Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique

Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt

 

du

 

Mardi 22 octobre 2013

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 22 oktober 2013

 

Namiddag

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 14.45 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Sarah Smeyers.

Le développement des questions et interpellations commence à 14.45 heures. La réunion est présidée par Mme Sarah Smeyers.

 

01 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het toekennen van verblijfsvergunningen op basis van bloedwraak" (nr. 19889)

01 Question de M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'octroi de titres de séjour en raison de risques liés aux crimes de sang" (n° 19889)

 

01.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, wij vernemen dat twintig familieleden van Albanese moordenaars een verblijfsvergunning en steun zouden hebben gekregen. Wij vernemen ook dat hun het statuut van erkende vluchteling dan wel het statuut van subsidiaire bescherming zou zijn toegekend.

 

De toekenning zou zijn gebeurd, omdat in bepaalde delen van Albanië nog bloedwraak bestaat. Omdat het gevaar bestaat dat moordpartijen nog jaren zouden doorgaan, leken de diensten geneigd de betrokkenen als vluchtelingen te erkennen, wat een vreemde interpretatie van het statuut van vluchteling lijkt.

 

Ten eerste, u hebt ongetwijfeld kennisgenomen van het desbetreffende persartikel, waarin staat dat familieleden van moordenaars op basis van bloedwraak het statuut van erkend vluchteling hebben gekregen.

 

Gaat het daarentegen om het statuut van subsidiaire bescherming?

 

Ten tweede, op welke manier bewijzen asielaanvragers dat zij het slachtoffer van bloedwraak zijn of kunnen worden? Krijgen zij bijvoorbeeld een attest mee of krijgen zij ter zake bewijzen van lokale Albanese overheden? Op welke manier worden de bewijzen door de Belgische diensten gecontroleerd? Controleren zij het werkelijkheidsgehalte van de verhalen? Wie verleent de toestemming ter zake?

 

Ten derde, krijgen asielzoekers uit andere landen ook subsidiaire bescherming op basis van dezelfde argumentatie? Bloedwraak is immers een traditie die nog in andere delen van de wereld terug te vinden is.

 

Ten vierde, gebeurt de genoemde erkenning ook voor wie op basis van dreiging van eremoord een asielaanvraag of een aanvraag tot subsidiaire bescherming indient? Hoeveel worden zodoende erkend? Uit welke landen komen de betrokkenen?

 

Ten slotte, mevrouw de staatssecretaris, is het volgens u een goed politiek signaal om mensen die in eigen land met bepaalde misdadige activiteiten worden geconfronteerd, waarbij bepaalde thuislanden maar laten betijen, zoals ik bijna geneigd zou zijn te stellen, en niks tegen bloedwraak doen, het statuut van subsidiaire bescherming toe te kennen? Waar stopt dergelijke houding?

 

Men zou de vraag kunnen opwerpen waarom personen die bijvoorbeeld op basis van bendeoorlogen in hun woonplaats een verblijfsvergunning aanvragen, niet hetzelfde statuut genieten? Personen hebben namelijk bendeoorlogen niet in de hand; die gebeuren totaal boven hun hoofd en daar gaat een fundamentele dreiging van uit.

 

Ik ben benieuwd naar uw antwoord.

 

01.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Conform de in de wet vastgelegde asielprocedure is het aan het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen, en in beroep aan de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, om in volle onafhankelijkheid te oordelen over de toepassing van internationaalrechtelijk vastgelegde definities van vluchtelingen en subsidiaire bescherming. Die asielinstanties oordelen onafhankelijk over ingeroepen asielmotieven zoals bloedwraak in eventuele individuele dossiers. Als staatssecretaris kan ik mij hierin niet mengen. Het zou niet alleen onbehoorlijk zijn, maar bovendien ook onwettelijk.

 

Wat de individuele dossiers betreft waaraan u refereert, ik geef daar nooit commentaar op. Ik kan u wel algemene informatie geven over het element bloedwraak in het kader van asielaanvragen, op basis waarvan u kunt concluderen dat het om een complexe problematiek gaat, waarbij men de nodige voorzichtigheid in acht moet nemen.

 

Als het commissariaat-generaal vaststelt dat er sprake is van een gegronde vrees voor vervolging in het kader van bloedwraak, wordt in het algemeen de vluchtelingenstatus erkend conform de wettelijke bepalingen, internationale verdragen en richtlijnen van UNHCR ter zake.

 

Een status van bescherming wordt niet automatisch toegekend op basis van de loutere vaststelling dat er sprake kan zijn van bloedwraak. Verschillende aspecten worden voort onderzocht en onder andere de ernst van de feiten, het reële karakter van het risico, de mogelijkheid van bescherming door de autoriteiten en de mogelijkheid van een vluchtalternatief worden allemaal in acht genomen. Bovendien worden personen die zelf verantwoordelijk zijn voor misdrijven of hierbij betrokken zijn, uitgesloten. Zij krijgen, met andere woorden, dus geen beschermingsstatus. Dat is ook voor andere procedures zo. Als er elementen van openbare orde zijn, zal men zeker geen beschermingsstatus geven.

 

In geval van erkenning van een beschermingsstatus gaat het om bijzonder ernstige situaties waarvan de betrokken personen in het algemeen heel wat bewijzen komen voorleggen.

 

Onder bepaalde voorwaarden zou ook een persoon die gegronde vrees voor eremoord aantoont en aantoont dat er geen mogelijkheid bestaat tot bescherming of vluchtalternatief, in aanmerking kunnen worden genomen voor een status van bescherming. Hiervan zijn echter geen statistieken beschikbaar.

 

01.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, bedankt voor uw antwoord.

 

Ik zal het nog eens zeer goed moeten nalezen. U zegt dat u geen statistieken bijhoudt. Het moet toch mogelijk zijn om na te gaan voor hoeveel landen wij bloedwraak als reden of argument aanvaarden om een verblijfsvergunning toe te kennen. Daar moeten toch wel cijfers over bestaan. Dat hoop ik tenminste. Gaat het over drie landen, gaat het over tien of twintig landen? Daar krijg ik van u geen zicht op. Hebt u er zelf zicht op hoeveel vluchtelingen uit hoeveel landen zich op bloedwraak beroepen?

 

01.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Elk onderzoek is individueel. Wat heeft het dan voor zin om statistieken bij te houden over welke landen enzovoort? Natuurlijk wordt in elk individueel onderzoek de situatie van het land in acht genomen en gaat men na of het fenomeen daar bestaat. Dat moet gecontroleerd worden.

 

Mijnheer Logghe, u wil altijd meer statistieken laten bijhouden. Ik ben voor statistisch materiaal. Sommigen verwijten mij zelfs dat ik te veel statistieken geef en voor u is het nooit genoeg. Ik zeg u dat er een toegevoegde waarde moet zijn van het bijhouden van statistieken, anders vind ik dat mijn mensen in die tijd beter dossiers kunnen behandelen en besluiten nemen.

 

01.05  Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, ik zal herhalen wat ik u al een paar keer heb gezegd. Het gaat mij erom dat u een beleid uittekent en uitvoert. Een beleid tekent men uit op basis van gegevens die men heeft. Gegevens over bloedwraak en analyse van aanvragen tot verblijfsvergunning zijn effectief interessant om op basis daarvan uw asielbeleid te vestigen. Ik meen dat we het daarover nooit eens zullen worden.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Questions jointes de

- Mme Julie Fernandez Fernandez à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les demandeurs d'asile afghans" (n° 19977)

- M. Olivier Maingain à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la situation des ressortissants afghans sur le territoire belge" (n° 20321)

- Mme Zoé Genot à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la situation des Afghans demandeurs d'asile" (n° 20421)

02 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Julie Fernandez Fernandez aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de Afghaanse asielzoekers" (nr. 19977)

- de heer Olivier Maingain aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de situatie van de Afghanen die zich op het Belgische grondgebied bevinden" (nr. 20321)

- mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de situatie van de Afghaanse asielzoekers" (nr. 20421)

 

02.01  Julie Fernandez Fernandez (PS): Madame la présidente, madame le secrétaire d'État, avec le retrait des troupes belges de la région de Kunduz en Afghanistan, la question de la situation des demandeurs d'asile afghans revient naturellement sur le devant de la scène médiatique. Le conflit afghan et l'instabilité qui en a découlé ont provoqué le déplacement de nombreux ressortissants de ce pays, en particulier vers le Pakistan, qui a accueilli l'écrasante majorité de ces victimes. Fort heureusement, d'autres pays ont également fait preuve de solidarité à l'égard de ces populations civiles, c'est notamment le cas de la Belgique.

 

Vous le savez, un nombre important de demandeurs d'asile afghans s'inquiète du sort qui lui sera réservé. Dans ce contexte, il me semblerait intéressant que vous nous éclairiez sur ce que la Belgique a fait et continue à faire en ce qui concerne les demandes d'asile de personnes en provenance de cette région.

 

Madame le secrétaire d'État, à ce jour, combien de demandes, toutes instances confondues, ont-elles été introduites? Parmi celles-ci, combien l'ont été en français et combien en néerlandais? Combien de ces demandes ont-elles été reconnues? Parmi celles-ci, combien l'ont été au terme de l'examen du dossier en première lecture? Combien de demandes ont-elles été reconnues après l'exercice d'un recours par le demandeur?

 

02.02  Maggie De Block, secrétaire d'État: Madame Fernandez, avant tout, je vous rappelle que le CGRA et le Conseil du Contentieux sont deux instances indépendantes et que j'ai toute confiance en elles pour ce qui est de la gestion et du suivi de leurs décisions.

 

Pour ce qui est du CGRA, cette instance assure un suivi constant de l'évolution de la situation dans tous les pays d'origine. La politique est toujours adaptée en cas de changement de la situation dans les pays. Cela s'est produit à plusieurs reprises pour l'Afghanistan ces dernières années. Le CGRA et le Conseil n'ont pas attendu pour faire une actualisation des lignes directrices du HCR, sachant que les précédentes lignes datent d'il y a plusieurs années.

 

Chaque demande d'asile introduite en Belgique est comptabilisée au moment de son enregistrement auprès des services de l'Office des Étrangers.

 

En ce qui concerne l'Afghanistan, en 2011 et 2012, 2 758 et 2 635 demandes d'asile ont été enregistrées. Durant les neuf premiers mois de 2013, 1 062 demandes d'asile ont été introduites par des ressortissants afghans. Dans le cas de l'Afghanistan, les dossiers sont presque exclusivement traités en néerlandais.

 

En 2011, la suite réservée aux demandes s'établissait comme suit: 274 reconnaissances, 384 protections subsidiaires et 498 refus, renonciations ou sans objet. En 2012: 467 reconnaissances, 878 protections subsidiaires et 879 refus, renonciations ou sans objet. Et de janvier à août 2013: 333 reconnaissances, 516 protections subsidiaires et 662 refus, renonciations ou sans objet.

 

Pour les demandes d'asile multiples, je peux vous donner les chiffres, mais ils devraient faire l'objet d'une question écrite. En 2011: 12 reconnaissances et 47 protections subsidiaires. En 2012, 10 reconnaissances et 30 protections subsidiaires. En 2013, 21 reconnaissances et 28 protections subsidiaires.

 

Voilà les chiffres que vous m'avez demandés!

 

02.03  Julie Fernandez Fernandez (PS): Je suis désolée de vous avoir posé une question orale plutôt qu'écrite, mais la situation méritait d'avoir une réponse rapide. Je ne reviendrai pas sur le débat qui a eu lieu ce matin sur l'Afghanistan. Toutefois, vous renouvelez notre inquiétude quant aux circonstances ayant cours là-bas et à la situation des demandeurs d'asile ici.

 

02.04  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Vous dites avoir déjà intégré les guidelines du Haut Commissariat des Nations unies pour les réfugiés (HCR). Pourtant celles-ci disent très clairement que les jeunes hommes sont particulièrement vulnérables dans les zones de conflit, parce que soit l'une soit l'autre faction les recrutera pour les enrôler dans l'armée. J'ai du mal à comprendre comment vous avez intégré ces guidelines alors que vous continuez à ne pas accorder la protection à de jeunes hommes.

 

02.05  Maggie De Block, secrétaire d'État: Comme je l'ai déjà dit, Mme Genot, ce sont le Commissariat général aux réfugiés et aux apatrides et le Conseil du Contentieux des Étrangers qui ont étudié les guidelines et les ont intégrées dans leurs décisions. J'ai toute confiance en mes services.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de M. Denis Ducarme à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les régularisations médicales" (n° 19978)

03 Vraag van de heer Denis Ducarme aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de regularisaties om medische redenen" (nr. 19978)

 

03.01  Denis Ducarme (MR): Madame la secrétaire d'État, je serai bref.

 

Le gouvernement fédéral a pris des mesures structurelles afin de réduire le nombre de demandes d'asile. Parmi ces dispositions, la loi du 8 janvier 2012 modifiant la loi du 15 décembre 1980 sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers a pour objectif de préciser les conditions de prise en considération d'une demande de régularisation pour des raisons médicales.

 

Les prérogatives des médecins de l'Office des Étrangers ont été également étendues. Quand ils estiment que le demandeur peut faire l'objet, dans son pays natal, de soins qui soient à la fois disponibles et accessibles financièrement et géographiquement, un retour est systématiquement envisagé.

 

À la fin du mois d'août, plusieurs articles parus dans la presse francophone relayaient des déclarations de médecins actifs dans les centres de référence sida. Ils prétendaient que la stricte application des nouvelles modalités prévues dans la loi mettrait en danger la vie de certaines personnes rapatriées, notamment les individus porteurs du virus du sida. Au sein même de la majorité, Mme Fonck, chef du groupe cdH, redoutait que l'application de cette loi ne présente un risque pour certains malades expulsés. Quant à M. Frédéric, du PS, il estimait nécessaire d'en évaluer l'exécution. Selon lui, il convient de ne pas mettre en péril la vie d'hommes, de femmes et d'enfants. Je partage cet avis. Cela étant, j'estime que le dispositif que nous avons voté en 2012 s'articule justement autour des valeurs humanistes suivant lesquelles il ne faut pas mettre en danger des demandeurs d'asile souffrants qui retourneraient dans leur pays.

 

Étant donné ces déclarations, estimez-vous nécessaire de réévaluer cette loi? Ou bien, au contraire, considérez-vous que, dans l'état actuel des choses, cette mesure ne met pas en péril la vie des demandeurs d'asile malades du sida regagnant leur pays? Après le feuilleton paru cet été dans la presse, il me semble utile que vous puissiez nous éclairer à cet égard. Je vous en remercie.

 

03.02  Maggie De Block, secrétaire d'État: Monsieur Ducarme, la loi du 8 janvier 2012 avait pour objectif, évidemment, de réduire le nombre de demandes d'autorisation de séjour en application de l'article 9ter qui était manifestement abusif car insuffisamment fondé. Ladite loi a donc introduit, dans les conditions de recevabilité, une nouvelle condition de recevabilité médicale, à savoir le degré de gravité de la maladie, ce que l'on appelle le "filtre médical". Ce filtre médical permet donc de ne retenir que les demandes de personnes souffrant d'une maladie grave telle que définie par la loi pour un examen quant au fond. Il s'agit là d'une première évaluation, après, c'est l'examen sur le fond de chaque dossier cas par cas, comme toujours.

 

À cet égard, il convient de noter que l'article 9ter n'exclut ni ne cible aucune maladie particulière. La loi n'établit, par conséquent, pas de distinction entre les maladies, mais ne retient que le stade clinique: la gravité de la maladie. Les prérogatives des médecins-conseils de l'Office n'ont, par contre, pas été étendues, mais leur avis est à présent requis, tant dans le cadre de l'examen de recevabilité que dans celui de l'examen sur le fond. Lors de ce dernier examen, ils vérifient si les soins requis sont disponibles et accessibles dans le pays d'origine du requérant, dans la mesure où la loi des étrangers charge le médecin-conseil de l'Office des Étrangers d'une mission spécifique d'appréciation des dossiers que le requérant présente à l'administration et non d'un diagnostic de ces personnes, qui ne sont, d'ailleurs en aucun cas leur patient. Il n'est jamais question d'une relation médecin-patient, c'est important de le souligner.

 

Il est parfaitement concevable que leurs avis puissent être différents de ceux du médecin traitant. Il n'y a pas de doute diagnostique; ils ont tout ce qui est nécessaire pour baser leur avis. Mais cet avis n'est qu'une partie des éléments qui mènent aux conclusions et à la décision par les fonctionnaires de l'Office.

 

Si les médecins diagnostiquent une maladie, ils doivent aussi dire à quel stade en est cette maladie. Cela nous permet de traiter les dossiers plus vite et de traiter l'arriéré. Avant, cela prenait deux ou trois ans pour avoir une décision. Cela nous permet de filtrer, de garder ceux qui souffrent d'une maladie à un stade avancé et d'écarter les cas qui ne sont pas suffisamment fondés.

 

Pour le reste, c'est au parlement d'en débattre. Vous savez que j'applique les lois et que je suis toujours prête à débattre. Les médecins n'ont pas de directive claire de ma part, contrairement à ce que j'ai pu lire dans la presse. Ils appliquent la loi. Ils n'ont pas de quotas à respecter, ni par maladie, ni par mois ou par semaine. Ils doivent tout d'abord respecter leur déontologie mais aussi la loi, quand ils remettent un avis.

 

03.03  Denis Ducarme (MR): Merci, madame la secrétaire d'État. Ce que vous me dites, c'est que l'État belge, aujourd'hui, dans le cadre de sa politique d'asile concernant les malades, ne met pas en danger la santé des malades qui sont appelés au retour. Et cela sur la base d'analyses médicales et des autres aspects du dossier que vous avez soulignés. C'est important de le dire, parce que c'était bien cela qui était envisagé dans la presse. Je vous remercie pour votre confirmation.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de problemen rond illegaliteit" (nr. 20130)

- mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de praktijken van een aantal OCMW's op het stuk van de dringende medische hulp voor gezinnen zonder verblijfsvergunning" (nr. 20420)

04 Questions jointes de

- Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les problèmes liés à l'illégalité" (n° 20130)

- Mme Zoé Genot à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les AMU pour les familles sans titre de séjour et les pratiques de certains CPAS" (n° 20420)

 

04.01  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, naar aanleiding van recente verklaringen van sommige OCMW-voorzitters moeten wij vaststellen dat illegalen met kleine kinderen geen hulp krijgen, omdat bepaalde lokale instanties vinden dat een ander beleidsniveau het maar moet oplossen.

 

De beslissing van het OCMW van Brussel om systematisch hulp te weigeren aan illegale gezinnen met kinderen, kan zeker niet op mijn steun of begrip rekenen. Het is echter wel een symptoom van de problemen waarmee alle overheden, zowel op het lokale als op het federale niveau, blijven worstelen als het gaat om illegalen en illegaliteit.

 

Het zijn niet de illegalen op zich, die moeten worden geviseerd en buiten elke proportie gestraft, bijvoorbeeld in dit specifieke geval door hun systematisch snelle medische hulp van dringende aard te ontzeggen. Het is daarentegen de illegaliteit zelf, die moet worden aangepakt. Zolang er zoveel uitgeprocedeerde illegalen blijven opgaan in de illegaliteit en dus niet terugkeren, zullen er problemen en strubbelingen over het al dan niet ten laste nemen van dringende medische hulp, blijven ontstaan. Zoals altijd komen de gevolgen van een gebrekkig federaal beleid het eerst boven water op het lokale niveau. Dat hebben wij met de asielcrisis ook gezien.

 

Welke stappen hebt u reeds gezet om de problematiek in Brussel op te lossen? Welke oplossing is er voor de gezinnen met kinderen?

 

Welke extra initiatieven mag het lokale niveau verwachten om de strijd tegen de illegaliteit op te voeren? Hoe wil u er concreet voor zorgen dat minder mensen verdwijnen in de illegaliteit?

 

Welke lessen vallen er te trekken uit de handelwijze van het OCMW van Brussel?

 

04.02  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la secrétaire d'État, depuis plusieurs années, l'accès à l'aide médicale urgente pour les familles sans statut de séjour pose problème au niveau du CPAS de Bruxelles-Ville.

 

De nombreuses maisons médicales bruxelloises, découragées par les refus réguliers d'accorder l'aide médicale urgente (AMU) ou les demandes de rencontre à certains de leurs patients, ont fini par dénoncer cette situation dans une carte blanche.

 

De nombreuses décisions du tribunal du travail ont, elles aussi, pointé du doigt la non-application de la loi en matière d'AMU par le CPAS de Bruxelles-Ville et l'ont dès lors obligé à accorder l'AMU aux personnes concernées.

 

Pour se soigner, ces familles ne pouvaient compter que sur la charité de médecins qui les soignaient gratuitement. Elles ne pouvaient bénéficier des traitements adéquats faute de bénéficier de cette AMU.

 

Depuis la carte blanche, la situation se normaliserait mais selon certains échos, d'autres CPAS en dehors de la capitale n'appliqueraient pas non plus la loi.

 

Madame la secrétaire d'État, j'aurais voulu faire le tour de la situation avec vous. J'imagine que vous avez une vue plus précise que nous sur l'application de la loi.

 

Avez-vous connaissance de cette situation? Depuis combien de temps dure-t-elle? Combien de CPAS sont concernés?

 

Quelles sanctions ont été prises à l'encontre de ces CPAS? Quelles actions ont été entreprises pour rétablir ce droit?

 

Comment mieux soutenir les CPAS qui accordent l'AMU? La charge administrative étant lourde, les refus de certains dossiers pesant sur les finances communales, un nombre sans cesse croissant de CPAS sont mal à l'aise avec ce dossier.

 

04.03 Staatssecretaris Maggie De Block: Dank u voor de vragen.

 

Gezinnen met kinderen die illegaal op het grondgebied verblijven, krijgen opnieuw opvang, officieel sedert april 2013, maar voordien werden ze natuurlijk ook al opgenomen in de winteropvang. Gezinnen die de materiële hulp weigeren, kunnen, indien ze aan de voorwaarden voldoen, aanspraak maken op dringende medische hulp. Dat wil zeggen dat, ten eerste, de hulp dringend moet zijn en, ten tweede, zij zich in een staat van behoeftigheid moeten bevinden, wat door het OCMW moet worden vastgesteld.

 

Artikel 57, § 2, van dezelfde wet bepaalt dat de taak van het OCMW beperkt is tot het verlenen van dringende medische hulp wanneer het gaat om een vreemdeling die illegaal in het rijk verblijft. De kosten van dringende medische hulp verleend door de OCMW’s, vallen ten laste van de Staat. Ze worden terugbetaald door de POD Maatschappelijke Integratie. Er moet uiteraard een sociaal dossier worden aangemaakt. Dat hoeft niet heel veel details te bevatten, maar toch wel enkele essentiële zaken.

 

Ik heb al meerdere initiatieven genomen in het kader van de strijd tegen de illegaliteit. Ik herhaal wat al meermaals aan bod is gekomen: de terugkeercijfers zijn verhoogd, ook die van vrijwillige terugkeer. Illegale families dienen te worden aangespoord om terug te keren. Wij hebben de OCMW’s willen helpen door het openen van het open terugkeercentrum te Holsbeek, om illegale families van daaruit te begeleiden naar vrijwillige terugkeer.

 

L'aide médicale pour laquelle un CPAS intervient résulte toujours d'une demande d'aide individuelle. Avant de prendre une décision, le CPAS mènera une enquête sociale; c'est sur cette base que le CPAS prendra, de manière autonome, une décision au sujet de l'existence d'un besoin et de la meilleure manière d'y répondre.

 

Uniquement un médecin peut apprécier l'urgence de l'aide médicale, mais le CPAS qui accorde une aide peut toujours demander une contre-expertise afin d'étayer suffisamment la demande d'aide et l'enquête sociale.

 

Les possibilités de recours sont légalement prévues. Dans le cas où la législation ne serait pas respectée, le tribunal du travail et, le cas échéant, la Cour du travail doivent se prononcer au sujet de chaque cas individuel.

 

Madame Genot, j'ai vu le contenu de la conférence de presse du président du CPAS de Bruxelles. J'y ai observé que Bruxelles réalisait un effort exceptionnel ces dernières années en dispensant des soins médicaux urgents; le CPAS également répond très bien à ses responsabilités.

 

04.04  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik blijf erbij dat heel het probleem van de illegaliteit in het algemeen aangepakt moet worden. In plaats van altijd de uitlopers van de problemen in de kijker te zetten en die aan te pakken, moet men de oorzaken ervan bestrijden.

 

04.05  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la secrétaire d'État, vous nous rappelez la législation qu'heureusement, nous connaissons. Vous nous rappelez que les tribunaux peuvent faire respecter les droits des gens. Ils l'ont fait dans plus d'une cinquantaine d'affaires. On a tout de même un problème!

 

Le CPAS de Bruxelles-Ville est en effet en première ligne et traite énormément de dossiers. C'est un CPAS qui refuse d'appliquer la loi pendant plusieurs années. Plus d'une vingtaine de maisons médicales en témoignent et le dénoncent. Et vous, vous nous dites simplement que c'est ainsi! Je suis désolée. Une loi existe. Il n'est pas normal que les gens doivent ester en justice pour la faire respecter.

 

Vous étiez au courant puisqu'il y avait des discussions entre ce CPAS et Fedasil et un jeu de ping-pong entre les deux. On a même parlé d'un projet de convention entre ces deux parties concernant la prise en charge de ces aides médicales pour les familles sans statut de séjour. C'est inacceptable!

 

Je voudrais savoir s'il y a d'autres CPAS qui n'appliquent pas la loi. Si tel est le cas, il serait normal, selon moi, que vous preniez des sanctions à leur encontre.

 

Si vous voulez davantage soutenir les CPAS, par exemple en les aidant financièrement quand ils doivent constituer les dossiers sociaux, tant mieux. En attendant, les personnes ne peuvent être victimes du système!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de beëindiging van een verblijfsrecht omdat niet meer aan de voorwaarden voor een gezinshereniging is voldaan" (nr. 20203)

05 Question de M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la levée du droit de séjour lorsque les conditions pour un regroupement familial ne sont plus remplies" (n° 20203)

 

05.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, mijn vraag gaat over de interpretatie van artikel 13, § 1, derde lid, van de Vreemdelingenwet. Het gaat over de periode van drie jaar en het recht op gezinshereniging.

 

In antwoord op een schriftelijke vraag van mevrouw Pas over de opvolging van dossiers van personen waarvan het verblijfsrecht in het kader van het gezinsrecht werd toegekend, antwoordde u dat het niet mogelijk is mee te delen hoeveel van de 1 080 in 2012 ingetrokken verblijfstitels van vreemdelingen, die in het kader van gezinshereniging werden toegelaten tot verblijf, werden ingetrokken wegens het ontbreken van een gezinscel, respectievelijk het niet langer voldoen aan de krachtens artikel 10 van de Vreemdelingenwet gestelde voorwaarden.

 

De Dienst Vreemdelingenzaken zou evenwel kunnen bevestigen dat de belangrijkste oorzaak van de intrekkingen het ontbreken van een gezinscel is, omdat bij het nemen van een beslissing omtrent de beëindiging van het verblijfsrecht steeds rekening moet worden gehouden met de aard en de stevigheid van de familiebanden van de persoon in kwestie.

 

Een beslissing tot intrekking zou dan ook moeilijk kunnen worden genomen in het geval van een werkelijke gezinscel.

 

U doelt hier op de bepaling in artikel 11, § 2, vijfde lid, van de Vreemdelingenwet. Deze bepaling houdt in dat bij de beslissing om een einde te stellen aan het verblijf de minister of zijn gemachtigde rekening houdt met de aard en de hechtheid van de gezinsband van de betrokken persoon en met de duur van zijn verblijf in het rijk, alsmede met het bestaan van familiebanden of culturele of sociale banden met zijn land van herkomst.

 

Mevrouw de staatssecretaris, ik heb een aantal vragen.

 

Is het zo dat er nooit wordt overgegaan tot de intrekking van het verblijfsrecht van een vreemdeling die werd toegelaten in het kader van gezinshereniging, omdat binnen de periode van drie jaar, volgend op de afgifte van de verblijfstitel, niet meer zou zijn voldaan aan de voorwaarde dat de vreemdeling die wordt vervoegd beschikt over toereikende, stabiele of regelmatige bestaansmiddelen ten behoeve van zichzelf en zijn gezinsleden om te voorkomen dat zij ten laste van de openbare overheden vallen?

 

Of wordt het verblijfsrecht om die reden slechts ingetrokken indien sinds de afgifte van de verblijfstitel niet meer dan een bepaalde tijdspanne is verstreken?

 

Wat is uw beleid ter zake? Bestaan er specifieke richtlijnen dienaangaande?

 

Indien het inderdaad zo is dat nooit wordt overgegaan tot de intrekking van het verblijfsrecht, waarom bepaalt artikel 11, § 1, aanhef, en, ten derde, geheel in het algemeen, dat het verblijfsrecht kan worden ingetrokken indien niet meer is voldaan aan een van de in artikel 10 bedoelde voorwaarden?

 

Ik denk dat deze verwijzing ook betrekking heeft op de voorwaarden bedoeld in artikel 10, § 2, derde lid; van de Vreemdelingenwet.

 

Indien in bepaalde gevallen wel wordt overgegaan tot intrekking van het verblijfsrecht van de vreemdeling in het kader van de gezinshereniging omdat binnen de periode van drie jaar volgend op de afgifte van de verblijfstitel niet meer is voldaan aan de voorwaarden, bestaat er dan een automatische gegevensuitwisseling met onder meer de POD Maatschappelijke Integratie, zodat men die gevallen op het spoor kan komen? Als dat niet gebeurt, waarom is dat dan zo?

 

Waarom kan in geval van gezinshereniging met een onderdaan van een derde land op grond van artikel 10 van de Vreemdelingenwet het verblijfsrecht slechts worden ingetrokken tijdens de eerste drie jaar na de afgifte van de verblijfstitel, terwijl zulks in het geval van een gezinshereniging met een Belg op grond van artikel 40ter van de Vreemdelingenwet mogelijk is tijdens de eerste vijf jaar?

 

Zou het niet logisch zijn de controleperiode voor gezinsleden van Belgen gelijk te stellen met die van onderdanen van derde landen?

 

05.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Logghe, het is niet juist te zeggen dat er nooit verblijfstitels worden ingetrokken omwille van het niet-naleven van de voorwaarden inzake de bestaansmiddelen.

 

De dossiers worden individueel onderzocht. Bij het nemen van een beslissing wordt rekening gehouden met alle gegevens in het dossier. Het komt vrij vaak voor dat de A-kaart – de verblijfstitel – alleen al om die reden niet wordt verlengd of zelfs wordt ingetrokken.

 

Sedert mei 2013 deelt de POD Maatschappelijke Integratie aan de dienst Vreemdelingenzaken een stroom van gegevens mee over de tussenkomsten van de OCMW's, na toestemming van het Sectoraal comité van de Sociale Zekerheid op 6 november 2012.

 

Deze gegevens worden opgenomen in elektronische dossiers van de dienst Vreemdelingenzaken, zodat de betrokken bureaus van de dienst Vreemdelingenzaken erover kunnen beschikken bij het onderzoeken van eventuele verlengingen van verblijfstitels.

 

De verblijfsituatie van vreemdelingen kan gevolgd worden via het Rijksregister. Bij de programmawet 28 juni 2013, die in werking trad op 11 juli 2013, werd de termijn voor het eventueel intrekken van het verblijfsrecht van familieleden van een Europeaan of een Belg verhoogd van drie tot vijf jaar.

 

Het intrekken van het verblijfsrecht van het familielid van een EU-burger of een Belg die zelf geen EU-burger is, blijft echter beperkt tot drie jaar, indien het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de gezamenlijke vestiging bij de aanvang van de gerechtelijke procedure tot ontbinding of nietigverklaring van het huwelijk of de beëindiging van het geregistreerd partnerschap of de gezamenlijke vestiging, ten minste drie jaar heeft geduurd, waarvan minstens één jaar in het rijk moet zijn geweest.

 

In geval van nietigverklaring van het huwelijk dient de echtgenoot of samenwonende partner echter te goeder trouw te zijn geweest.

 

We hebben in de programmawet geopteerd voor de maximale invulling van de richtlijn voor het verblijf van familieleden van een Europeaan of een Belg. Maar voor anderen konden wij niet verder gaan.

 

05.03  Peter Logghe (VB): Ik dank de minister voor haar antwoord.

 

U vindt het niet onlogische dat er verschillende termijnen worden gehanteerd. Uit uw uitleg verneem ik, dat er een zekere logica zit in de reden waarom de termijnen van elkaar verschillen. Ik neem in elk geval nota van dat het niet zo is dat er nooit wordt overgegaan tot de intrekking van het verblijfsrecht. U geeft daarover geen cijfers, maar ik zal u daarover bij gelegenheid schriftelijk ondervragen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de bewering van de staatssecretaris dat de medische regularisatieprocedure voortvloeit uit artikel 3 van het EVRM" (nr. 20204)

06 Question de M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'affirmation de la secrétaire d'État selon laquelle la procédure de régularisation médicale découle de l'article 3 de la CEDH" (n° 20204)

 

06.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, alweer zal ik u proberen te verbazen door de kortheid van mijn vraag in vergelijking met mijn schriftelijke neerslag.

 

Mijn vraag gaat over vreemdelingen die net in België aankomen en aan wie de kans wordt geboden om gelijktijdig een asielaanvraag en een regularisatieaanvraag in te dienen, de zogenaamde procedureshopping.

 

Op 1 oktober vroeg ik of het niet logischer zou zijn om eerst het resultaat van de asielaanvraag af te wachten. U antwoordde dat artikel 3 van het EVRM en de fundamentele vrijheden onmenselijke handelingen verbiedt. Ik citeer u: “Aan elke zwaar zieke vreemdeling die zich op het grondgebied bevindt en die lijdt aan een ziekte waarvoor hij geen verzorging kan krijgen in zijn land van oorsprong, moet de mogelijkheid gegeven worden een verblijfsmachtiging in België aan te vragen en te bekomen. Om die redenen is het niet mogelijk die mensen te verplichten eerst een asielaanvraag in te dienen, want dat is een aanvraag om politieke redenen."

 

Hierbij kunnen toch heel wat vraagtekens worden geplaatst. Artikel 3 van het EVRM bepaalt slechts dat niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen. Ik zie niet in waarom artikel 3 van het EVRM België zou verplichten in zijn interne wetgeving te voorzien in een procedure inzake medische regularisatie, laat staan waarom deze verdragsbepaling in de weg zou staan om de gelijktijdige indiening van een asielaanvraag en een medische regularisatieaanvraag te verbieden of op zijn minst eerst het resultaat van de asielaanvraag af te wachten.

 

Het EHRM acht het mogelijk dat het terugsturen van een vreemdeling die aan een ernstige ziekte lijdt naar een land waar een adequate behandeling voor die ziekte ontbreekt, een schending vormt van artikel 3 van het EVRM. Het Europees Hof in Straatsburg zegt echter dat het om zeer uitzonderlijke gevallen gaat. Het EHRM wees erop dat het terugsturen van een vreemdeling die lijdt aan een ernstige mentale of fysieke ziekte naar een land waar een adequate behandeling voor die ziekte ontbreekt, slechts in zeer uitzonderlijke gevallen een schending oplevert van artikel 3 van het EVRM.

 

Mevrouw de staatssecretaris, ten eerste, waaruit leidt u af dat artikel 3 van het EVRM ons land ertoe zou verplichten in een wettelijk geregelde procedure te voorzien zoals die van artikel 9ter van de Vreemdelingenwet? Hoe valt dit te rijmen met de interpretatie van artikel 3 van het EVRM door het EHRM, meer bepaald in de zaak N. versus het Verenigd Koninkrijk, van 27 mei 2008, waar men het heel duidelijk had over die zeer uitzonderlijke gevallen?

 

Ten tweede, waaruit leidt u af dat artikel 3 van het EVRM eraan in de weg zou staan om eerst het resultaat van de asielprocedure af te wachten en/of de gelijktijdige indiening van een asielaanvraag en een medische regularisatieaanvraag vlak na de aankomst in België uit te sluiten, nu het EHRM het slechts heeft over de mogelijke schending, in zeer uitzonderlijke gevallen, van artikel 3 van het EVRM ingevolge een uitwijzing en niet ingevolge de eventuele weigering van een verblijfsrecht?

 

Is het niet logisch dat de toetsing aan artikel 3 van het EVRM plaatsvindt nadat een verblijfsaanvraag in het kader van het vluchtelingenverdrag of in het kader van de subsidiaire bescherming werd geweigerd voordat dientengevolge tot uitwijzing wordt overgegaan?

 

Is er geen sprake van misbruik wanneer een vreemdeling, die weet dat hij ernstig ziek is, naar België komt om hier een medische regularisatie in te dienen zodra hij voet aan grond heeft gezet? Bent u voorstander om dat zo te laten? Of bent u van mening dat hierdoor misbruiken kunnen ontstaan en bent u bereid om de tweede piste te onderzoeken en na te gaan of men betrokkenen kan verplichten om beide aanvragen in te dienen?

 

06.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mevrouw de voorzitter, artikel 9ter van de Vreemdelingenwet vindt zijn oorsprong in de omzetting van de zogenaamde kwalificatierichtlijn. De wetgever stelde toen dat aanvragen om ernstige medische redenen die een schending van artikel 3 van het EVRM kunnen inhouden, vallen onder de toepassing van de kwalificatierichtlijn. Dat is volledig conform de rechtspraak van het Europees Hof, in die zin dat de Belgische wetgever een verblijfsmachtiging geeft aan zwaar zieke personen die bij terugkeer naar het land van herkomst een ernstig humanitair risico lopen.

 

Uit de parlementaire voorbereiding van artikel 9ter blijkt dat de wetgever heeft geoordeeld dat de personen die aan een ernstige ziekte lijden en niet in het land van herkomst of het land waar zij kunnen verblijven, kunnen worden verzorgd, moeten worden behoed voor het risico op een schending van artikel 3 van het EVRM door voor hen een specifieke procedure in te voeren die verschilt van de procedure tot subsidiaire bescherming, bedoeld in artikel 48/4 van de wet van 15 december 1980.

 

Vaste rechtspraak. Er zijn verschillende arresten van het Grondwettelijk Hof over artikel 9ter. De Vreemdelingenwet stelt dat het een bewuste keuze was om de toekenning van die subsidiaire bescherming aan andere autoriteiten toe te kennen en aan deze de voorwaarden betreffende de specifieke gezondheidstoestand van de aanvragers te laten beoordelen.

 

In deze rechtsspraak worden artikel 9ter en artikel 3 van het Europees Verdrag dus ook gekoppeld.

 

Aangezien er in twee verschillende procedures is voorzien in de Vreemdelingenwet om een vraag naar subsidiaire bescherming in te dienen naargelang de aard van de onmenselijke of vernederende behandeling, namelijk een asielaanvraag als er subsidiaire bescherming gevraagd wordt om redenen van bijvoorbeeld een oorlogssituatie in het land van oorsprong op grond van artikel 48, 4°, van de Vreemdelingenwet, of een aanvraag in toepassing van artikel 9ter indien er medische gronden zijn, is het niet uitgesloten dat een persoon beide procedures aanwendt.

 

Net zoals de asielprocedure is artikel 9ter een uitzonderingsprocedure op de algemene regel, vervat in artikel 9 van de Vreemdelingenwet, dat bepaalt dat een vreemdeling een machtiging tot verblijf moet indienen vanuit het buitenland. De ernstig zieke vreemdeling bevindt zich namelijk in een dergelijke situatie van overmacht/buitengewone omstandigheden, dat hij net zoals de asielzoeker deze procedureregel niet moet of kan opvolgen. Wegens zijn situatie van medische overmacht kan hij de medische aanvraag indienen in België.

 

Er is steeds een toetsing van het EVRM bij de weigering van een verblijfsaanvraag of een asielaanvraag. Deze beslissingen moeten immers steeds conform het EVRM worden genomen. Een weigering gaat nu eenmaal gepaard met een verwijderingsmaatregel, met name het bevel om het grondgebied te verlaten. De toetsing gebeurt in geval van een asielaanvraag, dus in geval van een aanvraag voor subsidiaire bescherming, door het commissariaat-generaal en in geval van een medische aanvraag door de ambtenaar-geneesheer van de dienst Vreemdelingenzaken en dus steeds voor de afgifte van een bevel om het grondgebied te verlaten.

 

06.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw zeer omstandige uitleg die ik met de nodige aandacht zal bestuderen. De conclusie is dat wij er ter zake nog altijd een verschillende mening op nahouden. Wij kunnen natuurlijk niet over alles hetzelfde denken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de uitwijzing van vreemdelingen die worden vrijgelaten uit de gevangenis" (nr. 20205)

07 Question de M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les expulsions d'étrangers libérés de prison" (n° 20205)

 

07.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, deze vraag gaat inderdaad over het geringe aantal vreemdelingen dat na vrijlating uit de gevangenis administratief wordt vastgehouden met het oog op verwijdering. In 2012 waren er 11 535 beslissingen met betrekking tot vreemdelingen die de gevangenis mochten verlaten. 3 556 werden zonder meer vrijgesteld, 7 465 kregen het bevel om het grondgebied te verlaten, 514, slechts 4,5 % werd administratief vastgehouden met het oog op verwijdering.

 

U antwoordde op deze vraag dat er zich onder de 11 535 vrijgelaten vreemdelingen 3 500 legale vreemdelingen in procedure bevonden. Die zouden vooralsnog niet verwijderd worden. Hun verblijfsrecht zou wel kunnen worden ingetrokken als het om feiten gaat die zwaar genoeg zijn. Vervolgens minimaliseerde u de overige 7 500 vrijgelaten vreemdelingen door te stellen dat daar ook mensen tussen zitten die niet definitief werden veroordeeld, maar voor wie er een klein voorarrest geveld was. Het zou gaan om 4 700 gevallen. Als men die dan buiten beschouwing laat, blijven er 2 800 over waaronder er zich 900 EU-burgers bevinden die misschien wel hun verblijfsrecht kwijt zijn, maar nog steeds het vrij verkeer van personen genieten. Uiteindelijk blijven er dan slechts 1 900 over die worden vrijgesteld met enkel een bevel om het grondgebied te verlaten.

 

Ik ga niet helemaal akkoord met uw antwoord. Het is immers toch niet omdat 4 700 vrijgelaten vreemdelingen niet definitief veroordeeld werden, dat ze niet illegaal zouden zijn en niet zouden kunnen worden vastgehouden met het oog op de verwijdering van het grondgebied. Ook over legale vreemdelingen waarvan het verblijfsrecht wordt ingetrokken, komen wij in uw antwoord niet zo veel te weten.

 

Mijn vragen aan u zijn de volgende: is het inderdaad zo dat illegale vreemdelingen, indien ze niet definitief zijn veroordeeld, bij hun vrijlating uit de gevangenis nooit worden overgebracht naar een gesloten centrum met het oog op de verwijdering van het grondgebied en stelselmatig slechts een bevel krijgen om het grondgebied te verlaten? Zo ja, waarom is dat zo? Zo nee, waarom stelt u dan dat die 4 700 vreemdelingen buiten beschouwing moeten worden gelaten als het gaat over het aantal vreemdelingen dat na hun vrijlating uit de gevangenis administratief wordt vastgehouden met het oog op de verwijdering van het grondgebied?

 

Van hoeveel van die 3 556 in 2012 uit de gevangenis vrijgelaten legaal hier verblijvende vreemdelingen werd het verblijfsrecht ingetrokken door middel van een terugwijzings- of uitzettingsbesluit of op een andere manier? Wat waren de voornaamste nationaliteiten en welke feiten hadden die betrokkenen gepleegd? Bestaan er richtlijnen met betrekking tot de feiten die tot een dergelijke maatregel aanleiding geven of kunnen geven? Kunt u uw beleid hieromtrent wat verduidelijken?

 

Mevrouw de staatssecretaris, ten laatste, hoeveel van de vreemdelingen waarvan in 2012 het verblijfsrecht na vrijlating uit de gevangenis werd ingetrokken werden er naar een gesloten centrum overgebracht met het oog op de verwijdering van het grondgebied? Hoeveel daarvan werden er uiteindelijk daadwerkelijk van het grondgebied verwijderd? Wat waren de meest voorkomende nationaliteiten in die categorie?

 

07.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer Logghe, ik ga de uitleg en de rekensom bij de vorige vraag niet helemaal herhalen. Ik heb willen aangeven dat het cijfer van 11 000 beslissingen moet worden genuanceerd. Het gaat over het aantal beslissingen, niet over het aantal personen. Een persoon kan meerdere beslissingen krijgen, u weet dat ook. Een persoon onder aanhoudingsmandaat kan verschillende malen worden aangeboden aan de dienst Vreemdelingenzaken en toch niet worden vrijgesteld.

 

U stelde de vraag waarom illegale vreemdelingen zonder definitieve veroordeling nooit worden overgebracht naar een gesloten centrum. Wij kunnen ze wel overbrengen naar een gesloten centrum maar de wet van 19 januari 2012 bepaalt dat de wettelijke mogelijkheden om deze categorie vast te houden beperkt zijn. Indien niet-veroordeelde personen niet langer worden vastgehouden, moeten zij onmiddellijk worden vrijgesteld. Enkel indien zij onder aanhoudingsmandaat staan kunnen zij gedurende zeven dagen worden vastgehouden. Deze periode is zeer kort om hun overbrenging naar een gesloten centrum te regelen of een directe repatriëring te organiseren. Waar dat gaat kunnen wij het doen maar u weet dat dit niet altijd mogelijk is. Gezien de wettelijke beperkingen voor deze categorieën zijn de mogelijkheden dan ook beperkt.

 

Ik wil mij dan ook meer op de andere groep richten, met name de vreemdelingen die werden veroordeeld tot een definitief geworden gevangenisstraf. Het was de prioriteit om die van ons grondgebied te verwijderen. Daar hebben wij dan ook aan gewerkt. Gezien personen van wie het verblijf wordt ingetrokken door middel van een koninklijk besluit tot uitzetting of ministerieel besluit tot uitwijzing een zware veroordeling hebben, valt het tijdstip van deze maatregel meestal niet samen met de vrijstelling uit de gevangenis. De maatregel wordt dus opgelegd nog vooraleer de vreemdeling vrijkomt.

 

In 2012 werden er 7 koninklijke besluiten tot uitzetting uitgevaardigd voor personen in legaal verblijf. In dat jaar werden er tevens 536 ministeriële besluiten tot terugwijzing opgemaakt. De terugwijzingen werden zowel voor legaal als illegaal in het rijk verblijvende vreemdelingen opgesteld. De meest voorkomende nationaliteiten waren mensen die verklaarden van Marokkaanse, Roemeense, Algerijnse, Tunesische of Albanese afkomst te zijn.

 

De terugwijzings- en uitzettingsbeslissingen werden genomen op basis van artikel 20 van de Vreemdelingenwet. Artikel 21 bepaalt de gevallen waarin geen maatregel mag worden genomen. Voor EU-onderdanen moet eveneens rekening worden gehouden met artikel 43 van de Vreemdelingenwet.

 

Er bestaan geen cijfers over de door de teruggewezen of uitgezette vreemdelingen gepleegde feiten noch over de personen die nadien effectief werden verwijderd.

 

Wat de effectieve terugkeer van ex-gedetineerden betreft, werden er in 2012 378 personen verwijderd. Wij hebben daar een prioriteit van gemaakt. In 2013 waren dat er tot midden oktober al 501, of een stijging van 32 %. U kunt dus niet zeggen dat als wij daar een prioriteit van maken het geen resultaat heeft.

 

Wat het intrekken van het verblijf op basis van criminele feiten betreft, kan ik u zeggen dat door het feit dat er een inreisverbod van acht jaar wordt opgelegd, er een daling zal optreden van het aantal mensen dat alsnog terugkomt.

 

07.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw uitleg.

 

Ondanks uw lichte afkeer voor cijfers bent u er toch in geslaagd een aantal cijfers te geven. Ik heb evenwel niet begrepen hoeveel ex-gedetineerden verwijderd werden in het jaar 2012?

 

07.04 Staatssecretaris Maggie De Block: 378. En dit jaar, tot midden oktober, 501.

 

07.05  Peter Logghe (VB): Dank u wel.

 

07.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Tussen haakjes, ik heb geen afkeer voor cijfers.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de bestemming van de middelen van Fedasil" (nr. 20208)

08 Question de Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la destination des moyens de Fedasil" (n° 20208)

 

08.01  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, Fedasil en de OCMW’s zijn partners voor de opvang van asielzoekers. Het lokale niveau wordt door Fedasil gesubsidieerd om asielzoekers op te vangen, maar ook om vluchtelingen te begeleiden en te integreren. Dankzij de lokale autonomie kunnen opvang en begeleiding op verschillende manieren worden ingevuld. Het is een goede zaak dat de OCMW’s enige vrijheid hebben om eigen accenten te leggen.

 

Toch lijkt het logisch dat er grenzen moeten zijn wanneer het gaat om de kostbare middelen van Fedasil. Sommige lokale keuzes doen toch enigszins de wenkbrauwen fronsen. Een van die beslissingen trok toch wel mijn aandacht. Daarbij worden OCMW-middelen van Fedasil gebruikt om fitnessabonnementen voor asielzoekers integraal terug te betalen. Sport kan een goede tijdsbesteding zijn, mevrouw de staatssecretaris, is goed voor de gezondheid, is een manier om sociale contacten te leggen en onze taal te leren, maar het lijkt mij toch dat er betere en vooral goedkopere manieren zijn om middelen in te zetten. Zonder alle middelen, bestemd voor vrijetijdsactiviteiten, te schrappen, moet het toch mogelijk zijn om aan de hand van eenvoudige richtlijnen excessen te vermijden.

 

Bent u zelf gewonnen voor extra beperkingen of voorwaarden aan de subsidiëring door Fedasil? Welke bezwaren bestaan er tegen eventueel strengere voorwaarden of meer strikte richtlijnen omtrent de concrete besteding van die middelen? Worden er aanpassingen of bijkomende voorwaarden gepland waaraan OCMW’s zich dienen te houden? In welke richting gaan die dan?

 

08.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Het spreekt vanzelf dat er voorwaarden zijn verbonden aan de besteding van overheidssubsidies. Een OCMW kan de subsidiemiddelen niet naar eigen goeddunken aanwenden. De subsidie wordt dan ook verdeeld over verschillende uitgavenposten als huisvesting, personeel, administratie, investeringen, aanvullende hulp en andere. Onder de aanvullende hulp vallen zakgeld, transport, vertalingen, procedurekosten, schoolkosten, vorming en vrije tijd. De aanvullende hulp wordt bepaald aan de hand van de behoeften van de individuele asielzoeker, ook wat de vrijetijdsbesteding betreft.

 

De regiocoördinatoren van Fedasil zien toe op een gepaste aanwending door de OCMW’s van de subsidiemiddelen. Fedasil beschikt hiervoor over richtlijnen en criteria, waaraan moet worden voldaan. In een collectieve opvangstructuur is het eenvoudiger om activiteiten te organiseren in het centrum zelf. Centra beschikken soms zelfs over sportinfrastructuur. Een individuele opvangstructuur als een LOI moet gebruikmaken van het bestaande aanbod in de buurt.

 

Het is de bedoeling dat Fedasil werk maakt van een helder en bindend kader met minimale en maximale normen waaraan de materiële opvang moet voldoen. Dat zal voor alle opvangoperatoren verduidelijken wat aan te bevelen, geoorloofd of aanvaardbaar is voor het geven van aanvullende vergoedingen.

 

08.03  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik denk dat u er inderdaad goed aan doet om aan Fedasil te vragen om dat helder en bindend kader op te stellen. Ik begrijp wel dat vrijetijdsbudgetten wenselijk zijn, want dat hoort erbij en het zit ook in de verplichtingen en in de afspraken omtrent aanvullende hulp aan bewoners van de lokale opvanginitiatieven. Toch denk ik dat we mekaar begrijpen als ik zeg dat sport en vrije tijd heel gedifferentieerd kunnen worden ingevuld. Er mag dus wel wat meer doordacht omgesprongen worden met belastinggeld.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de bestrijding van de mensensmokkel" (nr. 20209)

09 Question de Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la lutte contre la traite d'êtres humains" (n° 20209)

 

09.01  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, de scheepsramp voor het eiland Lampedusa vestigde nog eens de aandacht op de massale instroom van immigranten via de Middellandse Zee. Mensensmokkelaars zijn vaak enkel uit op de grootst mogelijke winst. Zij drummen veel mensen die het Europese grondgebied willen bereiken samen op gammele bootjes.

 

Deze schrijnende situatie smeekt om een hardere en bredere aanpak van de georganiseerde mensensmokkel. In de aanloop naar een Europees overleg over deze problematiek hebt u benadrukt dat de ontradingscampagnes in het land van herkomst heel belangrijk zijn en goed moeten worden aangepast aan de specifieke gevoeligheden van de verschillende Afrikaanse landen. U pleitte voor een verregaande samenwerking tussen Noord-Afrikaanse en Europese autoriteiten. U hebt ook gewaarschuwd voor een ontwikkelingssamenwerking die migratie net zou kunnen versterken.

 

De bescherming van de Europese grenzen vraagt om een gezamenlijke Europese aanpak, om een inspanning die de grenzen zou vrijwaren. Wij moeten optreden tegen criminelen die het leven van anderen in de waagschaal leggen. Het is zeker niet alleen de verantwoordelijkheid van België om hierin actief te zijn. Het zou ook niet echt efficiënt zijn om elk Europees land zijn eigen acties daartegen te laten ondernemen.

 

België is lid van Europa. Als Europeanen zijn wij verplicht om al het mogelijke te doen om een einde te maken aan de dramatische gebeurtenissen aan onze buitengrenzen. Bij gebrek aan Europese overeenstemming over dit thema, kan België zelf initiatieven nemen. Zal België bijkomende ontradingscampagnes in Afrikaanse landen organiseren? Zo ja, in welke landen wil men die aangepaste aanpak toepassen?

 

Welke vormen van ontwikkelingssamenwerking kunnen in uw ogen de migratie versterken? Zijn daar varianten op?

 

Zullen de extra inspanningen van België zich beperken tot extra middelen voor Frontex? Mogen wij nieuwe initiatieven verwachten?

 

Was er overleg tussen u en andere betrokken Belgische ministers, omtrent mensensmokkel?

 

Was er overleg over de Belgische bijdrage aan verdere samenwerking met de Noord-Afrikaanse havenautoriteiten? Zo ja, tot welke inspanning is België bereid? Zo nee, waarom overweegt u geen overleg?

 

09.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mevrouw de voorzitter, u hebt goed begrepen dat ik er op de voorbije Raad van Justitie en Binnenlandse Zaken in Luxemburg voor pleitte om nieuwe tragedies zoals in Lampedusa te voorkomen. Wij hebben nood aan een horizontale aanpak die breder gaat dan enkel het domein Asiel en Migratie.

 

Wij kunnen de problemen in kwestie enkel ten gronde aanpakken, door ze tegelijkertijd op alle betrokken domeinen aan te pakken, zoals politionele en justitiële samenwerking om mensensmokkel te bestrijden, en preventiecampagnes maar ook op het vlak van onze ontwikkelingssamenwerking en buitenlandse en economische betrekkingen alsook door het ondersteunen van de lokale overheden, om maar enkele domeinen te noemen.

 

In voornoemd kader zal de Europese Commissie een joint task force bijeenroepen, teneinde te bepalen welke acties zij in de toekomst kan ondernemen. Op basis van de input van de taskforce zullen de betrokken Belgische diensten in gezamenlijk overleg bepalen op welke manier wij best en zo effectief mogelijk aan het bestrijden van de genoemde fenomenen kunnen bijdragen.

 

Onze inspanningen op het vlak van preventiecampagnes blijven wij voortzetten. Wij richten ons vooral op de landen die voor ons specifieke uitdagingen vertegenwoordigen op het vlak van illegale immigratie, waaronder een aantal landen van herkomst in Centraal- en West-Afrika.

 

In onze campagnes wijzen wij de mensen op de gevaren van illegale migratie, zoals de risico’s bij de oversteek.

 

Wij werken natuurlijk ook samen in de detectie van mensensmokkelaars. Wij detacheren mensen naar Frontex. In Europees verband willen wij de nodige mankracht, vrouwkracht of financiële bijdrage leveren, om het fenomeen van mensensmokkel op Europees niveau aan te pakken.

 

09.03  Sarah Smeyers (N-VA): Mmevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het is blijkbaar altijd heel moeilijk om op Europees niveau consensus te bereiken. Het is moeilijker consensus te bereiken, wanneer het over uniforme asielprocedures en dergelijke zaken gaat. Het moet niettemin mogelijk zijn ze te bereiken.

 

Iedereen is het erover eens dat wat op Lampedusa – en niet voor de eerste keer – gebeurt, drama’s zijn. Of het nu terechte of onterechte migranten zijn, is een onbelangrijke vraag. Het zijn gewoon drama’s. Op een dergelijke manier wordt niet met mensen gehandeld. Het moet dan ook mogelijk zijn om op Europees niveau tot een consensus te komen en de problematiek echt aan te pakken.

 

Ik begrijp dat de verschillende niveaus en beleidsdomeinen die u hebt genoemd, zoals asiel, migratie, politie, justitie en ontwikkelingssamenwerking, zich moeten verzoenen. Ik hoop echter dat u mee aan de kar blijft trekken, om een consensus te bereiken. Het heeft geen belang of er honderd of vijf niveaus bij het dossier moeten worden betrokken. Iedereen is het er immers over eens dat de kwestie ongepast en ongehoord is.

 

Ik vind zelfs de juiste woorden niet voor de zaken die wij in Lampedusa hebben kunnen zien.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de criteria voor regularisatie op grond van artikel 9bis van de vreemdelingenwet" (nr. 20276)

10 Question de M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les critères de régularisation sur la base de l'article 9bis de la loi sur les étrangers" (n° 20276)

 

Voorzitter: Zoé Genot

Présidente: Zoé Genot

 

10.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, vreemdelingen die een machtiging tot verblijf aanvragen, moeten dat in het buitenland doen. Artikel 9bis van de Vreemdelingenwet voorziet hierop een uitzondering, de zogenaamde buitengewone omstandigheden. U kent dat.

 

Deze vraag slaat op de interpretatie van die buitengewone omstandigheden. De bepaling van de buitengewone omstandigheden werd jarenlang als kapstok gebruikt om het verblijf te regulariseren van vreemdelingen die zich reeds in België bevonden, maar niet voldeden aan de voorwaarden om als vluchteling te worden erkend.

 

Op 19 juli 2009 vaardigde de regering een instructie uit die de criteria voor regularisatie verduidelijkte, maar de instructie werd door de Raad van State vernietigd omdat de regering – volgens de Raad van State – een domein betrad dat aan de wetgever is voorbehouden. De DVZ en de regering lieten echter weten dat de instructie van 19 juli 2009 onverkort toegepast bleef, en pas vanaf november 2011 motiveerde de DVZ weigeringen van een aanvraag op basis van artikel 9bis door te stellen dat de criteria van de instructie niet meer werden toegepast.

 

Op de overlegvergadering van 3 juli 2013 tussen de DVZ, CIRE, en het Kruispunt Migratie-Integratie zou meegedeeld zijn dat er voor de criteria 1.1 en 1.2 van de instructie in het najaar van 2012 een nieuwe richtlijn zou zijn bekendgemaakt door de staatssecretaris.

 

Worden de criteria van de instructie van 19 juli 2009 nog steeds toegepast? Zo ja, hoe valt dit te rijmen met de vernietiging van de instructie door de Raad van State op 9 december 2009?

 

Hoe verhouden de criteria uit de instructie van 19 juli 2009, de humanitaire situaties dus, zich tot de buitengewone omstandigheden van artikel 9bis van de Vreemdelingenwet? Worden vreemdelingen die aan deze criteria voldoen ontslagen om aan te tonen dat er buitengewone omstandigheden zijn, terwijl die vrijstelling enkel door de wetgever kon worden verleend?

 

Klopt het dat de staatssecretaris en de DVZ tijdens overlegmomenten met het Kruispunt Migratie-Integratie, CIRE en anderen verklaard hebben dat de criteria van de instructies nog steeds gelden als richtlijnen voor positieve beslissingen? Hoe valt dit te rijmen met het feit dat de DVZ sinds eind 2011 haar weigeringsbeslissingen motiveert door te stellen dat de criteria van de instructie niet meer gelden?

 

Ten slotte, bent u het ermee eens dat er nog steeds sprake is van een onaanvaardbare onduidelijkheid met betrekking tot de voorwaarden voor de toepassing van artikel 9bis van de Vreemdelingenwet en zal u geneigd zijn om maatregelen te nemen om die mist op te klaren?

 

10.02 Staatssecretaris Maggie De Block: De criteria van de vernietigde instructie van 19 juli 2009 worden, vanuit het gelijkheidsbeginsel, alleen nog toegepast op de aanvragen voor een machtiging tot verblijf die werden ingediend op basis van deze instructie tijdens de regularisatieoperatie tussen 15 september en 15 december 2009. Die achterstand is nu helemaal weggewerkt. Hier en daar zal er misschien nog een geval opduiken dat in die periode ingediend is geweest. Deze aanvragen krijgen een positieve beslissing voor zover aan de criteria van de instructie voldaan werd via de dienst discretionaire bevoegdheid.

 

Het spreekt voor zich dat er niet meer kan verwezen worden naar een vernietigde instructie bij een negatieve beslissing, gelet op de arresten van de Raad van State.

 

Voor de andere aanvragen, diegene die niet tussen 15 september en 15 december 2009 zijn ingediend, zijn de buitengewone omstandigheden die vereist zijn in artikel 9bis en zoals ze werden gedefinieerd door de rechtspraak van kracht. De verzoekers moeten dus steeds aantonen waarom de machtiging tot verblijf van meer dan drie maanden niet kon of kan worden aangevraagd bij de Belgische diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor hun woon- of verblijfplaats in het buitenland.

 

Alle aanvragen worden krachtens dezelfde bepaling van het artikel 9bis onderzocht en indachtig de mensenrechtenverdragen. Alleen neemt de overheid zijn verantwoordelijkheid wanneer asielzoekers onredelijk lang moeten wachten op de definitieve beslissing inzake hun asielaanvraag. De aanvragen worden in dit geval onderzocht op individuele basis, waarbij zoals steeds ook rekening gehouden wordt met eventuele feiten van openbare orde of fraude.

 

Ik neem dus aan dat er gezien deze informatie geen onduidelijkheid bestaat over de toepassing van artikel 9bis.

 

Een categorisering aan de hand van criteria kan volgens mij alleen maar leiden tot een starre benadering van individuele situaties en tot een discriminerende houding ten opzichte van situaties die niet volledig aan de vastgelegde criteria voldoen maar die desalniettemin dienen te worden beschouwd als situaties waarin er sprake is van een bijzondere kwetsbaarheid. De wet is dus duidelijk, en naar die wet wordt dus geoordeeld.

 

10.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, mijn repliek zal kort zijn.

 

Ik neem er nota van dat u bevestigt dat de vernietigde instructie van 2009 uitzonderlijk in de tijd was, dat ze alleen werd toegepast voor de aanvragen tijdens de regularisatieperiode en dat daarvan nu geen sprake meer is. U zegt dat de achterstand volledig is weggewerkt en dat de toepassing van die instructie niet meer zou mogen.

 

Daarmee is een deel van de mist opgeklaard.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de Mme Catherine Fonck à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'application de la procédure 9ter aux demandeurs séropositifs" (n° 19489)

11 Vraag van mevrouw Catherine Fonck aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de toepassing van de 9ter-procedure op seropositieven" (nr. 19489)

 

Président: Siegfried Bracke.

Voorzitter: Siegfried Bracke.

 

11.01  Catherine Fonck (cdH): Madame la secrétaire d'État, les médecins des centres de référence sida s'inquiètent du nombre de plus en plus élevé d'expulsions d'étrangers séropositifs. Si l'instauration d'un filtre médical était nécessaire afin de lutter contre les abus – et c'était le sens de la loi de 2012 -, il convient de s'interroger sur son application. À mon sens, il faut veiller à ce que les personnes réellement malades, requérant des soins et une protection, soient effectivement prises en charge. Je ne puis qu'être interpellée par les décisions à l'égard des patients souffrant du sida. Ce n'est pas à vous que j'apprendrai qu'il s'agit d'une maladie grave qui nécessite un traitement adapté et un suivi médical régulier.

 

Pour appliquer l'article 9ter, le médecin-conseil de l'Office des Étrangers doit juger du degré de gravité de la maladie, c'est-à-dire de son stade de développement clinique, en l'articulant avec la disponibilité des soins dans le pays d'origine et le risque humanitaire éventuel. L'Office motive ses refus en expliquant qu'il ne considère pas le sida comme une maladie grave – ce qui est, chère consœur, particulièrement interpellant. Il invoque aussi le fait que les traitements contre le virus sont disponibles dans les pays d'origine, notamment le Rwanda, le Burundi, le Cameroun et la République démocratique du Congo. Or, dans ces pays, moins de la moitié des personnes qui ont besoin d'un traitement pour survivre à l'infection par le VIH en reçoivent effectivement un. On compte 1,7 million de décès en 2011. Cela prouve que ces patients n'ont pas bénéficié d'un traitement adéquat.

 

Madame la secrétaire d'État, pouvez-vous nous indiquer combien de patients séropositifs ont été expulsés? Sur la base de quelles garanties de continuité de traitement ces expulsions ont-elles été décidées? L'Office des Étrangers fonde ses décisions sur des banques de données internationales ainsi que sur les constats communiqués par les postes diplomatiques belges. La situation personnelle du patient est-elle également prise en compte? Je pense à l'état de ses revenus au regard du coût du traitement, à l'accessibilité géographique des soins – par exemple, lorsque le patient se trouve au milieu de la brousse -, au risque de chantage financier, voire politique, de la part du personnel médical dans son pays natal.

 

Il me revient que, lorsque le traitement suivi en Belgique n'est pas disponible dans le pays d'origine, des traitements alternatifs, prétendument équivalents, peuvent être proposés au patient pour justifier le refus de régularisation. Or, comme vous le savez, le développement des résistances au traitement anti-HIV ne cesse d'augmenter. Ces résistances sont-elles prises en compte? Ce n'est pas à vous que je dois expliquer que les médicaments de première génération ne sont pas équivalents à ceux de la deuxième génération.

 

Le médecin traitant est-il consulté au sujet de ces traitements alternatifs? Est-ce que les antécédents médicaux du patient sont pris en compte?

 

Vous le savez, pour savoir si un traitement fonctionne, on se base sur les symptômes du patient mais également sur les marqueurs tels que le taux de virus dans le sang et le taux de CD4, qui ne peuvent être mesurés dans de nombreuses régions d'Afrique. Un suivi médical est-il dès lors organisé afin de s'assurer que la personne expulsée est effectivement prise en charge et que le traitement disponible est adéquat?

 

Il faut retenir un élément important. Si l'expulsion signifie l'arrêt de mort de ces patients, par défaut de traitement, par défaut de suivi médical, elle est inacceptable!

 

Madame la secrétaire d’État, je voudrais ici faire deux suggestions.

 

La première est que vous puissiez rencontrer les médecins des centres de référence sida. Il serait très intéressant de pouvoir échanger les points de vue. Vous êtes médecin: vous connaissez ces maladies; vous connaissez ces patients; vous connaissez cette réalité et la problématique des résistances. Je crois donc qu'il serait réellement intéressant que vous puissiez les écouter et les entendre.

 

La deuxième suggestion que je fais est de plaider en la matière pour la continuité des soins de chaque patient. C'est ce qui doit nous guider. En cas de retour, je pense qu'il faut s'assurer, avant la décision d'expulsion, que ces patients pourront bénéficier d'un suivi médical et d'un traitement adapté. C'est le minimum qu'on peut faire sur un plan éthique. C'est d'ailleurs aussi à l'avantage de la société puisque qui dit interruption de traitement, dit aussi résistance au sida et qui dit résistance au sida, dit des impacts encore plus importants en termes de transmission de la maladie.

 

11.02  Maggie De Block, secrétaire d'État: Madame Fonck, c'est la deuxième question à laquelle j'ai à répondre sur ce thème aujourd'hui. Ce matin, c'était M. Mahoux, votre collègue, qui me questionnait au Sénat. Ma réponse sera intéressante car je lui ai donné d'autres éléments de réponse. Le rapport de la commission du Sénat sera à disposition.

 

Je ne peux pas vous communiquer le nombre d'ordres de quitter le territoire délivrés à des patients séropositifs puisque les statistiques relatives à l'article 9ter de la loi ne font pas de distinction entre les maladies.

 

Chaque dossier de régularisation médicale est examiné au cas par cas.

 

En outre, le rejet d'une demande peut intervenir tant au stade de la recevabilité, c'est-à-dire du filtre médical et donc de l'examen de la gravité de la maladie, qu'au stade de l'examen sur le fond. La demande peut donc être rejetée à deux stades différents. D'abord sur la recevabilité, ensuite quand l'examen sur le fond est terminé.

 

Il est dès lors difficile de démontrer que le nombre de décisions négatives à l'encontre des personnes séropositives augmente. Comme vous l'indiquez à juste titre, l'Office doit juger du risque vital auquel pourrait être exposée une personne gravement malade en cas de retour dans son pays d'origine, compte tenu du degré de gravité de sa maladie et de la possibilité de recevoir des soins adéquats dans son pays. La récolte de données concernant la disponibilité et l'accessibilité des soins dans le pays d'origine est toujours réalisée en vue de l'examen d'un dossier individuel. Là, nous ne nous basons pas seulement sur la banque de données commune de l'Office avec la Suisse et les Pays-Bas mais également sur tous les autres avis disponibles sur certains sites web spécialisés, dans nos offices diplomatiques et dans les pays d'origine.

 

Il faut savoir que la mission d'un médecin-conseil "9ter" est très différente de celle du médecin traitant. Elle ne consiste pas à poser un diagnostic ni à prescrire des traitements. Si le médecin traitant n'est pas consulté, c'est parce que le législateur n'a pas souhaité une procédure contradictoire au plan médical.

 

Vous pouvez être rassurée, nous prenons toujours en considération le fait que les soins adéquats soient bien disponibles dans le pays d'origine. S'il y a un doute, comme je l'ai dit à M. Mahoux, nous ne procédons pas à l'expulsion.

 

Je retiens vos propositions. Il serait intéressant de rencontrer les médecins des centres de référence sida. Je proposerai également de nous entretenir avec une délégation de la cellule qui traite les dossiers médicaux à l'Office.

 

11.03  Catherine Fonck (cdH): Merci pour votre réponse. Il serait très intéressant que vous puissiez les rencontrer, en y associant l'Office des Étrangers. Vous dites qu'il n'y a pas de statistiques disponibles parce qu'il n'y a pas de distinctions et qu'il n'est pas possible de les établir. En l'absence de statistiques, je pense qu'il faut se baser sur des situations cliniques vécues, qui peuvent être rapportées par les médecins de référence des centres sida.

 

Comment peut-on garantir que le suivi du traitement sera assuré quand un patient gravement malade est expulsé? Les informations que l'on trouve sur les sites web sont parfois plus optimistes que ne l'est la réalité de terrain. Entre les deux, il y a un fossé qui n'est pas négligeable. À mon avis, il y a matière à réfléchir sur la manière dont demain, lorsqu'une personne sera expulsée, on s'assurera qu'effectivement cette personne sera traitée et que la continuité des soins sera assurée.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 19982 van mevrouw Lanjri wordt in een schriftelijke vraag omgezet.

 

12 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de werking van de Commissie van advies voor vreemdelingen" (nr. 20026)

12 Question de Mme Nahima Lanjri à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le fonctionnement de la Commission consultative des étrangers" (n° 20026)

 

12.01  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de staatssecretaris, artikel 32 van de Vreemdelingenwet voorziet in de oprichting van de Commissie van advies voor vreemdelingen die ermee gelast is de minister van advies te dienen in de gevallen waarin daarin door de Vreemdelingenwet is voorzien of alvorens de minister een beslissing dient te nemen nopens een vreemdeling.

 

Met het KB van 3 april 2013 hebt u die commissie opnieuw samengesteld, zodat zij opnieuw ten volle haar rol kan spelen.

 

Hoeveel keer werd de commissie sinds april 2013 samengeroepen? Over welke soorten dossiers hebt u of hebben uw diensten het advies van de commissie ingewonnen? Betreft het alleen de dossiers van openbare orde waarvoor de wet de adviesvraag verplicht, of betreft het ook andere dossiers nopens een vreemdeling? Ik denk aan een gezinshereniging die beëindigd is en betwist wordt of een regularisatie.

 

Stelt u problemen vast bij de werking van de commissie in het verleden of nu? Zo ja, welke? Is het mogelijk om die problemen te verhelpen door eventueel heel duidelijke afspraken te maken over de manier waarop best wordt gewerkt en de termijn waarin u adviezen van die commissie verwacht? Of loopt alles heel goed?

 

Plant u een meer actieve rol van de commissie in de toekomst, zoals de wet ook toelaat? Hoe ziet u dat? Wat zijn voor u de cruciale elementen als u de rol van de commissie zou uitbreiden? Aan welke dossiers denkt u dan?

 

12.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Sedert mijn aantreden als staatssecretaris heb ik het advies van de Commissie voor advies van vreemdelingen gevraagd in de gevallen die worden bepaald in de Vreemdelingenwet en heb ik de opvolging verzekerd van alle dossiers die in het kader van de instructie van 19 juli 2009 voor advies aan de commissie werden voorgelegd.

 

Het KB van 3 april 2013 voorziet in een nieuwe samenstelling van de commissie, zodat zij opnieuw haar rol ten volle kan blijven spelen. De commissie komt een of twee keer per maand samen. De termijnen voor het afleveren van de adviezen gaan van vijftien dagen tot drie weken.

 

Bij de werking van de commissie werden geen noemenswaardige problemen vastgesteld, behalve een periode van weigering van de Franstalige advocaten naar aanleiding van het debat over de pro-Deoregeling bij justitie om zitting te hebben. In die periode konden er dan ook geen beslissingen worden genomen.

 

Voor het overige verloopt de werking van de commissie transparant en gedegen, zoals dat heet.

 

Het secretariaat van de commissie ontvangt de dossiers en vraagt aan de betrokkenen een lid te kiezen dat deel uitmaakt van een niet-gouvernementele organisatie en ook een advocaat te kiezen. Vervolgens nodigt het secretariaat de betrokkenen, de advocaat, de leden van de ngo’s en de ambtenaren uit, om voor de commissie te verschijnen.

 

Na de zitting van de commissie beraadslagen de leden van de commissie en brengen hun advies uit. Het secretariaat ontvangt de adviezen en de processen-verbaal, die door de voorzitters en de secretarissen zijn ondertekend. De adviezen worden, ten slotte, naar de betrokkenen, naar de advocaat, naar de leden van de ngo’s en naar de administratie gestuurd.

 

Ten slotte, inzake de mogelijkheid om het advies in te winnen voor om het even welke beslissing aangaande een vreemdeling ben ik ervan overtuigd dat een dergelijke mogelijkheid geen optie is. Gelet op de particuliere samenstelling en werking van de commissie, dient de prioriteit uit te gaan naar een kwalitatieve adviesverlening in de bij wet bepaalde gevallen. Dergelijke adviesverlening doen wij ook, is vandaag het geval en is trouwens ook steeds het geval geweest.

 

Een bijkomende verhoging van de werklast zou de basismissie van de commissie in het gedrang brengen. Ze zou bovendien een heel uitstel van onze procedures betekenen, waardoor wij terug naar af zouden gaan.

 

12.03  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord, waarin u erop wijst dat er gedurende een bepaalde periode een probleem met een aantal advocaten aan Franstalige kant is geweest. Ik meende echter dat betrokkenen altijd de mogelijkheid hadden een beroep op plaatsvervangers te doen.

 

Ten tweede, in de wet zijn inderdaad een aantal gevallen opgenomen, onder andere op het vlak van openbare orde, waarvoor u verplicht bent de commissie in te schakelen. In de andere gevallen kunt u de commissie inschakelen.

 

In een aantal gevallen, bijvoorbeeld wanneer zowel de DVZ als u oordeelt dat het over een dossier gaat dat moeilijk of gevoelig ligt, zou u ze kunnen vragen. Ik ben niet van mening dat u de inschakeling van de commissie tot alle dossiers moet uitbreiden. Zulks is niet nodig. Het is immers niet de bedoeling om van het advies van de commissie een nieuwe procedure te maken.

 

In een aantal dossiers, waarin het belangrijk is het advies van de commissie te vragen, zou haar advies een meerwaarde kunnen zijn. Het is dus jammer dat u, althans voorlopig, niet van plan bent gebruik te maken van de mogelijkheid die de wet u biedt op bedoeld vlak. Niettemin ben ik het uiteraard met u eens dat een en ander mogelijk moet zijn, maar niet tot lange procedures mag leiden. Op dat punt ben ik het met u eens. Het advies mag geen nieuwe procedure betekenen en mag ook geen verlenging van de procedures betekenen.

 

Indien ik echter kijk naar het antwoord dat u geeft, met name dat de adviezen meestal binnen een periode van vijftien dagen tot drie weken worden gegeven, moet een adviesverlening kunnen gebeuren, zolang het aantal dossiers redelijk beperkt blijft.

 

12.04 Staatssecretaris Maggie De Block: In het verleden waren dat meerdere maanden, bij de regul 2009. Bij mijn aantreden heb ik dat gevraagd en toen ging het tot zestien maanden.

 

12.05  Nahima Lanjri (CD&V): Dat is ook niet mijn vraag. Het is niet goed om in alle regularisatiedossiers advies te vragen aan de commissie. Dat is niet mijn vraag.

 

Ik meen echter dat er in een aantal gevallen die men strikt kan afbakenen, wanneer de DVZ of u oordeelt dat dit een meerwaarde zou kunnen zijn, een advies kan worden gevraagd aan de commissie. Het is nog altijd aan de DVZ of aan u om een bepaalde beslissing te nemen. Het gaat dan niet over honderden dossiers maar misschien over enkele tientallen gevallen op jaarbasis. Dan zou dat echt een meerwaarde kunnen bieden. Ik hoop dat u van die mogelijk gebruikmaakt, uiteraard mits zeer duidelijke afspraken over de timing. Daar volg ik u in, die moet gerespecteerd worden.

 

Er zijn echter mogelijkheden om ook uw opdracht te verlichten door een bijkomend advies te vragen mits dat op korte termijn kan worden gegeven. Ik hoop dat u dit toch wil overwegen. Misschien kunt u met de voorzitter van de commissie en uiteraard met de DVZ bekijken om welke dossiers het dan zou kunnen gaan. Ik wil de zaak zeker niet terug openstellen en zeggen dat alle regularisatieaanvragen daarlangs moeten passeren.

 

Ik heb deze morgen trouwens in het jaarverslag van de DVZ gezien dat 65 % van de regularisatieaanvragen meervoudige aanvragen zijn. We moeten die dus zeker niet nog eens gaan verlengen. We gaan hier niet over persoonlijke dossiers beginnen maar er zijn echt wel gevallen waarin dat eventueel een meerwaarde kan bieden. Het gaat dan over enkele tientallen en zeker niet over honderden of duizenden dossiers. Ik meen dat men dat heel goed moet afbakenen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de erkenning als vluchteling van asielzoekers uit Kosovo wegens posttraumatische stressstoornissen (PTSD)" (nr. 20278)

13 Question de M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la reconnaissance de la qualité de réfugié des demandeurs d'asile en provenance du Kosovo sur la base de troubles de stress post-traumatique (PTSD)" (n° 20278)

 

13.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, hoewel Kosovo voorkomt op de zogenaamde lijst van veilige landen werden in 2012, blijkens het jaarverslag van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen, zestien Kosovaarse asielzoekers erkend als vluchteling. Negen beslissingen hadden betrekking op asielaanvragen op basis van ernstige posttraumatische stressstoornissen ten gevolge van gruwelijke feiten die plaatsvonden tijdens de oorlog in 1999. Deze feiten zijn met andere woorden niet representatief voor de actuele situatie in Kosovo. Volgens het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen zou in een dergelijk geval niet per definitie de vluchtelingenstatus worden toegekend, maar uitsluitend in zeer ernstige en uitzonderlijke omstandigheden.

 

Mevrouw de staatssecretaris, kunt u verduidelijken op welke wijze posttraumatische stressstoornissen als gevolg van feiten die zich bijna vijftien jaar geleden hebben afgespeeld en niet representatief zijn voor de actuele situatie een reden kunnen vormen voor de toekenning van de vluchtelingenstatus? Wanneer werden de asielaanvragen ingediend die uiteindelijk resulteerden in de negen erkenningen als vluchteling van Kosovaarse onderdanen wegens posttraumatische stressstoornissen in 2012?

 

Op welke manier worden deze stressstoornissen als gevolg van feiten die zich lang geleden hebben afgespeeld en niet meer representatief zijn voor de actuele situatie in het betrokken land in verband gebracht met de criteria van de Conventie van Genève?

 

In hoeverre is het geloofwaardig dat iemand asiel aanvraagt wegens posttraumatische stressstoornissen op basis van feiten die zich jaren vóór de indiening van de asielaanvraag hebben voorgedaan? Speelt dit gegeven al dan niet mee bij de beslissing omtrent de asielaanvraag? Wat wordt bedoeld met zeer ernstige en bijzondere omstandigheden waarin de vluchtelingenstatus wordt toegekend omwille van posttraumatische stressstoornissen?

 

Hoeveel asielzoekers werden in 2012 als vluchteling erkend wegens deze posttraumatische stressstoornissen? Kan u ook een top vijf geven van de meest voorkomende nationaliteiten voor deze categorie?

 

13.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Ik moet nogmaals benadrukken dat het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen in volle onafhankelijkheid heeft geoordeeld over de toepassing van internationaalrechtelijk vastgelegde definities voor vluchtelingen en subsidiaire bescherming. Ik kan en zal mij daar ook niet in mengen.

 

In dit geval is mij meegedeeld dat het gaat om een uiterst beperkt aantal dossiers van een aantal families, en dat er duidelijk bleek uit voorgelegde stukken dat één of meerdere van deze personen posttraumatische stressstoornissen hadden. Het gaat om personen die slachtoffer of getuige zijn geweest van gruwelijke feiten zoals het uitmoorden van naaste familieleden of groepsverkrachtingen.

 

In hoeverre die feiten één, twee of vijftien jaar geleden moeten gebeurd zijn, is niet belangrijk volgens mij. Men heeft een aanleiding voor een posttraumatische stoornis, of men heeft er één, en meestal is dat niet te genezen binnen een bepaalde tijd.

 

Ten slotte, we hebben geen statistische gegevens over het aantal asielzoekers dat in 2012 of 2013 werd erkend omwille van posttraumatische stressaandoeningen.

 

13.03  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, bedankt voor uw antwoord.

 

Dat het gaat om traumatische ervaringen is overduidelijk. Ook het aantal geeft aan dat het vrij uitzonderlijk is. Maar het stoort me toch dat er hierover geen statistische gegevens beschikbaar zijn. Dat kan wijzen op twee zaken. Ofwel worden er hierover geen statistieken bijgehouden, ofwel is het fenomeen als dusdanig zeer uitzonderlijk.

 

Misschien moet ik mij richten tot het commissariaat-generaal om daar te vragen of zij cijfergegevens bekend kunnen maken. Ik dank u in elk geval voor uw aandacht.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de aanspraak van EU-burgers op werkloosheidsuitkeringen op basis van buitenlandse tewerkstelling" (nr. 20285)

14 Question de Mme Nahima Lanjri à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le droit des citoyens de l'UE aux indemnités de chômage sur la base d'un travail à l'étranger" (n° 20285)

 

14.01  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, ik heb u een vraag gesteld naar aanleiding van het rapport van het College van procureurs-generaal, waarin dat zij wijzen op mogelijke misbruiken die er zijn omdat de wetgeving toelaat dat men na één dag werken recht krijgt op werkloosheidsvergoeding in ons land. Men moet weliswaar in zijn land van herkomst ook voldoende dagen gepresteerd hebben.

 

Volgens de wet heeft iedere burger van de Europese Unie het recht gedurende meer dan drie maanden in België te verblijven als hij zich daar komt vestigen als werknemer of zelfstandige, zelfs als hij werkzoekende is en kan bewijzen dat hij werk zoekt en een reële kans maakt om te worden aangesteld.

 

Overeenkomstig artikel 42bis, § 2, 3° van de Vreemdelingenwet heeft de minister of zijn gemachtigde, de DVZ, de mogelijkheid om te controleren of de voorwaarden tot uitoefening van het verblijfsrecht zijn nageleefd.

 

Een EU-burger die zich in een toestand van onvrijwillige werkloosheid bevindt na afloop van een tijdelijke arbeidsovereenkomst van minder dan één jaar of in de eerste twaalf maanden onvrijwillig werkloos is geworden en zich heeft ingeschreven bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, behoudt het statuut van werknemer voor ten minste zes maanden. Na die zes maanden kan de DVZ nagaan of betrokkene nog een reële kans maakt op tewerkstelling. Indien dit niet het geval is, kan men hem het bevel geven om het grondgebied te verlaten.

 

Het staat vast dat dit gebeurt. Ik heb voorbeelden van beslissingen, van de bijlage 21 die men aan Europeanen geeft omdat zij langer dan zes maanden werkloos zijn, niet kunnen aantonen dat zij een reële kans maken op werk en ondertussen werkloosheidsuitkeringen ontvangen.

 

Mevrouw de staatssecretaris, ik heb een aantal vragen. Sommige daarvan zijn misschien niet voor u bestemd. Ik heb daarop al gedeeltelijk een antwoord gekregen van de minister van Werk.

 

Hoeveel werklozen maken aanspraak op een werkloosheidsuitkering op basis van tewerkstelling in het buitenland? Hebt u cijfers van de evolutie?

 

Hoeveel van die gerechtigden werden binnen de twaalf maanden werkloos? Er is immers een andere regeling voor wie langer dan een jaar heeft gewerkt. Als men meer dan een jaar heeft gewerkt, kan men zijn verblijfsvergunning niet zomaar verliezen. Als men minder dan een jaar heeft gewerkt, kan de verblijfsvergunning in sommige gevallen wel worden ingetrokken.

 

Hoeveel van de werklozen die een werkloosheidsuitkering genoten op basis van een buitenlandse tewerkstelling bleven langer dan zes maanden werkloos?

 

Voert de DVZ automatisch een onderzoek na zes maanden werkloosheid om na te gaan of de betrokkene nog een reële kans maakt op tewerkstelling?

 

Is er een automatische gegevensuitwisseling tussen de RVA en de DVZ? Bestaat er een knipperlichtsysteem om werklozen die mogelijk niet meer aan de voorwaarden voldoen, op te sporen? Wij hebben al een vrijwel automatische gegevensuitwisseling met de POD Maatschappelijke Integratie in de DVZ. Dat heeft tot positieve resultaten geleid. Ik neem aan dat wij ook hier kunnen zorgen voor een automatische gegevensuitwisseling. Die is er vandaag nog niet.

 

Hoeveel werkloze burgers ontvingen van de DVZ een bevel om het grondgebied te verlaten, nadat uit onderzoek bleek dat zij niet meer aan de voorwaarden voor legaal verblijf voldeden, dus waarbij men artikel 42bis, 3°, toepast dat bepaalt dat iemand al meer dan zes maanden werkloos is en niet aantoont dat hij een reële kans op tewerkstelling heeft. Hoeveel mensen betrof dat, de afgelopen jaren?

 

Hoeveel werkloze burgers ontvingen de voorbije jaren van de DVZ een bevel om het grondgebied te verlaten, nadat uit onderzoek bleek dat zij niet meer voldeden aan de voorwaarden voor legaal verblijf? Dat is de toepassing van artikel 42bis, 3°, voor personen die al meer dan zes maanden werkloos zijn en niet aantonen dat zij een reële kans hebben op tewerkstelling. Zijn er misbruiken binnen de huidige regeling? Plant u hierin, eventueel in samenwerking met de minister van Werk, enige bijsturing?

 

Er zijn twee mogelijkheden. Er is het feit dat mensen na een dag werken recht kunnen laten gelden op een werkloosheidsuitkering. Op zich is dat niet het misbruik. Immers, als dat Europees is bepaald en men heeft effectief, zonder frauderen, in het land van herkomst voldoende dagen gewerkt, dan is dit zo. Wij kunnen het daar moeilijk mee hebben, maar die regel is nu eenmaal op Europees vlak vastgelegd. Iets anders is dat men uiteraard moet controleren of men in het land van herkomst werkelijk voldoende dagen heeft gewerkt. Dat is een taak voor de RVA in eerste instantie; die dienst moet controleren of men wel zoveel heeft gewerkt en of men inderdaad recht heeft op een werkloosheidsuitkering. Dat is het domein van minister De Coninck.

 

Uw domein is de DVZ. Als mensen minder dan een jaar hebben gewerkt en meer dan zes maanden werkloos zijn, stelt de regel dat men mag nakijken of er nog een reële kans op tewerkstelling is. Is dat niet het geval, dan mag men betrokkenen de verblijfsvergunning ontnemen. Men heeft dat ook al gedaan. Ik citeer uit een brief: “Er blijkt ook niet uit het dossier dat de betrokkene een reële kans op tewerkstelling heeft om als werkzoekende het verblijf te kunnen behouden.” De rest van de brief, of bijlage 21, lees ik niet voor. Het gebeurt, maar hoe vaak? Wat zult u er nog aan verbeteren om dit systematisch te doen, wat nu blijkbaar niet zo is?

 

14.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mevrouw Lanjri, de aangehaalde problematiek van de werkloosheidssteun komt inderdaad toe aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening die ressorteert onder de FOD Arbeid. Om die reden verwijs ik dan ook naar het antwoord dat u deze voormiddag ontving van de minister van Werk. Zij gaf u cijfers waaruit blijkt dat de misbruiken inderdaad stijgen. De tijdelijke en de volledige werkloosheid dalen wel. Vergeleken met 2010 was de volledige werkloosheid in 2012 bij EU-onderdanen gedaald met 2,7 % en de tijdelijke werkloosheid met 4,9 %.

 

Ik ben het wel volledig met u eens dat eventuele misbruiken, hoe weinig er ook zijn, moeten worden opgespoord en België doet dat, als één van de weinige landen trouwens. Dit is besproken op de informele Raad, waar werd gevraagd om cijfergegevens te verstrekken. België blijkt één van de weinige landen te zijn die ernaar zoeken.

 

Sinds mei 2013 heeft de dienst Vreemdelingenzaken de goedkeuring gekregen van de Privacycommissie voor de uitwisseling van gegevens tussen de gewestelijke arbeidsdiensten en de dienst Vreemdelingenzaken. Deze automatische uitwisseling moet gebeuren via de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. U herinnert zich wel dat ik tijdens de budgettaire besprekingen geld heb moeten vragen voor de extra in te zetten sociale inspecteurs.

 

De DVZ zal nu driemaandelijks in het bezit worden gesteld van de identiteit van de EU-burgers die minder dan één jaar in België hebben gewerkt en minder dan zes maanden werkloos zijn. Op basis van die gegevens kan de DVZ een bijkomend onderzoek verrichten, dat kan leiden tot de eventuele intrekking van het verblijfsrecht van een werkzoekende EU-burger.

 

Op dit moment heeft de RVA al een reeks gegevens bezorgd aan de DVZ, maar die moet nog starten met de analyse ervan. Daarvoor moet onder andere eerst de software worden aangepast. Ik heb dus nog geen statistieken kunnen krijgen. Inzake de intrekking van het verblijf zullen aparte cijfergegevens worden bijgehouden. De intrekking van het verblijf zullen wij enerzijds, zoals wij nu al doen, baseren op cijfergegevens van de POD Maatschappelijke Integratie. Daar gaat het om mensen die ongeoorloofd op onze sociale zekerheid hebben geleund, navenant hun verblijf. Anderzijds zullen wij aparte cijfers bijhouden van degenen wiens verblijf ingetrokken wordt op basis van gegevens van de RVA.

 

Ik wil u evenwel wijzen op het feit dat er dikwijls sprake is van de beëindiging van het verblijf van een EU-burger van een zogenaamde gecumuleerde motivatie, waarbij bijvoorbeeld de EU-burger niet meer werkt en ten laste valt van de Belgische Staat. Dat neemt niet weg dat een onderscheid moet worden gemaakt in het beëindigen van verblijfsrecht op basis van gegevens van de POD Maatschappelijke Integratie en, zoals gezegd, van de RVA.

 

Er zijn ongetwijfeld misbruiken op het vrij verkeer en verblijf van EU-burgers. Voor mijn luik ben ik echter enkel bevoegd voor de gevallen in het kader van de vreemdelingenwetgeving. Andere behoren, zoals u zei, tot de bevoegdheid van mijn collega’s.

 

Ik zal er ook alles aan blijven doen om dergelijke misbruiken tegen te gaan. Ik zal ook de nodige middelen en het nodige personeel bij de dienst Vreemdelingenzaken vrijmaken, om de gegevensstroom van de RVA te kunnen verwerken.

 

14.03  Nahima Lanjri (CD&V): Hebt u cijfers van het aantal personen van wie het verblijf is ingetrokken? Hebt u enige cijfers ter zake? Ik hoef geen volledige cijfers te krijgen.

 

14.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Ik heb geen cijfers op basis van de RVA-gegevens. Met dergelijke gegevensvergaring is men nog maar net gestart. Ik heb de vroegere gegevens van de POD Maatschappelijke Integratie over het aantal verblijven dat al is ingetrokken. Die cijfers heb ik al gegeven.

 

14.05  Nahima Lanjri (CD&V): Ik heb hier bijvoorbeeld een beslissing van 9 oktober 2013. Er worden verblijven ingetrokken.

 

14.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Wij hebben nog geen statistische analyse van deze gegevens gemaakt.

 

14.07  Nahima Lanjri (CD&V): Kan ik ze binnenkort opvragen? Hoe lang moet ik er nog op wachten?

 

14.08 Staatssecretaris Maggie De Block: Ik wil ze u ook achteraf bezorgen. Mij is gezegd dat er nu nog geen statistieken beschikbaar zijn. Blijkbaar is de gegevensvergaring ter zake nog maar opgestart. Het is niet omdat al een beslissing is gevallen dat ook al een statistische analyse is gemaakt. Mij is gemeld dat de analyse nog zou gebeuren.

 

14.09  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de staatssecretaris, ik wil kort reageren op uw antwoord. U zegt dat België een van de enige landen is die dat toepast. Dat is volgens mij niet iets om fier op te zijn; wij moeten dat doen omdat de werkloosheidsuitkeringen bij ons niet beperkt zijn in de tijd, waar ik wel achter sta. Wij hebben dus heel veel te verliezen, als ik dat zo mag zeggen. Daarom is het belangrijk dat wij de misbruiken opsporen gepleegd door personen die naar hier komen en werkloosheidsuitkeringen wensen te ontvangen omdat zij weten dat die bij ons niet beperkt zijn in de tijd. Weinig Belgen zullen naar het buitenland trekken om daar te gaan genieten van de sociale zekerheid. Als zij hier werkloos zijn, is de kans immers groot dat zij in een ander land ook werkloos zijn en vooral dat hun uitkering in dat land wel beperkt is in tijd.

 

Ik ben blij dat u zegt dat er een automatische en systematische gegevensuitwisseling komt, wat ik vanmorgen ook al had gehoord. Het nodige werk daartoe is nu in voorbereiding. De koppeling van de gegevensdatabanken komt er. Ik hoop dat zodra die gegevensuitwisseling er is, de DVZ systematisch de dossiers bekijkt, zoals de wet het toelaat.

 

Dat moet geval per geval worden onderzocht. In de gevallen waarin er geen perspectief is op werk, zouden de betrokkenen hun verblijfsvergunning moeten verliezen.

 

Daarnet zei u dat de DVZ bijkomend onderzoek kan verrichten. Welnu, ik meen dat alle gevallen met een werkloosheid van langer dan zes maanden, effectief moeten worden onderzocht in samenwerking met de RVA.

 

14.10 Staatssecretaris Maggie De Block: Er moet steeds een onderzoek gebeuren.

 

14.11  Nahima Lanjri (CD&V): Dat er een onderzoek moet gebeuren, begrijp ik. U zei echter dat het onderzoek kan gebeuren. Het is het woord “kan” dat mij ongerust maakt. Naar alle gevallen van werkloosheid die langer dan zes maanden duurt, moet onderzoek worden gevoerd. Dat wil niet zeggen dat iedereen die langer dan zes maanden werkloos is automatisch het land wordt uitgewezen. Wel vind ik dat naar iedereen die langer dan zes maanden werkloos is, een onderzoek moet worden gevoerd door de DVZ, in samenwerking met de RVA.

 

Ik zie u nu knikken, dus ik hoop dat wij erop kunnen rekenen dat dit zal gebeuren.

 

14.12 Staatssecretaris Maggie De Block: De RVA voert geen bijkomende onderzoeken uit. De RVA stuurt alleen degenen die langer dan zes maanden werkloos zijn, naar ons door. Het onderzoek zelf moet volledig door de DVZ gebeuren.

 

14.13  Nahima Lanjri (CD&V): Het is dus wel degelijk – zoals ik al dacht en afleid uit een brief die ik hier zie – de DVZ die zal beoordelen of iemand nog reële kansen heeft op tewerkstelling. Als iemand na zes maanden in de werkloosheid zit, is het niet aan de VDAB om daarover te oordelen maar aan de DVZ. Zij beoordelen of iemand kans maakt op tewerkstelling. Zo heb ik het begrepen.

 

14.14 Staatssecretaris Maggie De Block: De DVZ zal oordelen of er redenen zijn om de verblijfsvergunning in te trekken. Als betrokkenen dus ongeoorloofd op onze RVA blijven leunen tijdens het verblijf, dan zal de DVZ de verblijfsvergunning intrekken.

 

14.15  Nahima Lanjri (CD&V): Ja, maar de beoordeling van de reële kans op werk, van wie komt die?

 

14.16 Staatssecretaris Maggie De Block: Dat zal deel uitmaken van de beslissing. Er zijn nog andere elementen die daar een rol in spelen.

 

14.17  Nahima Lanjri (CD&V): Maar de DVZ doet dat onderzoek?

 

14.18 Staatssecretaris Maggie De Block: De DVZ zal dat onderzoek doen, ja.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de afbouw van het opvangnetwerk" (nr. 20293)

- de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de sluiting van lokale opvanginitiatieven" (nr. 20335)

- mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het schrappen van plaatsen in de lokale opvanginitiatieven en de gevolgen voor de asielzoekers en de OCMW's" (nr. 20419)

15 Questions jointes de

- Mme Nahima Lanjri à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le démantèlement des réseaux d'accueil" (n° 20293)

- M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la fermeture des initiatives locales d'accueil" (n° 20335)

- Mme Zoé Genot à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la fermeture de places dans les initiatives locales d'accueil et les conséquences pour les demandeurs d'asile et les CPAS" (n° 20419)

 

15.01  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de staatssecretaris, door enerzijds het dalend aantal asielaanvragen en anderzijds de snellere uitstroom uit het opvangnetwerk, werd beslist om het aantal opvangplaatsen voort af te bouwen. Op zich is het een goede zaak dat we geen opvangcrisis meer kennen en opvangplaatsen kunnen afbouwen, maar uiteraard moet het afbouwen gebeuren in goed overleg met de opvangpartners. In tijden van crisis hebben die partners een belangrijke bijdrage geleverd in het zoeken naar en aanbieden van extra opvangplaatsen. Ik herinner mij de periode waarin voormalig premier Leterme brieven schreef naar de gemeenten met het verzoek om wat plaatsen te creëren. Als we dat nu afbouwen, moet dat dus in volledig overleg gebeuren met de LOI’s, dus met de gemeentebesturen en de lokale opvanginitiatieven.

 

Ook belangrijk is dat er een evenwichtige afbouw is tussen collectieve en individuele opvangplaatsen. Daarnaast rijzen er vragen om de mogelijkheid te onderzoeken om vanuit individuele opvangplaatsen een terugkeertraject uit te werken op vrijwillige basis, dus niet enkel vanuit de collectieve structuren zoals vandaag. In een aantal open centra zijn immers plaatsen voorbehouden voor vrijwillige terugkeer. Dat is ook het geval in Holsbeek.

 

Hoe ziet u de verdere afbouw? Welke afbouw van het netwerk is er nu bezig? Hoe ziet u dat? Hoe verhoudt zich die afbouw in termen van collectieve plaatsen en individuele plaatsen? In welke mate heeft u hier overleg over gepleegd met de partners? Gebeurde dat overleg enkel met groepsorganisaties als ngo’s en lokale besturen? Is dit in het geval van de LOI’s geval per geval gebeurd met de gemeenten, of gebeurde dat met de VVSG? Voorziet u in lineaire maatregelen of is er een mogelijkheid tot afwijking? Ik neem aan dat voor de ene gemeente de opvangplaatsen volgende maand al mogen verdwijnen wegens geen vragende partij, terwijl dat voor een andere gemeente pas over zes of negen maanden hoeft.

 

Voorziet u ook in het aanhouden van enkele individuele opvangplaatsen om, zoals ik voorstel, als pilootproject van daaruit de vrijwillige terugkeer te plannen? Ik vraag daar ook aandacht voor in mijn voorstel van resolutie van 3 oktober. Voor alle duidelijkheid: ik onderlijn dat ik dit zie als niet meer dan een proefproject. Daarbij kan dit enkel en alleen voor wie dit ziet zitten. We moeten dit niet aan bepaalde partners opleggen, maar als er vraag is om daaraan mee te werken denk ik dat in de plaats van alles af te bouwen, we in een aantal plekken kunnen voorzien om van daaruit de terugkeer te stimuleren. Nadien kan je dat evalueren en zien of dit goed functioneert. Als het goed functioneert kan dit worden uitgebreid. Dit zal wellicht werk voor de volgende legislatuur zijn. Als het niet goed functioneert, ben ik er geen vragende partij voor.

 

15.02  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la secrétaire d'État, pour accueillir des demandeurs d'asile, le gouvernement a fait pression sur les CPAS du pays pour qu'ils participent à l'effort d'accueil en ouvrant des ILA (Initiatives locales d'accueil). Ces structures locales d'accueil permettent un accueil des personnes pendant que leur dossier d'asile est examiné: la commune met à disposition un logement, un encadrement, une aide matérielle (alimentation) et un tout petit peu d'argent de poche. Ces petites structures permettent d'éviter les méga centres ouverts, une intégration plus aisée et sont donc plus appréciées par les populations locales, mais aussi par les demandeurs, moins assistés que dans les grands centres (pas de cantine,...). Certaines structures accueillaient des familles, d'autres des isolés ou des mineurs non accompagnés.

 

Sur insistance du pouvoir fédéral, des CPAS ont donc ouvert des places ILA supplémentaires, rénovant des biens ou en louant d'autres, engageant du personnel pour pourvoir à l'aide matérielle et à l'encadrement social.

 

Madame la secrétaire d'État, vous qui êtes responsable de l'accueil mais aussi des CPAS, vous envoyez maintenant un signal totalement contraire en annonçant la fin du subventionnement de nombreuses places. Les CPAS avaient calculé leurs budgets, mais les voilà donc avec des frais pour des logements, du personnel à éventuellement licencier. De plus, l'information des CPAS est indirecte: réduction budgétaire, calcul des fédérations de CPAS.

 

En outre, beaucoup de communes attendent toujours un courrier clair de la part de Fedasil.

 

La fédération des CPAS wallons déclare que "ces modalités de fermetures sont irrespectueuses à l'égard des CPAS et vont susciter de nombreuses difficultés sur le terrain (préavis possible pour le personnel, pour les contrats locatifs, etc.). La création de places "tampons" n'est pas une alternative acceptable et très difficile à mettre en œuvre".

 

Madame la secrétaire d'État, pourquoi privilégier les grands centres ouverts plutôt que les petites structures réparties sur l'ensemble du territoire?

Quel est le coût par jour d'une structure Fedasil? Et le coût d'une ILA adultes?

 

Quelle concertation existe-t-il avec les communes et les CPAS?

 

Combien de places ILA souhaitez-vous fermer?

Pouvez-vous nous fournir la liste des communes concernées et le nombre de places pour chacune, ainsi que les dates de fermeture?

Sur base de quels critères ces ILA ont-elles été choisies pour être fermées?

 

Comment les places "tampons" seront-elles mises en œuvre et financées?

 

15.03  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, de collega’s hebben de problematiek al geschetst. Fedasil is gestart met het terugschroeven van de opvangcapaciteit. De noodopvang wordt afgebouwd. Er werd beslist een structureel opvangcentrum in Stoumont te sluiten. In juli werden door Fedasil reeds 543 tijdelijke overeenkomsten opgezegd over door de OCMW’s uitgebate lokale opvanginitiatieven.

 

Mieke Candaele, de woordvoerster van Fedasil, heeft eind juli aangekondigd dat er in de loop van het jaar zeker nog LOI’s zouden worden gesloten. De OCMW’s zouden vóor eind augustus duidelijkheid krijgen. Het streefdoel zou erin bestaan het aantal opvangplaatsen in LOI’s af te bouwen naar 8 500 tegen eind 2013 en naar 6 000 tegen eind 2014.

 

Mijn vragen aan u zijn de volgende. Hoeveel bedroeg de opvangcapaciteit van alle LOI’s samen op 1 augustus 2013 en op 15 oktober 2013? Hoeveel opvangplaatsen in LOI’s werden er reeds gesloten? Kunt u mij ook zeggen over welke gemeenten het gaat? Hoeveel zult u er sluiten binnen afzienbare tijd? Over welke gemeenten gaat het?

 

Ik vraag ook naar de communicatie en het overleg met de betrokken OCMW’s. Werd er al gecommuniceerd? Werd er overleg gepleegd? Op welke manier gebeurt dat of zal dat gebeuren?

 

Kunt u ook het streefdoel van 8 500 opvangplaatsen tegen eind 2013 en 6 000 tegen eind 2014 bevestigen?

 

Ten slotte, wie neemt het initiatief tot sluiting van de LOI’s?

 

15.04  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik wou inderdaad nog zeggen dat ik hoop dat uit het antwoord zal blijken hoe de verdeling tussen de LOI’s er precies zal uitzien. U moet dit niet allemaal opsommen, maar dit kan toch eventueel aan het verslag worden toegevoegd.

 

15.05 Staatssecretaris Maggie De Block: Ik dank u voor uw vragen.

 

Het was inderdaad nodig om de opvangcapaciteit af te bouwen. U weet dat het aantal asielaanvragen blijft dalen. Vorig jaar was er een daling met 15,8 %. In 2013 is er een daling ten opzichte van 2012, met 24 %. Het zou dus ongepast zijn om duizenden lege plaatsen te laten openstaan. Ik heb evenwel ook altijd gezegd dat ik zeer voorzichtig ben in de afbouw, want er kan zich een plotse toestroom voordoen. Het is te gek om plaatsen af te bouwen en die een maand later weer te openen. Vandaar hebben wij voor bufferplaatsen gezorgd.

 

De opvangcapaciteit zal geleidelijk blijven dalen. U weet wat eraan is vooraf gegaan: ik heb eerst alle tijdelijke collectieve opvangcentra gesloten, zeven in totaal. Ik bespaar u de lijst. De verdere afbouw zal gaan tot ongeveer 18 000 plaatsen, eind 2014, maar er zal wel in 1 800 bufferplaatsen worden voorzien. Die zullen worden geactiveerd wanneer er een plotse behoefte aan opvangplaatsen is. In het opvangsysteem zal een grotere nadruk worden gelegd op de kwaliteit van de opvang. Er zal ook meer omkaderde begeleiding voor kwetsbare groepen asielzoekers worden gegarandeerd.

 

De planning voor de afbouw van de opvangcapaciteit is gebaseerd op een prognose van de noden aan opvang. Gezien de sterke daling van de instroom is de bezetting in het opvangnetwerk gedaald, zowel in de eerste fase van de opvang, bij de opvangcentra, als in de tweede fase, bij de individuele opvangstructuren.

 

Vooral in de tweede fase, de individuele fase, is de nood aan opvang minder groot, juist door de versnelde asielprocedures, die wij via het Parlement hebben ingevoerd. Daardoor is ook de gemiddelde verblijfsduur in het opvangnetwerk fel verkort.

 

Er is dus minder doorstroom naar de individuele opvangplaatsen. Omdat er minder doorstroom is naar de gemeenten en naar de individuele opvangplaatsen heb ik vorig jaar en nu ook weer dit jaar bij de begroting 90 miljoen euro ingeleverd die bestemd was voor het equivalent leefloon voor de mensen die zich op die plaatsen bevonden.

 

Het is onjuist te stellen dat vooral lokale opvanginitiatieven worden beoogd. Het is natuurlijk wel zo dat de daling vooral in de tweede fase enorm is. Ik heb u ook gezegd dat het niet enkel door de verminderde instroom is, maar ook door de snellere procedures.

 

Volgens de huidige planning zullen er tijdens deze regeerperiode ongeveer evenveel collectieve als individuele plaatsen worden gesloten.

 

Door de sluiting van de noodopvangcentra en enkele structurele centra werden sinds december 2011 al meer dan 2 600 collectieve plaatsen gesloten. Daarnaast worden ook nog duizend collectieve plaatsen tot bufferplaatsen getransformeerd.

 

In de individuele opvang worden tegen eind 2014 een 2 800-tal plaatsen gesloten en 800 plaatsen tot bufferplaatsen omgezet. De operationele opvangcapaciteit van de LOI’s bedraagt vandaag circa 8 670 plaatsen. Volgens de huidige planning zullen er eind 2014 nog een 7 300-tal geconventioneerde LOI-plaatsen zijn, waarvan 800 bufferplaatsen.

 

U kunt dus niet zeggen dat ik de individuele opvang enorm afbouw of veel meer afbouw dan de collectieve.

 

In verband met de LOI’s is het uiteraard niet mogelijk geweest om alle OCMW’s afzonderlijk te zien. Zij zijn wel correct geïnformeerd over het afbouwplan via regelmatig overleg met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten. Elk betrokken OCMW is per aangetekend schrijven op de hoogte gebracht van het type conventie dat wordt opgezegd en van de duur van de opzegperiode. Dat geldt zowel voor contracten van bepaalde duur als voor contracten van onbepaalde duur. Ook daar hebben we meestal de tijdelijke individuele opvangplaatsen gesloten en dan de vaste, rekening houdend met het feit dat we minder nood hadden aan individuele opvangplaatsen voor families en gezinnen met kinderen en meer aan opvangplaatsen voor bijvoorbeeld alleenstaande mannen.

 

Contractueel is Fedasil gebonden aan een opzegperiode van zes maanden voor de contracten van onbepaalde duur. Fedasil heeft momenteel 1 562 plaatsen in opzeg geplaatst. Verder heeft Fedasil alle contracten voor bepaalde duur opgezegd, namelijk 347 in 2013 en 185 in 2014.

 

Le tarif prévu pour les ILA en place adulte et occupée est de 37,77 euros par jour. C'est le tarif de 2013, hors frais médicaux. Le coût moyen des centres d'accueil gérés directement par Fedasil est, quant à lui, de 42,89 euros par jour, également hors frais médicaux. Il est difficile de comparer ces montants dans la mesure où les centres d'accueil fédéraux n'accueillent pas exactement les mêmes compositions de ménage et comptent plus de places d'accueil spécifiques qui ont un surcoût du fait de leur spécialisation. Par exemple, les centres spécialisés pour les MENA et les publics cibles demandant plus d'accompagnement, comme les gens qui ont des maladies psychiques ou autres, les handicapés, etc.

 

In verband met het voorstel voor de terugkeerplaatsen in de individuele opvang, ik heb het gelezen en uw voorstel is inderdaad nuttig, maar de huidige terugkeerplaatsen in de collectieve centra vormen slechts een deel van het terugkeertraject. Het terugkeertraject wordt toegepast in al onze opvangstructuren, van bij de eerste aankomst in een opvangstructuur en ook nog in de individuele plaatsen, zodra het commissariaat-generaal een negatieve beslissing meedeelt aan de asielzoeker.

 

In de individuele opvangstructuur kan dus perfect aan terugkeerbegeleiding worden gedaan. Dan moeten de mensen niet worden getransfereerd. Als dat een succes is, zullen betrokkenen daar blijven tot aan hun terugkeer. Het is alleen als zij weigeren om de LOI of FOI te verlaten en weigeren om in een terugkeertraject te stappen, dat men nog een laatste kans biedt in het open terugkeercentrum.

 

Dat komt voor een deel tegemoet aan de vraag maar ik ben bereid om daarover in de toekomst verder te debatteren.

 

15.06  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de staatssecretaris, u zegt dus dat er overleg is met de VVSG?

 

15.07 Staatssecretaris Maggie De Block: Inderdaad.

 

15.08  Nahima Lanjri (CD&V): Maar dus niet individueel. Zijn er eventueel nog variaties mogelijk? Stel dat de ene gemeente akkoord gaat om op drie maanden te sluiten, terwijl een andere gemeente bijvoorbeeld drie maanden langer open wil zijn.

 

15.09 Staatssecretaris Maggie De Block: Voor de tijdelijke plaatsen is de opzeg onmiddellijk.

 

15.10  Nahima Lanjri (CD&V): Er is ook een deel van de gestructureerde plaatsen dat nu wordt afgebouwd.

 

15.11 Staatssecretaris Maggie De Block: Ik denk dat een aantal kleine wijzigingen mogelijk is, als er bijvoorbeeld een probleem is waarbij in één huis vier plaatsen beschikbaar zijn, maar men er drie verliest. Als gemeente is het dan niet interessant om die ene plaats nog te behouden. Dus, dat is zeker mogelijk. Maar we gaan niet het hele systeem dat zo uitgekiend is, omgooien. Er zijn immers 600 OCMW’s. Er zijn er met één plaats, maar ook met elf plaatsen.

 

15.12  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de staatssecretaris, uit respect voor de lokale besturen die we destijds als het ware gesmeekt hebben om plekken te openen, vind ik dat er variaties mogelijk moeten zijn. De noodopvangplaatsen kan men inderdaad afbouwen. Dat was immers een tijdelijke oplossing. Maar voor de andere plaatsen hebben OCMW’s investeringen gedaan en gaat het niet om een gewoon huurcontract dat kan worden opgezegd. Die gemeenten willen dan wellicht afwijken van de algemene regel. Ik hoop dat dat kan. De ene gemeente zal misschien wat vroeger willen stoppen, en de andere gemeente wat later.

 

15.13 Staatssecretaris Maggie De Block: Zolang wij aan ons streefcijfer komen, denk ik dat er variaties mogelijk zijn. Het omgekeerde doet zich ook voor. Er zijn OCMW’s die al weten wat ze met een bepaalde woning gaan doen, bijvoorbeeld gebruiken voor daklozenopvang of voor gezinnen die uit hun huis dreigen gezet te worden, in het kader van de armoedebestrijding. De OCMW’s kunnen daar hun eigen dynamiek bepalen. Voor ons is het belangrijkste dat zij op tijd verwittigd zijn geweest en dat er meerdere keren overleg is gepleegd.

 

15.14  Nahima Lanjri (CD&V): Ik onthoud dus dat ze op tijd verwittigd zijn. Als zij vroeger willen stoppen, mogen ze dat ook. Dan zal er niet meteen een probleem zijn. Als er andere gemeenten in de problemen komen en uitstel vragen, is dat ook bespreekbaar.

 

15.15 Staatssecretaris Maggie De Block: Als gemeenten vroeger willen stoppen, kan dat ook niet zomaar. Ze moeten ons daarvan op de hoogte brengen. De plaatsen die beschikbaar zijn, moeten immers in onze tellingen kunnen worden opgenomen. Het is een contract dat langs beide zijden gerespecteerd moet worden.

 

15.16  Nahima Lanjri (CD&V): Dat kan in overleg gebeuren. Men kan zulke zaken in overleg doen, zodat men weet dat bijvoorbeeld een bepaalde gemeente vragende partij is om te stoppen omdat zij de woningen dringend nodig heeft voor iets anders, terwijl een andere gemeente vragende partij is om het iets langer open te houden. Op die manier werkt men veel meer op maat dan door lineair aan iedereen zes maanden op te leggen. Ik hoop dat die souplesse zeker aan de dag wordt gelegd. Er zijn immers OCMW’s die vragende partij zijn om een beetje af te wijken. Ik hoop dat dat mogelijk is.

 

Ten tweede, u zegt dat de mogelijkheid bestaat voor een aantal plaatsen waaruit de terugkeer uit de LOI’s gebeurt. Ik denk dat wij dat tijdens de bespreking van de resolutie in de commissie moeten verfijnen. Als de wet al in die mogelijkheid voorziet, des te beter, maar dan moeten wij gewoon verduidelijken aan welke voorwaarden de LOI’s moeten voldoen en hoe zij moeten samenwerken met de DVZ, enzovoort. Op dit ogenblik is dat op het terrein zeker nog niet bekend. De LOI’s en de ngo’s klagen momenteel immers dat een aantal van hun mensen bij hen wordt weggeplukt en bijvoorbeeld naar een centrum als Holsbeek wordt gebracht.

 

Als het toch mogelijk is, moet dat worden geregeld. Dat is natuurlijk op voorwaarde dat men meewerkt aan de terugkeer. Ik begrijp die voorwaarde absoluut. Er moet duidelijk worden gemaakt onder welke voorwaarden een begeleiding wel vanuit een LOI kan. Ik denk dat wij dan op dezelfde golflengte zitten. Dat moet dan ook aan de LOI’s worden verduidelijkt, dat het niet altijd moet, maar dat het in sommige gevallen niet anders kan. Als mensen bijvoorbeeld verschillende keren hebben geweigerd om mee te werken, dan begrijp ik dat het anders moet. Als mensen wel meewerken, denk ik dat men aan de LOI’s en de ngo’s wel de kans moet geven om het terugkeertraject zelf te doen. Daaromtrent moet een en ander nog worden uitgeklaard op het terrein, eventueel via een omzendbrief.

 

15.17  Peter Logghe (VB): Wat hebben wij vandaag geleerd? U wenst in elk geval uw streefcijfer te halen, mevrouw de staatssecretaris. Er kan dus wat af aan de ene kant, maar dan moet er wat bij aan de andere kant.

 

Ik heb ook geleerd dat er geen sprake is van een proportionele vermindering en dat er per OCMW gekeken wordt wie wat doet.

 

Ik heb dan maar een bijkomende vraag aan u. Er zijn nu al OCMW’s met meer LOI’s dan opgelegd. Ik vraag mij af of dat overtal eerst wordt afgebouwd, of wordt daar geen rekening mee gehouden? Bij ons bijvoorbeeld waren er twee of drie plaatsen in overtal, wat natuurlijk niet overdreven veel is.

 

15.18 Staatssecretaris Maggie De Block: De plaatsen in overtal waren meestal tijdelijke plaatsen. Die tijdelijke plaatsen worden eerst opgezegd. Er wordt rekening gehouden met het aantal plaatsen voor alleenstaanden, dat wij nodig hebben, en het aantal plaatsen voor gezinnen, dat wij te veel hebben.

 

15.19  Peter Logghe (VB): Ik dank u.

 

15.20  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Si je comprends bien, le critère de choix pour déterminer quelles ILA ferment et quelles ILA ne ferment pas, c'est uniquement en fonction des besoins: familles, isolés, etc.?

 

15.21  Maggie De Block, secrétaire d'État: Comme je vous l'ai dit, on a besoin de plus de places pour les personnes isolées que pour des familles parce que c'est surtout le nombre de familles qui a diminué et aussi parce qu'on a pris des mesures. Dans les listes de pays sûrs, il s'agissait surtout de familles qui venaient des Balkans. On a au moins 36 % de diminution des demandes en provenance des Balkans. Il est évident que cela se ressent dans le nombre de familles que nous accueillons.

 

15.22  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Je ne sais pas si vous avez répondu à la dernière question: comment seront mises en œuvre et financées les places tampons? On dit aux communes qu'elles peuvent garder un certain nombre de places, n'en fermer aucune, garder un tel nombre de places tampons, mais la façon dont elles vont être financées n'est pas claire pour elles.

 

15.23  Maggie De Block, secrétaire d'État: C'est tout à fait clair, on va payer 15 % du prix actuellement prévu pour les places. Ainsi, la commune peut-elle disposer des places pour des mesures très temporaires. Mais les places doivent être accessibles dans un bref délai pour les demandeurs d'asile, si nécessaire. Sinon, s'il y a un incendie ou autre, il y a des places dans les communes; on ne va quand même pas laisser les gens à la rue alors qu'il y a des places prévues à cet effet et qu'elles sont libres. C'est la raison pour laquelle on ne peut pas louer les places pendant des mois et des années ou déménager ce qu'elles contiennent pour chercher une autre destination. Là aussi, nous avons négocié le montant nécessaire pour ces places tampons avec les communes et les coupoles.

 

Mais c'est vraiment utile. J'ai déjà rencontré divers CPAS qui m'ont dit que c'était très bien pour leur plan hiver, par exemple. Ils ont maintenant quelques places disponibles pour des gens pour qui on ne trouverait autrement pas de places dans les CPAS. Il est parfaitement possible d'utiliser ces places qui leur seront, par ailleurs, payées 15 % du prix. Pour le reste, la place est disponible pour la commune qui peut y mettre qui elle veut.

 

15.24  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Nous avons toujours défendu le principe d'avoir des places de transit ou des places d'urgence. La difficulté est que pour une série de communes, les 15 % ne vont pas couvrir les frais de location d'un bien. Il va falloir étudier cela commune par commune et place par place.

 

15.25  Maggie De Block, secrétaire d'État: Cela a été étudié.

 

15.26  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Non! Vous pouvez dire que les communes ont été informées correctement, prévenues à temps, c'est inexact! Vous dites que vous avez concerté les coupoles et qu'elles sont très contentes. Lisez vous-même le communiqué de la Fédération des CPAS wallons. Ce n'est pas vrai. Si elle dit que les modalités de fermeture sont irrespectueuses à l'égard des CPAS, c'est qu'elle ne considère pas avoir été concertée.

 

Quand vous donnez à peine quelques mois pour fermer une maison qui a été louée pour 3 ans, quand vous laissez quelques mois pour licencier des gens, avec le paiement de plusieurs mois de préavis, vous mettez les communes dans des difficultés financières et pour l'instant, elles n'en ont vraiment pas besoin.

 

15.27  Maggie De Block, secrétaire d'État: Madame Genot, si vous avez votre opinion et que vous savez comment cela se passe, il ne faut pas me poser des questions!

 

15.28  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Il ne faut pas raconter que les coupoles sont enchantées et ont été concertées quand elles-mêmes utilisent ce genre de termes.

 

15.29  Maggie De Block, secrétaire d'État: Je n'ai pas dit qu'elles étaient enchantées. Vous avez entendu le mot enchanté? Je n'ai jamais dit ça.

 

15.30  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Vous dites qu'elles ont été prévenues à temps.

 

15.31  Maggie De Block, secrétaire d'État: Oui, prévenues à temps.

 

15.32  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Quand on prévient les gens dans un délai tel qu'ils auraient besoin du double de temps pour résilier leur location, j'estime qu'ils n'ont pas été prévenus à temps!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 17.15 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.15 uur.