Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique

Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt

 

du

 

Mardi 28 janvier 2014

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 28 januari 2014

 

Namiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14 32 uur en voorgezeten door de heer Siegfried Bracke.

La séance est ouverte à 14.32 heures et présidée par M. Siegfried Bracke.

 

De voorzitter: Vraag nr. 20997 van de heer Schoofs wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

01 Vraag van de heer Carl Devlies aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de financiering van de lokale politiezones" (nr. 21236)

01 Question de M. Carl Devlies à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le financement des zones de police locale" (n° 21236)

 

01.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de financiering van de lokale politiezones op basis van de norm van de KU Leuven, ligt reeds geruime tijd onder vuur. Bij de start van de politiehervorming werd in 1998 een verdeelmechanisme uitgewerkt, de KUL-norm, die de basis werd voor de federale dotatie aan de lokale politiezones. Deze norm is gebaseerd op een groot aantal parameters die een beeld moeten geven van de noden die zich in de lokale politiezones stelden en die tegelijk kon worden gelinkt aan het nodige effectief in deze zone.

 

Merkwaardig genoeg wijkt de KUL-norm voor sommige gemeenten ook af van het minimaal effectief dat eveneens in een uitvoeringsbesluit werd vastgelegd. In werkelijkheid verschilde de financieringsnorm voor sommige zones dus ook van de minimale personeelsnorm, wat op zich reeds een merkwaardige vaststelling is.

 

Hoe dan ook houdt de KUL-norm geen rekening met de wijzigingen die zich sinds het begin van de politiehervorming ook op het terrein hebben afgespeeld. Zo zien sommige zones zich voor beduidend meer uitdagingen en personeelsnoden geplaatst. Ik denk bijvoorbeeld aan de zone HerKo, waar sinds 2002 in Kortenberg een federale jeugdinstelling werd ingeplant en er zich dus een belangrijke toename van de werklast voordeed. Die toename was niet in de KUL-norm voorzien en de zone ontvangt er dan ook geen bijkomende financiering voor.

 

Reeds lange tijd beloven de opeenvolgende ministers van Binnenlandse Zaken een bijkomende, structurele ondersteuning van deze zones, maar een concrete oplossing blijft echter uit. Vooral het feit dat de regering wel zorgt voor een bijkomende ondersteuning van de Brusselse politiezones, wekt heel wat wrevel op bij de andere lokale politiezones. Nochtans hebt u er bij de huidige begrotingsbesprekingen ook op gewezen dat een herziening van de KUL-norm niet aan de orde zou zijn.

 

Mevrouw de minister, ziet u een oplossing voor bijkomende inspanningen voor de deficitaire zones in het algemeen?

 

Is een structurele ondersteuning van de federale politie voor de zone HerKo mogelijk? Dat kan met bijkomend personeel. U weet dat men zeven inspecteurs nodig heeft. Die kunnen rechtstreeks federaal worden geleverd of via een verhoging van de dotatie, waardoor de zone HerKo zelf voor het nodige bijkomend personeel zou kunnen zorgen.

 

01.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, ik ben een beetje verbaasd over uw vraag, mijnheer Devlies. U weet dat er financiële moeilijkheden zijn en dat er geen consensus binnen de regering is, en ook geen vraag van CD&V voor een verhoging van de politiebegroting. Anders zou ik heel tevreden zijn, maar ik heb geen enkele steun van geen enkele partij voor een verhoging van de politiebegroting.

 

Ik heb veel inspanningen gedaan om het niveau van de dotaties aan de verschillende zones te behouden, zonder enige besparing. Er werd nochtans door verschillende regeringspartijen gevraagd om daarop te besparen. Ik heb dat echter steeds geweigerd. De dotatie bleef behouden. Dat was het minimum.

 

Wat de dotatie voor de zone HerKo betreft, heb ik in de huidige, moeilijke budgettaire context al verschillende keren informatie gegeven. Ik herinner eraan dat de zone HerKo meer ontvangt dan het gemiddelde van de andere politiezones. Ik verwijs naar mijn antwoord op uw eerdere mondelinge vraag hierover, waarop ik al aangaf welke aanvullende capaciteit en inspanningen voor de betrokken zone werden geregeld. Tot nu toe is een verhoging van de dotatie echter niet mogelijk.

 

01.03  Carl Devlies (CD&V): Mevrouw de minister, het gaat inderdaad om zeven ontbrekende personeelsleden. Het is juist dat wij daar al over hebben gesproken. Het is natuurlijk een spijtige zaak dat u onvoldoende middelen krijgt van de regering, want het betreft een prioritair beleidsdomein. Wellicht is het ook mogelijk dat de regering schuift met budgetten, door het ene te verlagen en het andere te verhogen. Ik zou toch nog eens informeren bij uw collega’s of uw domein geen prioriteit kan krijgen.

 

01.04 Minister Joëlle Milquet: (…) Ik heb geen enkele steun van de vicepremier van CD&V gekregen voor aanvullende middelen.

 

01.05  Carl Devlies (CD&V): Misschien wel voor verschuivingen in het globaal budget? Ik zal mijn collega’s van CD&V daarover in elk geval even aanspreken.

 

01.06 Minister Joëlle Milquet: En van andere partijen ook.

 

01.07  Carl Devlies (CD&V): Van andere partijen ook?

 

01.08 Minister Joëlle Milquet: Ja, wij hebben besparingen georganiseerd over de federale diensten heen. De dotaties aan de verschillende zones werden echter nooit aan besparingen onderworpen. Het behoud van die dotaties was heel belangrijk en de dotaties bleven dan ook op peil. De zones moeten dus heel tevreden zijn. Ik had net zo goed een besparing van zowat 100 miljoen op de zones kunnen organiseren. Dat heb ik niet gedaan. Wij hebben de besparingen helemaal op ons eigen beleidsniveau georganiseerd.

 

De voorzitter: Mijnheer Devlies, u krijgt het laatste woord.

 

01.09  Carl Devlies (CD&V): Blijkbaar heeft alleen cdH die vraag ondersteund, waarvoor dank, maar dat is dan wel onvoldoende effectief geweest.

 

De normen werden in 1998 bepaald, maar ondertussen zijn we wel al vijftien jaar verder. Wellicht had een en ander aangepast kunnen worden.

 

01.10 Minister Joëlle Milquet: Daarvan moet u dan ook uw vicepremier overtuigen.

 

01.11  Carl Devlies (CD&V): Zelfs binnen hetzelfde budget kunnen er prioriteiten worden bepaald en kunnen er verschuivingen gebeuren. U hebt al een kleine inspanning geleverd voor HerKo, waarvoor dank, maar het blijft toch onvoldoende. Die politiezone en beide gemeentebesturen blijven aandringen op extra inspanningen vanuit de federale overheid. Die inspanningen waren overigens reeds toegezegd door uw voorgangers, mevrouw Turtelboom en de heer Dewael, maar ik vrees dat wij zullen moeten wachten op een volgende regering voor de realisatie ervan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde vragen van

- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de tweede schijf van het verkeersboetefonds" (nr. 21346)

- de heer Koenraad Degroote aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de uitbetalingen aan politiezones" (nr. 21348)

- mevrouw Jacqueline Galant aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de rechtszaak die de politiezone Gavers zou aanspannen tegen de minister van Binnenlandse Zaken wegens een betwisting over de door het boetefonds aan de politiezones uitgekeerde bedragen" (nr. 21391)

- mevrouw Bercy Slegers aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de rechtszaak aangespannen door de politieraad van de politiezone Harelbeke-Deerlijk" (nr. 21777)

02 Questions jointes de

- M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la deuxième tranche du fonds des amendes routières" (n° 21346)

- M. Koenraad Degroote à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les versements aux zones de police" (n° 21348)

- Mme Jacqueline Galant à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'annonce d'une action en justice de la zone de police Gavers à l'encontre de la ministre de l'Intérieur pour un litige concernant les montants reversés aux zones de police par le fonds des amendes" (n° 21391)

- Mme Bercy Slegers à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le procès intenté par le conseil de police de la zone Harelbeke-Deerlijk" (n° 21777)

 

02.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, blijkbaar zijn niet alleen uw coalitiepartners kwaad, ook de politiezones zijn minder tevreden. Zij krijgen steeds vaker taken van de hogere overheid, zodat op federaal niveau geld kan worden bespaard, maar als ik het goed begrijp wachten zij nog altijd op 20 miljoen euro van de tweede schijf van het verkeersboetefonds. Die tweede schijf zou uitblijven omdat de parameters in een koninklijk besluit moeten worden gespecificeerd, en dat was toen ik mijn vraag stelde op 30 december 2013 nog niet gepubliceerd. Het is nochtans beloofd sinds 2009.

 

Sommige politiezones zouden u willen dagvaarden om te beletten dat die tweede schijf door verjaring niet meer wordt uitbetaald. Ik hoop, mevrouw de minister, dat ik mijn vragen intussen in de verleden tijd kan stellen.

 

Erkent u het feit dat het koninklijk besluit inzake de parameters voor de tweede schijf van het verkeersboetefonds nog niet gepubliceerd is? Wanneer wordt dat gepubliceerd? Of is het reeds gepubliceerd?

 

De belangrijkste vraag is wanneer de resterende 20 miljoen euro van de tweede schijf aan de politiezones zal worden uitbetaald. Ik zou graag zien dat u daarop een concrete termijn kleeft.

 

Bepaalde politiezones zouden u willen dagvaarden om te beletten dat de uitbetaling zou verjaren. Zijn er inderdaad politiezones die u daarvoor hebben gedagvaard? Misschien is dit al van tafel, maar dat hoor ik dan graag van u.

 

U weet, mevrouw de minister, dat vele steden en gemeenten krap bij kas zitten en dat bijgevolg ook vele politiezones krap bij kas zitten. Staat het feit dat die tweede schijf na jaren nog niet betaald is, niet haaks op de beloftes van 2009?

 

02.02  Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, ook mijn vraag dateert van de periode rond de jaarwisseling. Toen geraakte bekend dat de politiezone Gavers, van Deerlijk en Harelbeke, overging tot dagvaarding omwille van achterstallige betalingen uit het verkeersboetefonds. Het ging niet om de vaste dotatie die zij ieder jaar krijgen, maar over het gedeelte van de meerinkomsten uit penale boetes dat niet meer automatisch verrekend wordt in de dotaties aan de zones. Volgens de wet moest er nog een uitvoeringsbesluit komen inzake de modaliteiten vooraleer de uitbetaling kon geschieden via de Gewesten.

 

Daar blijkt het schoentje te knellen. Uit cijfers verstrekt door de Vaste Commissie van de Lokale Politie blijkt dat het voor de periode 2009-2013 in totaal gaat over een bedrag van 54 048 000 euro. Dit is zelfs heel wat meer dan in bepaalde persberichten.

 

De vaste commissie drong er reeds verschillende malen op aan om initiatieven te nemen. Vandaar mijn vragen.

 

Ten eerste, deelt u mijn mening, want ik heb niet volledig dezelfde mening als de zone die u dagvaart, wat betreft die verjaring? Mijns inziens moet men niet benauwd zijn voor de verjaring, maar ik zou graag vernemen hoe u het ziet.

 

Ten tweede, is het juist – ik dacht hieromtrent reeds iets opgevangen te hebben – dat een en ander reeds regelmatig aan bod is gekomen in de regering en men niet tot een eensluidende oplossing kwam?

 

Ten derde, en het belangrijkste, welke concrete verdere acties zullen er ondernomen worden en binnen welke termijn kunnen resultaten verwacht worden voor de zones?

 

02.03  Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, madame la ministre, comme mes collègues viennent de le dire, il semblerait que la zone de police de Gavers, située en Flandre occidentale et qui recouvre notamment Harelbeke et Deerlijk, avait pris la décision de vous assigner en justice.

 

02.04  Joëlle Milquet, ministre: L'État belge!

 

02.05  Jacqueline Galant (MR): Effectivement.

 

02.06  Joëlle Milquet, ministre: Ce n'est pas la même chose!

 

02.07  Jacqueline Galant (MR): Le litige concerne les montants reversés par le Fonds des amendes qui doivent être reversés aux zones de police. Une partie de l'argent récolté par les amendes de roulage est destinée au Fonds des amendes et doit ensuite être reversée aux différentes zones de police. Une première tranche a déjà été perçue par les 195 zones de police de Belgique mais la deuxième, avoisinant les 20 millions d'euros, se ferait toujours attendre. En l'occurrence, la zone de police concernée estime qu'elle devrait recevoir environ 100 000 euros du Fonds des amendes.

 

La répartition de ces 20 millions d'euros entre les différentes zones de police dépend de plusieurs critères précis, notamment du nombre de kilomètres de voiries régionales dans chaque zone. Ces paramètres doivent être coulés dans un arrêté royal avant que l'argent puisse être redistribué. Mais les communes attendent cet arrêté royal depuis maintenant quatre ans.

 

La zone de police a donc engagé un avocat qui – c'est ce qui avait été annoncé – devait vous envoyer une citation en justice au plus tard le 31 décembre 2013. Cette date n'a pas été choisie au hasard car si rien n'était entrepris à cette date, la zone de police risquait de perdre l'argent de 2009 pour cause de prescription.

 

Madame la ministre, qu'en est-il? L'État belge a-t-il effectivement été assigné en justice par cette zone de police? Le cas échéant, d'autres zones de police ont-elles suivi le mouvement ou s'agit-il d'une initiative isolée? Quelle est la position de votre département par rapport aux arguments avancés par les responsables de la zone? Qu'en est-il de cet arrêté royal? Pourquoi n'a-t-il toujours pas été adopté? Quand les zones pourront-elles percevoir le complément auquel elles ont droit et dont elles ont, vous le savez, cruellement besoin?

 

02.08  Bercy Slegers (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik zal niet alles herhalen. De collega’s hebben immers al heel wat zaken gezegd.

 

Mevrouw de minister, de VVSG had gezegd dat zij op overlegmomenten met uw kabinet herhaaldelijk had aangekaart dat dit koninklijk besluit uitbleef en vroeg wanneer het er zou komen. Ook de politiezone Harelbeke-Deerlijk heeft u schriftelijk gevraagd wanneer dit koninklijk besluit er zou komen.

 

U hebt in 2013 geantwoord dat er op korte termijn een koninklijk besluit zou komen. Dat blijft echter uit en daarom heeft de politiezone Gavers eind december beslist een rechtszaak aan te spannen.

 

Waarom laat dit uitvoeringsbesluit zo lang op zich wachten? Wat hebt u gedaan in de drie maanden tussen het schrijven dat u in oktober van de politiezone hebt ontvangen en eind december? Was er misschien niet genoeg contact met de politiezone? Kon dit niet worden vermeden?

 

Hebt u kennis van andere politiezones die ook al contact met u hebben genomen en hebben gezegd dat zij naar de rechtbank zouden stappen indien er geen oplossing komt? Indien ja, om hoeveel politiezones gaat het?

 

02.09 Minister Joëlle Milquet: Ik wil in de eerste plaats preciseren dat de dagvaarding van de zone Gavers, de enige dagvaarding tot nu toe, de federale Staat viseert en niet de minister zelf, ondanks wat in de artikelen in de kranten staat.

 

Ik onderstreep dat ik ondanks de verschillende budgettaire besparingen en maatregelen, opgelegd aan het departement, er tijdens de hele huidige legislatuur voor heb geijverd opdat geen enkele besparing aan de politiezones zou worden opgelegd. De federale departementen hebben helaas wel inspanningen moeten leveren. Voor 2013 gaat het om een basisbedrag van meer dan 800 miljoen euro.

 

De andere beperkte dotaties zijn wel degelijk afgewikkeld en betaald in december, voor januari, en dat ondanks de begrotingsgerelateerde richtlijnen om bepaalde dotaties te bevriezen.

 

Zo is het KB met de dotatie voor de promotie van de rekrutering voor een som van 8 miljoen euro in december in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Normaal was dat bedrag door en op basis van de vragen van de minister van Begroting bevroren.

 

Voor het verkeersveiligheidfonds is, anders dan in vorige jaren, het totale bedrag, bestemd voor de geïntegreerde politie voor 2013, eind juni in plaats van eind december gestort. Voor de lokale politie ging het om een bedrag van 93,9 miljoen euro. Dat betekent dat bijna het hele bedrag werd betaald, bijna 100 miljoen euro in plaats van 20 miljoen euro.

 

Voor de resterende som zijn er regels ingevoerd vanaf 2009, met de programmawet van 2008, die in de verdeling ervan voorziet via een in de Ministerraad overlegd KB. Dat werd nooit uitgevoerd, door geen enkele regering. Dat was ook zo voor de problematiek inzake de verdeelsleutels van de dotatie tussen de Gewesten.

 

Het saldo is telkens geïntegreerd in het budget van de Staat en dat om financiële redenen. Het Monitoringcomité heeft dit saldo altijd voor elke begroting inbegrepen. Nooit is er een bezwaar ingediend.

 

Ik herinner eraan dat ik, sinds ik mijn ambt heb opgenomen en ik kennis heb van de problematiek, telkens tijdens elk begrotingsoverleg heb gevraagd om over de resterende som te kunnen beschikken. Bij het laatste conclaaf in juni heb ik deze vraag nogmaals ingediend, zonder enige steun van de verschillende partners.

 

Ik heb nooit het akkoord van de regering gekregen, ondanks een uitdrukkelijke en herhaalde vraag. Ik verwijs meer bepaald naar partijen die, vreemd genoeg, dezelfde zijn als die van de verantwoordelijken van de zone Gavers. Soms is er een verschil tussen de standpunten binnen een zelfde partij, in de zone Gavers en in de regering.

 

En réponse à Mme Galant, je veux bien redéposer cet arrêté une troisième fois lors de l'ajustement budgétaire. J'espère seulement que vous convaincrez tout le monde de la nécessité de l'accepter; jusqu'à présent, aucun arrêté n'a jamais reçu l'accord de quelque gouvernement que ce soit pour de multiples raisons (clef de répartition, problèmes budgétaires).

 

En fait, le comité de monitoring intègre systématiquement le solde dans le budget de base. Quand j'ai parlé du problème en juin en évoquant la somme de 20 millions, c'était comme si l'on demandait 20 millions complémentaires au budget de l'État; donc il n'y a pas eu d'accord car cela impliquait des efforts supplémentaires, etc. La pratique est donc déjà viciée à la base.

 

Je veux bien insister, mais je ne peux pas dire qu'il s'agisse d'un manque à gagner, car les autres zones n'ont jamais reçu cette somme. Il est vrai qu'elles devraient la recevoir, je suis d'accord et je suis demanderesse! Mais dans le cas présent, le montant est prévu dans le budget de base. C'est cela le problème! Je vais remettre cet arrêté à l'ordre du jour du conclave budgétaire, pour qu'il figure au moins dans le projet d'accord de gouvernement. Notre arrêté est prêt, nous avons les clefs de répartition.

 

De voorzitter: Ik stel voor dat wij de replieken binnen de reglementaire tijd proberen te houden. Ik weeg ze wel niet af op een apothekerschaal.

 

02.10  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, wij zullen en kunnen onze repliek heel kort houden. Als ik het antwoord van mevrouw de minister immers hoor, is er blijkbaar nog geen enkel akkoord in de regering.

 

Is dat de afspiegeling van de samenwerking tussen de coalitiepartners?

 

U zult dus de derde vraag indienen en u hoopt een positief antwoord te krijgen. Wij kijken ernaar uit.

 

02.11  Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, op mijn eerste vraag over de verjaring heb ik het antwoord niet gehoord. Persoonlijk meen ik dat er op juridisch vlak geen gevaar op verjaring is. Ik weet echter niet wat ter zake uw standpunt is.

 

02.12 Minister Joëlle Milquet: Mijn administratie is bezig met de analyse van de juridische vraag daaromtrent.

 

02.13  Koenraad Degroote (N-VA): Het zou heel belangrijk zijn dat wij het antwoord weten. Ik wil constructief zijn, opdat dergelijke dagvaardingen onnodig worden.

 

Ik zou graag hebben dat er duidelijkheid komt, wat ook voor uw ambt goed zou zijn. Ik kan het enkel aanbieden.

 

02.14 Minister Joëlle Milquet: Normaal hebben wij de verdagingstermijn overschreden.

 

02.15  Koenraad Degroote (N-VA): U bedoelt de verjaringstermijn, zijnde de periode van vijf jaar, gedurende dewelke u verplicht bent uit te betalen. Daarna zou de zaak verjaard zijn.

 

In dergelijke materies past de verjaring echter niet. Ik had uiteraard graag een bevestiging van het ministerie gekregen.

 

02.16 Minister Joëlle Milquet: Ik heb aan mijn administratie een analyse op juridisch vlak gevraagd. Ik verwacht het resultaat de komende weken.

 

02.17  Koenraad Degroote (N-VA): Daar bent u dus mee bezig. Het is goed als wij het resultaat kunnen krijgen.

 

Ik heb ruimschoots antwoord op mijn tweede punt gekregen. Er is nog geen eensgezindheid over de maatregelen die u hebt gevraagd.

 

Ik noteer dat u opmerkt dat er over de verdeelsleutel geen onenigheid is. Ik dacht persoonlijk dat de verdeelsleutel op basis van het aantal misdrijven per Gewest wordt vastgesteld. Het zou wel eens kunnen dat er discussie is, wanneer meer misdrijven worden vastgesteld in Vlaanderen dan in Wallonië en er meer geld naar het ene Gewest gaat dan naar het andere. Het zou wel eens kunnen dat sommigen daarover moeilijk doen. Ik had echter begrepen dat zulks niet het geval is. Ik hoop dat het waar is.

 

Voorts noteer ik dat u de zaak nogmaals zal voorleggen.

 

Ik dank u en hoop in de kortst mogelijke tijd iets over de verjaring te vernemen.

 

02.18  Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, j'ai bien entendu votre réponse et je vous invite, comme vous l'avez proposé, à redéposer cet arrêté royal en espérant enfin son approbation par l'ensemble des membres du gouvernement.

 

Vous avez dit également que les zones n'avaient jamais reçu l'argent dont question. Toutes les zones de police souffrent d'un manque cruel d'argent. Je ne connais pas la clé de répartition, mais si tous les membres de gouvernement pouvaient soutenir ledit arrêté, ces zones recevraient un montant non négligeable qui contribuerait à leur bon fonctionnement.

 

02.19  Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de minister, sinds 2009 worden de middelen niet overgemaakt aan de zones. De actie van de politiezone Deerlijk en Harelbeke is in die zin symbolisch. Het KB is hoogdringend. Wanneer u zegt dat het af is, dan wil ik u vragen om het op de agenda van de regering te brengen. Ik ben een lid van de partij waarover u het had. Ik kan als Parlementslid alleen maar zeggen dat ik u als voogdijminister zal ondersteunen om daarvoor een oplossing te bieden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Samengevoegde vragen van

- de heer Koenraad Degroote aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het vakantiegeld van het politiepersoneel" (nr. 21361)

- mevrouw Jacqueline Galant aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de gevolgen van de vernietiging door de Raad van State van het koninklijk besluit van 11 juni 2011 dat voorzag in de afstemming van de Copernicuspremies op de verschillende categorieën van het politiepersoneel" (nr. 21393)

- de heer Laurent Devin aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de vernietiging van het koninklijk besluit van 16 juni 2011 door de Raad van State" (nr. 21731)

- de heer Bernard Clerfayt aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de Copernicuspremies" (nr. 21781)

03 Questions jointes de

- M. Koenraad Degroote à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le pécule de vacances du personnel de police" (n° 21361)

- Mme Jacqueline Galant à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les effets de l'annulation par le Conseil d'État de l'arrêté royal du 11 juin 2011 visant à moduler les primes Copernic allouées au personnel de la police" (n° 21393)

- M. Laurent Devin à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la décision du Conseil d'État d'annuler l'arrêté royal du 16 juin 2011" (n° 21731)

- M. Bernard Clerfayt à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les primes Copernic" (n° 21781)

 

03.01  Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, wij hebben vernomen dat de politievakbond NSPV gelijk kreeg in een procedure voor de Raad van State betreffende de problematiek van de vakantiepremies. Het KB ter zake, dat een onderscheid maakte tussen ambtenaren en operationele agenten, werd daarbij vernietigd. Ondertussen loopt er nog een procedure voor het hof van beroep te Brussel.

 

Heeft de regering reeds een standpunt ingenomen, nu de Raad van State een beslissing heeft genomen? Of wordt er nog gewacht op een uitspraak van het hof van beroep?

 

Overweegt de regering onderhandelingen met de politievakbonden?

 

Zullen er financiële gevolgen zijn voor de lokale zones?

 

03.02  Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, madame la ministre, le 19 décembre dernier, le syndicat policier Sypol a obtenu du Conseil d'État l'annulation d'un arrêté royal du 11 juin 2011 qui entendait moduler les primes Copernic allouées au personnel de la police selon les grades ou l'âge.

 

Comme vous le savez, cette décision est catastrophique pour les autorités puisque le coût de la mise à niveau des traitements de vacances des policiers depuis 2009 est évalué à quelque 50 millions d'euros pour le rattrapage des paiements jusqu'en 2012. Plus exactement, votre département estime que cet arrêt devrait coûter 16 millions d'euros à la police fédérale et 32 millions aux zones de police, donc aux communes qui sont déjà dans une situation difficile, comme cela a été dit à la précédente question.

 

Et ce n'est pas tout. N'oublions pas que la cour d'appel de Bruxelles a fixé à 2015 l'examen d'un autre volet de ces primes dues aux policiers fédéraux et locaux. Elle devrait valider un jugement rendu en 2010 qui octroyait aux policiers le bénéfice de la prime Copernic pour les années 2002 à 2007: un coût faramineux de 400 millions d'euros (à majorer d'intérêts) équivalent à un sixième du budget annuel de la police fédérale.

 

Madame la ministre, pouvez-vous nous communiquer plus d'informations à ce sujet? Avez-vous reçu la notification de l'arrêt du 19 décembre 2013 rendu par le Conseil d'État? Quelle est l'analyse faite par votre département? À combien précisément se monte le coût de la mise à niveau des pécules de vacances des policiers?

 

J'ai lu qu'une provision budgétaire du gouvernement fédéral pourrait être rendue disponible pour répondre à ce besoin exceptionnel. Le cas échéant, cette enveloppe couvrirait-elle uniquement la part de la police fédérale ou bien aussi celle des zones de police? Il me semble que ce ne devrait pas être aux communes, qui n'ont pas participé à la prise de décisions dans ce dossier, de faire les frais de cette décision de justice.

 

De toute façon, il semble clair que les communes, qui ne disposent pas de la moindre provision budgétaire pour faire face à ce type de besoin, ne pourront pas assumer cette charge supplémentaire sans mettre à mal les services de base à la population. Quelles solutions envisagez-vous?

 

03.03  Laurent Devin (PS): Monsieur le président, madame la ministre, le 19 septembre 2008, le gouvernement fédéral était parvenu à un accord avec les syndicats policiers pour porter le pécule de vacances des membres du cadre opérationnel de la police à 92 % du traitement mensuel, avec une augmentation progressive.

 

Pourtant, en 2009 et 2010, cela n'a été appliqué qu'aux agents de police et aux membres du cadre de base et du cadre moyen âgés de 57 ans. Les autres membres du personnel opérationnel ne recevaient qu'un pécule de vacances fixé à 65 % de leur traitement mensuel.

 

Le 16 juin 2011, suite à un premier arrêt du Conseil d'État estimant que la discrimination sur l'âge et sur le cadre des policiers était infondée, le gouvernement avait mis en place un arrêté royal de réfection qui optait pour la mise en œuvre progressive du nouveau régime en matière de pécule de vacances en fonction du cadre. Donc, à partir de 2011, le pécule de vacances était fixé de la même manière pour tous les fonctionnaires de police.

 

Dans son arrêt du 19 décembre 2013, le Conseil d'État a annulé l'arrêté royal du 16 juin 2011, rappelant que la non-rétroactivité des actes administratifs est la règle. Concrètement, cela signifie que les policiers, sans distinction, vont recevoir un pécule de vacances pour les années 2009 et 2010 à hauteur de 92 % de leur traitement mensuel.

 

Madame la ministre, avez-vous déjà pu estimer le coût de cette annulation par le Conseil d'État? Comment ce coût sera-t-il réparti entre la police fédérale et les zones de police; soit entre l'État fédéral et les communes. Sincèrement, je cherche la responsabilité de ces dernières en la matière. J'aimerais vous entendre là-dessus.

 

À partir de quelle date les pécules de vacances impayés devront-ils être remboursés?

 

De voorzitter: Vraag nr. 21781 van de heer Bernard Clerfayt is zonder voorwerp.

 

03.04 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, ik heb reeds geantwoord op deze vragen in de plenaire vergadering van de Senaat op 23 januari 2014 in antwoord op een actualiteitsvraag van mevrouw Thibaut.

 

Een analyse van dit arrest toont inderdaad aan dat de budgettaire kostprijs zal oplopen tot 16 miljoen voor het federaal niveau en tot 32 miljoen voor de gemeenten. De totale kostprijs is dus 48 miljoen.

 

Ik heb een nota gericht aan de regering die zich hierover nog moet uitspreken. Ik stel in die nota voor dat de federale Staat de totaalsom betaalt. Deze 48 miljoen is weliswaar niet voorzien in de begroting 2014 maar wij beschikken over een provisie. Wij zullen de budgettaire mogelijkheden onderzoeken tijdens het voorafgaand overleg voor het begrotingsconclaaf.

 

Selon moi, nous devons payer, y compris la part des zones, car il ne faut pas leur imposer une somme complémentaire de 32 millions. Cela signifie qu'il faut trouver 48 millions dans le cadre du budget 2014, montant qui n'était pas prévu. Cependant, comme nous disposons d'une provision et surtout de recettes complémentaires résultant de mesures one shot, dont il est question ici, nous pouvons payer grâce à l'argent supplémentaire provenant, par exemple, de la régularisation fiscale.

 

S'agissant d'une mesure one shot, cela peut se faire sans problème. S'il avait été question d'une mesure structurelle, cela aurait été plus compliqué.

 

Telle est ma demande et c'est le dossier que j'ai déposé afin qu'il soit examiné lors du conclave budgétaire.

 

03.05  Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is duidelijk. Uw engagement om de zones zo veel mogelijk te ontzien kan ik alleen appreciëren.

 

03.06  Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, le fait que les zones ne devront pas débourser d'argent est rassurant.

 

J'espère que les 20 millions en réserve évoqués dans votre réponse précédente ne seront pas utilisés à cet effet, auquel cas ils ne seront pas reversés aux zones.

 

03.07  Laurent Devin (PS): Monsieur le président, je remercie Mme la ministre pour sa réponse.

 

Madame la ministre, j'entends bien votre proposition mais j'attendrai de voir quelle est la décision du gouvernement. Quand le conclave relatif à l'ajustement a-t-il lieu?

 

03.08  Joëlle Milquet, ministre: Je pense qu'il aura lieu fin février. Sur ce point, j'ai bon espoir d'être suivie. Je crois que tout le monde réalise que l'arrêt est là et qu'il est difficile d'imposer 32 millions de dépenses aux zones. Aucune décision n'a encore été prise par le gouvernement mais j'ai le sentiment qu'il pourrait y avoir un consensus.

 

03.09  Laurent Devin (PS): J'attendrai donc la décision du gouvernement lors du conclave.

 

À la lumière de ce qui se passe aujourd'hui, il faut faire en sorte d'inviter les représentants des villes et communes, non pour le plaisir qu'ils soient présents mais parce que des décisions sont prises au niveau fédéral et qu'elles ont un impact direct sur les finances des zones de police de nos villes et communes. J'insiste: il ne faut pas perdre de vue le fait que les décisions prises au niveau fédéral ont un impact sur nos communes.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: De vragen nrs 21356, 21405 en 21406 van de heer Theo Francken worden omgezet in schriftelijke vragen.

 

04 Question de Mme Jacqueline Galant à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la réintégration forcée d'un inspecteur de la police fédérale licencié pour avoir fourni des informations à des criminels" (n° 21392)

04 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de verplichte wederindienstneming van een inspecteur van de federale politie die ontslagen werd omdat hij informatie had gelekt aan criminelen" (nr. 21392)

 

04.01  Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, madame la ministre, un inspecteur de la police fédérale de Bruxelles, suspendu il y a plus de six ans pour avoir fourni des informations à des criminels qui étaient aussi des indicateurs pour la police, a obtenu gain de cause au Conseil d'État, qui a jugé que son licenciement était excessif et inutile. Fort de l'arrêt du Conseil d'État préconisant sa réintégration, ce policier s'est présenté, il y a quelques jours, à la réception de la police fédérale de Bruxelles pour reprendre son travail. Il a d'abord été renvoyé chez lui mais il a finalement pu retrouver une fonction opérationnelle durant le week-end, six ans et demi après avoir été interpellé, le 8 juin 2007 et présenté au juge d'instruction.

 

Madame la ministre, que savez-vous de cette affaire? Que s'était-il passé suite à l'interpellation de ce policier en juin 2007? Avait-il pu continuer à exercer ses fonctions pendant l'instruction? Quelles mesures avaient-elles été prises à son encontre? Comment la police fédérale s'était-elle rendu compte que des informations avaient été diffusées et que la fuite était à attribuer à ce policier en particulier? Les informations fournies par ce policier à des criminels ont-elles eu des répercussions concrètes sur le déroulement d'une ou de plusieurs enquêtes spécifiques?

 

J'imagine qu'il y a eu des conséquences pour que ces faits aboutissent à un licenciement.

 

D'autres mesures disciplinaires avaient-elles été envisagées? Suite à l'arrêt du Conseil d'État, de quelle marge de manœuvre la police fédérale dispose-t-elle? Était-il indiqué, au vu de cette affaire, de réaffecter ce policier à des fonctions opérationnelles?

 

04.02  Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, cette affaire remonte à juin 2007. L'inspecteur principal avait été inculpé pour violation du secret professionnel et association de malfaiteurs. Suite à cette inculpation, il avait été suspendu provisoirement par mesure d'ordre, ce qui est logique, car sa présence au sein de la police judiciaire fédérale n'était pas compatible avec l'intérêt du service.

 

Par un jugement du 29 novembre 2011, le tribunal de première instance a ordonné la suspension simple du prononcé de la condamnation pour violation du secret professionnel. Pour la prévention d'association de malfaiteurs, il a été acquitté. Sur base de ce jugement, une procédure disciplinaire a été entamée pour aboutir, en avril 2013, à l'adoption de la sanction disciplinaire de démission d'office.

 

L'inspecteur principal est resté suspendu provisoirement tout au long de l'enquête judiciaire ainsi que durant la procédure disciplinaire. Il y a eu un recours au Conseil d'État à l'égard de cette démission d'office. Le Conseil d'État a suspendu l'exécution par un arrêt du 29 novembre 2013. Suite à cet arrêt, l'inspecteur a repris le service mais il a été détaché par mesure d'ordre vers une unité au sein de laquelle il n'a plus de contact avec des informateurs. En fonction d'un éventuel arrêt d'annulation, l'autorité disciplinaire vérifiera dans quelle mesure une nouvelle sanction disciplinaire pourra être décidée.

 

Dans le projet de loi relatif aux sanctions disciplinaires, qui est actuellement bloqué par les syndicats, nous adoptons une autre approche en ce qui concerne les peines lourdes.

 

Certes, il faut pouvoir suspendre à un moment, mais une suspension de six ans, c'est une période assez longue et il y a d'autres modalités d'exercice de la procédure disciplinaire, car enfin, payer des gens à ne rien faire, ce n'est pas l'idéal!

 

04.03  Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Il n'est certes pas normal de payer une personne à ne rien faire, mais le plus bizarre, c'est de replacer cette personne dans un cadre opérationnel, alors qu'on aurait pu l'intégrer à un cadre administratif. En effet, les faits étaient assez graves. Je suis surprise par la décision de la zone de la réinsérer dans un circuit opérationnel.

 

04.04  Joëlle Milquet, ministre: D'après mes informations, cette personne n'a pas été affectée à un cadre opérationnel.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 21423 van de heer Van Esbroeck is omgezet in een schriftelijke vraag.

 

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Kristof Calvo aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de afvoer van verarmd uranium in Oostende" (nr. 21399)

- de heer Willem-Frederik Schiltz aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het onderzoek naar het verarmd uranium afkomstig van de gestripte Boeings 747 in Oostende" (nr. 21437)

05 Questions jointes de

- M. Kristof Calvo à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'évacuation d'uranium appauvri à Ostende" (n° 21399)

- M. Willem-Frederik Schiltz à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'enquête sur l'uranium appauvri provenant des Boeing 747 démantelés à Ostende" (n° 21437)

 

De vraag van de heer Calvo wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

05.01  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mevrouw de minister, het gaat over het ontmantelen van twee Boeings 747 in Oostende. Op 9 december heeft de gedelegeerd bestuurder van het bedrijf in kwestie ons nog van naaldje tot draadje uitgelegd hoe de vliegtuigen zouden worden gesloopt. Nu is echter gebleken dat bij de sloop van die vliegtuigen zo’n 1 500 kg verarmd uranium verdwenen is. Dat zat in de toestellen en is nu weg. Een deel van het uranium is teruggevonden in een container op de site. Een ander deel van het uranium is bij een schroothandelaar teruggevonden. Het verarmd uranium is afgevoerd onder de vorm van metalen blokken. Gelukkig waren die nog intact, waardoor er op het eerste gezicht geen bedreiging voor de volksgezondheid is.

 

Sinds het nieuws bekend is geworden zijn het FANC en de NIRAS uiteraard in actie geschoten. Het FANC heeft de site verzegeld.

 

Mevrouw de minister, hoe staat het met het onderzoek dat het FANC heeft gevoerd naar de verwerking van dit materiaal? Hoe kunnen dergelijke incidenten in de toekomst worden vermeden?

 

05.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer Schiltz, het FANC werd ervan op de hoogte gebracht dat tijdens de afbraak van twee vliegtuigen op de luchthaven van Oostende verarmd uranium als schrootafval werd afgevoerd.

 

Het FANC was niet op de hoogte van de afbraak van deze toestellen en was dus zeker niet op de hoogte van het feit dat deze toestellen verarmd uranium zouden bevatten.

 

Momenteel lopen de nodige onderzoeken naar de precieze omstandigheden van dit voorval. Het FANC heeft mij verzekerd dat dit incident geen impact heeft gehad op het leefmilieu, de bevolking of de werknemers.

 

De nodige acties werden ondernomen om te vermijden dat het verarmd uranium samen met de rest van het schroot zou worden verwerkt.

 

Om het gerechtelijk onderzoek niet te schaden, kan ik momenteel geen verdere inlichtingen verstrekken.

 

Wat uw vraag betreft of een bijsturing van het controlemechanisme noodzakelijk zou zijn naar aanleiding van dit incident, kan ik enkel stellen dat de nodige maatregelen door het FANC zullen worden genomen, indien uit het onderzoek de noodzaak daartoe zou blijken. Het FANC is nu bezig met de voorbereiding van maatregelen.

 

05.03  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mevrouw de minister, dat is een weinig bevredigend antwoord.

 

Hebt u enig zicht tegen wanneer wij het resultaat van het onderzoek van het FANC mogen verwachten? Op die vraag heb ik geen antwoord gekregen. Of bestaat er nog geen duidelijkheid over de timing voor het onderzoek van het FANC?

 

05.04 Minister Joëlle Milquet: Het onderzoek van het FANC? Dat kan sneller gaan dan de gerechtelijke onderzoeken. Dat zal een of twee maanden duren, vermoed ik.

 

05.05  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de nieuwe GAS-wet" (nr. 21400)

06 Question de M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la nouvelle loi sur les SAC" (n° 21400)

 

06.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, in uw omzendbrief aan de heren en dames burgemeesters van 23 december 2013 schrijft u onder meer dat de strijd tegen de straffeloosheid een preventiemiddel is waarmee de spiraal van criminaliteit kan worden voorkomen. Wellicht bedoelt u daarmee dat de GAS-boetes ervoor kunnen zorgen dat de straffeloosheid van overlastfenomenen kan worden tegengegaan.

 

Nochtans, mevrouw de minister, zijn er wel een aantal onduidelijkheden in de nieuwe GAS-wet die dringend om een opheldering vragen. Het betreft onduidelijkheden die betrekking hebben op de onafhankelijkheid. Zo moet de sanctionerend ambtenaar zijn job in volle onafhankelijkheid kunnen doen. Nochtans kunnen niet alleen statutaire maar ook contractuele ambtenaren als sanctieambtenaar worden aangesteld.

 

De vraag is hoe u de onafhankelijkheid van die laatste groep zult beschermen, mevrouw de minister. U weet dat hun statuut weinig of geen bescherming biedt tegen ontslag of willekeur. Een contractuele sanctieambtenaar kan van de ene dag op de andere worden ontslagen.

 

Wat de zeer beperkte opleiding van de sanctieambtenaar betreft, rijzen er vragen. In verschillende kringen vindt men twintig uur opleiding toch vrij beperkt. Vindt u vijf dagen voor de algemene principes van de GAS-wetgeving, inclusief conflictbeheersing, zelf niet wat weinig? Op welke manier moeten zij bijvoorbeeld oordelen over de pedagogische tik? Ook dat is immers een van de nieuwigheden. Hoe moeten zij bijvoorbeeld oordelen over de pedagogische tik van de ouderlijke betrokkenheid? Op welke manier moeten zij instructies geven aan bemiddelaars? Waarom geen opleiding voor GAS-ambtenaren die op 1 januari 2014 in dienst waren? Hebben zij alle besproken competenties sowieso in huis? Op welke manier werd of wordt dit gecontroleerd?

 

Mijn laatste vraag is volgens mij de belangrijkste. Zou het niet beter zijn dringend werk te maken van een zekere uniformiteit in de GAS-sancties? Zou dit de rechtszekerheid en de rechtsgelijkheid van de burgers niet een stuk vooruithelpen? Ik kijk uit naar uw antwoord.

 

06.02 Minister Joëlle Milquet: De onafhankelijkheid van de sanctionerend ambtenaar werd verankerd in het koninklijk besluit van 21 december 2013. Het betreft een nieuw KB tot vaststelling van de kwalificatie en onafhankelijkheidsvoorwaarden van de ambtenaar belast met de oplegging van de administratieve geldboete. Artikel 4 van dat besluit bepaalt uitdrukkelijk dat de ambtenaar autonoom moet kunnen beslissen en daarbij geen instructies mag ontvangen.

 

Ik ben het niet eens met uw stelling dat een contractueel ambtenaar geen enkele waarborg zou hebben tegen een willekeurig ontslag en van de ene op de andere dag, zonder enige reden, ontslagen kan worden. Contractuele ambtenaren genieten weliswaar geen statuut zoals hun statutaire collega’s, maar op hen is de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten van toepassing, zodat ook zij niet willekeurig, zonder enige reden, van de ene op de andere dag aan de deur kunnen worden gezet.

 

Bovendien ben ik de mening toegedaan dat de opleiding waarin het voormeld KB voorziet, voor de sanctionerend ambtenaar wel degelijk kan volstaan, gelet ook op het opleidingsniveau van die ambtenaar. Daarenboven werd bepaald dat er op het einde van de opleiding een examen georganiseerd zal worden, voor alle onderdelen van de opleiding, waarvoor de kandidaat een bepaald slaagpercentage dient te behalen. Die eindtest garandeert dan ook dat de betrokken ambtenaar goed opgeleid zal zijn voor de hem toebedeelde taken.

 

Er werd ook bepaald dat de sanctionerend ambtenaren die op 1 januari 2014 in dienst waren ook de opleiding dienen te volgen, binnen de twee jaar na de inwerkingtreding van de wet van 23 juni 2013. Er is dus wel degelijk ook voor hen in een opleiding voorzien.

 

Wat uw vraag over de uniformiteit van de GAS betreft, dien ik u te verwijzen naar de gemeentelijke autonomie. De gemeenten dienen zelf, in een democratisch debat in de gemeenteraad, te beslissen wat zij onder overlast verstaan. Er stond een duidelijke definitie in mijn oorspronkelijk wetsontwerp. Ik heb echter een advies van de Vereniging van Steden en Gemeenten ontvangen waarin gewezen werd op de lokale autonomie en gevraagd werd om geen precieze en duidelijke definitie van overlast te geven. Het komt niet aan het federaal niveau toe voor elke gemeente te bepalen wat overlast is. Dat was de wil van de burgemeesters. Wat in de ene gemeente als hinderlijk wordt beschouwd, wordt in een andere gemeente misschien anders beoordeeld.

 

06.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik neem er nota van dat ook de ambtenaren die al op 1 januari 2014 in dienst zijn, een opleiding zullen moeten volgen. Die opleiding moeten zij binnen een termijn van twee jaar afronden. Ik ga er daarom van uit dat u er niet helemaal van overtuigd bent dat het niveau voldoende is om zonder verdere opleiding de baan op te gaan.

 

U zegt dat de anderen een opleiding moeten volgen en een welbepaald slaagpercentage moeten behalen. Het precieze slaagpercentage vermeldt u daar niet bij. Moeten ze voldoende halen, dus 50 %, dan wel 70 of 80 %, of zijn de gemeenten vrij in de bepaling van het slaagpercentage? De vrees bestaat dat het slaagpercentage wel eens zou kunnen dalen als men als gemeente voelt… Daarom vraag ik u op de vrouw af of er al dan niet een bepaald slaagpercentage afgesproken is.

 

Inzake de uniformiteit wijst u op de gemeentelijke autonomie. Daar kan ik tegen inbrengen dat de rechtsgelijkheid en de rechtszekerheid voor de burgers ook wat betekent. Ik meen dat wij op dat vlak een ander standpunt huldigen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 21404 van de heer Calvo wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

07 Samengevoegde vragen van

- de heer Theo Francken aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het aantal Syriëstrijders en hun nationaliteit" (nr. 21405)

- de heer Theo Francken aan de minister van Justitie over "het aantal Syriëstrijders en hun nationaliteit" (nr. 21406)

- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de Syriëstrijders" (nr. 21839)

- de heer Jan Van Esbroeck aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de problematiek van de terugkerende Syriëstrijders" (nr. 21851)

07 Questions jointes de

- M. Theo Francken à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le nombre de combattants partis en Syrie et leur nationalité" (n° 21405)

- M. Theo Francken à la ministre de la Justice sur "le nombre de combattants partis en Syrie et leur nationalité" (n° 21406)

- M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les combattants partis en Syrie" (n° 21839)

- M. Jan Van Esbroeck à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le problème des combattants qui reviennent de Syrie" (n° 21851)

 

07.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, een Franse televisiezender bracht onlangs in beeld hoe islamextremisten in Vilvoorde Syriëstrijders blijven rekruteren. De Mechelse arabist en islamkenner Van Ostaeyen onderzocht het fenomeen via een aantal belangrijke islamitische informatiebronnen. Hij kwam tot de slotsom dat er nog steeds veel jongeren vanuit België vertrekken om in Syrië te gaan vechten. Deze vraag dateert van een paar dagen geleden.

 

Men kan zich afvagen of alles onder controle is, mevrouw de minister. Maanden geleden had men een volledig deradicaliserings- en preventieplan klaar, het beleid stond op de sporen. Als men echter leest wat men leest en ziet wat men ziet, stelt men vast dat men er niet in slaagt om jongeren tegen te houden. Wat de teruggekeerde jongeren betreft, zijn er ook geen indicaties dat uw beleid en dat van uw collega’s ter zake vruchten afwerpen. Men blijft dus met vragen zitten.

 

Mevrouw de minister, ten eerste, volgens de informatie van die islamkenner, de heer Van Ostaeyen, zouden intussen niet minder dan 336 Syriëstrijders vanuit Belgie zijn vertrokken. Kunt u die cijfers bevestigen? Als dat zo is, is dat toch het dubbele van wat tot nu toe werd aangenomen. Met welke aantallen houden Binnenlandse Zaken en Buitenlandse Zaken rekening?

 

Volgens dezelfde bron zijn er intussen 28 Syriëstrijders naar België teruggekeerd. Ik had graag geweten hoeveel van hen werden opgesloten bij aankomst en tegen hoeveel van hen een gerechtelijk onderzoek loopt. Ten aanzien van hoeveel werd het gerechtelijk onderzoek afgesloten met een non-lieu?

 

Ten derde, men blijft zich afvragen weke concrete resultaten u kunt voorleggen met uw zogenaamd deradicaliseringsbeleid. Zijn er concrete aanwijzingen dat u jongeren hebt tegengehouden om naar Syrië te vertrekken?

 

Ten vierde, als blijkt dat uw preventiemaatregelen niet werken, welke volgende stappen zult u dan zetten om te vermijden dat er Syriëstrijders blijven vertrekken? Welke maatregelen neemt u om te beletten dat geradicaliseerde jongeren zich ongestoord verder begeven in die burgerlijke maatschappij?

 

Vroeg of laat breekt er een wiel af. Ik stel u liever op voorhand een aantal vragen en dring liever op voorhand aan op preventie en, zo nodig, repressie. Ik vraag u dus om op die vragen te antwoorden.

 

07.02  Jan Van Esbroeck (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het is ook naar aanleiding van de verklaringen van de burgemeester van Vilvoorde, in de uitzending Terzake van vorige week, dat ik u een aantal vragen wens te stellen.

 

De problematiek van het radicalisme zorgt blijkbaar vandaag de dag nog steeds voor een reële dreiging. Ik heb u in het verleden verschillende keren vragen gesteld over dezelfde problematiek en u hebt steeds aangegeven dat alles onder controle was, dat de taskforce “Syrië” zijn werk deed, dat de communicatie met de betrokken gemeenten goed verliep en dat de preventieve acties en initiatieven verder werden uitgebouwd. Dat is wat u mij steeds geantwoord hebt.

 

Toen ik vorige week de burgemeester van Vilvoorde hoorde, rezen er toch enkele vragen, waarop u mij zo dadelijk ongetwijfeld zult kunnen antwoorden.

 

Mevrouw de minister, is het juist dat Syriëstrijders zonder het medeweten van de overheid het land kunnen verlaten en kunnen terugkomen?

 

Naar verluidt is er nog steeds geen communicatie met de burgemeesters en de lokale politiediensten van de betrokken gemeenten, met betrekking tot de Syriëstrijders. Is dat juist? Dat is ook een van de verklaringen van de burgemeester van Vilvoorde.

 

Bovendien blijkt dat de burgemeester en de lokale politie niet op de hoogte zijn van de vrijlatingsvoorwaarden die de Syriëstrijder in afwachting van zijn proces genoot.

 

Volgens deze verklaringen moet ik ook vaststellen dat u niet bij machte blijkt om terugkerende strijders te screenen en op te volgen. Wat zijn de redenen waarom u dat niet voor mekaar krijgt?

 

Ook van de beloofde blauwdruk, over de wijze waarop de lokale politie het beste kan omgaan met strijders uit Syrië, blijkt nog niet veel in huis gekomen. De lokale politie zou daarvan in elk geval nog niets gezien hebben. Waarom wordt deze blauwdruk nog niet verspreid bij de politie?

 

Ook van het intentieblad waarover u sprak, en waarin u stelde dat Onderwijs, Justitie en alle andere betrokken diensten gegevens moesten uitwisselen, hebben wij nog geen resultaten gezien. Ik zou graag wat meer informatie krijgen over de resultaten, als die er al zijn.

 

Bijkomend had ik graag vernomen hoe u het huidig veiligheidsrisico inschat dat voortvloeit uit het toegenomen radicalisme.

 

Voorziet u in bijkomende middelen in de strijd tegen deze radicalisering, bijvoorbeeld een extra financiering voor het OCAD of voor de lokale of federale politiediensten? Zijn er plannen in die zin? Voorziet u nog in extra middelen?

 

07.03 Minister Joëlle Milquet: Wat de verklaringen van de heer Bonte betreft, wil ik geen polemiek voeren, maar ofwel zwijgt men, ofwel vertelt men de waarheid. Wat hij zegt, is helemaal niet waar.

 

Elke vrijdag vergadert de taskforce over Syrië in aanwezigheid van de korpschef van Vilvoorde. Elke vrijdag is hij aanwezig. De burgemeester is op de hoogte van alle gegevens ter zake, die worden uitgewisseld tussen de Veiligheid van de Staat, het OCAD, het federaal parket en andere zones, en de federale politie. Op elke vergadering is de korpschef van Vilvoorde aanwezig. Ik begrijp dat wij ons in een verkiezingsperiode bevinden, maar men moet toch de waarheid zeggen.

 

Vilvoorde heeft trouwens als enige stad een extra steun van 52 000 euro per jaar gekregen om een voltijds personeelslid voor de coördinatie van het preventiebeleid te betalen. Eerst en vooral moet de heer Bonte zijn job doen en zijn verantwoordelijkheid in zijn stad opnemen. In zijn stad gebeuren veel zaken, maar die zijn eerst en vooral een verantwoordelijkheid voor de lokale politie. Wij doen alles wat wij kunnen.

 

In onze strategische planning hebben wij een nieuw doel opgenomen voor de komende vier jaar. Verschillende gemeenten krijgen in dat kader een redelijk bedrag voor preventiebeleid. Er werden drie prioritaire doelen vastgesteld, waaronder de strijd tegen de radicalisering. In het kader van de strategische plannen kunnen de gemeenten veel geld investeren in het beleid tegen de radicalisering. Daarnaast werd in de begroting 2014 geld ingeschreven voor Antwerpen, Mechelen, Maaseik en Vilvoorde om een voltijds personeelslid aan te werven in de strijd tegen de radicalisering, met name in het kader van de preventie.

 

Komende dinsdag en de weken nadien heb ik afspraken met verschillende burgemeesters en korpschefs.

 

De verkiezingscampagne is begonnen, maar men moet ten minste de waarheid vertellen.

 

Wat de Syriëstrijders betreft, hebben we natuurlijk ook onze preventiestrategie, die vorig jaar aangenomen werd. Dat is een belangrijke basis voor de gemeenten. Vanmorgen had ik een vergadering met de preventieambtenaren van de gemeenten om over dit verhaal te spreken.

 

Wat de cijfers betreft, sinds het begin, meer dan een jaar geleden, zou het gaan om een totaal van tweehonderd personen. Volgens de gegevens van onze verschillende diensten zouden nu 152 of 153 strijders ter plaatse in Syrië zijn. Ongeveer veertig zijn er teruggekeerd, die door de verschillende diensten worden gevolgd. Een groot deel valt onder de bevoegdheid van de gerechtelijke autoriteiten, aangezien teruggekeerde Syriëstrijders onder de wet op het terrorisme vallen. Een ander deel wordt door de lokale politie gevolgd en gecontroleerd, en nog een deel wordt door de Veiligheid van de Staat gevolgd. Voor elke teruggekeerde hebben we op basis van het profiel, jihadist of wie zonder meer terugkeert, specifieke maatregelen en een specifieke dienst is belast met de omkadering en de begeleiding van de betrokkene. Dat zijn onze cijfers. Eigenlijk kan men toch van enige proportionaliteit spreken. Voor Frankrijk gaat het over meer dan zevenhonderd personen.

 

07.04  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. De strekking van mijn vraag, en naar ik meen ook die van collega Van Esbroeck, was na te gaan of u eigenlijk wel beseft dat, ondanks het deradicaliseringsbeleid dat u zegt te voeren, het aantal Syriëstrijders niet afneemt. Dat aantal blijft stijgen. U kunt dan wel zeggen dat het er in Frankrijk zevenhonderd zijn.

 

07.05 Minister Joëlle Milquet: Het aantal is stabiel.

 

07.06  Peter Logghe (VB): Ik heb u ook gevraagd of u concrete aanwijzingen hebt dat u jongeren hebt tegengehouden die in Syrië wilden gaan vechten.

 

07.07 Minister Joëlle Milquet: Wij kunnen geen politie-inspecteur voor elke deur van ons land plaatsen, wat ook voor de andere landen het geval is. Tot nu toe hebben wij op basis van ons preventiebeleid en in samenwerking met de Gemeenschappen vermeden dat een groot aantal volwassenen en jongeren in Syrië ging vechten.

 

Ook worden sommige jongeren die minder dan twintig jaar oud zijn, door Turkije naar België teruggestuurd.

 

07.08  Peter Logghe (VB): Zij zijn door Turkije teruggewezen.

 

07.09 Minister Joëlle Milquet: Natuurlijk doen wij ons best, maar in een open land als België kan nooit worden vermeden dat iemand de grenzen overschrijdt.

 

Ik heb ook een omzendbrief voor Zaventem en voor de luchthavens uitgewerkt, waarin sterke, nieuwe maatregelen staan.

 

Wij doen tot nu toe meer dan onze buurlanden.

 

07.10  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik stel enkel vast dat voor het percentage van het aantal vertrekkende strijders naar Syrië ten opzichte van de bevolking België een van de hoogste scores heeft.

 

07.11  Bart Somers (Open Vld): (…)

 

07.12  Peter Logghe (VB): Stelt u de vraag of ik?

 

07.13  Bart Somers (Open Vld): Ik spreek u niet tegen. (…)

 

07.14  Peter Logghe (VB): Het is juist. Er zijn dus een aantal pijnpunten.

 

07.15  Bart Somers (Open Vld): (…)

 

07.16  Peter Logghe (VB): Ik wil dat gerust doen. Laten we dan ook het hele beleid opdelen, wat voor mij natuurlijk geen probleem is.

 

07.17 Minister Joëlle Milquet: Het is ook een bevoegdheid van de andere niveaus. Wat doet het Vlaams Gewest?

 

07.18  Peter Logghe (VB): Ik wil het beleid gerust regionaliseren. Ik heb daar geen probleem mee.

 

Mevrouw de minister, ik blijf dus enige vragen stellen bij de effectiviteit van uw beleid. U geeft immers geen cijfers van het aantal jongeren dat u hebt tegengehouden. U hebt ook geen cijfers ter zake.

 

07.19 Minister Joëlle Milquet: Het gaat om tientallen jongeren.

 

07.20  Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, ik ben, enerzijds, gerustgesteld door uw antwoord, maar ik ben, anderzijds, zwaar verontwaardigd dat de burgemeester van Vilvoorde blijkbaar iets meer dan een loopje met de waarheid neemt.

 

Ik vind het schandalig dat men in een verkiezingscampagne, ook al is het om zo veel mogelijk op televisie te komen, in zo’n ernstige materie leugens verkondigt.

 

Ik denk dat het aan de minister van Binnenlandse Zaken is om de burgemeester daarin openlijk terecht te wijzen. Dat mag best eens gebeuren. Ik wil benadrukken dat ik het een schande vind dat wij op die manier met het beleid zouden omspringen. Ik kan dat alleen maar betreuren.

 

Ik hoorde voorts in uw antwoord dat er voor 2014 in een extra bedrag is voorzien voor de vier steden die u hebt genoemd. Kunt u zeggen om welk bedrag het gaat?

 

Daarnaast moet er toch ook vooral aandacht blijven voor degenen die terugkeren. Daar ligt het gevaar, bij de mensen die terugkeren. Ik ben ter zake nog altijd niet gerustgesteld. Ik heb nog altijd een beetje angst voor het beleid. Het is allemaal niet zo eenvoudig, maar ik denk dat wij hieraan verhoogde aandacht moeten schenken. Dit is natuurlijk het reële gevaar: een geradicaliseerde die terugkeert en verdwijnt in de maatschappij, kan meerdere personen aanmoedigen om te vertrekken. Daarvoor moeten wij oog hebben.

 

07.21 Minister Joëlle Milquet: Voor de vijf gemeenten hebben wij een bedrag van meer dan 300 000 euro.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 21410 van de heer Jambon wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 21417 van mevrouw Pas wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

07.22  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, in naam van mevrouw Pas wil ik graag vragen of ik het schriftelijk voorbereid antwoord kan meekrijgen van de minister.

 

De voorzitter: Dat kan. Zodoende is die vraag in een schriftelijke vraag omgezet.

 

Vraag nr. 21423 van de heer Van Esbroeck wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 21461 van mevrouw Dumery wordt uitgesteld.

 

08 Question de Mme Zoé Genot à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les initiatives fédérales dans le cadre de l'anniversaire de 50 ans des migrations marocaines et turques" (n° 21477)

08 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de federale initiatieven voor de verjaardag van 50 jaar Turkse en Marokkaanse migratie naar België" (nr. 21477)

 

08.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, en février seront organisées de nombreuses cérémonies pour célébrer l'anniversaire des 50 ans de la signature de la convention entre la Belgique et le Maroc. Cependant, comme chacun le sait, une série d'événements ont déjà été lancés. Les festivités se termineront avec la célébration de l'anniversaire de la signature de la convention avec la Turquie dont les 50 ans seront célébrés cet été. Diverses initiatives se multiplient à tous les niveaux de pouvoir.

 

Madame la ministre, en tant que ministre de l'Égalité des chances, vous avez annoncé que des activités seraient organisées. Quels sont les événements que le gouvernement fédéral compte organiser dans ce cadre (dates, lieux, acteurs impliqués)? Quid du pilotage? Quid pour ce qui concerne la collaboration avec le Maroc et la Turquie? Quel budget sera-t-il attribué à ces activités?

 

08.02  Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, chère collègue, tout d'abord, de nombreuses activités seront organisées au niveau des Communautés. La Communauté française y a consacré un budget substantiel destiné à toute une série d'associations.

 

Au niveau fédéral, une approche bilatérale a été privilégiée afin de pouvoir fêter les 50 ans, au niveau fédéral et national, notamment en collaboration avec les gouvernements marocain et turc.

 

Pour ce qui concerne la célébration des 50 ans de la migration turque, un projet a été mis en œuvre le 21 janvier dernier par le comité "Les 50 Ans" mis sur pied par l'ensemble des associations de Belges d'origine turque tant flamandes que francophones. Durant cette journée, une série de débats sur la présence des immigrés turcs, les success stories, etc., ont été organisés. Cette journée s'est terminée par un discours du premier ministre.

 

Pour ce qui concerne la célébration des 50 ans de la migration marocaine, la logique est la même. Au niveau fédéral, une rencontre sera sans doute organisée le 14 entre les présidents des parlements ainsi qu'une petite cérémonie au sein de ce parlement. Le gouvernement fédéral, à la demande du premier ministre, a préféré organiser une cérémonie après le 17, jour des activités organisées par la Communauté française.

 

Nous avons décidé de faire une commission mixte le 18, date à laquelle différents ministres marocains, dont le premier ministre, seront présents. À l'occasion de cette commission mixte, une série d'accords sur lesquels on négocie seront signés. J'ai déjà été au Maroc pour négocier notamment un accord avec le ministre de l'Intérieur qui sera là ainsi qu'un accord avec la ministre de l'Égalité des droits des femmes pour faire un échange d'expertise et un soutien sur la problématique du combat du droit des femmes, notamment au Maroc.

 

L'un ou l'autre événement est organisé pendant cette semaine, le 18 et le 19, avec mon homologue, M. Birou en charge des Marocains de l'étranger. Par ailleurs, il y aura vraisemblablement aussi la signature d'un accord en matière de sécurité sociale et une rencontre sur les échanges économiques entre le Maroc et la Belgique, qui aura apparemment également lieu le 19. Nous devons encore finaliser tout cela. Ce sont là les initiatives du gouvernement d'une manière collective. Il y a aussi de nombreux soutiens à toute une série d'activités dans le cadre des budgets assez modiques des uns et des autres. Plusieurs expositions, débats ou autres projets m'ont été soumis qui, d'ailleurs, sont parfois déjà financés par d'autres niveaux de pouvoirs et que nous soutenons. Il y a des débats sur l'insertion, les doubles identités, la lutte contre le racisme, etc. Voilà pour ce qui concerne les initiatives fédérales.

 

08.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la ministre, plusieurs de mes collègues ont déjà interrogé au niveau de la Communauté française. Il règne parfois une certaine opacité dans l'organisation de certains de ces événements. Je pense, par exemple, à celui du 21 janvier à l'occasion de la venue de M. Erdogan. Vous l'avez dit, c'est l'occasion de célébrer de part et d'autre la convention signée. Nous souhaiterions dès lors voir tant la population d'origine turque que la population belgo-belge associées à ces événements.

 

08.04  Joëlle Milquet, ministre: Les associations ont été invitées.

 

08.05  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Il est très important que les deux communautés soient présentes, se rappellent leur histoire et voient comment avancer dans le futur. Or, lorsque l'on voit la manière dont les invitations ont été lancées, on a le sentiment que l'on ne privilégie pas suffisamment cette occasion pour continuer le dialogue et le travail en commun. Les députés n'ont, par exemple, pas été invités à cet événement. C'était assez fermé. Une association a reçu le budget mais on a l'impression que ce sont parfois les associations proches de certains candidats qui reçoivent le budget. J'avais posé une question très claire.

 

08.06  Joëlle Milquet, ministre: Moi aussi, je tiens à être claire: l'association "Les 50 Ans" regroupe toutes les associations flamandes – un des vice-présidents a pris diverses initiatives pour obtenir un financement de la Région flamande – et francophones. Elle s'est constituée en coupole avec l'ensemble du secteur associatif.

 

En tant qu'organisateurs, ils ont remis un projet, mais d'autres projets peuvent aussi être financés. Toute la partie plus citoyenne relevait auparavant de la Communauté française; elle attribuait des budgets énormes, ce dont nous ne disposons pas. Ils sont davantage déployés de ce côté: la Communauté française leur a attribué 500 000 euros pour les 50 ans de l'immigration marocaine et environ 190 000 euros pour les associations d'origine turque.

 

De notre côté, les montants sont faibles. De plus, nous sommes obligés de procéder par mois, quasiment en douzièmes provisoires; c'est le quart d'un budget et nous sommes donc restreints.

 

Dès qu'un projet intéressant nous est soumis, notamment associatif, nous le soutenons; par exemple, l'exposition organisée par l'ULB sur la mémoire. Nous y apportons un soutien au même titre que d'autres niveaux de pouvoir. Nos marges de manœuvre sont faibles.

 

Néanmoins, la commission mixte concernant l'immigration marocaine travaille en toute transparence, selon une organisation stricte, intégrant les ambassades, ainsi que l'ensemble des vice-premiers ministres.

 

08.07  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Mais pour l'événement du 21 janvier, il m'a été rapporté avoir été partiellement financé via le Centre pour l'égalité des chances et non via la plate-forme. D'ailleurs, son nom figure sur l'invitation.

 

08.08  Joëlle Milquet, ministre: Non. Il en faisait partie, mais ne l'a pas financé. En fait, ce projet remis depuis plusieurs mois a été financé en fonds propres pour une grosse part; moi, j'ai attribué un subside comme pour tout un chacun, mais équivalent à nettement moins que la moitié du coût total. Sans plus.

 

08.09  Zoé Genot (Ecolo-Groen): J'ai discuté avec des acteurs de la plate-forme des 50 ans de l'immigration turque; ils se plaignaient de ne pas avoir été associés et se demandaient qui avait piloté cet événement du 21 janvier.

 

08.10  Joëlle Milquet, ministre: Pour ma part, ils ont déposé un projet; ensuite, le président, le vice-président, le ban et l'arrière-ban – 11 au total – ont rencontré l'équipe pour présenter le projet. Quant à savoir comment ils s'organisent entre les 200 associations, je l'ignore, et ce n'était pas de mon ressort. Je reconnais quand même qu'ils ont précisé un peu tardivement leur projet.

 

08.11  Zoé Genot (Ecolo-Groen): J'avais aussi posé une question précise concernant le budget.

 

Pourrions-nous recevoir la liste des projets subsidiés et les montants attribués?

 

08.12  Joëlle Milquet, ministre: Je vous le disais, ce n'est pas énorme. Des budgets sont prévus pour la commission mixte et pour cet événement. Pour le reste, en ce qui me concerne, il s'agit de montants n'excédant pas les 5 000 euros; et ils sont peu nombreux. Je vous passerai la liste. Vu les budgets dont je dispose, je ne peux aller très loin.

 

08.13  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie. J'attends donc la liste des projets et des budgets.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: De samengevoegde vragen onder agendapunt 21, met name de vragen nrs 21489 en 21619 van de heer Peter Logghe, nrs 21497, 21580, 21599, 21802, 21806 en 21807 van mevrouw Daphné Dumery, en nrs 21766 en 21768 van mevrouw Bercy Slegers, worden uitgesteld. De vragen nrs 21557 van de heer Luk Van Biesen en 21558 van de heer Jef Van den Bergh worden omgezet in schriftelijke vragen.

 

09 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de gevolgen van het strafbaar stellen van prostitutie in Frankrijk" (nr. 21566)

09 Question de M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les conséquences de la pénalisation de la prostitution en France" (n° 21566)

 

09.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, op verschillende Franse websteks en in de Franse media kon men onlangs lezen dat het Franse Parlement het betalen voor seksuele diensten strafbaar heeft gesteld en een boete van 1 500 euro invoert voor wie voor seks betaalt. Prostitutie wordt er dus strafbaar.

 

Commentatoren wijzen op de mogelijke gevolgen voor België. Zoals andere vormen van criminaliteit zich door het wegvallen van de officiële grenscontroles niet meer laten tegenhouden, wordt gevreesd dat de georganiseerde prostitutie ook naar België komt.

 

Mevrouw de minister, ik heb de volgende concrete vragen.

 

Ten eerste, u weet ongetwijfeld dat het Franse Parlement prostitutie in eigen land strafbaar heeft gemaakt. Wat is uw reactie hierop?

 

Ten tweede, vreest u niet dat de georganiseerde Franse prostitutie, net als de georganiseerde criminaliteit, zal kiezen voor de weg van de minste weerstand, en haar diensten zal aanbieden aan de Franse clientèle, maar dan op Belgisch grondgebied?

 

Ten derde, vreest u niet dat het verbod op prostitutie in Frankrijk als belangrijk neveneffect een stijging van de grenscriminaliteit zal hebben? Zult u uw Franse collega hierover aanspreken? Is dit al een onderwerp van discussie geweest?

 

Ten vierde, welke maatregelen zult u intern nemen om een eventuele stijging van de grenscriminaliteit op het grondgebied in te dijken? Tot op heden hadden wij de criminaliteit vanuit Rijsel, gericht op handelaars en particulieren rond Kortrijk en Ieper, met carjackings en homejackings. De jongste maanden is er een stijging van het zware geweld tussen Jabbeke en Veurne-Duinkerken, geweld dat gelieerd is aan mensensmokkel. Vreest u niet dat het verleggen van prostitutiekanalen van Frankrijk naar België andermaal voor bijkomende overlast zal zorgen?

 

09.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Logghe, België behoort tot de groep van landen die het Verdrag van New York ter bestrijding van de mensenhandel en van de uitbuiting van de prostitutie van anderen hebben ondertekend en vaart dus, zoals Frankrijk, een abolitionistische koers.

 

Het gaat om het aanpakken van de uitbuiting van prostitutie en dus niet enkel om mensenhandel. Uitbuiting is immers ruimer dan dat. Men zal niet de prostituee zelf bestraffen, daar is ons juridisch systeem ook duidelijk in: het bestraft mensenhandel en de uitbuiting van prostitutie van anderen. Dat is op zich geen overtreding voor de prostituee en in ons huidig systeem ook niet voor het cliënteel.

 

Ik heb geen commentaar op Frankrijk. Wij zijn in België. Wat de potentiële effecten van de nieuwe Franse wet betreft, heb ik al maatregelen genomen. Dit is een aandachtspunt voor de lokale en federale politie. Men is thans bezig met de coördinatie en samenwerking. Sommige zones hebben al maatregelen genomen, zoals het uitnodigen van Franse politieagenten.

 

Wij zijn uiteraard zeer voorzichtig en wij zullen binnenkort zien of deze wet in België effecten heeft of niet. Als dat het geval is, zullen wij nog strengere maatregelen nemen.

 

Dit is ook een aandachtspunt in onze samenwerking met Frankrijk. Op 27 februari heb ik een vergadering met mijn collega, de heer Valls, en met mijn Nederlandse collega.

 

Er staan verschillende punten op onze agenda, waaronder de drugsproblematiek, maar ook prostitutie.

 

Voorzitter: Bart Somers.

Président: Bart Somers.

 

09.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Op 27 februari hebt u een vergadering met uw Nederlandse en Franse collega’s. Ik zou u in elk geval willen oproepen om dit aandachtspunt warm te houden. Immers, binnenkort maakt u deel uit van een demissionaire regering en het zou niet goed zijn mocht dit punt op de achtergrond verdwijnen.

 

U zegt dat u de prostituees niet zult straffen, want zij zijn de slachtoffers in heel het systeem. Welnu, ik wijs er u toch op dat de mensen in de grensstreek, als zij door deze overlast worden getroffen, ook opnieuw het slachtoffer zullen zijn. Ook voor hen moet er voldoende aandacht zijn in uw beleid.

 

Ik volg deze problematiek in elk geval op en ik hoop van u hetzelfde.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Questions jointes de

- Mme Jacqueline Galant à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la démission du directeur général ad interim de la PJF" (n° 21574)

- M. Koenraad Degroote à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la démission de M. Farcy, directeur général à la police fédérale" (n° 21722)

10 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Jacqueline Galant aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het ontslag van de ad-interimdirecteur-generaal van de FGP" (nr. 21574)

- de heer Koenraad Degroote aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het ontslag van de heer Farcy, directeur-generaal bij de federale politie" (nr. 21722)

 

10.01  Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, je vous interroge au sujet de la démission du directeur général ad interim de la police judiciaire fédérale (PJF). M. Farcy vous a présenté sa démission et vous avez déclaré à l'époque, à travers les médias, que vous n'aviez reçu aucune lettre de démission. Or, M. Farcy est revenu à Mons en qualité de patron de la PJF de Mons depuis lors.

 

Madame la ministre, quelles raisons ont-elles pu vous pousser à déclarer ne pas avoir reçu de lettre de démission du directeur général ad interim de la PJF? Pourquoi ne pas avoir nommé le patron de la PJF alors qu'il exerçait cette fonction intérimaire depuis un an? Je pense qu'il a participé de manière très active au plan d'optimalisation de la police et à des projets importants. En définitive, que s'est-il passé dans ce dossier qui semble assez bizarre vu l'implication de M. Farcy dans le plan d'optimalisation de la police, ensuite, cette lettre de démission, que vous n'auriez jamais reçue avant son retour sur Mons?

 

10.02  Joëlle Milquet, ministre: Madame Galant, quand j'ai dit ne pas avoir reçu de lettre de démission, c'est parce que je n'en avais pas reçue, tout simplement! C'était un vendredi. Par ailleurs, je pense l'avoir reçue quelques jours plus tard.

 

Le premier entretien que j'ai eu avec M. Farcy s'est déroulé un vendredi. Au cours de cet entretien, il ne m'a pas transmis de lettre de démission. Il comptait s'entretenir avec moi du lancement, le 24 décembre, des procédures de nomination des DirJu et DirCo des futurs grands arrondissements, ce qui n'avait pas été décidé au départ. Mais nous étions dans les temps pour le faire.

 

Certes, M. Farcy est quelqu'un d'opérationnel et il hésitait à se porter candidat à cette place. Il a réfléchi et pris sa décision quelques jours plus tard. Il est venu me dire qu'il avait pris sa décision et qu'il postulait. On pouvait postuler jusqu'au 17 janvier. Ce faisant et sachant que le DGJ est le membre permanent des comités de sélection, il estimait évidemment qu'il y avait un conflit d'intérêts et qu'il ne pouvait plus rester DGJ ad interim. C'est la raison pour laquelle, à sa demande, il a remis sa démission, car il estimait que poursuivre ses fonctions ad interim, alors qu'il postulait pour devenir un futur DirJu du grand arrondissement de Mons ou de Liège, était incompatible.

 

M. Farcy a excessivement bien travaillé et j'ai eu beaucoup de plaisir à travailler avec lui. Il s'est énormément investi dans le plan d'optimalisation de la police. Il a été nommé ad interim par moi-même. La dernière étape à franchir, qui ne dépendait pas de nous, était celle du Conseil fédéral de police qui, je le reconnais, a reporté sa séance un nombre incalculable de fois, faute d'atteindre le quorum de présences requis.

 

J'avais tous les avis en ma possession: l'avis positif de la commissaire, les différents avis de la sélection, etc. Tout ce qu'il fallait depuis le mois d'octobre, c'était l'avis du Conseil fédéral.

 

Étant donné que certains bourgmestres ne sont pas venus systématiquement aux trois réunions, ils n'ont jamais pu être en nombre pour rendre un avis. De toute façon, on peut passer outre lorsque le délai raisonnable est dépassé.

 

C'est donc la raison pour laquelle il n'y a pas eu de nomination en 2013.

 

10.03  Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, j'entends votre réponse mais je ne dispose pas tout à fait de la même version de cette démission.

 

Vous savez sans doute que je connais M. Farcy car il travaille sur Mons. J'ai pu le rencontrer lors de ses fonctions antérieures ainsi que depuis son retour.

 

Je crois qu'il y a quelques soucis en termes de fonctionnement et dans le déroulement des épreuves de sélection. Les rapports ne reflétaient pas la réalité. Comme vous l'avez souligné, M. Farcy est quelqu'un de très grande qualité. Il n'est pas parti parce qu'il postulait pour un grand arrondissement mais à cause de problèmes internes au niveau de la police fédérale.

 

Je tiens à souligner qu'il est toujours candidat à la fonction dans le cas où celle-ci s'ouvrirait à nouveau ou si un examen était réorganisé. En effet, pour l'instant, il s'agit d'une levée de fonction ad interim. Il est donc toujours dans les conditions.

 

Je ne vais pas polémiquer en commission puisqu'il s'agit d'une question de personne.

 

De voorzitter: Vraag nr. 21722 van de heer Degroote over hetzelfde onderwerp wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Vraag van de heer Stefaan Van Hecke aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de problemen met de ASTRID-verbinding" (nr. 21575)

11 Question de M. Stefaan Van Hecke à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les problèmes de communication sur le réseau ASTRID" (n° 21575)

 

11.01  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, deze vraag werd oorspronkelijk schriftelijk ingediend omdat ze vrij technisch is, maar aangezien ze niet tijdig werd beantwoord, zie ik mij verplicht om ze mondeling te stellen.

 

Bij de opstart van het ASTRID-netwerk hadden alle diensten de keuze om te werken met de EADS TMR880i. Veel diensten in de provincie Oost-Vlaanderen maken hiervan dan ook gebruik.

 

Heel wat van de EADS TMR880i-toestellen, voornamelijk geproduceerd tussen 2006 en 2008, komen echter voor op een lijst van ASTRID met niet-gevalideerde types. De reden hiervoor ligt in de voortdurende evolutie van de TETRA-standaard. ASTRID voert geregeld upgrades uit van het netwerk, wat nieuwe functionaliteiten met zich brengt.

 

Parallel daarmee brengen fabrikanten nieuwe radio's en nieuwe softwareversies voor bestaande radio's uit. Deze nieuwe softwareversies bevatten niet alleen nieuwe functiemogelijkheden, maar ook correcties voor opgemerkte problemen en verbeteringen voor bestaande functies. Het gebruiken van radio’s die niet langer door ASTRID worden ondersteund, is op eigen risico. De verantwoordelijkheid voor de slechte werking van de toestellen ligt bij de gebruikers. Deze radio's mogen gebruikt worden, maar upgrades dringen zich op om een goede werking te garanderen.

 

Ter hoogte van Overmere, in de gemeente Berlare, is reeds sinds 2010 sprake van gebrekkige radiocommunicatie, zo melden de hulpdiensten. In juli 2013 werd er een extra steunmast aan de brandweerkazerne geplaatst, maar het probleem van de gebrekkige radiocommunicatie blijft. Er zijn meldingen dat de brandweer van Berlare zich uit noodzaak beroept op analoge zenders op het grondgebied van Overmere.

 

Mevrouw de minister, ten eerste, bent u op de hoogte van de gebrekkige radiocommunicatie in Overmere?

 

Ten tweede, kunt u aangeven wat het probleem is met de radiocommunicatie in Overmere? Zo ja, welke stappen hebt u reeds ondernomen om dit probleem op te lossen? Welke stappen zult u nog ondernemen en op welke termijn? Zo u nog niets ondernam, wat zult u doen om dit probleem op te lossen en op welke termijn?

 

Ten derde, waarom rijden ziekenwagens nog steeds met dit radiocommunicatiemiddel, terwijl ASTRID hiervoor een negatieve validatie geeft?

 

11.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, onze diensten zijn op de hoogte van de vragen over de radiodekking in Overmere in de gemeente Berlare en in het bijzonder op het grondgebied van Donkmeer.

 

In het verleden was er een mobiele dekking beschikbaar — radiocommunicatie via een boordradio in de wagen — zoals bepaald in het beheerscontract van ASTRID. Die voldeed echter niet aan de operationele noden van de hulpdiensten. Om extra radiodekking te bieden, heeft ASTRID een nieuwe zendmast gebouwd aan de nieuwe brandweerkazerne van Berlare. De mast is van de nieuwste generatie en biedt een bijzonder ruime dekking.

 

In het nog goed te keuren bedrijfsplan van ASTRID voor de komende jaren, is gepland dat ook de omliggende masten worden uitgerust met de nieuwe generatie zendapparatuur. Hierdoor zal de dekkingsgraad in de hele regio nog toenemen. De nieuwe mast biedt nu nagenoeg overal draagbare dekking. Slechts op enkele plaatsen is er carkitdekking — radiocommunicatie via een draagbare radio in een voertuig.

 

Een concrete audit toonde aan dat ziekenwagendiensten via de boordradio probleemloos kunnen communiceren. De resultaten werden bevestigd door ter plaatse uitgevoerde dekkingsmetingen.

 

Op geregelde tijdstippen verschijnen er nieuwe softwareversies, zowel voor het ASTRID-radionetwerk als voor de radiozenders. Net zoals de software op een gewone pc moeten de ASTRID-systemen immers mee evolueren met de technologische vernieuwingen.

 

Het is de verantwoordelijkheid van de gebruikers om de software van hun radio’s up-to-date te houden om optimaal gebruik te kunnen blijven maken van de mogelijkheden die het ASTRID-radionetwerk biedt. Gebruikers moeten ervoor zorgen dat de softwareversie van hun radio’s maximaal twee versies ouder is dan de recentste. In de praktijk betekent dat niet dat oudere versies helemaal niet zouden werken. Elke discipline en FOD beheert de upgrades van zijn eigen radio’s.

 

11.03  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ook nadat de nieuwe mast werd geïnstalleerd, werden mij nog steeds problemen inzake de dekking gesignaleerd. Ik zal het eens navragen, want het probleem blijft bestaan. Het is voor hulpdiensten en ambulanciers soms heel moeilijk werken in specifieke gebieden waar blijkbaar nog altijd geen goede dekking is. Ik vind het belangrijk dat daaraan voldoende aandacht wordt besteed, want het gaat over hulpdiensten die dringend hulp moeten kunnen bieden aan mensen in nood.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 21594 van de heer Degroote wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vragen nrs 21600 van mevrouw Dumery, 21711 van mevrouw Slegers en 21621 van mevrouw Dierick worden uitgesteld.

 

12 Vraag van de heer Bart Somers aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de erkenning van het stormweer in Mechelen op 3 januari 2014 als natuurramp" (nr. 21669)

12 Question de M. Bart Somers à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la reconnaissance comme calamité naturelle de la tempête survenue à Malines le 3 janvier 2014" (n° 21669)

 

12.01  Bart Somers (Open Vld): Mevrouw de minister, op 3 januari trok een zware storm over ons land, die niet alleen in mijn stad maar ook in een aantal andere gemeenten, zoals Affligem en Dessel, behoorlijk wat schade heeft veroorzaakt.

 

In Mechelen zijn er meer driehonderd noodoproepen binnengekomen. De Delhaize werd zwaar beschadigd. Het voetbalstadion van KV Mechelen werd beschadigd. Het historisch kerkhof van de stad werd beschadigd.

 

In totaal zijn er 196 individuele dossiers binnengekomen met schade aan woningen. In 55 % van die gevallen is er al een raming van de kosten. In Mechelen bedraagt de totale schade momenteel al 2,1 miljoen euro.

 

Het stadsbestuur heeft dan het initiatief genomen om alle burgemeesters in Vlaanderen aan te schrijven om hen te vragen of daar ook schade was. Wij hebben van een negentigtal van hen antwoord gekregen. Er zijn toch wel negen gemeenten die melden dat er zware schade is en elf gemeenten met behoorlijke schade. Dan is er nog een tiental gemeenten met lichte schade.

 

Er was ook schade aan de spoorlijn. Men heeft de luchthaven voor twintig minuten moeten stilleggen.

 

Kortom, er is die avond heel wat natuurgeweld geweest.

 

Mijn vraag is of dit als een natuurramp kan worden erkend?

 

Het verzekeringssysteem is vandaag de dag zodanig georganiseerd dat men sinds 2007 tegen natuurschade is verzekerd. Het Rampenfonds kan in bepaalde gevallen nog altijd tussenkomen, maar dan dient dit als natuurramp te worden erkend.

 

De laatste informatie die wij van het provinciebestuur hebben gekregen, is dat zij dat dossier hebben klaargemaakt en dat zij dat ook zullen versturen.

 

Ik heb een aantal specifieke vragen omdat ik bezorgd ben. Er is toch een traditie dat dit soms heel lang duurt. Als dat in dit geval anders zou kunnen, zijn wij daarmee natuurlijk heel blij.

 

Mevrouw de minister, hebt u al maatregelen genomen om te onderzoeken of deze storm van 3 januari als natuurramp kan worden erkend? Vond er al overleg plaats tussen uw administratie en de provinciegouverneurs? Zo ja, welke concrete afspraken zijn er gemaakt?

 

Om iets als een natuurramp te erkennen, moet aan een aantal objectieve voorwaarden worden voldaan. Is er al informatie opgevraagd door de directie Rampenschade, via de gouverneurs of rechtstreeks bij het KMI of andere instanties?

 

In het kader van de zesde staatshervorming wordt deze bevoegdheid naar Vlaanderen overgedragen. Het probleem rijst dan dat er misschien nog meer vertraging dan elders zal ontstaan vooraleer de regelgeving regionaal op poten staat. Kunt u verzekeren dat er nog afspraken zullen worden gemaakt en beslissingen worden genomen vóór 1 juli 2014?

 

Welke bedragen heeft het Rampenfonds in 2013 uitgekeerd? Wat zijn de beschikbare middelen voor dit jaar? Zijn er voldoende reserves voor een vlotte uitbetaling van de schadegevallen bij erkende natuurrampen?

 

12.02 Minister Joëlle Milquet: Op 6 januari werd aan de gouverneurs van de getroffen provincies – Antwerpen, Vlaams-Brabant en het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad – gevraagd om de lijst met getroffen gemeenten, het aantal geteisterden en het geraamde schadebedrag aan de directie Rampenschade te bezorgen.

 

Volgens de metingen in het station van het Koninklijk Meteorologisch Instituut, het KMI, bedroeg de maximale windsnelheid 27 meter per seconde, of 97 kilometer per uur. Deze windsnelheden voldoen niet om dit fenomeen te erkennen.

 

Het is toch mogelijk dat er zich tussen deze meetpunten plaatselijk windhozen of valwinden hebben voorgedaan. Het is dan ook aan de directie Rampenschade om aan de hand van de door de diensten van de gouverneur ingezonden foto’s uit te maken of aan de voorwaarden voor een erkenning is voldaan. De uiterste datum voor het verzamelen en bezorgen van deze gegevens is vastgesteld op 3 februari 2014, volgende maandag.

 

Er is afgesproken om eerst de lijst met getroffen gemeenten af te wachten alvorens het KMI een gedetailleerd onderzoek te laten doen naar lokale windhozen of valwinden. Deze gedetailleerde studie is meestal binnen de week beschikbaar. Pas daarna kan worden beslist of er een erkenning komt en voor welke gemeenten.

 

De regionalisering heeft geen impact op een eventuele erkenning van dit fenomeen. Alle rampen die gebeuren vóór 1 juli 2014 worden federaal afgehandeld.

 

Eerst moeten de dossiers klaar zijn. Ik wacht ook op de resultaten van het KMI.

 

12.03  Bart Somers (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik begrijp dat er op basis van de informatie van het KMI nog niet is voldaan aan de voorwaarden. Uit het concrete dossier zou alsnog kunnen blijken dat aan de voorwaarden is voldaan. Mijn stad heeft een zeer uitvoerig dossier ingediend bij de provincie. Ik heb ook begrepen dat het KMI binnen een week kan oordelen over het alsnog erkennen van het fenomeen.

 

Ik hoop dat de betrokkenen, maar ook de lokale besturen, op relatief korte termijn te weten zullen komen of dit fenomeen al dan niet in aanmerking zal komen voor een vergoeding door het Rampenfonds. Ik dank u alvast voor uw antwoord en ik vertrouw erop dat u samen met uw administratie dit dossier op de voet volgt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "zware fysieke agressie en de reactie van de politie" (nr. 21672)

13 Question de M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la réaction de la police dans un cas d'agression physique grave" (n° 21672)

 

13.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, burgers die met een mooie wagen naar criminele buurten komen of die toevallig door criminele buurten rijden, moeten niet komen klagen dat zij het slachtoffer zijn van fysieke agressie en diefstal. Zij hebben het als het ware zelf gezocht.

 

Dat was de reactie die een koppel te horen kreeg toen ze na een zwaar geval van fysieke agressie aangifte gingen doen bij de politie. De politie zou hen hebben laten verstaan dat ze wel wist wie de minderjarige daders waren, maar dat ze absoluut nog niet zeker was of ze de daders daadwerkelijk zou kunnen oppakken en vervolgen.

 

Mevrouw de minister, dit lijkt wel een nieuwe uitgave van de no-gozones, waar de burgers aan hun lot worden overgelaten. Ik heb een viertal korte vragen.

 

Ten eerste, hebt u kennisgenomen van dit incident in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en vooral van de reactie van de opgeroepen politie? Wat was uw eerste reactie daarop?

 

Ten tweede, steeds vaker krijgen slachtoffers van zwaar geweld van de politie de boodschap dat zij veel beter op het eerste verzoek van criminelen afstand doen van hun materiële bezittingen, want het zijn toch maar materiële bezittingen. Moet dat de reactie zijn op criminaliteit? Zal die reactie de criminaliteit doen verminderen?

 

Ten derde, hoe zit het met de afhandeling van deze concrete zaak? Werden de drie jonge boeven opgepakt? Komen ze voor de jeugdrechter? Hebt u daarop al enig zicht?

 

Ten vierde, de federale overheid, uzelf, liet onlangs bij de voorstelling van de criminaliteitscijfers van 2013 verstaan dat u stilaan greep en controle krijgt op de criminaliteit. Uit dit incident en andere soortgelijke incidenten in Gent, Antwerpen en andere grootsteden, lijkt het toch dat grof geweld, de fysieke agressie op de lichamelijke integriteit, gecombineerd met diefstal, carjacking enzovoort, als fenomeen uitbreiding neemt.

 

Is het niet eerder de aangiftebereidheid van de burgers die in vrije val is? Zijn er cijfergegevens betreffende de aangiftebereidheid van de burgers?

 

13.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, wij kunnen natuurlijk altijd bij elk feit commentaar geven.

 

De criminaliteitsstatistieken voor het eerste semester van 2013 werden op 15 januari 2014 gepubliceerd en toegelicht. In vergelijking met het eerste semester van 2012 wordt in de criminaliteitscijfers een globale daling met 6,8 % vastgesteld, wat het laagste cijfer is sinds de federale politie in 2000 met de realisatie van de criminaliteitsstatistieken is begonnen.

 

Inzake de sackjackings spreekt u over één zaak. Voor sackjackings in auto’s is er echter een daling met 56,9 %, ook in Brussel, wat een indrukwekkend cijfer is. Zo’n daling betekent natuurlijk niet het einde van de sackjackings. Er is wel een echte daling van het fenomeen.

 

Het zijn natuurlijk positieve cijfers, maar zij betekenen niet dat wij niet vooruit moeten gaan en geen aanvullende capaciteit op straat of van het aantal inspecteurs moeten bewerkstelligen.

 

Het is echter de eerste keer sinds lange tijd dat dergelijke cijfers merkbaar zijn, met name voor de sackjackings.

 

Président: Laurent Devin.

Voorzitter: Laurent Devin.

 

13.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Mevrouw de minister, ik heb twee opmerkingen.

 

Ten eerste, steeds vaker horen wij uit de mond van de politie – dit is ook de strekking van mijn vraag – dat het toch maar om materiële bezittingen gaat en dat mensen veel beter sneller van hun materiële bezittingen afstand zouden doen, indien zij door criminelen worden aangevallen.

 

Mevrouw de minister, een dergelijke uitspraak is een verkeerde boodschap. Ik kan mij niet indenken dat door dergelijke boodschappen de criminaliteit daalt.

 

Ten tweede, inzake de cijfers van de dalende criminaliteit haalt u de cijfers van de sackjackings of voertuigdiefstallen aan, die met 56 % zijn gedaald.

 

Mevrouw de minister, de commissaris van mijn politiezone zegt, wanneer hij criminaliteitscijfers voorstelt, altijd het volgende. Tussen haakjes, wij krijgen zesmaandelijks een overzicht van de cijfers in onze politiezone. Hij spreekt niet gemakkelijk over een daling van de criminaliteit. De cijfers moeten immers in relatie met de aangiftebereidheid van de burgers worden gezien.

 

Mevrouw de minister, hebt u ramingen of cijfergegevens die op een gelijkblijvende aangiftebereidheid van de burgers wijzen?

 

Voorzitter: Siegried Bracke.

Président: Siegfried Bracke.

 

Zolang wij daarop geen zicht hebben, hebben wij immers geen zicht op de totaliteit van het crimineel feit, als u mijn vraag begrijpt.

 

13.04 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, ik beschik niet over wetenschappelijke studies betreffende de aangiftebereidheid van de burgers of over de bereidheid om klacht neer te leggen voor de verschillende soorten misdrijven. Indien wij ons baseren op de gegevens van de Veiligheidsmonitor 2008-2009, kunnen wij vaststellen dat de aangiftegraad van diefstallen met geweld en bedreiging van personen gestegen is van 58,4 % in 2006 naar 66,9 % in 2008. Het dark number daalt dus. Wij hebben geen bewijs dat het nu om het tegendeel zou gaan.

 

13.05  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik heb nog één afsluitende opmerking. U zegt dat de cijfers van aangiftebereidheid voor bepaalde vormen van criminaliteit stijgen. Het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen heeft zelf ook een bevraging gedaan van zijn leden en zegt dat vroeger vier op tien handelaars bij een winkeldiefstal of winkeloverval geen aangifte deed en dat dit cijfer gestegen is van vier op tien naar zes op tien. Volgens het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen is er daar dus in elk geval een minder grote aangiftebereidheid. Ik blijf dus toch wat argwanend kijken naar de cijfers.

 

Maar goed, wij spreken mekaar nog.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 21674 van mevrouw Jadin wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

14 Questions jointes de

- M. Jean-Marc Delizée à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la prolongation annoncée de l'exploitation de la centrale de Chooz" (n° 21683)

- M. Georges Gilkinet à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la prolongation de l'exploitation de la centrale nucléaire de Chooz" (n° 21759)

14 Samengevoegde vragen van

- de heer Jean-Marc Delizée aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de aangekondigde verlenging van de levensduur van de kerncentrale van Chooz" (nr. 21683)

- de heer Georges Gilkinet aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de verlenging van de exploitatie van de kerncentrale van Chooz" (nr. 21759)

 

14.01  Jean-Marc Delizée (PS): Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, je sais que Mme la ministre connaît bien la région du Viroin, notamment la commune de Treignes située dans un rayon de dix kilomètres de la centrale nucléaire de Chooz. Mi-décembre, la presse nous informait que nos voisins auraient décidé de prolonger de vingt ans le fonctionnement de la centrale nucléaire de Chooz-B, soit jusqu'en 2060. La presse nous apprenait aussi que, pour ce faire, un investissement de l'ordre de 2 milliards d'euros serait réalisé vers les années 2020 pour se préparer à cette prolongation.

 

On connaît évidemment l'historique de cette centrale située sur le territoire national français mais à un endroit fort proche de la frontière belge, seulement à quelques kilomètres. Le territoire environnant de cette centrale est essentiellement belge. Or, lors de la création de la première centrale de Chooz, la centrale de première génération Chooz-A, les mêmes questions s'étaient posées sur l'absence de concertation entre les autorités françaises et belges avant de prendre une décision qui, si elle relève de la souveraineté française, a néanmoins des implications en termes de santé publique et de sécurité pour notre pays. La même question se pose donc ici. Il n'est pas anodin de prolonger de vingt ans la durée de vie d'une telle centrale. Cela a évidemment des incidences chez nous. Cette centrale nucléaire aurait une soixantaine d'années. Il faut que les autorités de notre pays puissent avoir un dialogue sur cette question, notamment au travers des agences fédérales de contrôle nucléaire.

 

Le ministre wallon de l'Environnement a été interpellé le 20 décembre 2013 sur le sujet. Il a indiqué qu'à sa connaissance, ni la Région wallonne ni le fédéral n'ont été informés par les autorités françaises d'une éventuelle prolongation du fonctionnement de la centrale nucléaire de Chooz.

 

Il s'agirait, selon le ministre Henry, d'une "décision de principe et d'investissement mais, en aucun cas, d'une décision ferme de la France". Madame la ministre, il a annoncé qu'il vous adresserait un courrier à ce sujet pour demander que la Région wallonne soit associée à ces futures concertations.

 

Madame la ministre, pouvez-vous nous dire officiellement si vous avez été contactée par les autorités françaises quant à une éventuelle prolongation de l'exploitation de la centrale nucléaire de Chooz? L'Agence fédérale de contrôle nucléaire (AFCN) a-t-elle reçu des informations de l'Agence de Sécurité Nucléaire française (ASN) à ce propos?

 

Avez-vous été contactée par le ministre wallon de l'Environnement à ce sujet?

 

D'après les renseignements dont vous disposez, pourriez-vous nous dire précisément s'il s'agit d'une simple rumeur; d'une décision d'EDF, d'une décision interne à un groupe qui voudrait investir pour prolonger ses centrales? Y a-t-il une décision formelle des autorités françaises et ce, connaissant les points de vue différents belge et français en matière d'énergie nucléaire et les engagements du président français actuel?

 

Enfin, avez-vous ou comptez-vous contacter votre homologue français pour aborder l'avenir et l'impact sur les concertations avec les autorités belges?

 

14.02  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, ma question porte sur le même sujet à propos duquel je vous interroge régulièrement. Si cette centrale nucléaire est française, elle est enclavée sur notre territoire.

 

Nous avons pris acte de l'annonce d'EDF de travaux de sécurisation de la centrale nucléaire de Chooz en vue de la prolongation de son exploitation. S'il existe une centrale, nous sommes évidemment demandeurs que tout soit mis en œuvre pour en limiter les risques sur l'environnement et les populations riveraines, mais si l'intention est de prolonger la vie de cette centrale jusqu'en 2060, une autre question se pose qui nécessite une véritable concertation. En effet, aucune centrale nucléaire au monde n'a fonctionné pendant une durée aussi longue.

 

Il apparaît inconcevable qu'une telle décision, au vu de ses conséquences potentielles pour notre pays et les habitants de la province de Namur, n'ait fait l'objet d'aucune concertation avec les autorités de notre pays que vous représentez.

 

Dès lors, madame la ministre, mes questions sont les suivantes.

 

Avez-vous été avertie par le gouvernement français du projet de prolonger l'exploitation de Chooz? Quelle a été, le cas échéant, votre réaction à cette annonce?

 

Depuis quand ce projet, s'il existe, est-il sur la table? Ne devrait-il pas faire l'objet d'une concertation formelle avec la Belgique, au vu de la législation internationale et de son impact potentiel sur notre pays?

 

Avez-vous l'intention de marquer votre opposition ou vos questions sur ce projet? De quelle manière? Des contacts ont-ils été pris de façon proactive avec votre homologue français en ce sens?

 

Ce projet a-t-il été abordé lors de la dernière réunion de la commission locale d'information de la centrale de Chooz? Le cas échéant, le représentant du gouverneur de la province de Namur à cette commission était-il présent? Un rapport vous a-t-il été transmis? Quelles en sont les conclusions?

 

Les autorités belges et françaises de sûreté nucléaire sont-elles en relations concernant ce dossier?

 

Comment se positionne l'AFCN par rapport à cette prolongation potentielle de vie de la centrale de Chooz?

 

14.03  Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, chers collègues, la centrale de Chooz est une centrale assez récente. Si des décisions sont prises par ailleurs, il s'agit de décisions souveraines de la part de la France. Néanmoins, la situation ne me paraît pas aussi claire et définitive que vous semblez le dire.

 

L'AFCN m'a informée que, contrairement au cas de la Belgique, les textes qui encadrent le fonctionnement des centrales nucléaires en France ne prévoient pas de limitation dans le temps pour leur autorisation d'exploitation; vous le savez. L'exploitant procède à un réexamen de la sûreté de son installation tous les dix ans.

 

Les deuxièmes visites décennales de Chooz A et B sont prévues en 2020 et 2021. Ce ne sera que lors de la troisième visite décennale que l'AFCN se prononcera réellement sur une éventuelle prolongation au-delà de quarante ans. Le problème évoqué aujourd'hui ne se posera donc réellement que dans quinze ans et il est prématuré de parler de prolongation des centrales au-delà de quarante ans.

 

Par ailleurs, au lendemain de l'implantation des centrales nucléaires à Chooz, un groupe de travail franco-belge a été créé par un accord intergouvernemental dans le but de suivre de près tous les aspects relatifs à la sûreté. La dernière réunion s'est tenue le 22 novembre 2013. Il n'a nullement été question d'une décision imminente au sujet d'une éventuelle prolongation de la durée de vie à soixante ans. La prochaine réunion est fixée au 16 mai. Nous continuerons à poser des questions à cet égard.

 

Les directions de l'AFCN et de l'ASN se sont rencontrées à Paris voilà une semaine pour une réunion périodique. L'AFCN a eu confirmation de ce que je viens de vous communiquer: aucune décision ne sera prise avant 2021.

 

La commission locale d'information de Chooz, dont fait partie le gouverneur de Namur, se réunira sous peu à la suite de la publication du rapport de l'AIEA (Agence internationale de l'énergie atomique) sur l'audit international OSART, organisé l'an dernier à la centrale nucléaire de Chooz. Des questions pertinentes peuvent être posées au sein de ce Comité.

 

Nous analyserons ce rapport. Soit via la réunion du 16 mai prochain, soit via un contact plus direct avec les responsables; nous émettrons les remarques qui s'imposeront, déjà relayées par la commission locale.

 

14.04  Jean-Marc Delizée (PS): Monsieur le président, je remercie Mme la ministre de ces précisions. À la lecture de la presse, on présente les choses comme une décision qui serait prise. J'ai bien noté que la situation ne serait pas aussi claire et définitive qu'il n'y paraît. C'était en tout cas le sens d'une de mes questions, à savoir quelle est la portée exacte de décisions éventuelles ou d'une situation éventuelle qui envisageraient cette prolongation.

 

D'après vous, cette évaluation aurait lieu vers 2020-2021. Aussi, je vous invite, en tout cas, à être très attentive avec M. le gouverneur, les instances ad hoc et l'Agence fédérale pour interroger nos voisins et amis français sur la portée exacte de leur décision. Effectivement, celle-ci n'est pas anodine. Elle demande concertation et préparation.

 

J'espère donc que votre département, au cours de cette législature, sera particulièrement attentif, notamment à cette réunion du mois de mai à laquelle vous avez fait allusion.

 

14.05  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je considère l'annonce d'EDF comme un ballon d'essai, visant à tester les réactions des populations directement concernées, des forces politiques au sein de l'État français et puis aussi dans le pays voisin, à la limite plus directement concerné que l'État français.

 

Le risque, c'est d'être mis devant le fait accompli par rapport à une décision qui serait prise et dont les pré-annonces n'auraient suscité aucune réaction. D'où le sens de ma question et de la demande que je vous formule de marquer nettement le coup, de notifier l'inquiétude de l'État belge par rapport à cette potentialité.

 

J'entends bien qu'aucune décision formelle n'a été prise. Je l'avais bien compris à la lecture des articles de presse. Vous le confirmez. Néanmoins, il y a bien un ballon d'essai. Par conséquent, je vous demande d'utiliser tous les espaces dont vous disposez, à savoir les réunions régulières entre les autorités de contrôle, la commission locale d'information, où nous sommes représentés via le représentant du gouverneur de la province de Namur, ou vos contacts avec les autorités françaises, contacts que vous pouvez prendre de façon proactive pour pointer la plus vive inquiétude, voire encore mieux l'opposition de l'État belge à une telle hypothèse, sinon on nous dira un jour qu'il est trop tard pour faire marche arrière!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: De vragen nrs 21690 en 21691 van de heer André Frédéric worden uitgesteld.

 

15 Question de M. Laurent Devin à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les actions de la police en matière de propreté et de respect de l'environnement" (n° 21692)

15 Vraag van de heer Laurent Devin aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het politietoezicht op de naleving van de wetgeving inzake netheid en milieu" (nr. 21692)

 

15.01  Laurent Devin (PS): Monsieur le président, madame la ministre, les zones de police locale sont chargées de faire régner l'ordre sur le territoire de communes faisant partie de la zone. Ceci est également valable pour les questions de propreté et de respect de l'environnement.

 

Madame la ministre, quels sont les pouvoirs des zones de police en matière de propreté et de respect de l'environnement? Pouvez-vous nous donner des statistiques concernant le nombre de contrôles effectués par les différentes zones de police du pays en matière de propreté et de respect de l'environnement? Quel est le pourcentage de ces contrôles qui se sont effectivement soldés par une infraction?

 

15.02  Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, monsieur Devin, il est toujours intéressant de rappeler que la protection de l'environnement est une matière régionalisée. Dès lors, ce sont les Régions qui organisent la surveillance, que ce soit au niveau régional, provincial ou communal. La police locale peut y être associée.

 

Le service central Environnement de la police fédérale est contacté plusieurs fois par jour tant par les polices locales que par les polices fédérales. Ce service apporte une expertise et un appui sur le terrain. Il coordonne les enquêtes, initiées à partir de plaintes de la Région ou du niveau local. Il répond aux diverses questions ayant trait à l'international. De plus, dans le cadre de l'apport d'expertise, il est amené à entretenir fréquemment des contacts privilégiés dans diverses administrations régionales ou fédérales.

 

Il n'y a pas de données centralisées relatives au nombre de contrôles effectués par les zones de police en matière de propreté et de respect de l'environnement.

 

J'attire votre attention sur le fait que la réglementation relative aux sanctions administratives communales, qui permet aux communes de sanctionner ce type d'infractions, est entrée en vigueur avec les différentes modifications.

 

Par contre, dans le cadre du transfert de compétences, il y aura une prise en compte plus importante dans la politique judiciaire et de poursuite des différentes infractions environnementales. Comme vous le savez, un ministre régional aura désormais la compétence de pouvoir introduire une demande auprès du Collège des procureurs généraux pour avoir des directives ou des politiques plus adaptées en matière judiciaire en fonction des priorités régionales au niveau environnemental.

 

Je pense donc que les nouvelles règles rendront les politiques de poursuite plus efficaces en émanant du judiciaire.

 

15.03  Laurent Devin (PS): Monsieur le président, je remercie Mme la ministre pour sa réponse.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

16 Questions jointes de

- M. Laurent Devin à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la lutte contre la cybercriminalité" (n° 21693)

- M. Laurent Devin à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le cyberstalking" (n° 21697)

16 Samengevoegde vragen van

- de heer Laurent Devin aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de strijd tegen de cybercriminaliteit" (nr. 21693)

- de heer Laurent Devin aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "cyberstalking" (nr. 21697)

 

16.01  Laurent Devin (PS): Monsieur le président, madame la ministre, le développement technologique n'est pas sans danger, principalement pour les populations moins instruites et pour les jeunes. Même M. le premier ministre s'est découvert une fiancée dans ma ville il y a peu. Cette dame était en larmes. Elle a été abusée sur Facebook: on lui avait promis de pouvoir se marier avec M. le premier ministre. Quelqu'un se faisant pour lui avait demandé toute la discrétion nécessaire. C'est une femme réellement éplorée qui est catastrophée.

 

En 2012, environ 20 000 faits de cybercriminalité, par exemple, des arnaques amoureuses, des rackets ou encore des harcèlements, ont été enregistrés par la police, ce qui représente une augmentation de 25 % en une année. La police et son unité de lutte contre la cybercriminalité, la Federal Computer Crime Unit (FCCU) a mis en place de nombreux moyens de surveillance mais le phénomène est de plus en plus important.

 

De par ses caractéristiques, la cybercriminalité permet une plus grande impunité pour les auteurs. Il est en effet très difficile de prouver qui se cache derrière un profil en ligne sur les réseaux sociaux. De plus, la grande majorité de ces réseaux dépassent largement nos frontières, ce qui requiert une collaboration importante avec, dans un premier temps, le département de la Justice et, dans un second temps, avec les services de police des autres pays (principalement les services de police et de renseignements des États-Unis). La charge administrative est donc très lourde.

 

Madame la ministre, mes questions sont donc les suivantes. Quels sont les chiffres de la cybercriminalité pour 2013? Quels sont les types de cybercrimes les plus commis au cours des 12 derniers mois? Pouvez-vous me détailler la procédure qui doit être suivie par la Federal Computer Crime Unit lorsqu'elle détecte un fait de cybercriminalité afin de retrouver l'identité du coupable? En moyenne, combien de temps prend l'identification d'un auteur? Qu'en est-il de la sauvegarde de la vie et des données privées lors des enquêtes de la FCCU? Y a-t-il des campagnes de prévention prévues par la FCCU en 2014? Si oui, quelles sont-elles et à quels publics s'adressent-elles? Quels seront les moyens de communication utilisés par ces campagnes?

 

A été jointe à cette question, une question sur le cyberstalking.

 

Disposez-vous de chiffres concernant les affaires de cyberstalking en 2013? Quelles sont les moyens dont dispose la police afin de lutter contre le cyberstalking? Pouvez-vous me détailler la procédure qui doit être suivie par la police lorsqu'elle est avertie d'un fait de cyberstalking? Le rôle de la victime et son aide durant l'enquête policière étant déterminant, existe-t-il des campagnes de sensibilisation adressées aux victimes de cyberstalking qui expliquent comment réagir face à ce phénomène? Si oui, seront-elles poursuivies en 2014? Quels seront les moyens de communication utilisés pour ces campagnes?

 

16.02  Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, chers collègues, comme vous le savez, la cybercriminalité a été retenue comme phénomène prioritaire dans le Plan national de sécurité. C'est la raison pour laquelle nous avons investi pour répondre à tous les besoins liés notamment aux discours de haine et de radicalisation sur internet, à la pédophilie sur internet et aux problèmes de cybersécurité. Rien qu'au niveau de la police, il a été recruté 27 membres spécialisés FCCU pour lutter contre la cybercriminalité en 2012, 16 en 2013 et 20 pour 2014. Ainsi, en deux ans et demi, 63 nouveaux agents ont été recrutés. Les dix millions alloués par le premier ministre à la cybercriminalité nous permettront de continuer dans ce sens. Une partie de ce montant ira bien évidemment à la police.

 

Les statistiques ont montré une baisse de 23 % en comparaison avec 2012. On peut s'en réjouir. Si vous désirez avoir tous les détails quant à la criminalité, je vous invite à vous rendre sur le site web de la police où tous les chiffres sont mentionnés.

 

En ce qui concerne le cyberstalking, la Federal Computer Crime Unit a comme mission principale la lutte contre la criminalité informatique et n'est pas en charge spécifiquement de la problématique du cyberstalking. Le cyberstalking est à envisager comme du harcèlement dont le medium utilisé est l'internet. Cependant, en tant qu'unité spécialisée dans les technologies de l'information et des communications, la FCCU est souvent sollicitée afin de participer à des groupes de travail en collaboration avec divers partenaires.

 

Pour ce qui est des procédures, comme je l'expliquais ce matin à M. Deprez et encore en séance plénière, il y a deux manières de retrouver quelqu'un. Soit, on utilise la voie juridique classique via les canaux officiels judiciaires avec des commissions rogatoires. Si c'est aux États-Unis, étant donné que les providers sont aux États-Unis, on doit passer par les différents law enforcements, etc. Tout cela sous l'égide de la loi américaine, notamment, qui, elle, est beaucoup plus réticente à poursuivre, à donner des informations et à condamner des propos librement consentis qui, pour nous, sont des discours d'incitation à la haine ou des propos qui peuvent être criminalisés, en tout cas sous qualification pénale, alors que chez eux, le premier amendement stipule que l'on peut quasiment tout dire sans être pénalisé. Soit, on passe par des accords de collaboration, comme nous l'avons déjà fait au niveau de la police avec Facebook, Google, etc. Par ces accords de collaboration, on obtient plus rapidement des données ou la clôture d'un site, etc. Nous sommes actuellement en train de finaliser un accord avec Twitter, bien qu'une collaboration existe déjà sur le gel des données.

 

L'idéal est de travailler en ligne directe avec les providers et obtenir un protocole d'accord.

 

Sur la base de notre droit national, il faut savoir ce qu'ils peuvent faire sans devoir passer par les autorités américaines.

 

16.03  Laurent Devin (PS): Monsieur le président, je remercie Mme la ministre pour ses réponses.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

17 Question de M. Laurent Devin à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les enfants oubliés dans les crèches et les écoles" (n° 21694)

17 Vraag van de heer Laurent Devin aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "kinderen die niet worden opgehaald in kinderdagverblijven en scholen" (nr. 21694)

 

17.01  Laurent Devin (PS): Monsieur le président, madame la ministre, avec le mode de vie actuel – vous et moi le connaissons –, il arrive parfois que des parents trop occupés par leur travail arrivent en retard à la crèche ou à l'école et/ou n'arrivent pas à se libérer pour aller rechercher leur enfant endéans les heures d'ouverture ou que d'autres, trop pressés, l'oublient tout simplement. Cela donne lieu à d'étonnants fais divers. Parfois, il s'agit, plus dramatiquement, d'un abandon volontaire de la part des parents.

 

Lorsque ce genre de situation se présente, les écoles et les crèches doivent faire appel aux services de police qui sont alors chargés de recueillir l'enfant oublié.

 

Madame la ministre, pouvez-vous me détailler la procédure qui doit être respectée par la zone de police lorsque celle-ci recueille un enfant effectivement oublié par les parents? Quelles sont les obligations de la police dans ce cas? Quels sont les documents qui doivent être remplis? Quelles sont les limites dans lesquelles la police peut agir? Que se passe-t-il lorsqu'il s'agit d'un abandon volontaire de la part des parents? Les policiers disposent-ils des formations nécessaires afin de gérer ce genre de situation? Toutes les zones de police disposent-elles des infrastructures nécessaires pour faire face à ce genre de situation? Disposez-vous de statistiques, par zone de police, concernant ce genre de cas? Si oui, pouvez-vous nous les communiquer?

 

17.02  Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, cher collègue, il n'est pas question ici d'un des problèmes les plus importants. Néanmoins, il est vrai que ce genre de situation existe.

 

Quand un enfant est oublié et que la police est appelée, cette dernière le prend en charge, dans un premier temps, conformément aux politiques des zones locales adaptées en la matière. Puisqu'il est question d'un enfant, on enverra plutôt une femme. Il sera accueilli et traité avec les égards qu'il mérite en tenant compte des spécificités qui sont les siennes. Ainsi, par exemple, il ne sera pas mis en cellule en attendant qu'une solution soit trouvée.

 

Puisqu'il s'agit d'un abandon – excepté si les parents sont rapidement retrouvés ou que le parent concerné a téléphoné pour prévenir qu'il était arrivé en retard, et même si on peut toujours considérer qu'il s'agit d'un abandon d'enfant –, le judiciaire est prévenu. Si cela dure longtemps une solution doit être trouvée en vue de l'encadrement et du placement de l'enfant, soit dans une famille d'accueil de crise, soit dans une institution si les parents ne donnent pas signe de vie dans les deux jours, par exemple. Mais, en général, les choses ne vont pas jusque-là.

 

Je vais m'informer afin de savoir si des formations spécifiques sont données. Mais je ne suis pas sûre qu'il en faille pour savoir que, si on a affaire à une petite fille de trois ans, il faut en prendre soin et tenir compte de ses besoins. Il ne faut pas avoir une thèse de doctorat pour savoir qu'il faut lui donner un bonbon, qu'il faut désigner une dame pour essayer de l'occuper le temps de trouver une solution.

 

Cela dit, si c'est nécessaire, il existe tous les services de prévention de première ligne, les services d'aide à la jeunesse qui travaillent en lien avec la police.

 

Avez-vous eu le cas, monsieur Devin?

 

17.03  Laurent Devin (PS): Non. Je voulais simplement savoir si vous aviez connaissance du nombre d'enfants abandonnés de manière volontaire.

 

17.04  Joëlle Milquet, ministre: Pour distinguer s'il s'agit d'abandons volontaires, il faut vous adresser aux instances judiciaires. Je puis vous dire qu'il y en a très peu.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

18 Question de M. Laurent Devin à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la prostitution via internet" (n° 21695)

18 Vraag van de heer Laurent Devin aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "prostitutie via het internet" (nr. 21695)

 

18.01  Laurent Devin (PS): Monsieur le président, madame la ministre, la prostitution via internet connaît un véritable essor. En effet, de nombreuses prostituées se tournent vers internet pour attirer les clients sans devoir, notamment, payer un loyer.

 

Aujourd'hui, deux catégories de prostituées se retrouvent sur la toile. La première est celle des femmes qui vendaient auparavant leurs services en vitrine, et qui le font dorénavant à moindre coût.

 

La seconde est celle des femmes qui s'inscrivent sur des pseudo-sites d'escort-girls. Ces sites, déguisés en sociétés d'escort-girls, sont en fait de la prostitution cachée. En effet, le gestionnaire de sites internet qui gagne de l'argent grâce aux revenus apportés par les prostituées dont la publicité figure sur le site est considéré comme un proxénète. Dans ce cas, la loi considère qu'il y a exploitation et il s'agit dès lors de traite des êtres humains.

 

La lutte contre la traite des êtres humains est une priorité qui figure au Plan national de sécurité. À la police fédérale, un service spécialisé s'occupe d'ailleurs de la prostitution sur internet.

 

Madame la ministre, a-t-on une estimation de la prostitution sur internet à l'heure actuelle? Quels sont les moyens d'action de la police et de son unité spéciale de lutte contre la traite des êtres humains pour agir contre ce phénomène?

 

Quels ont été les résultats engendrés au cours de l'année 2013? Y a-t-il eu des fermetures de sites internet incriminés? Si oui, combien? Des procédures judiciaires ont-elles été ouvertes à ce sujet?

 

Existe-t-il des campagnes de sensibilisation prévues pour lutter contre le phénomène? Si oui, à quels publics sont-elles destinées?

 

18.02  Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, cher collègue, il est vraiment très difficile de disposer d'une estimation exacte du phénomène sur internet, vu le nombre de sites, qui changent souvent, et vu qu'il y a parfois des interfaces obscurs.

 

Mais nous avons demandé, dans le cadre du plan d'action sur le thème de la traite des êtres humains, d'actualiser les nouveaux modes, les nouveaux flux, les nouveaux risques; qu'il s'agisse de la prostitution classique, les nouveaux modes sur internet, ce que cela demande comme adaptation de la législation, etc.

 

Nous sommes aussi face à un nouveau phénomène, d'autant plus qu'il n'y a pas que les cas que vous citez. Il y aussi tout simplement des jeunes filles qui se laissent prendre, parfois par des réseaux, ou par des personnes actives sur internet qui les incitent à faire des choses qui n'entrent ni dans leurs pratiques habituelles, ni dans une logique normale de prostitution.

 

Ce phénomène-là est encore plus inquiétant, car il s'agit de jeunes filles qui ne sont absolument pas conscientes, ni volontaires, ni désireuses de faire cela, et qui in fine se retrouvent dans une situation impliquant parfois du chantage ou du cyberharcèlement, qui est vraiment un nouveau phénomène.

 

Avec des filles qui, à l'âge collégien, de plus en plus se prennent en photo, ne voient pas les limites et ne voient même pas à un moment qu'il y a un problème, quelque chose de très délicat est en train de se mettre en place.

 

À la police fédérale, un spécialiste, M. Bogaert, y travaille beaucoup. Il a publié un livre et fait maintenant des campagnes de prévention dans les écoles pour prévenir aussi ce cyberharcèlement lié à des pratiques qui ne sont pas toujours volontaires.

 

Dans le plan d'action sur la traite des êtres humains, nous avons demandé d'adapter les mesures aux nouvelles façons de procéder, y compris internet.

 

Je ne dispose pas du nombre de sites fermés. Ce renseignement relève de la Justice. Il y en a évidemment. Ce matin, je répondais à une série de questions de M. Deprez. Rien que sur Facebook, on a fermé plus de 900 sites, et 400 sur Google. Je ne dis pas qu'ils étaient tous actifs dans la prostitution. Pour les sites dédiés uniquement à la prostitution, je dois faire une demande spécifique.

 

On a par ailleurs lancé une campagne sur le cyberharcèlement notamment, avec des clips, etc. Nous travaillons actuellement sur l'aspect de la prostitution, dans les vitrines comme sur internet.

 

18.03  Laurent Devin (PS): Monsieur le président, je remercie la ministre pour sa réponse.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

19 Question de M. Laurent Devin à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le coût de la réforme des services d'incendie pour les communes" (n° 21696)

19 Vraag van de heer Laurent Devin aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het kostenplaatje van de hervorming van de brandweerdiensten voor de gemeenten" (nr. 21696)

 

19.01  Laurent Devin (PS): Monsieur le président, madame la ministre, récemment, nous avons discuté en commission de l'Intérieur de la réforme des services d'incendie. La mise en route de cette réforme est prévue pour le 1er janvier 2015. Non seulement l'inquiétude est grande parmi les pompiers de notre pays – nous assistons à certains mouvements pour l'instant – mais également les communes sont inquiètes du coût de cette réforme.

 

Madame la ministre, la mise en route de la réforme étant prévue pour le 1er janvier 2015, comment va se passer la période de transition avant que la réforme soit effective?

 

La réforme prévoit dorénavant que le paiement de la dotation aux zones d'incendie devra se faire directement durant l'année civile, alors que, jusqu'à présent, les communes payaient avec plusieurs années de retard. Par exemple, en 2015, il faudra payer 2015 mais aussi les années précédentes. Comment va-t-on financer les retards, depuis 2008 jusque 2014? Qu'en est-il des dotations des communes "non-centres de groupe"? Augmenteront-elles? Comment ces communes supporteront-elles cela?

 

Enfin, va-t-on permettre aux zones de petite et moyenne taille de mutualiser les ressources et les investissements à la suite de la réorganisation des services d'incendie?

 

Voilà autant de questions qui permettront à tous les bourgmestres de participer, comme Mme Galant et moi demain, à des réunions au sein de leur zone? Pour nous, ce sera demain sur le temps de midi, madame Galant, pour la zone la plus importante de Belgique, celle du Centre Hainaut!

 

19.02  Joëlle Milquet, ministre: Madame Galant, vous avez besoin d'un expert du cabinet pour venir expliquer demain? Sinon, on peut! M. Staquet vous expliquera cela très bien!

 

Monsieur Devin, en ce qui concerne le financement des services d'incendie basé sur le mode des quotes-parts et redevances, il y a lieu de distinguer les avances qui sont versées l'année même de l'exercice et les régularisations qui le sont lors de la clôture des comptes. Ainsi, les dotations communales aux zones de secours seront, comme le sont les avances, versées l'année même.

 

Je pense qu'à l'initiative du ministre des Pouvoirs locaux, les provinces sont aussi disposées à avancer aux communes demanderesses les moyens nécessaires.

 

En ce qui concerne les dotations, nous finalisons les derniers arrêtés. Le projet de loi sur le temps de travail arrive. Il reste en seconde lecture les projets d'arrêté sur les statuts et nous finalisons celui relatif aux clefs de répartition.

 

Nous avons réalisé un travail sur trois dotations. La première est la dotation de base, soit 31 millions avec les clefs actuelles. Ce premier socle restera sans problème. Arrive le deuxième socle, à savoir les fameux 70 millions en sus pour l'engagement, le personnel, etc. Nous avons fait cette dotation complémentaire sur la base de critères un peu adaptés, qui prennent en compte, à ce stade, 80 % de la population, 20 % de la superficie, tout cela pour obtenir des équilibres entre zones rurales, moins rurales, Flandre, Wallonie, etc. Ceci nous permet d'avoir un rééquilibrage par rapport aux premières dotations, mais en restant dans un ratio tout à fait identique entre Flandre et Wallonie et avec des adaptations à la marge au niveau des clefs de répartition; comme je l'ai dit, il s'agit de 80 % pour la population, de 20 % pour la superficie, et je ne me rappelle plus du troisième critère – il pourrait s'agir d'une logique de risque. C'est quasiment finalisé.

 

Il ne restera plus qu'à appliquer la clef de répartition, en cas de désaccord entre communes. C'est le dernier arrêté. C'est la règle supplétive que nous devons encore finaliser.

 

Dans le deuxième arrêté, il y a le troisième socle, à savoir, la compensation par rapport aux statuts, mesure spécifique par zone et liée au nombre de professionnels, de volontaires, à l'âge par rapport aux fins de carrière, etc. Ce troisième socle est vraiment taillé sur mesure.

 

Avec ce projet, nous pouvons vous montrer les chiffres pour la zone Centre Hainaut. L'augmentation est impressionnante. Pour vous, le ratio augmente un peu dans la masse, c'est donc positif.

 

19.03  Laurent Devin (PS): (…)

 

19.04  Joëlle Milquet, ministre: On peut vous le montrer à titre confidentiel.

 

19.05  Laurent Devin (PS): (…)

 

19.06  Joëlle Milquet, ministre: C'est le projet tel qu'il est discuté pour le moment. Je crois qu'il n'y aura pas de grande remise en cause. Effectuer la nouvelle répartition est un travail énorme. Nous avons tous les chiffres jusqu'en 2018-2019 et nous avons les montants par dotation.

 

19.07  Laurent Devin (PS): Madame la ministre, la semaine dernière, votre collaboratrice disait que le projet de résolution que j'avais déposé vous réjouissait. Si vous dites que ce n'est que du positif pour les zones d'intervention, vous me réjouissez également, et j'en suis fort heureux!

 

19.08  Joëlle Milquet, ministre: C'est une augmentation des moyens.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

20 Question de M. Laurent Devin à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'achat d'armes de poing par la police" (n° 21698)

20 Vraag van de heer Laurent Devin aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de aankoop van handvuurwapens door de politie" (nr. 21698)

 

20.01  Laurent Devin (PS): Monsieur le président, madame la ministre, en 2011, la police fédérale passait un contrat avec la firme américaine Smith & Wesson pour l'achat de 8 000 nouveaux pistolets pour nos policiers. Ce marché public est évalué à plus de 4 millions d'euros.

 

Récemment, le parquet de Bruxelles, par l'intermédiaire du juge d'instruction Jean-Claude Van Espen, a inculpé trois personnes pour corruption et faux en écriture dans le cadre de ce contrat.

 

Madame la ministre, quel est ou pourrait être l'impact de cette enquête sur le contrat d'achat de pistolets? Si l'inculpation pour corruption et faux en écriture venait à se confirmer, quelles seraient les mesures à prendre afin d'assurer l'intégrité de la police dans la mise en place d'un nouveau marché public?

 

20.02  Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, cher collègue, en termes d'impact, le mal a été fait puisque les pistolets étaient livrés.

 

En 2011 et 2012, 7 902 nouveaux pistolets Smith & Wesson MP9 ont été livrés à la police fédérale. Les zones de police locale qui utilisent le MP9 commandent auprès du fabricant.

 

L'enquête judiciaire sur le dossier d'achat n'a pas eu de conséquence sur les décisions prises par les polices locales qui se sont volontairement rattachées au marché public de la police fédérale.

 

Par ailleurs, nous avons demandé au Comité P, depuis plus d'un an – j'attends toujours; je l'ai encore rappelé au président –, de nous fournir une analyse de tous les marchés publics et des fonctionnements, ainsi que des recommandations afin de mieux fonctionner en matière d'organisation, de contrôle et d'éthique pour éviter ce problème de corruption.

 

L'enquête est en cours. Il n'y a toujours pas d'inculpation ni quoi que ce soit.

 

Nous allons bientôt devoir relancer un nouveau marché qui sera mené de manière très rigoureuse et minutieuse. En attendant, l'équipe concurrente qui n'avait pas été choisie a grandement modifié sa technologie sur ce type d'armes et est donc devenue beaucoup plus performante.

 

Les personnes impliquées ont été déplacées et ne travaillent plus dans ce secteur.

 

20.03  Laurent Devin (PS): Monsieur le président, je remercie Mme la ministre.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

21 Questions jointes de

- Mme Jacqueline Galant à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la photo d'un policier belge mimant le geste antisémite et xénophobe de la quenelle" (n° 21718)

- Mme Julie Fernandez Fernandez à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le cas d'un policier se faisant photographier en uniforme en mimant un geste antisémite et xénophobe" (n° 21853)

21 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Jacqueline Galant aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de foto van een Belgische politieman die een antisemitische en xenofobe groet brengt, de zogenaamde 'quenelle'" (nr. 21718)

- mevrouw Julie Fernandez Fernandez aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "een politieman die zich laat fotograferen in uniform terwijl hij een antisemitische en xenofobe groet brengt" (nr. 21853)

 

21.01  Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, madame la ministre, au cours des derniers jours, à plusieurs reprises, on a vu passer sur les réseaux sociaux la photo d'un agent de police locale belge en uniforme mimant le geste de la quenelle, ce salut vulgaire et aux connotations plus que douteuses mis à la mode par un pseudo-humoriste antisémite et repris depuis par une quantité impressionnante de gens plus ou moins inconscients de la signification antisémite et xénophobe de ce geste.

 

En France, plusieurs cas similaires se sont produits. On apprenait encore tout récemment que le chef de la police municipale d'une petite ville de l'agglomération de Grenoble avait été suspendu de ses fonctions le 16 décembre dernier après avoir posté sur internet une photo où il se mettait en scène effectuant le geste de la quenelle. Le policier avait été suspendu pour une faute suffisamment grave dans l'exercice de sa fonction car il était en uniforme.

 

Madame la ministre, je souhaiterais savoir quelle est votre approche de ce phénomène par rapport aux agents de l'État. En l'occurrence, la photo dont je vous parle est une photo de profil du réseau social Facebook. L'homme est donc très facilement identifiable, même si la photo a depuis été effacée de son profil. Avez-vous eu connaissance de cet incident? Quelle suite y réservez-vous? Le policier concerné fait-il l'objet d'une enquête et d'une procédure disciplinaire? D'autres éléments de la photo tendraient à démontrer que le policier concerné avait bel et bien connaissance de la portée de son geste. Y a-t-il eu d'autres cas de policiers, de pompiers ou d'autres agents de votre département mimant le geste de la quenelle? Le cas échéant, votre approche est-elle différente selon que les personnes concernées portaient un uniforme et selon la période à laquelle les faits ont été constatés? En effet, il ne serait pas acceptable de laisser se propager cette mode nauséabonde au sein des corps de police et de pompiers. Certains avancent qu'il faut dépassionner le débat et tenir compte du contexte dans lequel ce geste s'inscrit pour savoir s'il y a une connotation ou non, mais je pense que plus personne aujourd'hui ne peut ignorer la signification réelle de ce geste et se réfugier derrière de vagues explications.

 

21.02  Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, madame Galant, on m'a soumis les faits et la photo avant le 18 novembre 2013, bien avant toute cette polémique sur Dieudonné, etc. Je les ai immédiatement transmis pour suivi à l'Inspection générale de la police. Par ailleurs, j'avais également reçu une plainte des organisations de la communauté juive. Le raisonnement était le suivant, quelles que soient les interprétations. Si la quenelle est bien un geste antisémite, c'est évidemment contraire à la loi et totalement inacceptable, d'autant plus pour un policier. Pour ceux qui diraient que ce n'est pas un geste antisémite mais que c'est un geste, à tout le moins, anti-système, on est de toute façon au-delà de la neutralité du service de police, surtout pour un policier en service. Dans les deux cas, pour des bases juridiques différentes, ce n'est pas acceptable.

 

Les faits ont ainsi été transmis à l'Inspection générale qui, elle-même, les a transmis au parquet de Liège qui est actuellement saisi de cette affaire. Il fallait de suite donner des signaux clairs.

 

21.03  Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour les dispositions rapides qui ont été prises. Comme vous le dites, on ne pouvait pas laisser les choses dégénérer. C'est au-delà de la neutralité des services de police et de tous les services qui dépendent de votre département et de tous les départements de l'État. Je vous remercie encore pour les dispositions prises.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 21790 van mevrouw Muylle wordt omgezet in een schriftelijke vraag, evenals vraag nr. 21805 van mevrouw Jadin.

 

Al wat vandaag werd uitgesteld, is voor morgen. Wij hebben heel wat werk verzet. Morgen zal er een korte vergadering plaatsvinden en dan is alles opgekuist, tot grote vreugde van de voorzitter van de Kamer.

 

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.10 uur.

La réunion publique de commission est levée à 17.10 heures.