COMMISSION DES FINANCES ET DU BUDGET

La séance est ouverte à 15.06 heures et présidée par Mme Christiane Vienne.

De vergadering wordt geopend om 15.06 uur en voorgezeten door mevrouw Christiane Vienne.

01 Vraag van de heer Kristof Waterschoot aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de maatregel van de Duitse btw-autoriteiten" (nr. 19626)

01 Question de M. Kristof Waterschoot au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "la mesure prise par les autorités allemandes de la TVA" (n° 19626)

01.01 Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, mijn vraag gaat over de maatregel die de Duitse btw-autoriteiten – volgens mijn informatie nogal unilateraal – hebben genomen om de regeling die toelaat een intracommunautaire verrichting op te splitsen in een overbrenging gevolgd door een lokale levering, restrictiever toe te passen vanaf 1 oktober 2013.

Het probleem zou zijn dat die opsplitsing van een intracommunautaire levering alleen nog toegelaten zou worden wanneer de leverancier zijn goederen met eigen vervoermiddelen vervoert van de ene naar de andere lidstaat en niet langer wanneer hij daarvoor een tussenpersoon inschakelt. Dat is belangrijk in het kader van de invoer van goederen bestemd voor de Duitse markt via de Belgische havens.

Men riskeert dat de bedrijven België links zullen laten liggen en rechtstreeks via een Duitse haven zullen invoeren, wat zeker voor de haven van Antwerpen, die heel sterk staat op de Duitse markt, een groot probleem zou zijn, zeker in het licht van de grote, recente successen die in de haven geboekt werden bij het aantrekken van rederijen. Het zou een domper op de feestvreugde kunnen zetten. Daarom heb ik de volgende vragen.

Hoe kijken u en onze FOD Financiën naar die Duitse maatregel? Is er al enig overleg gepleegd met andere Europese lidstaten of met uw Duitse collega? Welke mogelijkheden zien wij om, als ik juist geïnformeerd ben, een belangrijk concurrentienadeel voor België te vermijden?

01.02 Minister Koen Geens: Mijnheer Waterschoot, de problematiek waarnaar u verwijst, betreft een btw-vereenvoudigingsmaatregel inzake intracommunautair goederenvervoer tussen twee lidstaten die in 1993 werd afgesproken tussen de toenmalige 12 lidstaten van de Europese Unie. De vereenvoudigingsregeling houdt in dat een belastingplichtige die een goed rechtstreeks levert aan een belastingplichtige in een andere lidstaat en daarbij instaat voor het vervoer van die goederen, zijn levering mag ontdubbelen in een overbrenging van de goederen gevolgd door een interne levering in de lidstaat van aankomst van de goederen.

Die vereenvoudigingsregeling steunt niet op een stevige juridische basis, omdat bij een rechtstreekse verzending van de goederen door de leverancier naar de afnemer normaal gesproken de regels voor intracommunautaire levering en verwerving zouden moeten worden toegepast.

Toch werd de vereenvoudiging steeds meegedeeld door de diensten van de Europese Commissie aan de lidstaten die sinds 1993 zijn toegetreden, als onderdeel van het zogenaamde acquis communautaire.

Voor zover bekend, zijn er tot op heden nooit problemen gemeld met de toepassing van de vereenvoudigingsregel.

De Duitse autoriteiten hebben mij bevestigd dat hun administratie vanaf 1 oktober 2013 de vereenvoudigingsregel wenst aan te passen voor leveringen van goederen vanuit een andere lidstaat naar Duitsland. De aanpassing houdt in dat de leverancier de vereenvoudigingsregeling alleen nog kan toepassen indien hij het vervoer met eigen vervoersmiddelen doet en dus niet meer wanneer hij een beroep doet op een derde transporteur.

Omdat de Belgische havensector mij had gesignaleerd dat die verandering een belangrijke impact op zijn werkwijze heeft, heb ik de Duitse autoriteiten gesensibiliseerd om de wijziging niet door te voeren. De Duitse autoriteiten hebben naar aanleiding van mijn demarche per schrijven laten weten dat ze de beperking hebben ingevoerd om het onrechtmatig gebruik van de regeling, voornamelijk met betrekking tot apotheekverzenddiensten, te vermijden en de regeling te focussen op het oorspronkelijk doel van de groothandel in grensgebieden.

Voorts zeggen zij duidelijk dat de wijziging niet ingegeven is door competitieve redenen voor de Duitse havens, aangezien de regeling hier logistiek niet van toepassing is.

01.03 Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, als ik uw antwoord goed begrijp, zegt men in Duitsland dat men geen kwade intenties heeft en zet men het kwaad toch door.

In het kader van de Europese concurrentieregeling zou ik u toch willen vragen of uw diensten eens willen bekijken of de regeling niet als een non-tariff barrier to trade kan worden gezien, wat niet mag in het kader van de Europese regelgeving. Ik denk dat dat toch wel de moeite waard is.

Het is natuurlijk logisch dat de regeling niet van toepassing is op de Duitsers, want men kan moeilijk intracommunautair vervoer hebben in Duitsland alleen. Het gevolg daarvan is wel een sterke bevoordeling van de Duitse sector.

Ik zou u willen vragen om uw diensten daar toch nog eens heel kritisch naar te laten kijken en te onderzoeken of wij hiervan een zaak kunnen maken bij de Europese Commissie.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

Voorzitter: Kristof Waterschoot.

Président: Kristof Waterschoot.

02 Question de Mme Christiane Vienne au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "la régulation des octrois de bonus dans les banques aidées par l'État" (n° 19792)

02 Vraag van mevrouw Christiane Vienne aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de regulering van de toekenning van bonussen bij de banken die overheidssteun krijgen" (nr. 19792)

02.01 Christiane Vienne (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, dans l'accord de gouvernement, les choses étaient clairement dites: "S'assurer, pendant toute la durée du soutien financier public, consistant notamment en participation de capital ou garanties à une institution financière, qu'aucun administrateur exécutif ou non exécutif et membre du comité de direction ne pourra bénéficier de stock-options, d'actions gratuites, de bonus ou avantages similaires, golden handshake ni aucune retraite chapeau".

De plus, au sein de ce parlement, nous avons voté, en mars 2011, une proposition de résolution qui allait également dans ce sens.

Malgré ce que clame le secteur bancaire, je ne pense pas qu'il ait tiré les leçons de la crise. La mentalité, je dirais presque la "culture" des banquiers n'a pas changé; il suffit de voir le nombre de refus de prêts aux PME – même si cela est discuté, les PME s'en plaignent avec force – ou encore la réticence du secteur à se voir imposer une taxe sur les transactions financières. Les banques n'ont clairement pas encore retrouvé leur rôle de base, à savoir octroyer des prêts pour financer l'économie réelle. Mais revenons-en aux rémunérations variables.

Monsieur le ministre, qu'en est-il d'un projet de loi permettant d'encadrer réellement les rémunérations du secteur bancaire pour les banques aidées par l'État? Pourriez-vous nous donner un agenda précis nous permettant de savoir quand nous pourrons travailler sur votre projet? Il va de soi que le temps presse avant la fin de la législature. Enfin, pourriez-vous faire un tour d'horizon de ce qui s'est pratiqué l'année dernière?

02.02 Koen Geens, ministre: Monsieur le président, madame Vienne, dans le cadre de la transposition de la directive Capital Requirements Directive IV qui a été publiée fin juin ainsi que de l'instauration d'autres réformes structurelles visant à accroître la résilience du secteur bancaire, un projet de nouvelle loi bancaire, appelé à remplacer la loi du 22 mars 1993, est en cours d'élaboration.

Comme vous ne l'ignorez pas, des groupes inter-cabinets préparent actuellement ce projet. Par conséquent, si vous me posez la question du calendrier, le compte à rebours est lancé et j'ai tout espoir que la Chambre et le Sénat, le cas échéant, pourront approuver ce projet de loi avant la dissolution du Parlement.

Les règles relatives aux rémunérations auxquelles vous faites référence font partie intégrante de ce projet.

Précisons tout d'abord qu'à l'heure actuelle et indépendamment du passage de la déclaration gouvernementale que vous avez lu, dont je trouve qu'il doit être entièrement respecté, même en attendant le projet de loi, il existe des restrictions à l'octroi de bonus dans les banques qui bénéficient de l'intervention exceptionnelle des pouvoirs publics.

Cette matière relève, en effet, du cadre prudentiel existant, à savoir le règlement de notre Banque nationale du 8 février 2011, entériné par l'arrêté royal du 22 février 2011 qui stipule ce qui suit: "Dans les établissements qui bénéficient de l'intervention exceptionnelle des pouvoirs publics, aucune rémunération variable n'est versée aux personnes chargées de la direction effective de l'établissement, le cas échéant le comité de direction, sauf si cela est justifié".

Les motifs de ces dispositions sont précisés dans la circulaire de la Banque nationale du 14 février 2011, circulaire adressée aux établissements financiers concernant la mise en place d'une bonne politique de rémunération. L'octroi d'une rémunération variable n'est autorisé que si celle-ci est substantiellement liée au respect du plan de redressement adossé à l'intervention.

Enfin, signalons que les limites imposées aux rémunérations en cas d'aide des pouvoirs publics ne constituent en tout état de cause qu'une petite partie d'un cadre plus vaste visant à garantir que la politique de rémunération s'intègre dans une politique de gestion des risques saine au sein des établissements financiers et, plus encore, qu'elle y contribue.

Dans ce contexte, j'attire également l'attention sur le fait que, depuis 2011, l'autorité prudentielle procède chaque année à des contrôles horizontaux afin de vérifier si les établissements, de manière générale et non uniquement ceux qui bénéficient de l'intervention des pouvoirs publics, respectent le règlement BNB.

Pour de plus amples informations sur cette matière, je vous renvoie au dernier rapport annuel de la BNB.

Quant à votre dernière question, à savoir un tour d'horizon de ce qui s'est pratiqué l'année dernière, je puis seulement vous dire que mon prédécesseur et moi-même avons veillé au maximum à ce que l'interdiction de payer encore des rémunérations variables, soulignée dans l'accord gouvernemental, soit respectée par les institutions dans lesquelles l'État lui-même est actionnaire.

Ceci pour autant, évidemment, que ces banques aient bénéficié d'aides d'État. Voilà, je crois avoir répondu de la sorte à votre question.

02.03 Christiane Vienne (PS): Vous y avez répondu, monsieur le ministre. Je vous remercie. J'apprends avec intérêt qu'un compte à rebours a été prévu. Il me semble en effet extrêmement important d'aboutir sur cette matière avant la dissolution des Chambres. Je vous remercie.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

03 Question de Mme Christiane Vienne au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "la taxe sur les transactions financières" (n° 19854)

03 Vraag van mevrouw Christiane Vienne aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de belasting op financiële transacties" (nr. 19854)

03.01 Christiane Vienne (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, à la fin de l'été, des experts juridiques ont rendu un avis négatif à propos de la légalité de la taxe sur les transactions financières. Ce qui a effrayé les grands penseurs de cet avis est que la taxe pourra être prélevée pour autant que l'une des parties prenant part à l'opération soit domiciliée dans l'un des onze pays participants. Évidemment, Febelfin a sauté sur l'occasion pour à nouveau exprimer sa désapprobation face à ce projet et a redit ce que cela engendrerait comme coûts pour nos banques. Comme si elles ne nous avaient jamais rien coûté! Je vous passe les déclarations pour essayer de nous démontrer que le secteur bancaire a appris de ses erreurs.

Monsieur le ministre, les choses sont très claires, il serait inadmissible que notre pays n'encourage pas toute forme de pas en avant dans ce dossier! Il est évident que notre pays, avec les dix autres participants, doit travailler sans relâche à l'élaboration d'une taxe juste et légale. Tout est une question de volonté politique et, comme vous le savez, la Belgique, via son accord de gouvernement, est absolument convaincue du bien-fondé de cette taxe. Où en est-on dans ce dossier? Une prochaine réunion est-elle programmée avec vos homologues afin de donner un coup d'accélérateur? Pourriez-vous me communiquer un échéancier des prochaines réunions portant sur le sujet?

03.02 Koen Geens, ministre: Monsieur le président, madame Vienne, l'avis du 6 septembre auquel vous vous référez est un document officiel du Conseil rédigé par son service juridique. Ce document est d'ailleurs, conformément aux règles de fonctionnement du Conseil des ministres, disponible sur son site web.

L'avis a été expliqué par le service juridique du Conseil au groupe de travail du conseil des attachés fiscaux du 9 septembre mais il ne s'en est pas suivi de débat sur le fond. Le service juridique du Conseil élève des objections juridiques contre le residence principle selon lequel la taxe serait également due pour des transactions en dehors du territoire de la taxe mais sur la base d'instruments financiers de ce territoire. Il est clair que l'avis du service juridique du Conseil des ministres est en contradiction avec l'avis du service juridique de la Commission européenne.

Le groupe de travail du conseil des attachés fiscaux a finalisé une première lecture de la proposition de la Commission mais c'est maintenant à la présidence lituanienne de se prononcer sur la poursuite du traitement du dossier au niveau du Conseil.

Jusqu'à présent, la présidence n'a donné aucune indication sur la poursuite des négociations.

J'ajoute que la position du gouvernement belge n'a pas varié dans cette affaire.

03.03 Christiane Vienne (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie. Je ne doute pas que la position de la Belgique n'a pas varié et j'espère qu'elle sera entendue via votre voix.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

04 Vraag van mevrouw Veerle Wouters aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de aanpassing van een car policy met betrekking tot de brandstofkosten" (nr. 19573)

04 Question de Mme Veerle Wouters au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "l'adaptation d'une car policy en ce qui concerne les frais de carburant" (n° 19573)

04.01 Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb in het verleden al meermaals de problematiek aangekaart met betrekking tot de voordelen van alle aard van een bedrijfswagen en de eigen bijdrage in de brandstofkosten.

Uit het sterk bekritiseerde standpunt van de toenmalige minister van Financiën blijkt dat, indien een bedrijfswagen zonder tankkaart ter beschikking wordt gesteld, de door de werknemer betaalde brandstofkosten niet in mindering van het voordeel van alle aard van de bedrijfswagen mogen worden gebracht.

In plaats van de benzinekosten door de werknemer te laten betalen, hebben veel bedrijven hun car policy aangepast. De brandstofkosten worden nu in eerste instantie door de werkgever betaald. De werkgever zal op zijn beurt deze brandstofkosten als een persoonlijke bijdrage voor het gebruik van de personenwagen terugvorderen.

Vanuit economisch oogpunt wijzigt de aangepaste werkwijze niets. Uiteindelijk worden de brandstofkosten immers alsnog door de werknemer gedragen.

Mijnheer de minister, mijn concrete vragen daaromtrent zijn de volgende.

Kunt u ermee instemmen dat, indien de car policy in voormelde zin wordt aangepast, de brandstofkosten wel in mindering mogen worden gebracht van het voordeel van alle aard van de bedrijfswagen?

Kunt u ermee instemmen dat bij een dergelijke aanpassing artikel 344 van het WIB 92 niet kan worden toegepast?

Ten slotte, indien uw antwoord eventueel neen zou zijn, ontstaat er dan geen ongelijke behandeling tussen ondernemingen die reeds een car policy met tankkaart aanhielden of nu voor het eerst aangaan en ondernemingen die vóór de invoering van de nieuwe antimisbruikbepaling een car policy zonder tankkaart voerden?

Ik dank u alvast voor uw antwoorden.

04.02 Minister Koen Geens: Mevrouw Wouters, indien de werkgever de car policy voor de terbeschikkingstelling van een bedrijfswagen uitbreidt met de terbeschikkingstelling van een tankkaart en daartoe een bijdrage vraagt die gelijk is aan de brandstofkosten, dan kan deze eigen bijdrage in mindering worden gebracht van het vastgestelde voordeel van alle aard voor die bedrijfswagen.

Op voorwaarde dat aldus wordt gehandeld, wordt artikel 344 van het Wetboek niet toegepast.

Voorzitter: Christiane Vienne.

Présidente: Christiane Vienne.

04.03 Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord. Ik vind het wel een rare bedoening dat u de car policy wil aanpassen, terwijl het vanuit economisch oogpunt in de twee gevallen – of men nu met een tankkaart betaalt of het bedrag zelf betaalt en terugvordert – om hetzelfde gaat. Ik ben wel blij met uw antwoord dat wanneer iemand werkt met een tankkaart die de exacte kosten dekt, er niet wordt teruggegrepen naar artikel 344 omdat de policy is aangepast. Dat kan ik wel appreciëren.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Kristof Waterschoot aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de belasting op spaargelden van het IMF" (nr. 20226)

- de heer Hagen Goyvaerts aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "het voornemen van het IMF om een belasting van 10 % te heffen op spaargeld" (nr. 20245)

- mevrouw Veerle Wouters aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "het voorstel van het IMF voor een vermogensbelasting van 10 %" (nr. 20376)

05 Questions jointes de

- M. Kristof Waterschoot au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "l'imposition de l'épargne préconisée par le FMI" (n° 20226)

- M. Hagen Goyvaerts au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "le projet du FMI d'imposer une taxe de 10 % sur les dépôts d'épargne" (n° 20245)

- Mme Veerle Wouters au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "la proposition du FMI d'instaurer un impôt sur le patrimoine de 10 %" (n° 20376)

05.01 Kristof Waterschoot (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, dit is een korte vraag over een onderwerp dat reeds in de media aan bod kwam.

Het IMF doet in een rapport de aanbeveling om een eenmalige belasting van 10 % te heffen op het spaargeld in de vijftien landen van de eurozone, met als doel de schuldratio te verbeteren en terug te brengen tot het niveau van 2007.

Ik heb daar twee bedenkingen bij. Al kan dit vanuit economisch standpunt misschien wel zeer verstandig zijn, het creëert aan de andere kant serieuze onrust bij onze spaarders en zeker in ons land.

Is dit een academische oefening van het IMF en stopt het daar? Of is er meer aan de hand? Hoe kijkt u zelf aan tegen deze aanbeveling? Moet België dit overwegen? Of kunnen wij, wat ik hoop, duidelijk stellen dat deze optie bij onze spaarders zeer slecht zal overkomen?

05.02 Hagen Goyvaerts (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega Waterschoot heeft de situatie geschetst. Het rapport van het IMF heeft wel wat stof doen opwaaien met betrekking tot het voorstel, volgens sommigen, of de denkoefening, volgens anderen, van een eenmalige heffing van 10 % op het spaargeld. Zo zou men kunnen terugkeren naar de toestand van 2008, vóór de permanente crisis waarin wij de afgelopen jaren zaten. In het rapport werd gesuggereerd om zelfs rekeningen te blokkeren.

Recent hoorden wij nog het verhaal van Cyprus. Het verbaast mij niet meer dat dergelijke denkoefeningen, ballonnetjes, ideeën of voorstellen worden gelanceerd. Toen werden voor de eerste keer spaarders en obligatiehouders mee in het bad getrokken om de financiële crisis te weerstaan en de fouten van de banken mee op te lossen.

Ten eerste, wat is uw standpunt inzake deze aanbeveling, in de mate dat u daarover officieel zou zijn gecontacteerd?

Ten tweede, bent u van oordeel dat er voor een dergelijke belasting een politiek draagvlak bestaat?

Ten derde, bent u van oordeel dat met een dergelijke belasting de staatsschuld kan worden verlaagd, zoals het IMF beweert? Het zou een maatregel zijn om de schuldenlast van de lidstaten, dus ook van België, naar beneden te halen.

Ten vierde, wat zou de impact van een dergelijke maatregel zijn op het financieel stelsel? De aankondiging van dergelijke maatregelen brengt immers veel onrust teweeg. Ik moet het met u niet hebben over het vertrouwen in de euro en de transfer van spaargelden naar instellingen buiten de Europese Unie.

Ten slotte, het IMF is van oordeel dat een dergelijke taks snel moet ingevoerd worden om uitwijkgedrag te voorkomen. Ondertussen zijn wij wel tien dagen verder, dus als dat uitwijkgedrag er is, heeft het misschien reeds plaatsgevonden. In elk geval, hoe staat u tegenover het invoeren van een dergelijke maatregel, mocht dat verzoek er komen?

05.03 Veerle Wouters (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, vrijdag 11 oktober resulteerde een weinig realistische denkoefening van het IMF over een eenmalige heffing van 10 % op het vermogen van de Europese burgers in heel wat commotie. Het IMF wil hiermee een oplossing bieden voor de afbouw van de overheidsschuld, maar het twijfelt zelf over het succes ervan.

Het editoriaal in Trends-Tendances van 17 oktober met als titel “Le FMI veut alourdir vos impôts!” besluit fijntjes dat het IMF ten aanzien van regeringen betekent wat McKinsey is voor ondernemingen, namelijk wat men zelf niet durft te beslissen… U kunt de zin wellicht zelf aanvullen.

Wat is uw mening over deze denkoefening?

Zou uw mening anders zijn indien de taks geen 10 % zou bedragen maar 3,75 %, zoals op de beleggingsfondsen?

Ten slotte, is het niet beter om een ordentelijke afbouw van de overheidsschuld te beginnen met de sanering van de overheidsuitgaven?

05.04 Minister Koen Geens: Mevrouw de voorzitter, bij mijn weten heeft het Internationaal Muntfonds op geen enkel moment een aanbeveling of voorstel gedaan om een eenmalige belasting op spaargeld te heffen in de eurozone en aldus is dit noch bilateraal, noch in de eurogroep ooit besproken.

In de Fiscal Monitor, het halfjaarlijkse IMF-rapport over de overheidsfinanciën, heeft het IMF louter verschillende mogelijkheden geanalyseerd om de overheidsschuld terug te dringen. Voor de volledigheid van de oefening heeft het IMF ook een eenmalige belasting op het nettovermogen van ingezetenen beschreven. Het betreft een maatregel die in een ver verleden, na de Eerste Wereldoorlog en de Tweede Wereldoorlog, is gebruikt en waarnaar het Fonds in een kaderstukje in dit rapport verwijst.

Het IMF berekende hoeveel een dergelijke belasting zou moeten bedragen teneinde de schuldniveaus in de eurozone terug te dringen tot op het niveau van voor de crisis. Het Fonds verwees trouwens ook naar de problemen die zulke maatregelen in het verleden verooraakten, met name een gebrek aan succes bij het terugdringen van de schuldniveaus.

Het betreft hier dus enkel een louter theoretische oefening en absoluut geen aanbeveling vanwege het IMF.

05.05 Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, ik meen dat het nu heel duidelijk is. Ik ben dan ook blij met uw antwoord. Er zijn dus geen plannen in die richting, hier komt absoluut niets van. Dat is een heel belangrijke boodschap, want wij mogen niet onderschatten hoeveel stof dit heeft doen opwaaien.

Ik heb nog een bedenking. Is het wel erg wijs van het IMF om in dit soort — voor de rest interessante — rapporten dergelijke pistes te lanceren? Persoonlijk ben ik van mening dat dit niet erg verstandig was. Ik dank u echter voor uw duidelijk antwoord dat van dit alles niets komt.

05.06 Hagen Goyvaerts (VB): Mijnheer de minister, ik ben er niet van overtuigd dat er van deze maatregel niets zal komen. Wij moeten niet naïef zijn, de ene zegt dat het een proefballonnetje is, de andere zegt dat het een aankondiging is om te kijken hoe de publieke opinie daarop reageert.

Ik had het daarnet over Cyprus. Daar hebben wij al een eerste keer gezien hoe men beslag kan leggen op spaargelden, weliswaar boven 100 000 euro, en hoe men obligatiehouders heeft betrokken bij het rechtzetten van de fouten van banken.

Ik meen dat wij nog van die oefeningen zullen krijgen, is het niet met het spaargeld dan wel met andere vermogens. Alles kadert natuurlijk in het belasten van vermogens. Dat kan dan patrimonium of vastgoed zijn, pensioenen, obligaties of beleggingen.

Ik ben er dus helemaal niet gerust in dat hier nooit meer iets van komt. Ik ben ervan overtuigd dat dit op een of andere manier zal terugkomen. De fractie van het Vlaams Belang zal zich altijd verzetten tegen dergelijke maatregelen van onteigening, als ik het zo mag noemen. Ik hoed mij ook voor maatregelen waarbij men vluchtgedrag zal vertonen en dus geld zal verplaatsen naar rekeningen buiten de Europese Unie of overboeken buiten de Unie. Ik meen dat dit geen goede pistes zijn. De bevolking reageert daar zeer sceptisch op en het verbaast mij dan ook niet dat men met dergelijke voorstellen de geloofwaardigheid van de politiek steeds verder uitholt.

05.07 Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, u zegt dat het slechts een denkoefening is, maar wij hebben in het verleden al gezien dat die denkoefeningen — hoe gruwelijk zij soms ook mogen klinken — vaak uitmonden in de realiteit. Zoals de heer Goyvaerts net aanhaalde, had men ook in Cyprus nooit voor waar kunnen aannemen dat dergelijke maatregelen zouden worden genomen. Wat is de geloofwaardigheid dan?

Men kan wel zeggen dat dit slechts een denkoefening is en dat ze niet zal worden omgezet in de realiteit. Als wij echter zelf eens kijken naar de maatregelen van de regering, bijvoorbeeld naar de taks van 3,75 % op de beleggingsfondsen, dan lijkt het mij ook niet zo ongeloofwaardig dat men zou opteren voor een heffing van 10 % op het vermogen.

Ik ben blij dat u bevestigt niet van plan te zijn om zo’n maatregel te nemen. Ik hoop dat wij u daaraan kunnen houden.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

La présidente: Chers collègues, je vous propose de reprendre l'ordre du jour dans sa présentation initiale. Je passe donc la parole à notre collègue Wouters.

06 Vraag van mevrouw Veerle Wouters aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "het gebruik van de databank van Federauto" (nr. 19574)

06 Question de Mme Veerle Wouters au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "l'utilisation de la banque de données de Federauto" (n° 19574)

06.01 Veerle Wouters (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, uit het antwoord op mijn mondelinge vraag nr. 14295 van 11 december 2012 inzake de databank van Federauto voor het berekenen van het voordeel van alle aard van firmawagens, blijkt dat de toegang tot die databank liep tot 30 september 2013. Tot net vóór de indiening van de belastingaangiften waren het vooral burgers en bedrijven die via dat contactcenter een beroep hebben gedaan op de info uit die databank. Van zodra de controleperiode voor het aanslagjaar 2013 start, zullen volgens mij ongetwijfeld steeds meer controleurs een beroep willen doen op deze databank.

Ik kom dan tot mijn concrete vragen. Zullen de ambtenaren ook na 30 september 2013 nog toegang hebben tot deze databank? Wordt overwogen om die beperkte toegang – voor slechts een zestigtal personen – eventueel uit te breiden? Hoeveel bedraagt de kostprijs van een verlenging en eventuele uitgebreide toegang?

Ik dank u alvast voor uw antwoord.

06.02 Minister Koen Geens: Mevrouw de voorzitter, ook na 30 september 2013 zullen ambtenaren nog toegang hebben tot een databank van voertuigen voor het berekenen van een voordeel van alle aard.

Op 24 juni 2013 heeft de FOD Financiën daartoe in het Bulletin der Aanbestedingen een openbare aanbesteding gepubliceerd. De FOD Financiën beschikt momenteel over zestig gelijktijdige toegangen voor een maximum van zeshonderd geautoriseerde gebruikers. De nieuwe openbare aanbesteding voorziet eveneens in minimaal zestig gelijktijdige toegangen. Er werd evenwel in een bijkomende optie voorzien om de toegangen maximaal uit te breiden tot negentig gelijktijdige gebruikers, dertig bijkomende indien nodig. Momenteel blijken zestig toegangen evenwel voldoende.

De nieuwe opdracht heeft een looptijd van drie jaar en is jaarlijks opzegbaar. Het is voorbarig om mee te delen hoeveel de kostprijs is van een verlenging van het contract en een eventuele uitgebreide toegang, vermits de aanbestedingsprocedure nog niet is afgerond.

06.03 Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb vernomen dat het contract op 30 september verlopen is. U zegt dat er een nieuwe aanbesteding werd geplaatst. Vandaag is het 22 oktober en de vraag is of men nu nog toegang heeft tot die databank. Wanneer zal die aanbesteding worden gegund? Ik ben wel blij dat men heeft gekozen voor de optie van 90 gelijktijdige consultaties. Daardoor kan er misschien ook een extra aantal geautoriseerde gebruikers bij komen. Ik zal mijn vraag nog eens opnieuw moeten stellen in de hoop dan een meer uitgebreid antwoord te krijgen. Ik kan dan ook eens checken of de aanbesteding al werd gegund.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

07 Vraag van mevrouw Veerle Wouters aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de toegang tot Tax-on-web voor buitenlandse belastingadvieskantoren" (nr. 19730)

07 Question de Mme Veerle Wouters au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "l'accès à Tax-on-web pour les cabinets de conseil fiscal étrangers" (n° 19730)

07.01 Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, niet in België gevestigde belastingadvieskantoren die ten dienste staan van vele Belgische grensarbeiders, kunnen nog steeds geen gebruikmaken van Tax-on-web. De grensarbeiders in kwestie kunnen voor hun Belgische aangifte bijgevolg geen uitstelregeling verkrijgen en dienen de belastingaangiften van de personenbelasting op papier in te dienen per 1 juli.

Ik heb de volgende concrete vragen.

Ten eerste, bent u van plan om buitenlandse belastingadvieskantoren toegang te verlenen tot de elektronische aangifte voor de betrokken grensarbeiders? Waarom wel of waarom niet? Binnen welke termijn zou dat mogelijk zijn?

Ten tweede, schendt de huidige beperking ten aanzien van buitenlandse belastingadvieskantoren het vrij verkeer van diensten niet?

07.02 Minister Koen Geens: Mevrouw Wouters, sinds 26 juli 2013 hebben de buitenlandse belastingadvieskantoren de mogelijkheid om als mandataris op te treden en zodoende de aangifte in de personenbelasting of in de belasting van niet-inwoners voor natuurlijke personen in elektronische vorm in te dienen.

Alle noodzakelijke informatie is terug te vinden op de website van de toepassing Tax-on-web.

07.03 Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, ik ben heel tevreden dat mijn vraag uiteindelijk niet meer ter zake doet en dat dit probleem is opgelost.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

08 Question de M. Christophe Lacroix au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "la communication de la Commission européenne sur les aides d'État au cinéma" (n° 19907)

08 Vraag van de heer Christophe Lacroix aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de mededeling van de Europese Commissie betreffende staatssteun voor films" (nr. 19907)

08.01 Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, quelques jours avant les vacances parlementaires, vous confirmiez, à la suite d'une question orale de mon groupe, la volonté de la Commission européenne de déposer avant la fin de cette année une nouvelle communication sur les aides d'État au cinéma. A l'époque, vous étiez relativement rassurant, estimant que notre régime tax shelter répondait aux normes reprises dans ce projet de communication.

Vous vous êtes également engagé à "demander à la Commission européenne de confirmer le fait que notre régime actuel restera valable à la suite de cette nouvelle communication."

Monsieur le ministre, avez-vous de nouvelles informations dans ce dossier? Avez-vous eu des contacts récents avec la Commission? Enfin, avez-vous pris connaissance des positions des centres de cinéma et du VAF à ce propos?

08.02 Koen Geens, ministre: Madame la présidente, monsieur Lacroix, les modifications qui sont apportées au système de tax shelter sont effectivement notifiées à la Commission européenne. Durant la concertation, deux questions techniques ont encore été posées par la Commission. Les questions techniques ont reçu une réponse en septembre et je m'attends donc à recevoir très bientôt la confirmation officielle du résultat de la concertation que mon administration a eue avec la Commission.

Lors de la rédaction des modifications, une concertation a été menée avec les Communautés. De plus, pour les réponses aux questions techniques de la Commission, mon administration les a également contactées.

08.03 Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je rappelle l'importance pour le domaine cinématographique belge du dossier tax shelter, de même que l'impact, au-delà du cinéma pur, en termes d'emploi, et l'engouement économique que ce système entraîne, même si nous avons constaté des dérives. Toutefois, vous avez parlé dans votre réponse des modifications apportées pour les corriger au maximum.

Je vous invite à rester proactif dans ce domaine et à veiller aux intérêts de ce secteur.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

09 Question de M. Alain Mathot au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "la proposition de la Commission européenne de régulation du système bancaire parallèle et des fonds monétaires" (n° 19782)

09 Vraag van de heer Alain Mathot aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "het voorstel van de Europese Commissie inzake de regulering van het schaduwbankieren en van de geldmarktfondsen" (nr. 19782)

09.01 Alain Mathot (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, j'ai déjà eu l'occasion d'évoquer cette question. Au début du mois de septembre, la Commission européenne, par l'entremise de son Commissaire chargé du marché intérieur et des services, a publié simultanément une communication sur le système bancaire parallèle et une proposition de règlement visant à encadrer les activités des fonds monétaires.

Pour rappel, le système bancaire parallèle ou shadow banking system, comme l'ont souligné de nombreux experts, fut à l'origine de la crise des subprimes dont nous pouvons hélas encore sentir les effets à l'heure actuelle. L'absence de régulation d'un pan entier de la finance internationale, drainant des milliers de milliards d'euros chaque année, fait peser un risque immense pour l'ensemble du secteur financier international. À ce titre, nous ne pouvons que nous réjouir de constater que la Commission européenne s'est saisie de ce dossier.

Cette initiative de la Commission européenne, et plus particulièrement la proposition de règlement visant à encadrer l'activité des fonds monétaires, a toutefois suscité de nombreuses réactions. Si le lobby financier s'est, d'une façon peu surprenante, insurgé face à une réglementation qui, selon eux, serait trop sévère, plusieurs États, comme l'Allemagne et la France, se sont, au contraire, plaints du laxisme dont elle ferait preuve.

La polémique tourne autour de l'imposition d'une réserve de fonds propres prédéterminée (3 % de la valeur des actifs) pour les fonds à valeur liquidative constante. Contrairement à ce qui était préconisé par le Comité européen du risque systémique (CERS), l'Union européenne a choisi de ne pas interdire cette catégorie de fonds monétaires.

Monsieur le ministre, connaissez-vous la raison pour laquelle la Commission n'a pas suivi les recommandations du CERS? Quelle est la position du gouvernement sur les fonds monétaires à valeur liquidative constante? Partage-t-il la vision de la France et de l'Allemagne?

La présidente: Monsieur le ministre, avant de vous donner la parole, je cède la présidence à mon collègue, M. Gustin, car je dois me rendre dans une autre commission.

Président: Luc Gustin.

Voorzitter: Luc Gustin.

09.02 Koen Geens, ministre: Monsieur Mathot, il s'avère que la Commission européenne s'est opposée à une proposition de conversion obligatoire des fonds à valeur liquidative constante en fonds à valeur liquidative variable sur la base d'une évaluation d'incidence qui a révélé que de nombreux investisseurs se retireraient des fonds du premier type si ceux-ci devaient obligatoirement être convertis en fonds du deuxième type, donc variables.

Étant donné que les fonds monétaires, y compris ceux à valeur liquidative constante, représentent une source de financement importante pour les banques européennes, la Commission a conclu que les coûts découlant de l'imposition d'une conversion obligatoire sur le plan de la perturbation des marchés de financement dépasseraient les bénéfices relatifs par rapport à la mesure alternative proposée.

La Commission européenne propose, comme mesure alternative, de contraindre les fonds à valeur liquidative constante à détenir un matelas de fonds propres en plus des exigences de liquidité et des mesures de transparence qui s'appliquent à tous les types de fonds monétaires.

Le CERS a effectivement proposé une conversion obligatoire des fonds à valeur liquidative constante en fonds à valeur liquidative variable. Toutefois, il a reconnu dans le même temps que cette obligation allait au-delà des recommandations de l'Organisation internationale des commissions de valeurs qui a approuvé une telle conversion obligatoire mais également autorisé des mesures alternatives si une conversion obligatoire n'était pas réalisable.

La proposition de la Commission est également conforme à celle de la Securities and Exchange Commission américaine qui considère la conversion obligatoire comme une option mais autorise également des mesures alternatives.

Quant à votre deuxième question, en théorie, une conversion obligatoire de fonds à valeur liquidative constante en fonds à valeur liquidative variable pourrait en effet s'avérer être la meilleure solution à la fois d'un point de vue de protection de l'investisseur et de stabilité financière. En outre, elle est en phase avec le cadre juridique belge qui impose une évaluation des actifs détenus par des organismes de placement collectif à leur juste valeur.

L'obligation de détenir un matelas de fonds propres, tel que prévu dans la proposition de la Commission, peut également se révéler être une solution efficace pour réduire significativement le risque de retraits massifs.

Dans le contexte actuel, la solution de la conversion peut être une alternative au texte proposé, à condition qu'il soit remédié au risque d'une perturbation des marchés de financement, par exemple en prévoyant une période de transition suffisamment longue.

09.03 Alain Mathot (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie. Au début de votre intervention, vous dites que la Commission européenne s'est basée sur une étude.

09.04 Koen Geens, ministre: Il ne me semble pas avoir dit qu'elle s'est basée sur une étude. Elle est arrivée à ce constat sans doute après avoir étudié la question.

09.05 Alain Mathot (PS): Ma question reste dès lors opportune. Sur quoi s'est-elle basée? J'avais compris qu'elle avait interrogé des investisseurs qui, si cette réglementation devait être en vigueur, auraient transféré leurs biens. Quels critères ont-ils été pris en compte pour déterminer que les investisseurs modifieraient totalement leur comportement en cas de changement?

En ce qui concerne ma deuxième question, vous dites que la deuxième solution peut être adéquate par rapport à la première proposition soulignée et demandée par le CERS mais vous ne donnez pas l'avis ni la position du gouvernement quant à cette solution. La Belgique reste-elle favorable à cette première proposition ou estime-t-elle que la deuxième position qui a été adoptée par l'Union européenne est suffisante? C'est une bonne question!

09.06 Koen Geens, ministre: Monsieur le président, il me semble que ma réponse est suffisamment claire pour que M. Mathot la comprenne.

Le président: Monsieur Mathot, je vous invite à déposer une nouvelle question.

09.07 Alain Mathot (PS): Je reviendrai sur le sujet.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

10 Question de M. Alain Mathot au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "une éventuelle réforme du 'tax shelter'" (n° 19901)

10 Vraag van de heer Alain Mathot aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "een eventuele hervorming van de taxshelter" (nr. 19901)

10.01 Alain Mathot (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, ma question porte sur le même sujet que celle de mon collègue M. Lacroix, mais je l'aborderai sous un autre angle.

Comme vous le savez, nous avons procédé à de nombreuses auditions en commission des Finances sur la problématique du tax shelter. Nous avons entendu des financiers utilisant l'aubaine que représente le tax shelter, mais aussi des cinéastes et des professionnels du spectacle.

La commission est finalement arrivée à la conclusion que le tax shelter est un mécanisme formidable, essentiel à l'essor du cinéma belge. Néanmoins, après dix ans d'existence, il apparaît que ce système présente des lacunes, notamment dans la mesure où certains intermédiaires sont devenus en quelque sorte des banquiers offrant des produits financiers très rentables au détriment, hélas, du financement réel des films. Pour ce, il était fait appel à des mécanismes, à des voies détournées permettant aux investisseurs de récupérer une part importante que l'on pourrait qualifier de "honteuse".

Un projet de loi a permis de recadrer la destination des dépenses. Il semblerait cependant que ce projet n'ait pas été assez ambitieux. C'est ainsi que des associations francophones et néerlandophones de producteurs soutenues par une grande partie du monde audiovisuel ont présenté, il y a quelques semaines, un projet de réforme dénommé "certificat".

Monsieur le ministre, avez-vous pris connaissance de ce projet? Avez-vous rencontré ces producteurs et discuté du bien-fondé de leur idée pour améliorer le mécanisme? Pouvons-nous attendre une réforme complémentaire du tax shelter pour ces prochains mois?

10.02 Koen Geens, ministre: Monsieur le président, monsieur Mathot, cette commission a tenu trois auditions sur le tax shelter, au cours desquelles plusieurs acteurs du secteur de l'audiovisuel ont demandé la poursuite de la réforme du système. En conséquence, les différentes parties m'ont demandé de reprendre la concertation avec le secteur.

Cette concertation a eu lieu entre l'administration et les différents partenaires du secteur audiovisuel, y compris les associations francophones et néerlandophones de producteurs. Ces associations ont fait une proposition de réforme du tax shelter. Une première analyse par l'administration fait apparaître que cette proposition pourrait apporter une réponse à la plupart des remarques qui ont été faites lors des auditions.

Vous comprendrez aisément qu'un projet de cette ampleur nécessite un examen approfondi de la part de mon administration. Dans ces conditions, il est prématuré de vous donner une date précise quant à l'aboutissement de ce dossier.

J'espère vraiment finaliser le dossier sous l'actuelle législature.

10.03 Alain Mathot (PS): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse. Je suis heureux d'entendre que ce problème a été pris à bras-le-corps par l'administration dont il a la charge. J'attends avec impatience les suites qui y seront données. Vous pouvez compter sur moi pour continuer à en parler.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

Président: Alain Mathot.

Voorzitter: Alain Mathot.

11 Question de M. Luc Gustin au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "la nouvelle réglementation pour les plaques d'immatriculation" (n° 20041)

11 Vraag van de heer Luc Gustin aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de nieuwe regelgeving met betrekking tot de nummerplaten" (nr. 20041)

11.01 Luc Gustin (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, ma question a trait à la nouvelle réglementation sur les plaques d'immatriculation et également à l'utilisation du diesel rouge ou blanc qui y est liée.

Suivant un communiqué commun du SPF Finances et du SPF Mobilité, les tracteurs agricoles utilisés pour des activités professionnelles concernant l'exploitation agricole et forestière, de même que l'horticulture et la pisciculture, se verront dotés d'une plaque d'immatriculation rouge. Cette plaque sera attribuée sur base d'une licence délivrée par le SPF Finances et autorisant le détenteur à profiter du diesel rouge.

Par ailleurs, les tracteurs agricoles qui sont principalement utilisés pour le transport pour compte de tiers ou d'entreprises se verront attribuer une plaque blanche traditionnelle et devront utiliser du diesel blanc.

Cela étant dit, j'en viens au problème que pourraient rencontrer les communes dans le cadre de l'emploi de tracteurs et de machines à des fins communales. L'utilisation de tracteurs agricoles par les communes pour leurs propres besoins est classée dans la même catégorie que les exploitants agricoles travaillant pour des tiers.

Cette nouvelle réglementation est évidemment très pénalisante pour les communes. Il est bon de rappeler que leurs missions incluent la propreté publique, le déneigement et l'entretien des voiries et des bords de routes.

Au vu de la nouvelle réglementation, il semblerait que le rôle des communes n'ait pas été interprété correctement, étant donné qu'un tracteur utilisé pour une activité professionnelle liée à une exploitation peut bénéficier d'une exonération d'accises alors que celui utilisé par les communes est considéré comme un véhicule de transport et ne rentre donc pas dans les mêmes conditions.

Monsieur le ministre, vu l'augmentation constante des obligations financières imposées aux communes, ne serait-il pas judicieux, dans ce cas précis, de revoir votre position; en l'occurrence, de permettre aux communes de garder l'avantage de l'emploi du diesel rouge pour les tracteurs agricoles et machines qui ne concurrencent nullement le secteur du transport mais dont l'utilisation est directement liée aux services qu'une commune se doit de rendre à ses administrés?

11.02 Koen Geens, ministre: Monsieur le président, monsieur Gustin, à l'heure actuelle, il est prématuré de se lancer dans le débat de savoir quel pourrait être dans le futur le taux d'accises à imposer aux tracteurs agricoles utilisés par les communes.

En effet, un tel débat n'est envisageable qu'à compter du moment où la réglementation en matière de contrôle technique périodique géré par le SPF Mobilité imposerait un tel contrôle à certaines catégories de tracteurs agricoles.

En ce qui concerne les modifications qui pourraient être apportées à la réglementation précitée, j'attire votre attention sur le fait que la soumission de certains tracteurs agricoles aux contrôles techniques périodiques constitue l'élément central permettant à l'administration fiscale de décider du type de carburant à utiliser, c'est-à-dire le gasoil rouge exonéré ou bénéficiant d'un taux d'accises réduit pour les tracteurs non soumis aux contrôles techniques périodiques et le gasoil blanc avec un taux normal d'accises pour les tracteurs soumis aux contrôles techniques périodiques.

Dès lors, les nouvelles règles d'immatriculation en matière de tracteurs agricoles auxquelles vous faites référence n'ont, actuellement, aucune influence sur le traitement fiscal du carburant utilisé par ces tracteurs tant qu'elles n'auront pas été complétées par de nouvelles règles en matière de soumission des tracteurs agricoles aux contrôles techniques périodiques.

Dans cette attente, tout tracteur agricole immatriculé ou non avec une plaque rouge peut donc continuer à circuler avec du gasoil rouge.

11.03 Luc Gustin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.

Président: Georges Gilkinet.

Voorzitter: Georges Gilkinet.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

12 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Karin Temmerman aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de strengere belastingboetes" (nr. 20009)

- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "het koninklijk besluit van 30 september 2013 tot wijziging van de schaal van de administratieve geldboetes bij de aangifte van de inkomsten" (nr. 20029)

- mevrouw Veerle Wouters aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de boetes op foutieve belastingaangiften" (nr. 20052)

- de heer Christophe Lacroix aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de wijziging van het stelsel van de administratieve boetes" (nr. 20380)

12 Questions jointes de

- Mme Karin Temmerman au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "des amendes fiscales plus sévères" (n° 20009)

- M. Georges Gilkinet au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "l'arrêté royal du 30 septembre 2013 modifiant l'échelle des amendes administratives en matière de déclaration de revenus" (n° 20029)

- Mme Veerle Wouters au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "les amendes sur les déclarations fiscales erronées" (n° 20052)

- M. Christophe Lacroix au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "la modification du régime d'amendes administratives" (n° 20380)

12.01 Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, iedereen die een fout maakt in zijn belastingaangifte, zelfs te goeder trouw of onbewust, zal voortaan meteen een boete van 50 euro opgelegd krijgen. Dat stond te lezen in het Belgisch Staatsblad van 30 september 2013. De woordvoerder van de FOD Financiën heeft wel verzekerd dat de belastingplichtige eerst een vraag tot verduidelijking of een herinneringsbrief zal krijgen. Het is duidelijk dat de fiscus niet langer ten dienste staat van de belastingplichtigen. Ook wanneer de fiscus hun niet meteen een boete oplegt, zullen zij eerst moet uitleggen waarom de fout een gevolg is van omstandigheden onafhankelijk van hun wil.

Mijnheer de minister, ik kom tot mijn concrete vragen.

Ten eerste, hoeveel foutieve belastingaangiften werden voor de aanslagjaren 2012 en 2011 geregistreerd?

Ten tweede, heel wat Tax-on-webaangiften worden ingevuld door ambtenaren van de FOD Financiën, die zelf nooit verantwoordelijk zijn voor fouten. Vallen de fouten in vooraf ingevulde aangiften die ongewijzigd ingediend worden alsook de aangiften die door een ambtenaar zijn ingevuld buiten de wil van de belastingplichtige? Zal de belastingplichtige in die gevallen ook beboet worden?

Ten derde, in uw antwoord op mijn vraag van 1 oktober 2013 meldt u dat de 1,2 miljoen belastingplichtigen die de rijkentaks vergaten aan te geven in hun belastingaangifte van dit jaar gecontroleerd zullen worden op basis van een risicoanalyse voor zij een vraag tot verduidelijking toegestuurd zullen krijgen. Hoe bepaalt u of zij onafhankelijk van hun wil hun belastingaangifte foutief hebben ingevuld, terwijl het overduidelijk is dat de codes 1440 en 2440 een fiscale valstrik inhielden?

Ten vierde, kan de belastingplichtige ontsnappen aan de boete met als argument dat de fout te wijten is aan de complexiteit van de belastingwetgeving, en in het bijzonder de personenbelasting, waarvan zelfs professoren zeggen dat zij er een punthoofd van krijgen? Laat staan dat onze brave burgers het begrijpen.

Vindt u niet dat de algemene verstrenging, in het licht van een fiscaliteit die alsmaar complexer wordt, afbreuk doet aan het rechtvaardigheidsgevoel onder de belastingplichtigen?

Welke sancties gelden er als de fiscus een fout maakt, zoals het niet versturen van een bericht van wijziging of het verkeerd indexeren van de bedragen in de personenbelasting?

Ten slotte, bent u bereid om het koninklijk besluit van 24 september 2013 aan te passen, zodat een eerste fout geen aanleiding meer kan geven tot een administratieve geldboete?

12.02 Christophe Lacroix (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, comme l'ensemble des parlementaires, vous partagez l'idée que la lutte contre la fraude fiscale est une priorité absolue pour le gouvernement, et ce à juste titre. En effet, dans un contexte budgétaire difficile, tant au niveau des finances publiques que de la sécurité sociale et, surtout, dans un souci de plus grande justice fiscale, la lutte contre la grande fraude fiscale doit être renforcée.

La justice fiscale est mise à mal lorsque certains échappent frauduleusement à leurs obligations. Ce n'est pas acceptable. Mon groupe salue régulièrement le grand nombre d'avancées importantes organisées par ce gouvernement; je vous en félicite ainsi que le secrétaire d'État en charge de cette compétence.

Nous approuvons lorsque vous faites publier un arrêté royal qui revoit le mécanisme des amendes administratives en cas de déclaration fiscale erronée ou rendue tardivement. Le premier montant d'amende automatiquement appliquée sera à présent de 50 euros. Une échelle de montants a été publiée en fonction du nombre d'infractions réalisées.

Monsieur le ministre, nous saluons votre initiative qui va dans le bon sens. Remplir sa déclaration fiscale en temps et en heure est une obligation citoyenne; il est donc normal de s'y plier.

Néanmoins, ce qui peut poser question est l'automatisation de la sanction. Je sais évidemment que nul n'est censé ignorer la loi, même fiscale. Je rejoins pourtant ma collègue: au vu de la complexité de notre système d'imposition, ne se pourrait-il pas qu'une erreur involontaire se glisse dans la déclaration?

Le système de sanction prévoit-il des cas de force majeure lorsqu'il est établi que l'erreur est indépendante de la volonté du contribuable ou liée à la complexité et/ou à l'incertitude de la loi? Des moyens de recours pour le contribuable sont-ils prévus?

12.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, ma question a le même objet. Il ne faut pas confondre la lutte contre la fraude et la bonne perception de l'impôt et le fait d'embêter les contribuables. En l'occurrence, cette proposition de modifier le régime des amendes administratives peut être considérée comme quelque peu vexatoire, en tout cas dans le fait de son automaticité.

J'ai des doutes quant à son efficience en termes de lutte contre la fraude, du moins la grande fraude fiscale. Pourtant c'est ce que vous avez annoncé avec cette modification via l'arrêté royal publié le 30 septembre dernier. Cette décision me paraît contestable en raison de son caractère automatique et généralisé.

Ne risque-t-on pas d'imposer des amendes à ce point rapidement que certains contribuables, notamment celles et ceux qui ont davantage de difficulté à maîtriser la complexité de notre fiscalité et des formulaires fiscaux, soient injustement sanctionnés?

Monsieur le ministre, qu'est-ce qui justifie une telle mesure? Combien d'erreurs du type de celles qui seraient pénalisées dans le futur sont-elles commises annuellement? Comment l'administration déterminera-t-elle que l'infraction est bien due à des circonstances "indépendantes du contribuable"? Le contribuable sera-t-il informé du risque de se voir infliger une telle amende? Comment? Par quelle voie le contribuable pourra-t-il contester une telle amende? L'administration tiendra-t-elle compte du fait que, vu la complexité et l'évolution constante des règles de déclaration fiscale, le contribuable pourrait être en infraction par manque de compréhension des règles fiscales? Autrement dit, comment, dans un tel cas, un contribuable pourra-t-il prouver sa bonne foi?

12.04 Minister Koen Geens: Collega’s, artikel 445 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen werd niet gewijzigd en vormt nog steeds de wettelijke basis voor de toepassing van de administratieve geldboeten met een minimum van 50 en een maximum van 1 250 euro.

Le montant minimum de 50 euros prévu dans le nouvel arrêté royal constitue une mise en conformité avec le Code des impôts sur les revenus qui prévoit ce même minimum. Ce n'était pas le cas de l'ancien tableau qui prévoyait de sanctionner la première infraction par un montant nul, ce qui n'était pas conforme à la loi.

Er is geenszins sprake van het opleggen van een boete aan een belastingplichtige die te goeder trouw een fout begaat in zijn aangifte. Dit was vroeger niet het geval en zal dat nu ook niet zijn.

Si un contribuable invoque à bon droit un cas de force majeure ou de bonne foi, il ne sera pas procédé à l'enrôlement de l'amende administrative. La question de savoir si un contribuable n'a pas rempli une obligation fiscale en raison d'un cas de force majeure doit être appréciée dans chaque cas à la lumière des éléments de fait qui se rencontrent en l'espèce.

De overtredingen die zullen worden bestraft, zijn dezelfde overtredingen als voorheen. Op dit vlak is er niets gewijzigd.

Par contre, en ce qui concerne les infractions pour absence de déclaration ou déclaration tardive, l'application, dès la première infraction, d'une amende de 50 euros à celui qui ne rentre pas sa déclaration vise à augmenter la conformité à l'impôt et à l'inciter à rentrer sa déclaration. Il s'agit d'une obligation importante qui lui incombe.

Wat het aanslagjaar 2013 betreft, is echter besloten degenen die nog geen aangifte hebben ingediend nog een tweede kans te geven. Zij zullen een herinneringsbrief toegestuurd krijgen waarin hen zal worden gevraagd om binnen de veertien dagen alsnog een aangifte in te dienen.

Zij worden ook op de hoogte gesteld dat zij een boete zullen krijgen indien zij dit niet doen. U zult het ongetwijfeld met mij eens zijn dat indien er dan nog geen aangifte wordt ingediend, een administratieve boete zeker verantwoord is.

Comme pour toutes les autres impositions, le contribuable peut se pourvoir en réclamation par écrit contre le montant de l'amende établie auprès du directeur des contributions dans le ressort duquel l'amende a été établie.

Voorts zal er rekening worden gehouden met de complexiteit van de wetgeving. Een mooi voorbeeld is het al dan niet invullen van de codes 1440 en 2440 in de aangifte. Ik heb hier al meermaals gesteld dat er geen administratieve boete zal worden opgelegd indien de vergissing te goeder trouw is gebeurd.

Monsieur Gilkinet, mevrouw Wouters, u hebt cijfers gevraagd. L'administration ne tient pas systématiquement le compte du nombre de déclarations à l'impôt des personnes physiques erronées qui ont été déposées. Des données sont disponibles sur le nombre de déclarations qui ont été contrôlées dans le cadre de la gestion courante et sur le nombre de cas où cela conduit à la rectification effective d'une déclaration.

Voor het aanslagjaar 2011 werden 3 326 000 aangiften onderzocht waarvan er 266 484 werden gewijzigd. Voor het aanslagjaar 2012 werden 3 046 146 aangiften onderzocht waarvan er 437 694 werden gewijzigd. Het aantal onderzochte aangiften omvat ook de aangiften waarvoor een tussenkomst van de taxatieagent nodig was om tot de incohiering te kunnen overgaan. Het betekent niet dat al deze aangiften foutief werden ingediend.

Pour l'exercice d'imposition 2012, un peu plus de 121 000 contribuables étaient en infraction pour non-dépôt injustifié de leur déclaration fiscale à l'impôt des personnes physiques.

Mevrouw Wouters, ik kom tot uw overige vragen.

In de vooraf ingevulde aangifte worden de fiscale gegevens vermeld waarvan de administratie kennis heeft. Het voorstel van vereenvoudigde aangifte nodigt de belastingplichtige expliciet uit om de gegevens die onvolledig of onjuist zijn, te vervolledigen of te verbeteren.

Wanneer een belastingplichtige zich naar een kantoor begeeft voor het invullen van zijn aangifte, zal de ambtenaar deze aangifte invullen via Tax-on-web op basis van de vooraf ingevulde gegevens en op basis van door de belastingplichtige voorgelegde documenten. Wanneer de belastingplichtige geen documenten of informatie verborgen heeft gehouden, zal hij uiteraard niet worden bestraft louter omdat de ambtenaar bij het invullen van de aangifte een fout zou hebben gemaakt.

In verband met de automatische indexering inzake inkomstenbelastingen blijft de FOD Financiën erbij dat er geen vergissingen werden gemaakt en dat de bepalingen van artikel 178 van het WIB 92 worden nageleefd. De FOD Financiën heeft inmiddels beslist om hoger beroep aan te tekenen tegen de recente uitspraak van de rechtbank van eerste aanleg te Bergen.

In verband met het ontbreken van een bericht van wijziging, weet u ongetwijfeld dat het niet naleven van dit essentieel onderdeel van de wijzigingsprocedure als sanctie heeft dat de aanslag kan worden vernietigd. Een bericht van wijziging is in sommige gevallen evenwel niet vereist. Indien de administratie de aangifte bijvoorbeeld wijzigt door als belastinggrondslag een lager bedrag te gebruiken dan door de belastingplichtige werd aangegeven, is zij er niet toe verplicht een bericht aan de betrokkene te richten. Het is niet uitzonderlijk dat de administratie uit eigen beweging een aangifte wijzigt ten voordele van de belastingplichtige, dit teneinde te bereiken dat deze laatste alle voordelen krijgt waarop hij recht heeft.

12.05 Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het uitgebreid antwoord.

Ik ga ermee akkoord dat mensen een boete krijgen als zij hun belastingbrief te laat of niet indienen. U zegt dat er geen boete is wanneer men een fout maakt. Zo komt het toch over in de communicatie die in de pers werd gevoerd en die hier ook ter discussie staat. Er staat immers: “onafhankelijk van hun wil”. De vraag is dan natuurlijk wanneer dat onafhankelijk van hun wil is. Hoe interpreteert men dat?

Wat de aangiften ingevuld door ambtenaren betreft, ben ik blij te vernemen dat er geen boete kan worden opgelegd als de belastingplichtige al zijn documenten heeft voorgelegd en de ambtenaar de aangifte verkeerd heeft ingevuld.

Mijnheer de minister, u moet het toch met mij eens zijn dat de aangifte momenteel zo’n complex kluwen is dat het voor een belastingplichtige niet moeilijk is om een foutje te maken zonder dat hij zich daarvan bewust is.

U zegt dat u de uitspraak over de indexering van de bedragen in de PB aanvecht.

Wat het niet versturen van een wijziging betreft, weet ik uit ervaring dat er mensen zijn die geen bericht van wijziging krijgen, ook al draait het niet positief uit voor de belastingplichtige. Ik vind dat men hier moet opletten. Men straft alleen de belastingplichtige in dit heel moeilijk dossier dat hij jaarlijks voor zijn neus krijgt, als hij iets verkeerd doet, maar als de fiscus fouten maakt, staat daar niets tegenover.

Ik vind dat men ervoor moet zorgen dat de klanten, want dat zijn de belastingplichtigen toch voor de fiscus, op dezelfde manier worden behandeld. Dezelfde regels moeten gelden, zowel voor de fiscus als voor de klanten.

12.06 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je reste néanmoins inquiet. Ce n'est pas moi qui vais vous apprendre que c'est un acte civique de remplir sa déclaration fiscale et de payer ses contributions mais il faut aussi veiller à ce que ce soit bien compris, à ce que les relations entre l'administration fiscale et les citoyens soit correcte et cordiale, même si on n'a pas toujours plaisir à avoir son contrôleur fiscal en ligne.

Je pense qu'il ne faut pas confondre la lutte contre la grande fraude fiscale et la mise en question de ce qui est de l'ordre de la distraction ou de l'incompréhension. C'est la différence que je fais entre les petits et les gros poissons. Nous vous encourageons vraiment à attraper les plus gros poissons en priorité, sans dire pour autant qu'il y a une fraude qui est excusable.

Il faut introduire une réclamation par écrit alors que vous savez que l'écrit est plus difficilement accessible à certains publics. La relative subjectivité dans la compréhension ou non des retards m'inquiète un peu. Nous serons attentifs à l'évolution et à la mise en œuvre de ce régime d'amendes.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

13 Question de M. Georges Gilkinet au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "la politique salariale à la BNB" (n° 19529)

13 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "het loonbeleid bij de NBB" (nr. 19529)

13.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, dans le cadre du train de nominations décidé par le gouvernement ce dimanche 1^er septembre, un plafond salarial de 290 000 euros a été imposé aux nouveaux dirigeants désignés.

Il s'avère cependant que certains "patrons publics" bénéficient actuellement de salaires supérieurs; c'est le cas des patrons de bpost et de Belgacom, mais également, semble-t-il, des gouverneurs et des vice-gouverneurs de la Banque nationale de Belgique (BNB).

Monsieur le ministre, confirmez-vous que les indemnités dont bénéficient les gouverneurs et vice-gouverneurs de la BNB sont supérieures au plafond de 290 000 euros déterminé par le gouvernement fédéral? À combien s'élèvent-elles?

Sur quelle base sont établies ces indemnités?

Le plafond de 290 000 euros ne devrait-il pas également s'appliquer au gouverneur et aux vice-gouverneurs de la BNB?

Le cas échéant, quand et comment comptez-vous implémenter une telle décision?

13.02 Koen Geens, ministre: Monsieur Gilkinet, le rapport d'entreprise qui est publié annuellement par la BNB contient une rubrique spécifique à propos des rémunérations des membres du Comité de direction. Dans le rapport 2012 sont mentionnés les traitements bruts qui s'élèvent à 537 157 euros pour la fonction de gouverneur et à 431 554 euros pour la fonction de vice-gouverneur.

La loi organique de la BNB prévoit que les rémunérations du gouverneur, du vice-gouverneur et des directeurs de la BNB ne peuvent pas comprendre de participation aux bénéfices. Par conséquent, leur rémunération comporte uniquement un élément fixe, sans partie variable. Il n'y a donc pas de bonus; les traitements sont indexés en fonction de l'évolution de l'indice santé.

La loi du 22 février 1998 fixant le statut organique de la BNB stipule, dans son article 20/4 que le Conseil de Régence de la BNB fixe le traitement des membres du Comité de direction de la BNB, y compris le gouverneur, le vice-gouverneur.

La politique suivie par le Conseil de Régence depuis de nombreuses années, explicitée d'ailleurs dans ledit rapport d'entreprise, est de fixer la rémunération de tout nouveau gouverneur, vice-gouverneur ou directeur au niveau de celle de son prédécesseur. La BNB étant une société cotée en bourse, cette politique est évaluée périodiquement sur avis du comité des rémunérations, qui a été créé conformément à la loi.

Un élément-clé dans le bon fonctionnement des banques centrales est leur indépendance. Comme vous le savez, ce principe est ancré dans l'article 130 du Traité et développé par la Banque centrale européenne dans ses avis. Le statut de la BNB est sans importance au regard de cette exigence d'indépendance. Le dernier rapport sur la convergence de la Banque centrale européenne, publié en juin dernier, développe de manière approfondie cette exigence. Permettez-moi de vous en lire un passage.

"Les États membres ne peuvent pas entraver la capacité d'une banque centrale nationale d'employer et de conserver le personnel qualifié dont elle a besoin pour remplir en toute indépendance les missions qui lui ont été confiées par le Traité et les statuts. De même, une banque centrale nationale ne peut être placée dans une position où elle n'a pas de contrôle ou n'a qu'un contrôle limité sur son personnel ou dans laquelle le gouvernement d'un État membre peut influencer sa politique en matière de personnel. Tout amendement aux dispositions législatives sur la rémunération des membres des organes de décision d'une banque centrale nationale et de son personnel doit être décidé en coopération étroite et efficace avec la banque centrale nationale, en prenant dûment en compte son point de vue afin de garantir sa capacité d'exercer ses missions en toute indépendance."

Je demanderai à mon administration d'évaluer, en concertation avec la BNB et ce, en conformité avec les prescrits européens, les dispositions législatives par rapport à la rémunération des membres de son comité de direction. Il est donc trop tôt pour se prononcer en vue d'éventuelles modifications.

13.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, vous interrogeant voici quelques semaines sur la position salariale dont bénéficiait le président de la FSMA, j'ai pointé ce qui semblait être une incohérence au niveau du gouvernement. C'est le gouvernement qui a décidé de faire des déclarations engagées quant à la limitation du salaire des patrons d'entreprises publiques et assimilées.

Ici, vous ne fermez pas totalement la porte à l'application de ce même régime, même si vous le faites avec nuance, au gouverneur et vice-gouverneur de la BNB.

Puisque vous avez confié une mission à votre administration, je me devrai de revenir vers vous, je ne sais dans quel délai. Je vous interrogerai pour connaître le résultat de cette consultation; les dispositions concrètes que vous allez prendre ou ne pas prendre en la matière; et la justification de ce choix, quel qu'il soit. Pouvez-vous m'indiquer dans quel délai vous comptez décider sur la question?

13.04 Koen Geens, ministre: J'agis toujours dans les meilleurs délais.

13.05 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je me contenterai de cette "réponse de Normand".

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

Le président: La question n° 19718 de Mme Lahaye-Battheu, la question n° 19948 de M. Van Biesen, la question n° 19960 de Mme Lahaye-Battheu, la question n° 20114 de M. Gustin et la question n° 20191 de Mme Pas sont transformées en questions écrites.

La question n° 19543 de M. Devlies et la question n° 19877 de M. Ducarme sont retirées.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.32 uur.

La réunion publique de commission est levée à 16.32 heures.