Commission de la Santé publique, de l'Environnement et
du Renouveau de la Société |
Commissie voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu en de
Maatschappelijke Hernieuwing |
du Mardi 21 janvier 2014 Après-midi ______ |
van Dinsdag 21 januari 2014 Namiddag ______ |
La séance est ouverte à 14.18 heures et présidée par M. Franco Seminara.
De vergadering wordt geopend om 14.18 uur en voorgezeten door de heer Franco Seminara.
- mevrouw Rita De Bont aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de door het Europees Hof van Justitie aan België opgelegde geldboete" (nr. 20417)
- de heer Willem-Frederik Schiltz aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de boete omwille van het niet-naleven van de Europese regelgeving inzake waterzuivering bij stedelijke gebieden en agglomeraties" (nr. 20532)
- Mme Rita De Bont au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "l'amende infligée à la Belgique par la Cour de justice de l'Union européenne" (n° 20417)
- M. Willem-Frederik Schiltz au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "l'amende pour non-respect de la réglementation européenne sur l'épuration des eaux dans les zones urbaines et les agglomérations" (n° 20532)
01.01 Rita De Bont (VB): Mijnheer de staatssecretaris, het Europees Hof van Justitie heeft België veroordeeld tot een geldboete van 10 miljoen euro, omdat de waterzuivering in vijf agglomeraties in Wallonië in gebreke blijft. Daarbij wordt er nog eens een dwangsom van 4 722 euro per dag opgelegd, als over zes maanden de vijf stedelijke gebieden die momenteel nog niet voldoen aan de Europese regelgeving, nog steeds in overtreding zijn. De zorg en de verantwoordelijkheid voor het milieu zijn weliswaar gemeenschapsbevoegdheden, maar Europa erkent de Gemeenschappen niet. Vandaar komt die problematiek toch weer bij u terecht.
Zal Wallonië zijn verantwoordelijkheid opnemen en ervoor zorgen dat België, dat voor de eerste keer effectief een financiële boete krijgt, aan die sanctie kan voldoen?
Ziet u nog een mogelijkheid om aan die sanctie te ontkomen? Hebt u eventueel al gesprekken daarover gehad?
Wat zult u ondernemen indien Wallonië de nodige financiële middelen niet vrijmaakt of niet vrij kan maken om de boete te betalen? Wat zult u ondernemen om te voorkomen dat Wallonië extra dwangsommen moet betalen?
Wat is het kostenplaatje om de waterzuivering in de vijf agglomeraties in overeenstemming te brengen met de Europese richtlijn van 1991, die vereist dat agglomeraties van minstens tienduizend inwoners een minimaal systeem voor de opvang en zuivering van afvalwater opzetten? Zal of kan Wallonië daarin zijn verantwoordelijkheid opnemen of moeten er andere oplossingen gezocht worden?
01.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mevrouw de voorzitter, voor de eerste keer in de geschiedenis werd België door het Europees Hof van Justitie veroordeeld wegens de niet-naleving van een richtlijn.
Het gebeurt in een puur gewestelijke materie, zijnde de zuivering van afvalwater. De drie Gewesten zijn al sinds 1988 voor die materie bevoegd. Dat neemt echter niet weg dat ons land als lidstaat wordt veroordeeld.
Aangezien het Hof België veroordeelt wegens het gebrek aan omzetting van de richtlijn door de Gewesten, is het inderdaad ook aan de Gewesten om de boete te betalen. In eerste instantie hoop ik dat de Gewesten een akkoord over de verdeling onder elkaar zullen vinden. Dat betekent dat de drie Gewesten hun verantwoordelijkheid moeten nemen.
Indien zij hun verantwoordelijkheid niet nemen, verzoek ik u om u te richten tot mijn collega die bevoegd is voor Buitenlandse Zaken, de heer Reynders, wiens administratie het dossier zal beheren.
Ik hoop echter dat de Gewesten in het dossier hun maturiteit zullen kunnen tonen en samen tot een oplossing komen.
01.03 Rita De Bont (VB): Mijnheer de staatssecretaris, aangezien het om een gewestelijke bevoegdheid gaat, gaat het ook om een individuele verantwoordelijkheid van de Gewesten. In het andere geval zou de kwestie immers een federale bevoegdheid zijn gebleven.
Wij zien graag zo veel mogelijk bevoegdheden naar de Gewesten gaan, terwijl de federale overheid zo veel mogelijk voor het financiële plaatje instaat, wat natuurlijk niet kan.
Ik kan aanvaarden dat er een vorm van solidariteit is.
01.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Het is geen kwestie van solidariteit. Wij zijn veroordeeld wegens de niet-omzetting van de richtlijn, zowel door Vlaanderen, Brussel als Wallonië.
Wat nu moet gebeuren, is de verdeling van de betaling van de boete. De drie Gewesten zijn in gebreke gebleven bij de omzetting van de richtlijn. Zij moeten dus onder hun drieën een verdeelsleutel bepalen om de boete te betalen.
01.05 Rita De Bont (VB): De veroordeling kwam er dus niet omdat in de Waalse agglomeratie niet aan de normen werd voldaan? Het was een veroordeling omdat de Europese richtlijn in de drie Gewesten niet is omgezet?
01.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet:
Ieder Gewest moet iets betalen. De
drie Gewesten werden door het Hof van Justitie veroordeeld wegens het
uitblijven van de omzetting van de richtlijn.
01.07 Rita De Bont (VB): Zij zijn veroordeeld wegens het gebrek aan omzetting, wat zo niet werd medegedeeld.
01.08 Staatssecretaris Melchior Wathelet: De drie Gewesten moeten dus nu een verdeelsleutel bepalen, aan de hand waarvan kan worden vastgelegd welk deel van de verantwoordelijkheid zij nemen. Een deel zal door Wallonië moeten worden betaald, een deel door Vlaanderen en een deel door Brussel. De drie Gewesten zijn immers in gebreke gesteld.
01.09 Rita De Bont (VB): Ik zal zelf de inhoud van de veroordeling nog eens nagaan. Het is immers inderdaad een andere zaak, indien een overheid is veroordeeld wegens gebrek aan omzetting dan wel wegens het niet voldoen aan de Europese normen.
01.10 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Nu voldoen de drie Gewesten aan de Europese richtlijn, zowel het Waals, het Vlaams als het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
L'incident est clos.
- de heer Willem-Frederik Schiltz aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de Belgische verdeelsleutel met betrekking tot het Europese klimaat- en energiebeleid" (nr. 19924)
- de heer Kristof Calvo aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "het intra-Belgisch klimaatakkoord" (nr. 21646)
- M. Willem-Frederik Schiltz au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "la clef de répartition belge relative à la politique climatique et énergétique européenne" (n° 19924)
- M. Kristof Calvo au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "l'accord intra-belge sur le climat" (n° 21646)
02.01 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, al meer dan vier jaar doet België erover om de Europese klimaat- en energiedoelstellingen te verdelen tussen de gefedereerde entiteiten in ons land.
Zo blijkt de Belgische niet-ETS-doelstelling van min 15 % uit het Europese Energie- en Klimaatpakket tot op heden nog steeds niet verdeeld te zijn onder de verschillende overheden in ons land. Nochtans is de EU-doelstelling reeds vanaf 1 januari 2013 van kracht.
Door middel van een samenwerkingsovereenkomst diende er echter dringend een intra-Belgische verdeling te komen. Deze inspanningsverdeling gaat niet alleen over de verdeling van de niet-ETS-doelstelling, maar bevat ook een aantal andere aspecten, zoals de verdeling van de opbrengsten uit de veiling van emissierechten, de verdeling van de doelstellingen inzake hernieuwbare energie en de verdeling van de Belgische bijdrage aan de internationale klimaatfinanciering.
Op de Dohatop kon België zelfs de verplichtingen met betrekking tot de klimaatfinanciering niet nakomen.
Vanaf dit jaar moeten de Europese lidstaten, dus ook België, jaarlijks aan de Europese Unie rapporteren over de evolutie van de emissiedoelstellingen.
Het uitblijven van een intra-institutioneel akkoord over de verdeling van de emissierechten kan dus een blokkering vormen.
Daarnaast is er in ons land geen groeipad met betrekking tot de internationale klimaatfinanciering. Het is zelfs onduidelijk op welke manier ons internationaal engagement zal worden gefinancierd. Dit is enigszins problematisch, aangezien België hoog op de klimaatdiplomatie inzet – daarin hebben wij u zelf aan het werk gezien – en wij andere landen steeds aanmanen om hoog op hun internationale klimaatengagementen in te zetten.
Over het Belgische klimaatbeleid en de lastenverdeling hiervan heb ik reeds verschillende vragen gesteld. Op mijn laatste mondelinge vraag gaf u als antwoord dat deze kwestie nog steeds niet geregeld was, maar dat regelmatig overleg plaatsvindt. U had daarbij de intentie geuit om dit jaar nog een minitop te organiseren om een akkoord te bereiken over de verdeelsleutel van het klimaatbeleid tijdens de derde Kyotoperiode, en een akkoord over de verbetering van de huidige Belgische beleidsstructuren en de verdeling van de opbrengsten van de emissieveilingen.
Mijnheer de staatssecretaris, ik had graag de stand van zaken gekregen aan de hand van de volgende vragen.
Waarom werd de verdeelsleutel tussen de Belgische entiteiten voor de financiering nog steeds niet geregeld? Welke acties zult u nemen om dit samenwerkingsakkoord zo spoedig mogelijk te realiseren? Hoe ziet u het engagement van de federale overheid in het licht van de bevoegdheidsverdelende regels? Is de federale overheid zinnens om gekwantificeerde doelstellingen op te nemen aangaande de non-ETS-sector? Werd intussen al een akkoord gevonden over de inspanningsverdeling met betrekking tot de opbrengsten uit de veiling van emissierechten? Hoe zit het met het groeipad?
Bent u nog steeds van plan een minitop te organiseren om een akkoord te bereiken?
Het wordt wel krap voor de verkiezingen, maar goed, mijn vraag dateert van september vorig jaar. Bent u nog steeds van plan een minitop te organiseren en de samenhangende aspecten tijdens de derde Kyotoperiode te bespreken? Zo ja, wanneer? Welke concrete aspecten mogen wij daarvan verwachten?
Le président: Si mes souvenirs sont bons, cette question a déjà été posée en séance plénière.
02.02 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, het is inderdaad juist dat donderdag een actuele vraag is gesteld in de plenaire vergadering. Dat was zeker ook niet de eerste vraag die over het onderwerp werd gesteld, aangezien de kwestie al enige tijd aansleept. Het is niet meteen een promotie voor het Belgische klimaatbeleid, noch een toonbeeld van samenwerkende overheden. U lichtte donderdag al een tipje van de sluier wat volgens uw inschatting de reden is waarom het voorlopig misloopt met de verdeling van de lasten en de lusten inzake klimaat.
Intussen is er toch al wat inkt gevloeid over de kwestie, onder andere in de media. Men legt links en rechts verklaringen af. Uw regionale Brusselse collega, mevrouw Huytebroeck, was bijzonder kritisch voor de Vlaamse overheid en de Vlaamse regering. Ik meen donderdag tussen de lijnen door begrepen te hebben dat Vlaanderen ook volgens u de minst gezellige, minst sympathieke partner rond de tafel is. U sprak donderdag over de wijze waarop een van de vier partijen een bijna-akkoord torpedeerde. De verdeling van de inkomsten uit de veiling van emissierechten zou het struikelblok zijn.
Ik denk dat u er zich ten zeerste van bewust bent dat deze zaak niet lang meer mag aanslepen. Ik heb het gevoel dat sommigen misschien al berusten in het feit dat de kwestie niet meer voor de verkiezingen kan geregeld worden. Ik zou dat persoonlijk een zeer spijtige zaak vinden. In die zin is het belangrijk dat de commissie er vandaag nog even bij blijft stilstaan.
U lichtte donderdag al een tipje van de sluier aangaande de struikelblokken en wie er dwarsligt. Misschien kan u dat vandaag toch iets verduidelijken. Wat zijn de punten en komma’s waarover nog geen overeenkomst werd bereikt?
Het voorzitterschap van Wallonië is afgelopen. Als ik me niet vergis, is het voorzitterschap nu aan Vlaanderen overgedragen. Hebben zij al een initiatief genomen om de vier partijen opnieuw samen te brengen? Indien ja, wanneer is die vergadering gepland?
Dat zijn mijn politieke en terzelfder tijd procedurele vragen voor vandaag, mijnheer de staatssecretaris.
02.03 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, de federale administratie en mijn vertegenwoordiger in de Nationale Klimaatcommissie doen er alles aan om tot een evenwichtig en coherent akkoord te komen dat een solide basis vormt voor een ambitieus en coherent klimaat- en energiebeleid tussen 2013 en 2020, gestoeld op een nauwe samenwerking tussen de federale regering en de Gewesten.
Ik stel vast dat de rol van de federale Staat door sommigen wordt geminimaliseerd en dat de onderhandelingen inderdaad zeer traag verlopen. Zoals ik had gesteld in mijn beleidsnota, engageer ik mij ertoe om vanuit een transversale aanpak en binnen het geheel van mijn bevoegdheden alle hefbomen te gebruiken waarover ik beschik om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen.
De federale Staat beschikt over een aantal belangrijke hefbomen, zoals fiscaliteit, energiebeleid, mobiliteit en productbeleid, die hem in staat stellen om de broeikasgasemissies in de non-ETS-sector over het gehele grondgebied aanzienlijk te reduceren en zodoende bij te dragen tot de verwezenlijking van de reductiedoelstellingen van de drie Gewesten.
Teneinde een zo duidelijk mogelijk kader te creëren voor de andere beleidsactoren in België, is het dus aangewezen dat de federale Staat becijferde en bindende doelstellingen op zich neemt, te verwezenlijken via federale beleidsmaatregelen.
De federale Staat is ook bereid om een billijke bijdrage te leveren aan de internationale klimaatfinanciering, zoals overeengekomen in het klimaatakkoord van Cancun in 2010. Ik hoef in die context de stand van zaken van de klimaatfinanciering van de voorbije jaren allicht niet in herinnering te brengen. Dat alles zal echter enkel mogelijk zijn als er een evenwicht wordt gevonden tussen inkomsten en uitgaven. Tot op heden werd er geen akkoord gevonden.
Het lijkt mij essentieel dat het akkoord over de lastenverdeling, waarover momenteel wordt overlegd, een robuust kader bevat betreffende governance, dat met name toelaat dat een jaarlijkse opvolging van de voortgang bij de uitvoering van de verplichtingen, zoals vereist door de Europese besluiten, wordt verzekerd.
Zoals u weet, ben ik bijzonder gevoelig voor de situatie waarin ons land zich momenteel bevindt. Ik zal dan ook alle stappen steunen die de voorzitter van de Nationale Klimaatcommissie onderneemt om deze onderhandelingen te faciliteren, zodat wij een samenwerkingsakkoord kunnen sluiten, inclusief een verdeelsleutel die aanvaardbaar is voor iedereen en die toelaat onze internationale verplichtingen na te komen.
Het Vlaamse voorzitterschap van de Nationale Klimaatcommissie heeft tot nu toe geen voorstellen gedaan om de onderhandelingen voort te zetten. De agenda van de Nationale Klimaatcommissie van morgen bevat alleen een informatiepunt “afsluiting van het vorige voorzitterschap van de NKC”, waaronder burden sharing, veronderstel ik, alsook “toelichting door het vorige voorzitterschap” en “reflecties aanwezigen”.
Ik heb gevraagd een apart agendapunt over de lastenverdeling te plannen, met een toelichting over de uitkomst van de discussies in het Overlegcomité en verdere stappen, om zo een impuls te geven om de werkzaamheden opnieuw op te starten. Ik hoop u zo snel mogelijk te kunnen informeren over de uitkomst van de discussies binnen de NKC.
De recente uitlatingen in de pers als zou het Vlaams Gewest 62 % van de inspanningen leveren, illustreren dat sommige partijen in Vlaanderen, in weerwil van de realiteit, volledig abstractie willen maken van de nochtans bestaande en geplande inspanningen van de federale Staat inzake, bijvoorbeeld, offshore windenergie, biobrandstoffen, transport en fiscaal beleid, maar er wel de vruchten van willen plukken. Een dergelijke houding lijkt mij geen vruchtbare voedingsbodem voor een evenwichtig akkoord.
02.04 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, mijn repliek zal kort zijn. Dit is intussen een soort processie van Echternach aan het worden. Het ontstemt mij bijzonder dat ons land een slechte beurt maakt in Europa.
Morgen verwachten wij de presentatie van een nieuw Europees Klimaat- en Energieplan. Ik denk dat wij niet de enigen zijn die met deze problemen worstelen. Om de doelstellingen te halen, moest er snel nog wat propere lucht worden gekocht. Het ETS-systeem staat op barsten. Misschien kunnen België en zijn regio’s een nieuwe adem vinden in een meer voluntaristisch maar ook meer realistisch Klimaatplan. De huidige doelstellingen inzake hernieuwbare energie blijken een enorme hypotheek te leggen op een degelijk klimaatbeleid en maken dat er geen middelen zijn om andere oplossingen aan te dragen om de CO2-uitstoot te reduceren.
Het nieuws dat u ons brengt, is enigszins bedroevend. Ik vrees dat de tijd die ons nog rest in deze legislatuur te kort zal zijn om de collega’s te bewegen alsnog een doorbraak te forceren. Dat is helaas een element in het energie- en klimaatbeleid van België dat wij niet ingelost krijgen.
02.05 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, in aansluiting op de repliek van de heer Schiltz ben ik van mening dat wij ons nog niet bij de feiten mogen neerleggen. Nog verder uitstel zou immers een absolute schande zijn, zeker omdat de verkiezingen voor extra vertraging zullen zorgen, waardoor de implementatie nog heel lang op zich zal laten wachten.
Iedereen die het goed meent met het klimaat, met onze klimaatinstituties en met de afspraken die ter zake in een complex land als België moeten worden gemaakt, moet vandaag bepleiten dat ook vóór de verkiezingen – hoewel de partijen steeds meer als campagnemachines beginnen te fungeren – resultaten moeten worden geboekt.
Mijnheer de staatssecretaris, u weet dat ik niet bijster enthousiast ben over het intern klimaatbeleid van de federale regering. Er worden kansen gemist, hoewel de huidige regering als de groenste regering ooit is aangekondigd. Zij heeft ter zake echter een pover palmares. Ik ben niettemin blij dat u vandaag in de bewuste discussie man en paard noemt. Ik ben ook blij dat u toegeeft dat wat de Vlaamse regering-Peeters in het dossier doet, met mevrouw Schauvliege als papieren minister van Leefmilieu, een absolute schande is.
Er zijn Vlaamse ministers die de ambitie hebben om op termijn in Brazilië een Bed and Breakfast te openen. Ik zou bij deze gelegenheid willen voorstellen dat mevrouw Schauvliege zulks meteen doet. Dat zou de klimaatonderhandelingen in dit land misschien vooruit kunnen helpen.
L'incident est clos.
Le président: Monsieur Schiltz, je vous donne la parole pour votre question n° 20239 sur la réduction des gaz à effet de serre en Belgique dans le cadre des recommandations de l'Union européenne.
02.06 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, om de werkzaamheden niet nodeloos te laten aanslepen neem ik genoegen met het antwoord dat op mijn vorige vraag werd gegeven, aangezien de vraagstelling en de problematiek zeer gelijklopend zijn. Deze vragen werden op verschillende momenten ingediend maar worden pas nu samen behandeld.
02.07 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: La réponse est identique.
Le président: Malheureusement, monsieur Schiltz, votre question n° 20532 était jointe à une question de Mme De Bont, qui a été posée en début de réunion. Je vous laisserais volontiers la poser, mais je dois respecter le Règlement.
02.08 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik ben op de hoogte van het Reglement. Ik had verwittigd dat ik onderweg was. Jammer maar helaas. Ik heb het antwoord echter informeel van de minister gekregen, dus ik ben geïnformeerd.
03 Question de M. Franco Seminara au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "l'appel de la Commission européenne à réduire l'usage de sacs plastiques" (n° 20778)
03 Vraag van de heer Franco Seminara aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de oproep van de Europese Commissie om minder plastic zakjes te gebruiken" (nr. 20778)
03.01 Franco Seminara (PS): Monsieur le secrétaire d'État, voici plusieurs semaines, le commissaire européen à l'Environnement lançait un appel aux États membres en vue de réduire encore davantage l'utilisation des sacs en plastique.
Sans fixer de délai, le commissaire énonçait l'objectif, pour l'ensemble de l'Union européenne, de réduire de 80 % l'usage des sacs à poignées dits "légers", c'est-à-dire d'une épaisseur inférieure à 50 microns.
Il s'agit là des sacs les plus utilisés puisque plus de 90 % des sacs en plastique mis sur le marché de l'Union européenne entrent dans cette catégorie.
Parmi les solutions envisagées, il est proposé aux États membres de choisir librement entre des mesures dissuasives voire d'interdiction. La Commission cite en exemple l'Irlande qui, en imposant une taxe de 50 centimes par sac, a réussi à réduire de 92 % l'utilisation des sacs en plastique jetables en un an.
À ce sujet, il convient de rappeler que notre pays fait figure de bon élève et que des efforts sont fournis par le secteur de la distribution depuis 2003. Le commerce s'est engagé volontairement à limiter le nombre de sacs en plastique à usage unique et à promouvoir des alternatives.
Entre autres, il existe déjà en Belgique une taxe imposée sur base de la loi ordinaire du 16 juillet 1993. Elle prend la forme d'une cotisation environnementale qui est perçue sur les sacs ou sachets en matières plastiques, jetables, destinés au transport des marchandises acquises dans les magasins de détail, relevant du code NC 39.23.
Monsieur le secrétaire d'État, quelles suites comptez-vous apporter à l'appel du commissaire européen à l'Environnement? Dans le cadre des compétences du fédéral, doit-on s'attendre à de nouvelles mesures taxatives contre l'usage des sacs en plastique chez nous?
03.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, la Belgique salue l'initiative de la Commission. On peut faire remarquer à cet égard que la Belgique joue un rôle d'exemple, comme vous le relevez, dans la réduction de l'usage des sacs en plastique à poignées. Il est bien évidemment toujours possible de faire mieux. En Belgique aussi, l'utilisation de ces sacs peut encore diminuer.
Veuillez cependant noter que la Commission a déposé une proposition de révision de la directive actuelle sur les emballages.
Les États membres et le Parlement européen doivent encore en débattre. La directive révisée devra ensuite, si nécessaire, être transposée en droit belge.
Cette version révisée de la directive peut encore considérablement s'écarter de la proposition actuelle déposée par la Commission. Notre toute première action consistera dès lors à nous coordonner avec les Régions en vue de définir une position belge pour les négociations relatives à cette proposition. Ce travail s'effectuera dans le cadre du Comité de coordination de la politique internationale de l'environnement (CCPIE).
Une fois cette révision de la directive approuvée, c'est en cohérence avec les autorités régionales que nous pourrons examiner sa bonne mise en œuvre en Belgique.
Cela signifie aussi que, pour l'heure, nous sommes toujours tenus par la réglementation actuellement en vigueur. Par conséquent, dans l'immédiat, nous ne changerons rien à notre politique. En ce qui concerne une éventuelle augmentation de l'écotaxe sur les emballages, cette décision incombe à mon collègue ministre des Finances.
03.03 Franco Seminara (PS): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie. Voilà qui permet à nos concitoyens de mieux comprendre où nous en sommes. Je vous remercie aussi pour la qualité de votre travail et de vos réponses qui sont toujours précises.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Le président: La question n° 21118 de Mme Liesbeth Van der Auwera a été transformée en question écrite.
04 Vraag van de heer Willem-Frederik Schiltz aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "het nieuwe broeikasgas perfluorotributylamine" (nr. 21260)
04 Question de M. Willem-Frederik Schiltz au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "le perfluorotributylamine, nouveau gaz à effet de serre" (n° 21260)
04.01 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, onderzoekers van de universiteit van Toronto hebben recentelijk in de atmosfeer een nieuw broeikasgas ontdekt. Het gaat over het gas perfluorotributylamine, afgekort PFTBA, dat een kunstmatig of door de mens gemaakt gas is. Het gas bestaat reeds sinds de twintigste eeuw en wordt op heden vooral gebruikt bij de productie van elektronische en elektrische installaties.
Hoewel volgens de wetenschappers PFTBA slechts in kleine proporties aanwezig is in de atmosfeer heeft het allicht de sterkst opwarmende kracht in de atmosfeer. Het heeft een bijzonder lange levensduur in de lagere atmosferische lagen en er bestaat nog geen manier om het gas uit te schakelen.
Momenteel is de hoeveelheid PFTBA nog relatief beperkt, maar dokter Drew Shindell van de universiteit van Toronto en klimatoloog bij het NASA Goddard Institute for Space Studies heeft reeds via de krant The Guardian opgeroepen maatregelen te nemen opdat het aandeel van dit gas in de atmosfeer niet zou stijgen. Hij waarschuwt voor de hoge impact van het gas op de globale opwarming.
Volgens Angela Hong, een van de onderzoekers in Toronto, is de ontdekking van PFTBA alsook de impact ervan op het klimaat de aanleiding om vragen te stellen over de impact van andere chemicaliën die gehanteerd worden bij chemische en andere industriële processen. PFTBA is immers slechts één voorbeeld van een chemische stof die gemaakt, gehanteerd en uitgestoten wordt. Volgens haar is er ook te weinig controle op de uitstoot van dergelijke stoffen.
Nochtans werd PFTBA reeds opgenomen in de Europese verordening voor de registratie, evaluatie, autorisatie en beperking van chemische stoffen, de u ondertussen allicht bekende REACH-verordening van de Europese Unie. Uiteraard werd hierbij nog geen rekening gehouden met de actuele bevindingen van de universiteit van Toronto betreffende de ecologische informatie en milieuvoorzorgsmaatregelen.
Hoeveel PFTBA wordt er jaarlijks in België geproduceerd, doorgevoerd, ingevoerd, uitgevoerd en uitgestoten?
Bent u, rekening houdend met de ontdekkingen van de universiteit van Toronto dienaangaande, bereid om op Europees en internationaal niveau te pleiten voor een aanpassing van de controle op kunstmatige gassen, zoals PFTBA?
Bent u, rekening houdend met de ontdekkingen van de universiteit van Toronto, eveneens bereid om binnen de REACH-verordening aan te dringen op een aanpassing van de gegevens en mogelijk de behandeling van het PFTBA-gas?
04.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Schiltz, ik heb kennisgenomen van het artikel waarnaar u verwijst in uw vraag en ik heb aan mijn diensten een gedetailleerd antwoord gevraagd.
PFTBA is een kleurloze en inerte vloeistof die, wanneer zij vrijkomt in de atmosfeer, inderdaad een krachtig en persistent broeikasgas wordt. Zoals u opmerkt overschrijdt zijn opwarmingspotentieel meer dan zevenduizend keer dat van CO2, wat aanzienlijk is.
Deze gefluoreerde verbinding wordt gebruikt in de elektronische industrie maar ook als bloedvervangend product bij bepaalde specifieke chirurgische ingrepen. Deze stof wordt in België geproduceerd door de firma 3M.
Ik kom dan bij uw drie vragen.
Ten eerste, het is moeilijk om een precies antwoord te geven op deze vraag omwille van de vertrouwelijkheid van de handelsgegevens. De hoeveelheden die worden verhandeld op de Europese markt bedragen ongeveer 10 ton per jaar, en het REACH-dossier zou conform moeten zijn met bijlage 8 van de verordening, die handelt over hoeveelheden van 10 tot 100 ton per jaar. Het dossier is momenteel nog niet rond, maar PFTBA is wel degelijk gepreregistreerd.
Ten tweede, de Unie heeft in 2006 de verordening nr. 842/2006 inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassen aangenomen, die in Europa op een eenvormige manier maatregelen oplegt inzake het verbod en de controle op de productie en het gebruik. Deze verordening wordt momenteel herzien. Eind 2013 werden ter zake beslissingen genomen die in de loop van 2014 van kracht zullen worden.
De industrie meldt ons dat zij geen bezwaren ziet in het toevoegen van deze stof aan de bijlage van de verordening, noch aan die van de geüpdatete verordening. Men moet echter wel beseffen dat dit slechts een van de vele geperfluoreerde stoffen is die daarin zouden moeten worden opgenomen en die ook een zeer hoog opwarmingspotentieel hebben.
Bovendien vindt het gebruik van PFTBA plaats in gesloten en geïsoleerde systemen die onder controle staan gedurende het gebruik. Aan het einde van hun levenscyclus worden de materialen naar het schijnt vernietigd door verbranding bij hoge temperaturen als chemisch afval, of kunnen zij potentieel gerecycleerd worden. Alvorens te beslissen of men deze stof al dan niet specifiek moet verbieden, moet de nodige tijd worden uitgetrokken om het mogelijk probleem beter af te bakenen.
Ten derde, zoals eerder vermeld, is de stof PFTBA nog niet geregistreerd onder de REACH-verordening en dit wegens de lage tonnage die op de Europese markt wordt gebracht. De stof werd echter wel degelijk gepreregistreerd en tegen 2018 zou een registratiedossier moeten worden ingediend bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen.
Mijn administratie kan dan ook nog niet nagaan of de gegevens van deze nieuwe studie van de universiteit van Toronto wel degelijk werden besproken binnen het REACH-dossier.
04.03 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, ik ben blij dat u goed op de hoogte bent van deze problematiek. Het is dezer dagen niet al CO2 wat de klok slaat. Nochtans is dat ondertussen algemene kennis geworden. Daarmee dreigt ook de focus van de beleidsmakers aangaande de bestrijding van de opwarming van de aarde vooral op CO2 te liggen. Daarom vond ik het belangrijk om deze vraag onder uw aandacht te brengen.
REACH is een zeer complex en vaak ook stringent instrument waarop de industrie niet altijd happig is. Tevens leid ik uit uw antwoord af dat de industrie momenteel redelijk zelfregulerend optreedt en zeer behoedzaam met het product omspringt. Natuurlijk is er de vaststelling dat er reeds PFTBA wordt aangetroffen in de atmosfeer. Ik meen dus dat een zeer scherpe opvolging van deze problematiek noodzakelijk zal zijn om toekomstige klimaatministers niet op te zadelen met een nog groter probleem dan dat van de CO2, dat wij vandaag kennen.
Het incident is gesloten.
Le président: M. Damien Thiéry étant absent, sa question n° 20979 est retirée.
Les questions nos 21641, 21642, 21643, 21644, 21645 et 21647 de M. Calvo sont transformées en questions écrites.
La question n° 21277 de Mme Bonni est également transformée en question écrite.
05 Question de Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "le futur registre pour les nanomatériaux" (n° 21259)
05 Vraag van mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "het toekomstige register voor nanomaterialen" (nr. 21259)
05.01 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, je reviens une nouvelle fois sur la question de l'établissement d'un registre pour les nanomatériaux. Un projet d'arrêté royal est en cours d'élaboration, ce qui est une bonne chose. Ce registre assurera une meilleure traçabilité des nanomatériaux et permettra aux autorités d'intervenir en cas de problème de santé publique ou environnemental.
Certaines associations de défense de l'environnement et de consommateurs ainsi que des syndicats, qui saluent cette initiative, ont récemment fait part, par le biais d'une lettre ouverte, des craintes entourant ce projet d'arrêté. En effet, certains types de nanomatériaux semblent exclus du champ d'application du futur arrêté, comme les pigments et les nanomatériaux de remplissage. Le projet d'arrêté royal ne prévoirait pas non plus l'enregistrement des travailleurs exposés aux nanomatériaux ni leur information. Enfin, l'arrêté n'intégrerait pas de dispositif visant à assurer une information suffisante à l'attention du grand public. La confidentialité des données des entreprises serait protégée, mais une information vers les consommateurs quant aux produits repris dans le registre ferait défaut.
Le CFDD et le CNT ont publié un avis sur le sujet. En ce qui concerne l'exclusion de certains produits par exemple, le CFDD estime que les connaissances concernant l'exposition, les scénarios d'exposition, les dangers et donc les risques pour l'homme et l'environnement, engendrés par l'utilisation des nanomatériaux, sont limités. C'est pourquoi il trouve inopportun, dans une optique de traçabilité, d'exclure a priori certains groupes de substances et produits du champ d'application du projet d'arrêté royal. Le Conseil national du Travail estime quant à lui que le projet d'arrêté royal ne contient aucune disposition prévoyant une information des travailleurs, ce qui rejoint la critique des associations. Il propose dès lors certaines mesures telles que le fait de prévoir un meilleur signalement de ces informations dans le cadre des procédures et mécanismes de prévention existants, prévoir une information par l'employeur des représentants de travailleurs de l'entreprise du fait qu'un enregistrement a été effectué pour une ou plusieurs substances présentes dans les produits avec lesquels les travailleurs sont en contact.
Monsieur le secrétaire d'État, suite aux avis respectifs de ces deux conseils, estimez-vous également qu'il faille renforcer davantage le cadre réglementaire et ne plus y prévoir d'exceptions quand l'état des connaissances actuelles ne permet pas d'établir l'absence de risque?
Le CFDD précise encore qu'au vu du manque de contrôle efficace sur les importations de certains produits, il invite le gouvernement à assurer des moyens suffisants aux services d'inspection compétents pour réaliser leur mission et il regrette que le projet d'arrêté royal n'aille pas assez loin car il n'y aura que des sanctions administratives et pas de retrait du marché en cas d'infraction.
Pouvez-vous nous préciser quels sont les moyens prévus pour mener à bien le travail d'inspection? Quel organisme sera-t-il en charge de cette procédure? Avec quels moyens humains et avec quel budget?
05.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, madame Snoy, comme vous le précisez dans votre question, les avis des cinq Conseils fédéraux concernant le projet d'arrêté sont partagés, voire opposés. Nous avons lu avec attention tous ces avis et nous prévoyons de suivre l'avis du Conseil national du Travail afin de garantir la protection des travailleurs.
Quant à la portée de l'arrêté, j'en discute actuellement avec mes collègues du gouvernement afin de garantir un équilibre. Une réunion du groupe de travail aura lieu le 27 janvier. Je peux vous garantir que nous tiendrons compte des risques éventuels pour la santé publique et pour l'environnement.
En ce qui concerne le contrôle de la mise en œuvre du futur arrêté, il sera effectué par le service Inspection de la DG Environnement, qui travaillera dans le cadre de son plan de personnel et de ses budgets actuels.
La loi du 21 décembre 1998 relative aux normes de produits ayant pour but la promotion de modes de consommation durables et la protection de l'environnement et de la santé des travailleurs définit les sanctions qui seront appliquées lors du défaut de déclaration de la notification.
Toute sanction doit être proportionnée, conformément au droit belge, au droit européen et international, ce qui signifie que l'évaluation de la sanction concrète tiendra compte du type d'obligation violée et de la gravité de la violation.
En l'espèce, il s'agit d'une obligation de déclaration de données, de sorte que la sanction ne consistera certainement pas en une peine d'emprisonnement ou un retrait du marché. Elle ne correspondra certainement pas aux montants les plus élevés de l'échelle des sanctions administratives énoncées par la loi.
05.03 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen): Monsieur le secrétaire d'État, je suis heureuse d'entendre que vous allez suivre l'avis du CNT.
En revanche, sur la question de savoir quels types de nanomatériaux seront exclus du champ d'application de l'arrêté, votre réponse reste énigmatique. Vous dites en effet que c'est en discussion. Je reste donc sur ma faim.
05.04 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Si vous pensez qu'il ne faut pas consulter, dites-le.
05.05 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen): Si.
05.06 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Comme vous le dites vous-même, les avis sont opposés. Je pense qu'il est donc préférable de passer par la concertation.
05.07 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen): Ma position est qu'il faut assurer le maximum de sécurité …
05.08 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: En supprimant la concertation!
05.09 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen): Vous voulez toujours me piéger de cette façon! Chaque fois!
Votre responsabilité en matière de toxicité des nanomatériaux est de vérifier qu'ils sont sans risque et de ne pas exclure les substances à risque pour la santé et l'environnement du champ d'application de l'arrêté. La concertation s'impose mais vous devez être guidé par la question de l'importance du risque.
05.10 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Vous voulez donc que je me concerte avec les parties mais en gardant mon point de vue. C'est une autre façon de voir la concertation …
05.11 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen): Vous êtes le secrétaire d'État à l'Environnement. Vous devez veiller à la protection de l'environnement et, en l'occurrence, la protection des consommateurs et des travailleurs.
Il serait regrettable d'exclure certaines substances du champ d'application de cet arrêté.
En ce qui concerne les sanctions et les contrôles, j'entends qu'il existe tout un champ pour des sanctions administratives. Si une substance est mise sur le marché sans prise en compte des risques, cela peut aller jusqu'au retrait de la substance.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 15.01 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.01 uur.