COMMISSION DE L'INTERIEUR, DES AFFAIRES GENERALES ET DE LA FONCTION PUBLIQUE

De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 14.55 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Siegfried Bracke.

Le développement des questions et interpellations commence à 14.55 heures. La réunion est présidée par M. Siegfried Bracke.

De voorzitter: Het volgende punt van onze agenda is de vraag nr. 20694 van mevrouw Dumery over de eerste Europese burgerinitiatieven.

Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik heb mijn vraag laten omzetten in een schriftelijke vraag.

De voorzitter: Aldus zal geschieden.

Vraag nr. 20726 van mevrouw Vanheste is zonder voorwerp.

01 Question de Mme Julie Fernandez Fernandez à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la répression de l'ivresse sur la voie publique" (n° 20730)

01 Vraag van mevrouw Julie Fernandez Fernandez aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de beteugeling van dronkenschap op de openbare weg" (nr. 20730)

01.01 Julie Fernandez Fernandez (PS): Monsieur le président, madame la ministre, il me revient qu'au cours de l'année écoulée, des personnes placées en cellule de dégrisement après avoir été arrêtées en état d'ivresse sur la voie publique sont malheureusement décédées au cours de cette détention administrative. Il s'agit d'événements dramatiques, qui touchent également les familles des victimes et les policiers, pour lesquels ces décès constituent des expériences traumatisantes.

Ces accidents, heureusement assez rares, pourraient être évités, par exemple en rendant obligatoire un examen médical lors de chaque arrestation de ce genre.

Madame la ministre, pouvez-vous me communiquer le nombre de cas relevés au cours de l'année écoulée?

Pouvez-vous nous rappeler les circonstances dans lesquelles la police peut avoir recours à un médecin lors d'une arrestation pour ivresse sur la voie publique?

Pensez-vous que l'arrêté-loi qui encadre aujourd'hui ce volet des activités de la police est encore adapté?

01.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, chère collègue, nous ne disposons pas d'instrument officiel destiné à enregistrer ce type de décès. N'étant pas considéré comme un délit, un tel événement n'est pas repris dans la Banque de données nationale générale (BNG). Évidemment, nous pourrions obtenir le renseignement en nous adressant à chaque zone.

Le droit à l'assistance médicale pour les personnes privées de liberté est inscrit à l'article 33quinquies de la loi sur la fonction de police pour ce qui concerne l'arrestation administrative et à l'article 2bis, § 4 pour la détention préventive. Outre l'hypothèse où la personne arrêtée demande explicitement à être examinée par un médecin, ce sont les circonstances concrètes qui déterminent la nécessité de faire appel à un médecin.

Compte tenu des dangers que la consommation excessive d'alcool peut présenter pour la santé, la circonstance d'une personne se trouvant en état d'ivresse manifeste constitue un motif qui justifie le recours à l'assistance médicale. En tout état de cause, ce sera le cas lorsque des signes évidents en démontrent la nécessité. D'après les informations en ma possession, un contrôle médical est fréquemment demandé à l'arrivée de la personne.

Il est également fait appel à un médecin en cas de doute: aucun risque ne peut être couru en ces occasions. Les membres du personnel des services de police sont en effet responsables des personnes privées de liberté et placées sous leur surveillance.

L'arrêté-loi du 14 novembre 1939 relatif à la répression de l'ivresse est toujours adapté aux interventions policières en la matière, son but étant de prendre des mesures de protection, à savoir le placement en cellule de dégrisement pour une personne qui, vu son état, pourrait présenter un danger pour elle-même et pour autrui.

Je suis néanmoins d'accord avec vous: les textes semblent clairs, mais les pratiques le sont moins. J'ai donc demandé que les services de police mettent en place un groupe de travail destiné à émettre des recommandations, voire des circulaires pour permettre d'organiser une méthode de gestion de ce problème.

Eu égard à une personne en état d'ivresse avérée, à partir de quand demande-t-on systématiquement l'avis d'un médecin? À partir de quand utilise-t-on ou pas les cellules de dégrisement? Avec quel contrôle médical, éventuellement quelle vision caméra, etc.? Il y a sans doute des choses à améliorer en la matière.

01.03 Julie Fernandez Fernandez (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Nous reviendrons peut-être dans quelques semaines ou quelques mois pour connaître les conclusions du groupe de travail auquel vous faites allusion.

Par contre, la première partie de votre réponse m'inquiète quelque peu, mais je n'ai peut-être pas bien compris. Je suis étonnée quand vous dites qu'il n'est pas possible de quantifier le nombre de décès survenus...

01.04 Joëlle Milquet, ministre: On peut le savoir en le demandant à chacune des zones. Ce que je veux dire, c'est qu'il n'y a pas d'outil statistique classique à ce sujet. Certes, j'ai eu connaissance d'un cas, mais par presse interposée. Vous avez raison, un décès est quelque chose d'important! Ce que je voulais dire, c'est que rien n'est organisé officiellement et j'estime qu'il faudrait imposer un outil d'évaluation globale pour tous les types de décès dans le cadre d'interventions.

01.05 Julie Fernandez Fernandez (PS): J'entends bien!

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

De voorzitter: Vraag nr. 20898 van de heer Schoofs wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

Vraag nr. 20906 van mevrouw Musin is zonder voorwerp. Vraag nr. 20924 van de heer Maingain is ook zonder voorwerp en dat geldt eveneens voor de samengevoegde vragen nrs 20925 van de heer Maingain en 21186 van de heer Henry.

02 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "Tracks Inspector" (nr. 20965)

02 Question de M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "Tracks Inspector" (n° 20965)

02.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de lokale politie onderzoekt computermateriaal normaal niet zelf. Volgens de interne richtlijnen moet zij de computers doorsturen naar de Regional Computer Crime Unit, waar gespecialiseerde informatici het materiaal onderzoeken.

U weet natuurlijk dat de achterstand zo groot is dat, naar men mij meldt, minstens drie maanden op resultaten moet worden gewacht. Naar verluidt hebben veel lokale politiediensten er daarom voor geopteerd om via Tracks Inspector, een computerprogramma dat de politie helpt gegevens terug te vinden en een forensische kopie van alle gegevens maakt, de informatica van verdachten zelf te onderzoeken.

Mevrouw de minister, begrijpt u de frustratie van het politiekorps, dat liever zelf een informaticasysteem aanschaft, om verdachte gegevens te onderzoeken, dan te moeten wachten op resultaten van de RCCU? Immers, die resultaten kunnen maanden op zich laten wachten en helpen daardoor onderzoeken volledig om zeep.

Bij de politie is personeelstekort vaak een euvel. Welke maatregelen zult u nemen om op korte termijn het aantal voltijdse eenheden bij de RCCU te verhogen?

Tussen haakjes, mijn vraag dateert van eind november 2013.

Ten tweede, als u er niet in slaagt om op korte termijn de voltijdse eenheden effectief te verhogen, welke andere maatregelen zult u dan nemen om ervoor te zorgen dat de maandenlange achterstand bij de RCCU wordt weggewerkt en er dus sneller resultaten kunnen worden gegarandeerd?

Ten derde, lijkt het u gezond dat de lokale politiekorpsen zelf informatica aanschaffen en onderzoeken? Kent u het Nederlandse computerprogramma Tracks Inspector? Hebt u het programma al zien werken? Weet u hoe het in elkaar zit?

Ten vierde, ik laat mij vertellen dat heel wat korpsen in Tracks Inspector zijn geïnteresseerd. Wordt er vanuit het federale niveau een aanbod gedaan voor een eventueel collectieve aankoop van het programma? Zullen bijvoorbeeld verschillende politiediensten kunnen overwegen om tot de aankoop van het computersysteem over te gaan? Is er onderricht ter zake? Zo ja, op welke manier?

02.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, de voorbije jaren is het aantal te onderzoeken computers in een enkel onderzoeksdossier sterk gestegen. Zo is het niet uitzonderlijk dat er per verdachte een desktop, een laptop, een tablet, een smartphone en enkele losstaande harde schijven onderzocht moeten worden. Bovendien worden de sporen niet enkel op die computersystemen aangetroffen, maar bevinden ze zich ook op servers van internetleveranciers.

Jaarlijks worden gespecialiseerde hoofdinspecteurs aangeworven om de capaciteit in de CCU’s — de FCCU en de RCCU — te verhogen. Sinds 2006 is de capaciteit gestegen van 130 naar meer dan 210. Dit jaar hebben wij twee mogelijkheden om aanvullende eenheden te krijgen voor de strijd tegen informatica- en cybercriminaliteit. Eerst is er de reaffectatie binnen de politie zelf waar er zowat 50 aanvullende banen zijn bij de FCCU en de RCCU. Ten tweede, van de 400 nieuwe inspecteurs voor de federale politie voor dit jaar, zullen ook een groot aantal worden ingezet in de strijd tegen cybercriminaliteit. Binnenkort overleg ik met de commissaris-generaal over de verdeling, binnen de federale politie, tussen de bestuurlijke en de gerechtelijke politie. Dit is een prioritair dossier. Dit jaar zullen er aanvullende eenheden bijkomen.

Rekening houdend met de beschikbare onderzoekscapaciteit bij de federale en lokale recherche en met de complexiteit en de prioriteit van de onderzoeksdossiers, verdeelt het parket de dossiers onder de RCCU en de lokale politie. In zoverre de lokale politie gebruikmaakt van betrouwbare applicaties, hebben wij geen bezwaar tegen Tracks Inspector. Vanzelfsprekend is het noodzakelijk dat de lokale rechercheurs hiervoor worden gevormd met de hulp van de RCCU en dat zij de beperkingen van het systeem kennen en weten wanneer zij toch om bijstand moeten vragen. Deze werkwijze is niet nieuw. Zo gebeurt het analyseren van het geheugen van smartphones, waarvoor er reeds eerder apparatuur op de markt was, al langer door de lokale politie.

Voor dit jaar is er ook voorzien in aanvullende middelen voor de aankoop van nieuwe technologie, voor computers en dergelijke. Morgen heb ik een afspraak met de gerechtelijke directeur van Brussel om over deze verschillende punten te praten. Een van de vragen die aan bod zal komen is hoe men de technologie van onder andere de CCU’s kan versterken.

02.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik ga ervan uit dat door reaffectatie 50 extra personeelsleden zich met computercriminaliteit zullen kunnen bezighouden.

U zegt ook dat u bekijkt hoeveel personen u van die 400 nieuw aan te werven inspecteurs op cybercriminaliteit kunt zetten. Het lijkt mij belangrijk dat u, zodra u hier zicht op hebt, zo snel mogelijk communiceert met de politie. Ik krijg immers de indruk dat zij werkelijk op hun tandvlees zitten.

U zegt ook dat u niets hebt tegen Tracks Inspector en u vindt het goed dat lokale politiemensen daarmee werken. Belangrijk is echter de vorming van die lokale mensen. Als lokale mensen worden gevormd met Tracks Inspector kunnen zij natuurlijk lokaal minder worden ingezet. Zult u federaal tussenbeide komen om die vorming lokaal te organiseren?

02.04 Minister Joëlle Milquet: (…) (geen micro)

02.05 Peter Logghe (VB): De vorming van de lokale mensen zal dus op federaal vlak worden georganiseerd?

02.06 Minister Joëlle Milquet: Ja. Er zijn twee mogelijkheden. Soms wordt de vorming op lokaal vlak georganiseerd, maar toch vooral door de federale politie.

02.07 Peter Logghe (VB): Zult u daarvoor bijkomende middelen vrijmaken?

02.08 Minister Joëlle Milquet: Wij zullen dat proberen binnen de huidige envelop. Dat is alvast de bedoeling.

02.09 Peter Logghe (VB): Wij zullen dit opvolgen.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

03 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de werking van de spoorwegpolitie" (nr. 20978)

03 Question de Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le fonctionnement de la police des chemins de fer" (n° 20978)

03.01 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb deze vraag al enige tijd geleden ingediend, maar ze is nog steeds actueel.

Wanneer zich een incident voordoet of er moet een interventie gebeuren op de terreinen waarop de spoorwegpolitie actief is – dat is niet enkel in de treinen, maar ook in de stations en rond de sporen – dan wordt zij als laatste dienst verwittigd. De spoorwegpolitie klaagt dat aan in een nota die La Dernière Heure heeft kunnen bemachtigen.

Ik zal de quote van de inspecteur, die in mijn vraag staat, niet herhalen. De essentie van mijn vraag is of er al iets daaraan gedaan werd.

Is het probleem al opgelost? Zijn er maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat de spoorwegpolitie als eerste en niet als laatste dienst ingelicht wordt bij een incident dat een tussenkomst vereist op de domeinen van de spoorwegpolitie?

03.02 Minister Joëlle Milquet: Uw vraag gaat over een publicatie van een jaar geleden. Na en ook al voor de verspreiding van de interne nota waarin de provinciale communicatiecentra herinnerd werden aan de prioritaire opdrachten van de spoorwegpolitie binnen het domein van de NMBS, is de toestand in voldoende mate verbeterd.

Wij hebben meer dan een jaar geleden een taskforce opgericht, met vertegenwoordigers van de NMBS, het openbaar vervoer en de federale en lokale politie, om een betere uitwisseling van informatie en een betere samenwerking te organiseren. Wij hebben ook 100 nieuwe inspecteurs voor de spoorwegpolitie aangeworven.

Nu hebben wij geen enkel probleem meer met de uitwisseling van informatie en de samenwerking. De situatie is nu totaal veranderd. Wij hebben daarover twee tot vier maand geleden met de verschillende partners ook een persconferentie georganiseerd. Wij hebben ook nieuwe cijfers waaruit blijkt dat de criminaliteit daalt en het aantal aanhoudingen stijgt. Ik meen dat het probleem opgelost is.

03.03 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

Het artikel in La Dernière Heure werd rond 25 november gepubliceerd. Ik heb die dag ogenblikkelijk deze vraag opgesteld. De gevolgen zijn ook wel zichtbaar wanneer men de trein neemt: men ziet veel vaker controles en men ziet dat de spoorwegpolitie versterkt is, met 100 nieuwe inspecteurs, zoals u zei. Ik vond het echter vreemd dat er eind november, anderhalve maand geleden, in de pers nog een artikel daarover is verschenen.

Misschien moet er nog een evaluatie komen. U zegt dat er geen problemen meer zijn, dat is heel goed. Die dienst moest inderdaad versterkt worden. Maar misschien moet het toch opgevolgd worden.

03.04 Minister Joëlle Milquet: Het artikel in november ging over een nota van 31 januari. Ook morgen kan er nog een artikel verschijnen op basis van die nota. Journalisten gebruiken één bron minstens 12 maanden lang.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

04 Vraag van de heer Bruno Tuybens aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "geweldgebruik door ordediensten en onderzoek daarover" (nr. 20982)

04 Question de M. Bruno Tuybens à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le recours à la violence par les forces de l'ordre et les enquêtes y afférant" (n° 20982)

04.01 Bruno Tuybens (sp.a): Mevrouw de minister, in het rapport Observations finales du troisième rapport périodique de la Belgique van het antifoltercomité van de VN van 22 november 2013 – mijn vraag dateert van 25 november – klaagt het comité onder punt 13 aan dat ordediensten in ons land soms excessief en ongerechtvaardigd geweld gebruiken. Vaak wordt verantwoordelijken enkel een symbolische straf toebedeeld, althans niet in verhouding tot de gepleegde feiten.

Meer bepaald spreekt het verslag over de zaak-Jonathan Jacob. Jonathan Jacob overleed op 6 januari 2010 in een politiecel in Mortsel aan de gevolgen van fysiek geweld toegebracht door politieagenten. Ruim drie jaar na de feiten is het onderzoek nog niet voltooid. De verantwoordelijken hebben zich nog niet moeten verantwoorden en blijven dus de facto straffeloos. Bovendien blijft het Comité P bemand door gewezen politiemensen, wat vragen doet rijzen over de onpartijdigheid van hun beoordelingen.

Het VN-comité beveelt daarom aan dat het Comité P enkel bevolkt zou worden met onafhankelijke deskundigen gerekruteerd buiten de politiediensten. Het comité beveelt ons land ook aan om onmiddellijk diepgaande en voltrekt onpartijdige onderzoeken in te stellen in geval van aanklachten over brutaliteiten, mishandelingen of excessief geweld vanwege politionele diensten en om agenten die zich schuldig maken of zouden maken aan dergelijke feiten, te vervolgen en te sanctioneren met een geschikte straf. Tevens wenst het comité gedetailleerde informatie te krijgen over het onderzoek naar de zaak-Jonathan Jacob.

Bovendien dient een volstrekt onafhankelijk onderzoek verricht te worden naar eventuele aanklachten over foltering of wrede, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen en moet hiervan een register worden bijgehouden.

Ten slotte, beveelt het comité van de VN ons land aan meer zorg te besteden aan de opleiding en vorming over het absolute verbod op foltering en mishandeling conform de VN-basisprincipes ter zake en over de wetgeving op het gebruik van vuurwapens.

Mevrouw de minister, wat is, ten eerste, uw visie op de verschillende aanbevelingen?

Ten tweede, bent u het eens met de bezorgdheid van comité dat ruim drie jaar na de feiten het onderzoek naar de verantwoordelijken voor de dood van Jonathan Jacob nog niet is afgerond en dat de verantwoordelijken ondertussen straffeloos blijven? Is het onderzoek tot nu toe volgens u voldoende onpartijdig en onafhankelijk gevoerd? Zult u meewerken aan het verschaffen van gedetailleerde informatie aan de VN over de zaak?

Ten derde, bent u van mening dat de aanwezigheid van gewezen politieagenten de onpartijdigheid van het Comité P in het gedrang zou kunnen brengen? Wat is uw mening over de aanbeveling dat het Comité P moet samengesteld zijn uit onafhankelijke leden?

Ten slotte, welke initiatieven op wettelijk vlak, onder andere inzake vorming, zult u nemen en/of ondersteunen opdat ons land aan die aanbeveling zou voldoen?

04.02 Minister Joëlle Milquet: Vooreerst laat ik opmerken dat de meeste aanbevelingen in hoofdzaak voor de minister van Justitie zijn, aangezien het gaat over de manier waarop politiegeweld door de gerechtelijke autoriteiten wordt aangepakt. De aanbeveling over het Comité P is dan weer wel voor mij.

De leden van het Comité P worden benoemd door de Kamer van volksvertegenwoordigers, die ook de bevoegdheid heeft hen af te zetten. Het Comité P valt dus onder het exclusief gezag van het Parlement, hetgeen een waarborg biedt voor onafhankelijkheid en onpartijdigheid.

Dat de dienst Enquête van het Comité P gedeeltelijk samengesteld is uit gedetacheerde leden van de politiediensten, doet hieraan geen afbreuk, aangezien de dienst naar gelang van de aard van de zaak werkt onder het gezag van het Vast Comité P of de gerechtelijke autoriteiten. Het is het Comité P, dat de leden van de dienst Enquête benoemt en, indien nodig, afzet. Het comité is tevens de disciplinaire overheid van de leden van de politiekdiensten van de dienst Enquête voor de feiten begaan tijdens hun detachering.

Kortom, er zijn, mijns inziens, weinig problemen met het Comité P, maar ik sta altijd open voor een gedachtewisseling.

De wet op het politieambt legt strikte voorwaarden op inzake legaliteit, proportionaliteit, subsidiariteit en opportuniteit wanneer politiediensten gebruikmaken van geweld. Het gebruik van dwangmiddelen zoals handboeien en vuurwapens maakt bovendien het voorwerp uit van specifieke voorwaarden.

De regels die van toepassing zijn op het gebruik van dwang en geweld, worden behandeld tijdens speciale opleidingsmodules en worden herhaald in het merendeel van de andere opleidingsmodules, in het bijzonder over de politionele dwangmaatregelen. Overigens wordt er thans werk gemaakt van een verbetering van de opleidingsmodules.

De politie wordt opgeleid volgens het concept van geweldbeheersing conform de omzendbrief GPI 48, die thans wordt verfijnd. Zo wordt er nagedacht over een betere definitie en omkadering. Dat moet hen in staat stellen om gevaarlijke situaties waarmee zij in aanraking kunnen komen, op te lossen op de minst gewelddadige manier. Dat concept bevordert de integratie van competenties, fysieke en psychische vaardigheden, waaronder communicatie, conflictbeheersing en niet-verbale communicatie.

De overige vragen die u gesteld hebt, moet u richten aan de minister van Justitie.

04.03 Bruno Tuybens (sp.a): Mevrouw de minister, het spreekt voor zich dat de meeste aanbevelingen die door het VN-comité geformuleerd worden, voor de minister van Justitie bestemd zijn. Ter attentie van de minister van Justitie heb ik dan ook veertien parlementaire vragen ingediend over dat rapport. Het was nogal een lange sessie.

Inzake het Comité P hebt u gelijk wanneer u stelt dat dat een bevoegdheid is van het Parlement. Toch denk ik dat ons land heeft nagelaten om aan het antifoltercomité van de VN goed uit te leggen om welke redenen het Comité P aldus is samengesteld. Het Parlement maakt ter zake effectief een keuze, wat voor een deel onafhankelijkheid of onpartijdigheid moet aantonen.

De vraag rijst hoe het antwoord luidt van onze regering op de aanbevelingen van het VN-comité? Volgens de VN zouden de leden van het Comité P hoofdzakelijk, zo niet uitsluitend, onpartijdige mensen moeten zijn. Het zouden onafhankelijke experts moeten zijn, in ieder geval niet komend uit de politiediensten. Op dat deel is er geen antwoord gegeven. Het klopt dus wel dat het Parlement een keuze kan maken. De VN zegt echter dat het om onafhankelijke experts moet gaan, gerekruteerd buiten de politiediensten. Desgevallend zou ons land aan het VN-comité moeten aantonen waarom van die aanbeveling wordt afgeweken, ofwel mogen er voor het Comité P aan het Parlement alleen maar kandidaten worden voorgesteld indien zij geen lid van een politiedienst zijn geweest. Daarover heeft ons land volgens mij aan het VN-comité nog geen juist en correct antwoord gegeven, waardoor wij die aanbeveling niet kunnen nakomen.

04.04 Minister Joëlle Milquet: Ik heb geen bezwaar tegen een discussie over de samenstelling van het Comité P. Het aantal leden komend uit politiediensten, mag voor mij grondig verminderen. We hebben wel ten minste een lid uit de politiediensten nodig om concrete ervaringen te kunnen bespreken.

Dat vereist alleszins een wijziging van onze wet. Misschien is dat noodzakelijk. Ik sta daarvoor open. In deze legislatuur zal het misschien niet mogelijk zijn, maar het toezicht en de tucht zullen ook in de volgende legislatuur een prioriteit vormen. Ik heb wel een wetsontwerp klaar met wijzigingen inzake de tuchtsancties. Tot nu toe kregen wij daarvoor geen steun van de vakbonden, maar de regeling van de tuchtsancties moeten we absoluut veranderen.

04.05 Bruno Tuybens (sp.a): Het VN-comité doet vooral de aanbeveling dat onafhankelijke experts deel uitmaken van het Comité P, omdat het van oordeel is dat de gewezen politieofficieren die in het Comité P zetelen, de neiging kunnen vertonen sommige geweldplegingen toe te dekken. Dat is de beweegreden van het VN-comité om die aanbeveling te doen.

In ieder geval, het dossier-Jonathan Jacob is nog altijd in onderzoek. Daar zullen uiteraard de nodige gevolgen aan gegeven worden. Wij zullen die gevolgen afwachten en dan eventueel meer vragen stellen.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

De voorzitter: Vraag nr. 20997 van de heer Schoofs wordt uitgesteld.

05 Question de Mme Jacqueline Galant à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le sort des anciens chevaux de la police fédérale" (n° 21003)

05 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het lot van de door de federale politie afgedankte paarden" (nr. 21003)

05.01 Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, je sais que la situation a fortement évolué depuis que j'ai déposé ma question. Je vais tout de même la poser, vu qu'il s'agit d'un sujet intéressant.

Madame la ministre, les associations de défense du bien-être animal et même Brigitte Bardot tirent la sonnette d'alarme suite au changement de traitement des chevaux retraités de la police fédérale. Ceux-ci peuvent désormais être vendus, au risque de se retrouver à l'abattoir.

Chaque année, quelque 30 chevaux de la police fédérale sont réformés et mis à la pension, soit parce qu'ils sont devenus trop vieux après des années de bons et loyaux services, soit parce qu'ils ont été blessés ou encore parce que leur comportement ne permet plus de les garder au sein de la police.

Jusqu'à présent, ces chevaux pensionnés profitaient d'une retraite agréable. Depuis 1991, un protocole d'accord prévoit que les chevaux réformés de la police fédérale soient tous placés avec un contrat d'adoption. Un droit de regard des services de la police fédérale est prévu sur l'entretien des animaux, leurs conditions de détention, leur bien-être. Il ne s'agit donc pas d'un transfert de propriété. Ils étaient mis à l'adoption gratuitement, leur propriétaire devant par contre leur assurer soins, nourriture et hébergement adéquats, tandis qu'un vétérinaire venait une fois par an vérifier qu'ils se portaient bien, jusqu'à ce qu'ils décèdent.

Tout cela semble bel et bien terminé depuis que vous avez décidé d'autoriser la vente de ces animaux. En clair, aujourd'hui, n'importe qui peut acheter les chevaux réformés de la police fédérale. Il n'y a plus aucun contrôle et ces animaux, qui ont rendu service à la population, peuvent donc se retrouver dans des manèges, dans une filière de reproduction, voire à l'abattoir. Certes, leur numéro de puce électronique empêche qu'ils soient abattus en Belgique mais rien n'interdit à leur nouveau propriétaire de les exporter pour les abattre à l'étranger.

Madame la ministre, vous avez déclaré que les chevaux déjà vendus ces derniers mois l'ont été à des gens de confiance et qu'ils ne se retrouveront pas dans des abattoirs. Pouvez-vous le garantir? Comment pouvez-vous en être sûre, s'il n'y a pas de suivi ni de contrôle après la vente de ces chevaux?

Quant à l'avenir, je sais que tous les départements doivent se serrer la ceinture et que l'on cherche partout des économies à faire. Si mes informations sont exactes, la vente des chevaux de la police fédérale ramènerait environ 1 000 euros par animal dans les caisses de la police fédérale. Cela représente donc une rentrée de l'ordre de 30 000 euros par an: une broutille comparée au budget de fonctionnement de la police fédérale et aux rentrées assurées par les contrôles de vitesse et autres contraventions.

Les chevaux de la police fédérale ont pour moi un statut tout à fait particulier dans le sens où ils sont au service de la population et qu'ils assurent un certain prestige de la Nation, notamment dans le cadre de l'escorte royale. Auprès du grand public aussi, je constate qu'ils ont un statut particulier. C'est d'ailleurs ce qui avait fait qu'en 1990, la proposition faite avait été massivement soutenue par la population. Qu'est-ce qui justifie aujourd'hui que ces chevaux ne méritent plus un système de pension digne?

Je le répète, je sais que la situation a évolué, mais vous pourrez au moins me donner une réponse.

05.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, chère collègue, rien n'a évolué: il n'a jamais été question de cela. Je n'ai jamais compris cet émoi. Je n'aurais jamais pensé recevoir un jour une lettre de Brigitte Bardot. Voilà chose faite: j'aurai au moins cela à raconter dans mon histoire.

La seule chose, dans le plan d'optimalisation, qui avait été analysée par les services, c'était de voir comment optimaliser cela, sans plus. Comme vous le savez, quand les chevaux sont réformés, les frais comme la nourriture sont pris en charge jusqu'au bout, même s'ils ont été cédés gratuitement à des manèges ou autres, alors qu'il y a parfois des demandes d'achat.

L'examen portait donc sur une optimalisation de cette situation. Il n'y a pas nécessairement de raison à payer l'entretien jusqu'au bout alors que les chevaux sont donnés gratuitement. Cela n'entraînait aucunement la suppression des contrôles, ni du placement dans des retraites paisibles comme des manèges.

Il est vrai qu'il y a des gens qui sont intéressés par l'achat de chevaux, et même des collègues du gouvernement. On peut se dire que des gens qui veulent payer pour des chevaux n'ont pas en vue de les maltraiter.

Á la limite, la réflexion est insuffisante. On dit qu'on les donne et que c'est la condition sine qua non pour qu'ils soient bien traités. Si on paie pour un cheval, il se peut que l'on essaie de mieux s'en occuper que si on le reçoit!

Il ne faut pas exclure le fait qu'on puisse aussi les vendre, mais pas à n'importe qui; il peut s'agir de manèges ou de particuliers. Mais le système n'a pas changé.

Il faut toujours réfléchir à la manière d'optimaliser les choses mais il n'a jamais été question de limiter les règles de contrôle à l'égard des chevaux, de modifier le système de retraite paisible ou de supprimer la capacité de les donner à des particuliers ou à leur cavalier de base. Cela ne signifie pas qu'on doit nécessairement s'empêcher de pouvoir trouver une autre solution avec exactement les mêmes garanties. Comme je vous l'ai dit, il s'agissait de notes internes et la situation n'a pas changé. Il n'entre pas dans mes intentions de la modifier.

C'est en quelque sorte une tempête dans un verre d'eau!

05.03 Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, vous avez écrit un courrier aux différentes associations. Votre réponse à la question parlementaire est de nature à rassurer davantage ces associations.

Comme je l'ai dit dans ma question, ces animaux ajoutent au prestige du pays. Ils jouent un rôle positif lors de différents événements; il existe vraiment une relation entre l'agent, l'animal et la population.

Je vous remercie pour ces précisions mais je resterai vigilante afin de m'assurer que la situation n'évolue pas négativement dans les années à venir.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

De voorzitter: Collega’s, ik moet een rechtzetting doen. Vraag nr. 20906 van mevrouw Musin is niet zonder voorwerp maar zal later aan bod komen.

Vraag nr. 21011 van mevrouw Jadin is zonder voorwerp, alsook vraag nr. 21012 van mevrouw Genot.

06 Samengevoegde vragen van

- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de Bob-controles" (nr. 21014)

- mevrouw Valérie De Bue aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de Bob-campagne" (nr. 21153)

- de heer Jef Van den Bergh aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de alcoholcontroles binnen en buiten de Bob-campagne" (nr. 21496)

06 Questions jointes de

- M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les contrôles d'alcoolémie" (n° 21014)

- Mme Valérie De Bue à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la campagne Bob" (n° 21153)

- M. Jef Van den Bergh à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les contrôles anti-alcool pendant et en dehors des campagnes Bob" (n° 21496)

Aangezien mevrouw Valérie De Bue en de heer Van den Bergh niet aanwezig zijn, is hun vraag zonder voorwerp.

06.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, wat mij in het rapport politiecontrole.be in het bijzonder opvalt – naast het feit dat er te weinig nachtcontroles gebeuren, maar ik heb de indruk dat dit euvel grotendeels is opgelost – zijn de enorme communautaire verschillen. De cijfers vallen mij op, omdat de strekking hiervan al jaren wordt bevestigd. Alle Vlaamse provincies worden bovengemiddeld gecontroleerd. Alle Waalse provincies scoren duidelijk altijd onder het gemiddelde.

Een van die opvallende cijfers: in Antwerpen is de pakkans voor dronken rijden ongeveer 23 %, in Namen, Waals-Brabant en Luxemburg is dat 1 % of zelfs nog minder. Dat is toch een groot verschil. Het aantal alcoholcontroles in Wallonië ligt lager. De boetes zijn dus al even beduidend lager. De inbreng in het verkeersboetefonds is dus ook lager. Op die manier krijgt men een ernstige scheeftrekking.

Mevrouw de minister, hoe verklaart u de enorme en nu al jarenlange of zelfs decennialange verschillen in het alcoholcontrolebeleid? U moet dit als minister van Binnenlandse Zaken toch aansturen?

Wat is de besteding van de middelen uit het fonds waarin de boetes voor geïntoxiceerd rijden terechtkomen? Hoeveel van die middelen gaan naar het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest?

U merkt de reuzeverschillen toch ook op? In Antwerpen is er een pakkans van 23 % en 1 % in Namen, Waals-Brabant en Luxemburg. Welke maatregelen zult u nemen om dit euvel te verhelpen?

Ik kan mij moeilijk indenken dat het drinkgedrag van onze zuiderburen erg verschilt van het drinkgedrag in het Vlaams Gewest. Of meent u, zoals bepaalde politiemensen het formuleerden, dat het een kwestie van politieke prioriteiten is?

06.02 Minister Joëlle Milquet: In de rondzendbrief over bob heb ik gevraagd om de controle te koppelen aan de kwaliteitsdoelstellingen op basis van onder meer de ongevallenanalyse. Dit leidt tot een betere spreiding in tijd en ruimte.

Naast de twee bob-campagnes per jaar worden er continue acties gevoerd op federaal, provinciaal en zonaal niveau. Bovendien voorziet de rondzendbrief van het College van procureurs-generaal in het afnemen van een ademtest bij elke verkeerscontrole en bij elke vaststelling van een verkeersongeval. Dit is iets nieuws dat totaal verschilt met vroeger.

De federale politie past al geruime tijd het principe ‘stoppen is blazen’ toe. Het aantal controles wordt evenredig verdeeld over het hele land op basis van verschillende criteria, zoals onder meer het aantal ongevallen en de beschikbare capaciteit. Ik ben zaterdag zelf gecontroleerd. Het werkt!

Wat de gegevens betreft die worden vermeld op de website politiecontrole.be, is het nuttig te vermelden dat dit geen officiële bron is en dus niet volledig betrouwbaar. Het betreft de registratie door weggebruikers van een beperkt aantal aangekondigde controles.

Zoals wettelijk vastgelegd, ontvangt de federale politie 5 % van het Verkeersveiligheidsfonds en worden de overige 95 % verdeeld over de 195 politiezones volgens objectieve criteria: categorie van politiezone, aantal wegkilometers en de evolutie van het aantal verkeersslachtoffers. De verdeling komt neer op 4,9 miljoen euro voor de federale politie. Vlaanderen krijgt 54 miljoen euro. Brussel ontvangt 4 miljoen euro en Wallonië krijgt 35 miljoen euro. De details van de verdeling zijn terug te vinden in het ministerieel besluit van 17 mei 2013 en in het Belgisch Staatsblad van 14 juni 2013.

06.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord, alsook voor het erkennen dat u ook al eens wordt gecontroleerd. U hebt er niet bijgezegd of u al dan niet positief hebt geblazen.

06.04 Minister Joëlle Milquet: Neen, mijn chauffeur heeft moeten blazen en het resultaat was negatief. Ik zat met andere leden van de federale politie in een operatie.

06.05 Peter Logghe (VB): Ik heb van u gehoord dat politiecontrole.be geen officiële site is. Mevrouw de minister, ik heb van u echter geen verklaring gehoord waarom er sprake zou kunnen zijn van dergelijke communautaire verschillen. Zolang u hiervoor geen deftige verklaring geeft, zal die perceptie u steeds opnieuw voor de voeten worden geworpen. Het kan niet anders.

Als ik zie op welke manier de bedragen van het verkeersboetefonds worden verdeeld, zit daar een bepaalde communautaire scheeftrekking in, die ondertussen al voor een stukje is gecorrigeerd, maar nog lang niet helemaal.

Ik herhaal: men kan in Vlaanderen alle moeite doen om de veiligheid te verhogen en meer controles te organiseren, maar zolang men in het zuiden van het land niet overtuigd is dat meer controles nodig zijn, blijft de scheeftrekking bestaan. Ik zal de zaak blijven volgen.

Ik ben er wel van overtuigd dat er een kleine verbetering is, met name de ademtest die bij elk ongeval zal worden afgenomen. Ik beklemtoon nogmaals dat dat niet voldoende zal zijn om de bestaande scheeftrekking uit te vlakken. Ik blijf in elk geval op mijn honger.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

De voorzitter: De samengevoegde vragen nrs 21032 van de heer Van Hecke, 21154 van mevrouw Mouton en 21559 van mevrouw Demir zijn alle drie zonder voorwerp.

07 Interpellation et question jointes de

- M. Georges Gilkinet à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les suites au niveau du ministère de l'Intérieur du non-lieu prononcé le 20 novembre 2013 dans le dossier judiciaire relatif aux enquêteurs de la Cellule de Jumet" (n° 21072)

- M. Georges Gilkinet à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les suites au niveau du ministère de l'Intérieur du non-lieu prononcé le 20 novembre dans le dossier judiciaire relatif aux enquêteurs de la Cellule de Jumet" (n° 113)

07 Samengevoegde interpellatie en vraag van

- de heer Georges Gilkinet aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de gevolgen bij het ministerie van Binnenlandse Zaken van de op 20 november 2013 uitgesproken buitenvervolgingstelling in het gerechtelijke dossier betreffende de speurders van de cel-Jumet" (nr. 21072)

- de heer Georges Gilkinet tot de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de gevolgen bij het ministerie van Binnenlandse Zaken van de op 20 november 2013 uitgesproken buitenvervolgingstelling in het gerechtelijke dossier betreffende de speurders van de cel-Jumet" (nr. 113)

07.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, j'ai choisi la voie de l'interpellation pour que nous ayons le temps de nous expliquer correctement au sujet d'un dossier sur lequel je vous ai posé plusieurs questions et par rapport auquel je regrette que le dialogue ne puisse pas être plus abouti. Peut-être qu'aujourd'hui, cela se passera mieux, puisque nous disposons d'un peu plus de temps et que vous avez eu le temps, depuis le mois de novembre, de recueillir les informations utiles pour me répondre. Je l'espère en tout cas!

À plusieurs reprises, je vous ai interrogée sur le dossier de la Cellule de Jumet ou Cellule Polfin, constituée d'enquêteurs détachés de plusieurs services installés géographiquement à Jumet et chargés d'enquêter sur des dossiers politico-financiers, avec un succès plus que relatif dans la mise à jour de dossiers complexes.

Depuis quelques mois, cette cellule a connu des difficultés avec une enquête diligentée à l'égard de ses membres. Celle-ci a débouché sur un non-lieu. Toutefois, entre le début de l'enquête et le non-lieu, il y a eu plusieurs conséquences notamment sur l'efficience du travail d'enquête réalisé. Entre-temps, il a été décidé de dissoudre cette cellule d'enquête. L'honorabilité des enquêteurs a été remise en cause et l'outil a été abîmé. Aujourd'hui, la décision de justice est le non-lieu. Je ne vous demande pas de commenter cette décision mais je souhaiterais comprendre ce qui s'est passé avant et savoir ce qui se passera après.

Comme je vous le disais, une décision judiciaire est intervenue dans ce dossier via une ordonnance de la chambre du conseil de Charleroi du 20 novembre 2013. Le 28 novembre 2013, je vous interrogeais sur le sujet. Il est vrai que c'était dans un délai assez court après la décision de la chambre du conseil. J'ai relevé quelques contradictions dans les réponses que vous m'avez données. Vous disiez ne pas avoir connaissance de l'arrêt, alors que vous le commentiez dans votre réponse. C'est assez paradoxal. En outre, vous affirmiez que le déclenchement de l'enquête était antérieur à votre entrée en fonction en tant que ministre de l'Intérieur, alors que vous occupez cette fonction depuis le 6 décembre 2011 et que le dossier a été mis à l'instruction en date du 6 février 2012. Cette mise à l'instruction a été déclenchée par la remise de documents au procureur du Roi de Charleroi par les responsables de la police fédérale, qui relève de votre responsabilité politique en tant que ministre de l'Intérieur. À défaut d'avoir posé l'acte vous-même, vous avez, me semble-t-il, une tutelle sur les responsables de la police fédérale.

Je retiens aussi le fait que vous évoquiez le principe de la séparation des pouvoirs, que je n'ignore pas plus que vous, alors que je disais dans mon introduction ne pas vous interroger sur une enquête en cours, mais sur une enquête aboutie: une vérité judiciaire a été prononcée sous la forme d'un non-lieu à l'égard des suspects, tous membres de votre police.

Ce qui m'intéresse, c'est ce qui s'est passé avant, ce qui a déclenché cette enquête et ce qui se passera maintenant, c'est-à-dire les conclusions que vous en tirez, les éléments de réparation, le cas échéant, que vous pensez devoir mettre en œuvre.

D'où mes questions, madame la ministre. J'aimerais comprendre ce qui a déclenché cette enquête et qui a décidé la police fédérale à saisir la justice de ce dossier. Quelles sont les raisons qui ont conduit à cette décision, assez grave, s'agissant de mettre en cause des collègues, des membres de ses propres services? Tout peut arriver, mais ce n'est pas une décision qui est prise à la légère.

Quelles leçons tirez-vous de ce dossier certes non anodin? Tout un service a fait l'objet d'une enquête, a été mis en cause et est aujourd'hui complètement blanchi. Selon vous, n'est-il pas regrettable d'avoir mis en doute la probité d'enquêteurs par rapport à leurs états de service? Ils ont joué et certains d'entre eux continuent à jouer un rôle majeur dans les enquêtes financières, particulièrement délicates, qu'ils ont menées à bien.

Comptez-vous tenter d'établir des responsabilités dans ce dossier, déterminer une faute par le fait d'impliquer ces enquêteurs alors qu'ils étaient parfaitement irréprochables? Une telle situation mérite un suivi.

À ce titre, êtes-vous tenue au courant de l'information judiciaire ouverte au parquet de Bruxelles et de l'enquête sur l'enquête qui a débuté? Comptez-vous y collaborer? Avez-vous laissé des consignes claires au top de la police fédérale pour qu'ils collaborent à mettre au jour les dysfonctionnements qui ont conduit à cette situation?

Qu'a-t-il été prévu pour la réhabilitation de ces enquêteurs? Aujourd'hui, ils font l'objet d'un non-lieu et sont totalement lavés de ces accusations injustes; je puis l'affirmer puisque c'est une vérité judiciaire.

Une information large relative à ce non-lieu a-t-elle été assurée au sein de la police? En effet, les soupçons qui pesaient sur eux ont été largement diffusés, entre autres au travers d'articles de presse publiés dans la revue de presse mis à disposition des membres de la police.

Dans quel délai les sommes dues aux enquêteurs sont-elles liquidées? C'est le volet civil de l'affaire, puisque la question qui se posait était une question de prime de déplacement et de repas qui, suivant la décision judiciaire intervenue, sont effectivement dues aux intéressés.

De quelle façon, leur défraiement sera-t-il assuré dans le futur? Les choses sont-elles, à présent, clarifiées? Quelles sont les conséquences de cette enquête sur la cellule en tant que telle qui, entre-temps, a été dissoute? Je vous ai posé des questions sur le sujet. Le stress team de la police fédérale s'est intéressé à la situation sur place, constatant des cas de dépression et de lourds problèmes psychosomatiques pour certains membres de la cellule. Disposez-vous d'un diagnostic actualisé?

D'après vous, la Cellule de Jumet reste-t-elle en état de réaliser les missions d'enquête qui sont sa raison d'être? Le jugement intervenu au mois de novembre change-t-il votre position quant à l'avenir et l'autonomie du fonctionnement de la cellule, dont vous avez, je le rappelle, décidé la dissolution.

Voilà l'ensemble des questions que je voulais vous poser calmement sans susciter de polémique, car ce dossier me paraît important et que les choses étant jugées, nous pouvons passer au fond, en tout cas, je l'espère!

07.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur Gilkinet, vous m'interrogerez toujours de façon obsessionnelle dans ce dossier, sans parler de la désinformation dont vous faites montre dans vos questions, qui en plus me demandent de ne pas respecter le droit.

Il s'est avéré pour des faits bien antérieurs à mes prises de fonction que, apparemment, certains membres de la Cellule de Jumet n'avaient pas appliqué ou mal compris les directives de la note du 29 novembre 2011 de la police judiciaire fédérale. À tort ou à raison, je l'ignore. Je vous l'ai dit et répété. Ces directives n'étaient sans doute pas bien rédigées. Ce n'est pas moi qui les ai écrites. J'ai hérité d'une situation. Cette note précisait les différents droits financiers des membres du personnel de la cellule.

En effet, ils avaient introduit des demandes de remboursement sur le budget frais de justice au lieu de formulaires F007/F021 sur le budget de la police fédérale, ce qui leur était plus favorable. Tels sont les faits!

C'est sans doute un manque de précision. Je n'en sais rien!

Le directeur général de la police judiciaire de l'époque, retraité depuis lors mais qui était là bien avant que je n'arrive, a eu connaissance de ces éléments. Il a estimé qu'il fallait donner avis sur-le-champ au procureur du Roi de Charleroi, conformément à l'article 29 du Code d'instruction criminelle, du fait que des frais de justice avaient probablement été indûment payés. Tels sont les faits. Un problème existe, le directeur général de la police judiciaire fédérale estime devoir communiquer ces éléments d'informations au procureur du Roi, sachant que le contexte est délicat et qu'il s'agit d'enquêtes sensibles. À partir de ce moment-là, l'affaire est entre les mains de la justice et nous n'avons absolument plus rien à voir dans le suivi. Vous devriez donc poser vos questions à la ministre de la Justice!

Suite à cela, le procureur du Roi de Charleroi a pris l'initiative judiciaire indépendante d'ouvrir une information judiciaire contre X. Il n'a pas dit qu'il n'ouvrait pas d'information, il a dit qu'il ouvrait une information judiciaire. Je n'y peux rien, je constate!

Le 20 novembre 2013, la chambre du conseil a prononcé un non-lieu. C'est une décision judiciaire.

Le service juridique de la police fédérale analyse le contenu de cette ordonnance qui a fait grand bruit et qui est bien connue de tous. Sur base de cette ordonnance, ce service devra procéder aux remboursements selon la pratique établie. Ce service exécute toujours les décisions judiciaires, quelles qu'elles soient.

Je ne suis absolument pas informée d'une information judiciaire ouverte au parquet de Bruxelles ni d'une enquête sur l'enquête. Vous êtes sans doute beaucoup mieux informé que moi vu vos multiples sources. S'il y en a une, tant mieux, s'il n'y en a pas, tant mieux! Cela ne me regarde pas, c'est entre les mains de la justice. C'est donc une question pour la ministre de la Justice!

Pour le reste, j'ai déjà répondu. Toutes les questions relatives au fonctionnement futur de la Cellule de Jumet sont devenues sans objet. Dans votre question du 27 décembre 2012, vous faisiez vous-même référence à la cessation des activités de la Cellule de Jumet, en concertation avec la magistrature. Cela a été décidé par les autorités sans que mon avis ne soit demandé. Je n'ai jamais eu quoi que ce soit à dire à cet égard; il s'agit d'une décision dans le cadre de l'organisation judiciaire avec la magistrature. J'ai déjà expliqué les modalités de la réorganisation suite à cette décision. Les différentes personnes n'ont jamais fait l'objet d'une enquête disciplinaire et n'ont jamais été suspendues.

Elles ont continué à faire leur travail et il n'y a jamais eu le moindre problème.

Hormis les éléments d'informations communiqués au procureur, l'enquête et un procès judiciaire, en interne, il ne s'est jamais rien passé à l'égard de ces personnes qui ont continué à travailler, si elles le désiraient, sur les différents dossiers dans les différentes cellules dont notamment l'Office central pour la répression de la corruption.

Honnêtement, je n'ai pas d'injonction à donner à qui que ce soit. Il est hallucinant de demander à la ministre de l'Intérieur de donner des injonctions à la police d'effectuer son travail correctement quand un magistrat diligente une enquête qui doit être menée par la police! Je n'ai pas à donner d'ordre en ce sens. C'est le devoir légal de tout policier!

Quant à l'existence d'une enquête sur l'enquête, je n'en sais rien. Cela ressort de la compétence de la ministre de la Justice.

Évidemment que la police doit effectuer son travail! Ce n'est pas à moi de rédiger une directive en indiquant que dans ces cas, il faut bien faire le travail mais dans les autres pas!

Vous me demandez par ailleurs le diagnostic psychosocial – qui relève du secret professionnel – de personnes que je ne connais pas. C'est étonnant!

Des faits se sont produits à partir desquels une enquête judiciaire a été diligentée. Je n'en suis pas responsable. Un non-lieu a été prononcé. D'un point de vue disciplinaire, il n'y a aucun problème; les gens travaillent et n'ont jamais été ennuyés. Entre-temps, les règles ont été précisées dans un manuel pour éviter tout souci d'interprétation. C'est tout!

Je n'ai rien à voir avec cette affaire, ni avant, ni maintenant, ni demain! Je n'ai jamais vu les gens; je n'ai jamais pris aucune décision. Tout cela relève du judiciaire! C'est clair et net. Je veux bien envoyer directement ma réponse au journal Le Vif et ce, sans aucun problème.

Je peux le répéter encore vingt fois et dans cinq mois, même si on est en affaires courantes, je vous dirai la même chose. Il n'y a rien d'autre à ajouter à une question que vous devriez poser à la ministre de la Justice.

07.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je m'adresse à vous concernant les répercussions et l'antériorité de cette enquête au sein de la police. Je suis bien conscient des principes de séparation des pouvoirs que je respecte. Des journalistes font leur travail comme bon leur semble. Je n'ai rien à voir là-dedans. Je suis un député qui pose des questions.

Vous dites que je pratique la désinformation. Cette accusation est grave. Citez-moi les éléments de fait erronés dans les questions que je vous ai posées. Il n'y en a pas! En revanche, vous, vous vous en lavez les mains. C'est étonnant!

07.04 Joëlle Milquet, ministre: Que me demandez-vous? Demandez-vous à la ministre de l'Intérieur d'intervenir dans une enquête judiciaire?

07.05 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Mais non! Je vous demande de vous y intéresser.

07.06 Joëlle Milquet, ministre: Mais dites-le! Si c'est cela Ecolo, dites-le! Il n'y a plus de séparation des pouvoirs!

07.07 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Il n'y a pire sourd que celui qui ne veut pas entendre. Je vous demande de vous intéresser à ce qui s'est passé avant.

07.08 Joëlle Milquet, ministre: Mais je m'y intéresse beaucoup. Vous m'y faites m'y intéresser à chaque fois. Mais ce n'est pas mon travail: c'est le travail du judiciaire. Nous n'avons jamais fait d'enquête disciplinaire. Je ne répondrai plus.

07.09 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Mais non! Je m'intéresse à ce qui s'est passé avant et à ce qui se passe après. Quant à ce qui s'est passé pendant l'enquête, dites-moi laquelle de mes questions concernait le déroulement de l'enquête? Si j'ai des questions à ce sujet, je les poserai effectivement à la ministre de la Justice.

Vous êtes ministre de l'Intérieur, chargée des services de police. Il n'est pas anodin, et c'est bien pire qu'une enquête disciplinaire, qu'un cadre, le directeur judiciaire de l'époque, fasse le choix de…

07.10 Joëlle Milquet, ministre: (…)

07.11 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): C'est quand même vous qui avez la responsabilité politique finale du secteur de la police! S'il se passe quelque chose qui pose problème dans le secteur dans la police, ai-je la capacité d'interroger un directeur, qui plus est à la retraite? Non! C'est à la ministre de l'Intérieur que je m'adresse.

07.12 Joëlle Milquet, ministre: Quand un responsable judiciaire se borne à donner des éléments au parquet, il fait son travail. À tort ou à raison, il fait son travail. Il constate quelque chose, il l'indique au parquet. Au parquet de décider ou non d'ouvrir une enquête. Si une enquête est ouverte, c'est à la magistrature de déterminer s'il y a eu ou non infraction. Point. C'est son travail. C'est tout.

Il a fait son travail, à tort ou à raison, et je n'ai pas à commenter autre chose. Cela se fait tous les jours. Vous vous braquez sur cette affaire. Tous les jours des responsables de la police donnent des éléments au parquet. Tous les jours, dans les zones de polices, à la police fédérale: ils font leur travail.

C'est à la magistrature, de manière indépendante, de dire s'ils se trompent ou non. Le fait de signaler n'est pas en tant que tel une faute. Point. C'est tout. Je n'ai rien à dire. Cela s'est fait avant. C'est du ressort du judiciaire depuis le début jusqu'à la fin. Je n'ai pas d'autre commentaire à faire. Vous insinuez, comme cela, des choses…

07.13 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Je n'insinue rien du tout! J'essaie d'y voir clair. Vous me permettrez néanmoins de considérer comme tout sauf anodin – c'est évident, et je vous ai posé dès le départ des questions sur le sujet – le fait qu'un directeur judiciaire décide de saisir le procureur du Roi dans un dossier dans lequel le remboursement de frais se faisait sur base de consignes données par la hiérarchie des dix membres de la Cellule de Jumet. Ces derniers étaient totalement droits dans leurs bottes. C'est ce que je vous dis depuis deux ans, et la Justice le confirme.

07.14 Joëlle Milquet, ministre: Tant mieux!

Le président: Laissez parler M. Gilkinet!

07.15 Joëlle Milquet, ministre: Je sais, mais c'est la vingtième fois, monsieur le président, que nous disons la même chose.

Le président: Je comprends bien, madame la ministre, mais c'est M. Gilkinet qui a la parole.

07.16 Joëlle Milquet, ministre: S'il veut continuer, je n'ai pas de problème.

07.17 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Laissez-moi continuer, alors. Entre-temps, les membres de cette Cellule ont fait l'objet d'une enquête dans laquelle ils ont été accusés ni plus ni moins de concussion. Il est vrai que c'est du ressort de la Justice; je ne vous pose pas de question sur le sujet. Je me permets néanmoins un commentaire.

En tout cas, je pose le constat qu'un non-lieu a été rendu à leur égard. Vous me dites qu'une réparation financière interviendra, à tout le moins le paiement des frais qui leur sont dus. C'est la moindre des choses.

Je n'ai pas l'impression, madame la ministre, que vous soyez soucieuse de chercher des responsabilités par rapport à ce qui, de mon point de vue subjectif, est un fameux gâchis ou une fameuse erreur, ni pour rétablir une série de personnes que je ne connais pas spécialement personnellement, mais dont la probité a été mise en cause, ce qui est d'autant plus délicat à l'égard d'enquêteurs qui sont amenés à interroger des suspects et à mener des enquêtes délicates.

En ayant fermé les yeux sur ce dossier, alors que vous êtes omniprésente en tant d'autres matières …

07.18 Joëlle Milquet, ministre: (…) vous le savez. C'est quand même hallucinant!

07.19 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Cette décision, vous en avez la responsabilité politique. Je n'ai pas dit que vous aviez saisi le procureur du Roi.

07.20 Joëlle Milquet, ministre: C'est déjà bien! Dites-le au Vif aussi!

07.21 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Je ne le dirai pas, mais les rapports de ce parlement sont publics, madame la ministre, ne vous en déplaise!

Vous étiez en charge de la police au moment où cette décision a été prise et vous la considérez depuis le début comme anodine et non de votre ressort.

07.22 Joëlle Milquet, ministre: Je vous dis qu'il s'agit d'une décision judiciaire, d'un dossier judiciaire, dans lequel je n'ai pris aucune responsabilité. Point barre! Je ne vous dis rien d'autre. Je ne connais pas les personnes concernées. Je ne connais pas le cas. Je ne constate que ce qui a été fait. Je n'ajouterai plus d'autres commentaires.

07.23 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): C'est un dossier judiciaire qui a été enclenché sur la base d'une démarche entreprise au sein de la police. Cela vous concerne, parce que vous étiez en charge de ce département à l'époque et les conclusions tirées plus tard vous concernent également, ne vous en déplaise! Mais il n'est pire sourd que celui qui ne veut pas entendre!

Je conclus qu'il s'agit d'un dossier très grave, qui a été très mal mené au sein de la police, que les conséquences ont été regrettables quant à la capacité de la police de mener à bien des dossiers délicats en matière de fraude financière, un de nos soucis permanents.

J'espère qu'à l'avenir, nous pourrons retrouver cette capacité d'enquête, mais je regrette que vous vous soyez désintéressée d'un dossier sur lequel je vous ai alertée, il y a de très nombreux mois. Et vous avez laissé la situation s'envenimer avec les dégâts que je constate aujourd'hui

07.24 Joëlle Milquet, ministre: De quels dégâts parlez-vous? Je n'ai rien à voir avec cette affaire, vous le savez! S'il y a eu des dégâts, ils viennent d'ailleurs! Je ne fais que prendre acte de décisions et de procédures judiciaires que je n'ai pas initiées!

07.25 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Des dégâts humains ont été mis en évidence par le stress team. Il y avait une cellule d'enquête à Jumet …

07.26 Joëlle Milquet, ministre: Si vous avez accès à des documents médicaux confidentiels, cela devient inquiétant! On commence à se poser des questions!

07.27 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Il y avait une cellule d'une trentaine d'enquêteurs, qui a notamment mis tous les dossiers carolos à l'ordre du jour, et qui n'existe de facto plus! La Cellule de Jumet n'existe plus.

07.28 Joëlle Milquet, ministre: Les dossiers continuent à être traités, vous le savez très bien!

07.29 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Les dossiers continuent à être traités mais avec des moyens qui sont bien moindres.

07.30 Joëlle Milquet, ministre: Pas du tout!

07.31 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Les enquêteurs, qui ont dû injustement subir une enquête puisqu'il y a eu un non-lieu, ont vu leur capacité à enquêter fortement amoindrie. Je le regrette.

Le président: Monsieur Gilkinet, souhaitez-vous déposer une motion en conclusion de votre interpellation?

07.32 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Non, monsieur le président.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

De voorzitter: Vraag nr. 21110 van mevrouw Dumery en vraag nr. 21135 van mevrouw Boulet worden omgezet in een schriftelijke vraag.

08 Question de Mme Jacqueline Galant à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les pompiers du SHAPE" (n° 21137)

08 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de brandweerlieden op de SHAPE-basis" (nr. 21137)

08.01 Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, madame la ministre, au 1^er janvier 2014, les pompiers en poste à la base du SHAPE, à Casteau, changeaient de statut. Ils sont en principe passés sous la coupe du SPF Intérieur, ce qui devrait changer pas mal de choses pour eux, notamment la possibilité d'être envoyés en intervention à l'extérieur des installations du SHAPE, ce qui ne se produisait jamais jusqu'à présent.

Madame la ministre, ces informations sont-elles correctes? Qu'est-ce qui va changer concrètement pour ces pompiers? Confirmez-vous que jusqu'ici, ils ne pouvaient intervenir qu'à l'intérieur des installations du SHAPE? Confirmez-vous que, désormais, ils seront assimilés aux unités "classiques" de sapeurs-pompiers et qu'ils auront les mêmes missions, aussi bien sur la base qu'à l'extérieur? Quel statut ces hommes ont-ils pour le moment? Comptent-ils parmi les travailleurs dont l'avenir professionnel était conditionné par la solution que le gouvernement devait trouver à l'occasion de la reprise du personnel civil assumé jusqu'ici par l'OTAN? Combien d'hommes sont-ils concernés? Ces pompiers ont-ils la même formation que les autres corps? Compte tenu du contexte, vont-ils facilement pouvoir s'intégrer et se coordonner avec les autres corps de services de secours pour les interventions externes à la base du SHAPE? Je pense surtout au problème de sécurité pour se rendre sur la base.

08.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, madame Galant, comme vous le savez peut-être, la date de reprise par l'État belge du personnel civil travaillant au SHAPE est postposée de six mois, ce qui nous permet de continuer à trouver les meilleures solutions possibles pour les différents partenaires. Il faut par ailleurs l'accord des autorités de l'OTAN sur le GSA et avoir aussi une convention qui fixe les modalités et le taux de service offert par la Belgique.

On compte 31 pompiers qui sont concernés par la reprise de leur traitement par l'État belge. La proposition de solution privilégiée est de prévoir le transfert de ceux-ci vers la zone de secours Hainaut Centre. Il est également proposé de mettre à disposition de cette zone le matériel et les bâtiments afin de valoriser le poste d'incendie du SHAPE dans le réseau de postes et donc d'intégrer tout cela dans la zone de secours Hainaut Centre.

Je vous confirme qu'actuellement, les pompiers du SHAPE sont essentiellement cantonnés à l'intérieur de l'enceinte du SHAPE mais ils peuvent toutefois intervenir déjà dans les parages immédiats de l'enceinte extérieure.

Ces pompiers sont, pour la plupart, des volontaires dans un autre service d'incendie ou disposent à tout le moins d'un brevet de sapeur-pompier délivré par un centre de formation agréé par le SPF Intérieur. La possibilité qui leur sera probablement offerte d'évoluer dans une organisation plus large constituera évidemment une véritable opportunité. Il en est de même dans la police. On tente vraiment de trouver des solutions dans le secteur, que ce soit à la police de Mons pour les policiers ou dans la zone Hainaut Centre pour les pompiers.

08.03 Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Si je vous entends bien, il faut attendre le mois de juin 2014: rien n'a changé pour eux à la date du 1^er janvier? Leur statut n'a pas été modifié?

08.04 Joëlle Milquet, ministre: Nous prendrons des décisions avant juin, mais leur statut n'a pas changé.

08.05 Jacqueline Galant (MR): J'apprends qu'ils peuvent déjà intervenir à l'extérieur. Pourtant, même rattachés à la zone de secours Hainaut Centre, les pompiers pourront également intervenir sur la base du SHAPE.

Néanmoins, en termes de sécurité, comment se déroulent les contrôles?

08.06 Joëlle Milquet, ministre: Tout cela devra être négocié dans la nouvelle organisation. Si nous prenons en charge l'ensemble du personnel, ce qui constitue un coût important, nous devrons revoir le modus operandi s'agissant des accès, des contrôles, de la mise à disposition, des quotas horaires.

Pour l'instant, nous en sommes toujours au stade des négociations et nous négocions âprement.

08.07 Jacqueline Galant (MR): Je vous remercie, madame la ministre.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

09 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Bercy Slegers aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de werking van het ASTRID CAD-systeem in West-Vlaanderen" (nr. 21139)

- de heer Jan Van Esbroeck aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de opvolging van de problemen met het ASTRID-CAD oproepsysteem" (nr. 21174)

- de heer Jan Van Esbroeck aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de noodcentrales die niet meer gemoderniseerd worden" (nr. 21239)

- mevrouw Bercy Slegers aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het ASTRID-systeem" (nr. 21267)

- de heer Stefaan Van Hecke aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de problemen met de ASTRID-verbinding" (nr. 21575)

09 Questions jointes de

- Mme Bercy Slegers à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le fonctionnement du système CAD ASTRID en Flandre occidentale" (n° 21139)

- M. Jan Van Esbroeck à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la suite des problèmes liés au système d'appel CAD ASTRID" (n° 21174)

- M. Jan Van Esbroeck à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les centraux d'appel d'urgence qui ne sont plus modernisés" (n° 21239)

- Mme Bercy Slegers à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le système ASTRID" (n° 21267)

- M. Stefaan Van Hecke à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les problèmes de communication sur le réseau ASTRID" (n° 21575)

09.01 Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de minister, ik zal mijn twee vragen samen stellen. Zij werden al een tijdje geleden opgemaakt. Ik zal ze dan ook inkorten.

De gouverneur van West-Vlaanderen, de heer Decaluwé, trok in september aan de alarmbel wegens de problemen met het systeem. Ook De Artsenkrant kaartte op 15 november 2013 in een artikel aan dat de problemen nog steeds niet waren opgelost: de kaarten zijn nog steeds niet up-to-date, wat problemen met zich meebrengt bij het uitsturen van ambulances in bepaalde regio’s. Vooral rond Brugge en Kortrijk zijn de wijken op de kaarten niet accuraat genoeg in beeld gebracht, waardoor ambulances van andere ziekenhuizen uitgestuurd worden, wat vertragingen veroorzaakt.

Op 9 december 2013 kondigde u in een aantal krantenartikelen aan dat de implementatie van het ASTRID CAD-systeem in de provincies waar het tot op heden nog niet is uitgerold, in de koelkast wordt geplaatst tot bepaalde aanpassingen aan het systeem zijn gebeurd en het goed functioneert.

Dit is de essentie van mijn vraag: hoe staat het momenteel met de aanpassingen aan het ASTRID CAD-systeem? Zijn de problemen exact in kaart gebracht?

Vorige keer zei u dat een actieplan in werking zou treden. Wat is de stand van zaken daaromtrent? Een actieplan impliceert immers dat men de concrete problemen kent en dat men bezig is die problemen op te lossen.

Is de gouverneur van West-Vlaanderen, die de problematiek heeft aangekaart en de kat de bel aan heeft gebonden, betrokken geweest bij gesprekken over de zaak?

Wat is de timing voor een beter functionerend systeem, zodanig dat het ook in andere provincies kan worden geïmplementeerd? Ziet u een bredere implementatie op termijn nog zitten?

09.02 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, mijn vraag gaat ook over het CAD-systeem. Wij zijn daar al heel lang mee bezig.

Op mijn vraag van twee maanden geleden hebt u geantwoord dat het updatingritme van de kaarten zou worden opgetrokken. Naast de tweejaarlijkse grote kaartupdate zou u een maandelijkse kleine update organiseren. Het NGI zou per maand minimaal één dag dringende kaartcorrecties ter plaatse doorvoeren in elk CIC en hulpcentrum 100 en 112.

U antwoordde toen ook dat er een evaluatievergadering plaats had gevonden naar aanleiding van het ontwerp en het uitvoeringsprogramma. Ik heb op dat moment, 9 december, daarover een aantal vragen gesteld om te weten te komen wat er is gebeurd met al de beloftes die u destijds had gedaan en de antwoorden die u mij had gegeven.

Ik kan die vragen nog eens herhalen, maar uiteindelijk deden ze twee dagen later niet echt meer ter zake, want op dat moment verscheen een artikel waarin stond te lezen dat u niet langer geïnteresseerd was in de verdere modernisering van de noodcentrales, omdat er geen geld voor was.

Vanaf dag één zijn wij heel hard bezig met het doorgronden van heel het ASTRID CAD-systeem en daarover vragen te stellen. Het is uiteraard de bedoeling om tot oplossingen te komen, want er is niets zo erg als een oproepsysteem dat slecht of niet goed werkt.

Ik heb u daarover, naar aanleiding van dat artikel, een aantal vragen gesteld. In een plenaire vergadering voordien hebt u ooit geantwoord dat u met een alternatief systeem zou komen voor het ASTRID CAD-systeem. In het kader van al die vragen wil ik u toch nog de volgende vragen stellen.

Wat heeft heel het ASTRID CAD-systeem al gekost aan de belastingbetaler? Welke concrete stappen zullen er worden gezet? Worden al uw aankondigingen ook in de praktijk gerealiseerd? Zult u nog in de oude systemen investeren, terwijl er misschien al iets nieuws op stapel staat? Of staat er niets op stapel en was het maar een uit de mouw geschud antwoord?

U zou bij de CEO van ASTRID ook openlijk de stand van zaken aanklagen. U hebt een gesprek gehad met die CEO. In de media luidde het dat men van u verwachtte dat u knopen zou doorhakken. Wat wilt u met het ASTRID CAD-systeem doen? Waar wilt u naartoe?

Er bestaat hierover heel wat onduidelijkheid en ik zou op al die vragen vandaag graag een duidelijk antwoord krijgen.

09.03 Minister Joëlle Milquet: De bezorgdheden over het CAD-systeem van ASTRID komen zowel van de operatoren in de hulpcentra 112 als van de hulpdiensten, brandweer en spoeddiensten.

De CAD-technoglogie vertoont voor de hulpcentra 112-100 die oproepen voor dringende geneeskundige hulp en brandweerhulp behandelen momenteel een aantal onvolkomenheden die gaan van het ontbreken van een aantal belangrijke functionaliteiten over het niet feilloos berekenen van de snelste adequate middelen tot stabiliteitsproblemen en soms zelfs problemen met de telefonie. Mijn diensten moeten er in de eerste plaats voor zorgen dat alle operatoren snel, correct en gegarandeerd zonder uitval kunnen werken. De feiten bewijzen dat er hiervoor op dit ogenblik niet altijd voldoende garanties zijn. Het blijft de bedoeling om alle noodoproepcentrales op hetzelfde technologische platform te brengen waarbij de multidisciplinaire samenwerking maximale invulling kan krijgen, maar aangezien de huidige operationele aandachtspunten en problemen prioritair zijn kunnen nieuwe migraties op dit moment nog niet aan de orde zijn.

Ik heb niet de bedoeling om de samenwerking met NV ASTRID stop te zetten. Mijn diensten hebben een actieplan opgesteld om een aantal onvolkomenheden die de CAD ASTRID momenteel vertoont op korte termijn weg te werken. Ik was echter helemaal niet tevreden met de verschillende vroegere werkzaamheden van ASTRID.

Mijn diensten hebben op 9 september, 15 mei, 13 november en nog in december samengezeten met gouverneur Carl Decaluwé en vertegenwoordigers van de hulpdiensten om het actieplan en de interactie tussen het hulpcentrum 112 West-Vlaanderen en de hulpdiensten te bespreken. De gouverneur en zijn arrondissementscommissaris krijgen ook regelmatig updates over de acties in verband met de cartografie.

Het actieplan focust op de stabiliteit, de continuïteit, de kritische functionaliteiten en de Europese verplichtingen. De belangrijkste doelstelling in het actieplan zijn fix the basics, er dus voor zorgen dat de noodzakelijke functionaliteiten aan de hulpcentra 112 aangeboden worden en zonder risico’s op uitval of tekortkomingen kunnen functioneren, een rapporteringsplatform toevoegen, overstappen naar een meer performante cartografie met daarin een nationale basiskaart en opportuniteiten voor verfijnde localisatie, routering en geo-informatie en zorgen voor een business-continuity-plangarantie.

Er werden maandelijkse kaartcorrecties voorgesteld als oplossing om fouten sneller aan te passen in de meldkamers die werken met de CAD-technologie van ASTRID. Er werd een keer een plaatselijke correctie aangebracht voor kleine aandachtspunten, namelijk voor het CIC 101 en het hulpcentrum 112-100.

Een oplossing voor de problemen die te maken hebben met de cartografie van de hulpcentra 112 is voorzien via het project Optifed 1 dat de geïnteresseerde overheidsdiensten een zelfde basiskaart met uniforme straatnamen en navigatierouteringscapaciteit zal geven om hun opdracht efficiënt te kunnen uitvoeren. Het invoeren van deze kaart is voorzien voor 2014 voor alle hulpcentra 112-100. Dat was voor mij een echte prioriteit.

De basiskaart zal worden aangekocht van een nog te selecteren leverancier op basis van de behoeften van de verschillende betrokkenen. Dit project wordt voor de verschillende overheidsdiensten gecoördineerd door het Nationaal Geografisch Instituut (NGI). Nadat een nationale kaart werd ingevoerd, voorzien mijn diensten elke drie maanden in een nieuwe update. Mijn diensten zullen de officiële snelheden invoeren voor de berekening van de snelste adequate hulp.

Op 4 december zijn de officiële snelheden al ingevoerd op een eerste testwerkstation in het hulpcentrum 112-100-West-Vlaanderen. Daarop vinden nu uitvoerige testen plaats. Op basis van deze testen zullen aanbevelingen volgen en zal de uitrol van deze nieuwe snelheden in het hulpcentrum 112-100 besproken en vastgelegd worden. Geen enkele cartografie is perfect, maar door het invoeren van de officiële snelheden moet de werkelijke situatie beter kunnen worden benaderd en kan een uniforme werkwijze worden aangeboden voor de berekening van wie het snelste ter plaatse kan zijn voor alle brandweerkorpsen en alle provincies.

Op langere termijn zullen mijn diensten de mogelijke optimalisering door gebruik te maken van de effectieve snelheden die worden behaald op de wegen in plaats van de officiële maximumsnelheid, grondig bestuderen en uittesten. Het blijft immers een topprioriteit om de realiteit zo goed mogelijk te benaderen.

Alle actiepunten uit het actieplan zijn kortetermijndoelstellingen met implementatie uiterlijk ook vóór eind 2014. De nodige stappen worden nu gezet om het actieplan in de praktijk om te zetten. Ik zal erop toezien dat men zich blijft richten op de nodige kortetermijnoplossingen, zodat maximale vooruitgang kan worden geboekt. Daarnaast zijn er ook besprekingen met alle disciplines, waarbij op lange termijn zal worden bekeken hoe de CAD-technologie zo geconfigureerd kan worden om te voldoen aan de behoeften van alle disciplines. Er is ook een stuurgroep opgericht die bestaat uit vertegenwoordigers van mijn diensten, de FOD Volksgezondheid, de brandweer en de geïntegreerde politie, die zorgt voor de opvolging. Er zijn ook ad-hocbesprekingen bezig om de door de leverancier voorgestelde technische oplossingen te onderzoeken, te beoordelen en, indien nodig, alternatieven aan te bieden en het actieplan in de praktijk om te zetten.

09.04 Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de minister, ik ben blij te horen dat sinds 4 december de tests lopen in West-Vlaanderen om de werkelijke situatie zo nauw mogelijk te benaderen en oplossingen te vinden of eventueel bestaande bugs te vinden en een oplossing te kunnen schrijven in die softwaresystemen. Daarna kunnen dan uitgerold worden in de rest van Vlaanderen.

U zegt dat de timing om het allemaal opgelost te hebben eind 2014 is. Persoonlijk vind ik begin 2014 een groot verschil ten opzichte van eind 2014, er zitten twaalf maanden tussen en ik zou het jammer vinden mocht het zo lang duren vooraleer er in de praktijk oplossingen komen voor dit systeem dat reeds lang bestaat en waarvan de problemen goed gekend zijn. U spreekt over ten laatste eind 2014, maar is er geen mogelijkheid om toch al vroeger een aantal essentiële bugs of problemen in de software te kunnen oplossen?

09.05 Minister Joëlle Milquet: Natuurlijk, ik vraag dat elke vergadering. Wij hebben reeds een groot aantal technische problemen opgelost. Het belangrijkste voor mij is dat er een nationale kaart komt. Die kan er zijn in 2014 en liefst zo vlug mogelijk. Binnenkort hebben wij nog een vergadering waar een echte timing zal worden opgesteld. Ik heb de timing ook aan ASTRID gevraagd.

09.06 Bercy Slegers (CD&V): Mocht dat voor de zomer van 2014 zijn, zou het aanvaardbaar zijn.

09.07 Minister Joëlle Milquet: Ja, maar dat zijn beslissingen van vroeger.

09.08 Bercy Slegers (CD&V): Inderdaad, maar als een softwarefirma een opdracht heeft, moet ze deze ook goed volbrengen en dan moeten die kaarten in orde zijn, want er hangen mensenlevens van af.

09.09 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, wat u zojuist verteld hebt, horen wij reeds vier jaar. Het enige dat ik nieuw gehoord heb, is dat u sowieso bij het ASTRID-CAD-systeem zult blijven. Van het ooit voorgestelde alternatief gaat u dus geen werk meer maken, u laat ze gewoon verder doen.

Ik heb nog altijd niet gehoord wat uiteindelijk de kostprijs tot op de dag van vandaag is geweest. Ik heb wel begrepen dat het belangrijkste dat u in 2014 nog wil realiseren, een basiskaart is die beschikbaar is voor het hele land, zodat overal de kaart hetzelfde is. Nu mag u het mij niet kwalijk nemen, maar het is reeds vele jaren zo dat wij in onze eigen wagen een TomTom hebben die zelfs de files aanduidt, minuut tot minuut. Iedereen heeft privé zo’n toestel in zijn wagen en ASTRID-CAD krijgt het in vier jaar tijd niet klaar om dat systeem te laten functioneren. Zelfs begin 2014 krijgen wij daarop nog steeds geen antwoord.

Hetzelfde verhaal, ook hierop heb ik geen antwoord gekregen, voor de bereikbaarheid van de hulpdiensten zelf tijdens het uitvoeren van brandweeractiviteiten binnen gebouwen, op natuurgebieden zoals bijvoorbeeld de Kalmthoutse Heide. Ook daar blijkt de dekking nog altijd ontoereikend. Bereikbaarheid is niet mogelijk met het ASTRID CAD-systeem, terwijl de brandweermannen zichzelf behelpen met hun persoonlijk gsm-toestel. Zo wordt er tegenwoordig gewerkt! Met hun eigen gsm hebben ze wel bereik, maar met het systeem van ASTRID CAD niet. Daarom stel ik u daarover al vier jaar lang mondelinge vragen, waarbij ik u uitnodig om daar naartoe te gaan om een en ander te bespreken. Dat systeem kost enorm veel geld, maar datgene wat er moet gebeuren, gebeurt niet. Vandaag de dag werkt het systeem nog altijd niet naar behoren.

09.10 Minister Joëlle Milquet: Ik ga volledig met u akkoord. Ik was heel boos toen ik de verschillende problemen ontdekte. In ons huidig actieplan staat een groot aantal oplossingen.

Het probleem is dat het basiscomputerprogramma van ASTRID heel anders werkt in vergelijking met de nieuwe technologieën. Alles moet aan elkaar aangepast worden. Zo moeten er onder meer nieuwe connecties met de websites worden gecreëerd. Dat is ons doel. Binnenkort zullen wij voor die uitwisseling van informatie een oplossing vinden.

Ik vergader daarover ook nog met de verschillende partners, maar het is moeilijk, het is een erg ingewikkeld systeem.

09.11 Jan Van Esbroeck (N-VA): Toch begrijp ik het nog altijd niet. Wij spreken daar al zo lang over.

09.12 Minister Joëlle Milquet: Eigenlijk zouden wij met een blanco blad moeten herbeginnen, zonder enige link met het huidig systeem. Dat is natuurlijk onmogelijk, maar dat zou wel het ideaal geweest zijn. Nu moeten wij de systemen integreren.

09.13 Jan Van Esbroeck (N-VA): De ontwikkelaars van het eerste ASTRID CAD-systeem zullen toch wel geweten hebben dat er een evolutie bestaat in verbindingen en dat een 3G- en een 4G-netwerk ontwikkeld zou worden. Moeten die mensen nu zoeken naar een nieuw systeem om verbindingen mogelijk te maken? Dat klinkt toch ongeloofwaardig, alles in acht genomen en wetende wat er al geïnvesteerd is in heel dat systeem. Als wij voor elke brandweerman een TomTom van 100 euro zouden kopen, dan zou het gezamenlijk bedrag daarvoor niets betekenen in vergelijking met wat het ASTRID CAD-systeem gekost heeft.

Op mijn vraag naar de kostprijs heb ik nog geen precies antwoord gekregen. Misschien is het interessant om er eens een berekening van te laten maken, zodat wij weten wat een en ander al heeft gekost. Ik zal een schriftelijke vraag indienen om naar de totale kostprijs te vragen.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

10 Question de Mme Linda Musin à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les compétences des policiers en cas de violation de domicile" (n° 20906)

10 Vraag van mevrouw Linda Musin aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de bevoegdheden van de politieagenten bij een woonstschennis" (nr. 20906)

10.01 Linda Musin (PS): Monsieur le président, madame la ministre, dans un même quartier de Liège, en moins d'un mois, deux maisons meublées, non délaissées mais dont les propriétaires étaient provisoirement absents, ont été occupées par effraction. Les intrus se sont installés à demeure, en changeant les serrures, sans consentement du propriétaire ou de ses ayants droit, auxquels ils refusaient l'accès aux bâtiments.

Ces faits ont été rapportés par la presse en octobre dernier et ont provoqué l'émoi sur les réseaux sociaux, notamment par l'ignorance des procédures qui peuvent protéger le droit de propriété dans ce cas précis et aussi par la définition du rôle qui devrait être celui de la police de proximité en la circonstance. Ce flou juridique a été entretenu par l'intervention à la télévision d'un avocat qui affirmait que "la police ne peut rien faire, même si cela arrive à un retour de vacances, c'est la loi". Á cette intervention s'ajoutent les affirmations d'un inspecteur de la police de quartier qui aurait reconnu un des occupants comme faisant partie "d'un groupe très bien organisé de squatters du quartier, sans pouvoir rien faire en l'absence d'un avis d'expulsion du juge".

À la question orale que je lui posais à ce sujet en novembre dernier en commission de la Justice, votre collègue Mme Annemie Turtelboom a répondu en ces termes: "Le squattage est, en règle générale, considéré comme le fait de pénétrer et d'habiter un immeuble inoccupé. Bien que les squatters foulent au pied le droit de propriété, squatter n'est pour l'instant pas répréhensible. En avril de cette année, M. Mathias De Clercq a toutefois introduit une proposition de loi en vue d'incriminer le squattage. Les faits que vous citez sont toutefois d'un autre ordre. Il s'agit du squattage d'une maison en principe toujours occupée mais dont le propriétaire est absent pour une longue durée. En pareil cas, on peut parler de violation de domicile, si l'on se conforme aux conditions du Code pénal. En cas de plainte de l'occupant légitime, dans les circonstances évoquées par vous, la police peut intervenir."

Madame la ministre, la gestion des situations décrites a donné lieu à des interprétations diverses. Il en est résulté atermoiements, retards, préjudices financiers, anxiété et sentiment d'injustice pour les propriétaires concernés. Le droit applicable en la matière semble méconnu tant des milieux juridiques que des services de police.

Dans l'intérêt des citoyens, en attendant une éventuelle intervention du législateur, ne conviendrait-il pas de rappeler, par voie de circulaire, aux policiers chargés de faire appliquer la loi quotidiennement sur le terrain leurs compétences en la matière?

Président: André Frédéric.

Voorzitter: André Frédéric.

10.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, madame, je me rallie à la réponse qui a été donnée par ma collègue de la Justice puisque le fait de pénétrer dans et d'occuper, même sans titre ni droit, un bien immobilier abandonné, c'est-à-dire non utilisé à titre de domicile par un tiers, n'est à l'heure actuelle pas constitutif d'une infraction pénale. En revanche, c'est une violation du droit de propriété.

Lorsqu'une plainte est déposée par le propriétaire, le système se met en marche. Il peut s'ensuivre une expulsion par huissier, etc. Il est inexact de dire qu'il n'y a pas de règle juridique. En fait, il n'y a pas d'action pénale mais bien une action civile.

Les personnes communément dénommées squatters qui installent leur lieu de vie dans un tel endroit y bénéficient du droit à la protection de leur vie privée et de l'inviolabilité du domicile.

Cela implique que l'intervention des services de police est subordonnée à l'existence d'une décision d'expulsion qui doit émaner du juge de paix ou du président du tribunal de première instance statuant en référé, donc en civil. Pour cela, une plainte doit avoir été déposée.

Les faits que vous relatez dans votre question se distinguent de la situation précitée en ce que les lieux squattés ne sont pas abandonnés, mais sont déjà utilisés à titre de domicile par une tierce personne, le propriétaire ou le locataire.

Dans ce cas, il s'agit bien d'une infraction au sens de l'article 439 du Code pénal, qui punit celui qui, sans ordre de l'autorité et hors les cas où la loi permet d'entrer dans le domicile des particuliers contre leur volonté, se serait introduit dans une maison, un appartement, une chambre ou un logement habité par autrui, ou leurs dépendances, soit avec l'aide de menaces ou de violences soit au moyen d'effraction, d'escalade ou de fausses clés.

La circonstance que le propriétaire ou le locataire des lieux est momentanément absent n'est, à cet égard, pas relevante. L'important est donc le fait qu'il y soit domicilié et qu'il y séjourne même s'il en est absent pendant une partie de l'année.

Une intervention policière sur base des compétences de police judiciaire est dès lors possible – si nécessaire, je le rappellerai par une circulaire. Les problématiques de l'occupation sans titre ni droit de bien immobilier abandonné et de la violation du domicile au sens de l'article 439 sont pourtant abordées de manière approfondie dans le cadre de la formation de base et de la formation continuée des fonctionnaires de police.

S'il faut rappeler la loi, nous la rappellerons. Je ne me fais pas de souci: ils sont censés la connaître.

10.03 Linda Musin (PS): Monsieur le président, madame la ministre, merci. Il est vrai que la situation est née d'une méconnaissance de la légalité en cette matière. En effet, ce phénomène lié à ce type de squattage est nouveau et a rendu les policiers perplexes.

Selon moi, leur rappeler qu'ils peuvent intervenir ajouterait de l'efficacité vis-à-vis des propriétaires anxieux qui, sans cela, ressentent un sentiment d'injustice faute d'être protégés.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

11 Question de M. Georges Gilkinet à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la circulaire COL 17/2013 des procureurs généraux" (n° 21146)

11 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de omzendbrief COL 17/2013 van de procureurs-generaal" (nr. 21146)

11.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, je voudrais vous interroger sur une circulaire du Collège des procureurs généraux, numérotée COL 17/2013, qui a été publiée pour amener les services de police locaux à s'intéresser à la matière de la fraude sociale via la domiciliation.

C'est une circulaire confidentielle, mais dont j'ai néanmoins obtenu une copie. Elle impose aux services de police de se renseigner auprès d'un point de contact afin de vérifier si une personne perçoit des allocations sociales. Ce point de contact doit simplifier la tâche des services de police qui ne devront pas contacter chaque organisme social. Or, si la circulaire est d'application, le point de contact n'existe pas, à ma connaissance.

Par ailleurs, le contenu de cette circulaire suscite quelques questions. Ainsi, si l'objectif est bien de lutter contre la fraude sociale, on peut s'interroger sur l'ampleur des moyens qui lui sont dédiés et sur les conséquences possibles pour les familles concernées, le respect de leur vie privée également.

En outre, certaines zones de police m'ont interpellé car cette circulaire va imposer une charge de travail supplémentaire aux zones de police, auxquelles l'on promet pourtant une simplification administrative, et qui déterminent par voie du plan zonal de sécurité leurs propres priorités. Ici, il s'agit d'une priorité qui semble imposée par le haut.

Madame la ministre, pouvez-vous m'indiquer ce qui détermine le statut confidentiel d'une circulaire? Pourquoi celle-ci a-t-elle été classée comme "confidentielle", étant entendu aussi que la publicité d'une circulaire peut avoir des effets préventifs? En termes de moyens consacrés, estimez-vous qu'il s'agit là de la priorité, par rapport à d'autres phénomènes nuisibles comme la fraude financière?

La circulaire a-t-elle été soumise à l'avis de la Commission de la protection de la vie privée? Les éventuelles recommandations de cette dernière ont-elles été prises en compte?

Qu'en est-il de ce point de contact? Quand sera-t-il mis en place, s'il ne l'a pas déjà été? Quelle forme prendra-t-il? Quelle sera sa base légale? Ce projet spécifique a-t-il fait l'objet d'une consultation de la Commission de la protection de la vie privée?

L'impact de cette circulaire sur la charge de travail administratif pour les zones de police locale a-t-il été évalué? Cette circulaire ne revient-elle pas à faire porter aux communes – à travers les zones de police - une charge que l'État fédéral ne peut ou ne veut plus assumer? Dans quelle mesure est-elle compatible avec le fait que les zones sont appelées elles-mêmes, sur la base d'un diagnostic de sécurité élaboré en fonction de leur réalité locale, à déterminer leurs priorités de travail dans le cadre de leur plan zonal de sécurité?

11.02 Joëlle Milquet, ministre: Cher collègue, je vois que les confusions sur les rôles et les institutions persistent. Les circulaires du Collège des procureurs généraux dépendent d'abord de celui-ci, qui est autonome, et en plus cela relève du département de la Justice.

Cette matière ne relève donc absolument pas de mes compétences.

Quant au point de contact au niveau de la sécurité sociale, cette question relève de la compétence de mes collègues. Dans le cas présent, il s'agit d'une décision du Collège. S'il y a une question à ce sujet, adressez-vous à la ministre de la Justice. Eu égard au point de contact, cette question est afférente à la sécurité sociale et son département.

Les policiers appliquent les circulaires judiciaires qu'on leur impose en fonction de leurs moyens et avec, le cas échéant - c'est vrai dans ce cas-ci –, une charge de travail supplémentaire, mais personnellement, je n'ai pas d'autres commentaires à apporter.

J'ai découvert, tout comme vous, la circulaire et quant à savoir si elle est confidentielle ou pas, il appartient au Collège de répondre. Elle est adressée en interne. La confidentialité de mise ici n'est pas vraiment respectée, puisque vous en avez une copie, dont je ne dispose peut-être pas moi-même.

11.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je suis étonné que vous ne connaissiez pas le contenu d'une circulaire que vous avez signée, même si elle était rédigée par les procureurs généraux. C'est la raison pour laquelle je me permets de vous interroger sur le sujet.

11.04 Joëlle Milquet, ministre: En général, le Collège des procureurs généraux signe seul!

11.05 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Je pense que vous ne devez pas être indifférente non plus aux missions qui sont confiées …

11.06 Joëlle Milquet, ministre: Je ne suis pas indifférente! Je dis simplement qu'elles n'émanent pas de moi et que vous devez interroger Mme Turtelboom.

11.07 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Je pense que vous ne devez pas être indifférente, madame la ministre, aux missions qui sont confiées aux zones de police et qui peuvent entrer en contradiction ou en concurrence, à tout le moins, avec les priorités qu'elles décident dans un contexte que vous devez savoir difficile pour elles, en termes de financement et de charge administrative.

Rassurez-vous, la question a également été posée à la ministre de la Justice concernant la publicité réservée à ce type de circulaire et le caractère préventif qui peut être donné à ce type de circulaire - pourquoi cacher ce type de priorité? – ainsi que sur l'importance des fraudes de type secondaire, c'est-à-dire des marchands de sommeil.

Je m'interroge en tout cas sur la dimension intrusive de la méthode proposée au-delà de l'imposition de missions, comme je l'ai mentionné dans le cadre de ma question. Je regrette, madame la ministre, vos non-réponses, mais ce fait est récurrent. J'ignore si cela tient à mes questions ou à vous.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

12 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de strijd tegen de grenscriminaliteit aan de Belgisch-Franse grens" (nr. 21190)

- mevrouw Bercy Slegers aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het cameraschild in de Franse grensstreek" (nr. 21266)

- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de sterke groei van grenscriminaliteit in West-Vlaanderen" (nr. 21368)

- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de verdere bestrijding van de grenscriminaliteit aan de Frans-Belgische grens" (nr. 21706)

12 Questions jointes de

- Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la lutte contre la criminalité transfrontalière à la frontière franco-belge" (n° 21190)

- Mme Bercy Slegers à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la mise en place d'un bouclier de caméras dans la zone frontalière avec la France" (n° 21266)

- M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la forte croissance de la criminalité frontalière en Flandre occidentale" (n° 21368)

- Mme Sabien Lahaye-Battheu à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la poursuite de la lutte contre la criminalité dans la région frontalière franco-belge" (n° 21706)

12.01 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, onze vragen behandelen een onderwerp dat al een hele tijd aan de orde is, namelijk de strijd tegen de grenscriminaliteit aan de Belgisch-Franse grens. Misschien kunt u wel zorgen voor een update.

Op het ogenblik zijn er 34 ANPR-camera's geplaatst. De gouverneur van West-Vlaanderen liet in de media uitschijnen dat hij het aantal wil optrekken tot 103 camera's in de eerstkomende jaren. Zijn uw diensten daar bij betrokken? Hoe ziet u die plannen? Acht u ze realistisch? Kunt u ons een actuele stand van zaken geven van de ANPR-camera’s in de strijd tegen grenscriminaliteit?

Ik wou u ook een vraag stellen over de digitale geografische kaart, maar ondertussen is die grotendeels beantwoord in uw antwoorden op voorgaande vragen. Er is sprake van een indeling van de grensregio in bassins, om zo gemeenschappelijk de grenscriminaliteit aan te pakken. Zijn uw diensten bij die indeling betrokken? In hoeverre zijn de plannen al uitgevoerd? Hoe moet ik zo’n indeling in bassins voorstellen?

Wat is de stand van zaken van de gemeenschappelijke opleiding met de Franse ordediensten? Dat is een van de maatregelen die u een tijd geleden hebt aangekondigd. Hoe ver staat het met die opleiding? Is er al een evaluatie geweest?

Een van de maatregelen die genomen zouden worden, is dat de communicatiekanalen tussen de teams aan beide kanten van de grens op elkaar afgestemd zouden worden. Kunt u mij ook hiervan de stand van zaken geven?

12.02 Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de minister, op 9 december zei de gouverneur van West-Vlaanderen in zijn perscommuniqué dat hij het cameraschild verder wou uitrollen. Dat is een zeer goede zaak, want tussen Kerstmis en Nieuwjaar waren er enkele overvallen in Wervik. De daders zijn toen gevat dankzij de hits door de vaste ANPR-camera’s aan de grens in Menen. Bij deze is het nut van een dergelijk netwerk dus vast en zeker bewezen.

Mevrouw de minister, hoe ziet u de verdere ondersteuning door de federale politie aan de installatie van het cameraschild? Ik las in de beslissing van de federale regering van eind 2013 dat er opnieuw een federale bijdrage van 52 000 euro komt voor de grenszones. Dat is een zeer goede zaak. Ik vraag mij af of de federale politie nog andere methoden aanwendt, bijvoorbeeld de coördinatie van de implementatie van de software die gekoppeld is aan de camera’s? Behalve de camera’s is immers een softwareprogramma nodig, zodat politiemensen die in hun combi een nummerplaat intikken, onmiddellijk weten waar het verdachte voertuig de grens overgestoken is en welke bewegingen het verder gemaakt heeft. Dat is er net de sterkte van natuurlijk.

Het uitrollen van zo’n software kost ook heel veel geld. Zal daarvoor ondersteuning komen van de federale politie ofwel via financiële middelen, ofwel via coördinatie?

Ten slotte, hoe staat het met de Franse autoriteiten? Er was aangekondigd dat aan de Franse zijde van de grens camera’s zouden worden geïnstalleerd. Daarvoor worden er in Frankrijk de nodige middelen vrijgemaakt en men voert er gesprekken met de burgemeesters langs de grens. Op het terrein zien wij echter nog geen camera’s. Kunt u ons een stand van zaken geven van de werkgroepen hieromtrent?

De werkgroepen zouden worden opgericht ingevolge de Akkoorden van Doornik, maar die werden tot nu toe nog niet in het Parlement besproken. Hoe ver staat het met de ratificatie van de betrokken teksten?

12.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, in 2010-2011 registreerde men in West-Vlaanderen en in Henegouwen een sterke groei van de grenscriminaliteit. Franse criminelen staken de grens over en pleegden soms zeer zware criminele feiten.

Uiteindelijk werden enkele maatregelen genomen, zoals het plaatsen van het cameraschild. Het Akkoord van Doornik werd ondertekend, dat voorzag in een aantal extra samenwerkingsmogelijkheden tussen de politiediensten. Het was minder dan wat op het terrein werd gevraagd, maar het was een begin.

De grenscriminaliteit kende een tijdelijke terugval, maar, zoals collega Slegers heeft gezegd, kwam ze in de eerste week van het jaar 2014 weer helemaal op de voorgrond: vijf zware incidenten op amper een week tijd, waaronder een homejacking en ramkraken; de zelfstandigen hebben het over een heropflakkering van de criminaliteit.

Mevrouw de minister, hebt u ook kennisgenomen van het heropflakkeren van de grenscriminaliteit in de streek van Menen-Kortrijk? Wat is uw eerste inschatting daarvan?

Als u kennis hebt genomen van de situatie, neem ik aan dat u extra middelen zult inzetten. Gaat het dan over personeel of materiaal? Het cameraschild is operationeel en werkt goed, aldus het federaal parket. Er moet dan toch iets verkeerd zijn gelopen, want de betrokken criminelen zijn blijkbaar door de mazen van het net geglipt. Indien dat niet het geval is, moet er toch eens aan de Franse zijde worden gekeken wat daar verkeerd is gelopen.

Als er sprake is van een structurele heropflakkering van de grenscriminaliteit, mevrouw de minister, zou het dan geen goed idee zijn om opnieuw met uw Franse collega aan tafel te gaan zitten, zodat Frankrijk alsnog zijn grondwet zou aanpassen en onze politiediensten met het oog op een efficiënte strijd tegen de grenscriminaliteit met volheid van bevoegdheid de Franse grens over kunnen gaan?

Ten vijfde, voorziet u nog in bijkomende maatregelen? Het gaat namelijk niet alleen over grenscriminaliteit, maar ook over mensensmokkel en mensenhandel en het stijgende aantal diefstallen en inbraken.

12.04 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de minister, ik zal niet in herhaling vallen. Ik sluit mij aan bij de vragen en voeg er twee aan toe.

Ten eerste, om tot een volledig cameraschild te komen, zou men 103 camera's nodig hebben. Vandaag zijn er een dertigtal. De investering zou 5 miljoen euro bedragen. Verschillende overheden zijn bij dat project betrokken. Vanuit het federale niveau zijn er al heel wat inspanningen geleverd om de grenscriminaliteit te helpen bestrijden. Hoe werken onze verschillende overheden samen? Ik denk daarbij aan het lokale, provinciale, Vlaamse en federale niveau. Wordt er in het dossier goed samengewerkt en complementair gewerkt?

Ten tweede, wat is de stand van zaken, wat de ratificatie van de Akkoorden van Doornik betreft? Wanneer volgt de ratificatie, hier in het Parlement? Wanneer is de ratificatie ervan in Frankrijk gepland?

12.05 Minister Joëlle Milquet: De realisatie van het cameraplan werd toevertrouwd aan het stuurcomité Cameraschild en Grenscriminaliteit. De directie Lokale Integrale Veiligheid van mijn departement is een van de diensten die daarin zijn vertegenwoordigd. Daarnaast nemen ook de volgende overheden en diensten deel: de diensten van de gouverneur van West-Vlaanderen, de Vlaamse overheid, de betrokken burgemeesters en lokale politiezones, de Vaste Commissie van de Lokale Politie en de federale politie.

Het plan is om diverse redenen realistisch: het wordt gedragen door alle betrokken instanties, de lokale zones hebben zich uitdrukkelijk geëngageerd, er worden federale middelen en ondersteuning aangeboden en er worden ook bijkomende Europese middelen gezocht. Ten slotte, speelt ook de Vlaamse overheid een stimulerende rol.

Vanaf 1 januari 2014 is het provinciaal platform PIT, de Provinciale Interface voor Targetbeheer, operationeel voor de politiediensten en kunnen de bestaande ANPR-camera's opgenomen worden in het West-Vlaamse netwerk. Voor de eerste schijf van 103 ANPR-camera's hebben wij in een meerjarenplan voorzien.

De zones die in 2012 voor de aankoop van ANPR-camera’s een federale bijdrage op hun voorstel hebben ontvangen, zullen ook voor het jaar 2013 dezelfde federale ondersteuning krijgen.

Er waren heel veel vragen van andere zones. Wij hebben echter slechts een beperkt bedrag ter beschikking. Niettemin hebben wij beslist dezelfde zones nogmaals te steunen met dezelfde bijdrage, om meer ANPR-camera’s te kopen. Zij zullen het bedrag in principe begin 2014 ontvangen. Bovendien analyseren we of via het Verkeersveiligheidsfonds bijkomende middelen ter ondersteuning van de ANPR-camera’s kunnen worden vrijgemaakt.

Tot nu toe merken we een echte daling van de criminaliteit en diefstal in de wijk. Soms zijn er natuurlijk nieuwe feiten, waarvoor er een goede samenwerking tussen de Franse en de Belgische politie is.

Begin december 2013 was de grenscriminaliteit tot een heel laag niveau gedaald. Van midden december 2013 tot begin 2014 werden opnieuw enkele feiten vastgesteld die met een nieuwe Franse bende in verband konden worden gebracht. De gerechtelijke autoriteiten van Frankrijk en België zijn met het dossier ter zake bezig. Ook de verschillende politiediensten volgen het dossier op. Zij zijn van het bestaan van de bedoelde nieuwe bende op de hoogte.

Voor de ratificatie wacht ik op het advies van de Raad van State. Sinds de handtekening is de dienst Buitenlandse Zaken met het dossier bezig. Het neemt echter te veel tijd in beslag. Ik heb dan ook al meermaals naar het dossier gevraagd. Nu is er de toestemming van de Ministerraad. Ik wacht op het advies van de Raad van State. Binnenkort zullen wij het ontwerp in het Parlement indienen.

12.06 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor de stand van zaken.

Het klopt inderdaad dat wij, vooral op het einde van 2013, hebben gemerkt dat middelen, wanneer ze worden ingezet, ook lonen. De cijfers zijn inderdaad gedaald. Wanneer er een kleine opflakkering is, dient ze onmiddellijk in de gaten te worden gehouden en gedetecteerd. Het stelt mij gerust dat de bevoegde diensten al een zicht op de opflakkering hebben en weten dat het om een nieuwe Franse bende gaat.

Waarover ik het meest bezorgd ben, is de straffeloosheid. Ik wil horen dat er een aantal gerechtszaken en veroordelingen volgen, aan Franse of Belgische zijde. Vooral het onveiligheidsgevoel bij de mensen in de regio moet worden bestreden. Het is belangrijk dat de daderbendes in kaart worden gebracht, maar er moeten ook veroordelingen komen. Er mag zeker geen straffeloosheid volgen in deze dossiers.

Ik dank u alvast voor de inspanningen die u in dit dossier hebt geleverd.

12.07 Bercy Slegers (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik probeer het kort te houden, maar dit is toch een belangrijke problematiek voor de regio.

Mevrouw de minister, ik hoor u graag zeggen dat er heel veel gebeurt op het terrein, maar ik blijf soms wat op mijn honger zitten wat ondersteuning door de federale politie betreft. Er is in andere zones in Vlaanderen veel knowhow aanwezig, ook inzake ANPR-camera’s. Misschien kan die knowhow wat meer gebundeld worden zodat ook de uitrol van het cameraschild langs de grens kan worden bevorderd. Wie weet, kan het cameraschild dat de gouverneur langs de grens op poten wil zetten een proefproject zijn voor de rest van Vlaanderen.

Ik besluit met nogmaals te vragen om de ratificatie van deze teksten door het Parlement snel te laten gebeuren. Ik hoef u niet te zeggen dat het Parlement niet lang meer werkt. Het zou voor de streek jammer zijn, mocht de ratificatie niet snel gebeuren. Ik reken erop dat wij dit zeker nog tijdens deze legislatuur kunnen goedkeuren.

12.08 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik zal nog korter zijn.

West-Vlaanderen is altijd een heel rustige provincie geweest. De schrik zit er daar echt goed in. Er is niet alleen een opflakkering geweest van de grenscriminaliteit, maar er is ook de mensenhandel en mensensmokkel tussen Brugge en Duinkerken.

Er zijn daderbendes. Of het nu om een nieuwe bende gaat of niet maakt niets uit. De mensen willen opnieuw veiligheid.

Wat de ratificatie betreft, u moet toch weten of het advies van de Raad van State daarover binnen een paar weken een feit kan zijn. Dit moet toch in de loop van februari afgerond zijn?

12.09 Minister Joëlle Milquet: Dat zal het geval zijn.

Le président: Mme Lahaye-Battheu a dû repartir en commission de l'Infrastructure pour y présider. Je suppose qu'elle vous remercie pour votre réponse.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

13 Question de Mme Jacqueline Galant à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'arrêté royal d'exécution de l'article 90 de la loi sur la police intégrée" (n° 21224)

13 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 90 van de wet op de geïntegreerde politie" (nr. 21224)

13.01 Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, madame la ministre, l'article 90 de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police intégré, structuré à deux niveaux dispose que "le conseil communal ou le conseil de police peut arrêter un règlement relatif à la perception d'une rétribution pour des missions de police administrative de la police locale. Le Roi règle, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, les conditions de cette perception et ses modalités."

Cet article permet donc à une commune de percevoir une rétribution pour des frais supplémentaires réellement exposés par le service de police dans le cadre de la police administrative. La rétribution a pour finalité de compenser le coût de la capacité policière mise en œuvre pour l'exécution d'une prestation. Or l'arrêté royal devant définir les conditions et les modalités de cette rétribution n'a toujours pas été pris. Il est pourtant à noter qu'un arrêté royal du 14 septembre 1997 fixait les modalités relatives aux missions de police administrative remplies par la police communale pour lesquelles une rétribution pouvait être perçue. Il semble donc que l'autorité locale qui souhaite percevoir une rétribution pour l'accomplissement des missions de police administrative se trouve dans l'impossibilité matérielle d'adopter un règlement de police en la matière.

Si mes informations sont correctes, plusieurs projets d'arrêté royal ont été élaborés. Un texte est passé en 2009 en Conseil des ministres et a été soumis à l'avis du Conseil d'État. Ce dernier a formulé certaines réserves quant à l'habilitation qui a été donnée au ministre compétent de définir d'autres cas d'exclusion de la perception d'une rétribution que ceux qui étaient mentionnés dans le projet d'arrêté royal. Dans le courant de la présente législature, un projet d'arrêté royal a été inscrit à deux reprises à l'ordre du jour du Conseil des ministres mais, à chaque fois, ce point a été reporté.

Si mes informations sont toujours exactes, les divers projets d'arrêté royal envisageaient deux types de prestation. D'une part, une prestation spéciale avec rémunération d'un service de police administrative rendu à une personne physique ou morale de droit privé qui y a recours de son propre chef. Il s'agit donc d'une prestation spéciale dont un particulier retire un avantage direct et personnel. D'autre part, un défaut de prévoyance ou carence d'une personne.

En ces périodes de restrictions budgétaires, il serait légitime qu'un organisateur ou un individu assume pleinement ses responsabilités. Il pourrait par contre paraître illégitime de permettre à un organisateur d'engranger des bénéfices tout en faisant peser sur la société les coûts inhérents à la sécurité.

Madame la ministre, mes informations sont-elles correctes? Quelles adaptations ont-elles été apportées au texte ayant été approuvé en Conseil des ministres en 2009? Pour quelles raisons ce projet d'arrêté royal a-t-il été reporté à deux reprises et pourquoi n'a-t-il pas été inscrit à l'ordre du jour du Conseil des ministres depuis mai 2013? Ce projet d'arrêté royal sera-t-il à nouveau inscrit à l'ordre du jour du Conseil des ministres d'ici la fin de cette législature? Il reste peu de temps! Enfin, les zones de police disposent-elles d'alternatives afin de rencontrer les objectifs de l'article 90 de la loi sur la police intégrée. Le conseil communal pourrait-il prévoir un règlement redevance?

13.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, la réponse sera courte. Madame Galant, j'ai fait tout le travail. L'arrêté est prêt. Il est passé par toutes les étapes. Il n'y a pas d'accord politique dans la majorité.

Je dois bien avouer que je n'ai pas reçu un grand soutien du représentant de votre parti ni du correspondant néerlandophone.

Je suis totalement décidée. J'ai été très prudente dans la manière dont l'arrêté a été rédigé pour ne pas pénaliser les ASBL, le secteur associatif, le secteur culturel. Nous visions vraiment les personnes qui tiraient un bénéfice d'un grand événement.

Mais, à ce jour, il n'y a pas d'accord politique malgré mes tentatives lors de différents conclaves. Je trouve cela dommage car c'était une source intéressante pour les zones. Peut-être qu'après les élections, dans une législature de cinq ans, il y aura un peu plus de courage.

Ceci étant, je suis tout à fait d'accord avec votre analyse.

13.03 Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, je vous remercie. Je suis étonnée d'entendre la position de mon parti.

13.04 Joëlle Milquet, ministre: Il n'était pas tout seul!

13.05 Jacqueline Galant (MR): J'avais eu une information selon laquelle le MR soutenait cette proposition. Il est dommage que cela ne passe pas sous cette législature. Si je peux vous donner un conseil, ce serait celui de refaire une tentative! Un accord pourra peut-être se dégager au sein de la majorité à l'approche d'élections.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

Le président: La question n° 21225 de Mme Jacqueline Galant est transformée en question écrite.

14 Question de Mme Jacqueline Galant à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le coût du nouveau QG de la police fédérale" (n° 21226)

14 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de kostprijs van het nieuwe hoofdkwartier van de federale politie" (nr. 21226)

14.01 Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, madame la ministre, il est prévu que le QG de la police fédérale et de la police judiciaire de Bruxelles déménage en avril prochain de son implantation actuelle vers le BelAir Office, c'est-à-dire les bâtiments de l'ancienne cité administrative de l'État.

L'adaptation de ce bâtiment aux besoins de la police a déjà coûté à l'État 39,6 millions d'euros, alors qu'en 2010, le gouvernement avait prévu de débourser 23,2 millions. En outre, l'État devra, en 18 ans, s'acquitter d'un total d'environ 13 millions d'euros en loyer pour une surface de bureaux d'environ 80 000 m².

Le secrétaire d'État à la Régie des Bâtiments a indiqué que son département avait demandé un audit au plus haut niveau, par le biais du directeur de l'Inspection des Finances et de l'administrateur général de la Régie des Bâtiments. À première vue, il y aurait des raisons qui justifient certains de ces surcoûts mais le secrétaire d'État souhaite malgré tout analyser en profondeur la raison de tels coûts.

Sans préjuger des résultats de cet audit, quels renseignements pouvez-vous nous fournir? À quelles explications liez-vous cette hausse du budget?

De quel(s) département(s) ce budget dépend-il?

Quels sont les services qui seront hébergés dans ces 80 000 m²?

Combien de bâtiments vont-ils être libérés par le déménagement du QG de la police fédérale et des éventuels autres services qui seront localisés dans le BelAir Office? Quelle surface ces bâtiments représentent-ils? Ces bâtiments étaient-ils loués ou appartiennent-ils à la police fédérale? S'ils étaient loués, quel était le montant annuel des loyers correspondant à ces locaux? S'ils appartiennent à la police fédérale, que vont-ils devenir?

14.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, chère collègue, j'ai déjà répondu le 4 juillet 2012 à toutes ces questions.

C'est la Régie des Bâtiments qui est compétente pour l'achat, la vente et la location de tous les immeubles de l'autorité fédérale. C'est donc mon collègue qui gère ce dossier.

Les complexes Jardin de la Couronne, les tours IBM, WTC et Atrium sont ainsi loués au profit de la police fédérale qui occupe 16 400 m² dans le bâtiment Atrium, 34 580 m² dans la Tour IBM et 4 400 m² dans le WTC 3, 29 000 au Jardin de la Couronne, soit un total de 80 000 m².

Pour le RAC, la superficie totale atteint près de 66 000 m² mais la police fédérale continuera à occuper, en tout cas dans un premier temps, une partie des locaux actuels au Jardin de la Couronne.

Les complexes Tour IBM, Tour Atrium et WTC 3 sont 3 bâtiments loués. Ils seront intégralement quittés par la police fédérale. Les montants de ces locations doivent être fournis par le secrétaire d'État.

Je précise qu'une partie des services amenés à intégrer le RAC provient également des complexes Couronne et Géruzet, ces infrastructures étant mises à la disposition de la police fédérale par la Régie des Bâtiments. Le complexe Couronne va pouvoir être repensé, sauf pour une partie. Différents projets sont déposés pour en changer l'affectation. Il y a des projets imaginés par l'ULB, d'autres projets prévoient d'en faire des complexes scolaires et un pôle de formation universitaire.

Des discussions ont actuellement lieu, mais rien n'est décidé pour l'instant.

14.03 Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, je vous remercie. J'interrogerai donc votre collègue, le secrétaire d'État chargé de la Régie des Bâtiments, pour obtenir de plus amples explications sur la destination de ces divers bâtiments.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

Le président: Au point 28, la question n° 21236 de M. Devlies est reportée puisqu'il est absent et que c'est la première fois.

Au point 29, la question n° 21237 de Mme Galant est retirée à sa demande.

14.04 Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, pour l'organisation de vos travaux, puis-je me permettre de vous signaler que ma question jointe du point 34 est reportée avec l'accord de mes collègues.

Au point 36, ma question jointe est également reportée, tout comme ma question n° 21392 au point 37, ainsi que ma question n °21574 au point 60.

Le président: C'est parfait ainsi.

Au point 30, la question n° 21280 de M. Weyts est transformée en question écrite.

15 Vraag van mevrouw Bercy Slegers aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de vertaling van de gunningsopdrachten van de federale politie" (nr. 21284)

15 Question de Mme Bercy Slegers à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la traduction dans le cadre des adjudications de la police fédérale" (n° 21284)

15.01 Bercy Slegers (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de lokale politiezones kunnen gebruikmaken van de ondersteunende diensten van de federale politie door in te tekenen op raamcontracten die door deze politie worden uitgeschreven. Indien een lokale politiezone wil intekenen op een dergelijk raamcontract dan moet het initiële bestek, alsook de gunningsvoorwaarden, als officieel document worden overgemaakt aan de zone, zodat zij de opdracht zouden kunnen gunnen.

In uitvoering van de taalwetten dienen deze documenten uiteraard te worden opgesteld in de taal van het Gewest waarin de politiezone is gevestigd. Het gebeurt echter dat de DSA, de diensten bij de federale politie bevoegd voor deze raamcontracten, enkel een Franstalig contract opsturen aan de lokale politiezones en weigeren een vertaling naar het Nederlands te maken van het betreffende document.

Ik heb dan ook volgende vragen, mevrouw de minister.

Kunt u bevestigen dat de diensten van de federale politie in dergelijke gevallen een vertaling van de nodige documenten aan de politiezones moeten bezorgen? Als dat niet gebeurt, kunnen de politiezones de kosten voor de vertaling van deze documenten dan verhalen op de federale politie?

Kunt u erop toezien dat in de toekomst de politiezones over vertaalde documenten kunnen beschikken zodat hun ondersteuningsopdracht van de federale politie optimaal gebeurt?

15.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, eerst en vooral wens ik te vermelden dat er geen wettelijke verplichting is voor de politiezones om zich bij de overheidsopdrachten van de federale politie aan te sluiten. De zones zijn dan ook vrij om hun eigen overheidsopdrachten te sluiten.

Wanneer een overheidsopdracht door de federale politie wordt gesloten, publiceert de Directie van de aankopen van de federale politie op haar website het bestek, alsook een fiche in het Nederlands en het Frans. Deze fiches hernemen alle essentiële elementen van de opdracht zoals de gegevens van de begunstigde, de prijzen, de leveringstermijn, de waarborgtermijn enzovoort.

Op het intranet van de politie beschikken de politiezones over alle noodzakelijke informatie, zowel in het Nederlands als in het Frans, om een bestelling te kunnen plaatsen op basis van een opdracht gegund door de Directie van de aankopen van de federale politie. De effectieve gunningsdocumenten, die worden opgesteld in de toepasselijke taal, overeenkomstig de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, zijn hiervoor dan ook niet nodig.

Ik acht het dan ook niet aangewezen de diensten van de federale politie met de vertaling ervan te belasten. Op uitdrukkelijke vraag van een politiezone stelt de Directie van de aankopen van de federale politie de effectieve gunningsdocumenten ter beschikking maar natuurlijk enkel in de taal waarin ze opgesteld zijn of moeten zijn.

15.03 Bercy Slegers (CD&V): Als het een politiezone in het Vlaams Gewest betreft die de documenten in het Frans krijgt is het de vraag of men al dan niet de nuances erin zal begrijpen. Ik begrijp echter dat op het intranet alles ter beschikking is, in het Nederlands en in het Frans.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

16 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het stijgend aantal woninginbraken door buitenlandse daderbendes" (nr. 21336)

16 Question de M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la hausse du nombre de cambriolages par des bandes criminelles étrangères" (n° 21336)

16.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, een van de kwaliteitskranten in Vlaanderen was vrij bitter: "De criminaliteit in Roemenië, Polen en Litouwen is sterk gedaald. Hun criminelen zitten hier", aldus De Standaard. In 2012 waren er 75 412 woninginbraken en pogingen daartoe, het hoogste aantal in jaren. In de eerste helft van 2013 zou het gaan om 36 106 gevallen.

Intussen heeft de politie 341 bendes in beeld gebracht, goed voor 1 500 inbrekers, waarbij van 1 200 de identiteit bekend is. Verschillende woordvoerders van de politie dringen aan op meer ingrijpen en het uitzetten van die criminelen.

Ten eerste, bevestigt u de cijfers zoals hiervoor geschetst? Hoeveel van die 341 bendes, hoeveel van die 1 500 inbrekers zijn van buitenlandse origine? Hoeveel komen uit Oost-Europese landen zoals Roemenië, Polen, Litouwen en Albanië?

Ten tweede, wat zijn de maatregelen die u in dit kader zult nemen? Het gaat over gekende criminelen, toch een aantal is gekend. Worden die onderschept en opgesloten? In hoeverre zult u het beleid van dit land wijzigen, samen met uw collega van Justitie natuurlijk, om opgepakte criminelen hun straf in hun land van herkomst te laten uitzetten?

Ten derde, denkt u er met uw collega aan om wettelijke initiatieven in die aard voor te bereiden en daarmee naar deze commissie te komen? Wanneer?

Ten vierde, wat als deze inbrakenplaag blijft aanhouden? Wat als de stijging blijft aanhouden? Het heiligverklaarde principe van het vrije verkeer van goederen, personen en diensten maakt natuurlijk dat grenscontroles tussen de Schengenlanden uit den boze zijn geworden. Maar denkt u eraan, als deze plaag blijft aanhouden, om de grenscontroles terug in te voeren? Het is toch duidelijk dat de verscherpte controle in Zuidwest-Vlaanderen in elk geval de homejackings voor een stuk heeft teruggedrongen?

16.02 Minister Joëlle Milquet: Met het oog op de aanpak van rondtrekkende dadergroepen volgt de federale gerechtelijke politie de dossiers van de rondtrekkende dadergroepen op. Van januari tot eind juni 2013 werden 341 nieuwe onderzoeksdossiers inzake rondtrekkende daders gemeld bij de Directie van de Bestrijding van de Criminaliteit. 1 423 verdachten waren betrokken bij deze dossiers, van wie er 1 195 geïdentificeerd zijn. 69,7 % van de geïdentificeerde daders is van buitenlandse oorsprong. Van 18 % is de nationaliteit onbekend. 12,3 % heeft de Belgische nationaliteit. 60 % van deze verdachten is afkomstig uit het voormalig Oostblok: 32,3 % uit Roemenië, 1,9 % uit Polen, 0,9 % uit Litouwen, en 6,7 % uit Albanië.

Wat de invoering van controles aan de Schengenbinnengrenzen betreft, herhaal ik dat deze enkel toegelaten zijn binnen de voorwaarden die op Europees niveau zijn vastgelegd. Gerichte controles blijven wel mogelijk, en worden effectief uitgevoerd in combinatie met andere maatregelen als intelligente camera’s enzovoort. Wij kunnen echter geen algemene maatregelen en systematische controle en toezicht organiseren.

16.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

Kunt u mij een kopie van uw schriftelijk antwoord meegeven? Ik vind elk geval onthutsend hoeveel buitenlandse daderbendes daarbij betrokken zijn. Het gaat om een zeer groot percentage.

Wij zullen in deze commissie toch nog eens het debat moeten voeren met de verschillende politieke fracties om na te gaan welke maatregelen bijkomend kunnen worden genomen. Dat is toch wel een prioriteit.

16.04 Minister Joëlle Milquet: In mijn antwoord spreek ik ook over de samenwerking met de verschillende landen van herkomst.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

Le président: La question n° 21338 de M. Peter Logghe, les questions jointes n° 21346 de M. Peter Logghe, n° 21348 de M. Koenraad Degroote et n° 21391 de Mme Jacqueline Galant, la question n° 21356 de M. Theo Francken, les questions jointes n° 21361 de M. Koenraad Degroote et n° 21393 de Mme Jacqueline Galant, la question n° 21392 de Mme Jacqueline Galant, les questions jointes n° 21399 de M. Kristof Calvo et n° 21437 de M. Willem-Frederik Schiltz sont reportées. Il en va de même pour la question n° 21400 de M. Peter Logghe.

17 Samengevoegde vragen van

- de heer Jan Van Esbroeck aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "een beleid voor de werkgever van de vrijwillige brandweermannen" (nr. 21419)

- de heer Jan Van Esbroeck aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de brandweerhervorming" (nr. 21420)

- de heer Jan Van Esbroeck aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de brandweerhervorming" (nr. 21421)

- de heer Jan Van Esbroeck aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het statuut van de vrijwillige brandweermannen" (nr. 21422)

- de heer Jan Van Esbroeck aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het statuut van de vrijwillige brandweermannen" (nr. 21424)

- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de toekomst van de vrijwillige brandweermannen" (nr. 21480)

- de heer André Frédéric aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de hervorming van de brandweerdiensten uit het oogpunt van de vrijwillige brandweermannen" (nr. 21689)

17 Questions jointes de

- M. Jan Van Esbroeck à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "une politique à l'égard des employeurs des pompiers volontaires" (n° 21419)

- M. Jan Van Esbroeck à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la réforme des services d'incendie" (n° 21420)

- M. Jan Van Esbroeck à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la réforme des services d'incendie" (n° 21421)

- M. Jan Van Esbroeck à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le statut des pompiers volontaires" (n° 21422)

- M. Jan Van Esbroeck à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le statut des pompiers volontaires" (n° 21424)

- M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'avenir des pompiers volontaires" (n° 21480)

- M. André Frédéric à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la réforme des services d'incendie du point de vue des pompiers volontaires" (n° 21689)

17.01 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb een aantal korte vragen die samengevoegd zijn. Ik heb ze apart ingediend, omdat het steeds over een andere insteek gaat in verband met de brandweerhervorming.

We worden er door verschillende bronnen op gewezen dat er bij de op til zijnde brandweerhervorming een aantal rangen bij de brandweer zou verdwijnen. Er zouden overgangsmaatregelen worden genomen.

Ik heb enkele vragen in dat verband.

Welke rangen zullen er effectief verdwijnen? Welke overgangsmaatregelen hebt u gepland? Zullen er personeelsleden door de hervorming een lagere rang krijgen? Welke maatregelen zullen er dan gelden voor hen? Zullen er personeelsleden door de hervorming een hogere rang bekleden en op die manier over personeelsleden heen springen die momenteel een hogere rang dan hen bekleden? Zo ja, welke en wat geldt er dan voor hen?

Uit een rondzendbrief van de VVSG blijkt ook dat een jaar anciënniteit bij de vrijwillige brandweer wordt gelijkgesteld aan 180 prestatie-uren. Mijn vraag in dat verband is heel eenvoudig: op welke basis is die norm van 180 prestatie-uren tot stand gekomen? Welke gepresteerde uren vallen hieronder? Hoeveel vrijwillige brandweerlieden voldoen momenteel aan de norm? In welke zones voldoen meer dan de helft van de vrijwilligers niet aan de norm?

Misschien is het wat complex nu al de vragen zijn samengevoegd, maar ik hoop toch dat ik alle antwoorden kan krijgen.

In het kader van de hervorming worden er ook nieuwe fysieke eisen gesteld aan de brandweerlui. Op dit moment denk ik dat het voor de betrokkenen nog altijd onduidelijk is welke proeven er moeten worden afgelegd.

Mevrouw de minister, welke proeven waren er opgenomen in de eerste tekst, die geschrapt blijkt te zijn tijdens de Ministerraad van 13 december? Om welke redenen werden die geschrapt? Lopen er momenteel onderhandelingen over andere of nieuwe fysieke proeven? Zo ja, welke proeven? Wat kunt u de vrijwillige brandweerlui aanraden zodat zij zich kunnen voorbereiden op die proeven? Waar moeten de kandidaten op letten? Welke richting gaat het uit? Op welke manier zullen zij de tijd kunnen besteden tijdens de noodzakelijke training om zich voor te bereiden op die proeven? Kan dat tijdens de diensturen gebeuren of moeten zij daar vrije dagen voor opnemen? Daar zou ik ook graag wat meer duidelijkheid over krijgen.

Om de brandweer betaalbaar te houden, is het van belang er zo veel mogelijk vrijwilligers bij te betrekken, wat u zelf ook al hebt bevestigd in antwoord op mijn vragen in vorige commissievergaderingen en tijdens de plenaire vergadering.

Mevrouw de minister, gelet op de voorziene brandweerhervorming, wat is de huidige regeling in verband met personen die bruggepensioneerd zijn en die tegelijkertijd als vrijwilliger actief willen zijn in de brandweer? Hoe evalueert u die regeling? Welke overgangsmaatregelen bereidt u eventueel voor indien er veranderingen in die regeling komen?

17.02 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik zal proberen om het zo kort mogelijk te houden.

De fysieke tests die u wilt invoeren, zouden vooral een belasting betekenen voor de 12 000 vrijwillige brandweermannen. Dat is toch een heel pak. Een aantal van hen heeft zich verenigd in een vzw om hun belangen te verdedigen bij de minister. De vereniging is niet tegen een professionalisering van het beroep, maar wilt de maatregelen wat bijsturen. Anders valt immers te vrezen voor de uitval van een aantal vrijwilligers, wat vrij zware gevolgen zou kunnen hebben voor bepaalde brandweerdiensten.

Erkent u dat het protest tegen onder andere de nieuwe fysieke tests in uw hervormingsplannen groeit, vooral bij de vrijwilligers van de brandweer?

U lijkt de fysieke oefeningen te hebben overgenomen uit het buitenland. Als ik het goed heb begrepen, zouden de hervormingen daar echter op een ramp uitdraaien. Is het dan toch niet aangewezen om uw plannen bij te sturen?

Een aantal van de uit Nederland gekopieerde tests zou bovendien moeten worden uitgevoerd met materiaal dat hier niet eens ter beschikking is. Praktisch is dat moeilijk uitvoerbaar.

Mijn vraag is vooral politiek gericht. De vrijwillige brandweermannen zijn heel belangrijk in de totaliteit van de brandweer. De meerderheid van het personeel is nog steeds vrijwilliger, zeker in het Vlaams Gewest. Het zou dodelijk zijn voor de brandweer en dus voor de veiligheid van de burgers mocht u het overleg niet alle kansen geven.

17.03 André Frédéric (PS): Madame la ministre, nous avons voté la réforme des services d'incendie, si ma mémoire est bonne, en 2007. Un grand temps s'est écoulé depuis. Aujourd'hui, vous finalisez sa mise en œuvre, en particulier en ce qui concerne le statut des pompiers.

Dans le cadre de la concertation en cours, les organisations syndicales ont eu l'occasion d'exprimer leurs inquiétudes. Le Conseil des ministres s'est réuni, une concertation syndicale a eu lieu et l'avis du Conseil d'État a été demandé.

Si ces organisations représentent essentiellement les pompiers professionnels, les pompiers volontaires se tournent plus volontiers vers les autorités locales pour faire part de leurs interrogations quant au sort qui leur sera réservé.

Au vu du rôle essentiel que jouent les pompiers volontaires dans le service rendu à la population, certaines de leurs inquiétudes sont légitimes et méritent une réponse approfondie, raison pour laquelle je souhaite vous poser plusieurs questions dont certaines ont déjà été posées par mes collègues.

Madame la ministre, pourriez-vous me dire si les pompiers volontaires sont associés aux concertations en cours? Si oui, par quel biais?

Sur le fond du dossier, plusieurs points sont sources d'inquiétudes. D'abord en ce qui concerne les formations, bon nombre de volontaires consacrent déjà, à l'heure actuelle, l'essentiel de leur temps libre en formations quand ils ne sont pas de garde. La crainte est de voir la réforme exiger d'eux de sacrifier en plus leurs jours de congés payés à ces formations, au détriment de leur vie de famille. Comment envisagez-vous de concilier les attentes en termes de formation et les réalités du travail volontaire?

La question des tests physiques fait également l'objet d'interrogations. En effet, une certaine opacité semble régner quant au contenu de ces tests et les conséquences d'un échec. Or, toutes les fonctions ne demandent pas nécessairement une condition physique équivalente. Pouvez-vous nous éclairer à ce sujet?

Enfin, j'en viens à un dernier aspect relatif au statut proprement dit. Le bruit court que les pompiers volontaires qui exerceraient également comme pompiers professionnels se verraient traités de manière différente suivant qu'ils exercent leur volontariat dans la zone où ils sont employés.

Ce serait en particulier le cas pour les pompiers volontaires gradés mais "troupiers" dans le professionnel. Pouvez-vous nous exposer ces différences?

Madame la ministre, les questions sont nombreuses et je ne les reprends pas toutes. En tant qu'élus de terrain, nous avons à répondre aux interrogations légitimes de ces hommes et de ces femmes qui donnent de leur temps pour assurer la sécurité de l'ensemble de la population et qui s'inquiètent de ce que l'avenir réserve à une forme d'engagement dans laquelle ils sont très impliqués, ainsi que leurs familles.

Je vous remercie pour les éclaircissements que vous allez nous apporter, madame la ministre.

17.04 Minister Joëlle Milquet: Het ontwerp van koninklijk besluit moet, conform de notificatie van de Ministerraad van 13 december 2013, nog de volgende stappen doorlopen. Ik geef hiervan een opsomming: de procedure van betrokkenheid van de Gewesten – ik wacht op het advies van de verschillende Gewesten over twee tot drie dagen –, de onderhandelingen met de vakbonden die op dit ogenblik normaal gezien gedaan zouden moeten zijn, het advies van de Raad van State dat wellicht binnen twee weken zal vallen en, tot slot, het overleg met de Vereniging van Steden en Gemeenten en de brandweerfederaties. Daarna zal het ontwerp van koninklijk besluit in tweede lezing in de Ministerraad worden behandeld.

Er zijn nog drie knelpunten, maar ik heb een groot aantal voorstellen om oplossingen te vinden. Ik ben er zeker van dat we een consensus kunnen bereiken.

Het gaat, ten eerste, over de verworven rechten, er moet meer duidelijkheid en stabiliteit komen voor de vakbonden. Ik ben absoluut voorstander van dergelijke opheldering en duidelijkheid in de tekst.

Ten tweede, zijn in ons KB de fysieke testen niet opgenomen, dat is slechts een voorstel. Tijdens de tweede lezing moeten we daarover praten. Er is geen onduidelijkheid over de vereiste oefeningen. Ik heb een website met de oefeningen. Dat is hetzelfde in het Nederlands. Wij hebben daarover nog een debat en ook over de stabiliteit van het statuut van de vrijwillige brandweerlieden.

Ik wil in elk geval benadrukken dat ik mij ten zeerste bewust ben van het belang van de vrijwillige brandweerlieden voor de werking van de brandweerdiensten, dat ik hun inzet en rol waardeer en dat zij hun belang ook na de brandweerhervorming behouden. De vrijwilligers mogen niets verliezen na de hervorming.

Pour le reste, notre timing est très précis. Les négociations ont très bien avancé. D'ici la seconde lecture, nous proposerons des amendements en ce qui concerne la clarification des droits acquis, tests physiques ou pas, mais des éléments consensuels et les deux ou trois éclairages nécessaires sur les volontaires.

Par ailleurs, le projet de loi sur le temps de travail vient en deuxième lecture vendredi prochain. Il sera discuté ici. Après cette lecture, nous nous réunirons un après-midi avec tous les services pour expliquer l'entièreté de la réforme: le financement, les statuts, les questions, les timings, etc., de manière tout à fait transparente, parce que ces trois textes, d'une centaine de pages, ont été négociés pendant plus de 90 réunions.

Avant le dépôt en première lecture, il existait un très grand accord des organisations syndicales. Nous avons été quelque peu surpris de certains éléments qui provenaient de la base. En effet, elles avaient peur et n'avaient pas d'information. Mais nous améliorerons deux ou trois points du texte pour leur donner toutes les garanties.

17.05 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, ik begrijp dat dit na de tweede lezing naar het Parlement komt. Alle debatten en discussies die tot op vandaag hebben plaatsgevonden waren eigenlijk voorbarig, want er zijn nog drie knelpunten. Ten eerste, over de verworven rechten van de brandweer. Ten tweede, voor de fysieke testen is nog in niets voorzien. Ten derde, over het statuut van de vrijwillige brandweer is er ook nog geen definitief besluit en document.

17.06 Minister Joëlle Milquet: Wij hebben wel voorstellen gedaan waarop een positieve reactie is gekomen van de vakbonden. Er is dus een oplossing, waarover natuurlijk nog een consensus in de regering moet worden bereikt, maar wij zijn klaar.

17.07 Jan Van Esbroeck (N-VA): Er is nog geen officieel document dat wij kunnen raadplegen en waarin wij kunnen nagaan hoe het nu daadwerkelijk in elkaar zit. Dat komt na de tweede lezing?

17.08 Minister Joëlle Milquet: Voor de tweede lezing moeten wij een akkoord in de regering bereiken over de verschillende voorstellen. Daarna komen wij daarmee naar het Parlement.

17.09 Jan Van Esbroeck (N-VA): Dat is dus na de tweede lezing. Dat kan dus niet volgende week zijn, want ik begrijp dat er voor de tweede lezing ook nog een advies van de Raad van State moet komen?

17.10 Minister Joëlle Milquet: De Raad van State werd in december om advies gevraagd. Zij wachten op het officiële einde van de onderhandelingen met de vakbonden. Dit is ondertussen afgelopen. Wij hebben het proces-verbaal opgestuurd.

Wij wachten nog op het advies van de Gewesten. Waarschijnlijk zal dit morgen of overmorgen toekomen. Over twee weken verwachten wij het advies van de Raad van State. Daarna volgen nog de IKW’s ter voorbereiding van de tweede lezing. Rond half februari en ten laatste op het einde van februari kunnen wij dit afronden.

17.11 Jan Van Esbroeck (N-VA): We kunnen in de commissie dan de agenda vrijhouden voor de behandeling van dit plan.

17.12 Minister Joëlle Milquet: Wij zullen ook een wetsontwerp indienen over de arbeidsduur.

17.13 Jan Van Esbroeck (N-VA): Het totale plaatje.

Eind februari kunnen wij al een datum vastleggen voor de bespreking van het volledige plan.

Le président: Après début mars, cela sera trop tard!

17.14 Joëlle Milquet, ministre: Nous reviendrons avec tous les arrêtés qui ont été pris, toute la réforme avec les nouvelles lois, le financement, le statut. Nous pourrons alors donner toutes les explications nécessaires.

17.15 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, u hebt het eigenlijk zelf gezegd, een gebrek aan informatie is dodelijk voor elke hervorming.

Ik blijf het belang onderstrepen – ik ben blij dat u dat erkent – van de vrijwillige brandweer. Ik hoop dan ook dat zij volledige informatie zullen krijgen, goede informatie zullen krijgen over wat het wordt.

Ik zal het in elk geval opvolgen, zeker in het kader van de vrijwillige brandweer.

17.16 André Frédéric (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour les précisions sur le timing. Vous connaissez bien le sujet et, tout comme moi, vous êtes certainement interpellée par un début de réaction assez tardif des volontaires. J'ai rencontré beaucoup de volontaires en province de Liège pendant les congés de Noël et tout changement envisagé et informations peu claires entraînent la panique. Ces gens s'impliquent au quotidien, en plus de leur travail, ils ont une activité essentielle en termes de sécurité et ils sont appréciés par la population.

De plus, ils ne se sentent pas représentés ni entendus. Ils ne se sentent pas représentés automatiquement par les organisations syndicales et ils ne sont pas automatiquement repris à la Fédération royale. Ceux qui s'y trouvent, parce qu'on leur paie leur affiliation, disent qu'il y a là quelqu'un qui parle beaucoup mais qui s'exprime plus en son nom qu'en le leur. Cela devient de plus en plus virulent et j'attire votre attention là-dessus.

Malgré la bonne volonté dont vous faites preuve, et je ne veux pas mettre de frein pour arriver à un accord, je crois vraiment qu'il faut qu'on écoute ces gens sinon nous allons provoquer des effets contraires à l'effet recherché. Ces gens ne se sentent vraiment pas écoutés.

17.17 Joëlle Milquet, ministre: Vous avez raison. Le problème, c'est que nous travaillons avec les fédérations et les syndicats officiels. Il n'y a pas de vraie représentativité. En plus, il y a eu de la désinformation.

Je vais de toute façon tenir une rencontre informelle avec des représentants des volontaires des trois Régions. Ils ne sont pas organisés, mais nous allons essayer de le faire.

J'ai fait le tour des provinces. Nous avons informé chaque fois les responsables et les chefs de corps. Nous avons donné toutes les informations. Mais il y a eu, et certains syndicalistes jouent très bien de cela, une vraie désinformation. Il leur a été dit qu'ils allaient perdre leur statut, que cela allait être défavorable, alors que c'est faux!

En ce qui concerne les tests physiques, c'est incroyable! C'est une femme de 25 ans, sans expérience, qui marche, qui fait les tests, etc. Il s'agit vraiment de choses minimales. Et encore, il est possible de ne pas les inclure: ils ne sont même pas dans le projet. Il n'y a pas même d'idée de licenciement dans ce cas-là C'est vraiment …

17.18 André Frédéric (PS): Je pense effectivement que l'information est insuffisante. Il y a un sentiment de ne pas être entendu et surtout de ne pas être représenté. C'est ce qu'ils expliquent. Je n'en ai pas rencontré 5 000; mais j'en ai rencontré plusieurs dizaines en province de Liège, et je suis sûr que la situation est identique ailleurs.

Ils sont, à juste titre, en train de s'organiser entre eux. Vous avez vu qu'il y a un certain nombre de démissions individuelles ou collectives de la Fédération royale. C'est en tout cas ce que j'ai lu ces jours-ci.

Cette situation risque de faire des petits et c'est pourquoi je demande de rester bien attentif à ce que ces réactions ne provoquent pas l'inverse de l'effet escompté.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

La réunion publique de commission est levée à 17.32 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.32 uur.