Commission de l'Économie, de la Politique scientifique, de l'Éducation, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture

Commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw

 

du

 

Mardi 19 novembre 2013

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 19 november 2013

 

Namiddag

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 16.10 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Liesbeth Van der Auwera.

Le développement des questions et interpellations commence à 16.10 heures. La réunion est présidée par Mme Liesbeth Van der Auwera.

 

01 Question de M. Joseph George au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "la fraude à l'assurance" (n° 19088)

01 Vraag van de heer Joseph George aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "verzekeringsfraude" (nr. 19088)

 

01.01  Joseph George (cdH): Madame la présidente, monsieur le ministre, il ressort d'une enquête menée auprès d'une cinquantaine de compagnies d'assurances européennes, qui ont toutes souhaité rester anonymes, que le nombre de fraudes à l'assurance serait en hausse. Assuralia estime le coût de cette fraude entre 125 et 185 euros par famille.

 

Monsieur le ministre, ces chiffres ont-ils pu être vérifiés au travers des organes de contrôle du secteur? Existe-t-il des statistiques quant aux fraudes qui auraient été avérées et établies?

 

Je trouve qu'il est dangereux de lancer des informations sans base de référence et sans pouvoir de vérification car on risque ainsi de déclencher une chasse aux sorcières ou de légitimer indirectement des mesures d'intrusion justifiées par des risques de fraude potentielle.

 

01.02  Johan Vande Lanotte, ministre: Madame la présidente, cher collègue, les entreprises d'assurances enregistrent dans le fichier RSR géré par le groupement d'intérêt économique Datassur les situations suivantes: la résiliation d'une police d'assurance pour des raisons précises, par exemple parce que l'assuré n'a pas payé sa prime; le sinistre grave ou l'accumulation de sinistres imputables à une autre personne que le preneur d'assurance; le refus de délivrer une police parce que la déclaration du candidat à l'assurance est mensongère; lorsqu'une fraude à l'assurance peut être démontrée.

 

Sur le site de Datassur, on peut lire: "Le fichier RSR permet aux assureurs membres de Datassur de contrôler les donnés devant être transmises par les (candidats) assurés aux entreprises d'assurances, de lutter contre la fraude à l'assurance et de prévenir les non-paiements de prime et/ou les non-recouvrements de franchise. Cette triple finalité a pour objectif que chacun paie une prime qui correspond au mieux à son profil de risque et qu'ainsi l'on puisse maintenir un niveau de prime équitable pour tous. La fraude à l'assurance en Belgique est actuellement évaluée à 250 millions d'euros par an. Le coût de cette fraude à l'assurance est supporté par la toute grande majorité des assurés "bons pères de famille". Sans outil efficace, nous faisons face à une injustice.

 

"Lorsqu'une fraude à l'assurance peut être démontrée, six raisons peuvent donner lieu à l'enregistrement sous le couvert des "risques alourdis": lorsqu'il apparaît en cours de gestion du contrat ou après un sinistre que la déclaration à la souscription ne correspondait pas à la réalité; lorsque la déclaration de sinistre ne correspond pas à la réalité; lorsqu'il y a cumul de couvertures indemnitaires; lorsque l'assuré est impliqué dans une fraude; lorsque l'assuré commet un fait volontaire créant le dommage; lorsque le sinistre déclaré est antérieur à la souscription du contrat d'assurance. Pour effectuer de tels enregistrements, l'assureur doit disposer de preuves tangibles".

 

Des rapports annuels de Datassur, il ressort que le nombre de nouveaux enregistrements augmente. De 50 000, nous sommes passés à 76 000. En ce qui concerne les signalements pour fraude, la fourchette oscille entre 0,8 et 0,5 entre 2008 et 2012 (le moins élevé: 0,8 en 2008; le plus élevé: 0,5 en 2010). Ces données concernent les assurances de dommages. D'autres divisions, ventilations et répartitions de ces chiffres ne sont pas disponibles.

 

Monsieur George, je vous transmets la réponse écrite afin que vous puissiez disposer de toutes les informations chiffrées.

 

01.03  Joseph George (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. C'est un problème qui touche toute la société, toute la collectivité et qui risque de pénaliser les assurés qui ne fraudent pas. Il faut pouvoir identifier ceux qui fraudent, les sanctionner sans que notre société ne devienne une société d'hyper-sécurité en matière d'assurances, avec notamment le développement du recours aux détectives, etc. C'est là tout le danger! C'est en tout cas ce que l'on risque de voir se développer dans les prochaines années. Je vous remercie encore pour votre réponse circonstanciée.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de verzekeringen voor smartphones" (nr. 19499)

02 Question de M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "les assurances pour smartphones" (n° 19499)

 

02.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik heb een vraag met ondertussen behoorlijk wat haar op. Het is een vraag van 29 augustus.

 

Ik stelde u in juli 2013 een vraag over de stijging van het aantal klachten over verzekeringen van gsm’s. U zult zich ongetwijfeld herinneren dat u toen het volgende hebt geantwoord: “De stijging heeft te maken met dertig dossiers inzake de waarborg alle risico’s gsm, die de ombudsman heeft ontvangen naar aanleiding van het faillissement van één tussenpersoon. Als er dertig dossiers ineens binnenkomen van één tussenpersoon, geeft dat een vertekening van de cijfers. Het is te vroeg om nu al conclusies te trekken.”

 

Ondertussen trekt nu ook de consumentenorganisatie Test-Aankoop aan de alarmbel inzake smartphones: acht op tien verzekeringen alle risico’s smartphones is ronduit van een ondermaatse kwaliteit. Zij bieden een te beperkte dekking en vragen vaak ook buitensporige premies in vergelijking met de gedekte risico’s. Er zou zelfs sprake zijn van een aantal onwettige bedingen.

 

Ik heb voor u enkele korte vragen.

 

U hebt ongetwijfeld kennisgenomen van de brief van Test-Aankoop. Wat is uw eerste reactie? Kunt u zich vinden in de bezwaren van de consumentenorganisatie?

 

Als u zich kunt vinden in de opmerkingen, dan zult u ongetwijfeld overleg opstarten met de betrokken verzekeringsmaatschappijen en/of met Assuralia. Start u hierover een overleg?

 

Welke maatregelen zou u zich kunnen indenken? Vindt u bijvoorbeeld dat een dekking alle risico’s minstens een dekking materiële schade zou moeten bevatten, of een dekking diefstal, of minstens een dekking diefstal met geweld? Dat is immers het risico dat zich het meest voordoet, namelijk diefstal met geweld van smartphones en gsm’s.

 

Wanneer komt u met resultaten naar de commissie? Eerst waren het de gsm-verzekeringen die onder vuur lagen, nu de smartphoneverzekeringen. Ik heb de indruk dat een aantal verzekeringscontracten die een dekking bieden voor dit soort elektronische hebbedingetjes, moeten worden geanalyseerd.

 

02.02 Minister Johan Vande Lanotte: Het is mijn persoonlijke mening dat het hele gedoe van het verzekeren van gsm’s oplichterij is. De kans dat men ooit iets terugkrijgt, is zeer gering. Iemand is mij daarover inlichtingen komen vragen nadat zij een gsm van 200 euro had gekocht en daarvoor een verzekering had afgesloten. Haar gsm was verloren of gestolen, dat weet ik niet meer, en zij vroeg mij te lezen waarvoor zij precies verzekerd was. Zij had daarover een papier gekregen, maar zelfs met een vergrootglas ben ik er niet in geslaagd het te lezen.

 

Men solfert mensen een verzekering op, die bijna niemand ooit gebruikt. Het betekent gewoon een verhoging van de kosten. Au fond vind ik het dus oplichterij.

 

Betekent dit dat de overheid nu kan zeggen dat zo’n verzekering niet mag? Ik meen van niet. Per definitie kunnen wij, daar verzekeringen deel uitmaken van de geliberaliseerde markt, niet zeggen dat die verzekeringen niet toelaatbaar zijn. Dat zou afgrijselijk moeilijk zijn.

 

Wij beschikken wel over het wetsontwerp Twin Peaks II, dat een grotere bescherming zal bieden. Daarin zullen veel meer voorwaarden worden opgelegd aan de verzekeringsmaatschappijen, waardoor in de feiten de verzekering van gsm’s heel contestabel wordt. Wanneer deze wetgeving van kracht zal zijn, zullen wij kunnen proberen de sector te reguleren. De FSMA is dat nu aan het onderzoeken, onder andere wat de naleving van de verzekeringswetgeving betreft inzake diefstal- en garantieverzekering voor elektronische consumentenproducten. Dus ook voor gsm’s. Op basis van dat onderzoek en de nieuwe wetgeving kunnen wij proberen er met de borstel door te gaan en die sector wat op te kuisen. Ik meen immers dat dit geen correcte verzekeringsmarkt is.

 

02.03  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik ben blij dat het woord oplichterij is gevallen. Ik denk dat er inderdaad geen ander woord voor is.

 

Mag ik nog een bijkomende vraag stellen? U zegt dat u een grote kuis zult proberen te houden in die sector en in de verzekeringsmaatschappijen die dit aanbieden. Wanneer denkt u met de resultaten van die kuisoperatie naar het Parlement te kunnen komen?

 

02.04 Minister Johan Vande Lanotte: De wet inzake de verzekeringen wordt in januari in het Parlement besproken. Op basis van de nieuwe wet en van de FSMA zouden wij iets kunnen ondernemen.

 

02.05  Peter Logghe (VB): Dan kunt u van start gaan?

 

02.06 Minister Johan Vande Lanotte: Er zijn ook de MiFID-regels die op 1 mei in werking treden. Misschien zal dat ook een grote hefboom zijn.

 

02.07  Peter Logghe (VB): Wij volgen dit dossier verder op.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "specifieke NACE-codes voor nachtwinkels" (nr. 19523)

03 Question de M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "des codes NACE spécifiques pour les magasins de nuit" (n° 19523)

 

03.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, nachtwinkels zijn een relatief nieuw fenomeen. Twintig tot dertig jaar geleden waren er geen, zoals u zich ook zult herinneren. Met de komst van steeds meer nieuwkomers komen er steeds meer nachtwinkels bij. Eerst was er omzeggens geen reglementering voor nachtwinkels wat de openingsuren, de verkoop van alcohol of de aantallen betrof. Steeds meer steden worden geconfronteerd met een forse stijging van het aantal nachtwinkels, met de nodige overlast links en rechts, wat echter niet overal zo hoeft te zijn.

 

Allerlei steden, zoals ook uw eigen stad, hebben stedelijke reglementen ingevoerd. Wat echter eerst zou moeten gebeuren, zo vraagt men mij van verschillende zijden, is het meten en in kaart brengen van de problematiek. Ik laat mij vertellen dat dat niet zo gemakkelijk is, omdat nachtwinkels geen specifieke NACE-code hebben en als dusdanig niet kunnen worden opgenomen in de Kruispuntbank van Ondernemingen.

 

Mijnheer de minister, erkent u dat er vooral in steden wel eens problemen kunnen ontstaan in en rond nachtwinkels, onder andere met betrekking tot hun aantal?

 

Verschillende organisaties, zoals de VVSG, dringen al langer aan op het toekennen van een specifieke NACE-code aan nachtwinkels, zodat men de zaak kan meten, bijvoorbeeld op het niveau van de Kruispuntbank van Ondernemingen. Is de regering bereid hieraan mee te werken of tegemoet te komen? Komt er een aparte NACE-code? Volgens schattingen zou het toch al gaan om een duizendtal ondernemingen.

 

Als de regering niet bereid is om hieraan tegemoet te komen en hen een aparte NACE-code toe te kennen, hoe zult u dan als minister van Economie ervoor zorgen dat de problematiek van de nachtwinkels op enige manier kan worden gemeten en een beleid kan worden uitgetekend? Gesteld dat de problematiek er is, moet u die wel eerst in kaart kunnen brengen.

 

03.02 Minister Johan Vande Lanotte: In essentie is dat een bevoegdheid van mevrouw Laruelle, die terecht gezegd heeft dat we op dit moment geen statistieken hebben.

 

Wat wel op een of andere manier tot mijn bevoegdheid behoort, is de toekenning van NACE-BEL-codes. Ik zal de vraag stellen aan de Hoge Raad voor de Statistiek, die kan beoordelen of dat doenbaar en nuttig is. Hij moet die vraag dan ontvankelijk verklaren en het bediscussiëren. Ik zal de werkgroep van de Hoge Raad voor de Statistiek vragen wat hij ervan denkt. Nadien zal ik proberen mijn positie te bepalen, voor zover ik daarover iets te zeggen heb, want eigenlijk beslist die instelling vrij autonoom. Ik zal uw vraag doorgeven en polsen naar het standpunt van de Raad.

 

03.03  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik ben tevreden met het antwoord. Ik hoop dat wij van u het antwoord van de Hoge Raad zullen krijgen.

 

Men stelt immers vragen en men krijgt een antwoord waarmee men niets kan aanvangen, omdat de groep te groot is. Ik ben dus benieuwd naar de conclusies van de Hoge Raad.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 19550 van de heer Peter Dedecker is al beantwoord. Vraag nr. 19570 van de heer Clarinval wordt geschrapt. Vraag nr. 19681 van de heer Luykx is omgezet in een schriftelijke vraag.

 

04 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "economisch en/of politiek gevoelige informatie" (nr. 19736)

04 Question de M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "des informations sensibles sur le plan économique et/ou politique" (n° 19736)

 

04.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, uit een besluit van de maand september van de Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie blijkt dat baggeraar De Nul zich ten onrechte heeft beroepen op een uitzondering in de wet op de openbaarheid van bestuur. Het bedrijf, dat daarin werd gesteund door kredietverzekeraar Delcredere, weigerde met name om milieu-informatie bekend te maken over een belangrijk project in het Noordpoolgebied. Verzekeraar Delcredere zei daarover onder andere dat het vrijgeven van die delicate informatie de internationale concurrentiepositie van De Nul zou ondermijnen.

 

De beroepscommissie heeft die uitzondering verworpen. Daardoor wordt mogelijk – dat is mijn vraag aan u – een nieuwe trend gezet in internationale contracten.

 

Wat is de houding van de regering of van u in dezen? De Belgische regering heeft zich via Delcredere borg gesteld voor de baggeraar. Staat u ook achter de beslissing van Delcredere of niet?

 

Mijnheer de minister, ik heb de volgende vragen.

 

Ten eerste, zult u in dezen een wetgevend initiatief nemen, zodat de wet op de openbaarheid van bestuur op dat vlak wordt bijgestuurd en eventueel duidelijker wordt geformuleerd?

 

Ten tweede, bent u ook van mening dat milieu-informatie prioriteit heeft boven economisch of politiek gevoelige informatie, ook als daardoor mogelijkerwijs de internationale concurrentiepositie van grote bedrijven – De Nul is een vrij groot bedrijf – kan worden geschaad?

 

Ten derde, wij zouden ons kunnen afvragen of met dat geformuleerd besluit een trend wordt gezet. Is het voor bedrijven in dit land nog mogelijk om deel te nemen aan internationale projecten? Zullen buitenlandse overheden die van dat besluit op de hoogte gebracht zouden kunnen zijn, nog projecten toevertrouwen aan onze bedrijven, als zij weten dat de informatie niet dusdanig gevoelig is dat ze prioritair boven de milieu-informatie staat?

 

Ten vierde, wat zijn de gevolgen van dat besluit voor de garantiestelling door een overheidsdienst als Delcredere? Dat is natuurlijk een politieke vraag.

 

04.02 Minister Johan Vande Lanotte: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Logghe, wat uw laatste vraag betreft, dat heeft geen impact op de garantiestelling. In de verzekeringsbelofte werd in een aantal voorwaarden voorzien, zoals het opvolgen van de milieueffecten. Er is een milieueffectenrapport geweest. Dat heeft dus geen impact.

 

Ik denk niet dat daarmee een trend is gezet. Het is gewoon het afwegen van twee zaken, met name leefmilieuoverwegingen en de commerciële, sociaal-economische en politieke informatie. Dat is een evenwicht.

 

In dit concreet geval is deze beslissing genomen. Nu al zeggen dat er een trend is, is te snel. Bij mijn weten hebben wij een eerste maal een beslissing in die zin, maar ik weet niet hoe het verder zal zijn.

 

Ik denk niet dat wij hier een groot probleem hebben. België heeft een sterke reputatie, in die zin dat de Nationale Delcrederedienst een milieueffectenrapport heeft gevraagd, waar andere landen dat niet doen. Wat mij betreft, is de situatie niet alarmerend of problematisch.

 

Er is een contestatie geweest. Ik denk dat men overigens nog tegen die uitspraak in beroep kan gaan bij de Raad van State, maar daarover ben ik niet zeker. Ik vermoed dat ze dat wel zullen doen.

 

Ik til op dit moment niet te zwaar aan deze zaak. Het is voor mij een betwisting in een zaak die op die manier werd behandeld. Voor de rest zullen we afwachten.

 

04.03  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Mijn vraag was natuurlijk een beetje provocatief, in die zin dat ik het woord “trend” heb gebruikt, terwijl dat woord natuurlijk te zwaar is. Het is een eerste beslissing. Het is ook een eerste beslissing waarin een stelling van de Delcrederedienst niet werd gevolgd. Het gaat niet over het eerste het beste bedrijf, dus ik blijf toch wel wat op mijn qui-vive.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van mevrouw Leen Dierick aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "betaalbare schuldsaldoverzekeringen" (nr. 19741)

05 Question de Mme Leen Dierick au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "des assurances solde restant dû raisonnables" (n° 19741)

 

05.01  Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag dateert van 18 september, dus mogelijk zijn reeds enkele aspecten achterhaald. Zij handelt over betaalbare schuldsaldopolissen voor chronisch zieken of ex-kankerpatiënten.

 

In 2009 werd de wet-Partyka goedgekeurd, die aan een en ander paal en perk moest stellen. In oktober 2012 stelde ik u reeds een aantal vragen over de verdere uitwerking van die wet. U zei toen dat u werkte aan het opstellen van een gedragscode die samen met de uitvoeringsbesluiten zou vastgelegd worden. Wat is daarvan de stand van zaken?

 

Er moesten ook nog een opvolgingsbureau en een compensatiekas worden opgericht. Hoever staat dat?

 

U kondigde in de pers ook aan dat u volop bezig bent met de uitwerking van een koninklijk besluit. Samen met minister Onkelinx zou u ter zake verdere stappen zetten. Hebt u reeds overleg gehad met minister Onkelinx? Wat is de stand van zaken?

 

Heel concreet, wat is de timing voor de uitvoering van voornoemde wet? Welke stappen moeten er nog worden gezet? Wanneer zal dit alles worden afgerond?

 

05.02 Minister Johan Vande Lanotte: Mevrouw de voorzitter, samen met minister Onkelinx werd er een ontwerpbesluit opgesteld, dat werd goedgekeurd door de Ministerraad. Hierdoor kon een goede uitvoering worden gegeven aan de wet, rekening houdend met al wat er gebeurd is, en waarbij een aantal zaken zouden worden opgelegd.

 

Wij dachten toen de calvarietocht te hebben afgelegd, maar volgens de Raad van State kon een en ander niet zonder de wettelijke grondslag te verbeteren. De wettelijke grondslag was onvoldoende duidelijk en er waren een aantal problemen.

 

Omdat het gaat om iets dat een bepaalde sector wordt opgelegd, hebben wij het zekere voor het onzekere genomen. Dat betekent dat wij op basis van het advies van de Raad van State de wet hebben aangepast, in het wetsontwerp over de verzekeringen. Dat is nu goedgekeurd en overgemaakt aan de Raad van State. Daarin is in een aanpassing van de wet voorzien, zodat wij het KB in een doeltreffende vorm kunnen uitvaardigen.

 

In de wet zijn er voor het opvolgingsbureau en voor de compensatiekas een aantal aanpassingen doorgevoerd, zodat wij tot een coherente uitvoering kunnen komen.

 

Ik ga ervan uit dat wij de wet over de verzekeringen in januari kunnen goedkeuren. Dat zou moeten lukken. Daarna zouden wij onmiddellijk het KB kunnen doorvoeren, waarover er eigenlijk al een akkoord was.

 

Het einde van de rit lijkt in zicht.

 

05.03  Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de minister, dat is goed nieuws. Het is een lange en moeilijke tocht geweest, van 2009 tot nu, maar het einde is dus in zicht. Wij hopen dat de wet in januari kan worden goedgekeurd.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Question de Mme Karine Lalieux au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "la disparition des comptes Cigale" (n° 20016)

06 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "het einde van de Krekelspaarrekening" (nr. 20016)

 

06.01  Karine Lalieux (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, j'ai déposé cette question avant la revente de BNP Paribas Fortis par l'État belge.

 

Il y a quelques semaines, nous avons appris que le tout premier instrument financier durable, le compte Cigale chez BNP Paribas Fortis, allait disparaître. C'était le premier investissement socialement responsable qui garantissait à l'investisseur le respect de deux critères durables: aucun réinvestissement dans des activités controversées et une préférence au financement de projets à plus-value sociale et/ou environnementale.

 

Officiellement, BNP Paribas Fortis a décidé de supprimer tous ses comptes thématiques à cause d'une nouvelle réglementation qui imposera aux banques de ne plus proposer que six comptes d'épargne maximum. Officieusement, il s'agirait d'un désaccord entre BNP Paribas Fortis et le Réseau Financement Alternatif et FairFin concernant la fixation des critères durables.

 

Je ne vous poserai pas la question qui concernait le rôle de l'État qui, au moment du dépôt de ma question, possédait encore 25 % dans BNP Paribas Fortis, puisque cela a été dépassé par l'actualité.

 

Ce compte éthique atteignait 128 millions d'en-cours. Qu'offre-t-on au consommateur à la place? Quel choix sera-t-il laissé aux clients de la banque qui voient leurs comptes fermés? Avez-vous des informations concernant cette décision? C'est un signal négatif que lance une banque pourtant refinancée par l'État, qui était, il y a peu, un de ses actionnaires importants.

 

06.02  Johan Vande Lanotte, ministre: Madame la présidente, chère collègue, comme vous le savez, un accord est intervenu entre le gouvernement et le secteur bancaire pour limiter le nombre de types de compte différents à six. Ceci dit, avant d'annoncer sa décision de mettre fin au compte d'épargne Cigale, BNP Paribas n'en commercialisait que cinq. L'argument de la limitation à six est donc une fausse excuse. Et même si c'était la raison, on aurait parfaitement pu mettre fin à d'autres comptes. Mais selon nos informations, tel n'était pas le cas.

 

Il s'agit d'une décision que la banque était à même de prendre et à laquelle nous ne pouvions pas nous opposer. Nous la déplorons car il s'agit d'un mauvais signal, surtout qu'il était possible d'agir autrement. Nous en voyons l'exemple dans d'autres banques, notamment des banques éthiques, comme par exemple Triodos. Les titulaires de ces comptes sauront donc quoi faire des 126 millions qui se trouvaient sur ces comptes.

 

Je ne puis nullement intervenir. Et le consommateur qui trouve qu'il s'agissait d'un bon outil aura tout loisir de changer de banque. Le marché ne manque pas d'offre à cet égard; ce qui est le plus important.

 

06.03  Karine Lalieux (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Il me semblait bien que la décision du gouvernement était une fausse excuse de la part de BNP Paribas. C'est d'ailleurs ce que j'avais entendu. Ils n'osent donc pas affirmer ce qu'ils font réellement. J'espère que les consommateurs n'auront pas de frais à l'occasion de la clôture de ce compte et qu'ils auront des facilités pour retirer leur propre argent.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Van mevrouw Fonck hebben wij niets vernomen. Haar vraag nr. 20046 wordt aldus geschrapt.

 

07 Samengevoegde vragen van

- de heer Jef Van den Bergh aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de doorverkoop van tickets voor evenementen" (nr. 20081)

- de heer Willem-Frederik Schiltz aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de doorverkoop van concerttickets" (nr. 20280)

07 Questions jointes de

- M. Jef Van den Bergh au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "la revente de tickets pour des événements" (n° 20081)

- M. Willem-Frederik Schiltz au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "la revente de places de concert" (n° 20280)

 

07.01  Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de minister, op 1 oktober 2013 is de wet betreffende de verkoop van toegangsbewijzen tot evenementen in werking getreden. Dat is ondertussen toch al zes à zeven weken geleden. Overtredingen zouden met een geldboete kunnen worden bestraft, maar vandaag bevinden wij ons in een situatie waarin de wet wel van kracht is, maar de uitvoeringsbesluiten nog niet beschikbaar zijn. Daarom wil ik even polsen naar de stand van zaken met betrekking tot die uitvoeringsbesluiten.

 

Wat is de stand van zaken? Hoe zal de uitvoering van de wet praktisch gebeuren? Hoe wordt die georganiseerd? Ik verneem dat de diensten van de economische inspectie daarover vandaag nog geen richtlijnen hebben. Zijn er al ambtenaren aangesteld die de naleving van de wet zullen controleren? Hoeveel ambtenaren zullen daarmee belast worden?

 

Volgens mij is het aangewezen om vrij snel na de invoering van de wet een aantal stappen te ondernemen en daarover ook te communiceren, teneinde een preventief effect te creëren. Zo zouden bepaalde sites die in strijd zijn met de wet kunnen worden opgedoekt. Wordt er onderzocht of dergelijke stappen op korte termijn kunnen worden gerealiseerd, zodat een aantal voorbeelden mensen misschien tot betere inzichten kan brengen?

 

07.02  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de minister, collega Van den Bergh en ik zitten wat dit betreft absoluut op dezelfde lijn. Dat heeft de totstandkoming van het wetsvoorstel bewezen. Het is een zeer nobel wetsvoorstel, waarin de uitvoerende macht bijzonder veel kan betekenen. Het is te zeggen, zonder uitvoering heeft de wet weinig zin. Ik sluit mij dus aan bij de vragen naar de concrete uitvoering van deze wet door de uitvoerende macht.

 

07.03 Minister Johan Vande Lanotte: Ten eerste, wij zijn binnen de FOD Economie effectief bezig met het op poten zetten van de uitvoering van de wet.

 

Het eerste punt was natuurlijk te bepalen wie er bevoegd is om toezicht uit te oefenen. Dat was een besluit dat is opgesteld en ondertekend. Het zal gaan om de personeelsleden van de Algemene Directie Controle en Bemiddeling, kort samengevat de economische inspectie. Wij gaan trouwens de naam van de Algemene Directie Controle en Bemiddeling veranderen; ze zal opnieuw “Economische Inspectie” heten, zoals dat altijd het geval geweest is. Er is dus bepaald dat de economische inspectie dit zal controleren. Dat besluit is volledig in orde, het is ondertekend en het moet nu worden gepubliceerd. Zodra het gepubliceerd is, kunnen ze daar ook mee beginnen.

 

Ten tweede, wij willen richtsnoeren uitschrijven, zodat de betrokken ondernemingen weten hoe wij het zien en hoe wij het gaan aanpakken. Ik heb de overtuiging dat de economische inspectie veel meer met guidelines moet werken. Misschien had ik daar nog wat meer op moeten aandringen, maar in twee jaar kan men niet alles doen. Ze moet guidelines publiceren om aan te tonen hoe ze de zaken ziet en zal gaan toepassen. Als iemand het daarmee niet eens is, moet die persoon dat maar zeggen. Zo heeft men echter meer duidelijkheid, transparantie en voorspelbaarheid van de acties. Maar goed, het Wetboek van economisch recht heeft van al de diensten nogal veel inspanningen gevergd. Wij hebben intussen ook al eens samen gezeten met de immobiliënwereld. Wij gaan hier dus proberen meer duidelijke guidelines te geven, richtsnoeren voor de betrokken bedrijven.

 

Een groot probleem is dat nogal wat van die bedrijven via e-commerce werken. Dat is bijna de aard van het product. Zij zijn niet in België gelokaliseerd. Wij kunnen daar dus niet rechtstreeks tegen optreden. Volgens de verordening van de Europese Unie 2006/2004 moeten wij dat aanmelden bij de lidstaten waar die e-commerce is gevestigd. Zij moeten het dan bekijken. Dat is dus echt wel een probleem. Langzaamaan ontstaat immers een systeem waarbij men zich voor e-commerce vestigt in een land waar men niet actief is. Trouwens, dat geldt niet alleen hiervoor, maar ook voor de financiële producten.

 

Als België aan Nederland een probleem zou signaleren met een bepaald kantoor en Nederland stelt vast dat zij in Nederland geen enkel ticket verkopen, dan zal dit toch een iets lagere prioriteit krijgen. Ik veronderstel dat het omgekeerde ook wel eens het geval zou kunnen zijn. Het land waar het probleem wordt vastgesteld, moet het melden aan het land waar het kantoor is gevestigd en daar reageert men vaak niet. Er is ter zake een tekortkoming in de verordening die steeds duidelijker wordt. De oplossing moet worden gezocht op verordeningsniveau.

 

Voor de websites die hier gevestigd zijn, zullen wij kunnen doen wat moet. In de komende maanden wordt dit stap voor stap uitgerold. Het eerste belangrijke punt vormt de bevoegdheid van de economische inspectie.

 

07.04  Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, dat er tenminste al op wijst dat een aantal stappen worden ondernomen. Wel blijf ik wat op mijn honger inzake de concrete timing.

 

07.05 Minister Johan Vande Lanotte: Een van de komende dagen zal dit worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en dan kan men van start gaan.

 

07.06  Jef Van den Bergh (CD&V): Een tweede element dat ik nog even wil aftoetsen, is of er met betrekking tot het uitwerken van die richtsnoeren ook een overleg zal plaatsvinden met de betrokken bedrijven, de doorverkoopbedrijven. Misschien zijn ook de initiële verkopers wel vragende partij om hierover van gedachten te wisselen, want zij hebben ongetwijfeld ook een duidelijke visie ter zake?

 

07.07 Minister Johan Vande Lanotte: Dat is een goed idee. Ik zal dit doorspelen.

 

07.08  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Uiteraard is de internationale problematiek belangrijk, niet alleen in deze materie maar in alle e-commerceactiviteiten. Volgens de Europese regelgeving is het consumentenrecht van toepassing op bedrijven, ook al zijn zij in het buitenland gevestigd, als zij zich op België richten.

 

07.09 Minister Johan Vande Lanotte: Ja, maar wij mogen niet optreden.

 

07.10  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Privégedupeerden moeten dan naar de rechtbank stappen en een stakingsvordering of vergoeding vragen aan de Belgische rechter. Het Belgisch consumentenrecht is alleszins van toepassing als een bedrijf zich richt tot de Belgische consument.

 

07.11 Minister Johan Vande Lanotte: Dat is zeker. Beweert u dat wij het bij de rechter aanhangig kunnen maken? Ik denk het niet.

 

07.12  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): De overheid kan dat niet. Dat probleem erken ik wel. Daarom is een goede informatiecampagne wel relevant. Als mensen hun rechten kennen en weten dat het geen jarenlange procedures vergt om de zaak aan te kaarten, kan dit ertoe bijdragen dat mensen voorzichtiger worden en sneller hun rechten doen gelden.

 

Wij kijken hoe dan ook uit naar die richtsnoeren. Ik meen dat het belangrijk is om goede afspraken te maken met de bonafide sector, zodat er geen secundaire maar wel een primaire, witte markt ontstaat naast de zwarte markt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 20112 van de heer Peter Dedecker wordt geschrapt.

 

08 Question de Mme Valérie Warzée-Caverenne au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "la vente et la promotion de cigarettes électroniques" (n° 20113)

08 Vraag van mevrouw Valérie Warzée-Caverenne aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de verkoop en de promotie van de elektronische sigaret" (nr. 20113)

 

08.01  Valérie Warzée-Caverenne (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, c'est en votre qualité de ministre des Consommateurs que je m'adresse ici à vous.

 

En matière de cigarettes électroniques, la législation diffère selon la nature du produit: seules celles ne contenant ni tabac, ni nicotine, ni allégation concernant l'aide au sevrage tabagique sont considérées comme biens de consommation courante et doivent dès lors se conformer à la loi du 9 février 1994 relative à la sécurité des produits.

 

Vous m'aviez confirmé, à l'occasion d'un précédent échange sur le sujet, qu'un magasin spécialisé avait ouvert ses portes en Belgique fin 2012. Aujourd'hui, il semble que trois magasins aient ouvert leurs portes et qu'il ne s'agisse que d'un début.

 

Monsieur le ministre, confirmez-vous ces informations? Savez-vous si d'autres demandes d'ouverture pour ce type de magasin ont été introduites? Dans l'affirmative, pouvez-vous faire le point sur la situation?

 

Dans ces échoppes, la cigarette électronique est souvent présentée comme une aide à l'arrêt ou à la diminution de la consommation de cigarettes traditionnelles. Par ailleurs, les cigarettes électroniques sont parfois vendues avec une teneur en nicotine qui peut être plus ou moins forte selon le choix du client. Or un seul type de cigarette est enregistré comme produit de tabac. La situation m'interpelle donc. Monsieur le ministre, quel contrôle est-il prévu sur les produits vendus dans ces magasins? Bien sûr, ces produits s'achètent aussi via internet ou à l'étranger. Comment dès lors protéger le consommateur?

 

Enfin, une réaction est-elle envisageable contre la distribution de publicité pour ce type de produits? Pour information, j'en ai moi-même déjà reçu dans ma boîte mail.

 

08.02  Johan Vande Lanotte, ministre: Madame la présidente, madame Warzée, en effet, puisque les cigarettes électroniques ne contiennent ni tabac, ni nicotine et ne mentionnent pas d'indication thérapeutique de sevrage tabagique, elles tombent actuellement sous la loi du 9 février 1994 relative à la sécurité des produits et des services et sous l'arrêté royal du 28 février 2007 relatif à la comptabilité électromagnétique. Ce sont les seules lois applicables.

 

Ces législations n'obligent pas de notification ni de demande d'enregistrement pour l'ouverture d'un point de vente, qui est libre. J'ignore le nombre actuel de points de vente mais ils peuvent être ouverts sans autorisation. L'inscription à la Banque-Carrefour des Entreprises reste obligatoire sans intitulé spécifique et ne veut pas dire qu'ils ont une autorisation. Ce sont simplement des commerces figurant dans la Banque-Carrefour.

 

Mes services ont participé à une action de contrôle multidisciplinaire avec les services d'inspection de l'Agence Fédérale des Médicaments et des Produits de Santé (AFMPS) et le SPF Santé publique Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement. Plusieurs magasins qui vendaient principalement des cigarettes électroniques ont été contrôlés. N'étant pas le responsable de cette action, je ne dispose pas encore des résultats finaux.

 

En ce qui concerne la problématique des achats via internet ou à l'étranger, des contrôles ont eu lieu aux frontières du pays par la douane, en vertu de l'arrêté royal du 28 février 2007. Ils ont permis d'empêcher l'arrivée de cigarettes électroniques non conformes d'un point de vue de la sécurité sur le marché belge. La non-conformité la plus courante concernait l'impossibilité pour l'importateur de présenter une déclaration de conformité CE. J'attends aussi avec intérêt l'avis du Conseil supérieur de la Santé relatif aux cigarettes électroniques avant d'entreprendre de nouvelles mesures ou enquêtes.

 

08.03  Valérie Warzée-Caverenne (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je ne sais pas si c'est un effet de mode mais ce produit a beaucoup de succès. La cigarette électronique fait aujourd'hui partie de notre quotidien. Il n'est pas rare de croiser quelqu'un qui l'utilise et qui a le sentiment de pouvoir l'utiliser en toute impunité, que ce soit par rapport aux autres ou à sa propre santé.

 

Il importe que les produits mis sur le marché puissent répondre à un critère de qualité et que le consommateur soit certain qu'il n'achète pas un produit qui entraînera des problèmes de santé spécifiques. On a parlé des commerces qui vendent des cigarettes électroniques mais on les retrouve également dans les pharmacies. J'ai personnellement demandé à la pharmacie de mon village, où l'on vend des cigarettes électroniques, s'il était certain que le produit était de qualité. Il m'a simplement été répondu que c'était produit par une firme pharmaceutique sérieuse.

 

J'ai trouvé cela un peu court.

 

En tout cas, le débat se déroule aussi sur le plan européen. Comme vous le dites, il faut attendre le résultat des études, mais des mesures devront certainement être prises.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Vraag nr. 20137 van de heer Van Biesen en vraag nr. 20785 van mevrouw Warzée-Caverenne worden omgezet in schriftelijke vragen.

 

09 Vraag van mevrouw Leen Dierick aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "buitengerechtelijke geschillenbeslechting" (nr. 20163)

09 Question de Mme Leen Dierick au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "le règlement extrajudiciaire des conflits" (n° 20163)

 

09.01  Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, het VBO heeft onlangs de buitengerechtelijke geschillenbeslechting opnieuw onder onze aandacht gebracht. Om consumentengeschillen buiten de rechtbank op te lossen, kan overleg gepleegd worden met de interne klachtendienst van de onderneming, maar kan ook gebruik worden gemaakt van ADR. Een neutrale derde persoon zoekt dan samen met de partijen naar een oplossing voor het geschil. ADR is flexibeler, sneller en goedkoper dan de gerechtelijke procedure.

 

Om meer aandacht aan ADR te geven, is sinds mei een Europese ADR-richtlijn voor consumenten van kracht. De centrale ombudsdienst, die u in het begin van uw beleidsperiode heeft aangekondigd, zou tegemoet kunnen komen aan de vereisten van deze EU-richtlijn en bevoegd kunnen zijn voor alle geschillen tussen consumenten en ondernemingen.

 

In uw beleidsnota staat, zo heb ik daarnet vernomen, dat de omzetting van die Europese richtlijn zou passen in boek XVI. Kunt u nog even herhalen wat de timing is? Ik dacht dat het de bedoeling is dat dit boek nog in de komende vijf maanden wordt ingediend in het Parlement, maar misschien kunt u dat nog even concretiseren?

 

Hoe ziet u de werking van de centrale ombudsdienst? Hoe kunnen consumenten bij een geschil een beroep doen op deze ombudsdienst? Wanneer zou deze centrale ombudsdienst verwezenlijkt worden?

 

Dan is er een belangrijke vraag over de financiering van die centrale ombudsdienst. Zal er een bijdrage worden gevraagd aan de bedrijven? Zo ja, moet elk bedrijf even veel bijdragen of wordt gekeken naar het aantal klachten dat een bedrijf ontvangt?

 

Een aantal sectoren in België beschikt reeds over een goedwerkend ADR-systeem, onder meer de Ombudsman van de Verzekeringen. Zullen bij het oprichten van de centrale ombudsdienst deze sectorgebonden ADR-entiteiten blijven bestaan of worden ze ondergebracht bij de centrale ombudsdienst? Wat zal er gebeuren met sectoren waar ADR nog niet zo goed werkt?

 

09.02 Minister Johan Vande Lanotte: In het wetsontwerp over de ombudsdiensten wordt ook de alternatieve geschillenregeling (ADR) behandeld. Wij willen daarvoor een afzonderlijke rechtspersoon oprichten, namelijk de Federale Ombudsdienst voor de Consumenten, waarin wij de bestaande diensten integreren terwijl zij hun sectorspecificiteit en hun sectorexpertise kunnen behouden.

 

Zowel met de banken als met de verzekeringen hebben wij hierover een gesprek gevoerd. Zij staan positief tegenover de integratie van de twee bestaande ombudsdiensten in het geheel.

 

Wel blijft het zo dat men eerst moet geprobeerd hebben met het bedrijf zelf een oplossing te vinden, vooraleer men zich tot dit centraal orgaan kan wenden. Men kan niet zomaar zeggen: “Ik heb iets gekocht, ik ben niet tevreden, ik stap naar de ombudsdienst.” Neen, men moet eerst proberen met het bedrijf dat het product verkocht heeft of de dienst verleend heeft tot een schikking te komen.

 

Moet men die ombudsdienst betalen? Nee, op dit moment zijn de ombudsdiensten gratis toegankelijk, en dat zullen wij ook zo houden. Wij hebben een voorstel gedaan om het huidige personeel te herlokaliseren binnen die ene centrale dienst. Wij zijn daarvoor nu plaats aan het maken. Wij maken een hele verdieping vrij voor die dienst. Dit betekent op jaarbasis al een flinke besparing wat de huur betreft. Niet alle personeel zal tegelijk verhuizen, want sommige huurcontracten lopen nog, maar uiteindelijk zullen die wegvallen door deze efficiëntieoefening. Dat betekent ook dat er niet in zes diensten een onthaal zal moeten zijn. Er zal één onthaal zijn voor één dienst. Dat kost minder.

 

Bovendien zijn enkele stappen genomen bij de reorganisatie van het OIVO. Het OIVO heeft niet langer een afzonderlijke vestiging maar is ondergebracht bij de FOD Economie. Ook dat bespaart kosten. Wij zullen een deel van het geld dat wij daar besparen gebruiken voor de Federale Ombudsdienst, zodat wij daarvoor geen extra bijdragen zullen moeten vragen aan de bedrijven. Kortom, onze ambitie is duidelijk, en zij is ook realistisch.

 

Zo zullen wij die sectoren waar nu nog geen goede ADR bestaat toch kunnen bedienen, dankzij de synergiewinsten, de huurovereenkomsten die wij niet meer zullen moeten betalen en dergelijke meer.

 

09.03  Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Als ik het goed begrijp, komt er een centrale ombudsdienst waarin de bestaande ombudsdiensten worden geïntegreerd en die hun eigen specificiteit behouden.

 

Ook het personeel zal behouden blijven. Ik heb daarover geen vraag gesteld, maar ik neem aan dat ze blijven.

 

Alles zal worden gefinancierd uit de efficiëntie en de synergie en er komen geen extra bijdragen van de bedrijven.

 

Ik denk dat dit goed nieuws is en een geruststelling voor de bedrijven die met heel wat vragen zaten. Ook de personeelsleden van die ombudsdiensten hebben vragen over hun toekomst. Het is belangrijk dat daarover duidelijkheid wordt verschaft.

 

Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag over de timing. Wanneer zal die centrale ombudsdienst worden gerealiseerd?

 

09.04 Minister Johan Vande Lanotte: (zonder micro) In het Parlement eind januari, begin februari. Dan zal het enkele maanden duren vooraleer dat allemaal in de praktijk kan worden omgezet.

 

Ik zou het hoofdstuk in de wet graag in februari in het Parlement krijgen en laten goedkeuren. Dat betekent dat de wet in december op de Ministerraad zou moeten passeren, dat het advies van de Raad van State in januari gevraagd kan worden en dat dan in februari de behandeling in het Parlement kan volgen.

 

Het zal waarschijnlijk een van de laatste hoofdstukken van het Wetboek zijn. Het eerste zal het laatste zijn.

 

09.05  Leen Dierick (CD&V): Het is ook heel positief dat u nu al zegt dat een consument die een klacht wil indienen bij de ombudsdienst, daarvoor niet zal moeten betalen.

 

09.06 Minister Johan Vande Lanotte: Dat blijft zoals het was.

 

09.07  Leen Dierick (CD&V): Ik dank u voor de duidelijkheid.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "groepsaankopen voor verzekeringen" (nr. 20207)

10 Question de M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "la souscription d'assurances par achat groupé" (n° 20207)

 

10.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, men kan zeker de politieke logica begrijpen om groepsaankopen op het vlak van energie, gas of elektriciteit aan te bieden. Het gaat tenslotte om prijzen voor energie en energie is altijd dezelfde, of men ze nu in groep aankoopt of als particulier.

 

Ik verneem dat men ook van plan zou zijn om groepsaankopen voor andere zaken aan te bieden, waarmee men op het terrein van de verzekeringen komt. Daar heb ik als consument iets meer problemen mee. Ik wil u, als bevoegd minister van Consumenten, daarover enkele vragen voorleggen.

 

Ten eerste, wat is uw eerste reactie op de berichten dat sommigen, in navolging van het aanbieden van groepsaankopen voor energie, ook autoverzekeringen en brandverzekeringen tegen bulkprijzen zouden willen aanbieden?

 

Ten tweede, zou het kunnen dat de complexiteit van een autoverzekering of van een brandverzekering door de groepsaankopen volledig wordt weggeduwd en dat de klanten in geval van schade uiteindelijk veel minder goed af zullen zijn? Men kan zich bijvoorbeeld moeilijk voorstellen dat verzekeraars die met een bulkaanvraag geconfronteerd worden, zich zullen uitsloven om de bestaande waarborgen nog uit te breiden.

 

Ten derde, een ander aspect is het ontbreken van een professionele makelaar of bemiddelaar. Het belangrijkste bij een verzekering is natuurlijk niet het betalen van de premie, maar wel de dienstverlening die men krijgt in geval van schade. De steun van de makelaar is daarbij primordiaal. Hoe wordt men bijgestaan? Met welke deskundigheid wordt men door alle administratieve en menselijke drama's geholpen? Kan een groepsaankoop die complexiteit aan? Dat is de fundamentele vraag.

 

Ten vierde, vindt u niet dat u, als minister van Consumenten, de plicht hebt om voor dergelijke praktijken, als die zich voordoen, te waarschuwen?

 

10.02 Minister Johan Vande Lanotte: Mijnheer Logghe, ik denk dat het principe van groepsaankopen in een vrije markt een goed gegeven is. Consumenten verenigen zich. Zij mogen dat doen. Daarmee hebben ze wat meer buying power of negociation power.

 

Wanneer men dat doet voor verzekeringen, zal men dat op een andere manier moeten doen dan inzake energie, omdat het inderdaad een complexere materie is.

 

Ik ga ervan uit dat wie groepsaankopen organiseert, zich daarvoor laat bijstaan en ervoor zorgt dat de garanties die men krijgt, duidelijk zijn. Ik ga ervan uit dat de persoon die het organiseert, dat onderhandelt met degene die het finaal aanbiedt, en dat men de mensen heel goed inlicht over wat er kan worden verkregen.

 

Ik heb daar geen enkel principieel bezwaar tegen. Als men het goed organiseert, zie ik dat wel zitten. Betekent het dat het gemakkelijk is? Neen, het is moeilijker dan voor, bijvoorbeeld, elektriciteit of gas. Ik denk niet dat wij daar principieel tegen moeten zijn; integendeel, op voorwaarde dat het goed gebeurt. Op dit moment hebben wij daarover geen klachten gekregen. Ik heb overigens ook niet de indruk dat het al vaak is gebeurd, omdat men het ook goed moet doen.

 

Ik heb daar principieel niets tegen, integendeel. Men moet het op een goede manier doen en men moet zich als groepsaankoper goed laten begeleiden. Ik zie niet in waarom dat niet zou kunnen.

 

10.03  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik geef u een reden waarom het misschien moeilijk is. Bijvoorbeeld voor de brandverzekering, wonen sommige consumenten in risicogebieden voor overstromingen en anderen niet.

 

Ik ben in elk geval blij dat u ook vraagtekens plaatst bij de kwestie. Ik ken in elk geval geen voorbeelden uit het buitenland waar men groepsaankopen voor verzekeringen doet, terwijl ik wel voorbeelden in het buitenland ken waar men groepsaankopen voor gas en elektriciteit aanbiedt.

 

Mocht de kwestie zich voordoen, kom ik zeker nog eens bij u aankloppen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 20217 van de heer Uyttersprot wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 20222 van de heer Luyckx wordt uitgesteld. Vraag nr. 20237 van mevrouw Dierick wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

10.04 Minister Johan Vande Lanotte: Mijnheer Logghe, ik stel voor dat we uw vraag nr. 20247 over jongeren, verkeersongevallen en segmentatie in autoverzekeringen behandelen wanneer we met de studie komen.

 

10.05  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, kunnen wij van u dan ook de cijfers krijgen in verband met de evolutie van de premies in dat fonds? Dat is mijn derde vraag en het zou nuttig zijn om dat cijfermateriaal te hebben.

 

10.06 Minister Johan Vande Lanotte: We zullen ze meebrengen.

 

De voorzitter: Vraag nr. 20353 van mevrouw Van der Auwera wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

11 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "het akkoord met betrekking tot het Europees eenheidsoctrooi" (nr. 20358)

11 Question de M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "l'accord relatif au brevet unitaire européen" (n° 20358)

 

11.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik zal deze vraag heel kort houden, want u hebt hierop reeds voor een stuk geantwoord tijdens de bespreking van uw beleidsnota.

 

11.02 Minister Johan Vande Lanotte: Op 24 oktober werd de tekst goedgekeurd in de Ministerraad.

 

11.03  Peter Logghe (VB): Ik zou willen afronden met één vraag, namelijk over het taalbeleid in het octrooi, want daarover heb ik u niet ondervraagd tijdens de bespreking van uw beleidsnota.

 

Als ik goed ben ingelicht, zal het octrooi opgemaakt worden in het Engels, het Frans of het Duits en kan men dan een vertaling vragen. Ik heb gelezen dat men een vertaling zal kunnen vragen van de samengevatte versie van het octrooi, tenzij u mij tegenspreekt en zegt dat men een vertaling zal kunnen krijgen van het volledig octrooi.

 

Dat was mij nog niet helemaal duidelijk. Ik heb steeds gepleit voor een vertaling van het volledig octrooi, maar ik dacht dat men zou landen op een samenvatting.

 

11.04 Minister Johan Vande Lanotte: Mijnheer Logghe, ik ben aan het kijken in het zeer uitgebreid antwoord, dat ik u zal meegeven. Ik denk niet dat het over een samenvatting gaat, maar ik durf het niet met honderd procent zekerheid te zeggen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Question de Mme Isabelle Emmery au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "le respect de la loi du 20 décembre 2002 relative au recouvrement amiable de dettes du consommateur" (n° 20323)

12 Vraag van mevrouw Isabelle Emmery aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de naleving van de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument" (nr. 20323)

 

12.01  Isabelle Emmery (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, quiconque pratique le recouvrement amiable de dettes doit se conformer à la loi du 20 décembre 2002 relative au recouvrement amiable de dettes du consommateur. Or, force est de constater qu'une petite minorité d'huissiers de justice, bien que faible en nombre, mais représentant une grande partie des recouvrements amiables du fait d'huissiers, ont une lecture toute personnelle de la loi. Ainsi, certains n'hésitent pas à enfreindre directement les termes de ladite loi alors que d'autres, plus subtils, en détournent l'esprit par le biais de clauses contractuelles abusives. La Chambre nationale des huissiers de justice de Belgique abonde d'ailleurs en ce sens et a rédigé une directive explicitant les règles d'usage … avec quels effets!

 

Monsieur le ministre, comme certaines associations de protection du consommateur rappelant le droit élémentaire qu'a le citoyen à faire valoir ses droits sont la cible de certains huissiers indélicats, pouvez-vous nous rappeler les termes de la loi ainsi que son entière application dans le chef des huissiers qui, en matière de recouvrement amiable, n'agissent en aucun cas en tant que mandataire judiciaire? Pouvez-vous également nous détailler les moyens dont le consommateur dispose afin de faire valoir ses droits face à ce type d'abus manifeste?

 

12.02  Johan Vande Lanotte, ministre: Madame la présidente, chère collègue, ce que la loi relative au recouvrement amiable de dettes interdit à l'égard des bureaux de recouvrement est également interdit à l'égard des huissiers de justice.

 

Le SPF Économie dispose de peu de moyens pour veiller à ce que la loi soit respectée par les huissiers de justice. Pour les bureaux de recouvrement, par contre, il dispose bien de moyens.

 

Les huissiers de justice ne doivent pas s'inscrire auprès du SPF Économie; cette inscription ne peut donc leur être retirée alors que c'est le cas pour les bureaux de recouvrement.

 

En outre, le SPF Économie ne peut non plus agir pénalement contre les huissiers; cette tâche a été laissée à la Chambre nationale des huissiers de justice, l'article 2 de la loi susmentionnée ne s'appliquant pas aux huissiers de justice.

 

Un des problèmes se situe en effet au niveau des clauses abusives dans les contrats de vente pour lesquels les recouvrements amiables interviennent. Par le biais de ces clauses abusives, les huissiers de justice semblent pouvoir imputer plus que d'autres recouvreurs de dettes; mais rien n'est moins sûr.

 

Des dommages et intérêts découlant de clauses abusives sont en contradiction avec la loi sur les pratiques de marché et ne peuvent dès lors pas être réclamées par les huissiers de justice, tant sur base de l'article 3, § 2, 4e tiret, de la loi relative au recouvrement amiable que sur la base de loi relative aux pratiques du marché.

 

Le contrôle du respect de la loi en matière de clauses abusives est une compétence du SPF Économie.

 

En ce qui concerne les plaintes contre les huissiers de justice, les consommateurs peuvent s'adresser au Conseil de la Chambre d'arrondissement des huissiers concernés. Pour les informations relatives aux montants qu'ils doivent payer et pour les plaintes relatives à des clauses abusives, ils peuvent s'adresser au SPF Économie.

 

12.03  Isabelle Emmery (PS): Madame la présidente, je remercie le ministre pour sa réponse.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

13 Vraag van de heer Willem-Frederik Schiltz aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "het nieuwe consumentenakkoord" (nr. 20415)

13 Question de M. Willem-Frederik Schiltz au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "le nouvel accord de consommation" (n° 20415)

 

13.01  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de minister, ik had enkele vragen over het consumentenakkoord, maar die zijn nu al enigszins achterhaald, omdat wij er zonet een debat over hebben gevoerd.

 

Ik heb uw antwoorden op de vraag genoteerd bij de bespreking van het wetsontwerp. U hebt echter niet geantwoord op mijn bijkomende vraag. Dat is begrijpelijk.

 

Kan het niet interessant zijn om een leverancier te verplichten een vergelijking te maken tussen de verschillende formules die hij aanbiedt? Zelfs bij één leverancier zijn er immers enorme verschillen tussen een minimaal of een maximaal pakket, tussen groene of grijze stroom, tussen dagtarieven of dag- en nachttarieven. Dat lijkt mij wel interessant. Overweegt u eventueel om dat in de toekomst toe te voegen aan het consumentenakkoord?

 

13.02 Minister Johan Vande Lanotte: Mijnheer de voorzitter, dat kan men het beste via de VREG doen.

 

Het aantal tarieven per leverancier is niet zo hoog. Men spreekt vaak van een groot bos, maar dat is niet juist. Er zijn tien à twaalf leveranciers en de meeste hebben twee of drie formules, niet meer. Er is één leverancier die heel veel formules heeft, meer bepaald Luminus. Electrabel heeft er ook wel wat meer, maar de rest heeft eigenlijk weinig formules. Lampiris en Elegant hebben er zelfs maar één.

 

Wat men daarmee moet doen, weet ik ook niet goed. Nachttarief en niet-nachttarief zijn eigenlijk toch gemakkelijk te vergelijken. Daarvoor moet men bij de VREG zijn. Ik heb daar een dubbel gevoel bij. Ik heb het liefst dat men op de website van de VREG kijkt. Dat is het zekerste. Ongeacht alle afspraken is dat het veiligst.

 

13.03  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de minister, ik kan mij daar zeker in vinden. Ik hoop wel dat de VREG in de toekomst in zijn prijsvergelijkingsmodule, die de wetgever alsmaar belangrijker heeft gemaakt, ook een aantal kwalitatieve aspecten opneemt. Momenteel bereiken mij immers geruchten dat de vergelijking niet altijd zeer minutieus is en dat leveranciers er toch nog in slagen om de parameters onterecht in hun voordeel om te buigen. Dat zou in de toekomst van zeer nabij moeten worden gevolgd.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 20442 van mevrouw Dierick wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 20499 van de heer Vercamer en vraag nr. 20535 van mevrouw Dierick worden uitgesteld.

 

14 Question de Mme Karine Lalieux au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "le conflit entre la SABAM et les fournisseurs d'accès à internet" (n° 20563)

14 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "het conflict tussen SABAM en de internetserviceproviders" (nr. 20563)

 

14.01  Karine Lalieux (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, nous avons appris, il y a quelques semaines, que l'État belge a décidé de s'immiscer dans le conflit judiciaire qui oppose la SABAM aux trois grands fournisseurs d'accès internet du pays.

 

Pour rappel, la SABAM considère que le fait de fournir un accès à internet revient à "communiquer publiquement" les œuvres transitant sur leurs réseaux. À ce titre, les opérateurs seraient donc redevables de droits d'auteur. Ces derniers étant tous opposés à cette interprétation, la société de gestion a entamé des poursuites judiciaires. Les débats judiciaires portant sur le fond doivent avoir lieu l'an prochain. L'État, réfutant également l'interprétation de la SABAM, a récemment introduit une action en cessation afin de forcer la société de gestion à retirer son plan tarifaire litigieux. Tout ceci intervient alors que les membres de cette commission devront prochainement se pencher sur un projet de loi visant à mieux encadrer et réguler les sociétés de gestion de droit d'auteur.

 

Monsieur le ministre, compte tenu de ces éléments, permettez-moi de vous poser les questions suivantes.

 

Pourriez-vous élaborer l'interprétation que le SPF Économie fait du "droit de communication au public" pour contester les propos tenus par la SABAM? En effet, je veux bien diminuer le coût de l'internet, mais il n'y a rien à faire, les droits d'auteur sont indispensables pour faire vivre notre culture en Belgique; j'y tiens aussi.

 

Comptez-vous déposer un projet de loi interprétative pour clarifier la portée de ce droit de communication? Ce sera peut-être une discussion dans le cadre de votre projet de loi sur les droits d'auteur.

 

Le conflit étant assez ancien, comment se fait-il que l'État ait attendu tant de temps avant d'agir?

 

14.02  Johan Vande Lanotte, ministre: Madame la présidente, chère collègue, d'abord, des réponses ont déjà été données sur cette question. Je vous transmets la note détaillée y relative.

 

Il est clair que nous ne sommes pas d'accord avec l'interprétation de la SABAM. En outre, la pratique dans 27 autres pays membres de l'Union européenne est différente. Nous serions donc les seuls à pratiquer cette méthode.

 

D'ailleurs, nous restons en ligne avec l'avis du 29 juin 2012 du Conseil de la propriété intellectuelle; il y est clairement exprimé que ce n'est pas une communication au public. C'est pourquoi, jusqu'à présent, nous ne considérons pas réellement la loi interprétative; la loi est tellement claire et l'action de la SABAM tellement "exotique" que nous n'y tenons pas.

 

Le conflit, discuté depuis longtemps, n'a réellement commencé que le 7 mars 2013. C'est assez récent et nous avons immédiatement réagi. Ce litige qui oppose l'État à la SABAM remonte à la notification du projet de tarif, le 8 juillet 2011. Des courriers s'en sont suivis jusqu'au 11 janvier 2012.

 

Non seulement la SABAM n'entendait pas se rallier à l'analyse du service de contrôle, mais contestait même à ce service la compétence d'exercer son rôle de contrôle lorsqu'elle estime que la loi est violée. Le 1er mars 2012, le service de contrôle a donc entamé une procédure en manquement sur base de l'article 77 et a invité la SABAM à être entendue dans le cadre d'une procédure en manquement, ce qu'elle a refusé.

 

Six courriers datés des 8 mars, 12 avril, 23 avril, 26 avril, 3 mai et 11 mai ont été envoyés. Le 20 août 2012, un avertissement a été adressé à la SABAM en vue de l'inviter à mettre fin au tarif litigieux au plus tard pour le 31 octobre 2012, avec menace de sanctions administratives, dont le retrait total ou partiel de l'autorisation, ou encore d'autres sanctions existantes.

 

Une action en référé a été décidée le 5 septembre 2012 et une action au fond le 14 septembre 2012 afin de geler la procédure en manquement. Les jugements des 26 octobre 2012 et 26 avril 2013 ayant rejeté les prétentions de la SABAM à faire obstacle à la procédure en manquement et ayant confirmé la compétence du service de contrôle, la procédure en manquement a été poursuivie avec l'introduction, le 16 octobre 2013, d'une action en cessation.

 

Nous attendons à présent les résultats de cette action.

 

Si je parcours le document en ma possession, je lis: “(…) cette attitude d'obstruction se perpétue dans le cadre de l'action en cessation où la SABAM a déjà obtenu que, dans un premier temps, la cause soit mise en état uniquement pour ce qui concerne les questions procédurales (décision du 31 octobre 2013)". Des procédures sont donc en cours.

 

L'État a répété sa position à la SABAM dans différents courriers ainsi que dans le cadre de conclusions qu'il a déposées dans le cadre des procédures en référé et au fond intentées par la SABAM. À l'inverse, la SABAM a non seulement refusé d'être entendue dans le cadre de la procédure en manquement, mais elle a également refusé de produire son argumentation sur la légalité de son tarif tant devant le juge des référés que le juge de fond sous prétexte qu'elle réservait ses arguments sur ce point pour une procédure entre elle et les fournisseurs d'accès dont les autres parties intéressées sont, par définition, exclues.

 

La procédure se poursuit, mais on ne peut pas la qualifier de bonne, vu le peu de volonté de laisser la décision au pouvoir judiciaire à qui elle revient pourtant.

 

14.03  Karine Lalieux (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, je vous remercie pour les détails que vous nous avez donnés. En effet, nous n'en avions pas connaissance quand la SABAM a communiqué à cet égard. Nous ne savions pas non plus qu'une longue procédure était en cours entre le SPF et cette dernière pour manquements, etc.

 

Il est vrai que la SABAM n'est pas connue pour sa capacité à dialoguer. Je ne sais donc pas comment les choses se passent dans le cadre du projet de loi sur les droits d'auteur. Mais vous allez nous le dire.

 

Toujours est-il que les choses ne doivent pas être simples. Cela dit, je rappelle que les droits d'auteur sont importants pour l'ensemble de notre création.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Vragen nrs 20577 van mevrouw Gerkens en 20582 van mevrouw Dierick zijn uitgesteld.

 

15 Vraag van de heer Willem-Frederik Schiltz aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de mogelijkheid tot anoniem ondernemerschap" (nr. 20636)

15 Question de M. Willem-Frederik Schiltz au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "la possibilité de recourir à l'entreprenariat anonyme" (n° 20636)

 

15.01  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de minister, ik heb een ietwat ongebruikelijke vraag. In sommige jurisdicties is anoniem ondernemen mogelijk tegenover het grote publiek, zolang de autoriteiten en eventuele schuldeisers toegang kunnen hebben tot de persoonsgegevens van een ondernemer.

 

De mogelijkheid van anoniem ondernemerschap biedt een oplossing in geval van de heropstart na een faillissement of wanneer de oprichter van een vennootschap, als slachtoffer van een ernstig misdrijf, niet wil dat de dader de link kan leggen tussen de onderneming en het slachtoffer. Dat is soms nodig voor de persoonlijke veiligheid van het slachtoffer.

 

De context van deze vraag gaat natuurlijk verder. In Amerika heeft men een cultuur waarin het falen in een onderneming geen schande is. In onze contreien hebben wij daarmee een begin gemaakt met het schuldloze faillissement, maar vaak is een faillissement veeleer een schandvlek dan een bewijs van durf en ondernemerschap. Daarom durf ik deze vraag toch aan u te stellen, mijnheer de minister.

 

Ik wil u vragen of u anoniem ondernemerschap in België mogelijk acht. Bent u eventueel bereid om daarvoor in de toekomst iets te doen?

 

15.02 Minister Johan Vande Lanotte: Mijnheer Schiltz, zoals u zelf opmerkt, is het een ongewone vraag. Wij hebben het vaak over anoniem solliciteren, maar niet over anoniem ondernemen. Is dat goed?

 

Is het nu mogelijk? Neen, nu is het echt niet mogelijk. De KBO vraagt massa’s gegevens die moeten worden gegeven. Ook het Wetboek van vennootschappen bepaalt een aantal zaken. Wettelijk kan het dus niet.

 

Moet de wet wijzigen? Uiteraard. Praktisch gezien is het een omvangrijk werk, omdat de hele ICT van de KBO precies is uitgewerkt om niet anoniem te zijn. Alles is gebaseerd op het verbinden van zaken aan elkaar. Technisch gezien vereist het dus wel even wat werk. Indien de wet een en ander zou toelaten, zou het technisch wel kunnen, maar het is niet in een handomdraai geregeld.

 

Is het wenselijk? Dat weet ik niet. Ik heb het antwoord niet goed voorbereid en dus improviseer ik enigszins ter zake. Het is waar dat een faillissement voor mensen vaak een schandvlek is die het niet hoeft te zijn. Dat is zo. Wij zijn inzake faillissementen, zeker in Europa, nogal strikt. Er zijn andere delen van de wereld, om de Verenigde Staten niet te noemen, waar een faillissement een faillissement is. Daarna is het voorbij.

 

Dat een faillissement mensen lang achtervolgt, ook op financieel gebied, is niet altijd juist. Ik begrijp natuurlijk de schuldeisers, die ook het slachtoffer zijn.

 

Is het helemaal onaanvaardbaar? Ik weet het niet. Ik denk het niet, maar het zal natuurlijk met heel veel zorg moeten gebeuren. Het mag immers geen manier zijn om te verhinderen dat men weet met wie men te doen heeft. Op een bepaald moment moet men kunnen weten hoe betrouwbaar een bedrijf is waarmee men te maken krijgt. Kan het bedrijf worden vertrouwd?

 

Indien ooit over de kwestie wordt gediscussieerd, zal heel goed moeten worden bekeken welke garanties er zijn. Erg simpel lijkt mij dat niet, maar ik ben geen groot principieel tegenstander en ik ben niet van oordeel dat het helemaal niet mag. Ik ben open genoeg in zulke debatten. Ik ben van oordeel dat men zulke zaken moet durven bespreken.

 

Het zal echter een heel grote evenwichtsoefening zijn tussen het geven van een tweede kans aan iemand en het tegelijkertijd voor voldoende bescherming zorgen. De evenwichtsoefening zal niet simpel zijn. In onze maatschappij moet alles kunnen worden besproken. Waarom zou het onderwerp in kwestie dus niet kunnen worden besproken?

 

15.03  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw openheid en ook voor uw genuanceerde houding ter zake, die ik uiteraard grotendeels deel.

 

In dergelijke materies moet een evenwicht worden gevonden en moeten de baten uiteraard opwegen tegen de mogelijke nadelen. Mij lijkt het echter een interessante piste om in de toekomst de beeldvorming rond ondernemerschap verder op gang te houden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van de heer Willem-Frederik Schiltz aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de accreditatie van de verificateurs voor de handel in broeikasgasemissierechten van bedrijven (ETS)" (nr. 20652)

16 Question de M. Willem-Frederik Schiltz au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "l'accréditation des vérificateurs des systèmes d'échange de quotas d'émissions des entreprises (ETS)" (n° 20652)

 

16.01  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Vanaf dit jaar moeten ondernemingen op basis van een verordening zelf een verificateur aanstellen voor de controle van het jaarlijks emissieverslag. Het probleem dat zich voordoet, is dat de lijst met erkende verificateurs nog in behandeling blijkt te zijn bij de Belgische accreditatie-instelling BELAC. Ondernemingen hebben dus geen zekerheid of hun gekozen kandidaat-verificateur uiteindelijk wel geaccrediteerd zal worden. Ondernemingen zouden echter tijdig, met name in september, met de voorbereidende fase van het emissieverslag moeten beginnen.

 

De Vlaamse overheid heeft bij monde van de administratie Leefmilieu, Natuur en Energie in een recente e-mail aan alle betrokken ondernemingen verklaard dat niet zij, maar wel de federale overheid bevoegd is voor deze materie. Daarbij stelt de administratie aan de ondernemingen wel voor om voorlopige clausules op te nemen in hun verbintenis en de website van de kandidaat-verificateurs nauwlettend in het oog te houden. Vele ondernemingen zijn natuurlijk ontstemd over deze procedure omdat ze het probleem allesbehalve oplost en extra rompslomp met zich meebrengt. Het is absoluut noodzakelijk dat het accreditatieproces in een stroomversnelling geraakt.

 

Mijnheer de minister, bent u het met mij eens dat het accreditatieproces moet worden versneld teneinde de onduidelijkheid de wereld uit te helpen? Zo ja, welke maatregelen kunnen daarvoor worden genomen?

 

Kan de minister garanderen dat alle ondernemingen voor het einde van dit jaar uitsluitsel zullen hebben gekregen over de accreditatie? Wat is de planning voor de oplossing van dit probleem?

 

16.02 Minister Johan Vande Lanotte: Het gestelde probleem is reëel. Vanaf begin 2014 moet er voor de jaarverslagen van de emissies van 2013 een geaccrediteerde verificateur zijn. De Belgische accreditatie-instelling is BELAC, wat staat voor Belgische Accreditatie. Zij zijn in oktober 2012 gestart met de voorbereiding van de accreditatie: hoe moet dat gebeuren, de procedures, de opleiding, de informatie enzovoort. Het zijn nog altijd de bedrijven zelf die de accreditatie moeten aanvragen.

 

Dat is een administratief gegeven, maar ook een inhoudelijk. Men moet er zeker van zijn dat de technische bekwaamheid en onpartijdigheid van de verificateur gegarandeerd zijn. Zo’n accreditatieproces duurt een aantal maanden.

 

BELAC heeft op 29 november 2012, dus een jaar geleden, de kandidaat-verificateurs verzocht om in januari 2013 hun eventuele aanvraag tot accreditatie in te dienen. Twee ondernemingen hebben een aanvraag ingediend en hun evaluatieproces is lopende. Alle documenten zijn opgevraagd en beoordeeld. Er werden audits uitgevoerd, er is feedback verleend en dergelijke.

 

Een van de twee ondernemingen heeft onlangs gevraagd om de evaluatie tijdelijk op te schorten, teneinde meer tijd te krijgen voor het afwerken en op punt stellen van haar procedures van verificatie en de documentatie die daarbij hoort. Die onderneming is daarmee dus nog niet in orde en werkt daar momenteel intern aan.

 

Voor de andere kandidaat treedt de evaluatie in de laatste fase. Op 13 november 2013 was er een auditbezoek gepland. Indien de resultaten daarvan positief zijn, verwacht men dat de accreditatie nog voor het einde van deze maand verleend kan worden. BELAC heeft aan die kandidaat-verificateur een brief bezorgd waarin de toestand en de verwachtingen van het lopend accreditatieproces worden verduidelijkt. Die brief kan worden gebruikt om aan potentiële klanten nu reeds te zeggen dat het einde van het proces bijna bereikt is.

 

Er zou eventueel ook een buitenlandse accrediteur kunnen worden aangesteld, want dat mag. BELAC heeft daaromtrent contact gehad met accreditatie-instellingen in de ons omringende landen. De toestand is daar eigenlijk vergelijkbaar met de toestand in ons land. Ook zij proberen zo vlug mogelijk te werken, maar ze zitten eveneens in een situatie waarbij er al bij al een redelijke schaarste zal zijn.

 

Er werd daaromtrent ook overleg gepleegd met de gewestelijke en federale overheden die voor de CO2-emissies verantwoordelijk zijn, zodat zij dat ook kunnen volgen.

 

Ik denk dat de diensten correct en goed gewerkt hebben. Als alles doorgaat zoals de situatie nu voorligt, dan zal er binnenkort maar één Belgisch bedrijf gemachtigd zijn en dat is natuurlijk niet de beste situatie.

 

Dit gezegd zijnde, er zijn er ook maar twee die het hebben gevraagd. Voor mensen die geen zin meer hebben om aan politiek te doen, ligt een mooie markt open. Dat is nogal evident.

 

16.03  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Ik voel mij nog niet meteen aangesproken, maar ik dank u voor de verduidelijking.

 

Op hoop van zegen dat de audit alvast positief verloopt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 20709 van de heer Schiltz wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.31 uur.

La réunion publique de commission est levée à 17.31 heures.