Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique

Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt

 

du

 

Mardi 21 janvier 2014

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 21 januari 2014

 

Namiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.22 uur en voorgezeten door de heer Siegfried Bracke.

La séance est ouverte à 14.22 heures et présidée par M. Siegfried Bracke.

 

De voorzitter: Vragen nrs 20477, 20478 en 20494 van de heer Francken worden uitgesteld.

 

01 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de niet-gedwongen terugkeer van 150 Afghanen waarvan het asiel afgewezen werd" (nr. 20501)

01 Question de M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le retour non forcé des 150 Afghans dont la demande d'asile a été rejetée" (n° 20501)

 

01.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, deze vraag dateert al van 24 oktober 2013.

 

Een groep van 150 Afghanen, waarvan het asiel al lang werd afgewezen, kreeg het bevel om het land te verlaten, maar lapt dit aan zijn laars.

 

De Afghanen bezetten gebouw na gebouw. Ze zijn ook tot bij u gekomen. Ze trekken de straat op en leggen het verkeer stil, terwijl zij allemaal al een uitwijzingsbevel hebben gekregen. Ze eisen papieren en maken niet veel beweging in de richting van een vrijwillige terugkeer.

 

Toch vindt de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) het niet nodig om deze mensen in groep of individueel het land uit te zetten. Integendeel, rond 24 oktober zou DVZ, wegens het gewelddadig karakter van die groep, nogmaals een bevel uitschrijven om het land te verlaten.

 

Mevrouw de staatssecretaris, ik heb vier korte vragen, maar wij komen zeker nog in andere vragen terug op deze kwestie.

 

Ten eerste, hoelang zitten deze mensen al in de procedure om het land vrijwillig te verlaten?

 

Ten tweede, DVZ stelt voor om nog eens bevelen uit te schrijven om het land te verlaten. Hoeveel bevelen om het land te verlaten werden in het verleden al bezorgd aan de leden van deze groep?

 

Ten derde, vindt u het een goed politiek signaal om gedwongen terugkeer – terugkeer onder dwang dus – uit te sluiten als er een risico bestaat op gewelddadige reacties van illegalen?

 

Ten vierde, indien niet, welke maatregelen zult u daartegen nemen?

 

01.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer Logghe, u weet natuurlijk dat ik mij niet kan uitspreken over individuele gevallen die deel uitmaken van de groep manifesterende Afghanen.

 

Algemeen kan ik stellen dat, indien een persoon in illegaal verblijf wordt geïntercepteerd door de politie, het dossier wordt overgedragen aan de Dienst Vreemdelingenzaken, die een beslissing zal nemen over de administratieve situatie van de betrokkene. De Dienst Vreemdelingenzaken kan beslissen om de persoon te houden in een gesloten centrum met het oog op verwijdering.

 

Zoals steeds heb ik respect voor de beslissingen van de betrokken instanties. Wie een negatieve beslissing krijgt, moet het land verlaten, vrijwillig als het kan, gedwongen als het moet.

 

01.03  Peter Logghe (VB): Het is een vrij kort antwoord, mevrouw de staatssecretaris. Het gaat er natuurlijk juist over dat zij het land niet vrijwillig verlaten, integendeel. Zij blijven kabaal maken om een regularisatie en een verblijfsvergunning af te dwingen en daar wordt niet tegen opgetreden. Dat is de grond van de zaak.

 

Mijnheer de voorzitter, zoals gezegd komen wij op de kwestie nog terug in andere vragen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de beweringen van Vluchtelingenwerk Vlaanderen over het percentage afgewezen asielzoekers dat onderduikt in de illegaliteit" (nr. 20613)

02 Question de M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les propos de Vluchtelingenwerk Vlaanderen concernant le pourcentage de demandeurs d'asile déboutés sombrant dans l'illégalité" (n° 20613)

 

02.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, ik kom nog eens terug op de hoorzitting in de commissie voor de Binnenlandse Zaken, met de directrice van Vluchtelingenwerk Vlaanderen, omdat een en ander ons nog niet duidelijk is.

 

De directrice beweerde dat maar liefst 87 % van de afgewezen asielzoekers in de illegaliteit verdwijnt, terwijl slechts 4,4 % vrijwillig zou terugkeren. U relativeerde die cijfers. Het percentage van 87 % afgewezen asielzoekers die zouden verdwijnen in de illegaliteit zou slechts betrekking hebben op een subgroep van welgeteld 280 asielzoekers die in een specifieke situatie verkeren, namelijk de asielzoekers die na het afwijzen van hun asielaanvraag eerst geen vrijwillige terugkeer wensten, vervolgens naar een open terugkeerplaats werden gestuurd en uiteindelijk toch besloten om vrijwillig terug te keren.

 

Dat was althans te lezen in Het Laatste Nieuws van 23 oktober 2013. In De Standaard van dezelfde datum heeft mevrouw Keytsman het evenwel over 4 679 personen op een totaal van 5 373 die nooit aankwamen, vroegtijdig vertrokken of op straat werden gezet.

 

Blijft u bij uw verklaring dat de cijfers van Vluchtelingenwerk Vlaanderen niet correct zijn en dat het maar om een groep van 280 asielzoekers gaat?

 

Hoeveel uitgeprocedeerde asielzoekers werden er sinds het begin van het terugkeertraject toegewezen aan een open terugkeerplaats? Hoeveel van de uitgeprocedeerde asielzoekers keerden inmiddels vrijwillig terug? Hoeveel werden opnieuw overgebracht naar een gewoon asielcentrum? Belangrijk is ook te weten hoeveel er nooit toekwamen, vroegtijdig met de noorderzon vertrokken of op straat werden gezet na afloop van de termijn van 30 dagen?

 

Vindt u het terugkeerpercentage bevredigend? U hebt reeds een aantal keren geantwoord dat het aantal stijgend is. Is dat voldoende voor u? Welke maatregelen zult u nemen in de toekomst om dit percentage op te krikken? Moet er niet meer worden geïnvesteerd in een capaciteitsuitbreiding van de gesloten centra, teneinde een geloofwaardige stok achter de deur te hebben?

 

Beschikt u bij benadering over cijfers met betrekking tot het globaal terugkeerpercentage voor alle uitgeprocedeerde asielzoekers?

 

Dan rest nog de politieke vraag, omtrent een bezorgdheid die overal weerklinkt. Bent u het eens met de vrees van Vluchtelingenwerk Vlaanderen, met name dat het hoog percentage uitgeprocedeerde asielzoekers dat in de illegaliteit verdwijnt, dreigt te leiden tot een nieuwe massale regularisatiecampagne zoals wij in het verleden hebben meegemaakt? Op welke manier zult u erin slagen om de poortjes te dichten?

 

02.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Logghe, u hebt het inderdaad goed begrepen, in die zin dat de 4,4 % die mevrouw Keytsman aanhaalt, over een specifieke groep van 280 personen gaat die na de afwijzing van hun asielaanvraag eerst geen vrijwillige terugkeer wensten, vervolgens naar een open terugkeercentrum werden gestuurd en daar uiteindelijk toch vrijwillig besloten om terug te keren. Die groep bleef vroeger volledig in de illegaliteit. Doordat betrokkenen geweigerd hadden om terug te keren, waren zij volkomen illegaal op ons grondgebied. Die groep is de moeilijkste groep, vandaar dat wij een open terugkeercentrum met een beperkte capaciteit hebben gecreëerd. Die 4,4 % is dan toch teruggekeerd.

 

In totaal werden er in 2013 aldus 7 093 personen toegewezen aan een open terugkeerplaats, van wie 5 365 personen daar niet naartoe wilden gaan en dus ook nooit toegekomen zijn in een open terugkeerplaats. 520 personen vertrokken voor het einde van hun bevel om het grondgebied te verlaten en 572 personen verbleven in de open terugkeerplaatsen tot de laatste dag van hun bevel om het grondgebied te verlaten. Personen die op het einde van het bevel om het grondgebeid te verlaten nog steeds in de centra verblijven, worden geconvoceerd bij de politie.

 

De open terugkeerplaatsen vormen slechts één element van mijn terugkeerbeleid en dat heb ik al dikwijls gezegd. Het terugkeertraject omvat immers veel meer dan enkel een toewijzing aan een open terugkeerplaats. Alleen de cijfers uit de open terugkeerplaatsen vermelden, geeft dan ook geen volledig beeld van het effect van het terugkeertraject. Een correctere indicator is het aantal effectieve personen dat terugkeert vanuit de opvang. In 2013 keerden reeds meer dan 1 500 personen terug tijdens of kort na hun verblijf in het opvangnetwerk. Dat vertegenwoordigde bijna 40 % van de totale vrijwillige terugkeer in die periode. In 2012 was dat slechts 30 % en in 2011 maar 20 %.

 

Bovendien blijkt dat iets meer dan 70 % van de personen die aankloppen aan het terugkeerloket — het terugkeerloket dat wij opgericht hebben bij de Dienst Vreemdelingenzaken, waar ongeveer 70 vertrekken per maand worden geregistreerd — vroeger reeds een terugkeertraject heeft doorlopen of daarover informatie heeft gekregen. Het terugkeertraject heeft dus duidelijk tot gevolg dat asielzoekers sneller dan voorheen de beslissing nemen om vrijwillig terug te keren.

 

Voorts zijn er wel degelijk personen die gevolg geven aan het bevel om het grondgebied te verlaten, maar zonder een beroep te doen op bijstand inzake vrijwillige terugkeer.

 

Wij weten van de consulaten dat heel wat personen reisdocumenten aanvragen met het oog op terugkeer. Wij weten dat ook omdat er in Zaventem momenteel een registratie gebeurt van personen die vrijwillig terugkeren zonder hulp, maar die een inreisverbod vermijden wanneer zij dat laten registreren.

 

Wat betreft de globale terugkeercijfers, kan ik u meedelen dat er de laatste twee jaar een stijging valt op te merken. Zoals u weet, is tegelijkertijd het aantal asielaanvragen met 40% gedaald. In 2011 ging het om 10 313 personen die ofwel vrijwillig ofwel gedwongen zijn teruggekeerd en in 2012 waren dat er 11 386. In 2013 ging het om 10 439 personen; daar merken wij een lichte daling van de vrijwillige terugkeer, maar een gelijk gebleven aantal gedwongen terugkeer.

 

De wet voorziet in geen enkele regularisatie van bepaalde categorieën van vreemdelingen en deze is evenmin terug te vinden in het huidig regeerakkoord. De keuze van een vreemdeling om illegaal op het grondgebied te verblijven, zal dus geenszins leiden tot de beloning van regularisatie, laat staan tot de massale regularisatie waarop u doelt.

 

02.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw volledig antwoord dat ik goed zal moeten nalezen en analyseren.

 

Ik spreek niet zomaar van een regularisatiecampagne. Zoals u weet, zijn er in het verleden een paar geweest en ik moet u het aantrekkingseffect daarvan wellicht niet uitleggen.

 

Twee zaken in het bijzonder houden mij bezig. Ten eerste, u zegt dat het aantal registraties in Zaventem, van mensen die zonder hulp vrijwillig terugkeren, stijgt. Beschikt u over cijfergegevens? Weet u om hoeveel personen het gaat? Ten tweede, van de 7 093 personen die in 2013 aan een open terugkeercentrum werden toegewezen, wilden er 5 365 niet gaan. Dat is bijzonder veel. Wat is er gebeurd met die personen?

 

02.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer Logghe, zij moesten zich aanbieden in het open terugkeercentrum en ze zijn daar niet toegekomen. Wat is daarmee gebeurd? Een aantal zal op eigen krachten teruggekeerd zijn en een aantal zal wellicht niet traceerbaar zijn.

 

Zij bevinden zich alleszins niet meer in ons opvangcentrum. Een aantal van hen is teruggegaan en dan vragen wij hen dat ook te rapporteren. Dat kan via de consulaten en nu ook via Zaventem. Anders weet ik niet waar die mensen zich bevinden. Dat is een onzichtbare groep.

 

02.05  Peter Logghe (VB): Hebt u zicht op het aantal dat zich rapporteert?

 

02.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Op Zaventem rapporteren er zich ongeveer honderd per maand.

 

02.07  Peter Logghe (VB): En via de consulaten?

 

02.08 Staatssecretaris Maggie De Block: Dat is de som van al onze consulaten.

 

02.09  Peter Logghe (VB): Wij moeten daar toch ergens zicht op kunnen krijgen. Bij gelegenheid zal ik u daar nog eens over ondervragen.

 

02.10 Staatssecretaris Maggie De Block: Dat zult u dan aan mijn collega moeten vragen, want ik kan de consulaten geen orders geven.

 

02.11  Peter Logghe (VB): Wij zullen de weg wel vinden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Samengevoegde vragen nrs 20642 en 20817 van mevrouw Smeyers worden omgezet in schriftelijke vragen.

 

03 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het overleg met Algerije" (nr. 20781)

- de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de onderhandelingen met Algerije wat readmissie betreft" (nr. 21416)

03 Questions jointes de

- Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la concertation avec l'Algérie" (n° 20781)

- M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les négociations avec l'Algérie concernant la réadmission" (n° 21416)

 

Vraag nr. 20781 van mevrouw Smeyers is zonder voorwerp.

 

03.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, vorig jaar stelde ik u een vraag over het terugnemen van criminele illegalen door landen als Algerije. In onze gevangenissen zitten vrij veel Algerijnen. In uw antwoord erkende u dat er twee problemen waren: de identificatie van de gedetineerden en de illegale Algerijnen die in België verblijven.

 

Met Algerije waren er tot voor kort geen onderhandelingen, maar vorig jaar, in 2013, werden nieuwe gesprekken opgestart en binnen de zes maanden wou u echt van start gaan.

 

Intussen zijn we een jaar verder en wil ik toch graag eens polsen naar de vooruitgang in dit dossier.

 

In de vraagstelling vorig jaar ging het om twee problemen. Ten eerste, Algerije wou een snellere aflevering van visa om België binnen te komen. Dat probleem was op het moment dat ik de vraag stelde al van de baan. Ten tweede, België wou dat illegale criminele Algerijnen werden teruggenomen. Werd dit laatste probleem intussen met Algerije besproken?

 

Wat zijn de knelpunten? Waarom weigert Algerije criminele illegale burgers terug te nemen? Hoe zit het met de identificatie van deze burgers? Daar rezen immers problemen. Is daar vooruitgang merkbaar?

 

Werkt België samen met andere Europese landen om de identificatie van Algerijnse criminelen te helpen bewijzen? Werd het gesprek met Algerijnse overheden met andere woorden intussen geformaliseerd? Zijn er resultaten?

 

Wanneer worden de eerste Algerijnse criminelen naar Algerije gestuurd om daar hun straf uit te zitten?

 

03.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer Logghe, in 2012 werden er 359 aanvragen tot identificatie ingediend door de Dienst Vreemdelingenzaken bij het consulaat-generaal van Algerije. Achtenvijftig aanvragen werden door het consulaat-generaal als Algerijn erkend en negen laissez passers werden afgegeven. In 2013 werden er 310 aanvragen tot identificatie ingediend, waarvan er 104 als Algerijn werden erkend door het consulaat-generaal en 38 laissez passers werden afgegeven.

 

Er was initieel een verbetering te merken in de samenwerking in 2013 na mijn bezoek in februari en de administratieve follow-up. Dat moet zich eveneens vertalen in een verbeterde samenwerking met de Algerijnse ambassade in België. De toename van akkoorden voor een laissez passer vertaalt zich nog niet in een reële afgifte van laissez passers en van een effectieve terugkeer door de afwezigheid van een nieuwe ambassadeur. Op 12 september 2013 heb ik dat aangekaart in een gesprek met de Algerijnse consul-generaal, waarin werd overeengekomen met prioritaire groepen te werken.

 

De ervaringen in andere Europese landen en het onvermogen van de Europese landen om zelfs maar onderhandelingen te doen starten, en dat na 11 jaar mandaat, tonen aan dat het om een heel moeilijk dossier gaat. Zo gaat Algerije niet in op onze uitnodiging om, volgens de afspraken gemaakt in maart 2013, de samenwerking te evalueren. Daar komt nog bij dat mijn Algerijnse tegenhanger ondertussen ontheven is uit zijn functie en niet meer in de regering zit. Het departement Asiel en Migratie is ondergebracht bij de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken.

 

Het is niet zo dat Algerije weigert om Algerijnse criminelen terug te nemen. Over het algemeen is de identificatie van Algerijnen niet evident. In 2013 zijn er meer akkoorden tot afgifte van een laissez passer gegeven, maar het knelpunt blijft dat de akkoorden niet altijd kunnen leiden tot een effectieve repatriëring. Indien er aanwijzingen zijn dat Algerijnen in een ander Europees land hebben verbleven, wordt met dat land contact opgenomen met het oog op een mogelijke terugname of met het oog op het verkrijgen van informatie die tot de identificatie kan leiden.

 

Wanneer de Dienst Vreemdelingenzaken effectief gebruik zal kunnen maken van het Visa Information System (VIS) zal de identificatie worden vergemakkelijkt. De Dienst Vreemdelingenzaken neemt ook deel aan het Europees project EURINT waarin 17 landen en Frontex streven naar een gemeenschappelijke aanpak van landen waarvan de identificatie als onvoldoende wordt beschouwd. De eerste bijeenkomst heeft plaatsgevonden in december 2013.

 

Er is ook een begin gemaakt van gemeenschappelijk overleg en strategie.

 

Tot slot, België heeft geen verdrag met Algerije om de overdracht van gevangenen te regelen. Het gaat enkel om de identificatie van illegaal verblijvende Algerijnen, waaronder zij die in de gevangenis opgesloten zijn.

 

03.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, ik heb enkele dingen geleerd en dat is natuurlijk altijd positief.

 

Er bestaat een samenwerkingsakkoord tussen EURINT en Frontex om te werken rond identificatieproblemen, als ik u goed heb gehoord.

 

Ik leer ook dat er momenteel nog geen criminele Algerijnen teruggestuurd zijn.

 

Als bezorgde burger van een land blijf ik mij toch afvragen of wij niet ergens wederkerigheid moeten betrachten. Als er geen samenwerking komt van Algerije, dan vraag ik mij af waarom wij ons moeten platleggen en in het zweet werken om bijvoorbeeld hun visa sneller te laten bezorgen.

 

Ik veronderstel dat wij op die problematiek nog wel een paar keer zullen terugkomen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De vragen nr. 20782 van mevrouw Smeyers en nr. 20802 van mevrouw Dumery worden omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 20804 van de heer Francken wordt uitgesteld. Vraag nr. 20818 van mevrouw Smeyers wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

04 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de Algerijn met 102 bevelen om het grondgebied te verlaten" (nr. 20832)

04 Question de M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'Algérien ayant reçu 102 ordres de quitter le territoire" (n° 20832)

 

04.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, wij hebben u in deze commissie al enkele keren voor de voeten geworpen dat een vrijwillig terugkeerbeleid staat of valt met het sluitstuk, de gedwongen terugkeer.

 

Zo raakte onlangs bekend dat een Algerijn al twintig jaar illegaal in België woont en in die tijd 102 bevelen bijeensprokkelde om het land te verlaten. Die bevelen kreeg hij telkens wanneer hij werd opgepakt voor diefstal, druggebruik en andere delicten. U krijgt hem niet buiten – dit sluit aan bij mijn vorige vraag – omdat Algerije niet meewerkt.

 

Mevrouw de staatssecretaris, wat is de stand van zaken in het dossier? Ik weet dat u niet antwoordt op individuele gevallen, maar erkent u de feiten en de overtredingen van de man die met naam en toenaam in zowat alle Vlaamse kranten werd opgevoerd?

 

Ten tweede, deze man heeft toch duidelijk gedragsproblemen, zoals dat zo mooi in uw beleidsplan wordt omschreven. Is hij intussen in een gesloten instelling binnengebracht, met het oog op verwijdering van het grondgebied?

 

Ten derde, men leest in verschillende kranten dat Algerije in dit dossier niet meewerkt. Klopt dat? Hebt u betreffende deze zaak al contact genomen met Algerije? Hebt u over individuele, zware dossiers contact met Algerije?

 

Ten vierde, zult u hardleerse landen, die elke samenwerking op het vlak van terugname van afgewezen en illegale vreemdelingen weigeren, op een andere manier aanpakken?

 

Algerije is sinds 1972 een partnerland van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. België legt er zich toe op armoedebestrijding, water- en milieubeheer, gezondheidszorg, institutionele ontwikkelingssamenwerking enzovoort. Er is onder andere een project in Sidi Fredj, dat een verbetering van de sociale en gemeenschapsdiensten beoogt. Kunt u op andere vlakken geen bijkomende druk zetten, zodat in een aantal schrijnende dossiers een vooruitgang kan worden opgetekend?

 

04.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Logghe, ik moet eerlijkheidshalve bekennen dat ik hetzelfde antwoord al aan de heer Francken heb gegeven, die naar aanleiding van de bespreking van de beleidsnota dezelfde vraag heeft gesteld. Hij heeft het antwoord ook al op papier gekregen.

 

Zoals ik hem antwoordde, meld ik u nu ook dat ik niet kan ingaan op een individueel geval uit de kranten. Ik heb het artikel ook gelezen. Desondanks kan ik u enkel mededelen dat met de gegevens die toen werden medegedeeld, bij ons geen enkele persoon kon worden teruggevonden die geregistreerd staat met 102 bevelen om het grondgebeid te verlaten.

 

In het algemeen kan een persoon uiteraard meerdere bevelen krijgen om het grondgebied te verlaten, vooraleer tot het gedwongen vertrek wordt overgegaan. Het is inderdaad mogelijk dat de procedure tot het verkrijgen van reisdocumenten lang kan aanslepen.

 

Voor Algerije en Marokko herhaal ik dat de Europese Commissie een mandaat heeft om een readmissieakkoord te onderhandelen. Zolang het mandaat loopt, mag België ook niet zelf over een readmissieakkoord onderhandelen. Niettemin dring ik steeds aan op een efficiënte, operationele samenwerking op het vlak van de identificatieprocedures, zowel bij de vertegenwoordigers van deze landen als tijdens mijn bezoeken ter plaatse.

 

Er wordt ook regelmatig met Buitenlandse Zaken overlegd. Zij worden maximaal betrokken bij het uitwerken van een aanpak voor landen die onwillig zijn of die qua medewerking moeilijker zijn.

 

Voor het overige verwijs ik ook naar het antwoord op de vorige vraag, die zich in dezelfde problematiek situeert.

 

04.03  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord.

 

Mevrouw de staatssecretaris, mijn vraag dateert van 18 november 2013, zoals u ongetwijfeld ook hebt gezien. Ik had mijn vraag natuurlijk al veel langer willen stellen.

 

Niettemin geef ik ter afsluiting nog twee zaken mee.

 

Weet u hoelang de bevoegdheid van Europa nog loopt om readmissieakkoorden te onderhandelen? Zolang het mandaat in kwestie loopt, kan België niet optreden. Kunt u mij daarom vertellen hoelang de bevoegdheid van Europa loopt om over een readmissieakkoord te onderhandelen? Dat is immers belangrijk. Gaat het nog om maanden?

 

04.04 Staatssecretaris Maggie De Block: De opdracht om te onderhandelen is aan de Europese Commissie gegeven. Wij weten dat zij met het dossier bezig is. In elk geval is er geen deadline. Een deadline is er nooit. Er is pas een akkoord als er een akkoord is.

 

04.05  Peter Logghe (VB): De zaak kan dus ook eindeloos blijven voortduren.

 

Ik wil u toch voor het volgende waarschuwen. Eens het aantal bevelen om het grondgebied te verlaten belachelijk groot wordt, waarbij het bevel aan allerlei delicten is gekoppeld, moet u oppassen dat uw beleid zelf niet onder dergelijke voorbeelden te lijden krijgt.

 

Zoals gezegd, zullen wij de materie nader opvolgen.

 

04.06 Staatssecretaris Maggie De Block: U moet wel opletten als u uitgaat van media-artikels die gekoppeld worden enzovoort. Ik heb het nagevraagd bij mijn diensten en ik zeg u dat er niemand gevonden is die 102 bevelen heeft gekregen. Als u dan ook nog stelt dat het gekoppeld is aan delicten, dan heb ik dat niet gezegd.

 

04.07  Peter Logghe (VB): Neen, maar u erkent natuurlijk wel de problematiek van het veelvuldig ontvangen van bevelen om het grondgebied te verlaten. U weet dat die gevallen veelvuldig bestaan. Dat is natuurlijk mijn punt, daar moet iets aan gedaan worden.

 

Wij zullen dit in elk geval verder opvolgen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Aan de orde is vraag nr. 20857 van mevrouw Genot over de schorsing van het verblijfsrecht voor Europese burgers die RVA-uitkeringen hebben aangevraagd. Mevrouw Genot heeft gevraagd om die vraag samen te voegen met vraag nr. 21652, die betrekking heeft op dezelfde sfeer en sector, namelijk de RVA en artikel 60. Wat mij betreft is dat geen probleem. U kan de twee vragen tegelijk stellen, dan schieten we wat meer op. U heeft het woord.

 

04.08  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, il est exact que je souhaiterais joindre ma question n° 20857 à ma question n° 21652, de manière à pouvoir la poser plus tard.

 

De voorzitter: Dan zijn we bij vraag nr. 20861 van mevrouw Smeyers, die wordt uitgesteld. Vraag nr. 20881 van mevrouw Galant wordt eveneens uitgesteld, net als vraag nr. 20912 van de heer Thiébaut.

 

Vraag nr. 20981 van mevrouw Smeyers wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 21092 van de heer Veys wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Voor één keer, want hij heeft niets laten weten, maar we zullen welwillend zijn.

 

Vraag nr. 21150 van de heer Francken wordt uitgesteld.

 

05 Question de Mme Zoé Genot à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la protection des migrantes victimes de violence conjugale" (n° 21169)

05 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de bescherming van allochtone vrouwen die het slachtoffer zijn van partnergeweld" (nr. 21169)

 

05.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la secrétaire d'État, ce sujet a déjà été abordé à plusieurs reprises dans cette commission, mais il est important.

 

Il existe, aujourd'hui, un écart considérable entre les mesures de protection prévues par la loi du 15 décembre 1980 et leur application sur le terrain. Les personnes arrivées en Belgique sur la base du regroupement familial et victimes de violence conjugale subissent une double violence: celle de leur conjoint et celle du système institutionnel actuel. Car fuir les violences, c'est courir le risque de perdre son droit de séjour. Cette menace empêche certaines victimes de sortir du silence.

 

Avant toute décision en matière de séjour, chacune des parties doit avoir le droit d'être entendue en cas de rupture de la vie commune dans le cadre d'un regroupement familial et des enquêtes approfondies doivent être menées si cela s'avère nécessaire

 

Madame la secrétaire d'État, les services de proximité convoquent-ils systématiquement les deux parties? Des consignes leur sont-elles adressées en ce sens par votre administration? Des preuves objectives doivent, en effet, être apportées aussi bien par les personnes qui dénoncent un mariage blanc que par les victimes de violence conjugale.

 

Lorsque la violence conjugale est invoquée, est-il prévu de suspendre immédiatement la décision de retrait de séjour le temps que la victime puisse entreprendre les démarches judiciaires nécessaires et transmettre à l'Office des Étrangers les preuves de violence et de revenus? Lorsque la victime répond aux conditions de protection de la loi du 15 décembre 1980, son séjour est-il maintenu?

 

En cas de décision de retrait de séjour prise par l'Office des Étrangers en raison de la rupture de la vie commune, un recours est-il envisageable afin de permettre à la victime de violence conjugale d'en faire état, si elle a été dans l'impossibilité de le faire au préalable auprès dudit Office?

 

Dans le cadre d'une demande d'autorisation de séjour sur la base de l'article 9bis de la loi du 15 décembre 1980, les violences conjugales pourraient-elles être prises en compte comme "circonstance exceptionnelle", dans le cas où la personne concernée n'aurait pas pu faire valoir, pour des raisons indépendantes de sa volonté, les clauses de protection prévues par la loi afin que cette personne puisse également être protégée?

 

Que prévoyez-vous pour que les femmes migrantes victimes de violence soient mieux informées de leurs droits et de leurs devoirs? Les femmes victimes de violence quittent souvent le domicile, cherchent un lieu où s'établir, etc., sans signaler qu'elles ont quitté ce dernier. C'est alors le mari, auteur présumé des faits, qui porte plainte pour abandon de domicile en invoquant un mariage blanc. Il est donc important que les deux parties puissent être entendues avant qu'une décision définitive ne soit prise. Je reconnais que cela est souvent compliqué et nécessite un certain temps puisque l'on ne dispose pas de l'adresse de la femme qui a fui le domicile conjugal. Madame la secrétaire d'État, comment pensez-vous pouvoir gérer au mieux cette question sur le terrain?

 

05.02  Maggie De Block, secrétaire d'État: Monsieur le président, madame Genot, l'Office des Étrangers ne donne aucune instruction aux services de proximité en cas de rupture de la vie commune pour cause de violence conjugale. C'est une question qui doit être remise dans son contexte global de lutte contre la violence entre partenaires puisqu'elle peut aussi concerner des ressortissants belges. Dès lors, de telles instructions ne ressortent pas de ma compétence mais bien de celle de la ministre de l'Intérieur.

 

L'Office des Étrangers donne bien évidemment l'opportunité de faire valoir le point de vue des deux parties et celles-ci peuvent apporter des preuves par écrit avant qu'une décision ne soit prise. Dès qu'il y a un indice sur l'existence d'éventuelles violences familiales ou conjugales, l'Office des Étrangers ne met pas fin au droit de séjour mais demande une enquête complémentaire. Cette enquête consiste dans l'envoi d'un courrier à l'administration communale et éventuellement en copie au centre d'accueil. La personne concernée est invitée à produire des documents dans un délai de un à trois mois.

 

Si l'étranger satisfait aux conditions d'exception de fin de droit de séjour, telles que reprises dans la loi du 15 décembre 1980, son séjour sera maintenu. Si, pour des raisons indépendantes de sa volonté, l'intéressé évoque des faits de violence familiale ou conjugale après que la décision de retrait du titre du séjour a été prise, l'Office des Étrangers peut retirer sa décision si l'étranger établit qu'il satisfait à ces conditions d'exception.

 

La pratique de l'Office des Étrangers est déjà bien connue, que cela soit au niveau des services sociaux ou des associations de protection du droit des étrangers. Je signale que je reçois également de nombreuses plaintes d'hommes victimes de femmes qui prétendent avoir été violentées. Dans ce cadre, il importe en effet que les deux parties soient entendues. Cela va dans les deux sens. Madame Genot, de plus en plus d'hommes envoient des mails pour dire qu'ils sont victimes, et ils le sont vraiment aussi. Il arrive également qu'il s'agisse de violence entre deux hommes. Dans tous les cas, l'Office des Étrangers est convaincu qu'il faut toujours entendre les deux parties concernées.

 

05.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la secrétaire d'État, voilà qui me paraît la bonne ligne de conduite: entendre les deux parties concernées et pouvoir prendre connaissance de l'ensemble des documents, qu'il s'agisse des constats de police ou d'autres documents pertinents. Si, après une décision négative, la possibilité est offerte de la retirer et de mener cette enquête, c'est un élément important. En effet, bien souvent, dans un premier temps, les victimes n'ont pas le temps de réagir et ce n'est que lorsqu'elles reçoivent un ordre de quitter le territoire qu'elles se rendent compte qu'elles auraient dû entreprendre toute une série de démarches.

 

Si elles ont la possibilité de retirer cette décision à ce moment-là, pendant que l'enquête est menée, c'est la bonne façon de procéder; on entend les deux parties et on prend une décision suffisamment éclairée.

 

Dans quel délai la personne doit-elle réagir après avoir reçu l'ordre de quitter le territoire pour que la décision puisse être retirée et pour que l'on puisse mener une enquête au cas où elle n'aurait pas réagi?

 

05.04  Maggie De Block, secrétaire d'État: Avant et après, elle dispose de un à trois mois. Mais elle doit réagir aussi vite que possible, car dès qu'elle reçoit l'ordre de quitter le territoire, on peut l'éloigner. Néanmoins, lorsque la personne dispose d'éléments contributifs, à tout moment, elle peut signaler que son dossier n'est pas complet et qu'elle a des documents et des témoignages à y ajouter.

 

05.05  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Je vous remercie, madame la secrétaire d'État.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de opheffing van de beperkingen op het vrij verkeer van werknemers voor onderdanen van Roemenië en Bulgarije per 1 januari 2014" (nr. 21178)

06 Question de M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la fin des restrictions à la libre circulation des travailleurs pour les ressortissants bulgares et roumains au 1er janvier 2014" (n° 21178)

 

06.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, vanaf 1 januari gelden er niet langer restricties inzake het vrij verkeer van werknemers voor onderdanen van Roemenië en Bulgarije. De bestaande overgangsregeling waarbij Roemenen en Bulgaren een arbeidskaart nodig hadden om in ons land aan de slag te kunnen, en waarbij dus in beginsel vooraf een arbeidsmarkttoets moest plaatsvinden, kon niet worden verlengd en werd ook niet verlengd.

 

Een aantal landen zoals het Verenigd Koninkrijk, Nederland en Duitsland hebben hun bezorgdheid geuit over het wegvallen van de beperkingen. De Europese Unie wil vooralsnog niet weten van het beknotten van het vrij verkeer van personen, omdat het zou gaan over een fundamentele Europese waarde.

 

Ik kom tot de situatie in Gent, omdat het vooral daar is dat de toestand zich als ernstig aandient.

 

Volgens Jan Balliu, beleidscoördinator intra-Europese migratie op de integratiedienst van de stad Gent, zouden er vandaag in Gent 6 300 Bulgaren zijn geregistreerd. Men heeft er het gissen naar, maar vermoedelijk zouden er meer dan 15 000 Bulgaren in Gent verblijven, waarvan er een aantal in het zwart of als schijnzelfstandige zou werken. Er zouden er volgens de verwachtingen nog een aantal bijkomen. Tegen einde 2014 zijn er vermoedelijk 3 000 tot 4 000 Bulgaarse nieuwkomers. Die cijfers zijn afkomstig van de Bulgaarse gemeenschap in Gent zelf. De Gentse stadsdiensten bereiden zich in elk geval voor op hun komst. De schrik zit er blijkbaar toch wel in.

 

Welke impact zou volgens u het onbeperkt vrij verkeer voor Roemenen en Bulgaren vanaf 1 januari 2014 hebben? Hebt u er een voorlopig zicht op hoe zich dat ontwikkelt?

 

Beschikt u over ramingen van de omvang van de mogelijke instroom van Roemenen en Bulgaren als gevolg van de opheffing van de huidige restricties? Hebt u cijfers over het aantal dat de laatste jaren naar België kwam?

 

Meent u dat de vrees van de stad Gent dat er duizenden Bulgaren bijkomend naar daar zouden afzakken, gegrond is? Daar kent men natuurlijk de toestand in Gent en men heeft ze daar ook zien komen.

 

Vangt u signalen op in die zin van andere steden en gemeenten?

 

Zult u maatregelen nemen om te vermijden dat het onbeperkt vrij verkeer van Roemenen en Bulgaren zou leiden tot een bepaalde vorm van uitkeringstoerisme?

 

Kunt u zich vinden in het voorstel van de Britse eerste minister Cameron om het vrije verkeer van personen gedeeltelijk aan banden te leggen, althans in verband met deze materie?

 

Bent u van mening dat het huidig arsenaal aan wetgeving in België volstaat om op doeltreffende wijze het hoofd te bieden aan fenomenen als sociale dumping en uitkeringstoerisme?

 

06.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Logghe, sinds 1 januari 2014 hebben Roemenen en Bulgaren geen arbeidskaart meer nodig om een verblijf aan te vragen als werknemer. Tevens kunnen zij nu verblijfsrecht aanvragen als werkzoekende. Wat de precieze impact van de opheffing van deze beperking is, zal in de komende maanden duidelijk moeten worden.

 

U vraagt naar cijfers, maar aangezien er vrij verkeer is, moeten zij geen aanvraag doen en kan ik bijgevolg geen cijfers omtrent aanvragen voorleggen.

 

Met betrekking tot migratie is het moeilijk om ramingen te maken. Ook toen andere nieuwe lidstaten vrije toegang kregen wat betreft personen heeft men steeds deze vrees gekend, soms terecht, soms niet.

 

Door Roemenen werden in 2010 5 519 verblijfsaanvragen als Europese burger ingediend, in 2011 7 674 en in 2012 9 926. Door Bulgaren werden in 2010 2 368 verblijfsaanvragen ingediend, in 2011 3 585 en in 2012 4 495.

 

De Dienst Vreemdelingenzaken heeft tot op heden weinig signalen opgevangen van andere steden over deze problematiek. De administratie heeft wel reeds initiatieven genomen om misbruiken tegen te gaan. Zo is er een gegevensstroom tussen de POD Maatschappelijke Integratie en de Dienst Vreemdelingenzaken omtrent EU-onderdanen die een leefloon genieten en hierbij een onredelijke belasting vormen voor de sociale zekerheid. Voorts werd door de Dienst Vreemdelingenzaken en de Rijksdienst voor Zelfstandigen samengewerkt om schijnzelfstandigheid tegen te gaan bij EU-onderdanen.

 

Begin 2014 zal de Dienst Vreemdelingenzaken ook een gegevensstroom implementeren tussen hen en de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening om het verblijf van de werkzoekende EU-burgers te onderzoeken.

 

De Dienst Vreemdelingenzaken is ook bij machte om valse werkgeversattesten te controleren aan de hand van de databanken voor sociale zekerheid. Ik benadruk evenwel dat dergelijke onderzoeken enkel plaatsvinden om misbruiken tegen te gaan en dat het recht op vrij verkeer is geregeld door de Europese richtlijn en van toepassing is op alle lidstaten, wat men daar ook van zegt.

 

Wat het uitkeringstoerisme betreft, kan ik mij enkel uitspreken over de wetgeving die onder mijn bevoegdheid valt, met name de wetgeving van de Dienst Vreemdelingenzaken en de wetgeving van de dienst Maatschappelijke Integratie. De wetgeving voor de OCMW’s werd reeds aangepast conform de Europese richtlijn om misbruiken tegen te gaan, namelijk geen leefloonuitkeringen gedurende de eerste drie maanden. Ook de wetgeving van de Dienst Vreemdelingenzaken is correct aangepast conform de Europese richtlijnen. Andere uitkeringen vallen onder de bevoegdheid van mijn collega’s in de regering.

 

06.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, ik ben niet helemaal gerustgesteld door de cijfers van de verblijfskaarten. Tussen 2010 en 2012 was er bijna een verdubbeling en dat op drie jaar tijd. Men kan dus verwachten dat de stroom zal aanhouden, zeker als men weet dat de arbeidskaarten niet meer nodig zullen zijn.

 

Ik ben benieuwd naar de afloop van een en ander. Ik neem nota van uw maatregelen om de onrechtmatige belasting van de sociale zekerheid en het aantal schijnzelfstandigen terug te dringen. Het blijft echter wachten op voorlopige cijfers om te zien hoe de mogelijke toevloed van Roemenen en Bulgaren zich ontwikkelt in onze contreien.

 

Wij houden u zeker op de hoogte.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de Mme Valérie Warzée-Caverenne à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la redéfinition du nombre de places d'accueil pour les demandeurs d'asile" (n° 21219)

07 Vraag van mevrouw Valérie Warzée-Caverenne aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de herziening van het aantal opvangplaatsen voor asielzoekers" (nr. 21219)

 

07.01  Valérie Warzée-Caverenne (MR): Monsieur le président, madame la secrétaire d'État, dans votre note de politique générale, partie Asile et Migration, nous pouvons constater une forte baisse du nombre de réfugiés dans les centres d'accueil: certains affichent aujourd'hui un taux de remplissage de 60 %.

 

Vous avez entamé un plan de restructuration en redéfinissant le nombre de places disponibles pour accueillir les demandeurs d'asile dans les ILA, MENA, les centres et en y intégrant des places "tampons" en cas de besoin lors d'afflux massifs.

 

Peut-on avoir connaissance de ce plan? Est-il disponible sur un site?

 

Ce plan est-il fixé pour une durée déterminée? Dans l'affirmative, laquelle? Ce plan est-il adaptable rapidement?

 

Quelle est la garantie de maintien des centres actuels et pour combien de temps? Vu le taux de remplissage évoqué ci-dessus, envisagez-vous d'en fermer à nouveau?

 

Qu'en est-il des ILA pour les communes qui ont investi dans ce système?

 

Lors d'une précédente question parlementaire, je vous demandais si les crédits octroyés lors du budget initial 2013 permettaient d'accorder une intervention de 247,90 euros par place aux communes disposant d'un centre pour demandeurs d'asile sur leur territoire.

 

Je réitère ma question: nous confirmez-vous le montant prévu par place pour le budget 2014?

 

Vu les adaptations, convient-il d'effectuer une distinction d'intervention entre les places fixes et les places "tampons"?

 

07.02  Maggie De Block, secrétaire d'État: Monsieur le président, madame Warzée, comme expliqué dans ma note de politique générale, la capacité du réseau d'accueil est en effet en cours d'adaptation. L'objectif est d'atteindre une capacité opérationnelle d'environ 18 000 places pour la fin de l'année 2014.

 

En ce qui concerne les ILA, suite au non-renouvellement des conventions à durée déterminée et à la résiliation des conventions à durée indéterminée, la capacité des ILA devrait atteindre quelque 7 270 places à la fin de l'année 2014.

 

En plus de cette capacité de 18 000 places, nous prévoyons également des places que nous désignons sous le vocable de places "tampons" ou buffer: elles ne seront réservées et opérationnelles qu'en cas de besoin. Notre objectif est de disposer de 1 800 de ces places "tampons".

 

Il s'agit d'assurer la flexibilité du réseau d'accueil par une capacité suffisante de manière structurelle et, en outre, en cas de nécessité, un recours ponctuel aux places "tampons".

 

Le taux d'occupation actuel du réseau d'accueil est de 71 %. Tel était le résultat pour les mois de novembre et de décembre. En outre, l'expérience de ces dernières années a montré qu'une augmentation rapide de ce taux n'est pas à exclure. C'est la raison pour laquelle on a décidé de créer les places "tampons" et qu'il n'est pas envisagé de fermer d'autres centres d'accueil en 2014.

 

Durant la crise de l'accueil, quelque 8 000 places d'accueil supplémentaires ont été créées et les CPAS ont contribué de manière exemplaire à cet effort. La crise de l'accueil est actuellement, heureusement, derrière nous. Il importe donc de continuer à gérer le réseau en bon père de famille et d'assurer un taux d'occupation conséquent.

 

Il m'a semblé logique de ne pas maintenir une capacité d'accueil excédentaire. Le taux d'occupation réduit en 2013 posait des problèmes financiers pour certaines ILA. Des mesures s'imposaient donc du point de vue de la viabilité des communes.

 

Cela dit, je comprends les répercussions que cela peut avoir sur les structures d'accueil concernées. C'est la raison pour laquelle j'ai veillé à ce que certains critères soient utilisés afin que cette réduction de la capacité d'accueil en ILA soit non seulement conforme à la demande mais aussi équitable entre les CPAS.

 

En ce qui concerne l'intervention financière, elle s'élèvera aussi en 2014 à 2 047,92 euros par place d'accueil effective, mais vous savez que cette intervention ne concerne, pour rappel, que les communes dotées de structures d'accueil collectif sur leur territoire. Cette intervention est identique à celle de l'année dernière.

 

07.03  Valérie Warzée-Caverenne (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour cette réponse exhaustive au sujet de la stabilité et du montant d'intervention pour les communes uniquement dotées d'un centre d'accueil collectif.

 

Au niveau des places, que celles-ci soient fixes ou "tampons", l'intervention est-elle la même, à savoir 2 047,92 euros par place? Pour prendre un exemple, un centre qui a 240 places et qui à présent a une quinzaine de places "tampons", a-t-il …

 

07.04  Maggie De Block, secrétaire d'État: Cela dépendra vraiment des centres; certains d'entre eux verront leurs étages fermés, par exemple. Les centres proprement dits ne seront pas encore fermés, parce qu'il s'agit de centres structurels, mais il est possible que le nombre de demandeurs d'asile dans les collectivités soit réduit.

 

07.05  Valérie Warzée-Caverenne (MR): Mais qu'en est-il de l'intervention des communes? Le fameux montant de 2 047,92 euros sera-t-il également attribué aux centres qui ont des places "tampons"? Autrement dit, si un centre dispose de 200 places et de 20 places "tampons", ledit montant sera-t-il également attribué à ces dernières?

 

07.06  Maggie De Block, secrétaire d'État: Je dois m'informer à ce sujet. Mais pour les places "tampons", ils reçoivent 15 % en frais de fonctionnement.

 

07.07  Valérie Warzée-Caverenne (MR): C'est pour le centre.

 

07.08  Maggie De Block, secrétaire d'État: Mais je ne sais pas vous dire si ce pourcentage est inclus dans le forfait ou en supplément de celui-ci. Je dois m'informer.

 

07.09  Valérie Warzée-Caverenne (MR): Je vous remercie de votre démarche.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Question de Mme Valérie Warzée-Caverenne à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le régime d'asile européen commun" (n° 21222)

08 Vraag van mevrouw Valérie Warzée-Caverenne aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het gemeenschappelijk Europees asielstelsel" (nr. 21222)

 

08.01  Valérie Warzée-Caverenne (MR): Monsieur le président, madame la secrétaire d'État, nous savons que plusieurs facteurs jouent un rôle dans le choix du pays dans lequel un demandeur d'asile dépose sa demande. Parmi ceux-ci, on peut citer les liens historiques entre le pays d'origine et de destination, une certaine connaissance de la langue parlée dans le pays d'accueil, la présence de communautés ethniques établies et la situation économique du pays de destination. Ces effets d'attraction coïncident largement avec les moteurs d'autres flux de migration non liés à l'asile.

 

Toutefois, d'autres éléments, comme la probabilité perçue que le pays de destination accordera un statut de protection ou les avantages associés à un statut de protection, sont propres aux demandeurs d'asile.

 

La liste des pays sûrs publiée le 1er juin 2012 reprend l'Albanie, la Bosnie-Herzégovine, le Kosovo, le Monténégro, la Serbie, l'ancienne République yougoslave de Macédoine ainsi que l'Inde.

 

Il semblerait, si mes informations sont correctes, que l'Allemagne ne considère pas, contrairement à nous, le Kosovo comme pays sûr. Comment comprendre cette différence?

 

La Commission européenne avait présenté en juin 2008 un plan d'action en matière d'asile comportant trois piliers destinés à soutenir le développement du régime d'asile européen commun. Ce programme prévoyait une harmonisation plus poussée des normes de protection grâce à un alignement approfondi des législations sur l'asile des États membres, une coopération pratique, efficace et dotée des moyens nécessaires, un degré accru de solidarité et de responsabilité entre les États membres de l'Union européenne, ainsi qu'entre l'Union et les pays tiers.

 

Madame la secrétaire d'État, pourriez-vous nous expliquer les enjeux actuels de ce régime d'asile européen commun et nous préciser le rôle et la position de la Belgique dans le cadre de ce règlement? En particulier, pourriez-vous nous expliquer comment s'articule l'établissement de cette liste de pays sûrs à l'échelle européenne?

 

Par ailleurs, il y a quelques jours, le sujet des pays sûrs a été évoqué dans la presse à la suite de l'arrêt de la Cour constitutionnelle annulant partiellement la loi du 15 mars 2012. Confirmez-vous que ce n'est pas la liste des pays sûrs qui est remise en question mais bien la procédure accordée aux demandeurs?

 

08.02  Maggie De Block, secrétaire d'État: Monsieur le président, chère collègue, les efforts visant à réaliser l'objectif ambitieux d'harmonisation du système d'asile commun portent sur trois domaines complémentaires, comme vous l'indiquez vous-même: une harmonisation législative, une collaboration pratique et des mécanismes de solidarité. Concrètement, cela signifie qu'un demandeur d'asile devrait en principe pouvoir bénéficier des mêmes normes et recevoir une réponse identique à sa demande dans n'importe quel État membre de l'Union européenne.

 

Ce processus législatif a pu être conclu en 2013 après de longues négociations. Pendant celles-ci, la Belgique a joué un rôle moteur, notamment lorsqu'elle a assuré la présidence de l'Union en 2010. Elle a alors pu obtenir la garantie que les normes soient harmonisées à un niveau élevé.

 

Le défi qui attend à présent les États membres est celui de l'application effective et correcte de ces nouveaux instruments législatifs. La Belgique entend bien sûr y contribuer mais insistera également sur la mise en place d'une supervision au niveau européen pour que la transposition de la directive soit la plus uniforme possible.

 

Dans sa version initiale, la directive "Procédure" offrait une base juridique pour établir une liste de pays sûrs qui soit commune à l'Union. La Cour de Justice a ensuite annulé cette disposition. Il est dès lors impossible d'établir une telle liste commune. Sur le plan politique non plus, aucun accord n'a pu être trouvé à ce sujet. Cette possibilité ne figure donc pas dans la nouvelle directive "Procédure" adoptée en 2013.

 

Cette directive autorise toutefois toujours les États membres à établir leur propre liste de pays sûrs, comme nous l'avons fait. La décision d'établir ou non une telle liste revient donc à chaque État membre, de même que la définition des conditions auxquelles un pays donné peut être considéré comme sûr.

 

Aucune concertation structurelle n'est prévue à ce sujet au niveau de l'Union. Les États membres procèdent toutefois à des échanges d'informations sur les pays d'origine et sur la manière dont ils évaluent les informations disponibles. Un tel échange d'informations peut également avoir lieu dans le cadre des activités de l'European Asylum Support Office (EASO), en ce qui concerne les Balkans occidentaux par exemple.

 

Il existe évidemment des différences entre les pays qui se trouvent sur les listes de pays sûrs.

 

Lors de l'établissement de notre liste, nous avions repris le Kosovo. En 2012, en France, un arrêt du Conseil d'État avait supprimé le Kosovo de la liste. Mais, plus récemment, la France a décidé de le réinscrire sur la liste des pays d'origine sûrs. Des pays comme la Suisse, l'Autriche et le Royaume-Uni ont fait de même.

 

08.03  Valérie Warzée-Caverenne (MR): Madame la secrétaire d'État, je vous remercie. Il semble logique qu'il y ait un règlement uniformisé au niveau européen. La première étape de 2013 est sans doute une avancée positive.

 

Le fait de ne pas avoir la même liste de pays sûrs est assez étonnant au niveau de la cohérence européenne. Il faudrait peut-être pouvoir comparer les critères qui permettent aux États de dire si un pays est sûr ou pas. Cela permettrait à la Belgique de voir si elle sur la bonne voie. Je trouve que ceci est plus complexe que ce ne devrait l'être.

 

08.04  Maggie De Block, secrétaire d'État: Dans chaque avis du CGRA se trouvent les listes des pays reconnus comme sûrs par les autres États membres.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de regularisatie van afgewezen Afghaanse asielzoekers" (nr. 21335)

09 Question de M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la régularisation des demandeurs d'asile afghans déboutés" (n° 21335)

 

09.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, in mijn vraag, zoals ik ze hier voor mij heb liggen, stond een vraagteken achter de zin “Regularisatie van afgewezen Afghaanse asielzoekers?”. Het vraagteken op de vraag zelf is spijtig genoeg verdwenen. Het blijft echter overeind.

 

Mevrouw de staatssecretaris, over het asiel van de groep Afghaanse asielzoekers hebben wij het bij eerdere vragen al gehad. Dergelijke asielverzoeken werden steeds afgewezen.

 

Onlangs, met name eind december 2013, was er een gesprek met woordvoerders, waarbij werd aangeraden dat de betrokken asielzoekers een nieuwe individuele asielaanvraag zouden indienen. Elke aanvraag zou individueel en zorgvuldig worden behandeld. Het is, voor alle duidelijkheid, geen regularisatie. Het lijkt echter in elk geval wel een elegante uitweg met hetzelfde effect. Links en rechts werd geopperd om tot tijdelijke verblijfsvergunningen over te gaan.

 

Mijn eerste vraag aan u is dan ook de volgende. Bent u gewonnen voor een tijdelijke verblijfsvergunning? Sommigen zien een dergelijke vergunning als een soort overgangsmaatregel naar een definitieve verblijfsvergunning.

 

Ten tweede, mevrouw de staatssecretaris, u raadde de asielzoekers die in het verleden werden afgewezen, eigenlijk aan een nieuwe aanvraag in te dienen. De vraag kan worden gesteld of een dergelijke raad niet enigszins strijdig is met het beleid om het aantal meervoudige asielaanvragen in te dijken, waardoor in elk geval het verschijnsel wordt ingedijkt waarbij asielzoekers alsmaar aanvragen blijven indienen terwijl daartoe eigenlijk geen reden is.

 

Ten derde, waarom moeten er nieuwe asielaanvragen komen als de betrokken asielzoekers in het verleden al een aantal keer zijn afgewezen? Zijn er nieuwe elementen in het dossier? Welke afweging zal eventueel door het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en voor de Staatlozen worden gemaakt, die in het verleden niet werd gemaakt?

 

Mevrouw de staatssecretaris, mochten de afgewezen asielzoekers inderdaad een al dan niet tijdelijke verblijfsvergunning krijgen, dan kan de vraag worden gesteld of aldus geen verkeerd politiek signaal wordt gegeven. Het lijkt wel alsof asielzoekers, indien zij maar genoeg acties en voldoende hongerstakingen opzetten en voldoende overlast veroorzaken, uiteindelijk krijgen waar zij op hopen.

 

Ik zou van u dus een aantal heel duidelijke antwoorden willen. Ik kijk in elk geval uit naar uw antwoord, hoewel u in uw vorige antwoorden al hebt vermeld dat u niet op een individueel dossier ingaat. Het gaat over asielzoekers die hier proberen te blijven. Ik stel de vraag dus algemeen.

 

09.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer Logghe, ik ga niet akkoord met uw stelling dat het indienen van nieuwe individuele asielaanvragen kan worden gezien als een regularisatieronde. Beide procedures, de asielprocedure en de regularisatieprocedure, staan volledig los van elkaar. Ze hebben elk een verschillende context, wettelijke basis en finaliteit.

 

Wat is er gebeurd tijdens de ontmoeting van 23 december met de woordvoerders van CIRÉ en de Ligue des Droits de l’Homme en de enige afgevaardigde van de actievoerders? Er is hen gewezen op het bestaan van de wet. Die zegt dat als er belangrijke nieuwe elementen zijn die de status ‘nood aan bescherming’ kunnen wijzigen, men dan een nieuwe aanvraag kan, mag en moet indienen. Dat gebeurt telkens op individuele basis.

 

Het is niet in tegenspraak met de wet op de meervoudige aanvragen. Integendeel, als er belangrijke nieuwe elementen zijn dan is dat in het voordeel van de aanvrager. Door die wet wordt er binnen de acht dagen over de ontvankelijkheid beslist, of binnen de twee dagen als de aanvrager zich in een gesloten instelling bevindt. Die wet is gemaakt om snel te oordelen over de ontvankelijkheid van ongegronde meervoudige aanvragen. Als er nieuwe elementen zijn dan is het mogelijk om voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen de nieuwe elementen in de procedure te allen tijde te injecteren.

 

Ik heb de actievoerders gewezen op de in de wet vastgelegde procedures en definities. Ik heb hen gezegd wat ik u en anderen in deze commissie al van in het begin heb gezegd, met name dat uitzonderingen en collectieve regelingen uitgesloten zijn. Binnen de wetten en procedures mag men een nieuwe aanvraag indienen, indien men denkt over nieuwe elementen te beschikken die de graad aan bescherming zouden kunnen wijzigen. Die worden zoals steeds door onze onafhankelijke asielinstanties individueel bekeken.

 

Ik hoop daarmee enige duidelijkheid te scheppen.

 

09.03  Peter Logghe (VB): Ik dank u voor de duidelijkheid. Ik neem in elk geval nota van uw uitleg.

 

Hebt u zicht op het aantal individuele dossiers dat op die basis werd ingediend?

 

09.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Vorige week zijn de eerste individuele aanvragen ingediend. Tot op vandaag zijn er 150 nieuwe aanvragen ingediend bij de Dienst Vreemdelingenzaken. Zoals u weet, wordt op het commissariaat-generaal binnen de acht dagen geoordeeld over de ontvankelijkheid.

 

09.05  Peter Logghe (VB): Ik dank u voor uw antwoord. Wij zullen dit blijven opvolgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vragen nrs 20621, 21340 en 21341 van mevrouw Lanjri worden uitgesteld. Vraag nr. 21355 van de heer Francken wordt eveneens uitgesteld.

 

10 Samengevoegde vragen van

- de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de tegenstrijdige rechtspraak van de Nederlandstalige en Franstalige kamers van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de draagwijdte van artikel 9ter van de vreemdelingenwet" (nr. 21458)

- mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de interpretatie van de medische regularisatie (9ter)" (nr. 21605)

10 Questions jointes de

- M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la jurisprudence contradictoire des chambres néerlandophone et francophone de la section du contentieux administratif du Conseil d'État à propos de la portée de l'article 9ter de la loi sur les étrangers" (n° 21458)

- Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'interprétation de la notion de régularisation pour raisons médicales (9ter)" (n° 21605)

 

Vraag nr. 21605 van mevrouw Smeyers is zonder voorwerp.

 

10.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, in het verleden heb ik u al enkele keren ondervraagd over de interpretatie van artikel 9ter. Ik ga direct over tot de concrete aanleiding. De Nederlandstalige kamer van de Raad van State heeft onlangs haar ruime uitlegging van artikel 9ter van de vreemdelingenwet bevestigd. Een Franstalige kamer van de Raad van State interpreteerde artikel 9ter echter restrictiever.

 

De interpretatie van de Franstalige kamer komt er eigenlijk op neer dat een vreemdeling slechts in aanmerking komt voor medische regularisatie indien hij zodanig ziek is dat zijn repatriëring een schending uitmaakt van artikel 3 van het EVRM overeenkomstig de rechtspraak van het EHRM over de betrokken bepaling.

 

Conform de rechtspraak zou het niet volstaan ernstig ziek te zijn, maar moet het gaan om een aandoening die levensbedreigend is, gelet op de kritieke gezondheidstoestand of het vergevorderde stadium van de ziekte. Bovendien zou de beoordelende instantie zich slechts moeten baseren op het huidige stadium en de huidige graad van ernst van de ziekte en geen rekening moeten houden met eventuele toekomstige ontwikkelingen.

 

Er is dus een tegenstrijdige interpretatie. De kern van de zaak is dat de Nederlandstalige kamer van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen op 12 december 2013 de Nederlandstalige kamer van de Raad van State volgde en dus de ruime uitlegging van het artikel toepaste.

 

Bent u op de hoogte van de uiteenlopende rechtspraak van de Nederlandstalige en Franstalige kamers van de Raad van State met betrekking tot de criteria voor medische regularisatie?

 

Wat is volgens u de correcte interpretatie van artikel 9: de interpretatie van de Franstalige of die van de Nederlandstalige kamer van de Raad van State?

 

Past de Dienst Vreemdelingenzaken sinds de arresten van de Franstalige kamer van de Raad van State van 19 november 2013 artikel 9ter van de vreemdelingenwet toe in overeenstemming met de wijze waarop de bepaling wordt uitgelegd door de Nederlandstalige kamer of in overeenstemming met de interpretatie die de Franstalige kamer van de Raad van State aan artikel 9ter geeft?

 

Hebt u sindsdien instructies verstrekt aan de Dienst Vreemdelingenzaken over de wijze waarop artikel 9ter van de vreemdelingenwet moet worden toegepast?

 

Zult u het initiatief nemen om de criteria voor medische regularisatie in artikel 9ter van de vreemdelingenwet te verduidelijken in overeenstemming met hetzij de interpretatie die de Franstalige kamer geeft aan artikel 9 ter, hetzij de interpretatie die de Nederlandstalige kamer van de Raad van State geeft aan dat artikel?

 

10.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Uiteraard ben ik op de hoogte van de rechtspraak van de verschillende kamers van de Raad van State inzake de criteria van artikel 9ter, de medische regularisatie. Het is niet aan mij om te trancheren inzake de correcte interpretatie van artikel 9ter van de vreemdelingenwet, gelet op de scheiding der machten. De Dienst Vreemdelingenzaken houdt in de administratieve praktijk steeds rekening met de rechtspraak van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen en de Raad van State.

 

Op het moment wordt de rechtspraak van de Nederlandstalige kamer gevolgd, daar die voor de Raad van Vreemdelingenbetwistingen bijna nooit vernietigd wordt. Ik wijs erop dat de vreemdelingen niet in beroep kunnen gaan tegen de adviezen van de Dienst Vreemdelingenzaken, maar wel tegen de beslissingen van de Dienst Vreemdelingenzaken. Concreet wordt er niet ingegaan tegen de adviezen van de artsen, die overigens ook geen beslissingsbevoegdheid hebben, maar alleen een advies moeten geven aan de gemachtigde ambtenaren, die dan een beslissing nemen.

 

Ik heb, zoals het regeerakkoord bepaalt, de wetgeving inzake de medische filter uitgevoerd. Die heeft een terugval in het aantal ingediende vragen tot gevolg, zodat er op het ogenblik geen bijkomende aanpassingen nodig zijn.

 

Het is een fetisj die in uw vragen terugkomt, maar het is een misverstand dat de kamers van de ene taalrol sowieso altijd strenger of lakser zouden zijn dan de andere. Dat is helemaal niet het geval, daarover kan ik u geruststellen.

 

10.03  Peter Logghe (VB): Ik ben helemaal gerustgesteld, mevrouw de staatssecretaris.

 

Ik meen niet dat ik een fetisj heb gehanteerd door onderscheid te maken tussen de Franstalige en de Nederlandstalige kamer. Ik stel alleen vast dat zij een andere interpretatie heeft van artikel 9ter van de vreemdelingenwet. Ik kan niet anders dan dat constateren. Zo niet zou u ook niet zeggen dat de interpretatie van de Nederlandstalige kamer wordt gevolgd.

 

10.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Omdat die minder wordt verbroken.

 

10.05  Peter Logghe (VB): Maar u stelt net als ik vast dat er een andere interpretatie is bij de Franstalige kamer. Dat is ook mijn insteek geweest. Niet meer dan dat.

 

Ik ben niet blij met uw antwoord, maar ik neem er akte van, mevrouw de staatssecretaris.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 21565 van mevrouw Temmerman wordt omgezet in een schriftelijke vraag. De samengevoegde vragen nrs 21607 van mevrouw Lanjri en 21625 van de heer Logghe worden uitgesteld.

 

11 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "fraude rond schijnvaderschappen" (nr. 21628)

11 Question de M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les fraudes relatives à des paternités de complaisance" (n° 21628)

 

11.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, de titel van mijn vraag “fraude rond schijnvaderschappen” is eigenlijk verkeerd, want er wordt twee keer hetzelfde in gezegd. In de afgelopen jaren hadden wij al schijnhuwelijken en schijnsamenlevingscontracten. Nu zijn er dus ook schijnvaderschappen. Dat is blijkbaar een vorm van fraude die stilaan de kop opsteekt. Er is een geval bekend — ik zal u niet ondervragen over dat concrete geval — van een Belg van Congolese afkomst die het vaderschap aan maar liefst 16 moeders zou hebben verkocht.

 

De nieuwe vorm van fraude bestaat er volgens de pers in dat moeders van Afrikaanse oorsprong die hier legaal verblijven of de Belgische nationaliteit verkregen hebben, hun kind door illegalen laten erkennen. Dat zou blijkbaar een nieuwe manier zijn om na een bepaalde periode Belg te kunnen worden of in België te kunnen verblijven. Het gerecht zou zich zorgen maken over de onafgebroken stijging van de erkenning van kinderen door niet-biologische vaders, die bovendien illegaal in het land verblijven.

 

Vandaar heb ik de volgende vragen, mevrouw de staatssecretaris.

 

De eerste vorm van fraude, waarschijnlijk de oudste vorm, bestaat erin dat jonge illegale moeders een Belgische of Europese vader voor hun kind kopen. Zij betalen een vergoeding in ruil voor erkenning door een Belgische of Europese vader. Daardoor krijgen zij een verblijfsrecht. Hebt u zicht op de omvang van die fraude? Op welke manier wordt die opgevolgd? Slaagt men erin schijnvaders te bestraffen? Wat gebeurt er met het reeds toegekende verblijfsrecht op basis van die schijnerkenning?

 

Een tweede vorm van schijnvaderschap zou recenter zijn en bestaan erin dat moeders hun kind door illegalen laten erkennen, waardoor die illegalen na een bepaalde tijd via het ouderschap een definitieve verblijfsvergunning krijgen. Bent u op de hoogte van die nieuwe vorm? Op welke manier wordt daartegen opgetreden? Welke argumenten hebt u om het schijnvaderschap aan te tonen? Hoeveel verblijfsvergunningen werden op basis van die vorm van fraude intussen ingetrokken?

 

Rond die vormen van fraude zou zich, blijkens berichten uit het gerecht, een heel netwerk aan het ontwikkelen zijn. Bent u daarvan op de hoogte? Op welke manier, uiteraard in overleg met uw collega's van Justitie en Binnenlandse Zaken, treedt u op? Wordt dat een prioritair aandachtspunt? Is het met andere woorden cijfermatig belangrijk genoeg om ertegen op te treden?

 

11.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Logghe, er bestaan ook schijnzwangerschappen. Ik kan u een zaak meegeven: deze zijn gemakkelijker vast te stellen dan schijnvaderschappen. Zij zijn althans medisch gemakkelijker vast te stellen.

 

Niettemin wordt het fenomeen waarvan sprake door verschillende actoren op het terrein erkend. In het kader van de strijd tegen het misbruik van vaderschapserkenning geeft de Dienst Vreemdelingenzaken de verdachte gevallen aan het openbaar ministerie door.

 

Er werden acties ondernomen om vaderschapserkenningen nietig te laten verklaren. Indien de fraude wordt vastgesteld, kan de Dienst Vreemdelingenzaken een einde stellen aan het recht op verblijf. Voor de eventueel opgelegde straffen verwijs ik u door naar de FOD Justitie.

 

De valse vaderschapserkenningen die in België worden opgesteld, maken het voorwerp uit van verschillende werkwijzen. Ofwel gaat het om een kind van vrouwen in illegaal of precair verblijf die een kind door een Belgische man laten erkennen, ofwel gaat het om mannen in illegaal of precair verblijf die het kind van een Belgische vrouw erkennen. Het tweede geval lijkt minder vaak voor te komen.

 

Enkele aanwijzingen die er eventueel op kunnen wijzen dat het om een valse ouderschapsverklaring gaat, zijn de volgende. De verblijfssituatie van de persoon die van de vaderschaperkenning zal profiteren, omdat hij daardoor een verblijfsvergunning zal verkrijgen; de historiek van het dossier en de administratieve gegevens waarover de Dienst Vreemdelingenzaken beschikt; het gebrek aan een gemeenschappelijk leven met de vader of moeder van het kind; het geval van meerdere erkenningen door eenzelfde persoon gedurende een soms korte periode en, ten slotte, de vinlichtingen die worden doorgegeven door de gemeente die zich vragen stelt over gevallen die verdacht lijken.

 

Wij moeten steeds voorzichtig zijn met het hardmaken van dergelijke beweringen. Echter, voor de intrekking van het verblijf moeten de feiten worden bewezen, wat enkel via de gerechtelijke weg kan worden gedaan. De regularisatie en de voortzetting van het verblijf van de ouder wiens verblijf illegaal was, wordt wel onderworpen aan de controle van de effectiviteit van de betrekkingen tussen deze ouder en het erkende kind.

 

Het voorgaande verklaart waarom er geen statistieken zijn van de weigering of intrekking van een verblijf op basis van een onrechtmatige erkenning.

 

Sinds kort vinden regelmatig vergaderingen plaats met de gerechtelijke overheden en de Rijksdienst voor Kinderbijslag om misbruiken beter te kunnen opsporen. De werkgroep buigt zich ook over de invoering van betrouwbare detectiemiddelen en eventueel nodige wetswijzigingen, steeds in overleg met de betrokken partners.

 

11.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, bedankt voor uw antwoord.

 

Het is vreemd dat u mij wel elementen kunt geven die aanwijzingen inhouden betreffende mogelijk schijnvaderschap – zoals de historiek van het dossier – maar dat u mij geen cijfers kunt geven. Ik vind dat merkwaardig. Ik had gevraagd of er cijfers zijn die wijzen op de belangrijkheid van de toestand.

 

Ik neem er nota van dat u mij evenmin een antwoord kunt geven op de vraag of er op basis van de vaststelling van schijnvaderschap al intrekkingen zijn gebeurd van het verblijfsrecht. U vraagt mij om mij te richten tot de minister van Justitie, wat ik ook zal doen. Ik veronderstel echter dat u met haar voldoende of vrij regelmatig contact hebt om te weten of er effectief sprake is van intrekkingen van verblijfsrecht op basis van schijnvaderschap. Anders zal ik er moeten van uitgaan dat er nog geen intrekkingen van verblijfsrecht zijn gebeurd op basis van vaststelling van schijnvaderschap, tenzij ik mij vergis.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 21632 van mevrouw Temmerman wordt omgezet in een schriftelijke vraag, evenals als haar vraag nr. 21633.

 

12 Questions jointes de

- Mme Zoé Genot à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la suspension du droit de séjour d'Européens ayant recours à l'ONEM" (n° 20857)

- Mme Zoé Genot à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'expulsion d'Européens: article 60, temps partiels, ..." (n° 21652)

12 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de schorsing van het verblijfsrecht voor Europese burgers die RVA-uitkeringen hebben aangevraagd" (nr. 20857)

- mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de uitwijzing van Europese staatsburgers die worden tewerkgesteld in het kader van artikel 60, die deeltijds werken, ..." (nr. 21652)

 

12.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la secrétaire d'État, je vous ai déjà posé cette question le 10 juillet 2012. À l'époque, on ne parlait que d'expulsion de personnes émargeant au CPAS.

 

On sait que la construction européenne est basée sur la libre circulation des marchandises mais pas seulement. L'idéal européen était aussi de mettre en œuvre la libre circulation des personnes et la possibilité de s'établir dans un pays voisin et d'y construire une nouvelle vie. C'était aussi le principe de réciprocité. Des Français viennent en Belgique; des Belges se rendent en France et vice versa dans tous les pays.

 

Il y a par exemple un certain nombre de Belges vivant en France qui ne disposent pas toujours des ressources suffisantes, qui ne bénéficient pas de toutes les aides mais qui ne reçoivent pas d'ordre de quitter le territoire manu militari. En revanche, en Belgique, la situation dégénère. Après avoir renvoyé des personnes relevant du CPAS, on a exclu certaines catégories de personnes bénéficiant d'allocations de chômage. Enfin, des personnes qui travaillent ont été convoquées et ont reçu un ordre de quitter le territoire.

 

Différents cas ont été médiatisés, par exemple celui d'une jeune italienne avec son fils qui allait acheter une maison quelques jours après avoir reçu l'ordre de quitter le territoire. Ou encore une jeune artiste française qui avait reçu une bourse de la Fédération Wallonie-Bruxelles comme artiste particulièrement prometteuse mais qui, malgré ses efforts, a dû se redomicilier à Tourcoing alors qu'elle était en train de doucement trouver sa place en Belgique. Mais aussi, toute une famille française avec trois enfants a reçu un ordre de quitter le territoire alors qu'ils travaillaient. Madame travaillait sous le statut de l'article 60 mais elle travaillait à plein temps. Le même jour, ils ont perdu le droit de séjourner en Belgique, leurs revenus et son travail. Les trois enfants se retrouvent dans une situation délicate au milieu d'une année scolaire.

 

J'aurais donc voulu faire le point avec vous.

 

L'Office des Étrangers contrôlait déjà des Européens présents sur le territoire depuis moins de cinq ans ayant demandé l'aide du CPAS. Il semblerait que l'Office des Étrangers contrôle aussi des Européens ayant demandé des allocations ONEM.

 

Quels Européens sont-ils contrôlés par l'Office des Étrangers?

 

Existe-t-il un échange de données systématisé entre le chômage et l'Office des Étrangers?

 

Certaines communes signalent-elles des Européens?

 

Existe-t-il un contrôle systématique davantage ciblé sur les artistes? On a par exemple entendu une fonctionnaire à Saint-Gilles dire: "on en a marre des Européens artistes glandeurs; on va les signaler". Cette pratique a-t-elle réellement cours?

 

À partir de combien de jours de chômage par an, l'Office supprime-t-il le droit au séjour?

 

Combien de temps après leur arrivée ou leur première intervention de l'ONEM, l'Office des Étrangers convoque-t-il les Européens?

 

Combien d'Européens ayant émargé à l'ONEM ont-ils été contrôlés par l'Office des Étrangers ces dernières années et ont-ils été privés de leur droit de séjour?

 

Quelles sont les informations données aux Européens qui s'inscrivent dans notre pays concernant les contrôles effectués par l'Office des Étrangers? En effet, bien souvent, ils sont très surpris. Pourrait-on disposer du document informatif qui leur est transmis à leur inscription afin de voir s'il est suffisamment clair et compréhensible?

 

J'en arrive ainsi au cas de citoyens européens qui travaillent et qui reçoivent également un ordre de quitter le territoire. Il est ici question de l'article 60, mais on sait qu'il existe également toute une série d'autres catégories d'emploi qui sont très largement subsidiées. Ces derniers pourraient-ils également être touchés dans le futur. Je pense ici à la 'garantie jeunes', au plan Activa, etc.

 

Pourquoi des personnes travaillant à temps plein sous le statut de l'article 60 ont-elles perdu leur droit de séjour? Combien d'Européens sous le statut précité ont-ils reçu un ordre de quitter le territoire? Les travailleurs à temps partiel avec un complément de chômage calculé sur la base d'une allocation d'insertion peuvent-ils recevoir un ordre de quitter le territoire? Si oui, combien de personnes sont-elles concernées? Les travailleurs à temps partiel bénéficiant d'un complément de chômage calculé sur la base d'une allocation de chômage sont-ils également concernés. Si oui, combien sont-ils? De combien de temps disposent ces personnes pour quitter le pays? Combien d'enfants européens ont-ils dû quitter notre territoire en 2013?

 

12.02  Maggie De Block, secrétaire d'État: Monsieur le président, madame Genot, je vais répondre aux deux questions car, même si elles ont été jointes, cela concerne d'autres cas.

 

Avant toute chose, je tiens à préciser que l'Office des Étrangers n'effectue pas de contrôle systématique des citoyens européens qui ont introduit une demande d'allocations auprès de l'ONEM. Toutefois, il est prévu que l'Office obtienne des informations de l'ONEM par l'intermédiaire de la Banque-Carrefour de la sécurité sociale. Il peut bien entendu arriver que l'Office des Étrangers consulte occasionnellement des dossiers, à la demande d'une commune qui constate un changement dans la situation administrative du ressortissant européen et demande des instructions à l'Office des Étrangers à la suite de ce changement.

 

Le fait qu'un étranger européen perçoive une allocation de chômage est un élément qui peut conduire l'Office des Étrangers à revoir le dossier de l'étranger concerné. Il n'est donc pas question d'un contrôle systématique des artistes, ni d'aucune autre profession. Lorsque l'Office des Étrangers examine un dossier duquel il ressort que le citoyen européen bénéficie d'allocations de chômage, l'intéressé sera considéré comme chercheur d'emploi. Par conséquent, il devra notamment prouver qu'il possède de réelles chances de trouver un emploi. De tels dossiers nécessitent une analyse et un contrôle rigoureux de la situation personnelle de la personne européenne.

 

L'Office des Étrangers ne procède en aucune manière à un retrait systématique d'une autorisation de séjour, lorsqu'une personne bénéficie d'une allocation de chômage depuis un nombre de jours déterminé. Je tiens également à souligner que l'Office des Étrangers ne convoque pas de citoyens européens. Lorsque le dossier administratif ne contient pas suffisamment d'informations, l'Office des Étrangers contacte la commune, voire l'étranger même, pour obtenir les renseignements manquants.

 

Nous ne disposons pas de statistiques concernant le nombre de contrôles de citoyens européens bénéficiant d'une allocation de chômage ni le nombre d'Européens qui se sont vus retirer leur droit de séjour sur la base d'une allocation de chômage. Nous ne sommes pas en mesure de tenir les statistiques relatives à tous les motifs entraînant un retrait du droit de séjour. Nous avons néanmoins l'intention d'établir des statistiques précises en la matière lorsque le projet de l'ONEM aura effectivement démarré.

 

Enfin, ce n'est pas à l'Office des Étrangers mais aux communes qu'il appartient de fournir les informations utiles aux ressortissants européens.

 

En ce qui concerne l'article 60, conformément à la jurisprudence, les personnes employées dans le cadre de l'article 60 de la loi sur les CPAS ne possèdent pas le statut de salarié, dès lors que cet emploi vise à les réintégrer sur le marché du travail.

 

Vous interprétez l'article 60 comme un temps plein, un travail. Ce n'est pas ainsi qu'il est défini dans la loi. Vous devez le savoir. Le Conseil du contentieux des étrangers suit ce raisonnement.

 

À ce propos, je renvoie notamment à l'arrêt du 12 août 2013 ou à celui du 3 juin 2013, où le Conseil du contentieux ne considère pas les activités dans le cadre de l'article 60 de la loi sur les CPAS comme un emploi à valeur économique, lorsque celles-ci constituent uniquement une solution de réadaptation ou de réinsertion de l'intéressé sur le marché du travail et que l'emploi rémunéré vise à leur permettre de retrouver un travail ordinaire ou d'être pris en charge par le système de sécurité sociale après un certain temps.

 

L'article 60 doit être considéré comme une forme d'extension de services sociaux, dont le but consiste à réinsérer dans le système de sécurité sociale et la vie active une personne qui s'est retrouvée en dehors du marché du travail.

 

Je vous ai déjà répondu à l'occasion de l'autre question que nous ne sommes pas en mesure de tenir les statistiques relatives à tous les motifs entraînant un retrait du droit de séjour. Pour les mêmes raisons, l'Office ne dispose pas de chiffres sur les travailleurs à temps partiel avec complément de chômage. En principe, ces personnes ne reçoivent pas d'ordre de quitter le territoire, car elles possèdent normalement le statut de salarié.

 

Les personnes disposent de 30 jours pour quitter le pays. Si de nouveaux éléments sont susceptibles d'entraîner un nouveau droit de séjour, le citoyen européen peut toujours introduire une nouvelle demande. L'Office ne dispose pas de chiffres sur les enfants européens qui ont quitté le territoire.

 

12.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la secrétaire d'État, je vous remercie. Je veux bien croire que l'Office ne dispose pas des catégories et des motifs de refus. Par contre, qu'il ne connaisse pas le nombre d'enfants européens qui ont perdu le droit de séjour, je n'y crois pas! Je sais que c'est le cas pour les demandeurs d'asile en général. On peut très bien dire lesquels sont mineurs et lesquels ne le sont pas. Je crois qu'il s'agit de données que vous ne voulez pas communiquer pour qu'on ne se rende pas compte de la situation.

 

12.04  Maggie De Block, secrétaire d'État: J'ai posé votre question à l'Office. Ils m'ont répondu qu'ils n'avaient pas la réponse et vous dites que c'est moi qui retiens des informations!

 

12.05  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Je sais que ces chiffres existent pour certaines catégories. Je ne vois pas pourquoi l'Office les aurait pour certaines catégories et pas pour d'autres. C'est assez étonnant!

 

En ce qui concerne votre réponse, je trouve qu'il est assez inquiétant de voir que cela dépend des communes. Donc, en fonction de communes plus ou moins accueillantes et hospitalières, les gens courent plus ou moins le risque d'être signalés à l'Office des Étrangers quand ils dépendent du chômage, car cela a l'air systématisé pour les CPAS. Vous dites qu'il faut que la personne prouve qu'elle recherche activement un emploi et qu'elle a des chances d'en trouver. Quand on voit le cas de cette jeune artiste, l'ONEM avait lui-même reconnu que ses efforts de recherche étaient plus que satisfaisants et la Fédération Wallonie-Bruxelles lui avait octroyé une bourse en tant qu'artiste prometteuse. Je ne vois pas comment on peut mieux prouver qu'on cherche un emploi et qu'on construit quelque chose.

 

Il en va de même pour quelqu'un qui est sous article 60. Vous êtes bien placée, en tant que secrétaire d'État responsable des CPAS, pour savoir que c'est notre meilleur outil d'insertion pour le public des CPAS. Maintenant, on dit que ce n'est pas du "vrai" travail, qu'on n'a pas vraiment de chances de retrouver du boulot quand on est en article 60 et que ce n'est pas vraiment un temps plein. Pour moi, quand quelqu'un travaille 38 heures par semaine, c'est un temps plein et c'est un vrai boulot!

 

La seule bonne nouvelle dans votre réponse est qu'a priori, on dirait que les personnes qui travaillent à temps partiel ne sont pas touchées.

 

Cette chasse aux sorcières des Européens prend un tour tout à fait déplacé! La contagion va toucher d'autres pays et nous risquons de voir, demain, la France ou d'autres pays nous renvoyer des Belges parce qu'ils ont un passage à vide dans leur carrière. Je ne pense pas que ce soit un progrès dans la construction de l'Union européenne.

 

12.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Mevrouw Genot, wat het geval van de artiesten betreft, ik spreek mij niet uit over individuele gevallen. Ik heb al gezegd dat de artiest te allen tijde het recht heeft om haar of zijn dossier te stofferen.

 

Wat artikel 60 betreft, dat is rechtspraak, mevrouw Genot. Ik heb dat niet gezegd, het is de rechtspraak die stelt dat met artikel 60 sprake is van een uitkering, wat leidt tot ofwel het uitkeringsgerechtigd worden ofwel het aan het werk gaan. Dat is rechtspraak. De rechtspraak moet worden gevolgd, ook door ons. Dat zou u moeten weten, mevrouw Genot.

 

12.07  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la secrétaire d'État, il s'agit d'une décision politique. Dire maintenant que l'on va croiser les données, envoyer des ordres de quitter le territoire, etc., cela relève d'un choix politique. Ce genre de décision ne découle pas d'une loi émanant du Saint-Esprit. Vous le savez très bien.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

13 Question de Mme Zoé Genot à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le traitement des demandes de protection des Afghans et les décisions d'expulsion" (n° 21659)

13 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de behandeling van de door Afghanen ingediende aanvragen om bescherming en de uitwijzingsbeslissingen" (nr. 21659)

 

13.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la secrétaire d'État, il s'agit d'un autre dossier que, depuis de nombreuses années, nous avons eu l'occasion d'évoquer à moult reprises: la question de la protection des demandeurs afghans.

 

En effet, en 2006 déjà, nous nous efforcions d'infléchir la politique du CGRA en cette matière afin d'aboutir à pouvoir proposer une véritable protection aux demandeurs d'asile afghans. Malheureusement, la situation en Afghanistan ne s'améliore pas, au contraire: nous l'avons encore observé à travers les événements de ces derniers jours.

 

Les inquiétudes restent donc importantes quant à l'évolution que pourrait connaître ce pays après le départ des armées actuellement sur place.

 

Notre ministre de la Défense signale régulièrement la dangerosité de la situation pour nos militaires. Il suffit d'analyser le budget de notre armée sur place, en constante augmentation, pour appréhender correctement les conditions rencontrées. En revanche, ce n'est pas le minuscule budget que nous consacrons à la reconstruction qui permettra d'améliorer notablement cet état de choses.

 

En 2012, 59 % des candidats afghans recevaient protection. En 2013, le chiffre est en diminution: 52 % seulement alors que le nombre de demandeurs d'asile afghans a considérablement diminué.

 

Abordons à présent la méthodologie, les procédures utilisées pour juger de la recevabilité des demandes de protection des Afghans.

 

Un critère principalement suivi pour rejeter les demandes est le fait de provenir de régions sûres. On se rend compte que les régions sûres fluctuent. Nous avons l'impression que, dans le cas de nombreuses demandes émanant d'une même région, on reconsidère la situation de la région.

 

Madame la secrétaire d'État, selon vous, quelles régions sont-elles actuellement considérées comme sûres? Certaines personnes, issues de régions considérées comme dangereuses, sont parfois renvoyées dans leur pays avec le conseil d'y rejoindre des régions sûres.

 

Un autre point de vue à considérer est la situation des minorités religieuses. Par exemple, les sikhs constituaient une population supérieure à 300 000 personnes en Afghanistan. À présent, il n'en reste que quelques centaines. Tous les observateurs disent que leur situation est particulièrement précaire. Les enfants ne peuvent pas sortir des habitations vu le danger permanent aux alentours, ils ne peuvent donc se rendre à l'école; les adultes ne peuvent aller travailler sous peine de s'exposer aux dangers. Existe-t-il des régions considérées comme sûres pour les minorités hindoues ou sikhs?

 

Vu l'évolution dans les régions d'où proviennent les demandeurs d'asile, il est difficile de se faire une opinion incontestable de leur situation. Comment certaines régions sont-elles passées du statut de dangereuses au statut de sûres? Y a-t-il eu une amélioration de la situation quelque part en Afghanistan?

 

Beaucoup de demandes de protection de la part d'Afghans sont refusées parce que le CGRA suspecte un séjour dans un des pays voisins. C'est assez réaliste: les pays voisins ont accueilli plusieurs millions de réfugiés, mais ils ne sont plus du tout prêts à les récupérer. Ainsi beaucoup de demandes sont refusées pour des raisons de crédibilité à cause de ce séjour.

 

Malgré leur rejet pour ces raisons, il leur est proposé une expulsion vers l'Afghanistan, sans examiner le risque individuel en cas de retour. Pourtant, c'est contraire à la jurisprudence européenne, à laquelle vous faisiez allusion tout à l'heure.

 

Un deuxième problème consiste en la prise en compte des autres membres de la famille. Souvent, il est tenu compte de la situation de monsieur, mais on oublie de considérer la dangerosité à l'égard de madame ou des enfants. Pourtant, à observer le faible taux de survie des enfants de moins de six ans en Afghanistan, il est difficile de comprendre qu'ils reçoivent un ordre de quitter le territoire. De même pour les femmes dont la situation est particulière: être perçues comme ne respectant pas certaines coutumes les place en situation de danger.

 

Si l'on considère toute une série de refus d'accorder l'asile à certaines familles, il n'apparaît pas que leur situation ait été examinée en tenant compte des risques encourus par les femmes et les enfants. Les situations individuelles de tous les demandeurs, y compris des enfants, sont-elles prises en compte?

 

Si vous estimez que tout cela ressort de la politique du CGRA, qui est un organe indépendant, il faut trouver un moyen de contrôle et d'évaluation de la politique dudit organe. Soutiendrez-vous une demande du parlement d'évaluation des pratiques du CGRA en matière de traitement des dossiers afghans par le Collège des médiateurs fédéraux?

 

Je rappelle que le parlement et la commission de l'Intérieur ont demandé, par le passé, que le Collège des médiateurs fédéraux examine le fonctionnement des centres fermés et ouverts. À l'époque, le ministre Dewael avait soutenu cette demande en déclarant que, selon lui, la rédaction d'un rapport et la réalisation d'une évaluation, par le Collège des médiateurs, du fonctionnement des différents centres fermés et ouverts ne posaient aucun problème.

 

L'Office des Étrangers, qui est l'outil du gouvernement pour procéder aux expulsions, a augmenté le nombre d'expulsions en 2013. Pourriez-vous me dire combien d'Afghans ont été expulsés vers l'Afghanistan entre 2006 et 2014?

 

On sait que, dans un certain nombre de cas, les Afghans ne sont pas expulsés directement vers l'Afghanistan mais, par exemple, vers la Russie parce qu'ils ont transité par ce pays, qui s'empresse de les renvoyer dans leur pays d'origine. Combien d'Afghans ont-ils été expulsés vers un pays extra-européen autre que l'Afghanistan entre 2011 et 2014? Dans quels cas de figure les expulsions d'Afghans vers un pays extra-européen autre que l'Afghanistan sont-elles décidées? En effet, il est souvent difficile de comprendre pourquoi on décide d'expulser un Afghan A alors que ce n'est pas le cas d'un Afghan B qui se trouve pourtant dans la même situation. Sur la base de quels critères l'Office des Étrangers décide-t-il quels sont les Afghans qui doivent être expulsés?

 

13.02  Maggie De Block, secrétaire d'État: Monsieur le président, madame Genot, lors de l'évaluation de la situation en Afghanistan, le CGRA vérifie d'abord individuellement s'il existe une crainte fondée par des raisons spécifiques individuelles ou en raison de l'appartenance à un certain profil. Cela se fait indépendamment de la région d'origine ou de l'appartenance à une minorité comme les hindous et les sikhs.

 

Dans tous les cas, le risque de retour est également toujours pris en compte lors de l'examen de la demande.

 

Vous savez que le taux de reconnaissance pour les Afghans est actuellement de 60 %. C'est beaucoup plus élevé qu'ailleurs en Europe, où la moyenne est de 49 %.

 

La Cellule "Genre" donne essentiellement des avis qu'elle transfère à chaque section géographique du CGRA. Ces sections prennent donc en compte la dimension de genre si celle-ci apparaît dans l'examen du dossier.

 

Enfin, il appartient aux médiateurs fédéraux de vérifier en cas de plainte individuelle de quelle manière ils entendent agir conformément à la mission qui leur a été confiée par le législateur. D'ailleurs, je vous rappelle que les deux médiateurs ont, dans une communication via l'agence Belga, précisé leurs tâches et marges de manœuvre. Cela différait de la vision que vous en avez.

 

Ceci étant, je trouve qu'il est dommage que certains répandent des rumeurs infondées au sujet du CGRA, apparemment dans l'intention de soumettre l'évaluation des demandes d'asile à un examen politique, et par conséquent de compromettre une appréciation indépendante des demandes d'asile.

 

Je répète, pour l'énième fois, mon constat qu'au niveau international, il est reconnu que la Belgique a un système d'asile efficace offrant de la protection et de l'assistance à toute personne qui en a besoin.

 

Je vous donne le nombre d'Afghans rapatriés vers l'Afghanistan. Pour les années 2006, 2007 et 2008, l'Office des Étrangers ne faisait pas encore de distinction entre les pays d'origine, reprise "Dublin" et reprise bilatérale. Pour ces années, c'est un chiffre global: 14 en 2006, 56 en 2007, 60 en 2008, 11 en 2009, 1 en 2010, 3 en 2011, 18 en 2012, 46 en 2013 et 4 en 2014.

 

Aucune personne n'a été rapatriée vers un pays extra-européen autre que l'Afghanistan depuis 2011 jusqu'à aujourd'hui. Chaque dossier est évalué individuellement sur l'éventualité et la possibilité de retour. L'intéressé doit naturellement être en possession d'une décision négative et exécutoire qui permet l'organisation du retour.

 

13.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la secrétaire d'État, vous dites que chaque dossier est examiné individuellement. Mais examine-t-on spécifiquement la situation des enfants et les risques qu'ils pourraient courir en cas de retour? On sait qu'un enfant de moins de six ans a une chance sur deux de ne pas survivre. Est-il tenu compte de ce risque et tient-on compte de cette situation spécifique?

 

13.04  Maggie De Block, secrétaire d'État: Oui! On tient toujours compte, dans chaque avis, dans chaque dossier, de la situation familiale. Bien entendu, mais pas seulement pour les enfants, pour tout le monde: les Guinéens, les Congolais, les Centrafricains. Pour tous, les mêmes critères prévalent. Il est tenu compte de la famille, certes!

 

13.05  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Et bien, moi, j'ai constaté de nombreux refus et que la situation des enfants n'avait pas été spécifiquement examinée dans ces cas, alors qu'ils mériteraient une attention particulière.

 

Vous dites que notre pays est particulièrement généreux en matière de protection, car la moyenne européenne est de 47,9 %. Une série de pays, comme l'Autriche et les pays scandinaves, sont beaucoup plus chaleureux et accueillants que nous, puisque la protection oscille autour des 80 à 90 %, parce que l'Afghanistan est un pays à l'histoire particulière.

 

Eu égard aux médiateurs fédéraux, vous dites qu'ils ne sont compétents que pour les plaintes individuelles. Vous n'avez pas bien lu la loi! Or, pour vous pourtant, de wet is de wet. En la matière, les médiateurs peuvent soit être saisis de plaintes individuelles, soit être saisis par le parlement. C'est ce qui avait, à l'époque, été fait avec le soutien de M. Dewael pour l'évaluation des centres ouverts et fermés. J'espère que nous allons pouvoir le refaire dans le cas qui nous occupe, afin d'examiner la façon dont le CGRA traite les demandes des Afghans avec le soutien du parlement.

 

13.06  Maggie De Block, secrétaire d'État: Le cas présent ne concerne pas les centres d'asile mais le CGRA, qui est une administration d'asile indépendante. Ce n'est pas la même chose que les centres fermés et ouverts. Cette instance indépendante a été créée pour éviter l'influence de la politique de ce moment.

 

13.07  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Vous voulez dire que, si les médiateurs évaluent le fonctionnement du CGRA, il y aura une influence politique. Je ne vois pas très bien le rapport.

 

13.08 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, dat is niet wat ik heb gezegd.

 

Men verwijst naar het onderzoek van de opvangplaatsen, maar dat is niet hetzelfde. Een onderzoek naar de kwaliteit van de opvangplaatsen is niet hetzelfde als een onderzoek naar de beslissingen van een onafhankelijke asielinstantie, die juist werd gecreëerd om elke mogelijke politieke invloed op haar beslissingen onmogelijk te maken. Dat is wat ik u zeg!

 

13.09  Zoé Genot (Ecolo-Groen): En tout cas, selon moi, l'évaluation éclairée d'un organe extérieur et indépendant, comme l'est le Collège des médiateurs fédéraux, permettrait d'avoir un débat serein sur la question.

 

Par ailleurs, je remarque que, depuis votre prise de fonction, si la situation en Afghanistan ne s'est pas améliorée, le nombre d'Afghans expulsés a explosé, ce qui témoigne d'une politique de plus en plus inhumaine.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

14 Question de Mme Zoé Genot à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les critères utilisés à l'Office des Étrangers pour décider de l'attribution des dossiers à des agents francophones ou néerlandophones" (n° 21660)

14 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de criteria die de Dienst Vreemdelingenzaken hanteert om dossiers toe te wijzen aan Franstalige of Nederlandstalige ambtenaren" (nr. 21660)

 

14.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la secrétaire d'État, dans un certain nombre de cas, on comprend facilement pourquoi les dossiers de ressortissants de certains pays sont affectés à des agents francophones ou néerlandophones à l'Office des Étrangers, comme par exemple quand il s'agit de personnes parlant français. Dans d'autres cas, on comprend moins bien.

 

Madame la secrétaire d'État, quels sont les critères utilisés à l'Office des Étrangers pour décider de l'attribution des dossiers à des agents francophones ou néerlandophones? Pouvons-nous disposer de la circulaire qui permet la répartition des dossiers?

 

Pour prendre l'exemple des Afghans, comment est décidée l'attribution de leurs dossiers à des agents francophones ou néerlandophones? Sont-ils tous traités par des agents du même rôle linguistique? Si oui, pourquoi?

 

14.02  Maggie De Block, secrétaire d'État: Madame Genot, l'Office des Étrangers décide de l'attribution des dossiers à des agents francophones ou néerlandophones selon l'article 51/4 de la loi du 15 décembre 1980.

 

L'Office tient compte du nombre d'agents disponibles dans chaque rôle linguistique, du nombre d'officiers de protection au CGRA dans chaque rôle linguistique, du rôle linguistique des experts par pays d'origine au CGRA et de l'arriéré par rôle linguistique dans les instances d'asile.

 

Il n'existe pas de circulaire concernant la répartition des dossiers. Je ne peux donc pas vous la transmettre.

 

Les Afghans sont bien évidemment soumis au même cadre réglementaire. Les Afghans qui ont besoin d'un interprète sont mis sur le rôle linguistique néerlandophone car l'expertise sur l'Afghanistan au sein du CGRA se trouve parmi les agents néerlandophones. Il est donc de l'intérêt du demandeur d'asile que sa demande soit traitée par des personnes connaissant parfaitement la situation du pays d'origine.

 

14.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Il n'existe donc pas de texte interne concernant les critères d'attribution des dossiers? C'est le CGRA qui décide seul? (Oui)

 

C'est un pouvoir important qui lui est laissé là!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.20 uur.

La réunion publique de commission est levée à 16.20 heures.