Commission des Finances et du Budget

Commissie voor de Financiën en de Begroting

 

du

 

Mercredi 22 janvier 2014

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 22 januari 2014

 

Namiddag

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 15.51 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Luk Van Biesen.

Le développement des questions et interpellations commence à 15.51 heures. La réunion est présidée par M. Luk Van Biesen.

 

01 Vraag van de heer Carl Devlies aan de minister van Begroting en Administratieve Vereenvoudiging over "de werking van het Auditcomité van de federale overheid" (nr. 21354)

01 Question de M. Carl Devlies au ministre du Budget et de la Simplification administrative sur "le fonctionnement du Comité d'audit de l'Administration fédérale" (n° 21354)

 

01.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in het raam van de Copernicushervorming, opgestart eind de jaren '90, werd voorzien dat ook de overheidsdiensten het voorwerp zouden uitmaken van een doeltreffende interne controle, zoals dit het geval is bij privébedrijven.

 

Na vele jaren voorbereiding werd in 2010 een auditcomité geïnstalleerd dat zou toezien op de doeltreffendheid van de interne auditactiviteiten bij de 22 overheidsdiensten. Recent hebben we het ontslag van de voorzitter van dit auditcomité vernomen, die zich erover beklaagt dat het controleorgaan na drie jaar nog steeds niet naar behoren functioneert. Bovendien zou het auditcomité worden tegengewerkt door de voorzitters van de overheidsdiensten. Volgens de ontslagnemende voorzitter De Samblanx zou de regering zich ter zake onverschillig opstellen en zou de eerste minister tot drie maal toe een vraag tot gesprek naast zich neergelegd hebben.

 

Mijnheer de minister, erkent u deze gang van zaken?

 

Welke maatregelen hebt u tijdens de voorbije jaren genomen om de federale auditdiensten beter te doen functioneren?

 

Ligt er inderdaad een verantwoordelijkheid bij de voorzitters van de verschillende overheidsdiensten? Overweegt u in dit raam sancties?

 

Heeft een gebrekkige werking van de auditdiensten een negatieve financiële impact gehad op de overheidsbegrotingen tijdens de voorbije jaren?

 

Hoe zult u op de kortst mogelijke termijn ervoor zorgen dat er een efficiënte interne controle bij de federale overheid en haar diensten wordt gegarandeerd?

 

01.02 Minister Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, beste collega, in antwoord op de verschillende subvragen kan ik het volgende meegeven.

 

Over de gang van zaken kan ik u melden dat de vertraging die bij het opzetten van de interne audit is opgetreden, vooral te wijten is aan de misschien iets te hoge functievereisten en de daarmee verbonden kostprijs van de interne audit, die in het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 betreffende de interne auditactiviteiten werd gedefinieerd. Ze is ook te wijten aan de vereiste cultuuromslag die met de invoering van dergelijke diensten gepaard moet gaan.

 

Aangaande de tijdens de voorbije jaren getroffen maatregelen om de federale auditdiensten beter te doen functioneren, merk ik op dat de FOD B&B de voorbije jaren actief heeft bijgedragen aan het opzetten van interne controlesystemen bij verscheidene instellingen, onder meer door het ter beschikking stellen van een praktisch en methodologisch kader. Dit kader biedt de instellingen een mogelijkheid om op relatief eenvoudige wijze een systeem voor interne controle op te zetten. De volgende stap is het laten evalueren van de goede werking van de systemen waarvan sprake door een interne audit.

 

Nog voor het ontslag van de voorzitter van het auditcomité is met de beleidscel van de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en de beleidscel van de eerste minister een discussie opgestart over een eventuele aanpassing van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 betreffende de interne auditactiviteiten. In datzelfde kader worden de modaliteiten voor de oprichting van een gedeelde interne auditdienst voor de horizontale FOD’s besproken. Ondertussen lopen ook gesprekken met de verschillende departementen uit de sociale sector, om een gezamenlijke interne auditdienst op te starten. Andere departementen zijn in de voorbije periode ook tot de organisatie van wervingsproeven en de effectieve aanwerving van personeel met auditcompetenties overgegaan. Zij bereiden aldus de installatie van een auditdienst voor.

 

Op uw vraag over de verantwoordelijkheid van de voorzitters van de verschillende overheidsdiensten kan ik u antwoorden dat de voorzitters weigerachtig stonden tegenover sommige modaliteiten van de interne audit, die in het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 betreffende de interne auditactiviteiten zijn beschreven. Het betreft hier onder meer de aangehouden functievereisten en de daarmee gepaard gaande financiële kosten, die zeker in de huidige budgettaire tijden niet haalbaar bleken te zijn. Volgens de voorzitters leken zij moeilijk verzoenbaar te zijn met de principes van zuinigheid en efficiëntie. Het invoeren van een interne audit in de huidige organisatiemodellen van de federale diensten is bovendien geen sinecure.

 

Inzake eventuele sancties wijs ik erop dat krachtens artikel 21, § 2, van het koninklijk besluit en op grond van de aanbevelingen ervan, elke minister over de organisatie van auditactiviteiten voor de diensten onder zijn of haar gezag beslist. Het komt dus in eerste instantie elke minister toe sancties te nemen in geval van disfunctie.

 

In antwoord op uw vraag of een gebrekkige werking van de auditdiensten een negatieve financiële impact gehad heeft op de overheidsbegrotingen tijdens de voorbije jaren, kan ik zeggen dat het ontbreken van interne auditdiensten geen aantoonbare invloed heeft gehad op de overheidsbegrotingen van de voorbije jaren. De federale overheidsinstellingen beschikken over interne controleprocedures om wantoestanden te voorkomen, en hun werking wordt ook op financieel vlak permanent opgevolgd door andere controleorganen zoals de Inspectie van Financiën, de Controle van de Vastleggingen, het Rekenhof, en diverse Europese instanties.

 

U vroeg mij hoe ik er op de kortst mogelijke termijn voor zal zorgen dat er een efficiënte interne controle wordt gegarandeerd bij de federale overheid en haar diensten. Ik heb daarvoor inspanningen in twee richtingen gedaan. Enerzijds, heb ik gezorgd voor een versoepeling van het koninklijk besluit van 17 augustus 2009 inzake dit specifieke barema-aspect. Anderzijds, heb ik een shared audit opgericht voor verscheidene FOD’s die te klein zijn om de oprichting van aparte auditdiensten te rechtvaardigen.

 

U stelde een belangrijke vraag over de installatie van interne auditdiensten, namelijk of ze autonoom zijn ten opzichte van de geauditeerde departementen. Op dit punt wil ik duidelijk zijn: er kan geen sprake van zijn dat hierin verandering wordt gebracht. Ik zou niet weten welk voordeel het kan opleveren te betalen voor kostelijke structuren die slechts audits kunnen uitvoeren onder invloed van de gecontroleerde departementen.

 

01.03  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de minister, u hebt geprobeerd om een volledig antwoord te geven, maar een aantal elementen is onbeantwoord gebleven. Ik weet dat ik volgens het Reglement geen bijkomende vragen kan stellen, maar ik stel mij toch de vraag welke diensten gebruikmaken van het shared audit center en welke diensten een eigen audit hebben.

 

Algemeen heb ik het gevoel dat de regering aan die audits weinig aandacht besteed heeft en dat die zeker geen prioriteit waren. Wij zijn natuurlijk ver gevorderd in de legislatuur. Het heeft geen zin om nu nog een hoorzitting te organiseren, maar ik meen dat het nodig is om die problematiek in de volgende legislatuur op te volgen. Het is belangrijk om leden van het auditcomité, en misschien een aantal voorzitters van overheidsdiensten, door het Parlement te laten horen, maar dat is natuurlijk voor de toekomst, voor onze opvolgers, hier in het Parlement.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Carl Devlies aan de minister van Begroting en Administratieve Vereenvoudiging over "een intern stabiliteitspact" (nr. 21596)

02 Question de M. Carl Devlies au ministre du Budget et de la Simplification administrative sur "un pacte de stabilité interne" (n° 21596)

 

02.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wij hebben in het verleden reeds de gelegenheid gehad om hierover van gedachten te wisselen, de laatste keer in de commissievergadering van 17 april 2013. Ik zal dit punt dus niet inleiden, maar onmiddellijk overgaan tot mijn concrete vragen.

 

Ten eerste, wat is de stand van zaken van de ratificatie door respectievelijk de verschillende Belgische overheden en de andere verdragssluitende lidstaten van het verdrag van 2 maart 2012?

 

Ten tweede, beantwoordt België momenteel aan alle vereisten opgenomen in dit verdrag of is het wachten op de bekrachtiging van het samenwerkingsakkoord door de verschillende parlementen?

 

Ten derde, in welke garanties wordt voorzien opdat de overheid die een eventuele boete veroorzaakt daadwerkelijk deze boete zou betalen? Welke verdeelsleutel zal er worden gehanteerd voor een in voorkomend geval door de Raad van de Europese Unie opgelegde financiële sanctie wegens het niet-nakomen van aangegane begrotingsverbintenissen?

 

Ten vierde, op welke wijze worden lokale besturen door dit samenwerkingsakkoord gevat? Zal het Gewest dat de voogdij heeft de eventueel te grote tekorten dragen, bij ontstentenis van een nadere regeling?

 

Ten vijfde, wat zijn de begrotingsdoelstellingen van de verschillende overheden, bij ontstentenis of in afwachting van een consensusbeslissing van het Overlegcomité? In welk mechanisme wordt hiervoor voorzien?

 

Ten zesde, bent u voorstander van het opnemen van budgettaire regels in de Grondwet of hieraan bij de komende verklaring tot herziening van de Grondwet aandacht te besteden?

 

02.02 Minister Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, eerst een stand van zaken.

 

Het verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie werd door alle Belgische overheden geratificeerd. België moet wel nog zijn akte van bekrachtiging indienen. Dit zal gebeuren na de goedkeuring van het samenwerkingsakkoord door alle parlementen. Vanaf de eerste dag van de maand na de bekrachtiging zal België inderdaad artikel 3, § 1, van het verdrag moeten naleven. Alle andere betrokken lidstaten hebben ondertussen het verdrag geratificeerd.

 

Betreffende de situatie waaraan België momenteel beantwoordt, hebben op 13 december 2013 de federale regering en de regeringen van de Gemeenschappen en de Gewesten het samenwerkingsakkoord betreffende de uitvoering van artikel 3, § 1, van het verdrag goedgekeurd en zich ertoe verbonden het toe te passen. Volgens artikel 6, § 4, van het samenwerkingsakkoord treedt het in werking op 1 januari 2014. Het samenwerkingsakkoord is dus reeds van toepassing. De bekrachtiging door de verschillende parlementen geeft het samenwerkingsakkoord, naast de politieke waarde die het nu al heeft, ook een juridische onderbouw en zekerheid.

 

De bekrachtiging is nog niet volledig afgewerkt. Het werd reeds bekrachtigd door volgende entiteiten. De Franse Gemeenschap verleende instemming op 23 december, het Waals Gewest op dezelfde dag, net zoals de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verleende instemming op 20 december. Voor de federale overheid is het wetsontwerp ter bekrachtiging van het samenwerkingsakkoord ingediend bij de Senaat. Op woensdag 15 januari heeft de commissie van de Senaat beslist om hoorzittingen te organiseren, die gisteren hebben plaatsgevonden. Voor Vlaanderen werd het voorontwerp van decreet voor advies overgemaakt aan de SERV. De SERV heeft zijn advies gisteren overgemaakt. Het decreet moet nog goedgekeurd worden door de regering voor indiening in het Parlement. Voor de Duitstalige Gemeenschap werd het voorontwerp van decreet goedgekeurd door de regering op 19 december.

 

Nu kom ik tot uw derde subvraag, over de garanties.

 

Artikel 5 van het samenwerkingsakkoord beoogt de verdeling onder de verdragssluitende partijen van een eventuele financiële sanctie die door de Raad van de Europese Unie opgelegd wordt krachtens de verordening over de bespoediging en de verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten en de verordening inzake de effectieve handhaving van het begrotingstoezicht in de eurozone. De verdeling zal gebeuren naar rata van de door de afdeling Financieringsbehoeften van de Hoge Raad van Financiën vastgelegde tekortkomingen.

 

Wat uw vierde subvraag betreft, over de lokale besturen, het volgende.

 

Artikel 3 van het samenwerkingsakkoord bepaalt: “Elk bevoegdheidsniveau zal in de uitoefening van haar bevoegdheden en/of voogdij alle maatregelen moeten nemen opdat de lokale besturen de begrotingsdoelstellingen naleven zoals ze vastgelegd zijn in artikel 2 van het samenwerkingsakkoord.”

 

Ik kom tot uw vijfde subvraag, over de begrotingsdoelstellingen van de verschillende overheden bij ontstentenis of in afwachting van een consensusbeslissing van het overlegcomité.

 

De institutionele structuur van België bepaalt geen hiërarchie tussen het federale niveau en de deelstaten. Bijgevolg mag geen enkel overheidsniveau de naleving van verplichtingen rechtstreeks opleggen aan een ander overheidsniveau. Er kan dus niet anders dan gewerkt worden bij overeenkomst. Het samenwerkingsakkoord voorziet als oplossing in een voorafgaand overleg in het Overlegcomité over het objectief van de gezamenlijke overheid. De verdeling van het objectief over de verschillende entiteiten moet inderdaad gebeuren door een beslissing van het Overlegcomité. Een objectief dat niet onderschreven wordt door een entiteit heeft weinig of geen waarde. Door de akkoorden te baseren op de adviezen van de afdeling Financieringsbehoeften van de Hoge Raad van Financiën, wordt de discussie geobjectiveerd.

 

Vorig jaar werden twee akkoorden gesloten over de budgettaire objectieven voor respectievelijk 2013 en 2014. Dit bewijst dat het systeem werkbaar is.

 

Tot slot, inzake het opnemen van de budgettaire regels in de Grondwet of het hieraan aandacht besteden bij de komende verklaring tot herziening van de Grondwet, werd het sluiten van een samenwerkingsakkoord ook door de Raad van State in zijn advies bij het voorontwerp van wet inzake bekrachtiging van het verdrag, als instrument vooropgesteld. De regering heeft dit advies gevolgd.

 

Als minister van Begroting verheug ik mij erop dat wij er met alle regeringen in geslaagd zijn om dit samenwerkingakkoord te sluiten en dat België alzo over een instrument beschikt om de naleving van het verdrag te verzekeren. Ik ben er niet zeker van of het een goed idee is om deze discussie over te doen om de bepalingen in de Grondwet in te schrijven, los van de juridische bezwaren van de Raad van State.

 

02.03  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor de informatie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Carl Devlies aan de minister van Begroting en Administratieve Vereenvoudiging over "de begroting 2014" (nr. 21597)

03 Question de M. Carl Devlies au ministre du Budget et de la Simplification administrative sur "le budget 2014" (n° 21597)

 

03.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de minister, de regering heeft zich geëngageerd om het structureel tekort van de gezamenlijke overheid terug te dringen tot 1,2 % van het bbp. De ramingen van de ontvangsten en uitgaven die aan de basis van de begroting liggen, zijn gebaseerd op de macro-economische parameters van de economische begroting van september 2013.

 

Hierover heb ik de volgende vragen.

 

Zit de begroting 2014 op het goede spoor? Welke indicatoren staan op groen, welke op oranje? Op welk volume worden momenteel de ontvangsten en uitgaven van de federale overheid geraamd? Wat is de impact van de verwachte, latere overschrijding van de spilindex?

 

Wat is het geraamde structureel primair saldo in 2010, 2011, 2012, 2013 en 2014?

 

Wat was de onderbenutting in respectievelijk 2010, 2011, 2012 en 2013? Welke onderbenutting hebt u voor ogen voor 2014? Op welke wijze wordt dit objectief per departement verdeeld? Wat zijn de richtlijnen ter zake?

 

03.02 Minister Olivier Chastel: Mijnheer Devlies, ten eerste, de opmaak van de begroting 2014 werd afgerond in oktober 2013.

 

De regering is uitgegaan van de doelstelling om een structureel tekort in 2014 tot 1,2 % van het bbp te beperken. Er is toen rekening gehouden met alle beschikbare informatie. De nodige beleidskeuzes ter zake werden gemaakt.

 

Als minister van Begroting vind ik het mijn taak om ook in een verkiezingsjaar in te staan voor de opvolging van de uitvoering van de begroting. Op mijn initiatief heeft de Ministerraad op vrijdag 17 januari 2014 een rondzendbrief goedgekeurd inzake het versterkt mechanisme van begrotingsbehoedzaamheid. Ik kom hierop straks nog terug. Ik zal binnenkort aan de Ministerraad een kalender en een werkmethode voorleggen voor de opvolging van de begroting 2014, de technische voorbereiding van de begroting 2015 en de rapporteringverplichtingen voor Europa.

 

Er zijn momenteel geen indicaties, noch inzake de macro-economische omgeving, noch inzake de realisatie 2013, die het halen van de begrotingsdoelstellingen 2014 voor Entiteit I in belangrijke mate in vraag zouden stellen. Ik verkies niettemin te wachten op meer stabiele cijfers over de effectieve realisaties van 2013 en de voorbereiding van de begrotingscontrole om hierop meer in detail in te gaan.

 

In de begroting 2014 werd rekening gehouden met een overschrijding van de spilindex in juni. Volgens de meest recente ramingen van het Federaal Planbureau zou dit, onder meer door de impact van de verlaging van de btw op elektriciteit vanaf april 2014, tot december worden vertraagd. Dit vormt een directe begrotingsmeevaller voor de primaire uitgaven van de federale overheid en de uitgaven voor sociale prestaties. Deze impact werd echter al in rekening gebracht in het raam van het competitiviteitpact.

 

Ten tweede, op basis van de cijfers gehanteerd door de Europese Commissie komt men voor de periode 2010-2012 tot het volgende structureel primair saldo: in 2010 nul, in 2011 nul en in 2012 0,4. Dat zijn de realisaties. Voor 2013 en 2014 komt men, op basis van de cijfers gehanteerd bij de opmaak van de begroting 2014, tot de volgende ramingen van het structureel primair saldo: in 2013 1,4 en in 2014 1,9.

 

Tot slot, in het raam van de opmaak van de begroting 2014 werd voor de departementen uitgegaan van een onderbenutting van 870 miljoen euro. Dat bedrag werd geraamd op basis van de gerealiseerde onderbenutting in de voorgaande jaren. De onderbenutting in de voorgaande jaren lag gevoelig hoger dan 870 miljoen euro. De gerealiseerde onderbenutting voor de jaren 2010, 2011 en 2012 bedroeg respectievelijk 969 miljoen, 1,091 miljard en 1,225 miljard euro.

 

Aangezien er, in toepassing van de wet op de rijkscomptabiliteit, tot en met eind januari op het begrotingsjaar 2013 nog aan te rekenen vereffeningen kunnen gebeuren, is het niet mogelijk om nu reeds definitieve cijfers voor 2013 mee te delen. De in 2014 te realiseren onderbenutting wordt, net als in de voorgaande jaren, ex ante niet volledig opgedeeld over de verschillende departementen.

 

In de goedgekeurde circulaire inzake budgettaire behoedzaamheid wordt, net als voor 2013, een bedrag van 400 miljoen euro administratief geblokkeerd. Die 400 miljoen euro staat voor 2 % van de personeelskredieten, 20 % van de investeringskredieten en 15 % van de werkingsmiddelen. Daarnaast voorziet die circulaire ook in het vrijgeven van de kredieten per tranche, een vierde per trimester. Er wordt ook voorzien in een maandelijkse rapportering, vanaf het tweede trimester. Beide maatregelen maken een opvolging van de onderbenutting mogelijk.

 

Naast de hoger aangehaalde onderbenutting van 870 miljoen euro wordt er voor 2014 ook rekening gehouden met een onderbenutting van 124 miljoen voor de sociale parastatalen en van 140 miljoen euro voor de instellingen van openbaar nut. Ook voor die beide sectoren voorziet de aangehaalde circulaire in een gedeeltelijke blokkering en/of monitoring.

 

03.03  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik stel vast dat de begroting geleidelijk aan opnieuw op orde wordt gesteld, dat de cijfers opnieuw verbeteren.

 

Hopelijk kunnen wij terug komen tot de situatie die wij gekend hebben voor de paarse regeringen aantraden, toen wij een structureel saldo hadden van meer dan 6 %. In elk geval, regering en minister werken in de goede richting als het gaat over het begrotingsbeleid.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 21598 van de heer Devlies wordt uitgesteld.

 

04 Vraag van de heer Steven Vandeput aan de minister van Begroting en Administratieve Vereenvoudiging over "de verwijlintresten bij de FOD Budget en Beheerscontrole" (nr. 21686)

04 Question de M. Steven Vandeput au ministre du Budget et de la Simplification administrative sur "les intérêts de retards du SPF Budget et Contrôle de la Gestion" (n° 21686)

 

04.01  Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wanneer bij een overheidsopdracht de vastgestelde betalingstermijnen worden overschreden, heeft de opdrachtnemer van die overheidsopdracht van rechtswege en zonder ingebrekestelling recht op de betaling van een intrest naar rata van het aantal dagen dat de betaling wordt overschreden.

 

Voor de overheidsopdrachten gesloten vanaf 16 maart 2013 worden de verwijlintresten geregeld in artikel 69 van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies van openbare werken. Voor de vroegere opdrachten geldt artikel 15, § 4, van de algemene aannemingsvoorwaarden van 26 september 1996.

 

Datzelfde artikel 69 van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 bepaalt in § 2 eveneens dat als er voor de opdrachten gesloten met ingang van 16 maart 2013 intrest voor laattijdige betaling verschuldigd is, de opdrachtnemer van rechtswege en zonder ingebrekestelling — dat is belangrijk — recht heeft op de betaling van een forfaitaire vergoeding van 40 euro voor de invorderingskosten.

 

Mijnheer de minister, kunt u voor de administratie die onder uw bevoegdheid valt, met name de FOD B&B, voor 2013 aangeven of de verwijlintrest, zoals bepaald in de wetgeving, systematisch van rechtswege en zonder ingebrekestelling wordt uitgekeerd?

 

Ten tweede, kunt u aangeven hoeveel facturen te laat werden betaald en welk bedrag dit vertegenwoordigt?

 

Ten derde, welk percentage vertegenwoordigt dit ten opzichte van het totaal aantal facturen? Kunt u eveneens aangeven hoeveel verwijlintrest er werd betaald? Op hoeveel van de te laat betaalde facturen werd verwijlintrest betaald? ln hoeveel gevallen gebeurde de uitbetaling van de verwijlintresten automatisch, zoals voorgeschreven door de wet, en in hoeveel gevallen gebeurde dit op aanvraag of ingebrekestelling?

 

Ten slotte, werd de forfaitaire vergoeding van 40 euro voor laattijdige betaling systematisch uitbetaald bij het verschuldigd zijn van verwijlintresten? Voor hoeveel te laat betaalde facturen is dit gebeurd?

 

04.02 Minister Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Vandeput, eerst en vooral, wat de uitgaven betreft, moeten er nog verrichtingen gebeuren op het begrotingsjaar 2013. Het jaar is dus nog niet volledig afgesloten.

 

Ten tweede, het is uiteraard de bedoeling dat mijn administratie de regelgeving toepast en verwijlintresten betaalt indien zulks wettelijk verplicht is. In 2013 heeft zich geen enkel geval voorgedaan. Ik verwacht van mijn diensten dat zij de facturen strikt opvolgen en tijdig en correct betalen.

 

Ten derde, in de eerste elf maanden van 2013 werd 1,5 % van het totaal aantal facturen dat uit overheidsopdrachten voortvloeit, later betaald dan de normale betalingstermijn. Het betreft hier geen laattijdige betalingen aangezien het gaat om facturen die het voorwerp van een betwisting uitmaken.

 

04.03  Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord met ongelooflijk goed nieuws.

 

Uw FOD B&B moet de beste opdrachtgever zijn die bestaat. Immers, als elke factuur tijdig is betaald, is er inderdaad geen probleem.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Zo is iedereen gelukkig en hiermee hebben wij het einde van onze werkzaamheden bereikt.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.25 uur.

La réunion publique de commission est levée à 16.25 heures.