeesters mogelijk, maar dan moeten wij van elke dienst een uniek algemeen mailadres krijgen dat 24 op 24 uur en zeven dagen op zeven gelezen wordt, wat niet eenvoudig blijkt. Vorig jaar nog voerde het Crisiscentrum een bevraging uit bij de verschillende eerder vermelde adressanten of zij de informatie in verband met het weer en de hoogwaterberichten per mail of per fax willen ontvangen en daaruit blijkt dat de helft die berichten per fax wenst te blijven ontvangen.
De aanbesteding voor de pilootfase van het project Be-Alert, voor de alarmering van de bevolking via sms, is eind december 2013 toegekend. De provinciegouverneur en de burgemeesters van de pilootgemeenten, waaronder de stad Kortrijk, hebben daartoe eind december een brief met toelichting ontvangen. In de loop van februari worden de opleidingen voor de pilootgemeenten georganiseerd. Dat betekent dat de dienst vanaf dat moment gebruikt kan worden door die gemeenten. Op basis van hun gebruikservaringen zal een nieuwe aanbesteding worden uitgeschreven die moet toelaten dat de dienst ook aan andere gemeenten ter beschikking gesteld wordt.
De doorlooptijd tussen de indiening van een dossier en de erkenning van een ramp hangt van verschillende factoren af. Soms wordt een ramp erkend binnen een maand, maar soms ook pas na twaalf of achttien maanden. Aangezien de competentie rampenschade op 1 juli 2014 geregionaliseerd wordt, zullen de deelstaten voor een eventuele andere aanpak kunnen kiezen.
08.03 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik heb drie opmerkingen. Ten eerste, de provinciegouverneur van West-Vlaanderen heeft de burgemeesters zaterdag niet ingelicht over dat geval. Daarom zou het niet slecht zijn mocht u de orde van de partners willen veranderen, zoals u hebt gezegd. Als u berichten van het KMI rechtstreeks kunt doorsturen naar de burgermeesters in kwestie, worden zij daarvan op de hoogte gesteld.
Ten tweede, u verwijst naar het Crisiscentrum en naar de noodzaak om een uniek communicatieadres met de burgemeesters te hebben. Het verwondert mij dat de helft van de burgemeesters die informatie per fax wil ontvangen. Ik vraag mij af of bepaalde burgemeesters niet in de twintigste eeuw zijn blijven steken, dan hadden ze misschien beter om een postduif gevraagd. Ik hoop dat burgemeesters vandaag over een gsm-toestel beschikken en al kunnen e-mailen. Misschien kunt u die bevraging opnieuw doen. In elk geval, in Kortrijk is de burgemeester 24 uur op 24 bereikbaar via burgemeester@kortrijk.be.
Vous avez parlé de communes-pilotes pour le service Be-Alert au mois de février. La ville de Courtrai en fait-elle partie?
08.04 Joëlle Milquet, ministre: Oui!
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- mevrouw Nathalie Muylle aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "valwinden op 25 januari 2014 in West- en Oost-Vlaanderen" (nr. 21897)
- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de erkenning van het stormweer in West- en Oost-Vlaanderen als ramp" (nr. 21858)
- Mme Nathalie Muylle à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les rafales descendantes du 25 janvier 2014 en Flandre orientale et occidentale" (n° 21897)
- M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la reconnaissance en tant que calamité de la tempête qui a sévi en Flandre occidentale et orientale" (n° 21858)
09.01 Nathalie Muylle (CD&V): Mevrouw de minister, ik zal wel deels moeten herhalen wat de heer Van Quickenborne zopas heeft gevraagd.
Het verhaal in verband met Kortrijk is wel raar. Roeselare is als laatste regio zaterdag immers ook sterk getroffen geweest door het stormweer. Ik kan u alleen meegeven dat de brandweer op de hoogte was. Op welke manier het is gebeurd, weet ik niet, maar er waren extra ploegen ter plaatse. Ook waren zij stand-by, waardoor de dienstverlening op het terrein eigenlijk op een heel snelle manier is gebeurd, wat de bevolking ten zeerste tevreden heeft gesteld.
Het is niet altijd gemakkelijk. Kijken wij maar naar de ravage. Het is bij ons echt een ravage geweest, die ik zelden heb gezien. De woning van mijn familie is getroffen. Het dak was op een minuut tijd gewoon weg, meegesleurd door een windhoos met een breedte van twintig meter, die door bepaalde straten is gegaan. Sommige woningen hadden geen schade, terwijl andere woningen bijna volledig werden verwoest. Sommige bedrijven lagen op één minuut tijd gewoon tegen de grond.
De vraag is dan ook waar een dergelijke windhoos voorspelbaar is. Ik kan alleen maar aangeven dat bij ons de hulpdiensten op de hoogte waren en op een heel goede manier, heel adequaat en heel snel zijn opgetreden.
Mevrouw de minister, op vijf jaar tijd wordt wellicht voor de achttiende keer een ramp – het ging om landbouwrampen en algemene rampen – erkend en zal het Rampenfonds dus kunnen worden ingeroepen. De heer Van Quickenborne heeft dus wel een punt, wanneer hij klaagt over de doorlooptijd. U spreekt daarbij over één maand. Ik moet telkens vaststellen dat de erkenning vaak sneller gaat wanneer er wat meer media-aandacht is. Wanneer het dossier wat kleiner is, in de luwte van het moment aan de orde is of de schade wat meer gespreid is, moet vaak een jaar tot anderhalf jaar op de erkenning worden gewacht.
Het gaat daarbij bovendien enkel nog maar om een erkenning. Iedereen moet ook nog binnen een periode van drie maanden een dossier indienen. Daarna komen nog de verzekeringsexperts ter plaatse. Vervolgens moeten de betrokkenen nog met het voorstel akkoord gaan, waarna de uitbetaling volgt.
Mevrouw de minister, ik houd de statistieken bij. Een en ander betekent dat er nu een doorlooptijd van ongeveer drie à vier jaar is, vooraleer slachtoffers hun centen zien.
U merkt terecht op dat de bevoegdheid ter zake naar de Gemeenschappen gaat. Het is echter niet de eerste keer. Niet alleen Binnenlandse Zaken maar ook uw collega van Landbouw is deels bevoegd voor de bewuste materie. Het is derhalve ongelooflijk onverantwoord.
Mevrouw de minister, dezelfde regio die vorig weekend werd getroffen, is in november 2013 ook getroffen. Wij zijn nu een paar maanden verder en er is nog geen uitsluitsel over de erkenning van het stormweer van november. Mevrouw de minister, wij zijn lokaal bezig met het vergaren van alle informatie, om die door te geven aan de gouverneur en aan de arrondissementscommissaris. Conform de procedure moet hij de gegevens doorspelen aan Binnenlandse Zaken, waar gekeken wordt of de financiële schade groot genoeg is, na interventie van de verzekering, en het stormweer klimatologisch als een natuurramp wordt erkend.
Mevrouw de minister, ik ben gecontacteerd door slachtoffers die voor de derde of vierde keer in twee of drie jaar tijd getroffen zijn, maar die nog geen cent gezien hebben van hun eerste schadedossier, laat staan van de andere. Het gaat vaak over landbouwbedrijven of kmo’s, waarvoor dat aspect niet verzekerbaar is en die moeten terugvallen op het Rampenfonds. Zult u zich ertoe engageren snel beslissingen te nemen ter zake?
Straks begint de campagne voor de verkiezingen in mei, waarna het beleidsdomein wordt overgeheveld naar de regio’s. Wat zal er gebeuren? Voor de verkiezingen komt er dan allicht geen erkenning en dan zijn wij weer voor maanden vertrokken. Ik wil graag van u een engagement dat u de timing zeer strak zult houden en snel tot een beslissing zult komen.
09.02 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik zal niet alles herhalen wat mevrouw Muylle heeft gezegd, maar de uitbetaling door het Rampenfonds komt soms neer op een tweede ramp. De gemeente moet informatie verzamelen, die dan wordt bezorgd aan de provinciegouverneur. Die moet op zijn beurt de erkenning van de ramp aanvragen bij de minister van Binnenlandse Zaken enzovoort. De gemiddelde doorlooptijd bedroeg bij voorgaande rampen inderdaad drie à vier jaar vooraleer er betaald werd.
Mevrouw de minister, dat is meteen mijn eerste punt. Dat is eigenlijk onaanvaardbaar. Ik zou naar aanleiding van de voorbije ramp uw inzichten ter zake willen kennen. Het uitzonderlijk karakter van een gebeurtenis aan de hand van wetenschappelijke factoren vaststellen, dat moet toch sneller kunnen? Waarom wacht u dus om een ramp ook heel snel als dusdanig te erkennen? De gouverneur en de gemeenten zijn al bezig met het verzamelen van die informatie. Men kan de erkenning dus volgens mij binnen een vrij kort tijdsbestek rond krijgen.
Ten tweede, wat mij opvalt, is dat de overheid in andere dossiers in geval van collectieve schade sneller probeert op te treden. In de commissie voor het Bedrijfsleven zijn wij op dit eigenste moment bezig met een wetsontwerp van minister Vande Lanotte over een snellere collectieve regeling bij schade. Het gaat dan om een regeling los van alle aansprakelijkheid ter zake. Waarom kan een aantal zaken niet sneller worden bekeken in onze commissie? Waarom kan het Rampenfonds niet sneller optreden? Waarom volgt u niet dezelfde lijn en maakt u de procedure van het Rampenfonds niet eenvoudiger? Als het moet, kan men een aantal zaken op hun kop zetten, zodat dossiers sneller worden afgehandeld.
Ten derde, het spreekt vanzelf dat iedereen eerst de schade moet aangeven bij de brandverzekering, voor zover er een brandverzekering is en die dekking voorzien is. Mevrouw de minister, om geen kostbare tijd en informatie verloren te laten gaan, is het absoluut noodzakelijk om zo snel mogelijk vast te stellen dat het gaat om een ramp die in aanmerking komt voor het Rampenfonds.
Ik merk echter dat gewacht wordt tot wanneer de verzekeringsexperts geoordeeld hebben. Zelf zou ik daar niet op wachten. Mocht ik in uw positie zijn, dan zou ik proberen om onmiddellijk vast te stellen of het gaat om een ramp gedekt door het Rampenfonds.
Mevrouw de minister, hoeveel zware schadegevallen werden er in de afgelopen vijf jaar aangegeven met de vraag tot erkenning als ramp, die uiteindelijk niet in aanmerking kwamen voor een tegemoetkoming door het Rampenfonds. Ik hoor dat slachtoffers vaak konden rekenen op een tegemoetkoming, maar in hoeveel gevallen kregen de slachtoffers niets, wegens de niet-erkenning als ramp?
Hoeveel geld zit er tegenwoordig in het Rampenfonds?
09.03 Minister Joëlle Milquet: Het gaat in de eerste plaats over een bevoegdheid en een plicht van de verzekeringsmaatschappijen. Zij zijn verplicht de dekking tegen de meest voorkomende natuurrampen op te nemen. Slechts in uitzonderlijke gevallen komt het Rampenfonds tussen in de kosten.
De procedure is afhankelijk van veel externe factoren, zoals de op basis van de initiatieven van de burgemeesters verzamelde gegevens met betrekking tot de schadegevallen en de snelheid waarmee het wetenschappelijk advies kan worden verkregen. Ik vraag uiteraard altijd een snel advies.
Wat de vraag over de vereenvoudiging van de erkenningsprocedure betreft, de materie rampenschade wordt over enkele maanden geregionaliseerd. Het wordt een bevoegdheid van de Gewesten.
In de afgelopen vijf jaar werden 44 aanvragen tot erkenning als ramp geweigerd. Dat zijn er dus niet zo veel. Er is geen erkenningsdossier met betrekking tot een windhoos in november 2013. Mevrouw Muylle, ik veronderstel dat u de windhoos van 20 oktober 2013 bedoelt, die een deel van de gemeenten Hooglede en Lichtervelde heeft geteisterd. Mijn diensten ontvingen in de loop van november 2013 vanwege de gouverneur van West-Vlaanderen de aanvraag tot erkenning.
Inmiddels werden de nodige gegevens betreffende het aantal schadegevallen en de schatting van de schade verkregen. Het dossier is derhalve klaar om voor advies voorgelegd te worden aan het KMI. Dat zal eerstdaags gebeuren. Of die windhoos als ramp kan worden erkend, zal van dat advies afhangen. Tot nu toe werd de procedure dus snel afgehandeld.
Voor de valwinden van 25 januari 2014 heb ik al geantwoord dat wij wachten op de verschillende vergaderingen van februari. Ik ben natuurlijk bereid om tijdens een van mijn volgende vergaderingen met de gouverneur van de getroffen gemeenten, een gesprek met hem en de diensten te voeren om zo snel mogelijk een oplossing en een financiering te vinden. Ik ben beschikbaar. Dat zal een punt op de agenda zijn voor de vergadering met de gouverneur in februari, altijd op de eerste woensdag van februari. Wij kunnen erover praten om dit dossier zo snel mogelijk te behandelen.
09.04 Nathalie Muylle (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Dit dossier gaat in het kader van de zesde staatshervorming naar de Gemeenschappen. De Europese regelgeving is aan het wijzigen. Europa zal in de toekomst voor landbouwrampen van de lidstaten eisen dat er verzekeringspolissen zijn, ook voor bedrijfsgebouwen. Als dit niet zo is, zal men met veel grotere franchises gaan werken waardoor die verplichting er eigenlijk bijna is.
Ik weet dat men in Vlaanderen hierover nadenkt en concrete voorstellen heeft over de organisatie hiervan na de overdracht.
Ik ben blij dat u dit meeneemt naar het overleg in februari, mevrouw de minister.
Vandaag zijn er mensen die op 50 000 of 60 000 euro wachten. Als u weet dat het gemiddeld inkomen van een landbouwbedrijf 17 000 of 18 000 euro bedraagt en men heeft nog 50 000 euro te goed in het kader van drie of vier lopende procedures, dan is het duidelijk wat dit voor de bedrijfsvoering betekent.
Bij ons in de regio hebben bedrijven de boeken moeten neerleggen omdat men die centen nog niet heeft, omdat men moet wachten, omdat men overbruggingskredieten heeft moeten afsluiten om te kunnen overleven.
Deze procedure is dus onmenselijk. Deze ramp valt nog onder uw bevoegdheid. Ik hoop dat dit zo snel mogelijk kan gaan, dat u het initiatief zult nemen om met de betrokken gemeenten te overleggen en dat u samen met de gouverneur de procedure zo strikt mogelijk zult houden, zodat er zeker vóór de ontbinding van het Parlement een beslissing is over het verdere verloop.
09.05 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, op mijn beurt dank ik u voor uw antwoord.
Ik heb alleen niet gehoord welke bedragen er momenteel beschikbaar zijn in het Rampenfonds. Is dat de gekende jaarlijkse 14 miljoen euro, of is het meer of minder?
09.06 Minister Joëlle Milquet: Ik heb de cijfers niet bij, maar ik kan ze u bezorgen.
09.07 Peter Logghe (VB): Als wij dat schriftelijk zouden kunnen krijgen.
09.08 Minister Joëlle Milquet: De liquidatie van de verschillende bedragen behoort tot de bevoegdheid van de minister van Financiën en de erkenning is een bevoegdheid van Binnenlandse Zaken.
09.09 Peter Logghe (VB): Het is inderdaad ingewikkeld.
Wat voor mij onaanvaardbaar blijft, is de lange termijn. Ik vind dat de vaststelling van een erkende ramp losstaat van het feit of er al dan niet een dekking is door een brandverzekering.
Ik bedoel daarmee dat men niet moet wachten tot men alle gegevens van de brandverzekering heeft vooraleer men nagaat of die ramp kan worden erkend. Ik vind dat men elke gelegenheid moet aangrijpen om die termijn zo kort mogelijk te houden.
Mevrouw Muylle, ik ken ook bedrijven die de boeken hebben neergelegd nadat ze na de zoveelste ramp nog jaren moesten wachten op uitbetalingen die maar niet kwamen. Op een bepaald moment houdt men ermee op, wat heel jammer is. Ik vind een termijn van vier jaar onaanvaardbaar.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Hans Bonte aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het onrustwekkend uitblijven van concrete beleidsmaatregelen ter voorkoming van radicalisme" (nr. 21876)
10 Question de M. Hans Bonte à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'absence inquiétante de mesures politiques concrètes visant à prévenir le radicalisme" (n° 21876)
10.01 Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb het verslag van de vergadering van gisteren gelezen. Er was blijkbaar nogal wat nervositeit. Er zijn lelijke woorden gevallen: u verwijt mij leugenachtige verklaringen af te leggen en u moedigt mij aan om mijn verantwoordelijkheid te nemen in Vilvoorde.
Ik wil u met veel plezier het aantal overuren van onze politiediensten, het aantal uren en de extra inzet van onze preventiediensten en de uren van onze sociale en hulpverleningsdiensten meedelen. Op sterk aandringen van uw veiligheidsdiensten zijn trouwens momenteel vijf Vilvoordse personeelsleden onderweg naar de RAN-conferentie in Den Haag. Als u van mening bent – ik sluit dat niet uit – dat wij het anders en beter moeten doen en als u concrete tips hebt hoe wij onze verantwoordelijkheid in dit moeilijk beleidsdomein beter kunnen opnemen, sta ik open voor elke suggestie daaromtrent.
Dat gezegd zijnde, is en blijft het een onrustwekkend probleem. Ik heb een reeks vragen ingediend die ik zou willen hergroeperen tot, enerzijds, vragen over problemen die te maken hebben met de acute problematiek, die natuurlijk ook een veiligheidsproblematiek is. In het verslag van gisteren lees ik dat tweehonderd mensen in Syrië zouden zijn en veertig mensen al zouden teruggekeerd zijn. Dat wijkt af van de gegevens die ik krijg van andere veiligheidsdiensten.
Mevrouw de minister, u bent het engagement aangegaan om het lokale beleidsniveau verantwoordelijk voor de veiligheid – dat is nu eenmaal de burgemeester – permanent op de hoogte te houden indien een jihadist uit Syrië terugkeert.
Mevrouw de minister, ik kan ook verwijzen naar een ander verslag. Het is de eerste keer dat ik u hierover ondervraag, maar ik heb eerder de minister van Justitie ondervraagd naar aanleiding van een incident waarbij een onderzoeksrechter iemand heeft vrijgelaten. Ik moest toen lezen in de krant, en ik kreeg te horen van journalisten, dat er een Vilvoordenaar vrijgelaten was door de onderzoeksrechter. Toen ik informeerde bij de onderzoeksrechter, voorspelde hij dat het ongeveer tien dagen zou duren vooraleer ik de voorwaarden zou kennen.
Ik zal u het antwoord van de minister van Justitie voorlezen, mevrouw de minister: “Er is inderdaad een engagement dat de lokale bestuurlijke en politionele verantwoordelijken op de hoogte zouden worden gesteld van de terugkeer van Syriëstrijders of van hun vrijlating uit de gevangenis. Dat engagement is aangegaan door de uitvoerende macht, niet door de rechterlijke macht.”
Mevrouw de minister, wanneer men weet dat ook de Veiligheid van de Staat bij die rechterlijke macht hoort, kan het niet anders of er ontstaan risicosituaties. Ik herhaal dus mijn pleidooi van toen. De minister van Justitie is zich bewust van de situatie, maar zij kan er niets aan doen. Ik blijf erop aandringen dat er een protocol komt, een akkoord tussen Justitie en Binnenlandse Zaken, waardoor alle informatie snel terechtkomt waar zij moet terechtkomen. Dit gaat verder dan individuele dossiers.
Mevrouw de minister, ik geef als voorbeeld een incident van vorige week. Een jongeman keerde terug uit Syrië naar Sint-Joost. Wellicht werd de burgemeester van Sint-Joost niet geïnformeerd, want wij hebben hem gealarmeerd omdat die jongeman opdook in een Vilvoordse school. Er loopt iets mank in de gegevensuitwisseling, of u dat graag hoort of niet. Ik zeg dit niet met plezier, mevrouw de minister. Ik kan enkel getuigen dat er nog altijd iets mank loopt.
Mevrouw de minister, welke concrete maatregelen werden het voorbije jaar naar aanleiding van dit acuut probleem genomen?
Is er een afsprakennota met Justitie en de Veiligheid van de Staat tot uitwisseling van gegevens? Is er zoiets als een blauwdruk waarop onze politiediensten en sociale diensten, waar ze zich ook bevinden, kunnen terugvallen voor het omgaan met terugkeerders? In andere landen bestaan dergelijke richtlijnen blijkbaar wel. Ik lees vandaag nog in de krant dat Nederland heeft beslist om internationale reispassen te schorsen op het moment dat men in Syrië zit. Dit is een bevoegdheid van het departement Buitenlandse Zaken. Wordt dit al dan niet overwogen bij ons?
Mevrouw de minister, ik wil mijn vraag algemeen stellen. Welke concrete maatregelen werden genomen om het acuut probleem van de terugkeerders en de risico’s ter zake onder controle te krijgen? Ik wil de getuige zijn van de politiediensten, de Veiligheid van de Staat, de gerechtelijke diensten en het OCAD. Iedereen loopt op de toppen van zijn tenen. Iedereen werkt dag en nacht, bij manier van spreken. Het is een fenomeen dat qua aantallen een voor ons land ongeziene omvang kent.
De vraag is of er ook geen capaciteitsprobleem rijst. Ik kan alvast getuigen dat onze politiediensten er ondanks alle overuren niet altijd in slagen om permanent toezicht uit te oefenen. Moet naar aanleiding van dit fenomeen geen capaciteitsuitbreiding van de verschillende veiligheidsdiensten worden overwogen? Heeft u ter zake al voorstellen geformuleerd? Is hiervoor een budget uitgetrokken?
Mevrouw de minister, ik draag beleidsverantwoordelijkheid in mijn stad. Ik heb echter ook als volksvertegenwoordiger een verantwoordelijkheid. Ik steun uw globale visie die vervat is in het document dat u op 16 april 2013 aan de regering hebt voorgesteld onder de titel “Preventieprogramma van gewelddadige radicalisering”.
Ik denk effectief dat radicalisering, en de wijze waarop ze tot uiting komt – ik citeer uit uw nota – “een integraal en geïntegreerd plan vergt”. U verwijst in uw nota verscheidene keren naar de verantwoordelijkheden op het niveau van de Gemeenschappen, de Gewesten en het lokale niveau. In uitwisselingen met buitenlandse steden over dit probleem, wijst men erop dat het zeer belangrijk is dat er iets komt zoals time-outprogramma’s in het onderwijs, als bijsturing van de bijzondere jeugdzorg en de jeugdbescherming.
Mijn zeer concrete vraag in heel dat verhaal over uw nota van dertig bladzijden is de volgende. Wat heeft dit nu opgebracht? Hebt u effectief de Gewesten en Gemeenschappen rond de tafel gekregen? Hebt u daar voorstellen besproken? Liggen daar voorstellen op tafel? Worden daarover protocollen gemaakt, of niet?
Dit is een structurele uitdaging én een structurele opdracht, dit is een conclusie die we zouden moeten trekken uit deze acute problematiek van extreem jihadisme. Ik blijf op mijn honger, mevrouw de minister. Hebt u uitnodigingen verstuurd aan de regio’s, aan de Gewesten, aan de VVSG’s van deze wereld? Is dat in de maak of niet? Ik weet het niet meer.
10.02 Minister Joëlle Milquet: ik heb geen persoonlijke kritiek over de manier waarop u uw ambt uitoefent. Tot nu toe vind ik het uitstekend. Ik vond het wel vreemd dat u in Terzake plots zegt, zonder enige voorafgaande uitwisseling of klacht, dat u geen inlichtingen van de FOD Binnenlandse Zaken krijgt. Ik ben het daarmee niet eens.
Elke vrijdag is uw korpschef op onze taskforce over Syrië aanwezig. Dat weet u. Hij krijgt alle informatie waarover wij beschikken. Hij werkt in nauw verband samen met de leden van de taskforce en mijn korpschef. Ik was dus erg verbaasd.
Ik weet dat wij, u, de verantwoordelijken van de bestuurlijke politie soms – daarover vond al een vergadering met de verantwoordelijken van de gerechtelijke autoriteiten plaats – de informatie over een vrijlating of een arrest in een gerechtelijke procedure te laat krijgen. Dat is inderdaad soms een probleem. Daarom hebben wij die taskforce opgericht. Zoals u weet verloopt dat soms moeilijk met het federaal parket.
Ik heb er altijd een punt van gemaakt dat de informatie naar de burgemeesters gaat. Daarom heb ik de korpschefs van de lokale zones bij de taskforce betrokken.
Ik vond deze analyse dus niet juist, wat Binnenlandse Zaken betreft. Natuurlijk hebben wij soms andere problemen. De verschillende diensten moeten voor een echte uitwisseling van informatie zorgen. Dat kunnen wij altijd verbeteren. Elke maand en soms twee of drie keer per maand heb ik een vergadering met de minister van Justitie en de verschillende verantwoordelijken van het federaal parket, de Veiligheid van de Staat enzovoort. Wij praten natuurlijk over de huidige toestand, de cijfers, het aantal teruggekeerden, de verschillende maatregelen die op stapel staan, het aantal mensen dat aangehouden wordt, de mensen die door de Veiligheid van de Staat worden gevolgd enzovoort. Er is dus een goede monitoring. Voor elke teruggekeerde werd één dienst aangeduid die verantwoordelijk is voor de begeleiding en de opvolging.
U had een groot aantal vragen. Eerst en vooral vind ik deze situatie natuurlijk ook heel belangrijk. Wij doen alles wat wij kunnen. Op Europees vlak zijn wij het eerste land dat zo actief is. Ik heb het voorzitterschap van een groep die wij hebben gelanceerd op basis van onze verschillende initiatieven in samenwerking met Frankrijk. In april is er opnieuw een vergadering gepland. In het kader van een nieuwe dynamiek van deradicalisering zal ik Jordanië bezoeken. Zo ben ik ook met de diensten naar Turkije en de Verenigde Staten geweest.
Voor de eerste keer werd een preventiestrategie voor punten zoals onderwijs en de sociale diensten opgesteld. Ik heb twee IKW’s met de leden en vertegenwoordigers van de Gewesten en de Gemeenschappen, en ik heb een vergadering belegd met de verantwoordelijken van de Gemeenschappen.
Ook in het Overlegcomité heb ik een pleidooi gehouden voor een echte opvolging van die strategie binnen de Gewesten en Gemeenschappen. Uiteraard ben ik niet verantwoordelijk voor de bevoegdheden van de Gewesten en de Gemeenschappen, maar die strategie is wel dringend. Tot nu toe werd mijn vraag nog maar weinig opgevolgd. Er vinden wel enkele initiatieven plaats in het onderwijsnetwerk in Vlaanderen en Wallonië, zoals preventieberichten. De bevoegdheid komt echter een groot aantal verschillende diensten toe.
Zo kom ik tot de capaciteit en de effectieven. In de strijd tegen radicalisme op het internet en cybercriminaliteit hebben wij ruim 10 miljoen euro uitgetrokken voor de politie. Binnenkort spreek ik nog een vertegenwoordiger van de premier om een bedrag te verkrijgen en bijkomende mensen aan te werven, waarmee ik minstens vijftig mensen bedoel.
Daarenboven komen er dit jaar vierhonderd nieuwe inspecteurs voor de federale politie, ingevolge onze strijd om meer effectief te werk te gaan. Woensdag vergader ik met de cel van het gerechtelijk arrondissement Brussel om ten minste vijftig tot zestig nieuwe inspecteurs in te zetten in de strijd tegen terrorisme, radicalisme en internetcriminaliteit. Binnenkort zullen die nieuwe effectieven aan het werk gaan. Ook voer ik vergaderingen met de Veiligheid van de Staat en minister Turtelboom om een verhoging van de capaciteit te verkrijgen. Binnenkort vergader ik daarover eveneens met de premier.
Inzake de opvolging bij de RCCU en de FCCU komen er meer dan zestig personen extra bij voor de bestrijding van de cybercriminaliteit. Telkens als ik in een conclaaf aanvullende middelen voor de politie en terrorismebestrijding vraag, krijg ik evenwel weinig steun van de andere partijen. Wat ik hier hoor, is dus soms in tegenspraak met wat ik in het kernkabinet hoor. Toch ben en blijf ik positief.
Wat de uitwisseling van informatie met de burgemeesters betreft, volgende week dinsdag heb ik over de problematiek een specifieke vergadering met de burgemeesters van Brussel. Daarin zullen onder meer de preventiemaatregelen en de onderlinge uitwisseling van goede praktijken aan bod komen. Er zijn ook vergaderingen in Wallonië en Vlaanderen gepland. Soms is de toestand specifiek. Ik heb al veel vergaderingen met de burgemeesters gehad. Ik heb gisteren een extra vergadering met de verschillende preventieambtenaren van Brussel gehad. Daarna volgen Vlaanderen en Wallonië. Het is de bedoeling om de problematiek en een specifieke strategie op lokaal vlak te bespreken. Ik herinner u ook aan de folders, de verschillende strategieën en de aanbevelingen in dat verband.
Wat Vilvoorde betreft, u hebt in 2013 52 000 euro gekregen. Het was gerechtvaardigd om in uw gemeente een verantwoordelijke voor de strijd tegen radicalisering aan te stellen.
Dat zal ook voor 2014 het geval zijn. Ik heb geprobeerd om een oplossing te vinden, zodat deze persoon ook in 2014 voltijds aan de slag kan blijven. Hetzelfde geldt voor Antwerpen en andere gemeenten in Brussel.
Wij nemen verschillende initiatieven. Er vinden ook verschillende vergaderingen plaats. Het betreft uiteraard geheime dossiers. Het is dan ook beter om onder vier ogen te praten in plaats van via de pers. Wij doen ons best.
De goedkeuring van de zonale veiligheidsplannen 2014-2017 is momenteel aan de gang. Tot nu toe heb ik geen cijfers. In de nieuwe strategische plannen heb ik drie doelstellingen opgenomen. In het kader van de eerste doelstelling, de preventie, hebben wij tien grote fenomenen opgenomen. De radicalisering is er één van.
In meer dan 102 gemeenten kan men met dat strategisch plan aan de slag. Met de beschikbare middelen voor de implementatie van die strategische plannen kan men mensen aanwerven in de strijd tegen radicalisering. Tot nu toe was dit onbestaande. Ik heb elke betrokken gemeente een brief gestuurd om dit uit te leggen. Dit is dan ook totaal nieuw en het betekent dat u via dit strategisch plan meer middelen zult ontvangen voor de strijd tegen radicalisering.
Ik wil geen polemiek. Ik ben constructief. Ik wil absoluut samenwerken met de burgemeesters en de verschillende betrokken diensten. Soms is er sprake van een kloof tussen de gerechtelijke en de bestuurlijke autoriteiten. Wij moeten alles ondernemen om die situatie te verbeteren. Dat is belangrijk.
Zoals u weet heb ik twee maanden geleden een nieuwe rondzendbrief verzonden over de organisatie, de oprichting en het management van de lokale informatiekruispunten. In deze lokale kruispunten zijn de leden van de Veiligheid van de Staat, de parketten en de politie verplicht om informatie uit te wisselen. De nieuwe rondzendbrief bevat sterke en nieuwe bevelen over de uitwisseling van informatie aan de burgemeesters.
Als u dat wenst, kan er ook een vergadering met Justitie en de verantwoordelijken van het parket worden georganiseerd. Soms krijg ik van buitenlandse ministers informatie waarover ik als minister van Binnenlandse Zaken niet beschik. Dat is soms moeilijk, maar dat is niet voor het verslag.
Wij kunnen daarover een vergadering met Justitie organiseren.
10.03 Hans Bonte (sp.a): Mevrouw de minister, ik noteer dat wij blijkbaar ook in de toekomst nog zullen samen zitten. Naast de Brusselse burgemeesters zou het misschien goed zijn om ook een aantal Vlaamse burgemeesters rond de tafel te brengen om mee te denken over een efficiënt beleid tegen radicalisme. Dat is immers een van onze engagementen.
Ik wil een misverstand uit de wereld helpen. Ik heb het altijd bijzonder gewaardeerd dat Vilvoorde 52 000 euro heeft gekregen. Ik heb dat ook altijd gezegd en ik heb daarover nooit een misverstand laten bestaan. Ik heb u daar trouwens ook een dankbrief voor geschreven. Laten wij echter duidelijk zijn. Wij bevinden ons niet in een luxepositie. Dat geld is een bittere noodzaak, ook voor het onderbouwen van een lokaal antiradicalismebeleid. De verantwoordelijke is trouwens ook momenteel op vraag van uw diensten aanwezig op een internationale conferentie om vorm te geven aan een efficiënt lokaal beleid.
Eigenlijk zeggen wij hetzelfde. Ik ervaar als burgemeester dat wij niet over alle informatie beschikken. De minister van Justitie wijst erop dat Justitie niet is geëngageerd om informatie te delen, gelet op het feit dat er een gerechtelijk onderzoek loopt of dat een onderzoeksrechter zijn oordeel velt. Als men dat in het buitenland moet vertellen, mevrouw de minister! Ik heb ook uitnodigingen om naar Londen, Stockholm of Amsterdam te gaan. Er wordt veel gereisd en veel vergaderd. Als wij echter niet over alle informatie beschikken om efficiënte veiligheidsmaatregelen te nemen ten opzichte van acute problemen, dan is het evident dat wij in de problemen komen.
Ik blijf dan ook aandringen op een protocol tussen de veiligheidsdiensten en Justitie op basis waarvan informatie kan worden gedeeld. De nodige informatie waardoor efficiënte veiligheidsmaatregelen kunnen worden genomen, moet worden gedeeld. Ik hoor de frustratie ter zake ook.
Ik heb de analyse gemaakt, al weet ik niet of ze juist is, van wat wij destijds meegemaakt hebben met Dutroux. Daar had men concurrerende politiediensten die niet meer met elkaar overlegden. Dat gevoel heb ik ook in verband met de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Dat is een van de grootste uitdagingen waarmee wij geconfronteerd worden. Dat is mijn mening, en misschien wordt dat best eens onderzocht.
Het behoort niet meteen tot uw verantwoordelijkheid, maar wat mij ten zeerste frustreert is dat er blijkbaar geen concrete stappen worden gezet in wat u in uw beleidsnota omschrijft als een geïntegreerd veiligheidsplan, inclusief engagementen van de Gemeenschappen en Gewesten. Wij hebben nood aan time-outprojecten. Ik deel uw mening, her en der is er wat bewustzijn en is er wat lokaal engagement bijgekomen, maar niet veel. Bij de Gemeenschappen en Gewesten blijft men er doof en blind voor dat dit een onderdeel zou moeten zijn van een globaal, geïntegreerd antiradicalismebeleid. Het is bijzonder frustrerend dat wij daar nergens staan.
Ik wil vandaag de volgende concrete suggestie doen. Ik lees dat men in Nederland preventief internationale reispassen schorst waardoor mensen die terugkeren of wensen terug te keren uit Syrië, niet zomaar onder de radar blijven. De kans dat men zonder internationale reispas het land onopgemerkt door de veiligheidsdiensten binnenkomt, is veel kleiner volgens de Nederlandse minister. Ik vraag mij dus af waarom wij talmen om dergelijke maatregelen te nemen.
10.04 Minister Joëlle Milquet: Dat bestaat. Op basis van het artikel van een wet of een koninklijk besluit bestaat de mogelijkheid voor de minister van Buitenlandse Zaken om iemand die de Belgische nationaliteit heeft en die volgens de wetsbepalingen een gevaar voor de veiligheid van de Staat vormt, een paspoort te weigeren. Dat is enigszins anders maar deze bepaling bestaat al.
10.05 Hans Bonte (sp.a): Mevrouw de minister, zonder te willen polemiseren, maar van de veertig personen die terugkeerden, hebben er verschillende ongetwijfeld ook probleemloos het vliegtuig terug naar ons land kunnen nemen omdat zij een internationale reispas bezaten. Waarom wordt aan het departement van Buitenlandse Zaken niet de richtlijn gegeven om de internationale reispas van degenen die uit Vlaanderen vertrekken om in Syrië te gaan vechten, te schorsen, waardoor de betrokkenen zich in theorie tot de ambassade van het land moeten wenden. Dat is volgens mij wettelijk mogelijk en in Nederland gebeurt het. Dat is een zeer eenvoudige en wettelijk correcte maatregel die de garantie op screening doet toenemen bij de terugkomst van de betrokkenen. Ik vraag u gewoon om dat te onderzoeken. Ik merk dat die maatregel in Nederland uitgevoerd wordt, maar dat dit in Vlaanderen, Wallonië en Brussel niet gebeurt, en daarom vraag ik u om dat te onderzoeken.
Daarnaast kan ik nog enkele maatregelen voorstellen ter onderzoek. Ik merk namelijk dat andere Europese landen wel degelijk concrete maatregelen nemen, terwijl wij slechts discussiëren en conferenties bijwonen. Dat is het beeld dat blijft hangen.
10.06 Minister Joëlle Milquet: Tot nu toe valt een deel van de strijders onder de toepassing van de wet op het terrorisme of zitten zij in een gerechtelijke procedure. Voor deze mensen geven de verschillende gerechtelijke autoriteiten een internationaal signalement.
Tot nu toe werden de betrokkenen bij hun terugkomst ofwel aangehouden — er zijn er ongeveer tien in dat geval — ofwel hadden zij een gesprek met de politie en werden zij door de politie gevolgd. Het organiseren van een aanhouding in de luchthaven is ook een keuze van de gerechtelijke autoriteiten om informatie in te winnen. Maar voor zo’n opvolging is een internationaal signalement nodig, en dat houdt een gerechtelijke procedure in.
10.07 Hans Bonte (sp.a): Het ene sluit het andere niet uit, mevrouw de minister. In Nederland is dat ook zo geregeld. Het grote verschil is dat zo goed als alle Vlaamse jongeren gelokaliseerd zijn in zeer militante kringen. Dat hoef ik u niet uit te leggen. Ik meen dat het zeer gerechtvaardigd is hun internationale reispas te schorsen. Het ene sluit het andere absoluut niet uit. Er zijn er ook die teruggekeerd zijn zonder dat zij gescreend werden op de luchthaven.
10.08 Minister Joëlle Milquet: Ik ga in februari naar Den Haag, waar ik een afspraak heb met mijn Nederlandse collega om te praten over hun strijd tegen radicalisering.
Ik was er ook voorstander van dat er een gezamenlijk voorstel zou komen over het afnemen van de identiteitskaart. Dat lag echter moeilijk in het kernkabinet, maar wij zullen over al deze verschillende punten nog kunnen praten tijdens de volgende vergaderingen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.22 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16.22 heures.