Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de
la Fonction publique |
Commissie
voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt |
du Mercredi 23 octobre 2013 Après-midi ______ |
van Woensdag 23 oktober 2013 Namiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.21 uur en voorgezeten door de heer Siegfried Bracke.
La séance est ouverte à 14.21 heures et présidée par M. Siegfried Bracke.
- de heer Carl Devlies aan de minister van Justitie over "de jeugdinstelling De Grubbe te Everberg" (nr. 19544)
- de heer Carl Devlies aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de jeugdinstelling De Grubbe te Everberg" (nr. 19545)
- de heer Theo Francken aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de toekomst van jeugdgevangenis De Grubbe in Everberg" (nr. 20427)
- M. Carl Devlies à la ministre de la Justice sur "le centre pour jeunes délinquants 'De Grubbe' à Everberg" (n° 19544)
- M. Carl Devlies à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le centre pour jeunes délinquants 'De Grubbe' à Everberg" (n° 19545)
- M. Theo Francken à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'avenir de la prison pour jeunes 'De Grubbe' à Everberg" (n° 20427)
De voorzitter: Vraag nr. 20427 van de heer Francken wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
01.01 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn eerste vraag was eigenlijk gericht aan de minister van Justitie, mevrouw Turtelboom. Zij gaat over de toekomst van de jeugdinstelling De Grubbe in Everberg. Deze instelling werd opgericht in 2002 en na de geplande uitbreiding zou er plaats zijn voor 124 delinquente jongeren. Vandaag is er over de toekomst van deze instelling absoluut geen duidelijkheid. Gaat de uitbreiding van 50 naar 124 plaatsen door? Of wordt de instelling afgebouwd, zoals af en toe in de pers te lezen valt?
Met het gemeentebestuur van Kortenberg werd hierover nooit gecommuniceerd. Nochtans kan men vaststellen dat in de begroting voor 2013 800 000 euro werd uitgetrokken voor de renovatie van de bestaande kantoorcontainers. U zult begrijpen dat de tegenstrijdige berichtgeving heel wat verwarring creëert in Kortenberg en Everberg.
Mijn vraag aan de minister van Justitie is dan ook wat de toekomst is van deze jeugdinstelling en of er plannen zijn voor een afbouw. Ik had ook graag geweten of met de gemeente Kortenberg overleg kan worden gepleegd over de toekomst van deze instelling.
Mijn tweede vraag is aan uzelf gericht, mevrouw de minister. Zij gaat over het formaliseren van de afspraken met de gemeente Kortenberg over de jeugdinstelling, en meer bepaald over het politionele werk.
Bij de oprichting van de jeugdinstelling De Grubbe in 2002 werd door de toenmalige ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken verzekerd dat deze instelling geen extra werklast zou veroorzaken voor het lokale politiekorps. Dit bleek echter al snel niet te kloppen. De lokale politie werd belast met interventies, dringende overbrengingen, problemen met bezoekers, parkeerproblemen, overname van personeelstaken wegen staking enzovoort.
Nadat de federale overheid een aantal speciale bedden liet inrichten in de psychiatrische afdeling van het Universitair Ziekenhuis Sint-Jozef, op het grondgebied van dezelfde gemeente, bedoeld voor minderjarige delinquenten met een psychiatrische of psychotische problematiek, nam de inzet van de lokale politiediensten ten gevolge van overbrengingen, ontsnappingen en verdwijningen alleen maar toe. De burgemeester van Kortenberg heeft in 2009 en 2010 aan de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken diverse brieven gestuurd met de vraag de afspraken over de politie-inzet in verband met De Grubbe precies te definiëren en te formaliseren. Deze vraag bleef echter zonder gevolg.
Door personeelsveranderingen in de directie van De Grubbe verslechterde bovendien de communicatie met de politiezone HerKo.
In januari 2011 werd door de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken een belofte gedaan van 84 000 euro op jaarbasis, in theorie voldoende voor de rekrutering van 1,2 personeelsleden. In juni van datzelfde jaar werd door diezelfde minister voorgesteld om vier federale gedetacheerden ter beschikking te stellen van de politiezone HerKo op kosten van de federale overheid. Die belofte werd evenwel niet nagekomen.
Recent werd door de FOD Justitie beslist dat de structurele inzet van drugshonden in de diverse penitentiaire instellingen steeds dient te gebeuren in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de lokale politiezone. Ook voor die nieuwigheid, die bovendien zonder overleg met de lokale politiezone werd opgelegd, zal de lokale politie weer een inspanning moeten leveren in de vorm van manschappen. Ook de redactie van de processen-verbaal die uit de geplande controles zouden voortvloeien, is voor rekening van de lokale politie.
Sinds 2002 zijn de opeenvolgende colleges van burgemeester en schepenen van Kortenberg vragende partij om met Binnenlandse Zaken en Justitie een formele schriftelijke regeling af te sluiten in verband met de compensaties die Kortenberg zou krijgen voor de bijkomende lasten voor de politiezone die voortvloeien uit de aanwezigheid van de jeugdinstelling op hun grondgebied. De bijkomende kosten die De Grubbe genereert, raken zeer voelbaar aan de basisfunctionaliteiten ten aanzien van de bevolking.
In de norm van de KU Leuven, die gehanteerd werd voor de bepaling van de maximale personeelsbezetting van de politiezone, werd nooit rekening gehouden met de aanwezigheid van De Grubbe, omdat dat centrum pas in gebruik werd genomen na de oprichting van de politiezone. Gelet op de geplande uitbreiding van De Grubbe en de uitbreiding van de crisisbedden in het Universitair Ziekenhuis Sint-Jozef is er nochtans dringend nood aan zes bijkomende inspecteurs en een bijkomende hoofdinspecteur.
Mevrouw de minister, daarover heb ik de volgende vragen.
Hebt u reeds met de lokale overheden over die problematiek overlegd? Zo ja, welke toezeggingen zijn er gedaan?
Zult u zorgen voor een financiële tegemoetkoming aan de politiezone HerKo voor de bijkomende werklast die De Grubbe genereert? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welk bedrag beschouwt u als een billijke tegemoetkoming?
Zult u daarnaast ingaan op de vraag naar een transparante schriftelijke overeenkomst rond de politionele ondersteuning van de jeugdinstelling De Grubbe? Zo ja, binnen welke termijn mogen de lokale overheden die overeenkomst verwachten?
01.02 Minister Joëlle Milquet: Sinds 2010 ontvangt de politiezone HerKo boven op de federale dotatie op basis van de KUL-norm een specifieke jaarlijkse toelage van 75 832 euro als compensatie voor de werklast wegens de aanwezigheid van de gesloten jeugdinstelling De Grubbe op haar grondgebied, onder meer voor dringende medische overbrengingen van minderjarigen.
Er werd tussen de federale politie en de politiezone overeengekomen dat alle geplande overbrengingen van minderjarigen naar de jeugdrechtbank door de federale politie worden uitgevoerd. De DirCo van Leuven staat in voor de administratieve opvolging van deze transfers en laat ze uitvoeren door leden van het Veiligheidskorps van Justitie en het interventiekorps van de federale politie.
In geval van staking van de cipiers zorgt de federale politie eveneens voor de veiligheid in de instelling. Daartoe werd het CIK van Leuven met vier gedetacheerde inspecteurs versterkt.
Bovendien heb ik beslist dat het CIK van Leuven op korte termijn met vijf inspecteurs zal worden versterkt, zodat de federale politie een nog betere ondersteuning kan bieden aan de lokale politiezones van het arrondissement in het algemeen en aan de politiezone HerKo in het bijzonder.
Om budgettaire redenen is het niet mogelijk om bijkomende personeelsleden van de federale politie op permanente basis te detacheren naar de lokale politie. Wij kunnen wel aanvullende steun geven met de verschillende nieuwe aanwervingen.
Volgens mijn informatie zal de capaciteit van de instelling niet worden afgebouwd, maar zal ze in de toekomst op basis van de zesde staatshervorming volledig onder het beheer van de Vlaamse Gemeenschap vallen, dus niet langer onder het gevangeniswezen.
01.03 Carl Devlies (CD&V): Mevrouw de minister, ik zal niet zeggen dat er geen enkele inspanning gebeurt, maar de zaken die u opsomt komen toch maar zeer gedeeltelijk tegemoet aan de grote vragen waarmee het lokale bestuur wordt geconfronteerd ingevolge de aanwezigheid van deze instelling.
In de politiezone HerKo zegt men dat er zeven personeelsleden te kort zijn om alle bijkomende opdrachten die te maken hebben met De Grubbe en met de aanwezigheid van een afdeling in het Universitair Ziekenhuis Sint-Jozef uit te voeren.
Mevrouw de minister, ik zou er toch op durven aandringen dat u of uw diensten overleg plegen met het betrokken gemeentebestuur. Dit overleg wordt reeds jaren gevraagd maar heeft tot nu toe niet plaatsgevonden. Indien een dergelijke belangrijke inzet wordt gevraagd van een lokaal politiekorps en van een gemeente, lijkt het mij logisch dat er een overleg zou zijn met de overheid die aan de basis ligt van die bijkomende verplichtingen. Dit lijkt mij toch een minimum, namelijk dat u of uw diensten contact hebben met het college van burgemeester en schepenen van Kortenberg en dat u een regeling voor de toekomst uitwerkt die rekening houdt met de bijkomende inzet van personeel die gevergd wordt door de aanwezigheid van deze federale instelling op het grondgebied van de gemeente Kortenberg.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 19556 van de heer Schoofs is zonder voorwerp.
Vraag nr. 19585 van mevrouw Galant is uitgesteld.
02 Question de M. André Frédéric à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le rapport confidentiel de la Sûreté de l'État concernant les tentatives d'approche de l'Église de Scientologie auprès de nos politiciens" (n° 19591)
02 Vraag van de heer André Frédéric aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het vertrouwelijke verslag van de Veiligheid van de Staat over de pogingen van de Scientologykerk om onze politici te benaderen" (nr. 19591)
02.01 André Frédéric (PS): Monsieur le président, madame la ministre, un rapport du Comité R, organe chargé de surveiller les services de Sûreté et de Renseignement, ferait état du fait qu'il est problématique que la Sûreté de l'État cite les noms de politiciens et d'autres personnes dans un rapport confidentiel, en l'espèce celui sur l'Église de Scientologie.
Le rapport confidentiel de la Sûreté de l'État abordait la manière dont cette secte, poursuivie en tant qu'organisation criminelle, cherche à nouer contact avec des responsables politiques. Pour le Comité R, la mention de noms, qu'ils soient ceux de mandataires politiques ou d'autres personnes, pose problème. Il ne semble pas nécessaire de citer des noms, encore moins si le but est d'informer sur les menaces que peuvent représenter certaines associations ou sectes. Une analyse qui décrirait en détail la façon dont les mandataires ou les anciens politiques sont approchés et s'ils ont ou non été recrutés aurait été plus significative.
Madame la ministre, je ne remets pas en cause les conclusions prises par le Comité R mais force est de constater que c'est le serpent qui se mord la queue. Le Comité R rend un rapport secret sur les propos secrets contenus dans un rapport de la Sûreté de l'État et tout se retrouve dans la presse!
Je pense que la question qui se pose est de savoir comment il est possible que le contenu de ces rapports soit parvenu à la presse. Loin de moins l'idée de mettre à mal le secret des sources mais une chose est certaine: les contenus des deux rapports ont été diffusés avant même que les membres de nos assemblées aient pu en prendre connaissance au sein des instances chargées de le faire.
Madame la ministre, le problème posé dans ces affaires est-il vraiment la mention de noms de politiciens approchés par une secte ou la diffusion des informations dans la presse, rendue possible par des fuites de ces rapports confidentiels? La question a déjà été posée précédemment mais elle se pose de manière encore plus aiguë aujourd'hui. À la suite de la diffusion du contenu du deuxième rapport, n'est-il pas temps de prendre des mesures pour limiter les possibilités de fuites des contenus de rapports confidentiels de nos éminents comités chargés de la sécurité de notre pays?
02.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, cher collègue, comme vous, je déplore que des rapports confidentiels, soit en provenance de la Sûreté de l'État soit adressés au parlement et à un nombre limité de destinataires, fuitent vers la presse. En effet, comme vous l'évoquez, certains rapports en provenance de la Sûreté de l'État sont divulgués.
De plus, lorsqu'un rapport sur ces révélations est sollicité, notamment quant à la gestion par la Sûreté de l'État des analyses relatives à certains politiques et à des pseudo-mouvements de scientologie, le document est rapidement édité dans la presse. Je ne puis que le déplorer.
Bien sûr, il reste la possibilité d'une enquête judiciaire, mais cela ne relève pas de mon chef.
Par contre, il conviendrait de disposer d'un dispositif législatif beaucoup plus strict en ce qui concerne les demandes des services de sécurité qui communiquent avec la presse. Ils sont nombreux: depuis mon entrée en fonction, j'ai observé qu'il en apparaissait énormément, ce que je juge inacceptable; tout particulièrement en provenance des services de sécurité qui, par définition, doivent travailler dans le secret.
02.03 André Frédéric (PS): Monsieur le président, je remercie la ministre. J'ai eu l'occasion de participer, hier, à un comité commun réunissant le Comité R et le Comité P. Je me suis alors rendu compte que le Sénat se trouve parfois très loin de la Chambre, géographiquement parlant, et qu'il s'y passe des choses dont nous ne soupçonnons pas l'importance. En fait, le Comité R a été chargé par nos collègues sénateurs de mener une enquête sur ces faits de diffusion d'informations. Dès lors, je compte suivre cela avec beaucoup d'intérêt.
Pour compléter la réponse que vous venez de me fournir, comptez-vous prendre une quelconque initiative?
02.04 Joëlle Milquet, ministre: Ce n'est pas de mon ressort, mais de celui du ministère de la Justice.
02.05 André Frédéric (PS): Et pour ce qui concerne le durcissement du cadre législatif envers les personnes qui peuvent s'exprimer?
02.06 Joëlle Milquet, ministre: Nous en avons déjà parlé: il s'agit d'une règle générale et je peux agir pour ce qui relève de la police. Il existe déjà le secret professionnel et, le cas échéant, l'OCAM (Organe de coordination pour l'analyse de la menace). La Sûreté de l'État, elle, dépend du département de la Justice.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: De vragen nrs 19604 en 19605 van mevrouw Dierick worden omgezet in schriftelijke vragen.
03 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "politieagenten die veroordeeld werden voor verkeersinbreuken tijdens de uitoefening van hun functie" (nr. 19612)
03 Question de M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "des agents de police condamnés pour infractions de roulage dans l'exercice de leur fonction" (n° 19612)
03.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, het gebeurt nu en dan dat agenten die tijdens een interventie de verkeersregels moeten overtreden voor de rechter worden gedaagd, bijvoorbeeld agenten die tijdens een achtervolging door het rode licht moeten rijden of inspecteurs die worden geflitst omdat ze zich te snel moeten verplaatsen. Het gaat dus om boetes voor agenten die deze eigenlijk niet konden vermijden als ze hun job werkelijk goed wilden doen. De kerntaak van de politie is nog steeds de veiligheid van de burgers garanderen. Als dat moet met een verkeersovertreding, dan is dat maar zo, zou ik zeggen, zeker als het uitzonderlijk blijft.
Mevrouw de minister, ik heb drie vragen voor u.
Ten eerste, klopt het inderdaad dat steeds meer agenten in de uitoefening van hun functie een verkeersovertreding begaan omdat ze er anders niet in slagen om bepaalde criminelen te vatten? Klopt het dus dat ze steeds vaker worden geconfronteerd met verkeersboetes en veroordelingen?
Ten tweede, welke maatregelen zult u nemen om toe te laten dat de politie haar taak naar behoren uitvoert? Vindt u het normaal dat politieagenten op den duur liever voor een rood licht zullen stoppen dan een achtervolging verder te zetten?
Ten derde, hoe spoort het vervolgingsbeleid van politieagenten, die in de uitoefening van hun functie een verkeersovertreding begaan, met het Nationaal Veiligheidsplan, waarin u van de strijd tegen zwaar geweld en de aantasting van de fysieke integriteit een prioriteit hebt gemaakt?
03.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, ik beschik niet over elementen die zouden wijzen op een stijging van het aantal politieambtenaren die zijn veroordeeld voor verkeersovertredingen begaan tijdens de uitoefening van hun functie.
Ik wens ook te beklemtonen dat politieambtenaren bij het uitoefenen van hun functie steeds oog moeten hebben voor de veiligheid van derden en voor de eigen veiligheid.
Verkeersovertredingen door bestuurders van prioritaire voertuigen maken het voorwerp uit van de Wegcode en van de omzendbrief COL van 6 september 2006 van de procureur-generaal inzake verkeersmisdrijven gepleegd door bestuurders van prioritaire voertuigen en voertuigen in opdracht. De omzendbrief verduidelijkt de principes inzake de vaststelling en vervolging bij overschrijding van de maximaal toegestane snelheid en bij het negeren van een rood licht door prioritaire voertuigen in het kader van de uitvoering van dringende opdrachten.
Mijns inziens zijn deze bepalingen voldoende duidelijk en genoegzaam bekend bij het personeel. Daarnaast is het een kwestie van verantwoordelijkheid nemen en soms tuchtsancties uitvaardigen. In geval van een ongeval, een snelheidsovertreding of het negeren van een rood licht komt het echter de gerechtelijke overheden toe om te oordelen in functie van de specifieke omstandigheden en volgens de toepasselijke regelgeving van de Wegcode.
03.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, het is spijtig dat u hierover geen cijfers ter beschikking hebt. Het zou volgens mij nuttig zijn eens bij de verschillende politiezones te horen hoe het juist zit. Ik heb mij laten vertellen dat het toch wel over een aantal gevallen gaat.
Ik ga volledig met u akkoord dat de Wegcode ook door politiemensen moet worden gerespecteerd en dat de veiligheid op straat voorop staat. In de uitoefening van de functie kunnen er echter soms zaken voorkomen die meer prioritair zijn dan het respecteren van snelheidslimieten of rekening houden met verkeerslichten. U bent voldoende duidelijk. Ik hoop dat ik ook voldoende duidelijk ben. In elk geval hoop ik dat u de moeite zult doen om hierover cijfers te verzamelen.
Het incident is gesloten.
04 Question de Mme Valérie Warzée-Caverenne à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le non-renouvellement de la carte d'identité pour les personnes de 75 ans et plus" (n° 19613)
04 Vraag van mevrouw Valérie Warzée-Caverenne aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het niet verlengen van de identiteitskaart voor 75-plussers" (nr. 19613)
04.01 Valérie Warzée-Caverenne (MR): Monsieur le président, madame la vice-première ministre, la législation actuellement en vigueur prévoit de fixer une durée de validité plus longue pour les cartes d'identité des personnes âgées. Néanmoins, il convient d'adopter les arrêtés d'exécution pour atteindre cet objectif et pour supprimer la discrimination entre propriétaires de carte d'identité en version papier et en version électronique. Cette modification dans les faits est attendue avec impatience par les proches des personnes âgées qui doivent entreprendre des démarches alors que celles-ci sont soit hospitalisées, soit en home ou tout simplement en grande difficulté pour se déplacer.
Sachant que vous y travaillez, j'aurais aimé savoir si votre département rencontre effectivement des problèmes techniques en rapport avec la puce, comme l'indique le médiateur fédéral dans son rapport de 2012. Si tel est le cas, pourrions-nous en savoir plus quant à la nature de ce problème technique et le délai endéans lequel vous estimez pouvoir signer ces arrêtés? Par ailleurs, en réponse à une question de l'un de nos collègues, vous avez évoqué le nombre très important de personnes disposant encore de cartes d'identité en version papier, soit près de 3 400 personnes (souvent des personnes âgées). Pourriez-vous nous dire ce que votre département a entrepris afin de régulariser cette situation?
04.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, chère collègue, le processus est quasiment finalisé. Les arrêtés seront donc très certainement pris à la fin de l'année.
04.03 Valérie Warzée-Caverenne (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse qui me satisfait pleinement.
Het incident is gesloten.
05 Question de Mme Valérie Warzée-Caverenne à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le système d'appel d'urgence ASTRID" (n° 19614)
05 Vraag van mevrouw Valérie Warzée-Caverenne aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het ASTRID-systeem voor noodoproepen" (nr. 19614)
05.01 Valérie Warzée-Caverenne (MR): Monsieur le président, madame la vice-première ministre, les appels d'urgence sont centralisés par le système ASTRID. Nous savons que la mise en place de ce système, qui devait apporter des améliorations en termes de traitement des demandes et de gestion des urgences, ne répond pas à toutes les espérances.
Le 16 juillet 2013, vous apportiez des informations à ce sujet en réponse à la question de l'un de mes collègues sur les dysfonctionnements récurrents depuis deux ans. Nous avons pris bonne note de votre volonté de trouver des solutions avec les différentes parties intéressées.
Dans le même temps, vous vantiez le taux de couverture pour les véhicules mobiles, estimé à 99,96 %; pour les radios portables à l'extérieur des bâtiments, à 98,83 %, et regrettiez que celui à l'intérieur des bâtiments ne soit que de 85,75 %. Pourriez-vous nous donner des informations sur la manière dont vos services estiment ce taux de couverture? Quels sont les critères objectifs utilisés pour ce faire?
L'arrêté fixant les critères auxquels doivent satisfaire les nouvelles structures a été adopté le 12 juillet 2013. Nous ne pouvons espérer que le nouveau logiciel mis sur pied par ASTRID réponde bel et bien aux besoins des applications de données. Néanmoins, compte tenu des perturbations quasi quotidiennes et du manque de confiance, pour ne pas parler de ras-le-bol des services d'urgence, comment vous êtes-vous assurée de l'efficacité du système prôné? Quel est le coût de ce nouvel investissement pour votre département?
Quelque dix jours après la commission de l'Intérieur susmentionnée, un article dans la presse locale namuroise évoquait une surcharge d'appels le 27 juillet 2013, à laquelle les services d'urgence n'ont pu faire face.
Dans la commune voisine de la mienne, l'échevin des travaux a fait appel au 112 pour venir dégager une route barrée par un arbre. Il a attendu près d'une heure au téléphone pour se tourner ensuite vers un autre service. Que penser de cette attente si cet appel avait concerné un cas de vie ou de mort?
Nous pouvons imaginer qu'il s'agit d'une situation exceptionnelle. Cela étant, disposez-vous de données chiffrées estimant le délai moyen d'attente pour les communications 112 des deux dernières années?
05.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, j'ai déjà répondu à plusieurs reprises à cette question. Madame Warzée, je rappelle que, selon une étude récente comparative internationale, il apparaît que le réseau ASTRID offre le nombre d'antennes relais au km² le plus élevé parmi neuf autres réseaux de communication nationaux destinés aux services de secours en Europe. Ce n'est pas pour autant que tout va bien, mais par rapport aux autres, nous sommes vraiment dans le top du top et l'élargissement de la couverture connaît évidemment des limites. Pour obtenir une couverture radio à l'intérieur des bâtiments de près de 100 % sur l'ensemble du pays, 1 500 mâts au total seraient nécessaires.
J'ai pris un projet d'arrêt royal qui fixe désormais les critères déterminant les constructions et les infrastructures au sein desquelles la couverture radioélectrique d'ASTRID doit être prévue. Il a été approuvé le 12 juillet 2013. Au-delà des performances technologiques, sur lesquelles on travaille, on a même établi des règles pour que tout nouveau bâtiment et tout bâtiment soit compatible avec le réseau ASTRID, notamment dans les grandes infrastructures, etc.
Il y a évidemment l'offre d'opérateurs du réseau mobile virtuel, qui est autofinancée à 100 % par ASTRID. Cette offre s'appuie sur les réseaux 3G commerciaux belges et permettra une application bien plus efficace encore.
En ce qui concerne les numéros 100 et 112, nous avons exigé un plan d'action qu'ASTRID nous a remis voici trois ou quatre semaines. L'ensemble des directeurs et techniciens du centre 112 l'analysent point par point pour vérifier s'il correspond aux problèmes de migration et aux problèmes technologiques rencontrés. Globalement, oui! Après quelques petites analyses techniques, ils vont se revoir et c'est ASTRID qui mettra en œuvre les adaptations technologiques aux différents outils des centres, ceci afin de résoudre la problématique des quelques bugs observés sur des zones de 30 kilomètres.
05.03 Valérie Warzée-Caverenne (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour cette réponse. Notre objectif est identique: éviter que des événements comme ceux relatés précédemment et ce qui est arrivé le 27 juillet dernier dans une commune voisine de la nôtre ne se reproduisent. Les améliorations technologiques que vous venez de citer permettront, de toute évidence, de l'éviter.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Vragen nrs 19650 en 19651 van mevrouw Jadin, vraag nr. 19664 van mevrouw Galant en vragen nrs 19672 en 19691 van de heer Francken worden uitgesteld.
06 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de bevoegdheden voor privébewakingsfirma's" (nr. 19679)
06 Question de M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les compétences accordées aux sociétés privées de gardiennage" (n° 19679)
06.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, deze vraag werd al een tijdje geleden ingediend.
Steden en gemeenten kunnen binnenkort privébewakingsfirma's inschakelen voor de beveiliging van allerlei markten, kerstmarkten, festiviteiten en andere grote massamanifestaties. Op die manier zou u de politie verder laten focussen op het echte werk. Vraag is natuurlijk of het garanderen van de veiligheid bij grote manifestaties niet tot de kerntaken van de politie behoort en vooral wie zal opdraaien voor de kosten van de privébewakingsfirma's.
Mevrouw de minister, ik heb drie korte vragen voor u.
Ten eerste, aIs ik de uitbreiding van de bevoegdheden van de privébewakingsfirma's aandachtig Iees, begrijp ik daaruit dat u de bewaking van allerlei manifestaties niet tot de kerntaken van de politie rekent. Bevestigt u die visie? Wat behoort dan volgens u nog wel tot de kerntaken van de politie?
Ten tweede, een vraag die men op een aantal niveaus stelt, is of dat geen gewone financiële doorschuifoperatie wordt. Ik kan mij voorstellen dat steden en gemeenten die krap bij kas zitten, misschien de neiging zullen hebben om de facturen door te schuiven naar de organisatoren.
Ten derde, wat is de stand van zaken in het kerntakendebat? Welke agenda rolt u voor het najaar uit? Hebt u al zicht op de uitbreidingen van bevoegdheden voor allerlei instellingen los van de politie, zodat de politie nog meer kan focussen op haar kerntaken? Welke taken worden afgestoten? Hoe zit het met de veiligheidstaken in bepaalde risicowijken? Hoe zit het met de veiligheidstaken in en rond grote industrieterreinen? Kunt u al een tipje van de sluier oplichten?
06.02 Minister Joëlle Milquet: Binnenkort zullen wij het wetsontwerp inzake de uitbreiding van de bevoegdheden van privéfirma’s hier behandelen. Daarin is ook sprake van aanvullende maatregelen voor een beter toezicht enzovoort. Het wetsontwerp werd ingediend bij het Parlement en bevat een aantal redelijke uitbreidingen van de taken van privéfirma’s om op die manier een steun te zijn voor de politie. Wij zullen het wetsontwerp samen bekijken en bespreken.
In de Ministerraad komt binnenkort een ander wetsontwerp ter discussie over de uitbreiding van de bevoegdheden van de gemeenschapswachters. Ook hierbij gaat het om een aanpassing van het veiligheidslandschap in ons land.
Er is een akkoord bereikt met Defensie over de steun aan politiekorpsen om de veiligheid bij onder andere Europese tops te garanderen.
Wij zijn ook bezig met een samenwerkingsakkoord met de Veiligheid van de Staat om in de politiediensten tot een enig korps voor close protection te komen. Dat staat ook in onze beleidsnota.
Er staan nu twee belangrijke wetsontwerpen op de agenda over de overheveling van bepaalde functies naar andere korpsen. Het gaat daarbij onder meer over de veiligheidskorpsen van Justitie. Mijn visie daarop is duidelijk. Daarvoor zijn echter aanvullende middelen nodig. Ik denk bijvoorbeeld aan de aanwezigheid in de gevangenissen en de transfers van gedetineerden. Volgens mij moet dat een opdracht worden voor de veiligheidskorpsen, maar daarvoor moet mijn collega aanvullende middelen krijgen.
06.03 Peter Logghe (VB): Het tweede deel van mijn vraag was toch van een iets andere aard. Vreest u niet, mevrouw de minister, dat het inschakelen van privébewakingsfirma’s financiële meerkosten met zich zullen brengen voor zij die allerlei manifestaties organiseren? Ik kan mij moeilijk voorstellen dat de steden en gemeenten dat zullen bekostigen. Zij zullen de factuur volgens mij doorschuiven.
06.04 Minister Joëlle Milquet: Er zijn twee oplossingen. Private organisatoren van evenementen, die tenslotte winst maken, kunnen een bijdrage leveren aan de lokale politie. Daarover moet in de regering een consensus worden bereikt en tot nu toe is dat niet het geval. Ofwel bieden wij de organisatoren de mogelijkheid om privéfirma’s in te schakelen. Dat moet echter in een strikt kader kunnen gebeuren tegen een redelijke vergoeding. We zullen die discussie nog voeren.
L'incident est clos.
07 Question de M. Bernard Clerfayt à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la non-rétribution de missions accomplies par la police locale dans le cadre d'événements privés" (n° 19561)
07 Vraag van de heer Bernard Clerfayt aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het niet vergoeden van opdrachten van de lokale politie in het kader van privé-evenementen" (nr. 19561)
07.01 Bernard Clerfayt (FDF): Monsieur le président, madame la ministre, depuis la réforme des polices et la suppression des polices communales, aucune base légale ne permet aux zones de police de percevoir des rétributions pour les missions de police administrative accomplies par la police locale dans le cadre de l'organisation d'événements privés.
L'article 90 de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police intégré et structuré à deux niveaux stipule pourtant que "le conseil communal ou le conseil de police peut arrêter un règlement relatif à la perception d'une rétribution pour des missions de police administrative de la police locale. Le Roi règle, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, les conditions de cette perception et ses modalités". À défaut d'arrêté royal pris depuis 1998, la police locale se voit contrainte d'accomplir ces missions à titre gratuit, c'est-à-dire à charge du budget de la zone de police ou du budget de la commune s'il s'agit d'une zone unicommunale.
Les mêmes dispositions prévalent d'ailleurs pour la police fédérale. Or l'arrêté royal qui permet à la police fédérale de faire rémunérer ses propres missions a été pris.
07.02 Joëlle Milquet, ministre: Non!
07.03 Bernard Clerfayt (FDF): C'était le cas, selon mes informations.
J'ai lu récemment un article de la revue Besafe de la Direction générale Sécurité et Prévention du SPF Intérieur, du mois de février 2013 pour être précis. Dans cet article, vous avez confirmé que le projet d'arrêté royal exécutant cet article 90 de la loi précitée passe actuellement les dernières étapes de son processus d'adoption. C'était en février 2013. Au demeurant, on m'a dit que cet arrêté se trouvait déjà dans les cartons de votre prédécesseur car sa publication a été régulièrement annoncée par les différents ministres de l'Intérieur depuis 2009!
Madame la ministre, je souhaite donc vous interroger à ce sujet. Confirmez-vous l'information reprise dans la revue Besafe selon laquelle cet arrêté serait en passe d'être publié? Le cas échéant, quand peut-on espérer la publication de cet arrêté? Pouvez-vous déjà nous faire part des modalités prévues dans cet arrêté? Y a-t-il des conditions précises sur lesquelles vous souhaiteriez attirer l'attention?
La police fédérale peut-elle actuellement facturer le coût des prestations à l'organisateur? Vous venez de répondre à cette question.
Je vous remercie pour vos réponses, car toutes les polices zonales attendent cette faculté de mettre à charge de l'organisateur privé le travail d'encadrement policier qui, sinon, est mis à charge du contribuable, ce qui n'est pas une situation normale.
07.04 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, cher collègue, je partage totalement votre point de vue. Comme tout ce que j'ai dit est vrai, toutes les étapes ont été franchies, y compris la dernière mais qui, hélas, pose problème. J'ai déposé les deux arrêtés ainsi qu'une partie de loi car pour la police fédérale, le processus était différent. En tout cas, un arrêté a été déposé tant pour cette dernière que pour la police locale, ce en faisant preuve d'énormément de prudence, en excluant les manifestations culturelles locales, communales, les ONG, les organisations humanitaires, etc., pour vraiment ne viser que des événements d'ampleur relativement importante pour lesquels des bénéfices privés sont réalisés. De cette façon, quelques personnes ont été mises à l'aise. Cependant, la question ne fait pas l'objet, jusqu'à présent, d'un consensus au sein du gouvernement. Je dois même dire que je suis relativement isolée.
Cela dit, je suis prête à revenir sur la question car il me semble indispensable d'aborder cette dernière de manière raisonnable. Il s'agit, en réalité, de donner un cadre aux communes qui choisissent de l'adopter ou non. Je répète que j'ai fait montre d'une extrême prudence dans le libellé des arrêtés précités car je mesure bien la crainte qui peut exister dans le milieu culturel, associatif, etc.
Toujours est-il que, pour le moment, il est difficile d'arriver à un consensus. Et comme il s'agit d'arrêtés, ils ne peuvent être déposés au parlement. Mais n'ayez crainte, je reviendrai sur la question car cela me paraît indispensable!
07.05 Bernard Clerfayt (FDF): Monsieur le président, madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse à moitié bonne, à moitié mauvaise. Elle est bonne dans la mesure où il existe un texte qui devrait pouvoir servir de base à un arrêté. Elle est mauvaise dans la mesure où il y a un blocage.
Aujourd'hui, les frais sont à charge du contribuable, ce qui n'est pas sain. De plus, les autorités locales pourraient, dans certains cas, être amenées à réduire l'ampleur d'événements ou refuser leur organisation si elles ne peuvent mettre à charge de l'organisateur les frais en découlant pour la police. L'absence d'un système juste de partage des charges collectives risque bien de porter préjudice à l'organisation d'une série d'événements.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Vragen nrs 19848 en 19950 van de heer Van Biesen worden omgezet in schriftelijke vragen. Vraag nr. 19986 van mevrouw Lanjri wordt eveneens omgezet in een schriftelijke vraag.
- M. Bernard Clerfayt à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la mise en oeuvre des sanctions administratives communales" (n° 19562)
- M. Éric Jadot à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'état d'avancement de l'adoption et des modifications de plusieurs arrêtés royaux du fait de l'entrée en vigueur de la nouvelle loi SAC" (n° 19602)
- Mme Bercy Slegers à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la législation SAC" (n° 19713)
- de heer Bernard Clerfayt aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de toepassing van de gemeentelijke administratieve sancties" (nr. 19562)
- de heer Éric Jadot aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de stand van zaken met betrekking tot de goedkeuring en de wijzigingen van verscheidene koninklijke besluiten naar aanleiding van de inwerkingtreding van de nieuwe GAS-wet" (nr. 19602)
- mevrouw Bercy Slegers aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de GAS-wetgeving" (nr. 19713)
Vraag nr. 19602 van de heer Jadot en vraag nr. 19713 van mevrouw Slegers zijn zonder voorwerp.
08.01 Bernard Clerfayt (FDF): Monsieur le président, madame la ministre, je vous interroge également sur la date de parution d'un arrêté royal attendu. Il s'agit de la loi sur les sanctions administratives communales, parue au Moniteur belge le 1er juillet 2013 et qui doit entrer en vigueur le 1er janvier 2014. Nous en avons déjà longuement discuté au printemps au parlement.
La mise en application de cette nouvelle législation requiert l'adoption de plusieurs arrêtés royaux qui détermineront la façon dont chaque commune adaptera son cadre administratif, son règlement de police et devra, selon le cas, convenir avec le parquet d'une série de dispositions particulières pour les infractions mixtes et infractions de roulage. Toutes ces démarches prennent du temps, notamment les négociations avec le parquet, et tout retard dans la publication des arrêtés entraînera des retards et des reports dans leur mise en œuvre.
Il reste moins de trois mois avant l'entrée en vigueur de ce nouveau dispositif, ce qui laisse très peu de temps aux communes pour s'y préparer et présenter les règlements de police aux conseils communaux, pour négocier en détail les conventions avec le parquet et les présenter au collège. Il est dès lors urgent que ces arrêtés soient publiés.
Madame la ministre, ces arrêtés royaux sont-ils prêts? Sous quel délai prévoyez-vous leur adoption par le Conseil des ministres et leur publication au Moniteur belge?
08.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, cher collège, ces arrêtés sont prêts, ont été relus et envoyés aux membres du gouvernement. Le groupe de travail se réunit demain, à 9 h 30 me semble-t-il. L'idée est qu'ils soient ensuite prévus à l'agenda du Conseil des ministres du 7 novembre. Il y a quatre ou cinq arrêtés, dont certains très techniques relatifs au stationnement, etc. Il y a aussi le protocole d'accord.
08.03 Bernard Clerfayt (FDF): Une publication peut-elle être espérée pour fin novembre, si tout va bien?
08.04 Joëlle Milquet, ministre: Oui! Nous allons envoyer un guide d'information aux communes avant même la publication des arrêtés, dès leur adoption. Le vade-mecum est d'ailleurs prêt. Nous attendions les arrêtés. Deux modifications techniques ont dû être faites concernant la mobilité sur le stationnement, qui étaient un peu compliquées.
08.05 Bernard Clerfayt (FDF): Parfait! Je vous remercie de ces bonnes nouvelles et j'espère la publication la plus rapide possible de ces dispositions légales attendues.
Het incident is gesloten.
- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het opmaken van pv's via smartphones" (nr. 19695)
- de heer Jenne De Potter aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de verklaringen van de minister omtrent de moderne communicatietechnologieën van de politiediensten" (nr. 19697)
- M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la rédaction de PV au moyen de smartphones" (n° 19695)
- M. Jenne De Potter à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les déclarations de la ministre relatives aux nouvelles technologies de l'information des services de police" (n° 19697)
09.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, u doet regelmatig aankondigingen die een ruime persaandacht krijgen, terwijl de werkelijkheidswaarde ervan soms lager ligt.
U maakte tijdens het weekend van 14 en 15 september 2013 een plan bekend, waardoor de politie voortaan processen-verbaal via de smartphone zou kunnen doorsturen.
Verschillende politievakbonden hebben kritisch gereageerd, omdat de basisproblematiek van de politie-informatica eigenlijk nog niet is opgelost, terwijl u al met hoogtechnologische toepassingen bezig bent.
Ik heb vier korte vragen.
Een eerste punt van kritiek is dat de basisinformatica niet eens op punt staat. Vele diensten slagen er blijkbaar niet in een proces-verbaal correct op te stellen, omdat de computerprogramma’s blijkbaar niet naar behoren functioneren. De lokale politie en de federale politie hebben geen programma’s die compatibel zijn. Wordt voor dit probleem een oplossing gezocht? Dat probleem is immers het dringendst. Welke oplossing wordt gezocht? Wanneer zal de oplossing zijn gevonden? Welke budgetten zijn hiervoor beschikbaar?
Ten tweede, een aantal zones waarin het experiment van het opmaken van processen-verbaal via smartphones werd uitgevoerd, hebben ondertussen de gadgets opnieuw opgeborgen. Werd het systeem al geëvalueerd? Zo ja, wat waren de resultaten van de analyse?
Ten derde, wat de financiële problematiek betreft, hebt u op het niveau van de federale politie al moeten inleveren. Hoeveel zal de toepassing precies kosten?
Wat moet er volgens u eerst komen, de noodzakelijke uitbreiding van het politiepersoneel — meer blauw op straat — of de bedoelde technologische toepassingen?
Ten vierde, u herinnert zich nog dat wij het een tweetal maanden geleden over de aanschaf van de bodycams hadden. Wat is de stand van zaken op het vlak van de privacywetgeving? Er was immers een probleem ter zake, dat zou worden opgelost. Wanneer worden de bodycams ingezet?
09.02 Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, midden september verklaarde u dat de politiediensten meer gebruik zouden moeten maken van moderne communicatietechnieken. Het gaat dan onder meer over het gebruik van smartphones bij de opstelling van processen-verbaal of communicatie via sociale media. U sprak toen zelf van een heus marshallplan voor de telecommunicatie bij de politiediensten. Er volgden meteen enkele negatieve reacties van de vakbonden en het is dus nuttig om uw verklaring beter te plaatsen.
Het is bekend dat vooral het communicatieluik binnen de politiehervorming nog steeds de zwakke schakel is. Het gaat dan vooral over de informatiedeling, het gebruik van diverse software-instellingen die nog steeds verschillend zijn tussen de federale en de lokale politiediensten, de ontwikkeling van het Pol Officeprogramma en natuurlijk ook de problemen met de werking en de uitbouw van ASTRID.
Al die punten komen uitdrukkelijk aan bod in zowat alle evaluaties van de politiehervorming de voorbije jaren, maar wij stellen vast dat op het terrein weinig evolutie in de positieve zin merkbaar is.
Mevrouw de minister, vandaar heb ik de volgende vragen voor u.
U spreekt over een marshallplan voor de telecommunicatie. Hoe wenst u het geheel van de problemen in de communicatie- en informatiehuishouding bij de politiediensten aan te pakken? Wat is het precieze plan daarvoor?
Ten tweede, hebt u reeds een concrete timing voor ogen? Zo ja, dan hadden wij die graag gekend.
Ten derde, in welke budget wordt voorzien voor deze operatie?
09.03 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, die vragen werden uitgelokt door een artikel in de krant van de groep Sudpresse dat, gezien de inhoud en de titel van het interview dat ik gaf, nog mijn visie in die materie weerspiegelt.
In een vorige commissievergadering heb ik gezegd dat de bestaande beleidstekst over de sociale-mediastrategie van de geïntegreerde politie in de loop van 2013 wordt geactualiseerd en dat is het geval. Dat vereist uiteraard een globale aanpak die gepaard gaat met de introductie van nieuwe technologieën en nieuwe praktijken – Facebook, internet, Twitter enzovoort – voor de lokale en de federale politie, alsook op het vlak van de communicatie naar de burger en van de burger naar de politie. Dat vergt dus een grondige verandering van praktijken en communicatiemiddelen. Uiteraard moeten wij dat goed voorbereiden.
Dat neemt niet weg dat de lokale korpsen initiatieven kunnen nemen, bijvoorbeeld ten aanzien van de wijkagenten, op voorwaarde dat zij de bestaande wetgeving, zoals de privacywet, eerbiedigen.
Ik ben niet op de hoogte van experimenten met het doorsturen van processen-verbaal via smartphones in bepaalde politiezones maar wel in andere landen. Dat zijn natuurlijk goede voorbeelden. Natuurlijk moeten wij samenwerken met Justitie en een vereenvoudiging van de administratieve lasten organiseren. Sommige reglementen en praktijken zullen dus aangepast moeten worden. Dat is de toekomst, zodat men minder tijd besteedt aan het met de hand uitschrijven van processen-verbaal. Voorts kan het heel efficiënt zijn om onmiddellijk beelden te krijgen van camera’s in de wijken via de smartphone. Dat gebeurt al bij de politie in Istanboel, in de Verenigde Staten en in sommige gebieden in Engeland. Wij moeten hierover praten en die praktijken voorbereiden. Dergelijke initiatieven lijken dus alleszins opportuun omdat wij via technische innovatie meer politiemensen zouden kunnen vrijmaken voor operationele taken.
Wat de vierde vraag van de heer Logghe betreft, herhaal ik dat de camerawet van 2007 de politie toelaat om mobiele camera’s te gebruiken maar dit enkel in het kader van grote volkstoelopen. Zoals u weet hebben wij in dit verband een wetsontwerp klaar dat de mogelijkheid biedt om mobiele camera’s in andere omstandigheden te gebruiken en om onder andere ook bodycams te gebruiken. Wij zullen daarover een grondig debat voeren. De teksten daarover zijn klaar. Ik heb een gunstig advies ontvangen van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Alles verloopt dus goed.
Tot slot, wat de basisinformatica betreft, herhaal ik dat de toepassing FEDIS van de federale politie en ISLP van de lokale politie sinds de politiehervorming progressief op elkaar werden afgestemd. De ultieme integratie van deze twee toepassingen in een nieuwe toepassing Pol Office voor de geïntegreerde politie werd echter opgeschort wegens budgettaire beperkingen. Dat gebeurde echter voor korte tijd en nu gaat men door met dit project. Binnenkort zullen wij dus resultaten krijgen.
Momenteel wordt tevens de mogelijkheid bestudeerd om producten te gebruiken die beschikbaar zijn op de markt en die de huidige applicatie kunnen vervangen.
09.04 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, u bent dus niet op de hoogte van het doorsturen van pv's via smartphone. Van die toepassing wordt in België absoluut nog geen gebruik gemaakt. Waarmee u het wel eens bent, als ik u goed begrepen heb, is dat u als eerste stap de informaticasystemen van de lokale en federale politie zo snel mogelijk compatibel moet maken. U hebt daarop geen concrete timing gekleefd. Die zaken moeten nochtans dringend aangepakt worden.
09.05 Minister Joëlle Milquet: Ik heb dezelfde bezorgdheden. Ik heb dus aan de federale politie een timing gevraagd, voor mijn beleidsnota en onze discussie binnenkort. Ik wil een echte, beperkte en duidelijke timing. Die zal worden toegevoegd aan mijn nota. Ik wacht op informatie.
09.06 Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, indien moderne communicatietechnologieën kunnen gebruikt worden, mogen wij die trein zeker niet missen; dat is evident, want daardoor kunnen we meer mensen op straat krijgen en minder achter hun bureau.
Ik deel uw mening dat effectief werk zal moeten gemaakt worden van de vereenvoudiging van een aantal procedures, onder andere de opmaak van processen-verbaal, vermits dat nu nog bijzonder veel tijd in beslag neemt. Dat lijkt mij bijzonder wenselijk.
De integratie van de communicatie tussen de federale politie en de lokale politie is inderdaad ook een van de belangrijke zaken die backoffice moeten gebeuren bij de politie. Ik heb begrepen dat er op dat vlak een uitstel is geweest om budgettaire redenen, maar het is absoluut aan te raden om hiervan nu snel werk te maken.
L'incident est clos.
- de heer Jan Van Esbroeck aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de terugkeer naar dit land van de gekende voormalige topman van de AEL" (nr. 19705)
- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de terugkeer van de voormalige leider van de AEL" (nr. 19706)
- M. Jan Van Esbroeck à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le retour dans notre pays de l'ancien dirigeant bien connu de la LAE" (n° 19705)
- M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le retour de l'ancien dirigeant de la LAE" (n° 19706)
De voorzitter: De vraag van de heer Van Esbroeck wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
10.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ook dit is een vraag van een tijdje geleden. Voor er sprake was van Sharia4Belgium was er al sprake van de AEL, de Arabisch-Europese Liga, zij het dat die organisatie niet de fanatiek-islamitische connotatie had van Sharia4Belgium. De voormalige leider van de AEL maakte bekend dat hij naar België zou terugkeren. Ondertussen is hij naar verluidt ook teruggekeerd, na een afwezigheid van ongeveer tien jaar. Hij wil zogezegd afmaken waarmee hij bezig was.
Voor de volledigheid wil ik erop wijzen dat de man in kwestie, Dyab Abou Jahjah, de aanstoker was van de zware rellen in november 2002 en dat verschillende politici, ook van de meerderheidspartijen in dit land, het heerschap in kwestie als een zeer gevaarlijke extremist beschouwden. De man keert nu terug, en ik wil daar toch een paar concrete vragen over stellen.
Ten eerste, is hij ondertussen teruggekeerd? Ik meen van wel, maar misschien kunt u mij definitief uitsluitsel geven. Wordt hij of werd hij aangehouden bij zijn aankomst in Zaventem? Worden er onderzoeken gestart naar zijn activiteiten in Libanon? Wordt er onderzocht of hij inderdaad lid was van de terroristische organisatie Hezbollah?
Ten tweede, mevrouw de minister, wat als morgen in de pers de mededeling verschijnt dat de Arabisch-Europese Liga wordt heropgericht, of een organisatie met navenante middelen en doelstellingen?
Ten derde, lopen er ondertussen strafonderzoeken naar de heer Abou Jahjah of andere kopstukken van de Arabisch-Europese Liga? Ik dank u alvast voor uw antwoord.
10.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, Dyab Abou Jahjah is Belg sinds 1998. Momenteel loopt er geen enkele bestuurlijke of gerechtelijke maatregel tegen hem. Wij hebben ons dus niet tegen zijn terugkeer kunnen verzetten, die waarschijnlijk verband houdt met de veiligheidstoestand in Libanon.
Het is evident dat de Belgische veiligheidsdiensten groot belang hechten aan de opvolging van Abou Jahjah sinds zijn zeer recente terugkeer op het Belgisch grondgebied.
Op 23 september heeft Abou Jahjah een interview gegeven aan de VRT waarin hij zich distantieert van extremistische organisaties in de stijl van Sharia4Belgium en zegt te willen bijdragen aan de integratie van allochtonen en aan het verhinderen van het vertrek van jonge Belgen naar Syrië.
10.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het korte antwoord. Als er niets te melden valt, valt er niets te melden.
Toch wil ik zeggen dat Abou Jahjah zich hevig op de borst klopt en zegt dat hij actief was in een organisatie als Hezbollah. Ik hoop vooralsnog dat er voldoende aandacht aan de zaak wordt besteed.
L'incident est clos.
De voorzitter: De vragen nrs 19714, 19743 en 19766 van mevrouw Slegers worden uitgesteld.
11 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "fysieke agressie tegen artsen met nachtdienst" (nr. 19733)
11 Question de M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "des cas d'agression physique à l'encontre de médecins de garde" (n° 19733)
11.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, de grootste artsenvakbond dreigde een tijdje geleden met stakingen als er geen extra veiligheidsmaatregelen zouden worden getroffen om artsen beter te beschermen tijdens de nachtdiensten.
Er is bij de artsen sprake van een algemene verhoging van fysieke en/of mondelinge agressie. Dokters worden in elkaar geslagen en beroofd. In bepaalde gevallen is er zelfs sprake van ontvoering van dokters en van regelrechte gijzeling.
De dokters dringen aan op snelle bijkomende veiligheidsmaatregelen en willen opnieuw in alle rust en veiligheid hun functie kunnen uitoefenen ten bate van de medemens en liefst ook tijdens de nachtdienst.
Is er inderdaad sprake van een algemene verhoging van het veiligheidsrisico voor dokters? Klopt het dat de agressie zich vooral manifesteert tijdens de nachtdiensten voor dokters? Is het vooral een grootstedelijke problematiek of komt het overal voor?
Denkt u eraan om de politionele controle tijdens nachtdiensten van dokters te verhogen?
Kunt u mij zeggen of in bepaalde regio’s nu al een soort wachtcentrale bestaat, waarbij de dokter kan beslissen om alleen ter plaatse te gaan als er voor politiebegeleiding wordt gezorgd? Zou u een veralgemening van het controle- en begeleidingssysteem voorstellen?
Ten derde, aan welke andere veiligheidsmaatregelen denkt u? Denkt men er bijvoorbeeld aan om dokters een alarmsysteem mee te geven, zodat zij op een discrete manier de politie kunnen waarschuwen in geval van agressie?
Ten vierde, uw collega van Volksgezondheid vraagt extra middelen voor wachtdiensten. Gaat u in op de vraag van zowel doktersverenigingen als van uw collega? Welke maatregelen kunnen we verwachten?
11.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer Logghe, de organisatie van politie-escortes tijdens wachtdiensten van huisartsen of de beslissing inzake een vraag om steun van het CIK voor een beperkt gebied behoort tot de bevoegdheid van de lokale overheden.
De veiligheid van zelfstandige ondernemers, en meer specifiek van risicogroepen die door de aard van hun beroep te maken kunnen krijgen met criminaliteit, zoals apothekers, huisartsen en restauranthouders, genieten bijzondere aandacht in mijn beleid.
Wij hebben een draaiboek, dat kan worden geraadpleegd op de website www.veiligheidvanartsen.be en dat de huisartsen een aantal middelen aanreikt om te vermijden dat een moeilijke situatie escaleert in geval van agressie.
Ik heb het draaiboek bij mij. Dat is heel goed opgesteld, met veel duidelijke aanbevelingen voor de veiligheid en met uitleg over technische en technologische investeringen.
Tijdens de lancering van de campagne inzake de veiligheid van de huisartsen is al gewezen op het feit dat huisartsen niet altijd aangifte doen van feiten waarvan ze het slachtoffer werden, omdat de arts in kwestie de patiënt vaak kent.
Zowel de brochure met preventiemaatregelen als de bijhorende website sensibiliseert huisartsen om aangifte te doen als zij het slachtoffer worden van een misdrijf. Op basis van de verschillende aangiften kan de lokale politie een plaatselijke strategie of een lokaal preventieplan opstellen.
Ook de politiediensten zijn gesensibiliseerd en kunnen op vraag van de huisartsen in hun politiezone een informatieavond organiseren over de veiligheid van huisartsen en op die manier de drempel om aangifte te doen onrechtstreeks verlagen.
Ook hebben de artsen de mogelijkheid om onmiddellijk een signaal naar het politiekantoor te sturen.
11.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik vind het alleen jammer dat u geen cijfers kunt geven en dat daarvan geen cijfermateriaal wordt bijgehouden. Wij kunnen daarop eventueel in een schriftelijke vraag terugkomen.
Ik kijk uit naar uw verwijzing op papier.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 19752 van mevrouw Jadin, vraag nr. 19758 van de heer Weyts, vraag nr. 19774 van de heer Francken en vraag nr. 19775 van mevrouw Galant worden uitgesteld.
- de heer Jan Van Esbroeck aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de wachttijden bij een oproep naar het noodnummer 101 in Oost-Vlaanderen" (nr. 19793)
- de heer Jenne De Potter aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de onrust in de Gentse noodcentrale" (nr. 19806)
- mevrouw Karin Temmerman aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de onderbezetting in de 101-alarmcentrales" (nr. 19807)
- mevrouw Jacqueline Galant aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de staking van de operatoren van de 101/112-centrales" (nr. 19851)
- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de onderbezetting in de alarmcentrales" (nr. 20138)
- M. Jan Van Esbroeck à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le temps d'attente lors d'un appel vers le numéro d'urgence 101 en Flandre orientale" (n° 19793)
- M. Jenne De Potter à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la situation de crise au central d'urgence de Gand" (n° 19806)
- Mme Karin Temmerman à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le manque de personnel dans les centraux 101" (n° 19807)
- Mme Jacqueline Galant à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la grève des opérateurs des centraux 101/112" (n° 19851)
- Mme Sabien Lahaye-Battheu à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le manque de personnel dans les centres d'appel d'urgence" (n° 20138)
Vraag nr. 19793 van de heer Van Esbroeck en vraag nr. 19851 van mevrouw Galant worden omgezet in schriftelijke vragen.
12.01 Jenne De Potter (CD&V): Mevrouw de minister, deze vraag is reeds enkele weken oud en ondertussen is een en ander in beweging gekomen. Toch wil ik dit nog even aftoetsen.
Enige tijd geleden hebben de operatoren van de Gentse 100-noodcentrale aan de alarmbel getrokken. Er zou sprake zijn van een structurele onderbezetting in de noodcentrale waardoor de werkdruk al te hoog zou zijn opgelopen. Bovendien zouden de wachttijden voor mensen die het noodnummer bellen, te hoog zijn. Iedereen begrijpt dat dit bijzonder nefast is. Volgens de verkregen informatie is het streefdoel om 95 % van de oproepen binnen de tien seconden te beantwoorden. Vorig jaar werd het streefdoel niet gehaald en kwam men uit op 80 %. Dit jaar zou die 80 % zelfs niet worden gehaald. De minister heeft recent twee miljoen euro uitgetrokken om in Oost-Vlaanderen drie extra calltakers aan te werven. De opleiding duurt echter een tijdje en de nieuwelingen kunnen niet onmiddellijk meedraaien, waardoor op korte termijn andere maatregelen nodig zijn, ook al omdat een aantal mensen opnieuw dreigt te vertrekken.
Ten eerste, wat is vandaag de situatie in de Gentse noodcentrale na de genomen engagementen? Is dit het enige geval of kampen nog andere noodcentrales met eventuele personeelstekorten?
Ten tweede, op welke manier is er op korte termijn een oplossing voor de onrust in de noodcentrale?
Ten derde, op welke termijn is een structurele oplossing haalbaar?
12.02 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, een tijdje geleden was er een staking bij de 101-centrales. Die staking was een noodkreet omdat de betrokkenen niet meer kunnen voldoen aan de dienstverlening die van hen gevraagd wordt. De wachttijden lopen op, een wachttijd van tweehonderd seconden is geen uitzondering, en dat is natuurlijk een zeer lange tijd bij een noodgeval.
Wij weten
allemaal dat de procedure voor aanwervingen ondertussen loopt. De eerste mensen
zouden in dienst kunnen genomen worden in februari. Intussen blijft natuurlijk
de onderbezetting een feit en kunnen er heel problematische voorvallen plaatsvinden.
Naast het
tekort aan personeel was er ook een tweede klacht, met name dat de
101-centrales zeer vaak geconfronteerd worden met irrelevante oproepen. Ik ben
het eens nagegaan en het is werkelijk hallucinant waarvoor mensen naar het
101-nummer bellen, tot en met voor de openingsuren van zwembaden. Dit kan
natuurlijk niet, want op die manier verhindert men dat mensen die de
noodcentrale echt nodig hebben, meteen iemand aan de lijn krijgen.
Een tweede
vraag van de 101-centrales was dan ook of er een sensibiliseringscampagne kan
worden georganiseerd, zodat de nutteloze of irrelevante oproepen niet meer
binnenkomen bij de 101-centrales.
Kunt u
herhalen hoeveel nieuwe personeelsleden zullen worden aangeworven en wanneer
zij effectief inzetbaar zullen zijn?
Wat gebeurt
er ondertussen met de onderbezetting, dus vanaf nu tot aan de inzetbaarheid van
de aan te werven personeelsleden?
Voorziet u
in een sensibiliseringscampagne, zodat de alarmcentrales verlost kunnen worden
van het hoge aantal irrelevante oproepen?
12.03 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, ik wil eerst verduidelijken dat de jongste maanden inderdaad een vermindering van de responstijd is vastgesteld in het centrum voor informatie en communicatie in Oost-Vlaanderen, maar dat recente metingen wel aantonen dat ruim 90 % van de oproepen nog steeds beantwoord wordt binnen de veertig seconden, 97 % van de oproepen wordt aangenomen binnen de minuut en 99,4 % binnen anderhalve minuut.
De staking heeft betrekking op het CIC 101 Oost-Vlaanderen. Welnu, zowel voor het CIC 101 Oost-Vlaanderen als voor het hulpcentrum Oost-Vlaanderen wordt dit jaar in zes extra operatoren voorzien in elk centrum. In het algemeen, in twee jaar, heb ik meer dan tweehonderd calltakers aangeworven. De rekruteringen lopen nog tot eind dit jaar.
In 2012 heeft de eerste fase van een campagne over het juist gebruik van noodnummers plaatsgevonden. Er werd informatie verspreid via de gemeenten, de brandweer, de ziekenhuizen en de lokale politie. De boodschap is tweeledig: bel alleen naar de noodnummers als het echt nodig is en wel naar het correct nummer. In 2014 geven wij voorrang aan een kleinschaligere campagne gericht tot jongeren. Door de nadruk te leggen op het juist gebruik van de noodnummers, kan de werkdruk in de meldkamers aanzienlijk dalen.
Het ontwerp van ministerieel besluit tot vaststelling van administratieve en technische maatregelen om kwaadwillige oproepen naar de nooddiensten te bestrijden, werd al door mijn diensten besproken. Er vonden al twee vergaderingen plaats met het BIPT, de FOD Volksgezondheid en de nv ASTRID. Wij zijn bezig met de aanpassing van enkele procedures.
De Europese lidstaten beschikken over een behoorlijke vrijheid om het Europees noodnummer 112 te implementeren. Er bestaan veel verschillende organisatorische modellen waardoor vergelijkingen met de buurlanden moeilijk zijn. In het algemeen kan ik zeggen, in vergelijking met bijvoorbeeld Nederland, Frankrijk, Duitsland of het Groot-Hertogdom, dat wij dezelfde ratio hebben van één centrum per 600 000 of 700 000 inwoners. De ratio is een beetje kleiner.
12.04 Karin Temmerman (sp.a): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb evenwel geen antwoord gekregen op de vraag wat u intussen zult ondernemen, dus voordat de nieuwe aanwervingen er komen.
U zegt dat er in 2012 een grootschalige campagne is geweest. Ik heb daar eerlijk gezegd niets van gemerkt en de mensen op het terrein blijkbaar ook niet. Ik heb vorige week de lijst van alle oproepen nagekeken en de helft ervan is niet bestemd voor het 101-nummer. U wil volgend jaar een kleinschalige campagne voeren, maar volgens mij is een grootschalige campagne noodzakelijk met betrekking tot die nutteloze oproepen
12.05 Jenne De Potter (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Er moet inderdaad iets meer worden ingezet op sensibilisatie als het gaat over nutteloze oproepen. Dat is absoluut nodig.
Wat de cijfers betreft, 90 % binnen de 40 seconden, weet ik niet of dat voldoende snel is, maar ik hoop dat wij snel het resultaat zullen zien van de extra aanwervingen, zodat de werkdruk kan verminderen en de cijfers nog verbeteren. Ik hoop dat die mensen snel kunnen worden opgeleid en in dienst kunnen treden, zodat de onrust aldaar verdwijnt.
L'incident est clos.
De voorzitter: Wij kunnen nog een agendapunt behandelen.
- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de werkwijze van de federale politie bij het aantreffen van illegalen door douanediensten" (nr. 19802)
- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de gecoördineerde actie tegen mensensmokkel in Veurne" (nr. 19832)
- Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les modalités d'intervention de la police fédérale lorsque des illégaux sont découverts par les services douaniers" (n° 19802)
- Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'action coordonnée menée contre la traite d'êtres humains à Furnes" (n° 19832)
13.01 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik kom nog eens terug op de problematiek van de vreemdelingen of migranten die, vertrekkend uit Italië of zelfs nog verder, vanuit Frankrijk door West-Vlaanderen trekken, omdat zij Groot-Brittannië willen bereiken. Velen van hen worden de laatste tijd aangetroffen op de parkings langs de E40. Zij worden daar niet alleen aangetroffen door de federale politie maar ook door de douanediensten. Het sterkste daarbij is dat de douaniers, als zij dergelijke mensen aantreffen op de parkings, de taak hebben om de federale politie te verwittigen. Thans blijkt dat zij de opdracht hebben gekregen om de federale politie alleen nog te bellen wanneer zij een migrant effectief uit of in een vrachtwagen hebben zien klimmen.
Natuurlijk is de hoofdvraag in dat verband of het klopt dat de douaniers enkel nog naar de federale politie mogen bellen als zij vaststellen dat een illegale migrant, van wie zij de papieren controleren, in of uit een vrachtwagen klimt.
Daaraan gekoppeld heb ik een volgende vraag. Deze problematiek heeft aanleiding gegeven tot een actie op de parking in Veurne op 20 september. Welke diensten hebben deelgenomen aan deze gecoördineerde actie? Door wie werd deze actie gecoördineerd? Wie heeft dus eigenlijk het initiatief genomen om die actie op te zetten en wie heeft daarin het voortouw genomen? Zullen dergelijke acties in de toekomst nog plaatsvinden?
Ik heb ook nog enkele concrete vragen. Hoeveel illegalen werden er daadwerkelijk aangetroffen? Welke waren hun nationaliteiten? Wat is er met deze mensen gebeurd? Werden zij vrijgelaten met een bevel om het grondgebied te verlaten of werden zij gerepatrieerd?
13.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, de strijd tegen mensensmokkel op de parkings langs de autosnelweg E40, op de treinen en in de havens van Oostende en Zeebrugge wordt gecoördineerd door het Overlegplatform West- en Oost-Vlaanderen onder het voorzitterschap van de referentiemagistraat Mensenhandel van het parket te Brugge.
De actie op 20 september 2013 werd gecoördineerd door de lokale politie van Veurne met de steun van de federale politie, het CIK, de scheepvaartpolitie — met detectiemateriaal — en de douane. In de toekomst zullen nog dergelijke acties plaatsvinden. Er werden twee personen van Iraanse nationaliteit in illegaal verblijf ontdekt. Zij ontvingen een bevel om het land te verlaten.
Wanneer de douanediensten in het licht van hun specifieke opdrachten autonoom optreden en personen in illegaal verblijf aantreffen, moeten zij onmiddellijk de bijstand van de politie vragen. De douane is immers niet bevoegd voor het aspect illegaliteit. Het wordt de douane echter niet verboden proactief tegen mensensmokkelaars op te treden. Bij elke melding van personen in illegaal verblijf langsheen een autosnelweg wordt de federale wegpolitie ter plaatse gestuurd.
13.03 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor het duidelijk antwoord, waaruit ik heb begrepen dat het een fabeltje is dat de douaniers enkel de federale politie mogen bellen wanneer iemand in en uit een vrachtwagen klimt. Op elk ogenblik kunnen of moeten zij, wanneer zij een illegaal persoon tegenkomen, bijvoorbeeld op een parking maar nog niet in een vrachtwagen, de federale politie bellen om bijstand te vragen.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 19890 van mevrouw Dumery wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Hetzelfde geldt voor vraag nr. 20105 van de heer De Vriendt. Ook vraag nr. 20201 van mevrouw Dumery wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.37 uur.
La réunion publique de commission est levée à 15.37 heures.