Commission de la Justice

Commissie voor de Justitie

 

du

 

Mardi 22 octobre 2013

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 22 oktober 2013

 

Namiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.33 uur en voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.

La séance est ouverte à 14.33 heures et présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.

 

De voorzitter: Beste collega’s, met algemeen akkoord van de commissie, beginnen we de vergadering met agendapunt 35, de vraag van de heer Ducarme.

 

01 Question de M. Denis Ducarme à la ministre de la Justice sur "la présence de Sharia4Belgium et de ses thèses sur le web via la page Facebook de Thaweed4Belgium" (n° 20403)

01 Vraag van de heer Denis Ducarme aan de minister van Justitie over "de verspreiding van het gedachtegoed van Sharia4Belgium op het internet via de Facebookpagina van Thaweed4Belgium" (nr. 20403)

 

01.01  Denis Ducarme (MR): Madame la présidente, je remercie les collègues de leur empathie pour mon état fiévreux et fébrile.

 

Madame la ministre, comme vous le savez, des sympathisants de Sharia4Belgium sont réapparus sur le web et ont ouvert une page Facebook intitulée "Thaweed4Belgium". Cette page relaie des messages de Fouad Belkacem présentés sous forme d'anciennes vidéos ou de déclarations qu'il aurait faites depuis sa cellule. En outre, cette page comporte des appels au djihad et des citations d'imams exhortant au combat. De plus, les administrateurs de la page louent les moudjahidine de Syrie ainsi que ceux "tombés en martyrs". Plus grave encore, cette page comporte de nombreuses relations aux "victoires" terroristes sur Londres et New York.

 

Tawheed4Belgium appelle aussi au combat contre des occidentaux. Par ailleurs, cette page reprend les emblèmes d'Ansar al-Sharia, organisation connexe à Al-Qaeda. La page en question n'était plus disponible vendredi dernier, mais est à nouveau ouverte depuis hier. Une deuxième page de Tawheed4Belgium, ouverte en juin, qui comporte des messages similaires, demeure ouverte.

 

Madame la ministre, pouvez-vous indiquer au parlement si le parquet a ouvert une enquête sur ces pages qui comportent des appels au terrorisme, qui magnifient les actions terroristes ou qui incitent leurs visiteurs à s'associer ou à rejoindre des groupes radicaux de nature violente? Le parquet a-t-il déjà émis des conclusions à ce propos? Des personnes administrant ces pages ou s'étant exprimées dans des sens contraires à nos lois en matière terroriste ou d'incitation à la haine ont-elles vu une enquête ouverte à leur encontre? Le département de la Justice a-t-il produit, auprès de Facebook, des demandes visant à la fermeture des pages susmentionnées? Une démarche allant dans ce sens a-t-elle été envisagée mais n'a pas été concrétisée?

 

Enfin, madame la ministre, pouvez-vous indiquer au parlement la procédure en cours en ce qui concerne la fermeture de pages internet à la demande de la Justice?

 

01.02  Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, cher collègue, de manière générale, fermer ce genre de site internet n'a aucun sens, car le risque est grand qu'il réapparaisse ensuite sous un autre nom. En outre, il est préférable pour les services de sécurité que ce genre d'organisation demeure visible afin que leurs agissements puissent être suivis. En septembre 2012, par exemple, Sharia4Belgium avait disparu. Ils avaient fermé leur site internet. Cette organisation n'était donc plus visible, ce qui était beaucoup plus problématique pour les services de sécurité.

 

Le parquet fédéral a pris connaissance de la page Facebook concernant Tawheed4Belgium. Le parquet fédéral a demandé des informations plus détaillées à ce sujet à la police judiciaire fédérale. Sur la base de ces informations, le parquet fédéral décidera si un procès-verbal sera dressé et si une instruction sera ouverte. Il sera également décidé si cette affaire sera incluse dans le dossier de Sharia4Belgium ou si elle sera traitée dans un dossier séparé.

 

Par ailleurs, il sera tenu compte de la nature des informations diffusées actuellement via Facebook, données déjà connues ou nouvelles, et du lien effectif existant ou non entre cette page Facebook de Tawheed4Belgium et Sharia4Belgium, ce qui ne semble a priori pas être le cas. Nous procéderons à un examen très approfondi, sachant que nous avons déjà beaucoup d'enquêtes en cours dans le dossier de Sharia4Belgium.

 

01.03  Denis Ducarme (MR): Madame la ministre, je vous remercie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Interpellatie van de heer Bert Schoofs tot de minister van Justitie over "de door de federale regering te nemen anticiperende maatregelen ingevolge de mogelijke wijzigingen in het drugsbeleid in Nederland" (nr. 106)

02 Interpellation de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "les mesures à prendre par le gouvernement fédéral en vue d'anticiper les modifications que les Pays-Bas pourraient apporter à leur politique en matière de drogue" (n° 106)

 

02.01  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, mevrouw de minister, er is een en ander gaande in Nederland inzake het daar gevoerde drugsbeleid. Het is in elk geval niet het beleid dat wij willen. Een gedeelte van de drugs is daar gelegaliseerd. Nu speelt zich daar een discussie af over drugsverkoop aan zogenaamde niet-ingezetenen, dus drugstoeristen uit Noord-Frankrijk, België en Duitsland die in de Nederlandse coffeeshops hun voorraad gaan inslaan. De discussie gaat dus voornamelijk over de buitenlanders die in Nederland hun drugs komen kopen. Een principiële uitspraak zou, als ik mij niet vergis, half november worden verwacht. De Raad van State zou zich moeten uitspreken over de verkoop van drugs aan niet-ingezetenen, dus of het verbod moet blijven, dan wel of het moet worden opgeheven.

 

Intussen heeft de Nederlandse Raad van State in een ander geschil al wel toegelaten dat drie van de dertien coffeeshops in Maastricht, een grensgemeente in Nederlands Limburg en dus tegen Belgisch Limburg, mogen verhuizen naar de stadsrand, dus richting België. Voor buitenlanders blijft het sowieso nog wel verboden om drugs te kopen. In elk geval is het heel verleidelijk om, eenmaal die coffeeshops daar gevestigd zijn, bijvoorbeeld via drugsrunners drugs aan te kopen.

 

Indien het verbod van verkoop aan niet-ingezetenen door de Raad van State in Nederland zou worden vernietigd, zou dit alweer tot een aanzuigeffect kunnen leiden richting Nederlandse coffeeshops in Maastricht. Ik weet niet of de drie die aan de grens mogen worden gevestigd, daar al effectief gevestigd zijn, maar het aanzuigeffect zal er dan komen. Dit zal traditioneel alweer overlast veroorzaken in de Limburgse grensregio. De burgemeesters van de betrokken gemeenten zijn vrij ongerust en ik meen dat zij al een aantal maatregelen op lokaal vlak hebben aangekondigd.

 

Hoe reageert de federale regering op een eventuele uitspraak van de Nederlandse Raad van State? Wordt hierop geanticipeerd, gezien de mogelijk grotere overlast in de Limburgse grensregio? Wordt hierover met de Nederlandse regering overlegd, naar het voorbeeld van de Vlaamse regering? Inzake de Nederlandse plannen voor een zogenaamde supercoffeeshop, gelegen vlak bij de Belgisch-Nederlandse grens in Maastricht, werden reeds gesprekken gestart door de Vlaamse regering. Ik kan mij niet van het idee ontdoen dat, anticiperend op de uitspraak van de Raad van State, daar ook wel een hartig woordje zal worden gesproken over de drie coffeeshops die verhuizen richting de Belgisch-Nederlandse grens, of aan wie althans die mogelijkheid wordt geboden.

 

02.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, beste collega’s, we zijn permanent in overleg met de Nederlandse autoriteiten. Zo zijn er regelmatige contacten tussen de geïntegreerde politie en haar Nederlandse collega’s. Er is ook de Hazeldonksamenwerking en het lokaal overleg tussen Belgische politiezones en de Nederlandse lokale politiediensten. Dat overleg gebeurt dan ook permanent en zou vrij snel de tenuitvoerlegging van verscherpte ad hoc controlemaatregelen mogelijk moeten maken, indien dat op een bepaald moment nodig blijkt te zijn.

 

Concreet overleg over de gevolgen van het Nederlandse drugsbeleid heeft echter pas zin wanneer de Nederlandse regering zelf heeft afgewogen welk gevolg zij geeft aan de uitspraak van de Raad van State en heeft beslist of zij desgevallend in nieuwe maatregelen of wetgeving voorziet. Dat is momenteel nog te vroeg, aangezien de Raad van State nog geen uitspraak heeft gedaan.

 

Van zodra de uitspraak valt, zullen we samen met de Nederlandse overheid evalueren hoe men aan beide kanten van de grens de situatie het best aanpakt.

 

Sedert de sluiting van de coffeeshops voor niet-ingezetenen is er nog weinig duidelijkheid over de situatie in België. Het zal waarschijnlijk nog verschillende maanden tijd vragen om de echte impact te kunnen inschatten. Op dit moment heeft de centrale dienst drugs in ieder geval geen kennis van een oncontroleerbare situatie op het grondgebied van een Belgisch gerechtelijk arrondissement. De situatie wordt constant geëvalueerd.

 

02.03  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, u spreekt wel over overleg, maar ik verneem niet veel concreets. Er is ook onzekerheid met betrekking tot de beslissing die in Nederland zal genomen worden. Uiteraard is er onzekerheid, maar men moet daarop toch anticiperen. Ik heb dat in mijn motie van aanbeveling gezet. Het gaat mij niet zozeer om het overleg of over de prioriteit die eraan gegeven zou moeten worden, wel om het feit dat Nederland eens terechtgewezen mag worden voor zijn drugsbeleid. Ook bij de Verenigde Naties en andere internationale organisaties wordt Nederland op het vlak van drugsbeleid als een buitenbeetje beschouwd en gaan er stemmen op dat stilaan paal en perk moet worden gesteld aan het legaliseren van drugs en het gedoogbeleid ten aanzien van andere drugs dan hasj en wiet.

 

Daarom vraag ik expliciet aan de federale regering – dat is een motie van aanbeveling en zeker niet van wantrouwen – om Nederland daarvoor een keer terecht te wijzen. Ik vind dat België daarvoor de moed moet hebben.

 

Moties

Motions

 

De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Bert Schoofs en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellatie van de heer Bert Schoofs

en het antwoord van de minister van Justitie,

beveelt de federale regering aan

om prioritair te anticiperen op het nefaste Nederlands beleid waarbij drugsgebruik en -bezit wordt gedoogd en deels gelegaliseerd en Nederland hierover terecht te wijzen".

 

Une motion de recommandation a été déposée par M. Bert Schoofs et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu l’interpellation de M. Bert Schoofs

et la réponse de la ministre de la Justice,

recommande au gouvernement fédéral

d'anticiper, à titre prioritaire, les effets néfastes de la politique néerlandaise de tolérance et de légalisation partielle de la consommation et de la détention de drogues et de rappeler les Pays-Bas à l'ordre à ce sujet".

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door de dames Jacqueline Galant en Marie-Christine Marghem en door de heer Patrick Dewael.

 

Une motion pure et simple a été déposée par Mmes Jacqueline Galant et Marie-Christine Marghem et par M. Patrick Dewael.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

03 Questions jointes de

- Mme Jacqueline Galant à la ministre de la Justice sur "les bracelets électroniques" (n° 19940)

- Mme Jacqueline Galant à la ministre de la Justice sur "les effets des mesures alternatives à la détention et la disponibilité de données statistiques en matière de prestation de condamnations" (n° 20291)

03 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Justitie over "de elektronische enkelband" (nr. 19940)

- mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Justitie over "de gevolgen van de alternatieve straffen en de beschikbaarheid van statistische gegevens met betrekking tot de uitvoering van de straffen" (nr. 20291)

 

03.01  Jacqueline Galant (MR): Madame la présidente, madame la ministre, ces derniers mois, le problème de la surpopulation carcérale a provoqué une réflexion sur les peines alternatives, notamment la surveillance électronique. Vous avez déclaré que, grâce au bracelet électronique, les courtes peines étaient davantage exécutées. En effet, on constate une très forte augmentation du nombre de peines exécutées sous surveillance électronique: +25 %, soit environ 1 000 dossiers de plus qu'en 2012. Certaines peines qui n'étaient pas exécutées pour cause de surpopulation carcérale le sont plus facilement aujourd'hui. Cela permet de lutter plus efficacement contre le sentiment d'impunité.

 

Une circulaire, sortie le 12 mars 2013, permet de mettre à exécution les peines de huit mois à trois ans beaucoup plus rapidement. Une autre circulaire relative aux détentions à domicile règle le cas des personnes condamnées à des peines allant de six à huit mois de prison.

 

Le système du bracelet électronique permettrait aussi de préparer plus efficacement la sortie d'un prisonnier avant une libération conditionnelle. J'entends bien tous les arguments qui sont présentés en faveur de ce bracelet électronique et je constate que c'est une mesure phare qui a tellement le vent en poupe qu'elle propulse la Belgique dans le peloton de tête des pays européens ayant misé sur l'exécution de telles peines. J'entends aussi que votre département souhaite étendre cette peine à la détention préventive, mais que ce projet coincerait du côté des parquets. Son application semble impossible, voire illégale.

 

Ensuite, le nombre de bracelets électroniques est-il suffisant? J'entends dire en effet que leurs stocks sont épuisés, mais que le boîtier téléphonique a quand même été installé chez des personnes condamnées au port d'un bracelet électronique, de manière à pouvoir faire des coups de sonde. Me le confirmez-vous? Le cas échéant, comment justifier que le système du bracelet soit néanmoins appliqué? Autre question: ce système permet-il de s'assurer de l'emploi du temps des personnes qui le portent? Il n'y a, à ma connaissance, pas de géolocalisation possible. Comment peut-on s'assurer que les détenus s'en tiennent aux engagements qu'ils ont pris dans le cadre de l'exécution de leur peine? Lorsque des écarts sont constatés - par exemple, quand certaines personnes ont manqué un contrôle à un moment où elles auraient dû être chez elles -, des excuses parfois fantaisistes, mais impossibles à vérifier, sont avancées et permettent d'écarter tout risque de sanction. Qu'en est-il également du risque que le bracelet électronique puisse servir d'alibi légal, par exemple dans une affaire de stupéfiants? Il n'est en effet pas très compliqué d'organiser et de gérer un trafic de stupéfiants depuis son domicile, malgré un bracelet électronique.

 

Je souhaitais également vous demander quelques informations chiffrées. Pourriez-vous me dire combien de condamnés purgent actuellement une peine en régime de semi-liberté ou sont placés sous bracelet électronique? Quels sont les profils criminels de ceux qui bénéficient de ces aménagements? Plus généralement, pouvez-vous me dire quel est le délai actuel d'attente - en moyenne - entre la condamnation et l'exécution de la peine? Même question pour les bracelets électroniques: les délais ont-ils été bel et bien raccourcis? Avons-nous assez de recul pour identifier les difficultés observées actuellement au sein de la Justice - maisons de justice, magistrats, etc. - pour les peines de courte durée?

 

Par ailleurs, l'opinion publique soutient fréquemment que l'exécution de la peine de prison est soumise aux aléas de l'institution judiciaire. Partagez-vous cet avis?

 

Quelle proportion de condamnés à une peine de détention franchit effectivement le seuil d'une prison avant la prescription de la peine prononcée?

 

On entend également régulièrement dire que les condamnés prestent en moyenne un tiers de la peine à laquelle ils ont été condamnés. Qu'en est-il? Exception faite des peines de sûreté, la proportion de la peine effectivement purgée est-elle plutôt en hausse, en baisse ou stationnaire au cours des dix dernières années?

 

Enfin, quel est le nombre de prévenus mis en détention préventive avant leur jugement? Ce chiffre est-il en hausse ces dernières années?

 

03.02  Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, chère collègue, l'exemption de la surveillance électronique à la détention préventive fait suite à la loi du 27 décembre 2012. Cette exemption est prévue au 1er janvier 2014. Le testing en interne a été lancé dès décembre 2012 et s'est déroulé de façon tout à fait positive. Il est normal qu'à trois mois de la mise en place de cette loi, un certain nombre de procédures restent encore à préciser.

 

Cette nouvelle possibilité doit encore être présentée de façon concrète aux parquets, ainsi qu'aux magistrats et chambres d'instruction. C'est dans ce cadre que, ce 30 septembre, j'ai reçu au sein du Centre national de surveillance électronique plusieurs juges d'instruction afin de leur présenter les aspects techniques du suivi par GPS, ainsi que pour recueillir leurs premières remarques sur la procédure.

 

Pour le reste, il faut signaler que le système de la surveillance électronique fonctionne bien. Le nombre de justiciables placés en surveillance électronique n'a jamais été aussi haut. En effet, en date du 15 octobre 2013, nous comptions 1 764 condamnés placés en surveillance électronique alors qu'ils étaient 90 en détention limitée.

 

Il n'y a pas de profil criminel spécifique des condamnés qui effectuent une surveillance électronique puisque cette modalité d'exécution de la peine est aussi bien appliquée pour les courtes peines – jusqu'à trois ans – que pour les longues peines, celles qui excèdent les trois ans. Pour les peines de moins de trois ans, les exceptions portent sur les étrangers en séjour illégal et les délinquants sexuels.

 

Actuellement, pour les peines de moins de trois ans, la valeur médiane de l'attente entre la décision de la direction de la prison et le placement d'un condamné en surveillance électronique est de 45 jours. Il faut signaler que cette valeur est actuellement faussée par les dossiers qui se trouvaient en liste d'attente, souvent depuis des mois avant le lancement du plan d'action et de la nouvelle procédure.

 

Il n'y a pas de problème au niveau des stocks de matériel (bracelets et box), qui sont calculés pour suivre l'ensemble des justiciables placés en surveillance électronique. Tous les justiciables pour lesquels un placement en surveillance électronique était planifié ont été placés avec le matériel prévu.

 

En ce qui concerne le suivi, il convient tout d'abord de noter que la surveillance électronique contrôle la présence ou non du justiciable à son domicile. Le système actuel de surveillance électronique ne permet pas de suivre les déplacements des justiciables sous forme de géolocalisation.

 

Si le justiciable ne peut prétendre à un travail ou à une formation, son emploi du temps se limitera à une sortie autorisée d'une durée de quatre heures. Le reste de la journée, il devra se trouver à son domicile. S'il travaille ou suit une formation, il pourra bénéficier de sorties plus longues. Ce travail et cette formation devront alors avoir été justifiés par différentes pièces.

 

En cas de non-respect des horaires, les excuses non justifiées par une attestation donnent lieu à un nouveau calcul des heures de liberté, voire à un allongement de la période de surveillance électronique ou à une révocation de la mesure.

 

En supplément du contrôle effectué par le Centre national de surveillance électronique, une guidance sociale est assurée pour la majorité des dossiers via un assistant de justice. La durée passée en surveillance électronique est réglée par une circulaire de 2013 que je vous transmettrai avec plaisir.

 

Quant à l'évaluation, il est encore un peu tôt pour se prononcer. Deux éléments toutefois: premièrement, les maisons de justice ont mis sur pied deux groupes de travail qui suivent l'application de ces textes et qui se chargeront de rédiger une analyse détaillée. Deuxièmement, on peut déjà dire qu'après plusieurs mois d'utilisation, le taux d'échec est nettement inférieur puisque les réintégrations pour révocation de la mesure sont passées de 14 % en 2012 à 10 % en 2013.

 

Enfin, les chiffres relatifs aux détenus placés en détention préventive sont assez stables ces dernières années. Ils se situent aux alentours de 3 500 personnes.

 

03.03  Jacqueline Galant (MR): Ne répondrez-vous pas à la question jointe?

 

03.04  Annemie Turtelboom, ministre: J'ai donné le nombre de prévenus mis en détention préventive. Je peux encore vous fournir des chiffres complémentaires mais je pense avoir quasiment tout communiqué.

 

03.05  Jacqueline Galant (MR): Je ne pense pas!

 

De voorzitter: Oorspronkelijk stond vraag nr. 20291 onder punt 27 van de agenda. Misschien is ze nadien samengevoegd.

 

03.06  Annemie Turtelboom, ministre: J'ai donné le délai actuel d'attente, à savoir 45 jours.

 

03.07  Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, j'ai déposé une question sur le bracelet électronique ainsi qu'une autre qui a été jointe.

 

03.08  Annemie Turtelboom, ministre: Oui, je sais. Je l'ai ici. Je regarde si j'ai omis de répondre à certaines questions.

 

03.09  Jacqueline Galant (MR): Pour répliquer à la réponse que vous avez donnée en rapport avec la problématique plus spécifique des bracelets électroniques, vous dites avoir rencontré des juges d'instruction. C'est justement à la suite d'une rencontre avec un juge d'instruction que j'ai déposé cette question sur la problématique des bracelets électroniques. Le fait que ces bracelets électroniques n'aient pas de GPS, de géolocalisation, cause réellement un gros souci, étant donné que des faits sont commis par des personnes qui portent ces bracelets électroniques. Vous dites qu'elles ont une autorisation de sortie de quatre heures. Pendant ces quatre heures, énormément de choses peuvent être faites et de nombreux méfaits sont commis par ces personnes qui portent ces bracelets électroniques.

 

Tant qu'on ne mettra pas en place un système permettant la localisation de la personne portant ce bracelet, cela ne servira strictement à rien. Le système actuel avec boîtier est quelque part similaire à une tondeuse que l'on doit recharger et qui doit retourner à la borne pour dire "oui, je suis bien là" et il y a simplement un bip si la personne s'éloigne alors qu'elle ne peut s'éloigner pendant cette période-là. Il n'y a aucun contrôle. Ainsi, des faits très graves peuvent être commis par ces personnes. L'application du système des bracelets électroniques sur le terrain pose réellement un gros problème. Nous pourrons en rediscuter lorsque vous disposerez d'une analyse et que vous aurez pu évaluer le système.

 

Pour ce qui concerne ma deuxième question qui n'était pas réellement liée au bracelet électronique mais qui était plus une question générale sur la situation dans les prisons, je vous demanderais de bien vouloir me transmettre des chiffres plus précis.

 

03.10  Annemie Turtelboom, ministre: Madame Galant, le bracelet électronique avec GPS est encore en phase de test. Nous l'avons testé au sein des maisons de justice et nous entamons maintenant une phase de test avec les juges d'instruction pour déterminer si ce système fonctionne bien. Ce système n'est pas encore réellement d'application. Il débutera seulement au 1er janvier. La raison pour laquelle j'ai rencontré plusieurs juges d'instruction, c'est que, dans une phase de test, certains d'entre eux ont testé le bracelet électronique avec GPS sur quelques personnes en détention préventive. Aujourd'hui, 3 500 personnes sont en détention préventive mais le bracelet électronique avec GPS ne sera pas généralisé.

 

Actuellement, il est possible de libérer sous condition les condamnés ou de les laisser en prison. Nous désirons qu'une troisième possibilité existe pour certains cas de figure. Cela peut être assez limité, mais nous pouvons trouver 50, 100, 200 cas pouvant bénéficier de ce système. Je suis tout à fait d'accord avec vous: ce n'est pas pour tout le monde. De fait, durant une période de quatre heures de sortie, on peut commettre des méfaits. D'un autre côté, des juges d'instruction me disent que pour certains cas, le bracelet électronique avec GPS leur donne plus de confort qu'une libération conditionnelle.

 

Nous voulons maintenant tester le système avec la collaboration des juges d'instruction et ensuite l'adapter si nécessaire. C'est la raison pour laquelle une réunion a eu lieu, réunissant juges d'instruction et l'entreprise nous fournissant des bracelets électroniques avec GPS.

 

03.11  Jacqueline Galant (MR): J'ai appris d'une visite sur le terrain et d'une rencontre avec les acteurs concernés qu'il y a apparemment un gros souci avec ce système. Je pense donc qu'une évaluation rapide est indispensable pour éviter de nouveaux drames. L'auteur d'un assassinat commis dans la région de Mons-Borinage, où j'habite, portait un bracelet électronique. Ce bracelet n'empêche donc pas les drames.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "het syndicaal verlof van vakbondsafgevaardigden in de gevangenissen" (nr. 20023)

04 Question de Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "le congé syndical des délégués syndicaux dans les prisons" (n° 20023)

 

04.01  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, aan het begin van de legislatuur ondervroeg ik uw voorganger herhaaldelijk over het syndicaal verlof in de gevangenissen. Uit de cijfers die ons toen werden bezorgd, bleek dat het aantal dagen syndicaal verlof dat op jaarbasis werd opgenomen, de afgelopen jaren enorm was gestegen.

 

De cijfers vergelijken was nogal moeilijk omdat de ene gevangenis wel reeds met SP-Expert werkte en de andere gevangenis niet. In de gevangenissen waar men reeds met SP-Expert werkte en de vergelijking wel mogelijk was, werd een stijging van het syndicaal verlof vastgesteld.

 

Uw voorganger bevestigde dat het probleem de pan uit swingde en dat zijn opvolger de gepaste maatregelen zou moeten nemen.

 

Uiteraard ligt er ook een taak en verantwoordelijkheid bij de vakbond zelf om interne controles uit te voeren. Het is evenwel het recht, misschien zelfs de plicht van de overheid om ook controle uit te voeren en indien nodig te corrigeren. De steeds stijgende cijfers tonen aan dat een correctie zich aandient. Syndicaal verlof voor vakbondsvergaderingen is natuurlijk noodzakelijk en moet blijven bestaan, maar oneigenlijk gebruik kan natuurlijk niet.

 

Aan het begin van uw ministerschap ondervroeg ik u reeds naar uw standpunt over het syndicaal verlof en uw eventuele geplande acties. U zei toen dat u de administratie de opdracht zou geven om de toepassing van de regelgeving en de procedures rond syndicaal verlof uit te klaren.

 

We zijn nu enige tijd verder, dus ga ik ervan uit dat die opdracht ondertussen afgerond is.

 

Vandaar de volgende vragen.

 

Wat zijn de huidige cijfers met betrekking tot het syndicaal verlof binnen het gevangeniswezen? Hoe evolueren die cijfers tegenover de vroegere cijfers? Het is interessant om weten of er een stijging of een daling is. Is er al dan niet een onderscheid tussen de verschillende gevangenissen?

 

Kunt u op basis van de laatste cijfers zeggen hoeveel voltijdse equivalenten wegens syndicaal verlof dagelijks ontbreken op de werkvloer?

 

Ik heb ook nog een vraag over de acties en uw beleid. Welke acties hebt u ondernomen na het rapport van de administratie dat de regelgeving en procedures voor het syndicaal verlof uitklaarde?

 

Ten slotte, heeft Justitie ondertussen al stappen ondernomen om de syndicale verloven meer te controleren en eventueel te corrigeren teneinde oneigenlijk gebruik tegen te gaan? Zo ja, welke acties werden er ondernomen? Zo neen, waarom niet?

 

04.02 Minister Annemie Turtelboom: Ten eerste zou ik willen zeggen dat wij tot 2012 de jaarcijfers niet op een deskundige wijze met elkaar kunnen vergelijken. De tool SP-Expert die de cijfers produceert werd immers op progressieve wijze in de gevangenissen ingevoerd en werd pas in 2012 volledig uitgerold. De cijfers tot dan zijn dus louter indicatief. Men zal wel op het einde van dit jaar 2013 met 2012 kunnen vergelijken.

 

In 2012 werden er 9 527 syndicale verloven opgenomen. In 2013 zijn dat er tot nu toe 7 072. Dat is de telling tot 30 september. Het is niet aan mij om mij uit te spreken over de werking van de syndicale organisaties. Op zich is het een goede zaak dat er zeer regelmatig vergaderd wordt tussen de vertegenwoordigers van de overheid en die van het personeel. Dit betekent immers dat er veel overleg is. Het feit dat er de jongste tijd minder stakingen zijn, laat mij toe daaruit af te leiden dat dit sociaal overleg ook werkt.

 

De gesprekken met de syndicale organisaties omtrent de problematiek van de syndicale verloven zijn bezig. Het is de bedoeling hierover een charter af te sluiten. Ik wens dit echter in alle sereniteit te laten verlopen. Op dit moment kan ik dus nog geen concrete stand van zaken geven.

 

04.03  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord en voor de cijfers die u me geeft. Ik noteer dat de opdracht nog niet ten einde is, aangezien er nog over gesproken wordt. Wij zullen het alleszins mee opvolgen.

 

Ik wil ter verduidelijking toch nog dit meegeven: uiteraard is het een zaak van de vakbond en is dat syndicaal verlof wel degelijk nodig. Wanneer er echter misbruik is waarvan andere collega’s het slachtoffer zijn, vind ik dat de overheid hiertegen moet optreden en dat er naar een oplossing moet worden gezocht. Ik denk dat de collega’s die altijd op de werkvloer zijn hiervoor vragende partij zijn en daar ook recht op hebben.

 

Ik moet u niet in herinnering brengen welke situaties er zich zoal voordeden, waarbij bijvoorbeeld een hele dag verlof werd opgenomen voor een vergadering die slechts één uur duurde. Steeds dezelfde mensen waren daarvan het slachtoffer. Dit zijn wantoestanden die ik graag wil aankaarten en waarvoor ik graag een oplossing zou zien. Samen met u ben ik benieuwd wat de cijfers op het einde van het jaar zullen zijn. Wij zullen er dan ook zeker op terugkomen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "het rapport van het OIP over de Belgische gevangenissen" (nr. 20028)

- de heer Fouad Lahssaini aan de minister van Justitie over "het Observatoire international des prisons" (nr. 20267)

05 Questions jointes de

- Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "le rapport de l'OIP relatif aux prisons belges" (n° 20028)

- M. Fouad Lahssaini à la ministre de la Justice sur "l'Observatoire international des prisons" (n° 20267)

 

05.01  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, u weet het eigenlijk al. Het is immers geen nieuw gegeven. Het rapport is ondertussen misschien ook al aan bod gekomen. Het gaat om het nieuwe rapport over de toestand van onze Belgische gevangenissen.

 

Er is al een rapport geweest in 2008, dat niet schitterend was. Laten we echter eerlijk bekennen dat het nieuwe rapport niet echt beter is. Een aantal zaken wordt wel degelijk aangekaart. Het zijn geen nieuwe zaken, zoals de chronische overbevolking in de gevangenissen alsook de slechte hygiëne en gezondheidszorg.

 

Ik heb ondertussen in de krant gelezen dat de overheid aan de ouderwetse kledij waarschijnlijk iets zal doen. De gevangenen zullen binnenkort hun eigen kledij mogen dragen.

 

Er blijft echter ook nog de toestand in de cellen, het eten en het niet-onbelangrijke feit dat geïnterneerden vaak tussen de gedetineerden zitten. Ook is er de chaos bij stakingen, waarbij de politie moet optreden. Voorts zijn er nog de bouwvallige gebouwen, de kleine cellen, een groter aantal zelfmoorden en meer geweldplegingen. Wij kunnen zo nog wel even doorgaan.

 

Dat wisten wij echter al. Het is een stand van zaken. Ik weet ook dat u eraan werkt of eraan probeert te werken.

 

Mevrouw de minister, wat mij evenwel vooral intrigeert, is dat het Internationaal Observatorium voor het Gevangeniswezen of OIP ook niet echt een goed rapport voor uw beleid geeft. Het doet mij deugd dat het niet altijd de oppositie is die een en ander aan de kaak stelt, maar dat ook een ander orgaan met de aanklachten komt. Het OIP stelt immers nadrukkelijk dat u vooral bezig bent met de verbetering van de cijfers, maar minder met de inhoudelijke invulling van de cijfers. Uw beleid – ik zal het voorzichtig uitdrukken – scoort bijgevolg niet zoals het hoort.

 

Vele punten van kritiek zijn al regelmatig in de commissie voor de Justitie aangekaart. Ik erken dat er inspanningen worden gedaan om de overbevolking van de gebouwen tegen te gaan. Wij moeten echter ook een algemene visie op detentie hebben. Die is er niet. Daardoor blijven alle oplossingen ontoereikend of zijn zij beperkt.

 

Daarom heb ik de hiernavolgende vragen.

 

Hoe beoordeelt u de kritiek van het OIP?

 

Welke maatregelen treft u om tegen de kritieken in te gaan, zoals de kritieken over slechte hygiëne, onvoldoende communicatiemiddelen en een stijgend aantal zelfmoorden?

 

Ten slotte, mevrouw de minister, het is misschien interessant te weten hoever wij met het hiernavolgende staan. Wat is de stand van zaken op het vlak van de invoering van een minimale dienstverlening in de gevangenissen, waardoor de politie niet langer bij stakingen zou moeten invallen?

 

Ik dank u alvast voor uw antwoord.

 

05.02  Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, j'avais déjà posé cette question lors d'une séance antérieure. Je me permets de la reposer car le rapport de l'OIP dénonce un certain nombre de situations dans les prisons. La liste est longue. Ma collègue vient de citer quelques éléments. Je vais en ajouter quelques-uns:

- les conditions de détention toujours plus dégradées;

- la politique arbitraire et anarchique en matière de classification des détenus;

- Ie non-respect des normes minimales en matière de soins de santé et la situation dramatique des internés;

- Ie non-respect des droits de la défense dans les sanctions disciplinaires, les mesures et régimes de haute sécurité et leur caractère déshumanisant et attentatoire aux droits fondamentaux;

- les problèmes liés aux grèves;

- le non-respect des dispositions de la loi Dupont huit ans après son adoption;

- la violence en prison;

- les errements dans l'application de la libération conditionnelle;

- la surpopulation pénitentiaire et l'absence de travail sur les causes de celle-ci ainsi que l'absence de réponse réfléchie, globale et concertée;

- les cahiers des charges mis en place dans la construction des nouvelles prisons.

 

Votre réponse à la question de savoir si vous comptiez remédier à ces constats était insatisfaisante, consistant à évoquer l'ouverture prochaine d'un centre de psychiatrie moderne, l'ouverture de la prison de Marche, et à nous dire que l'administration travaille à une réorganisation en profondeur. Vous ne pouvez ignorer que les solutions que vous préconisez en matière de lutte contre la surpopulation ne sont pas efficaces, comme nous avons pu le développer dans notre interpellation visant la mise en place d'états généraux de la situation carcérale, que vous vous obstinez à refuser.

 

Vous avez évoqué la création de 272 places pour les internés, alors qu'ils sont plus de 1 000 en prison et que ces places ne concernent que la Flandre. Contrairement à ce que vous avez annoncé, votre ministère ne fait qu'investir dans du matériel et de l'électronique, notamment des portiques de sécurité, tout en rognant sur l'humain et la réinsertion. Je ne citerai que l'exemple de la réduction des cadres SPS.

 

Madame la ministre, quand allez-vous tenir compte des recommandations et interpellations des ONG qui constatent chaque jour que votre politique va à contresens, tout comme la Cour des comptes, l'ONU et le Conseil de l'Europe?

 

05.03 Minister Annemie Turtelboom: Het is vooreerst duidelijk dat de toestand in de Belgische strafinrichtingen uiteraard niet evident is. Dat is ook de reden waarom we elke dag werken aan een verbetering van de situatie. Het overgrote deel van de opmerkingen is te herleiden tot een basisprobleem, namelijk de overbevolking. Dat is ook de reden – en ik verwijs naar het uitgebreide antwoord dat in de commissie is gegeven op 2 oktober – waarom ik een hele reeks maatregelen heb opgesomd die op dit moment genomen worden en in uitvoering zijn om de situatie te verbeteren.

 

Ten eerste, de intensievere samenwerking tussen het EPI en DVZ om een betere doorstroming te krijgen van illegale criminelen. Vorig jaar, in 2012, hebben we 375 mensen rechtstreeks teruggestuurd vanuit de gevangenissen. Vandaag zitten we al aan 500 tot eind september 2013. Verder is er het EU-kaderbesluit waardoor we meer gedetineerden kunnen overbrengen naar andere Europese lidstaten. De enkelbanden met gps waarover we daarstraks hebben gesproken, zitten in de testfase en worden op 1 januari uitgerold. We hebben de wachtlijsten weggewerkt voor probatie en werkstraffen. Ook de wachtlijsten voor de klassieke enkelbanden zijn weggewerkt. Er is de bouw en opening van drie nieuwe gevangenissen. Marche is vorig jaar opengegaan, Leuze en Beveren volgen en het FPC in Gent volgt ook. De bouw van het FPC in Antwerpen is gestart, net zoals de aanbesteding voor de bouw van de nieuwe gevangenis in Haren. Dat zal zorgen voor een daling van de overbevolking en ook voor betere levensomstandigheden in de gevangenissen.

 

Wat de aandacht voor re-integratie betreft, deel ik uw bekommernissen. Ik moet er wel op wijzen dat deze bevoegdheid conform artikel 5 van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen toekomt aan de Gemeenschappen.

 

L'internement est un problème ancien qui a valu à la Belgique plusieurs condamnations par la Cour européenne des droits de l'homme. À nouveau, je ne peux que me répéter. L'ouverture du centre de psychiatrie légale de Gand est prévue prochainement. D'ici l'été 2014, celui-ci pourra accueillir 272 internés dans un cadre adapté. La construction d'un second centre à Anvers démarrera dans les prochaines semaines.

 

Par ailleurs, je note qu'un certain nombre de remarques trouvent leur origine dans la vétusté de l'infrastructure. Les problèmes ne se posent pas dans les nouvelles prisons. Dans celles-ci, de vastes ateliers sont prévus, par exemple, de sorte que tous les détenus peuvent travailler. Du mobilier adapté est prévu dans les cellules. Ceci n'est pas possible dans les prisons plus anciennes à cause du manque de place. Je ne vois pas clairement comment l'Observatoire plaide pour une meilleure infrastructure tout en refusant la construction de nouvelles prisons.

 

Pour le reste, je rappelle que mon administration opère à l'heure actuelle une réorganisation en profondeur qui doit amener à une professionnalisation plus poussée de certaines décisions, notamment en matière de transfèrement, de classification des statuts juridiques externes, etc.

 

L'ouverture de la prison de Marche-en-Famenne, inaugurée officiellement ce 17 octobre, est également l'occasion de mettre en place une vision modernisée de la détention basée sur une sécurité passive importante en périphérie et sur une sécurité active à l'intérieur de l'établissement.

 

Certains constats ne sont par ailleurs pas exacts. Je rappelle que les régimes de sécurité sont prévus par la loi de principe et peuvent faire l'objet d'un contrôle judiciaire dès le moment où ils seraient inhumains et dégradants. De telles procédures ont eu lieu mais, à chaque fois, les juridictions ont donné raison à l'État belge. De même, les droits de la défense dans le cadre des procédures disciplinaires sont respectés et, lorsque ce n'est pas le cas - ce qui est exceptionnel -, la sanction disciplinaire peut être annulée par le Conseil d'État.

 

05.04  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Het is goed dat aan bepaalde zaken wordt gewerkt.

 

Uit uw antwoord wil ik wel enkele elementen nader bespreken.

 

U zegt dat u niet bevoegd bent voor de re-integratie. Er bestaat echter wel een detentieplan en dat plan is opgenomen in de wet betreffende de externe rechtspositie. Dat is uitgesteld tot na 2015, dus er wordt geen werk van gemaakt. Nochtans begint daar de re-integratie. De reclassering begint al in de gevangenis. Het gaat niet alleen over de vraag wat er met die mensen gebeurt als ze uit de gevangenis komen, maar ook over de vraag wat de gevangene doet met zijn detentietijd. Op dat vlak mis ik visie. Dat wordt gewoon uitgesteld. Dat is een eerste element.

 

Ten tweede, een punt van kritiek is dat u met cijfers goochelt. U weet dat ik dat standpunt genegen ben, dat ik dat ook vind. Zo haalt u aan dat de wachtlijsten gedaald zijn. Maar wanneer er geen enquêtes meer worden uitgevoerd of wanneer straffen van acht maanden herleid worden tot een achtste, dan is het natuurlijk wel gemakkelijk om de wachtlijsten weg te werken. Ik weet dat u argumenteert dat het gaat om een normale strafvermindering, omdat een gevangenisstraf ook herleid wordt. Dat klopt wel, maar een gevangenisstraf wordt gemiddeld herleid tot een derde of meer, niet tot een achtste. Daarin zit net het grote verschil, vind ik. Zo is het gemakkelijk om met cijfers dingen aan te tonen.

 

Nu ga ik er ook inhoudelijk dieper op in. Het gaat niet om die periode. U zegt dat de reclassering belangrijk is en ik vind dat ook, maar op de korte periode van 31 dagen die overblijft, beginnen de justitiehuizen niet aan een reclassering. De recidive zal daardoor niet worden aangepakt en op dat punt ontbreekt de visie. Het gaat dus niet alleen om de cijfers, maar om de inhoud en daarover moeten wij bekommerd zijn.

 

05.05 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw De Wit, sta me toe om daar nog iets aan toe te voegen. Het klopt niet, want doordat wij meer aan de strafuitvoering werken en veel meer enkelbanden in gebruik hebben, is de recidive voor wie faalt bij het naleven van de voorwaarden van, bijvoorbeeld, enkelbanden, gedaald van 14 naar 10 %.

 

05.06  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, dan moet u mij eens zeggen met welke recidivemonitor u dat gemeten hebt.

 

05.07 Minister Annemie Turtelboom: Welnu, het is een feit dat wie de voorwaarden schendt, opnieuw naar de gevangenis gaat. Door veel korter op de bal te spelen, merken wij dat de voorwaarden minder geschonden worden.

 

05.08  Sophie De Wit (N-VA): Maar op die voorwaarden wordt geen controle uitgeoefend. Ik probeer u nu net te zeggen dat op die korte periode de justitiehuizen niet eens beginnen aan een onderzoek van de voorwaarden en de reclassering. Zo kunt u blijven goochelen.

 

Laat me nog een punt aanhalen omtrent het schenden van de voorwaarden. Het volgende voorbeeld kan perfect, omdat u geen maatschappelijke enquêtes meer uitvoert. Iemand die veroordeeld is voor familiaal geweld, wordt nu thuis opgesloten in zijn living – dat is dan zijn gevangenis –, net waar zijn familie het slachtoffer is geweest van het geweld. Dat wil ik aankaarten. Het gaat niet om de cijfers, maar om de inhoud en de impact.

 

De voorzitter: (…)

 

05.09 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, mevrouw De Wit haalt de cijfers aan. Dan heb ik toch het recht om te antwoorden?

 

De cijfers van de recidive die ik aanhaal, zijn cijfers van mensen die tijdens hun periode met de enkelband de voorwaarden schenden en daardoor naar de gevangenis moeten gaan. Die cijfers zijn objectief gemeten en hebben niets te maken met de maatschappelijke enquête. Wij zien, door korter op de bal te spelen, dat die cijfers dalen.

 

De voorzitter: Mevrouw De Wit, u krijgt het woord voor een laatste repliek.

 

05.10  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, het zou dan wel mooi zijn, wanneer wij via een schriftelijke parlementaire vraag cijfers opvragen, niet altijd het antwoord te krijgen dat die cijfers niet ter beschikking zijn, want dat is het antwoord dat u steevast geeft. Dan is het gemakkelijk om nadien met niet-controleerbare cijfers te komen goochelen.

 

05.11  Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse, qui reste pour moi toujours insatisfaisante. En effet, les seules mesures que vous mettez en place pour réduire la surpopulation, c'est le port du bracelet électronique et, pour l'exécution des peines, c'est l'expulsion de personnes d'origine étrangère, dont une bonne partie, en principe, n'aurait pas dû se retrouver dans nos prisons.

 

Croire que vous avez trouvé la solution en renvoyant 500 personnes ou en augmentant le nombre de bracelets électroniques - sans mettre en place une véritable politique globale et intégrée qui concerne l'objectif de la peine et la traduire par l'application de la loi Dupont, qui va permettre de travailler aussi et surtout au niveau de la libération conditionnelle -, est une erreur.

 

Vous ne dites rien, madame la ministre, quant au bout de la peine. De plus en plus de détenus optent pour des fonds de peine, parce que toutes les procédures pour la libération conditionnelle traînent des mois, voire des années. Et si elles traînent, c'est aussi parce que vous avez diminué les effectifs des SPS - les personnes qui sont chargées de préparer les dossiers en vue de la libération conditionnelle -, qui déjà se voient chargés de dossiers supplémentaires; vous diminuez les effectifs des associations de justice qui peuvent aussi accompagner les personnes lors de la libération conditionnelle comme lors du port du bracelet électronique.

 

Vous vous obstinez à poursuivre cette politique qui vise simplement l'utilisation de gadgets en croyant qu'ils vont permettre de résoudre le problème de la surpopulation et de prévenir les récidives. Cependant, nous ne disposons d'aucune évaluation permettant d'affirmer que la récidive se produit plus souvent dans certains cas que dans d'autres. On part d'hypothèses, de sentiments et de nos envies de voir cette récidive diminuer en mettant en place l'une ou l'autre mesurette.

 

Ouvrir de nouvelles prisons n'a rien résolu jusqu'à présent. L'histoire de la prison a commencé au XIXè siècle et lors de chaque ouverture d'une nouvelle prison, celle-ci a été remplie. Si j'ai bien compris, vous comptez sur l'ouverture de nouvelles prisons pour diminuer la surpopulation. Imaginons que ces nouvelles prisons soient toutes ouvertes! Elles devraient prendre en charge 2 000 personnes, alors qu'aujourd'hui, la surpopulation est de 4 000 personnes. Dès lors, croire que l'ouverture de nouvelles prisons va diminuer la surpopulation, est un leurre. Cela signifie-t-il que la prison de Forest sera maintenue même après l'ouverture de la prison de Haren?

 

05.12  Annemie Turtelboom, ministre: (…)

 

05.13  Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen): Comment allez-vous diminuer la surpopulation carcérale?

 

05.14  Annemie Turtelboom, ministre: L'ouverture de trois nouvelles prisons à Leuze-en-Hainaut, Marche-en-Famenne et Beveren amènera trois fois 312 places. Le FPC de Gand apportera 272 places. Cela fait une augmentation d'environ 1 200 ou 1 300 places.

 

05.15  Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen): Mais la surpopulation est de l'ordre de 4 000 personnes.

 

De voorzitter: Mijnheer Lahssaini, we moeten afronden. Als ik iedereen een repliek van vijftien minuten geef, komen we vandaag niet rond.

 

05.16  Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen): Je sais qu'il ne faut pas répliquer pendant quinze minutes mais le temps de réplique doit être octroyé de manière égalitaire à tous!

 

De voorzitter: Dat heb ik ook gedaan. Dat doe ik.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de problemen in verband met de aanpak van de jeugdcriminaliteit ingevolge Salduz" (nr. 20040)

06 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "les problèmes relatifs à la lutte contre la délinquance juvénile à la suite de la loi Salduz" (n° 20040)

 

06.01  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, de procureur-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen, de heer Liégois, heeft statistieken waaruit zou blijken dat de jeugdcriminaliteit in Antwerpen en Limburg in 2012 met 25 % is gedaald tegenover 2011. Die daling is toch met een korrel zout te nemen.

 

Ook in België zou de geregistreerde jeugdcriminaliteit gemiddeld met 21 % zijn gedaald. Dat zou echter maar een schijnbare daling zijn, omdat minderjarigen nu, door de Salduzwetgeving, geen advocaat kunnen weigeren, maar de politie evenmin met zekerheid kan weten of er een advocaat werd gecontacteerd. Als die zekerheid er niet is, moet men de minderjarige laten gaan. Veel jeugdige criminelen zouden onverrichter zake moeten worden vrijgelaten. De politie zou ook veel minder vlug een proces-verbaal opstellen tegen minderjarige boefjes, omdat de Salduzwetgeving in de praktijk de concrete vervolging van jeugdige criminelen in de weg staat.

 

Bent u op de hoogte van die cijfers, mevrouw de minister? Als de procureur-generaal van Antwerpen ze heeft, moet u ze toch ook hebben? Kan op korte termijn ondubbelzinnig worden vastgesteld dat de Salduzwet er inderdaad de oorzaak van is dat jeugdige criminelen minder worden vervolgd? Zo ja, welke maatregelen kunt u nemen?

 

06.02 Minister Annemie Turtelboom: Het is correct dat MOF-zaken – het gaat om als misdrijf omschreven feiten – drastisch zijn gedaald, zeker voor 2012: 46 961 in 2011 tegenover 40 267 in 2012. Er kan daarvoor worden verwezen naar de website van het openbaar ministerie, www.om-mp.be/stad/jeu/n/index.html. De daling is in alle rechtsgebieden merkbaar. Er is niet onmiddellijk een verklaring voor de daling. De invloed van de Salduzverplichtingen kan een factor zijn die meespeelt, maar verder wetenschappelijk onderzoek zou die hypothese moeten bevestigen of ontkrachten.

 

In het kader van de evaluatie van de Salduzwet door mijn diensten wordt voorgesteld om het probleem inzake het al dan niet raadplegen van een advocaat te ondervangen door sowieso in een advocaat te voorzien voor minderjarige verdachten van categorie 3 die op uitnodiging worden verhoord voor een misdrijf. Die oplossing lijkt adequater dan de regeling aan te passen voor het versturen van de uitnodiging. De oplossing sluit ook aan bij de optie die reeds werd gepland om de webapplicatie van de permanentiedienst van de balie in die zin aan te passen en uit te breiden naar minderjarigen van categorie 3 bij een toekomstige update van de webapplicatie.

 

Voorzitter: Sophie De Wit.

Présidente: Sophie De Wit.

 

06.03  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, ik hoop dat men een absolute prioriteit maakt van dat wetenschappelijk onderzoek, want het is zeer onrustbarend dat de jeugdcriminaliteit alleen cijfermatig daalt. Op het terrein is daar weinig van te merken. Ik heb in elk geval nog geen politiedienst of parketmagistraat horen juichen dat het plotseling veel beter gaat. Dat onderzoek verdient volgens mij dus de absolute prioriteit.

 

Het kan niet dat er een lek zit in de opgevraagde cijfers zelf, terwijl er op het terrein niets gebeurt. Het gaat hier om jeugdcriminaliteit, precies een van de meest gevoelige onderwerpen in het hele misdaadgegeven. Binnen de maand moet u toch weten hoe het echt zit. Dat kan geen maanden aanslepen, want dan vrees ik dat de jeugdcriminaliteit op het terrein nog zal toenemen, terwijl de cijfers verder dalen, ten gevolge van de Salduzwet of wat dan ook, en dat kan niet de bedoeling zijn.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Questions jointes de

- Mme Marie-Christine Marghem à la ministre de la Justice sur "les conditions de travail du personnel médical et paramédical au sein des prisons" (n° 20059)

- Mme Kristien Van Vaerenbergh à la ministre de la Justice sur "la grève des médecins de prison" (n° 20086)

- M. Olivier Maingain à la ministre de la Justice sur "les arriérés de paiement des médecins et autres membres du personnel paramédical actifs dans les établissements pénitentiaires" (n° 20132)

- Mme Valérie De Bue à la ministre de la Justice sur "la grève des médecins de prison" (n° 20359)

- Mme Juliette Boulet à la ministre de la Justice sur "la situation dans les prisons et la grève des médecins" (n° 20395)

07 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Marie-Christine Marghem aan de minister van Justitie over "de arbeidsomstandigheden van het medisch en paramedisch personeel in gevangenissen" (nr. 20059)

- mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Justitie over "de staking van de gevangenisartsen" (nr. 20086)

- de heer Olivier Maingain aan de minister van Justitie over "de achterstallige betalingen aan de artsen en andere paramedici die in de penitentiaire inrichtingen werken" (nr. 20132)

- mevrouw Valérie De Bue aan de minister van Justitie over "de staking van de gevangenisartsen" (nr. 20359)

- mevrouw Juliette Boulet aan de minister van Justitie over "de toestand in de gevangenissen en de staking van de gevangenisartsen" (nr. 20395)

 

07.01  Marie-Christine Marghem (MR): Madame la présidente, madame la ministre, je me fais le relais du personnel médical et paramédical qui pousse un cri d'alarme depuis plusieurs années quant à ses conditions de travail déplorables. L'association regroupant les médecins pénitentiaires a récemment décidé que les gardes ne seraient plus assurées aussi bien en semaine que le week-end, ce qui pourrait engendrer une situation délicate dans nos prisons. Je précise que cette situation était contemporaine du moment où j'ai rédigé la question. Il se peut qu'elle ait évolué entre-temps et je suis prête à l'entendre.

 

Les revendications du corps médical sont de deux ordres.

 

D'une part, les médecins dénoncent un manque de valorisation de leur travail. Ils constatent des disparités dans les contrats d'entreprise. Ils ont subi également une suppression unilatérale de leurs honoraires de disponibilité ainsi que de nombreux actes techniques. Enfin, ils sont victimes d'irrégularités dans le paiement de leurs honoraires. Il leur a d'ailleurs été annoncé que plus rien ne serait payé d'ici février 2014. L'association représentant ces médecins menace donc d'intenter une action contre l'État belge pour obtenir le paiement de ces prestations. Là encore, il y a eu des évolutions dont vous allez certainement me parler.

 

D'autre part, le personnel médical condamne aussi la mise en place d'une politique budgétaire au détriment de la qualité des soins et la mise en place d'un formulaire thérapeutique ne laissant que peu de marge de manœuvre aux professionnels de la santé. Face à cette situation, les médecins déplorent le manque de dialogue et de concertation.

 

Dès lors, sachant que l'absence de gardes médicales pourrait rapidement détériorer le climat au sein de nos prisons, je me permets d'interroger la ministre sur les mesures qu'elle compte prendre ou qu'elle a déjà prises pour entendre les revendications du corps médical travaillant en milieu carcéral, notamment celles liées au paiement des honoraires, afin de renouer dialogue.

 

07.02  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, mijn vraag sluit aan bij de vraag van mevrouw Marghem. Ik heb u hierover al eens ondervraagd. Mijn huidige vraag dateert ondertussen ook al van 4 oktober. Ze is dus misschien al een beetje achterhaald.

 

Ik had graag een stand van zaken gekregen met betrekking tot de ontevredenheid van de gevangenisartsen.

 

Hun klachten waren zeer divers, gaande van de afschaffing van de werkvergoeding over de te beperkte lijst van medicijnen tot het feit dat ze zeer lang moeten wachten vooraleer ze uiteindelijk worden uitbetaald.

 

Er werden verschillende acties aangekondigd door de Franstalige en Nederlandstalige gevangenisartsen die daadwerkelijk ook werden uitgevoerd.

 

Mevrouw de minister, op welke wijze werd overleg gepleegd tussen het moment van de aankondiging van de acties en de daadwerkelijke start ervan? Hoe werd overlegd en wie was daarbij betrokken? Lopen er momenteel nog gesprekken of zijn er oplossingen in de maak? Zullen de gevangenisartsen dit jaar op schema, met de gebruikelijke drie maanden controlevertraging, worden uitbetaald voor prestaties die zij reeds hebben verricht of worden de betalingen effectief pas gepland voor volgend kalenderjaar?

 

Ik weet dat dit elk jaar, naarmate het einde van het jaar nadert, steeds later gebeurt.

 

De voorzitter: De heer Maingain en mevrouw De Bue zijn afwezig.

 

07.03  Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, je ne vais pas répéter tout ce qui a déjà été dit.

 

Le personnel de la santé dans les prisons est effectivement en très mauvaise posture. Les médecins sont en grève et ont déclaré qu'ils n'officieraient plus pour les services de nuit et de week-end. Cette situation découle notamment de votre décision de supprimer les indemnités de disponibilité.

 

Au sein de cette commission, à la fin du mois de septembre, vous justifiiez votre décision par le fait que "le coût de ce système (les indemnités de disponibilité) ne correspondait pas toujours aux prestations réellement fournies" et que vous souhaitiez remplacer celui-ci par des honoraires à l'acte ou au forfait et ayant fait l'objet d'un avis du Conseil pénitentiaire de la santé.

 

Madame la ministre, le dialogue a-t-il repris avec les médecins? Y a-t-il eu une reprise de la concertation?

 

Les médecins dénoncent aussi, mes collègues l'ont dit, des retards considérables dans le paiement de leurs honoraires. Qu'en est-il? Pouvez-vous faire le point sur ce sujet?

 

Vous affirmiez aussi "tout mettre en œuvre pour garantir la pérennité des soins de santé de qualité". Pouvez-vous faire le point sur les initiatives qui ont été prises pour garantir aux détenus les soins médicaux auxquels ils ont droit?

 

La presse faisait également état de restrictions dans les molécules que les médecins peuvent prescrire. Comment le choix a-t-il été fait? Vous êtes-vous assurée qu'aucun médicament indispensable n'était supprimé?

 

Pouvez-vous faire le point sur les mesures prises pour répondre aux critiques des rapports internationaux et pour améliorer la situation sanitaire des détenus?

 

07.04  Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, le service "Soins de santé" n'est, depuis juillet, plus à même de prévoir le paiement des honoraires de manière régulière. Les indemnités des mois de mai ont été perçues en juillet par les prestataires de soins. Toutefois, aucun paiement n'a été effectué, en août, pour le mois de juin.

 

Cette situation qui se répète chaque année est source de problèmes pour différents collaborateurs. J'ai fait de mon mieux pour libérer des moyens; grâce à cela, nous pouvons depuis la semaine dernière à nouveau effectuer des paiements. Je continue d'insister auprès du gouvernement et du ministre responsable du Budget pour qu'un nouveau déblocage de crédits permette d'honorer les paiements des prestations des mois à venir.

 

En ce qui concerne les indemnités de garde, c'est un fait que l'administration centrale a proposé en juin un plan de normalisation contenant quelques actions budgétaires. Une des principales mesures est la suppression de l'indemnité de disponibilité ou indemnité de garde pour les médecins généralistes à partir du 1er septembre dernier.

 

Cette suppression est inspirée par le caractère disproportionné de l'indemnité dans des établissements pénitentiaires par rapport au nombre de détenus et par le fait que cela ne reposait sur aucune base juridique.

 

Een ander heikel punt blijft de invoering van het gesloten formularium. Dit formularium ligt in de lijn van de politiek van het RIZIV, promoot op maximale wijze het gebruik van generische geneesmiddelen, helpt artsen om niet te moeten toegeven aan druk van de gedetineerden en laat tegelijkertijd een kwalitatieve zorgverlening voor de gedetineerden toe.

 

Een uitzonderingsprocedure laat toe die gevallen op te vangen waarvoor het formularium geen oplossing biedt. Een eerste actualisering werd op 4 oktober 2013 doorgevoerd door de formulariumcommissie. De volgende is gepland voor mei 2014. Deze commissie is multidisciplinair samengesteld uit artsen, psychiaters, apothekers en twee zorgdirecteurs, zodat dit deontologisch en methodologisch correct verloopt.

 

Samen met mijn administratie ben ik steeds bereid om de constructieve dialoog voort te zetten, indien de artsen budgettair neutrale en organisatorisch uitvoerbare alternatieven wensen voor te leggen.

 

Ik heb dan ook beslist om in de loop van november een medico-legale commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van de artsen, de beleidscel en de administratie, op te richten en om een eerste vergadering bijeen te roepen. Deze zal zich een paar keer per jaar beraden over de beleidsmatige aspecten van de zorgverlening in de penitentiaire instellingen.

 

Gelet op de recente betalingen hebben een aantal artsen hun actie al gestaakt.

 

07.05  Marie-Christine Marghem (MR): Je remercie la ministre pour sa réponse. Effectivement, au moment où les choses sont devenues critiques et où il y a eu menace de grève, le département a commencé à bouger. C'est une bonne chose…

 

07.06  Annemie Turtelboom, ministre: Excusez-moi, je veux seulement préciser quelque chose: ce n'est pas le département qui a commencé à bouger, c'est moi qui ai essayé de débloquer les budgets nécessaires avec mon collègue responsable du Budget. Le département connaît très bien la situation, à la fois la situation sur le terrain et la situation budgétaire. C'est donc à nous deux, avec le ministre responsable du Budget, que nous avons eu la possibilité de débloquer les budgets nécessaires.

 

07.07  Marie-Christine Marghem (MR): Très bien, donc voilà une précision très importante, ce qui veut dire que vous avez mis en place, d'une part, une "transfusion" – si je puis me permettre cette expression par analogie – qui permet aux médecins de commencer à être à nouveau payés; d'autre part, vous instituez un comité composé de médecins, d'homologues par rapport à ceux qui œuvrent dans les prisons, pour tenter de trouver une solution.

 

La seule chose que je ne comprends pas, c'est le caractère jugé disproportionné de l'indemnité pour les généralistes, par rapport au nombre de détenus, avez-vous dit, et à un autre paramètre que j'ai oublié. On dirait que vous considérez que l'indemnité qui était payée pour les généralistes dans les prisons devait être revue, compte tenu de son montant exagéré. J'aimerais bien avoir une explication complémentaire là-dessus.

 

07.08  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, u zegt dat er middelen worden vrijgemaakt. Het is alvast positief dat die mensen voor de reeds geleverde prestaties zullen vergoed worden. Ik hoop dat dit zo zal blijven tot het einde van het jaar, vermits dat meestal niet lukt naarmate het einde van het jaar nadert, maar hopelijk zal het nu wel lukken.

 

Ik blijf bepaalde keuzes van besparingen die worden doorgevoerd nog steeds raar vinden. Ik blijf bij mijn oorspronkelijke kritiek dat men in bepaalde gevallen toch niet onnodig naar externe hulp moet gaan, waardoor de beoogde besparingen misschien niet zullen bereikt worden.

 

Ten slotte, wat die commissie betreft, is het alvast positief dat er ook medici zullen zetelen in die commissie. Ik hoop dat die commissie effectief zal evalueren en tot de juiste oplossingen zal kunnen komen, en dat die dan ook effectief worden uitgevoerd. Een commissie enkel en alleen om te praten of om een commissie op te richten, zal ook niet lukken.

 

07.09  Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Madame la ministre, vous dites avoir essayé de résoudre les choses avec votre collègue en charge du Budget. Parmi les solutions envisagées, peut-on dire que vous comptez résoudre structurellement le problème de financement? Vous dites que les paiements du mois de mai, qui n'avaient pas été effectués, ont pu être repris voici une semaine. On imagine que de nombreux paiements doivent encore être réalisés. De même, toutes les prestations de ces derniers mois, s'il y en a eu, devront aussi pouvoir être financées. Une réponse, éventuellement une initiative législative si nécessaire, serait la bienvenue. Trouver une réponse ponctuelle satisfera peut-être les médecins temporairement mais pas durablement.

 

Par ailleurs, je ne comprends pas votre interprétation quant aux indemnités de garde que vous qualifiez de disproportionnées. J'ai du mal à comprendre ce terme et sa raison. Sur le terrain, malheureusement, l'OEP et le Comité européen pour la prévention de la torture mettent en évidence de graves dysfonctionnements, notamment des erreurs lors de la distribution des médicaments, des retards dans l'administration des soins, qui aggravent aussi l'état de santé des détenus. Cette situation est suffisamment grave pour que l'on puisse fournir des réponses urgentes mais aussi structurelles.

 

Présidente: Kristien Van Vaerenbergh.

Voorzitter: Kristien Van Vaerenbergh.

 

07.10  Annemie Turtelboom, ministre: Je voudrais ajouter quelque chose.

 

Le problème n'est pas résolu de manière structurelle; je suis très claire sur ce point. On a maintenant trouvé une solution pour les dossiers ponctuels. C'est la raison pour laquelle je reste en contact permanent avec le ministre responsable du Budget.

 

Nous ne pouvons payer à temps les médecins en raison du blocage demandé par l'Europe à cause du déficit budgétaire. Je travaille donc en étroite collaboration avec le département du Budget. Nous avons des réunions et des entretiens presque chaque jour. Je dois trouver une solution structurelle. Or cette solution doit venir du département du Budget.

 

En ce qui concerne les indemnités de garde, on a harmonisé les montants avec ceux en application au sein du RIZIV. Selon moi, il est normal de réaliser cette harmonisation.

 

07.11  Marie-Christine Marghem (MR): Une harmonisation avec qui?

 

07.12  Annemie Turtelboom, ministre: Avec l'INAMI. Veuillez m'excuser le RIZIV est la traduction néerlandaise.

 

07.13  Marie-Christine Marghem (MR): Très bien. En ce qui concerne l'absence de base juridique, vous comptez fournir une base légale aux indemnités des généralistes?

 

07.14  Annemie Turtelboom, ministre: Non, les indemnités de garde ont été mises en concordance avec les tarifs en vigueur au sein de l'INAMI.

 

07.15  Marie-Christine Marghem (MR): Mais ce n'est pas une base juridique. C'est simplement une harmonisation qui peut sembler cohérente.

 

Vous dites qu'il y avait disproportion par rapport au nombre de détenus dans les établissements pénitentiaires et vous indiquez par ailleurs que ces tarifs ne reposaient sur aucune base. Vous estimez que le fait d'avoir harmonisé est la base juridique souhaitable? Je ne comprends pas.

 

De voorzitter: De volgende keer kunnen er nog altijd bijkomende vragen worden gesteld.

 

07.16  Marie-Christine Marghem (MR): La base juridique signifie simplement qu'un texte prévoit que ces gens sont payés à un tel tarif, selon telle nomenclature, etc. Si on rapproche cet élément-là d'une base établie par l'Institut national d'assurance maladie-invalidité (INAMI) prévue pour les gardes de généralistes à l'extérieur, je comprends que c'est cette base-là qui est prise en compte. Je cherche simplement à comprendre la formulation de la phrase.

 

La présidente: Peut-être serait-ce mieux dat u opnieuw een vraag indient tegen de volgende keer. Ce serait la meilleure solution.

 

07.17  Marie-Christine Marghem (MR): Je le ferai.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Question de Mme Marie-Christine Marghem à la ministre de la Justice sur "l'assujettissement à la TVA des interprètes judiciaires et ses conséquences" (n° 20060)

08 Vraag van mevrouw Marie-Christine Marghem aan de minister van Justitie over "de btw-plicht voor gerechtstolken en de gevolgen ervan" (nr. 20060)

 

08.01  Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, comme vous le savez sans doute, l'administration de la TVA a décidé de soumettre à la TVA les prestations de traduction orale simultanée effectuées par les interprètes lors d'auditions menées par la police fédérale. Cette décision devrait, après un premier report, être d'application dès le 1er janvier 2014.

 

Cette introduction de l'assujettissement à la TVA pour les interprètes judiciaires ne fait l'objet d'aucune critique de la part de la profession. Elle permettra de mettre tous les prestataires de services d'interprétation sur un pied d'égalité. Toutefois, cette mesure contraindra les interprètes à satisfaire à diverses obligations légales dont ils n'avaient probablement pas connaissance jusqu'ici: ils devront demander un numéro d'entreprise, tenir une comptabilité et, dans la plupart des cas, payer des cotisations sociales.

 

La Chambre belge des traducteurs et interprètes dénonce, dans un récent communiqué, le manque d'accompagnement de votre département pour informer ce secteur de ces nouvelles dispositions.

 

Dès lors, je me permets de vous interroger sur vos actions et celles de votre administration pour informer les greffes du pays de ces nouvelles mesures. Quelle procédure est-elle mise en place pour exécuter cette mesure? Comment votre département compte-t-il appliquer la loi, votée à la Chambre des représentants le 17 juillet 2013, garantissant le paiement des factures dans un délai de 60 jours? En effet, l'application adéquate de cette législation permettra aux interprètes de ne pas devoir avancer la TVA dans le cas où l'État rechignerait ou aurait des difficultés à honorer ses créances.

 

J'ose espérer que vous êtes sensible, tout comme moi, vous le savez, à la fonction des interprètes judiciaires dans notre système judiciaire et à leur rôle essentiel pour la démocratisation de la justice.

 

08.02  Annemie Turtelboom, ministre: Madame Marghem, en ce qui concerne vos questions relatives à la communication aux greffes et aux procédures à appliquer, je vous renvoie à ma réponse du 2 octobre. Les greffes et les interprètes judiciaires ont été informés de la décision du SPF Finances par le biais de la circulaire ministérielle n° 208. Cette circulaire concernait également des renseignements destinés aux greffes pour faire exécuter les paiements des états de frais des interprètes judiciaires.

 

Une circulaire plus détaillée est en cours de rédaction. Elle fait part de la décision du SPF Finances d'accorder un report, d'une part, et des directives pratiques au sujet des nouvelles obligations des interprètes judiciaires en matière de TVA, d'autre part.

 

En ce qui concerne le nouveau projet de loi sur les retards de paiement, la question de savoir si celui-ci est également applicable aux frais de justice en matière répressive divise.

 

Il existe, en effet, une jurisprudence de la Cour constitutionnelle datant de 2009 et du Conseil d'État datant de 2012, qui estime que les indemnités pour les frais de justice en matière répressive relèvent du champ d'application de l'article 145 de la Constitution (les droits politiques), tandis que les tribunaux civils compétents en ce qui concerne la législation sur les retards de paiement relèvent de l'article 144 de la Constitution.

 

À cet égard, je vous invite à poursuivre la lecture intéressante de l'arrêt n° 188/2009 du 26 novembre 2009 de la Cour constitutionnelle et de l'arrêt n° 219-316 du 10 mai 2012 du Conseil d'État. En outre, le considérant 12 de la directive 2011/7/UE concernant la lutte contre les retards de paiement dispose que les retards de paiement constituent une violation du contrat. Le recours aux services d'un interprète judiciaire, par exemple, ne se déroule toutefois pas par le biais d'un contrat. Le prestataire de services est, en effet, requis par un magistrat qui le charge d'une mission déterminée dont la portée et le délai dans lesquels la mission doit être accomplie sont fixés par le magistrat. Après l'accomplissement de la mission, le magistrat requérant vérifie la qualité de la prestation, contrôle sa conformité à la tarification et taxe l'état de frais. En cas, notamment, de retard dans l'exécution de la prestation, de sa mauvaise exécution aux facturations exagérées par le prestataire de services, quelle que soit la nature de la mission, le magistrat peut réduire l'état de frais par décision motivée.

 

Enfin, le prestataire de services sera puni d'une amende s'il refuse d'exécuter la mission pour laquelle il a été requis. Cela ne signifie toutefois pas que, dans le contexte financier actuel et dans le cadre légal du règlement général des frais de justice en matière répressive, mon administration ne met pas tout en œuvre pour faire appliquer l'esprit de cette loi.

 

08.03  Marie-Christine Marghem (MR): Madame la présidente, je remercie Mme la ministre pour sa réponse. Vous avez étoffé vos explications par les sources légales et judiciaires existant au sujet des retards de paiement et de la qualification qu'il faudrait ou non donner au lien qui unit l'interprète au magistrat qui le désigne. Mais il reste que, si de la TVA est calculée sur l'ensemble des prestations des interprètes, ceux-ci vont devoir entrer dans un système qui fait que, trimestriellement, ils vont devoir rétrocéder ou plus exactement faire des déclarations à la TVA relatives aux travaux qu'ils ont accomplis sur une période donnée. Il leur faudra avoir une trésorerie suffisamment garnie pour pouvoir assumer le paiement à l'État de ce qui devrait être fait dans le cadre de leur assujettissement, alors même qu'ils n'auraient éventuellement pas reçu le paiement de leurs prestations. C'est ça le problème, c'est le financement de leur trésorerie qui est nécessaire dans ce cadre-ci.

 

Si cette TVA n'était pas appliquée, cette obligation n'existerait pas et ils pourraient continuer à attendre ou à se plaindre de devoir attendre le paiement de leurs honoraires dûment taxés par les jugements qui clôturent leur mission.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Vraag nr. 20164 van de heer Van Hecke wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 20202 van mevrouw Meire wordt eveneens omgezet in een schriftelijke vraag.

 

Mevrouw Becq vraagt om nog even te wachten met de samengevoegde vragen nrs 20228, 20286 en 20331. Kan iedereen daarmee instemmen?

 

08.04  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, collega Devlies zal het mij niet kwalijk nemen dat ik wacht op zijn fractielid, collega Becq, tenzij mevrouw De Wit de vraag wil stellen?

 

De voorzitter: Ik zal ondertussen mijn vraag stellen. Heeft iemand er bezwaar tegen dat ik mijn vraag nr. 20085 van op de voorzittersstoel stel? (Neen)

 

09 Vraag van mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Justitie over "de werklastmeting bij de hoven van beroep" (nr. 20085)

09 Question de Mme Kristien Van Vaerenbergh à la ministre de la Justice sur "la mesure de la charge de travail auprès des cours d'appel" (n° 20085)

 

09.01  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, de werklastmeting bij de hoven van beroep is in deze commissie reeds enkele jaren het voorwerp van vragen. Vorig jaar antwoordde u dat “de gegevens van het rapport voor alle hoven van beroep tegen eind 2012 beschikbaar moeten zijn en begin 2013 moeten de resultaten bekend zijn”. Ik citeer uw antwoord op een van de vorige vragen die ik u stelde.

 

Toen ik u in maart 2013 vroeg naar de stand van zaken, kreeg ik als antwoord: “Het opgeleverde rapport moet nog aangevuld worden, en er moeten nog keuzes gemaakt worden om tot een evenredige personeelsverdeling te komen.” Intussen is het alweer een half jaar later. Ik wens dan ook de volgende vragen te stellen, mevrouw de minister.

 

Ten eerste, hoe is het gesteld met het project werklastmeting bij de hoven van beroep? Is de aangekondigde aanvulling intussen gedaan? Is er al een definitief eindverslag?

 

Ten tweede, in voorkomend geval, mogen wij van u conclusies respectievelijk initiatieven verwachten? Tegen welke datum?

 

Ten derde, indien het verslag nog steeds niet definitief is afgerond, wat is de ultieme datum die aan de betrokkenen wordt opgelegd? Indien die datum niet gehaald wordt, welke initiatieven zult u dan nemen om een definitief rapport af te dwingen? Ik dank u alvast voor uw antwoord.

 

09.02 Minister Annemie Turtelboom: Het definitief gevalideerde rapport over de werklastmeting bij de hoven van beroep werd mij bezorgd op 13 september 2013. Ik heb mijn administratie de opdracht gegeven, onder meer rekening houdend met de rapporten, een wetgevend initiatief voor te bereiden waarin een voorstel wordt gedaan om definitieve kaders vast te leggen.

 

09.03  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Ik kijk uit naar uw wetsontwerp. Ik hoop dat het er zal komen en dat het goedgekeurd wordt in de commissie. Nu kijk ik wel ver vooruit. Dit is alleszins een positieve evolutie. Dat hoop ik althans.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "het euthanasieverzoek van een geïnterneerde" (nr. 20409)

10 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "la demande d'euthanasie formulée par un détenu" (n° 20409)

 

10.01  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, deze zaak raakt de kern van ons gevangeniswezen en het kader van onze beschaving.

 

In de gevangenis van Merksplas bevindt zich een gedetineerde die bijna dertig jaar afwisselend in Merksplas en Turnhout zit. Betrokkene heeft nu een verzoek om euthanasie ingediend omdat hij niet de gepaste behandeling heeft gekregen en deze in de toekomst ook niet zal krijgen, waardoor hij zich in een toestand van uitzichtloos lijden zou bevinden. In Nederland zou er een aangepaste behandeling bestaan, de zogenaamde FPC Pompestichting. Geïnterneerden kunnen daar een gewoon dagdagelijks leven leiden, zij het zeer goed afgescheiden van de buitenwereld, zodat zij de feiten die zij hebben gepleegd niet opnieuw zouden kunnen begaan.

 

De geïnterneerde waarvan sprake, die zich op Belgisch grondgebied bevindt en de Belgische nationaliteit heeft, is blijkbaar gestart met een kort geding wegens zijn situatie. Het gaat erom dat hij ofwel euthanasie kan laten plegen, ofwel een aangepaste behandeling zou krijgen. Mocht de gepaste behandeling er niet komen, dan zou hij zich in een toestand van uitzichtloos lijden kunnen laten verklaren, waarna hij euthanasie kan laten plegen. Los van het feit of het maatschappelijk aanvaardbaar en moreel te rechtvaardigen is dat wordt ingegaan op zo’n vraag naar euthanasie van een geïnterneerde, wegens een onaangepaste behandeling of om andere mogelijk medisch te verantwoorden redenen, is het toch schrijnend dat dit fenomeen zich voordoet.

 

Welke oplossing ziet u voor de geïnterneerde in kwestie? Kan de Pompestichting op Nederlands grondgebied op termijn een aanvaardbare uitweg bieden? Zijn er mogelijkheden om geïnterneerden van bij ons naar ginder te transporteren? Zo nee, waarom niet?

 

10.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, ik ken uiteraard de problematiek zeer goed en heb daarover meermaals contact gehad met professor Wim Distelmans. Natuurlijk moeten ook in dit dossier de geldende wetten worden toegepast. De aanvraag tot euthanasie wordt behandeld krachtens de wet op de euthanasie, waarbij onafhankelijke organen een beslissing nemen. Daar heb ik als minister van Justitie uiteraard geen enkele bevoegdheid over.

 

De plaats waar de geïnterneerde moet verblijven, behoort tot de bevoegdheid van een gerechtelijk orgaan, zijnde de commissie tot bescherming van de maatschappij. Ook dat is wettelijk geregeld en krachtens de scheiding der machten kan ik mij daar niet mee inlaten. Zolang de CBM geen beslissing neemt ten aanzien van een opname in Nederland, wat niet evident is omdat de betrokkene geen band heeft met Nederland, zal hij in België moeten blijven. De opening van het FPC in Gent kan mogelijkerwijze een oplossing bieden, al zal nog altijd de CBM daarover moeten beslissen.

 

Ik heb de reportage gezien en ik heb daaromtrent ook verschillende keren contact gehad met professor Distelmans, maar ik zit in een onmogelijkheid vanwege de onafhankelijkheid van de commissie. Als de commissie beslist dat de betrokkene in België moet blijven, dan kan ik mij daar slechts bij neerleggen.

 

10.03  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, ik begrijp het. Het gaat inderdaad om de scheiding der machten. Vanuit mijn ideologisch en moreel waardenkader kunnen wij echter niet toestaan dat geïnterneerden zelfmoord plegen omdat zij geen aangepaste behandeling krijgen, of dit nu om één geval gaat dan wel omdat het massaal gebeurt. Ik weet ook niet of de betrokkene zijn vraag op de gepaste wijze heeft gesteld; daarover kan ik dus niet oordelen.

 

In elk geval moet de commissie tot bescherming van de maatschappij oordelen. Die commissie kan het oordeel vellen dat de betrokkene erop aanspraak zou kunnen maken om naar Nederland te gaan. Indien dat niet het geval is, hoop ik van harte dat het FPC, dat nu in de steigers staat en binnen afzienbare tijd zal worden geopend, een oplossing kan bieden. Wij kunnen natuurlijk niet ingaan op al de wensen van alle geïnterneerden, op alle mogelijke aangepaste behandelingen, want elk geval is apart, maar als die man al enigszins soelaas zou kunnen vinden in een van de FPC’s of in het FPC dat weldra opengaat, dan meen ik dat wij een maatschappelijk aanvaardbare oplossing gevonden hebben. Dan moeten wij ons niet laten verleiden om naar oplossingen te streven die het einde van een mensenleven zouden betekenen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Momenteel zijn er geen vraagstellers aanwezig. De leden van wie er nog vragen moeten worden gesteld, zijn in andere commissievergaderingen.

 

10.04 Minister Annemie Turtelboom: (…)

 

De voorzitter: Mevrouw Boulet is onderweg en mevrouw Becq zat geblokkeerd.

 

10.05  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, hebt u er een idee van wanneer zij hier zijn? Ik wil wel even wachten, maar ik wil geen halfuur zitten niksen.

 

10.06 Minister Annemie Turtelboom: Het onderwerp is vanmorgen ook al aan bod gekomen. Toen werden daarover ook al vragen gesteld.

 

10.07  Sophie De Wit (N-VA): Dat klopt. Ik zou kunnen voorstellen om die vraag te laten uitstellen, maar in de week na de herfstvakantie volg ik een opleiding, waardoor ik hier niet aanwezig kan zijn. In dat geval kan ik mijn vraag niet meer stellen, omdat zij slechts een keer kan worden uitgesteld.

 

10.08 Minister Annemie Turtelboom: Laten we er dan nu aan beginnen.

 

De voorzitter: Collega’s, u kiest zelf of u uw vragen nu stelt, al dan niet wacht op mevrouw Becq of uw vragen uitstelt. Ik kom niet tussenbeide.

 

10.09  Bert Schoofs (VB): (…) (zonder micro)

 

De voorzitter: Mevrouw Boulet is in aantocht. Ik zal de commissiesecretaris nog eens laten bellen naar mevrouw Becq.

 

11 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de Salduzuitbreiding waartoe de Europese ministers van Justitie hebben besloten" (nr. 20228)

- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de richtlijn betreffende het recht op toegang tot een advocaat" (nr. 20286)

- de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de uitbreiding van de Salduzwetgeving op Europees niveau" (nr. 20331)

11 Questions jointes de

- Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "l'extension de la réglementation Salduz décidée par les ministres européens de la Justice" (n° 20228)

- Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "la directive relative au droit à un avocat" (n° 20286)

- M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "l'élargissement de la loi Salduz au niveau européen" (n° 20331)

 

11.01  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, op maandag 7 oktober hebben de Europese ministers van Justitie – behalve u heb ik begrepen, u zou zich onthouden hebben – een voorstel goedgekeurd dat de Salduzwetgeving danig uitbreidt. Vanaf nu krijgt iedereen gegarandeerd toegang tot een advocaat, in elke fase van de strafprocedure, vanaf het eerste verhoor. Ook de vertrouwelijkheid van de communicatie tussen de advocaat en de beschuldigde wordt gegarandeerd. Er kunnen wel uitzonderingen op dat recht komen, maar alleen in welomschreven gevallen en zeer uitzonderlijk.

 

De nieuwe Europese regelgeving past natuurlijk in het kader van het voornemen om de beklaagden meer basisrechten te geven. Daar is op zich niets mis mee, maar het probleem is wel dat die nieuwe regelgeving heel ons Belgisch systeem, met een onafhankelijke en neutrale onderzoeksrechter, heel zwaar onder druk zet. Het Europese systeem zal steeds meer afglijden naar een Angelsaksisch of Amerikaans systeem, waarin de procureur en de advocaat centraal staan.

 

Het voorstel is goedgekeurd. De richtlijn wordt binnen enkele maanden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Vervolgens hebben wij drie jaar de tijd om de richtlijn te implementeren in het Belgische rechtssysteem.

 

U weet dat de huidige Salduzwetgeving al heel wat heeft veroorzaakt, ook financiële moeilijkheden. Als ik die aanpassingen bekijk en de aanpassingen die er nu aankomen, dan denk ik dat het niet alleen een moeilijke oefening wordt, want wij moeten ons procedurerecht herbekijken, maar ook dat het een dure aanpassing zal worden.

 

De situatie zorgt voor onrust binnen het gerechtelijk apparaat. Ik durf te zeggen dat er bij ons allemaal een zekere ongerustheid is. Het wordt een zwaar dossier, alleszins voor de volgende regering. Ik zei het al dat u zich hebt onthouden. U was dus niet zo happig op de nieuwe regelgeving. Vandaar mijn vragen.

 

Mevrouw de minister, wat is uw inschatting van de impact van die nieuwe regelgeving op ons Belgisch systeem? Welke financiële gevolgen zal de nieuwe regelgeving hebben voor de Belgische overheid, onder meer doordat de overheid in meer middelen zal moeten voorzien voor juridische tweedelijnsbijstand? Om welke specifieke redenen onthield u zich tijdens de stemming? Welke maatregelen zal de huidige regering nu reeds nemen, enerzijds om de nieuwe wetgeving tijdig te kunnen omzetten naar Belgisch recht, anderzijds om de financiële gevolgen in de toekomst het hoofd te bieden?

 

11.02  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, onlangs beslisten de ministers van Justitie binnen de EU om de Salduzwetgeving verder uit te breiden dan nu al het geval is. In elke fase van de procedure zou de toegang tot een advocaat moeten worden gegarandeerd.

 

Men houdt daarbij geen rekening met het Belgisch rechtssysteem – ik heb daar al vaker op gewezen – met de onderzoeksrechter die à charge en à decharge bij een onderzoek betrokken is. Dan hebben wij het natuurlijk alleen over de onderzoeksgerechten.

 

Toch zal het evenwicht in de Belgische strafprocedure mogelijk helemaal dreigen teloor te gaan, aangezien al voor de toepassing van de Salduzwet belangrijke waarborgen gegarandeerd waren via het systeem van de onderzoeksgerechten.

 

Ik zal de vragen van collega De Wit niet herhalen. De antwoorden op haar vragen interesseren mij echter ook.

 

Welke gevolgen zal de uitbreiding van de Salduzregelgeving voor België hebben op het vlak van de strafrechtprocedure?

 

Ik zie dat er een fout staat in mijn vraagstelling: “strafpostprocedure” staat er. Ik weet niet hoe dat daar komt.

 

Mevrouw de minister, kunt u een eerste raming geven van de budgettaire impact van de verdere implementatie van Salduz in onze wetgeving?

 

11.03  Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, de Europese richtlijn betreffende het recht op toegang tot een advocaat werd na jarenlange discussies aangenomen. Lidstaten hebben drie jaar de tijd om de nodige voorzieningen te treffen tot implementatie ervan. Wij weten al even dat de richtlijn op komst is en wij hebben er al vragen over gesteld.

 

Wij weten dat, zoals u zei, de Salduzrichtlijn in belangrijke mate ingrijpt in de organisatie van onze strafprocedure. U hebt dat ook meermaals aangehaald naar aanleiding van de toelichting bij uw Europese gesprekken hierover.

 

Welke initiatieven worden opgestart of lopen reeds om de implementatie in goede banen te leiden?

 

Kunt u een stand van zaken geven met betrekking tot de groep van academici die u hebt aangeduid om zich te buigen over de knelpunten in onze strafprocedure?

 

Heeft deze groep al vorderingen gemaakt? Wat is daar de stand van zaken? Is er al een verslag uitgebracht? Tegen wanneer zal dat verslag klaar zijn?

 

11.04 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, ik lees nogmaals de motivatie voor van het Belgisch standpunt waarom wij ons in de finale fase hebben onthouden.

 

Ik citeer: "België heeft twee jaar geleden na een parlementair debat en uitgebreide consultaties van de bevoegde instanties bij politie en gerecht een hervorming aangenomen om de zogenaamde Salduzjurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens met betrekking tot de toegang van de advocaat in de strafprocedure te implementeren. Deze hervorming heeft een nog steeds beperkte toegang gecreëerd, maar die ook effectief is en toegankelijk is voor alle burgers. Het voorstel van richtlijn waarmee de Unie de verschillende rechtssystemen inzake de toegang tot een advocaat van de lidstaten wil harmoniseren, vertrekt van een andere benadering en dreigt het delicate evenwicht dat in België is bereikt over deze kwestie opnieuw op de helling te zetten. Gezien de mogelijke budgettaire impact en de impact op de basisbeginselen van zijn strafrecht, heeft België besloten zich te onthouden bij de stemming over deze richtlijn, maar België blijft evenwel zijn steun geven aan de uitvoering van de roadmap over de harmonisering van het procedurerecht."

 

Deze standpunten worden uiteraard niet enkel door mij ingenomen, maar werden uitgebreid overlegd binnen de federale regering en zelfs met de Gewesten en de Gemeenschappen.

 

Wij hebben tot november 2016 de tijd om deze richtlijn om te zetten in Belgische wetgeving. Ik heb de vicevoorzitter van de Europese Commissie, Viviane Reding, gezegd dat drie jaar tijd voor ons wel heel kort is om een dergelijke richtlijn om te zetten.

 

Ik heb eind vorig jaar al de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid de opdracht gegeven om een praktijkgericht onderzoek te laten uitvoeren naar de knelpunten in de huidige strafprocedure, met het oog op het vernieuwen van deze procedure.

 

Dit onderzoek is aan een onderzoeksteam van de universiteit van Gent gegund, is enkele maanden geleden van start gegaan en heeft een looptijd van één jaar. In een eerste fase wordt een inventaris gemaakt van de actuele problemen en knelpunten, onder meer gebaseerd op de bevraging van sleutelfiguren en de primaire stakeholders en rechtspractici van het strafrechtelijk beleid.

 

Vervolgens zal er een rechtsvergelijkende analyse gebeuren en ten slotte zullen in een eindrapport voorstellen en concrete beleidsopties worden geformuleerd, met argumenten pro en contra, die de gefundeerde basis kunnen vormen voor de politieke bespreking van de vooropgestelde hervormingen ten gronde.

 

Naast dit onderzoek, dat ruimer is dan de problematiek van de bijstand van de advocaat, zullen intern ook de bevoegde diensten van de FOD Justitie overgaan tot een grondige screening van de bepalingen van de EU-richtlijn, met consultatie van de voornaamste betrokkenen.

 

Zowel het onderzoek als de interne screening moet tegen volgende zomer klaar zijn met de eerste resultaten en deze zullen een goede basis vormen om een beleidsbeslissing te nemen. In die context is het vandaag zeer moeilijk te zeggen wat de budgettaire implicaties zullen zijn. Er doen wilde verhalen over getallen de ronde, terwijl anderen zeggen dat het best zal meevallen. Het is een wezenlijk element in deze richtlijn, die moet worden omgezet tegen november 2019, maar het betekent wel een omzetting in november 2016. Wij zullen ervoor zorgen dat het rapport klaar is in het voorjaar, tegen de zomer van volgend jaar, waardoor men onmiddellijk na de verkiezingen over een basis beschikt om de verwachtingen van de richtlijn te kunnen nagaan, maar waardoor men ook – veel ruimer – kan zien op welke manier ons strafrecht kan worden aangepast, via de lacunes die er zijn en waarop de Europese richtlijn misschien geen implicaties heeft.

 

11.05  Sophie De Wit (N-VA): Dat er een titanenwerk op ons afkomt, weten wij. Ik vind het goed dat er voorbereidend werk wordt geleverd. Ik ben benieuwd naar die rapporten. Ik ben ook benieuwd naar andere lacunes en knelpunten, want die zijn er ook.

 

U weet dat wij al herhaaldelijk hebben opgeroepen om de denkoefening geheel opnieuw te maken, zowel over het Strafwetboek als over ons strafprocesrecht. Vandaag hebben wij nog het voorbeeld van de procedurefouten gezien. Ik denk dat dit aspect ook aan bod zal komen. Ik kijk met veel interesse uit naar die rapporten. Wij zullen de volgende jaren niet mogen stilvallen. Het is een uitdaging die wij absoluut moeten willen aangaan. Ik denk dat iedereen het er wel over eens zal zijn.

 

11.06  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, uw standpunt en dat van België nu, heb ik altijd al verkondigd bij de invoering van de Salduzwet. Blijkbaar volgt de regering dat standpunt stapsgewijs. Dat leidt bij mij en bij steeds meer burgers alleen maar tot een grotere EU-allergie. De Salduzwet is een veruiterlijking van de politieke dwangneurose die zich sinds Maastricht meester heeft gemaakt van de Europese leiders. Dat zal op zeker ogenblik botsen bij vele EU-burgers.

 

Terugkerend naar het principe van de Salduzwet, is het goed dat er een begeleiding van verdachten is wanneer er weinig waarborgen zijn in een rechtssysteem, maar die waarborgen hadden wij hier wel. Ik vind het nog altijd een soort beschavingsziekte. Ik had het daarstraks al over de beschaving, tijdens de discussie over het euthanasieverzoek van een gedetineerde. Wanneer iemand uit vrije wil, zonder dwang, bekentenissen aflegt, vind ik het niet kunnen dat een bepaalde procedureregel verhindert dat die bekentenis wordt gewaardeerd en bewijskracht zou hebben. Daarmee stoten we ook op de grenzen van de beschaving. Ik vind dat ook fundamenteel onethisch.

 

Ik denk niet dat wie Salduz mordicus overal en altijd wil invoeren erbij stilstaat dat slachtoffers eigenlijk nog meer in de kou worden gezet. Het onevenwicht tussen slachtoffers en daders wordt hierdoor niet hersteld. Integendeel, het geschonden evenwicht wordt alleen maar groter.

 

11.07  Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, ik kijk vol verwachting uit naar dat rapport, rekening houdend met het feit dat wij de vraag gesteld hadden om de strafprocedure, het strafrecht en de straffen op termijn opnieuw te kunnen uittekenen. Ik begrijp dat het voor de volgende regeerakkoorden zal zijn en dat het rapport voordien klaar zal zijn.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Question de Mme Juliette Boulet à la ministre de la Justice sur "le dossier des tueurs du Brabant" (n° 20425)

12 Vraag van mevrouw Juliette Boulet aan de minister van Justitie over "het dossier van de Bende van Nijvel" (nr. 20425)

 

12.01  Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Madame la ministre, à deux ans de la prescription du dossier relatif aux tueurs du Brabant, on peut dire que, malheureusement, le "torchon brûle" entre les anciennes équipes d'enquêteurs et les équipes actuelles. Lors de la rencontre annuelle avec les familles des victimes, les enquêteurs de Charleroi ont ainsi parlé de "manipulation" comme "seule hypothèse retenue", expliquant le fait que les enquêteurs de la cellule de Termonde aient repêché des pièces à conviction dans le canal de Ronquières, en 1986, là où, une année plus tôt, les enquêteurs de Nivelles n'avaient rien trouvé.

 

La cellule de Charleroi et la juge Martine Michel s'appuient, pour ce dire, sur les résultats d'une analyse demandée à l'INCC mettant en évidence que les armes et autres éléments attribués aux tueurs n'ont pas pu séjourner au fond du canal une année durant mais deux mois tout au plus. La tension est telle qu'un membre de l'équipe Delta de Termonde, vient, via son avocat, de déposer une requête en récusation contre la juge Michel. Par ailleurs, le juge Troch, en poste à Termonde et sous la direction duquel travaillait la cellule Delta incrimine, à son tour, l'ancien procureur général de Mons, Claude Michaux, et le président du tribunal de première instance de Charleroi, M. Raynal, en parlant de "partialité" de "méconnaissance profonde", d'"enquête à sens unique". Ensuite, c'est le commissaire Eddy Vos, codirecteur de l'enquête et aujourd'hui démissionnaire, qui est aussi incriminé. Il est soupçonné d'avoir joué un rôle trouble en marge de l'épisode de Ronquières, dans le but de protéger un informateur.

 

Bref, tout ceci devrait faire l'objet de clarifications au printemps prochain, lorsque l'INCC remettra ses conclusions scientifiques; à moins que celles-ci ne soient elles-mêmes manipulées, par exemple, si les experts n'ont pas été informés qu'au moins une partie des pièces à conviction retrouvées immergées l'étaient dans des sacs en plastique fermés. En tout état de cause, le flou demeure à bien des égards dans cette affaire qui a profondément bouleversé la Belgique entière.

 

Cela ne donne pas une très bonne image de la façon dont fonctionne la justice dans notre pays. Il serait temps que les plus hautes autorités judiciaires, en commençant par vous, reprennent les choses en mains avant que la prescription n'intervienne et entraîne dans son secret des doutes, des frustrations, voire une montagne d'erreurs qui auraient pu être identifiées et permettre ainsi une résolution de ce dossier.

 

Madame la ministre, comment analysez-vous ces différentes prises de position des anciens et des actuels enquêteurs? Qui manipule qui? Avez-vous eu l'occasion de faire le point avec la cellule de Charleroi et la juge Michel dernièrement? Quelles sont les informations en votre possession sur l'état de l'enquête? Estimez-vous acceptable de lire dans la presse que des juges et des cellules d'enquêteurs s'échangent des noms d'oiseaux, règlent leurs comptes, mettent en doute les capacités des uns et des autres? Il me semble important que vous puissiez siffler la fin de la récréation et au moins faire la clarté sur les raisons de ces différentes sorties médiatiques. Ce ne sont pas les premières, on le sait, mais il faudrait que ce soient les dernières.

 

Un audit sur cette énorme enquête ne serait-il pas des plus utiles afin de mettre en évidence que les frais engagés ont été pertinents et justement utilisés? Disposez-vous, et pouvez-vous nous en faire part, d'un détail des frais qui ont été engagés sur cette enquête ainsi que d'une ventilation de ceux-ci sur les différentes années? Considérez-vous, dès lors, que les moyens ont été bien utilisés? A-t-on un mécanisme de contrôle sur l'utilisation de ces moyens? Quel est-il?

 

Quel fut le coût du travail de la profileuse et comment analysez-vous les résultats qu'elle a fournis?

 

Par ailleurs, certains enquêteurs furent écartés de l'enquête à certains moments. Pouvez-vous nous en expliquer les raisons ainsi que les suites qui ont été données à ces écartements?

 

En juillet dernier, La Dernière Heure révélait que non seulement l'INCC n'aurait rien su des conditions d'emballage de certaines pièces à conviction mais, qu'en plus, une partie des pièces soumises à analyse proviendraient d'un autre site que celui de Ronquières! Avez-vous pu faire la clarté sur cet aspect? Enfin, êtes-vous favorable au prolongement de l'enquête via une modification des délais de prescription pour des dossiers aussi importants dans l'histoire de notre pays? Si oui, une initiative est-elle prévue?

 

12.02  Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, la commission d'enquête parlementaire a constaté que les déclarations faites lors des auditions à propos de la manière dont a été prise la décision d'envoyer une seconde fois des plongeurs sonder les eaux du bassin d'évidage de Ronquières divergeaient. La commission d'enquête parlementaire a également découvert dans le dossier des éléments pouvant indiquer que les enquêteurs ont pu être manipulés. Elle a estimé qu'une instruction complémentaire s'imposait sur ce point. La juge d'instruction ne fait donc ici qu'exécuter une demande de la commission d'enquête parlementaire. Un travail d'enquête approfondi et minutieux mené par le juge d'instruction et les enquêteurs de la cellule Brabant wallon et une expertise de l'INCC validée par un expert indépendant a mis très sérieusement en doute la version officielle relative à cette découverte.

 

L'expertise de l'INCC a été menée sur base des constatations opérées par les enquêteurs de la cellule Delta au moment de la découverte en 1986. Le commissaire Vos n'a jamais été mis en cause et il n'a jamais été soutenu par la direction de l'enquête qu'il aurait caché des éléments entourant la découverte de Ronquières. M. Vos a quitté la cellule volontairement. Le commissaire Ruth a été écarté de l'enquête suite à une procédure pénale dans laquelle un réquisitoire de renvoi correctionnel a été rédigé.

 

L'enquête menée autour des circonstances entourant la découverte de Ronquières a été menée avec minutie mais sans aucun esprit partisan à l'égard des enquêteurs de la cellule Delta.

 

En ce qui concerne les frais engagés, M. le greffier en chef Lepage dispose de la comptabilité de ce dossier.

 

12.03  Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je peux être d'accord avec votre dernière appréciation, mais il serait à tout le moins bienvenu que vous siffliez la fin de la récréation!

 

12.04  Annemie Turtelboom, ministre: C'est le message que je transmets systématiquement. Néanmoins, il faut respecter le secret de l'instruction. Je ne peux pas m'y immiscer. Cela dit, je suis tout à fait d'accord avec vous. Je considère que les services doivent travailler ensemble pour essayer de résoudre cette affaire que je ne qualifierai pas de difficile, tant ce terme est trop léger.

 

12.05  Juliette Boulet (Ecolo-Groen): On peut considérer que cette affaire appartient au passé et qu'on ne connaîtra jamais la vérité. En tout cas, ce serait adresser un mauvais signal aux victimes que de tourner la page. Et ce serait aussi dommageable pour notre démocratie et pour la justice. Il serait judicieux que vous fassiez un geste clair à l'égard des différentes cellules. Beaucoup d'enquêteurs avaient sans doute de très bonnes intentions. Les nouvelles technologies permettraient peut-être d'éclaircir cette affaire. Ces outils n'existaient pas dans les années 1980. Les deux cellules devraient travailler main dans la main, de même que les responsables judiciaires.

 

Malheureusement, ce dossier a été mal géré depuis le début. C'est d'autant plus interpellant que beaucoup de frais ont déjà été engagés. Je regrette que vous ne nous les ayez pas détaillés aujourd'hui. Peut-être faudra-t-il mettre en place un audit de l'enquête pour évaluer l'efficacité des outils disponibles il y a trente ans et celle de ceux qui le sont désormais. Je crains que nous n'assistions à un gâchis énorme et que ne se développe une grande frustration.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

13 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de verplichte opleiding voor magistraten in de familie- en jeugdrechtbank" (nr. 20337)

13 Question de Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "la formation obligatoire pour les magistrats des tribunaux de la famille et de la jeunesse" (n° 20337)

 

13.01  Sonja Becq (CD&V): Met de goedkeuring van de wet op de invoering van de familie- en jeugdrechtbank hebben we beslist dat magistraten een specifieke opleiding moeten hebben genoten om zitting te nemen in de familie- en jeugdrechtbank. De betreffende wet treedt op 1 april 2014 in werking. Het IGO staat in voor de beroepsopleiding van magistraten en van personeelsleden van de rechterlijke orde en het moet dus voldoende opleidingen aanbieden, zodat magistraten de nodige bijscholing kunnen volgen.

 

Naar verluidt zouden in het Franstalige landsgedeelte – en mogelijk ook in het Nederlandstalige landsgedeelte – sommige magistraten die dit niet doen tijdens het jaar, tijdens het gerechtelijk verlof wel familiezaken in de familierechtbank behandelen. De nieuwe wet zou ook van toepassing zijn op magistraten die tijdelijk of op korte termijn inspringen in familiekamers. Men vreest nu dat men niet tijdig de opleiding zal kunnen volgen en dat de continuïteit van de dienstverlening daarmee in het gedrang zal komen.

 

Het is alvast tijdens de hoorzitting gebleken dat een goede opleiding van magistraten specifiek voor die jeugd- en familiekamers van belang is. Ik weet niet of men in het kader van het vakantieregime een selectie maakt in de jeugd- en familiekamers op basis van de aard van de dossiers. Hoe dan ook vinden wij die opleiding ten zeerste belangrijk.

 

Mevrouw de minister, rijst er nu een probleem? Bent u op de hoogte van de situatie? Is het nodig dat magistraten die familiezaken behandelen in vakantiekamers, conform de wet ook de opleiding volgen?

 

Het is mij niet duidelijk wat de praktijk is in de verschillende rechtbanken. Is die dezelfde tijdens vakantieperiodes? Welke familiezaken laat men doorgang vinden? Selecteert men dossiers, opdat toch de vaste rechter een zaak kan behandelen en uitspraak kan doen?

 

Biedt het IGO de opleidingen die moeten gevolgd worden reeds aan? Kunt u daarvan een stand van zaken geven? Kan het IGO de eventuele tijdelijke toevloed van magistraten aan? Hebben zij voldoende tijd om voor de inwerkingtreding de geschikte opleiding te volgen? Kunt u garanderen dat de zetelende magistraten bij de inwerkingtreding van de nieuwe wet voldoen aan de vereisten die we hebben opgelegd?

 

13.02 Minister Annemie Turtelboom: Als wordt bepaald dat een rechter in een familie- en jeugdrechtbank bij voorkeur moet worden vervangen door een andere rechter in die rechtbank, laat artikel 80 van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij artikel 105 van de wet van 30 juli 2013, toe dat wanneer het niet mogelijk is een andere rechter in de familie- en jeugdrechtbank aan te wijzen, de voorzitter een werkend rechter van de rechtbank van eerste aanleg aanwijst. In geval van verhindering is het niet vereist dat de werkend rechter de vorming heeft gevolgd.

 

Ik meen dan ook dat de werkend rechters die de opleiding niet hebben gevolgd, verder hun functie kunnen uitoefenen in de familiekamers. De vervanging van verhinderde raadsheren die titularis zijn van een bijzonder mandaat, is geregeld bij de artikelen 320 en 321 van het Gerechtelijk Wetboek.

 

De andere magistraten bewijzen binnen een jaar nadat de wet in werking is getreden, dat zij voldaan hebben aan de door het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding vastgelegde vereisten inzake opleiding. Die bepaling geeft aanleiding tot een interpretatie, waardoor het aangeraden is dat de magistraten de opleiding kunnen volgen voor de inwerkingtreding van de wet op 1 april 2014.

 

Sinds 2010 heeft het IGO elk jaar de gespecialiseerde opleiding voor jeugdrechters, zoals bedoeld bij artikel 159 van het Gerechtelijk Wetboek, georganiseerd. Aan de vier edities namen in totaal 116 Nederlandstalige en 99 Franstalige rechters deel. Die magistraten hebben het brevet van jeugdrechter behaald en zijn bij toepassing van artikel 272 van de wet betreffende de invoering van de familie- en jeugdrechtbank vrijgesteld van de basisopleiding zoals bedoeld in het Gerechtelijk Wetboek.

 

Voor de oprichting van het IGO organiseerde de FOD Justitie gespecialiseerde opleidingen voor jeugdrechters. Twee edities vonden plaats in 2007 en 2008 en werden gevolgd door in totaal 84 Nederlandstalige en 72 Franstalige magistraten. Ook zij hebben het brevet van jeugdrechter behaald en zijn eveneens vrijgesteld van de basisopleiding.

 

Een nieuwe editie van de gespecialiseerde opleiding is overigens gepland in het Actieplan 2014 van het IGO. Het staat op de agenda voor februari 2014, zodat elke rechtbank een voldoende reserve aan magistraten kan aanleggen die de bij wet verplichte opleiding hebben gevolgd.

 

Voor de magistraten die zitting zullen nemen in de kamers voor minnelijke schikking, zal het IGO een afzonderlijke gespecialiseerde opleiding uitwerken. Die wordt in maart 2014 verstrekt.

 

Naast die opleidingen biedt het IGO, in het kader van zijn coaching in projectmanagement, dat dit jaar aan zijn derde editie toe is, een specifieke ondersteuning van twee pilootprojecten met betrekking tot de implementatie van de familie- en jeugdrechtbank.

 

Het IGO zal over voldoende tijd beschikken om alle bij wet verplichte opleidingen te organiseren. Gelet op de huidige reserve aan magistraten die het brevet van jeugdrechter hebben behaald en op de opleidingsinitiatieven die het IGO zal nemen in het eerste trimester van 2014, zal er een voldoende reserve aan magistraten zijn die zullen voldoen aan de eisen inzake de te volgen opleidingen.

 

13.03  Sonja Becq (CD&V): Ik dank de minister voor haar antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de informatisering van het Centraal Strafregister" (nr. 20338)

14 Question de Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "l'informatisation du Casier judiciaire central" (n° 20338)

 

14.01  Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, het klinkt misschien als een theoretische vraag, maar het is eigenlijk een praktische vraag met nogal wat consequenties.

 

De gemeenten wachten al een tijdje op de aansluiting van hun gemeentelijk strafregister op het Centraal Strafregister. De implementatie of inwerkingtreding is daarbij vastgelegd op 31 december 2014. De modernisering van het Centraal Strafregister zelf en de aansluiting met de systemen van de griffies van de rechtbanken zijn daarbij vertragende factoren, zo hebt u vroeger al gesteld.

 

Ik begrijp dat de informatisering geen gemakkelijke opgave is en het best in fases wordt opgedeeld om toch enige vooruitgang te boeken. U hebt vroeger ook enkele projecten ter zake in de kijker gezet.

 

Er blijkt echter toch wel een probleem te rijzen, niet altijd zonder gevolgen.

 

Zo werd mij gesignaleerd dat zich in West-Vlaanderen een situatie heeft voorgedaan waarbij iemand die in Frankrijk voor seksueel misbruik was veroordeeld, een seksueel delinquent, een zelfstandige kinderopvang in West-Vlaanderen was gestart. Een dergelijke opstart vraagt de voorlegging van een uittreksel uit het strafregister. Dit feit stond niet in het gemeentelijk strafregister, met als gevolg dat die persoon een zelfstandige kinderopvang kon realiseren. De buitenlandse veroordelingen worden alleen in het Centraal Strafregister opgenomen en niet in het gemeentelijk strafregister.

 

Dit is een voorbeeld van de problemen die zich voordoen.

 

Een Vlaams decreet bepaalt dat vanaf 1 april 2014 iedereen tewerkgesteld in de kinderopvang, een uittreksel uit het strafregister moet kunnen voorleggen. Wij weten echter dat wij eigenlijk een vals vertrouwensdocument geven, want een aantal zaken staan immers niet in het gemeentelijk strafregister. Men kan dus geen totale garantie van integriteit geven tot 31 december 2014.

 

Als de aansluiting van de gemeentelijke overheden op het Centraal Strafregister vroeger zou kunnen, zou u dat doen. U wilde daarmee aangeven dat wordt geprobeerd om een en ander toch vroeger te realiseren.

 

Mevrouw de minister, ik vestig mijn hoop erop dat u een tandje kunt bijsteken met het oog op een grotere zekerheid, gerustheid en de garantie dat een bewijs van goed gedrag en zeden daadwerkelijk ook de lading dekt.

 

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de informatisering van het Centraal Strafregister? Zijn de griffies reeds aangesloten? In welke timing voorziet u voor de verschillende stappen? Kan dit vroeger dan eind 2014 worden ingevoerd? Kunnen eventueel andere stappen worden genomen opdat gemeenten van gegevens uit het Centraal Strafregister op de hoogte zouden kunnen zijn?

 

14.02 Minister Annemie Turtelboom: De informatisering van het Centraal Strafregister loopt verder. De toepassing van het Centraal Strafregister, dat het oude systeem begin juli 2012 heeft vervangen, wordt permanent aangepast.

 

De reeds gerealiseerde aanpassing betreft met name de verbinding in real time met het Rijksregister, teneinde de identiteit van de veroordeelde te actualiseren of aan te vullen. De identiteit van Belgen of personen die in België wonen wordt systematisch geverifieerd met de gegevens van het Rijksregister.

 

De verbinding met ECRIS, het netwerk van Europese strafregisters, is operationeel. De toepassing beheert automatisch de verzending van Belgische veroordelingen van vreemdelingen naar hun land van herkomst alsook de uitwisseling van uittreksels tussen de lidstaten van de Europese Unie.

 

Tevens is er de toepassing van een aantal rechtstreekse verbindingen met verschillende instanties.

 

De momenteel aan de gang zijnde aanpassingen betreffen de geautomatiseerde elektronische verzending van de veroordelingen uitgesproken door de politierechtbanken naar de toepassing van het Centraal Strafregister via de applicatie Via JustX. Dit zal toelaten om de verzending van de papieren veroordelingsbulletins van de politierechtbanken naar het Centraal Strafregister aanzienlijk te doen afnemen. Het systeem dat de uitwissing en niet-vermelding alsook het printen beheert verhuist naar een nieuwe omgeving. Dit zal toelaten om onmiddellijk een pdf-document in de toepassing te genereren.

 

Toekomstige aanpassingen betreffen de automatische insluiting in de applicatie van de veroordelingen die werden overgezonden door een vreemde staat, de aansluiting van de gemeenten, de bijwerking van het digitaal archief wat de papieren veroordelingen betreft, de verhoging van de kwaliteit van de gegevens en de creatie van een specifieke toegang voor de parketten en onderzoeksrechters om specifieke lijsten van veroordeelden te kunnen afleveren.

 

De voorgaande etappes inzake de aansluiting van de gemeenten op het Centraal Strafregister zijn momenteel lopende alsook de analyse van de technische verbindingsmogelijkheden. Het is mijn bedoeling om de gemeenten daar zo snel mogelijk op aan te sluiten. Uw voorbeeld is zeer sprekend. Ik ben echter van oordeel dat wij dit slechts kunnen doen wanneer het Centraal Strafregister als enige authentieke informatiebron betreffende de gerechtelijke antecedenten kan worden beschouwd. Wij zijn momenteel op de goede weg met het zuiveren van de gegevens in het Centraal Strafregister en het verbeteren van de kwaliteit.

 

België behoort, ten slotte, tot het koppeloton van de Europese Unie inzake de interconnectie op het vlak van het strafregister. Wij zijn momenteel verbonden met 20 van de 27 EU-lidstaten. De contacten met de resterende lidstaten vinden plaats. Ofwel zijn deze lidstaten klaar, ofwel zijn ze nog niet klaar, zoals Portugal en Slovenië.

 

14.03  Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik begrijp daaruit dat u toch nog geen vervroegde deadline vooropstelt. Ik kan dat begrijpen, aangezien u niet de zekerheid hebt dat de informatie volledig is. U wil kunnen certificeren dat de afgeleverde gegevens volledig zijn.

 

Toch blijf ik erop aandringen om daarvan een prioriteit te maken. Ik denk, zoals u zegt, dat het voorbeeld voor zich spreekt. Alleen al voorzichtigheidshalve moet men goede attesten kunnen afleveren, ofwel kan men eventueel een voorbehoud maken, omdat een aantal gegevens mogelijk niet mee opgenomen zijn.

 

Twintig van de 27 lidstaten zijn verbonden, mevrouw de minister. U zegt dat de vonnissen en arresten worden verzonden via de ECRIS-verbinding. Hebt u een overzicht van de landen die daaraan al deelnemen en effectief documenten doorsturen? U zegt immers dat sommige lidstaten al in orde zijn en andere niet.

 

14.04 Minister Annemie Turtelboom: Ik heb die lijst niet bij me, maar die kunnen wij snel vinden. Wij zijn momenteel verbonden met 20 van de 27 EU-lidstaten. Ik heb echter niet de exacte lijst.

 

14.05  Sonja Becq (CD&V): Verbonden betekent dat die landen hun vonnissen en arresten doorsturen?

 

14.06 Minister Annemie Turtelboom: Ja, dat denk ik toch. Ik zal het voor de zekerheid nog eens vragen. Het lijkt mij dat het een tweerichtingsverkeer zal moeten zijn.

 

14.07  Sonja Becq (CD&V): U hebt over wederkerigheid gesproken, maar ik was niet zeker.

 

14.08 Minister Annemie Turtelboom: Ik zal het nog eens navragen en ik zal u de lijst van landen bezorgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Justitie over "de samenwerking tussen het IGO en de universiteiten" (nr. 19689)

- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Justitie over "de samenwerking tussen het IGO en de universiteiten" (nr. 20006)

15 Questions jointes de

- Mme Kristien Van Vaerenbergh à la ministre de la Justice sur "la collaboration entre l'IFJ et les universités" (n° 19689)

- Mme Sabien Lahaye-Battheu à la ministre de la Justice sur "la collaboration entre l'IFJ et les universités" (n° 20006)

 

15.01  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): In een voorontwerp van wet houdende diverse bepalingen zou een hoofdstuk gewijd zijn aan het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding (IGO). Daarin wordt artikel 13, tweede en derde lid, van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het IGO opgeheven. De tekst ervan regelt de samenwerking tussen de door de Gemeenschappen erkende onderwijsinstellingen, zeg maar de universiteiten, en het IGO.

 

De decanen van de Nederlandstalige en Franstalige rechtsfaculteiten slaan alarm, omdat zij hierin een plan zien om iedere deelname van magistraten aan universitaire studiedagen in de toekomst onmogelijk te maken. Alzo zou tevens een monopolie gecreëerd worden voor de beroepsopleiding voor magistraten. Verschillende universiteiten hebben reeds het signaal gekregen van het IGO dat het instituut nagenoeg exclusief zou kiezen voor interne opleidingen.

 

Ook de samenstelling van de wetenschappelijke adviesraad ondergaat wijzigingen, waarbij het aantal vertegenwoordigers van de onderwijsinstellingen wordt teruggebracht van 8 op 21 naar 2 op 18.

 

Mevrouw de minister, wat is de bedoeling van de opheffing van artikel 13, tweede en derde lid? Bent u zich bewust van de mogelijke gevolgen voor de universiteiten?

 

Op welke wijze zullen de door de Gemeenschappen erkende onderwijsinstellingen betrokken blijven bij de opleidingen van het IGO?

 

Ten slotte, waarom wordt de samenstelling van de wetenschappelijke adviesraad gewijzigd en wat is de redenering met betrekking tot de afbouw van de vertegenwoordiging van de onderwijsinstellingen?

 

15.02  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de minister, mijn vraag betreft het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding, maar belicht een andere problematiek.

 

Wij hebben recent nog eens in de pers gelezen dat een op drie magistraten de komende vijf jaar, een heel korte periode dus, in aanmerking komt om met pensioen te gaan.

 

De Tijd van 27 september 2013 maakte melding van die hoge verwachte uitstroom en waarschuwde voor kennis- en competentieverlies in onze rechtbanken.

 

Mevrouw de minister, hebt u concreet zicht op dat mogelijk competentieverlies, waarover wij in de pers lezen? Hoe zal daarop een antwoord worden geformuleerd, op een ogenblik van budgettaire krapte?

 

Wat is de rol van het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding en van eventuele andere actoren, zoals universiteiten en andere opleidingscentra om het kennis- en competentieverlies tegen te gaan en op te vangen?

 

Zijn er wetgevende of andere ingrepen nodig?

 

15.03 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, collega's, in de wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie is inderdaad een hoofdstuk gewijd aan het IGO.

 

Het wetsontwerp wordt momenteel nog aangepast aan het advies van de Raad van State en is nog niet volledig af. In die zin kan ik nog niet heel gedetailleerd ingaan op de bewuste artikelen. Het zal zeker uitgebreid aan bod komen op het moment dat het wordt ingediend en tijdens de commissievergaderingen.

 

Alvorens te antwoorden op de concrete vraag van collega Lahaye-Battheu lijkt het raadzaam om eerst de positie van het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding te duiden. Het IGO staat als federale instelling onafhankelijk van de FOD Justitie en onder de rechtsvorm van een parastatale sui generis in voor de opleiding van zowel magistraten als gerechtspersoneel. In 2009 opgericht als onafhankelijk instituut, heeft het tot doel een coherente aanpak en visie mogelijk te maken inzake de opleiding. Daarom ook werd het instituut onafhankelijk van de administratie en van andere organen gecreëerd.

 

Een eerste belangrijke stap is het in kaart brengen van de aanwezige competenties, zowel op juridisch-technisch vlak als wat leiderschap, communicatievaardigheden of het aansturen van de organisatie betreft.

 

Het IGO heeft in het kader van de invoering van een gestructureerde behoefteanalyse met actoren en experts binnen en buiten Justitie een competentiemodel ontwikkeld dat volledig is afgestemd op de specifieke context van de gerechtelijke organisatie. De voorbije zomer is op basis van dat model een bevraging bij de korpschefs gebeurd. De bevraging peilde zowel naar de momenteel aanwezige competenties als naar de verwachte situatie over drie jaar.

 

Het is de eerste keer in de geschiedenis dat een dergelijke oefening is gebeurd. Meer dan 75 % van de korpschefs heeft aan de bevraging een positief gevolg gegeven, waardoor er vandaag inderdaad een inzicht is in de aanwezige competenties.

 

Het inzicht laat toe de ontbrekende competenties te identificeren. Het verkregen resultaat is geen absolute, juiste weergave. Niettemin geeft het een heel goede appreciatie op teamniveau, wat zal toelaten het vormingsaanbod, dat in volle evolutie is, beter op de reële noden af te stemmen. De ervaringen in andere landen, zoals in Nederland, bevestigen ons dat bij het opstarten van een dergelijke methodiek een heel pragmatische aanpak absoluut te verkiezen is.

 

Twee prioriteiten zijn belangrijk: het tegengaan van versnippering en het stellen van prioriteiten.

 

Op basis van de bevraging van de korpschefs en van de bepaling van de benodigde competenties voor de verschillende functies kan door het IGO een kloofanalyse worden opgesteld, die het mogelijk maakt te identificeren welke competenties in het vormingsaanbod de prioriteit moeten krijgen. Tegelijkertijd moeten meer mensen aan de bedoelde vormingen of opleidingen kunnen deelnemen.

 

In 2012 heeft het IGO tijdens in totaal 22 000 opleidingsdagen 6 000 personen bereikt. Tegen 2015 zouden 30 000 opleidingsdagen met een bereik van 7 500 deelnemers zijn vooropgesteld.

 

Het IGO werkt dan ook a priori in partnerschap met alle aanbieders, in het bijzonder met universiteiten en hogescholen, met het oog op de optimale aanwending van de beschikbare middelen en de afstemming en aansluiting ervan op de diverse opleidingen en vormingen.

 

Uiteraard moet een en ander binnen de nodige budgettaire marges worden bekeken. Indien opleidingen dus goedkoper door het IGO kunnen worden aangeboden, in plaats van door universiteiten en hogescholen, worden ze uiteraard aldus georganiseerd. Dat is ook logisch.

 

15.04  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Dank u wel, mevrouw de minister. Ik zal hier uiteraard op terugkomen en ik heb alvast een bezorgdheid meegegeven.

 

Ik heb nog een kleine bijvraag. Is het voorontwerp al aan de Raad van State voorgelegd of is het in redactie?

 

15.05 Minister Annemie Turtelboom: De redactie vindt nu plaats. Wij hebben opmerkingen gekregen van de Raad van State. Het kan zijn dat wij in de redactie nog een en ander aanpassen.

 

15.06  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Ter verduidelijking, mevrouw de minister, u hebt gezegd dat vorige zomer een bevraging van de korpschefs heeft plaatsgevonden welke competenties nu aanwezig zijn in de rechtbank en welke er over drie jaar aanwezig zullen zijn. Blijkt daaruit dat één op drie van de competenties over drie jaar niet meer ter beschikking zal zijn, of blijkt dat er niet uit?

 

15.07 Minister Annemie Turtelboom: Op dit ogenblik blijkt dat er niet uit. Ik heb het artikel ook gelezen. Het klopt inderdaad, gezien de personeelspiramide, dat er een grote uitstroom zal zijn in de komende jaren. U moet wel opletten: het ging hier wel om een bevraging wie voor vorming en opleiding kan worden ingeschakeld. Dat is uiteraard iets anders dan de competenties bij de rechtbanken zelf. De bevraging ging over wie welke opleidingen mee kan verzorgen.

 

15.08  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Het is dus niet helemaal hetzelfde.

 

15.09 Minister Annemie Turtelboom: Als één persoon gespecialiseerd is in een bepaalde materie, terwijl er vroeger drie waren, is er toch nog altijd één.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vragen nrs 20160 en 20162 van mevrouw Warzée-Caverenne worden uitgesteld.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.54 uur.

La réunion publique de commission est levée à 16.54 heures.