Commission de l'Économie, de la Politique scientifique, de l'Éducation, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture

Commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw

 

du

 

Mardi 22 octobre 2013

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 22 oktober 2013

 

Voormiddag

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 10.29 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Liesbeth Van der Auwera.

Le développement des questions et interpellations commence à 10.29 heures. La réunion est présidée par Mme Liesbeth Van der Auwera.

 

01 Vraag van de heer Karel Uyttersprot aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "de implementatie van de Small Business Act in België" (nr. 18887)

01 Question de M. Karel Uyttersprot à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "la mise en oeuvre du Small Business Act en Belgique" (n° 18887)

 

01.01  Karel Uyttersprot (N-VA): Mevrouw de minister, zo lang het nog kan, zal ik u graag vragen blijven stellen in dit forum. De small business act is een van de punten waarop u sinds 2008 inzet. Op papier bestaat dit document dus reeds vijf jaar, maar de implementatie ervan laat op een aantal domeinen op zich wachten. Gezien de precaire situatie in ons land is het opportuun om gevolg te geven aan de concretisering van de principes van de Small Business Act.

 

De jaarlijkse monitoring van rapporteurs.be legt het globale cijfer van de reeds gerealiseerde engagementen op het vlak van de Small Business Act, zoals geformuleerd bij aanvang van deze legislatuur, op 20 %. Bijgevolg is nu reeds duidelijk dat niet alle geformuleerde beleidsintenties zullen kunnen worden gerealiseerd. Het laatste evaluatierapport van de Europese Commissie, die de implementatie van de SBA per lidstaat nauwgezet opvolgt, situeert ons land in de middenmoot van het peloton. Uw beleidsnota van 2013 meldt in reactie hierop enkele specifieke knelpunten te willen aanpakken. Ondertussen zijn wij halfweg het boekjaar.

 

Daarom heb ik volgende vragen.

 

Welke elementen in de SBA zijn volgens u nog prioritair, nu het nog kan?

 

Hoe ver staat men met het uittekenen van de betalingsbevelprocedure, die een snellere en goedkopere invordering van de af te lossen schulden in het vooruitzicht moet stellen? Dit introduceren is onmiskenbaar een sluitsteen bij het bewerkstelligen van een concrete en stipte betaalcultuur. Dit staat trouwens in uw beleidsnota van 2013 vermeld. Mogen wij ook daar nog initiatieven verwachten?

 

Hoe zit het met de installatie van de in het vooruitzichtgestelde kmo-test, zoals aangekondigd in uw beleidsnota van 2013? De introductie van deze moet erop gericht zijn om de wetgeving te analyseren zodat de administratieve lasten voor kleine bedrijven kunnen worden gereduceerd.

 

01.02 Minister Sabine Laruelle: Mevrouw de voorzitter, ik heb een heel lang antwoord.

 

De Small Business Act is voor de bepaling van mijn prioritaire acties zowel tijdens de vorige als tijdens de huidige legislatuur een heel belangrijke bron geweest.

 

Het kmo-plan 2008, dat amper enkele maanden na de presentatie van de Small Business Act door de Europese Commissie werd goedgekeurd, heeft het bovendien mogelijk gemaakt dat ons land voor de omzetting van de in de act vervatte principes bij de beste leerlingen behoort. Het spreekt dus voor zich dat ik met de goedkeuring in juli 2012 van het kmo-plan 2012 op deze weg ben voortgegaan.

 

Het meest recente verslag van de Europese Commissie voor het jaar 2012 toont aan dat ons land op slechts twee van de tien vlakken achterloopt, met name op het vlak van think small first en van de ondernemingsgeest. De versterking van het only-onceprincipe en de recente goedkeuring van de kmo-test door de federale regering lijken mij voor het eerste vlak een uitstekend antwoord op de achterstand. Inzake de ondernemingsgeest heb ik mijn acties vooral gericht op de verbetering van het sociaal statuut der zelfstandigen, op de verbetering van de rechtszekerheid en op een gemakkelijkere toegang tot de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.

 

Op deze twee domeinen hebben in het bijzonder de Gewesten en de Gemeenschappen ook een aanzienlijke bevoegdheid, met name op het vlak van het ondernemingsonderwijs of van de invoering van een kmo-test en het only-onceprincipe.

 

In het komende jaar wil ik mijn acties voortzetten op basis van de assen van het kmo-plan, die allemaal van de Small Business Act zijn afgeleid.

 

Een beter evenwicht in de relaties tussen banken en kmo’s en een betere overdraagbaarheid van waarborgen voor ondernemers moeten het volgende mogelijk maken: de hervorming invoeren van de berekening van de sociale bijdragen van de zelfstandigen, de verbetering van de SVBBA, het blijven leveren van inspanningen voor administratieve vereenvoudiging of werken aan nieuwe ondernemerschapvormen, zoals de verbetering van de wedervergoeding.

 

Een wetsontwerp, dat de Europese richtlijn betreffende de betalingstermijnen omzet, werd op 28 juni 2013 tijdens de plenaire Kamerzitting goedgekeurd. Het wetsvoorstel legt een betalingstermijn van dertig dagen vast voor facturen tussen ondernemingen en de overheid alsook een betalingstermijn van dertig dagen voor facturen tussen ondernemingen. De ondernemingen kunnen echter van de vastgelegde termijn afwijken, voor zover de afwijkende termijn niet manifest onrechtmatig is.

 

Voor de overeenkomsten tussen ondernemingen en de overheid kan de termijn worden verlengd zonder echter de termijn van 60 kalenderdagen te overschrijden. Bovendien zullen de schuldeisers automatisch de betaling van intresten kunnen vorderen voor laattijdige betalingen. Deze bedragen ten minste 8 procentpunten onder de referentievoet van de ECE. Daarnaast kunnen zij een forfaitaire minimumschadevergoeding ontvangen. Naast dit forfaitaire bedrag kunnen andere kosten het voorwerp uitmaken van een redelijke vergoeding.

 

Ik kom dan bij uw laatste vraag.

 

Momenteel zijn er twee testen van toepassing – de Kafkatest is er een van – die de reglementering analyseren. Op 12 juli werden zij in tweede lezing aan de Ministerraad voorgelegd. Naast de kmo-test bevonden er zich nog andere testen in de uitwerkingsfase. Eerder dan een veelvoud aan impacttests zonder onderlinge coördinatie werd beslist de verschillende testen allemaal te integreren in één test: de geïntegreerde regelgevingsimpactanalyse (RIA).

 

Deze herneemt alle betrokken domeinen – administratieve last, gender, kmo, duurzame ontwikkeling en ontwikkelingssamenwerking. Deze geïntegreerde RIA steunt op een wet, een koninklijk uitvoeringsbesluit en een omzendbrief over de werking van de Ministerraad. Dit principe is ingeschreven in het voorontwerp van wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging. Dit voorontwerp, goedgekeurd door de Ministerraad, is momenteel aanhangig in de Kamer.

 

De DAV werd ermee belast een ontwerp van koninklijk besluit op te stellen dat nodig is om deze RIA in te voeren. Daarnaast moet de dienst ook een impactanalyseformulier voorbereiden dat de verschillende huidige testen integreert. Deze laatste maken momenteel het voorwerp uit van een discussie binnen een werkgroep die is samengesteld uit de betrokken administraties. Voor de evolutie van het dossier verwijs ik u naar mijn collega die verantwoordelijk is voor de administratieve vereenvoudiging.

 

De kmo-test zal worden geïntegreerd in één enkele test en dit voor de verschillende domeinen.

 

01.03  Karel Uyttersprot (N-VA): Mevrouw de minister, ik verneem dat er één geïntegreerde test komt. Dat is goed. Dat is al een stukje administratieve vereenvoudiging.

 

Hebt u ook al een idee wanneer die kan worden verwacht? De maatregel is hangende, zegt u.

 

01.04 Minister Sabine Laruelle: Het voorontwerp zal zo vlug mogelijk naar de Kamer worden gestuurd. Er is echter een verschil tussen de verschillende administraties. Er is dan ook een werkgroep opgericht met de verschillende administraties om een uniek testformulier te finaliseren.

 

01.05  Karel Uyttersprot (N-VA): Is die test getest bij het middenveld?

 

01.06 Minister Sabine Laruelle: De test is nog niet getest, want wij wachten op het unieke formulier.

 

01.07  Karel Uyttersprot (N-VA): Ja, maar het zou kunnen dat u een proefpanel had.

 

Mijn tweede vraag gaat over de betalingsbevelprocedure, niet over de wet op de betalingstermijn. De wet op de betalingstermijn werd inderdaad voor het reces goedgekeurd, vele maanden nadat de Europese richtlijn dwingend recht was geworden. Dat wetsontwerp was veel te laat ingediend. Het gaat echter over de betalingsbevelprocedure. Ook daaromtrent had u een initiatief in het vooruitzicht gesteld.

 

01.08 Minister Sabine Laruelle: Ik heb een initiatief genomen inzake de betalingsbevelprocedure. Wij hebben een IKW gehad. Het ontwerp komt deze of volgende week op de agenda van de Ministerraad. Er is dus een ontwerp voor de betalingsbevelprocedure klaar, maar het is nog niet goedgekeurd door de Ministerraad.

 

01.09  Karel Uyttersprot (N-VA): U zegt dat wij op Europees niveau op twee vlakken ondermaats scoren, onder andere met de ondernemingsgeest. Het is natuurlijk zo dat u de ondernemingsgeest niet verbetert met een beter sociaal statuut of een gemakkelijkere toegang.

 

Het grote probleem situeert zich bij de mentaliteit van onze mensen: het ondernemerschap scoort momenteel niet goed. Wij moeten dus eigenlijk zoeken naar sensibilisering, want wij bengelen aan de staart van de rangschikking van de westerse wereld wat initiatieven inzake ondernemerschap betreft. België is helemaal laatst in de categorie aantal mensen die starten of die zin hebben om een zaak te starten. Dat verandert men niet alleen met wetgeving.

 

01.10 Minister Sabine Laruelle: Dat is juist, maar ik heb ook niet alle bevoegdheden.

 

01.11  Karel Uyttersprot (N-VA): De volgende legislatuur…

 

01.12 Minister Sabine Laruelle: Wat doet de Vlaamse regering? De N-VA zit in de Vlaamse regering.

 

01.13  Karel Uyttersprot (N-VA): Dat is een beetje te gemakkelijk.

 

01.14 Minister Sabine Laruelle: Wat doen uw collega’s? Dat is mijn conclusie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

La présidente: Madame De Bue, vous avez la parole pour votre question n° 18507 sur "les recouvrements inexigibles en Belgique".

 

01.15  Valérie De Bue (MR): Je transforme cette question en question écrite, madame la présidente.

 

02 Samengevoegde vragen van

- de heer Karel Uyttersprot aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "de vervangende zelfstandige" (nr. 19475)

- de heer Frank Wilrycx aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "het systeem van de vervangende ondernemer" (nr. 20301)

02 Questions jointes de

- M. Karel Uyttersprot à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "le remplacement indépendant" (n° 19475)

- M. Frank Wilrycx à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "le système de l'entrepreneur remplaçant" (n° 20301)

 

02.01  Karel Uyttersprot (N-VA): Mevrouw de minister, op 1 juli 2010 werd het systeem van de vervangende zelfstandige in het leven geroepen om levenskwaliteit en professionele werkzaamheid met elkaar te verzoenen.

 

Het is al een tijdje stil omtrent dat nieuwe systeem van de vervangende zelfstandige. Reeds in maart 2011 is een werkgroep opgericht om het systeem te evalueren en te verbeteren. De werkgroep zou zich buigen over een aantal belangrijke pijnpunten van het systeem, onder andere de doorlopende sociale bijdragen voor de vervangende ondernemer in het sociaal statuut van zelfstandigen, de databank voor aanvragen voor vervangingen en de gegevens over het aantal zelfstandigen die een beroep doen op een vervangende ondernemer.

 

Uit uw antwoord op een vraag in mei 2012 viel op te maken dat het rapport binnenkort zou volgen.

 

Mevrouw de minister, ten eerste, welke conclusies heeft de werkgroep betreffende het systeem van de vervangende zelfstandige ondertussen opgeleverd?

 

Ten tweede, welke verbeteringen worden aangebracht en wat is de planning voor de implementatie ervan?

 

Ten derde, welke stappen worden gedaan om het systeem meer succesvol te maken?

 

02.02  Frank Wilrycx (Open Vld): Mevrouw de minister, drie jaar geleden werd een systeem ingevoerd om zelfstandige ondernemers die ziek of zwanger zijn of met vakantie willen, te vervangen door een interim-ondernemer. Hierdoor kunnen zelfstandigen zich voor maximaal 30 dagen laten vervangen zonder dat aan de vervanger een werknemerscontract moet worden aangeboden.

 

De kandidaat-vervanger moet thans 30 euro inschrijvingsgeld betalen voor vrije beroepen en 75 euro voor wie een commerciële activiteit wil overnemen. Ook wordt een sociale bijdrage voor zelfstandigen gevraagd ten belope van 3 maanden, terwijl ze maximaal 1 maand interim-ondernemer kunnen zijn.

 

U hebt een studie besteld om het huidige systeem te evalueren.

 

Ten eerste, wat is het besluit van de studie?

 

Ten tweede, bent u van plan om de voorwaarden voor de vervangende ondernemer te versoepelen?

 

Ten derde, zal er een nieuwe campagne worden opgestart?

 

02.03 Minister Sabine Laruelle: Na de vorige parlementaire interpellaties heb ik het ABC of Algemeen Beheerscomité voor het Sociaal Statuut der Zelfstandigen opnieuw gevraagd zo snel mogelijk een vergadering te organiseren om te kunnen beschikken over een verslag met betrekking tot de stand van zaken van het systeem.

 

Er hebben hierover twee vergaderingen plaatsgevonden, op 16 september 2013 en op 1 oktober 2013. Het ABC zal zijn verslag tegen eind oktober afwerken en het mij dan zo snel mogelijk bezorgen. Zodra ik over het verslag beschik, zal ik de voorgestelde pistes onderzoeken en beslissen over de maatregelen die moeten worden genomen om het systeem te verbeteren. Daarnaast zal ik ook bekijken of een nieuwe sensibiliseringscampagne nodig is of niet.

 

Bij gebrek aan degelijke voorstellen zal ik geen systeem in stand houden dat niet voldoet aan de verwachtingen. Ik wacht dus het verslag van het ABC af. Ik zal dat verslag analyseren en beslissingen nemen. Ofwel wordt het systeem geschrapt.

 

Je crois que l'on ne peut pas reprocher à un responsable politique d'essayer. En tout cas, il faut arrêter si cela ne répond pas à des attentes. Als het ABC verbeteringen voorstelt, dan zal ik daarop ingaan.

 

02.04  Karel Uyttersprot (N-VA): Mevrouw de minister, dat is een eerlijk antwoord.

 

Het duurt natuurlijk lang, eer het ABC zijn conclusies trekt.

 

02.05 Minister Sabine Laruelle: Het ABC heeft veel werk. Ik denk daarbij ook aan het dossier van de overheveling van de gezinsbijslag naar de Gewesten.

 

02.06  Karel Uyttersprot (N-VA): Het verslag wordt sinds mei 2012 beloofd.

 

02.07 Minister Sabine Laruelle: Dat is juist. Ik heb mijn vraag herhaald.

 

02.08  Karel Uyttersprot (N-VA): Het getuigt ook van enige realiteitszin, mevrouw de minister, dat u bereid bent om het systeem te schrappen, als u vaststelt dat het niet werkt. Er is geen enkele oneer aan om initiatieven te nemen, iets te proberen en dan te concluderen dat het al dan niet werkt. Werkt het, zoveel te beter. Werkt het niet, dan moet men de moed hebben om ermee te stoppen.

 

02.09  Frank Wilrycx (Open Vld): Ik kan mij daarbij aansluiten. Het is belangrijk dat er voor de zelfstandigen duidelijkheid geschapen wordt: wat is er voor hen in de toekomst mogelijk op dat vlak. Er is ondertussen al heel wat gebeurd, zoals het pensioenstelsel en de kinderbijslag voor zelfstandigen. Het betreft hier nog een van de pijnpunten. Men wacht op een oplossing. Ik ben in blijde verwachting van het verslag van het ABC.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Karel Uyttersprot aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "de forse toename van het aantal starters als zelfstandigen uit Oost-Europese landen" (nr. 19476)

03 Question de M. Karel Uyttersprot à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "l'augmentation sensible du nombre d'entreprises starters créées sous le statut d'indépendant par des personnes provenant de pays d'Europe de l'Est" (n° 19476)

 

03.01  Karel Uyttersprot (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, het is een onmiskenbare vaststelling dat het aantal starters uit Oost-Europese landen bijzonder sterk groeit, in Vlaanderen en in Wallonië, maar vooral in Brussel.

 

Mevrouw de minister, in Brussel waren er vorig jaar ongeveer 15 000 starters. Van die 15 000 hadden er ongeveer 5 000 de Belgische nationaliteit, nieuwe Belgen inbegrepen, en hadden er 5 000 de Roemeense nationaliteit. 5 000 starters in Brussel waren van Roemeense afkomst. Als wij de laatste gegevens van het boekjaar 2012 analyseren, dan stellen wij vast dat er in Vlaanderen 50 000 nieuwe zelfstandigen waren, waarvan 1 500 Bulgaren.

 

Bereidwillige ondernemers zijn natuurlijk steeds welkom en dit ongeacht hun achtergrond of land van oorsprong, maar er bereiken ons signalen dat het statuut van zelfstandige door inwijkelingen vaak wordt aangewend om bepaalde sociale verplichtingen te ontlopen. Door schijnbaar als zelfstandige aan de slag te gaan kunnen zij in België de brutolonen en de sociale kosten voor de geleverde prestaties zo laag mogelijk houden. Vooral de bouwsector kampt met dit probleem.

 

De cijfers van het RSVZ zijn u waarschijnlijk bekend. Bent op de hoogte van die felle instroom van werkkrachten die het sociaal statuut van zelfstandige opnemen?

 

Welke beleidsinitiatieven worden er genomen om te verhinderen dat het sociaal statuut op onrechtmatige manier wordt aangewend? Voert de inspectie controles uit?

 

Kunt u het Parlement inzicht verschaffen in de aard van de activiteiten van de geregistreerde zelfstandigen per sector? Op welke manier ent het gevoerde federale beleid zich op die sectoren waar de kans op misbruik het hoogst is?

 

Gelet op het feit dat fraudebestrijding een prioriteit is van de federale regering, zijn uw diensten waarschijnlijk reeds misbruiken op het spoor gekomen. Hebt u reeds misbruiken vastgesteld en wat zijn de algemene tendensen?

 

03.02 Minister Sabine Laruelle: Mijnheer Uyttersprot, er is inderdaad een sterke stijging van het aantal startende zelfstandigen van vreemde nationaliteit. Die groep neemt ook relatief aan belang toe, vergeleken met het totaal aantal starters. In 2010 was iets meer dan een op de vijf starters van vreemde nationaliteit. In 2012 was die groep reeds gegroeid tot bijna een op de vier. De relatieve belangrijkheid van het aantal Belgische starters daalt gestadig. Dat staat in contrast met het aantal startende Roemenen en, in mindere mate, Bulgaren en Polen.

 

Met ingang van 20 december 2012 werd de administratieve procedure aangepast om de controle van fictieve aansluitingen voor aflevering van een verblijfsvergunning te versnellen en te verscherpen. Een niet-Belg die zich aanbiedt bij een socialeverzekeringsfonds om zich aan te sluiten als zelfstandige met het oog op de aflevering van een verblijfsvergunning, is verplicht om een vragenlijst volledig in te vullen. De RSVZ is verplicht om binnen de drie maanden een beslissing te nemen over de vraag of er daadwerkelijk een beroepsactiviteit wordt uitgeoefend. In het raam van de samenwerking met de RSZ en de dienst Sociale Inspectie van de FOD Sociale Zekerheid zal de RSVZ aan de genoemde instellingen die gevallen meedelen waarin er twijfel bestaat of de beroepsbezigheid de verzekeringsplicht in het sociaal statuut van zelfstandigen met zich meebrengt.

 

In het koninklijk besluit van 16 april 2013 is er een bijkomende maatregel in het leven geroepen waarbij de uitbetaling van de kinderbijslag aan wie geen hoofdverblijfplaats heeft in België, wordt opgeschort zolang de sociale-zekerheidsbijdrage als zelfstandige van het eerste kwartaal niet is betaald. Die maatregel moet vermijden dat personen zonder hoofdverblijfplaats in België zich fictief aansluiten bij een socialeverzekeringsfonds om het recht op kinderbijslag te genieten zonder beroepsactiviteiten in België.

 

Door de wet van 25 augustus 2012 en haar uitvoeringsbesluit van 7 juni 2013, werd ook een weerlegbaar vermoeden opgelegd om de schijnzelfstandigheid in onder meer de bouwsector aan te pakken.

 

Van de ongeveer 71 000 Belgische starters in 2012 waren er 32 tewerkgesteld in de sector van de vrije beroepen en evenveel in de andere.

 

De nijverheid trok slechts 20 % Belgische starters aan. Voor enkele nationaliteiten van niet-Belgische starters ligt bovenvermelde verdeling volledig anders. Driekwart van de startende Roemeense, Bulgaarse en Poolse zelfstandigen is gecatalogeerd in de nijverheid, waarvan meer dan de helft in de bouwnijverheid. Het vierde kwart is deels terug te vinden in de handel en deels in de vrije beroepen.

 

In het licht van de fraudebestrijding werden in de periode van het tweede kwartaal 2011 tot het tweede kwartaal 2013, dus in een periode van twee jaar, ongeveer 3 500 dossiers onderzocht. In iets minder dan 2 000 gevallen werd effectief misbruik vastgesteld. Er was geen spoor van een activiteit in België en de aansluiting als zelfstandige werd vernietigd. De beslissing werd eveneens meegedeeld aan de Dienst Vreemdelingenzaken. Veertig dossiers waarbij de activiteit als zelfstandige in vraag werd gesteld, werden voor verder gevolg overgemaakt aan de RSZ. Zevenenveertig dossiers met indicatie van fiscaal misbruik werden doorgegeven aan de FOD Financiën.

 

03.03  Karel Uyttersprot (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor dit antwoord.

 

Wij zullen moeten wachten op de uitwerking van de nieuwe koninklijke besluiten over onder andere de kinderbijslag, om te zien wat de gevolgen daarvan zullen zijn. Die zullen waarschijnlijk pas uitwerking hebben in 2013-2014. Eén van de bekende technieken om het systeem te omzeilen is dat men zich als werkende vennoot laat inschrijven in een bvba, waar men vrij gemakkelijk in en uit kan stappen.

 

Waarschijnlijk, zo vernemen wij, zal het aantal Roemenen dat zich hier als zelfstandige komt vestigen, verminderen wanneer op 1 januari 2014 het vrij verkeer van werknemers mogelijk is binnen de Europese Unie. Nu zijn er veel Roemeense werknemers of anderen die komen werken in de bouw of andere nijverheidstakken, die komen als zelfstandige omdat het op dit ogenblik moeilijk is om als werknemer in dienst te treden. Vanaf 1 januari gaat dit gemakkelijker.

 

Ik heb nog een vraag. Zou het geen goede suggestie zijn dat men bij de inschrijving bij de Sociale Kas voor Zelfstandigen een eerste betaling moet doen, niet op het einde van het kwartaal maar bij het begin, bij de start en bij de inschrijving?

 

03.04 Minister Sabine Laruelle: Er is geen betaling in het eerste kwartaal. De enige mogelijkheid in het verleden situeerde zich op het niveau van de betaling van de kinderbijslag, maar dat is nu gestopt. De zelfstandige moet het eerste kwartaal betalen en dan pas komt de kinderbijslag.

 

03.05  Karel Uyttersprot (N-VA): Ondertussen is hij wel gedekt voor zijn ziekteverzekering, ook als hij niet betaalt.

 

03.06 Minister Sabine Laruelle: Ziekte- en invaliditeitsverzekering, voor een zelfstandige, dat is toch een maand zonder iets.

 

03.07  Karel Uyttersprot (N-VA): Zou het niet beter zijn dat men bij de inschrijving in de sociale kas al een eerste betaling doet?

 

03.08 Minister Sabine Laruelle: Wij moeten in die sector geen onderscheid maken tussen de Belgen en de niet-Belgen. Wij moeten daarin een weg vinden.

 

Nous avons trouvé un moyen pour la résidence principale mais nous ne pouvons pas dire que les non-Belges payent tout de suite et que les Belges paient après. Par ailleurs, payer directement quand on commence une activité n'est pas si évident.

 

03.09  Karel Uyttersprot (N-VA): Oké, wij kijken uit naar de gevolgen van het koninklijk besluit, zeker rond de kinderbijslag.

 

(): (…)

 

03.10  Karel Uyttersprot (N-VA): Mevrouw de minister, zo lang het nog kan zal ik u vragen blijven stellen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van de heer Karel Uyttersprot aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "de cijfergegevens inzake het uitvoeren van activiteiten in de ambulante handel" (nr. 19525)

04 Question de M. Karel Uyttersprot à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "les statistiques concernant l'exercice d'activités dans le commerce ambulant" (n° 19525)

 

04.01  Karel Uyttersprot (N-VA): Mevrouw de minister, uit recente cijfergegevens blijkt dat het aantal beoefenaars van de ambulante handel in ons land vrij sterk stijgt. Aanvankelijk dacht men aan een wijzigend aankoopgedrag van de bevolking, maar er zijn blijkbaar nog andere elementen, die hierin een belangrijke rol spelen. Zo zouden de eventuele groeiende voorkeur voor lokale producten, maar ook de rechtsgevolgen van het wetsontwerp nr. 2564, een wetsontwerp dat wij in december 2012 goedgekeurd hebben, meespelen. Dat wetsontwerp voorzag in een betere beveiliging van de machtigingskaart voor ambulante handel en ambulante activiteiten. Dat moest onder andere het fraudegevoelige karakter van de sector bestrijden.

 

Is het volgens u ook mogelijk dat de grote stijging voor een belangrijk deel te verklaren is door de invoering van de elektronische beveiliging van de machtigingskaart? De goedgekeurde maatregel laat de economische inspectie toe om meer sluitende controles uit te voeren op het terrein.

 

Hoeveel fraudegevallen werden er sinds de goedkeuring vastgesteld door de inspectiediensten?

 

Kunt u ons ook inzicht verschaffen in de interne samenstelling van de geregistreerde beroepsbeoefenaars? Welke nationaliteiten vormen het leeuwendeel van de marktkramers?

 

Kunt u ons ook de leeftijdspiramide voor de marktkramers geven?

 

04.02 Minister Sabine Laruelle: Wij hebben kennisgenomen van de cijfers van het NSZ. Omdat wij hun bronnen niet kennen, kunnen wij ter zake geen uitleg geven. U moet die uitleg aan het NSZ zelf vragen.

 

De nieuwe elektronische kaart voor machtigingen van ambulante activiteiten werd op 1 april 2013, iets minder dan 7 maanden geleden, ingevoerd. De door het NSZ geleverde cijfers kunnen niet met de nieuwe kaart in verband worden gebracht. Sinds 1 april 2013, datum van inwerkingtreding van het KB van 11 maart 2013 tot invoering van een elektronische drager voor de machtiging voor ambulante activiteiten, heeft de dienst Controle en Bemiddeling nog geen gevallen van fraude met vervalste machtigingen kunnen vaststellen. Wel werden er 123 processen-verbaal opgesteld wegens het uitoefenen van ambulante activiteiten zonder machtiging.

 

Het is echter te vroeg om nu al conclusies te trekken. De ambulante handelaars hebben nog tot 31 maart 2014 de tijd om hun papieren machtiging om te ruilen voor een elektronische machtiging. Wij bevinden ons dus in een overgangsperiode waarin beide types van machtiging geldig zijn.

 

In overeenstemming met artikel 16 van het KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante activiteiten moet, met het oog op de toekenning van een machtiging van ambulante handel, worden beantwoord aan verschillende voorwaarden, met name de voorwaarde van nationaliteit.

 

Het verkrijgen van een machtiging staat open voor Belgen, hun niet-Europese echtgenoten en op voorwaarde dat zij zich met een van hen vestigen, bepaalde leden van hun familie van niet-Europese nationaliteit. Dat staat eveneens open voor onderdanen van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte en de Zwitserse onderdanen, en, op voorwaarde dat zij zich met hen vestigen, hun echtgenoten en bepaalde leden van hun familie van niet-Europese nationaliteit. De niet-Europese buitenlanders met beperkt verblijf of vestiging komen eveneens in aanmerking. Tenslotte, geldt het ook voor in België erkende vluchtelingen.

 

Wij beschikken niet over de nodige cijfergegevens om uw derde vraag te kunnen beantwoorden. Dat geldt ook voor uw laatste vraag. Wij hebben geen informatie over die cijfers.

 

04.03  Karel Uyttersprot (N-VA): Mevrouw de minister, ik begrijp uit uw antwoord dat een betrokkene tot 31 maart 2013 tijd heeft. Ik vermoed echter dat het leeuwenaandeel al een elektronische kaart heeft.

 

Mijn hele schoonfamilie bestaat uit handelaars. Het zijn zelfstandige bloemisten die op de markten staan, op de Jamar op Stokkel. Zij kweken zelf en brengen hun producten, bloemen dus, aan de man. Mijn schoonvader en echtgenote waren ook in de bloemenhandel actief.

 

Mevrouw de minister, in mijn jonge jaren was ik ook regelmatig als helper op de markt actief in de ambulante handel. Het is natuurlijk moeilijk om voor hen een sociaal statuut uit te werken.

 

04.04 Minister Sabine Laruelle: Hebben zij al een elektronische kaart?

 

04.05  Karel Uyttersprot (N-VA): Zij hebben al een elektronische kaart. Zij hebben de uitnodiging gekregen. Hun elektronische kaart is dus in orde.

 

Geeft de elektronische kaart ook toegang tot de gegevens die ik zopas heb gevraagd? Is het met de elektronische kaart mogelijk om de leeftijdspiramide of de activiteit die zij uitoefenen, te bekijken?

 

04.06 Minister Sabine Laruelle: De elektronische kaart dient om de fraude te bestrijden.

 

04.07  Karel Uyttersprot (N-VA): Bevat die handelsgegevens?

 

04.08 Minister Sabine Laruelle: Bij de papieren versie kregen wij te maken met veel frauduleuze zaken. Les documents en papiers sont faciles à copier. De elektronische kaart zal de fraude verminderen.

 

04.09  Karel Uyttersprot (N-VA): Ik dank u.

 

Wij houden ons op de hoogte. Op 31 maart 2013 loopt de termijn af. Wij hebben dus nog tijd om u in april 2013 daarover een vraag te stellen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Peter Logghe aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "de aangekondigde bijsturingen van de Startersvennootschap" (nr. 19678)

- mevrouw Leen Dierick aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "de hervorming van de S-bvba" (nr. 20324)

05 Questions jointes de

- M. Peter Logghe à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "l'annonce d'adaptations pour les sociétés Starters" (n° 19678)

- Mme Leen Dierick à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "la réforme de la SPRL-S" (n° 20324)

 

De voorzitter: Mevrouw Dierick heeft gevraagd om haar vraag om te zetten in een schriftelijke vraag.

 

Mijnheer Logghe, u hebt het woord.

 

05.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, een maand geleden werd een aantal aanpassingen aan de starters-bvba door de regering goedgekeurd. In deze commissie en ook door de betrokken organisaties en verschillende collega’s, werd al langer op aanpassingen aangedrongen. U hebt de startersvennootschap van in het begin verdedigd als een middel om meer zelfstandigen op de economische markt te krijgen. Meer zelfstandigen betekent ook meer werkgelegenheid. Men moet zich toch de vraag durven te stellen of de juiste aanpassingen werden aangebracht en of men de gelegenheid niet heeft gemist om meer diepgaande aanpassingen aan te brengen.

 

Ik heb de volgende vragen.

 

Ten eerste, hebt u een stand van zaken betreffende de oprichting van het aantal startersvennootschappen? Hebt u de indruk dat er een toename is?

 

Ten tweede, uit getuigenissen blijkt dat de starters-bvba bepaalde kredietproblemen genereert. Hoeveel starters-bvba's blijken moeilijk aan krediet te raken? In hoeveel gevallen vragen banken meer persoonlijke waarborgen dan bij andere vennootschapsvormen?

 

Ten derde, zelfstandigenorganisaties vinden 1 euro startkapitaal te laag. Om toekomstige kapitaalproblemen te vermijden, zou het nuttig zijn om in de wettelijke regels een hoger startkapitaal te bepalen. Hebt u oren naar die vraag van de organisaties? Er zit namelijk wel een zekere logica in. Als men maar 1 euro engagement aangaat, dan zullen de banken ook minder geneigd zijn om zelf geld in de startersvennootschap te pompen. Hoe nobel het doel ook is – mensen met weinig centen toch toelaten om een starters-bvba op te richten – toch moet de vraag gesteld worden of het startkapitaal niet te laag is.

 

Ten vierde, wie meer dan vijf werknemers tewerkstelt, zou voortaan zijn starters-bvba niet meer automatisch moeten aanpassen tot een volwaardige vennootschapsvorm. Men kan zich toch de vraag stellen, mevrouw de minister, of een bedrijf waar intussen vijf werknemers werken nog als een startersvennootschap kan worden beschouwd? Is een meer volwaardige vennootschapsvorm niet beter geschikt, juridisch bijvoorbeeld, om zowel de bedrijfsleider, door de afscheiding van het vermogen van de vennootschap, maar vooral ook de werknemers en de klanten van het bedrijf beter te beschermen?

 

05.02  Sabine Laruelle, ministre: Madame la présidente, je comprends que Mme Dierick ait transformé sa question en question écrite mais les questions étant jointes, ma réponse concerne les questions des deux intervenants.

 

Si Mme Dierick m'envoie sa question écrite, je lui répondrai en renvoyant à la réponse que je vais donner maintenant. Je veux bien répéter dix fois la même chose, mais c'est lassant! Je ne doute néanmoins pas qu'elle lira le rapport.

 

Maar ik antwoord dus ook op de vragen van de heer Logghe.

 

Het aantal s-bvba’s dat werd opgericht sinds 2010, bezorg ik u schriftelijk. Over die periode werden er 2 076 s-bvba’s opgericht.

 

De kredietbemiddelaar bij het Kenniscentrum voor Financiering van KMO heeft mij meegedeeld dat hij geen gegevens heeft over kredietproblemen voor starters-bvba’s. Wij hebben wel een analyse over het algemeen probleem van de toegang tot krediet voor kmo’s, maar niet specifiek voor de verschillende soorten van vennootschappen.

 

Zoals ik al herhaaldelijk heb gezegd, is het bedrag van 1 euro een theoretisch minimum. Ik dring opnieuw aan op de behoefte om te beschikken over voldoende hangende middelen bij de oprichting van een vennootschap. Als dat niet het geval is, kan de oprichter aansprakelijk worden gesteld.

 

Ik herhaal dus dat, zoals voor elke vennootschap, de starters-bvba moet beschikken over voldoende eigen middelen bij aanvang. Die vennootschapsvorm is dus het meest geschikt voor activiteiten die geen aanzienlijke eigen middelen vergen.

 

In het raam van het onderzoek van het wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake kmo’s zal ik binnenkort aan het Parlement wijzigingen aan de starters-bvba voorleggen. Een eventuele verhoging van het kapitaal van de starters-bvba staat echter niet op de agenda. Het kapitaal start immers bij 1 euro, maar kan gaan tot het volledig kapitaal van een klassieke bvba. De ondernemer kan dus kiezen.

 

Plus qu'une SPRL classique, ce serait un peu bête!

 

Het wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake kmo’s voorziet inderdaad in de afschaffing van de limiet van vijf werknemers waarboven elke starters-bvba moet beantwoorden aan de kapitaalvereisten van een klassieke bvba. Die afschaffing komt er parallel met de mogelijkheid voorzien door de wet houdende diverse bepalingen inzake kmo’s om de starters-bvba niet meer te beperken in de tijd. Dat is in ieder geval wat mijn voorstel inhoudt. De limiet van vijf werknemers wordt dus geschrapt en de limiet van vijf jaar in de tijd zal eveneens geschrapt worden.

 

Aangaande de maatregelen omtrent de oprichting van ondermeningen, bestaan de ingevoerde maatregelen in essentie uit de creatie van een vertrouwensklimaat.

 

Ik denk onder meer aan de nieuwe berekeningswijze van de bijdrage van zelfstandigen, het wetsontwerp dat erop is gericht de relatie tussen banken en kmo’s opnieuw in evenwicht te brengen, de kredietbemiddelaar, de omzetting van de richtlijn inzake betalingstermijn. De s-bvba hoort ook bij deze maatregelen, maar vormt maar één steen van het gebouw.

 

Madame la présidente, j'ai remis les statistiques aux services. Si M. Logghe en veut une copie, je peux lui en transmettre une directement.

 

05.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord en voor de schriftelijke bijlage met de cijfers. Ik zal ze met veel aandacht doornemen.

 

Ik begrijp de logica wel van wat u zegt inzake het afschaffen van de limiet van 5 werknemers en het afschaffen van de tijdslimiet. Ik begrijp ook wat u zegt over 1 euro startkapitaal. Ik begrijp de logica wel, maar ik kan mij niet helemaal akkoord verklaren.

 

U zegt dat 1 euro meestal onvoldoende is om een startersvennootschap op te richten maar dat bepaalde categorieën aan 1 euro of aan een klein startkapitaal voldoende hebben. U zult wel moeten toegeven dat wanneer een starter bij de bank aanklopt met zo’n klein engagement de bank niet geneigd zal zijn daar een pak geld naast te leggen. Ik begrijp dus dat u zegt dat 1 euro eigenlijk onvoldoende is, maar ik begrijp niet waarom u het niet wil wijzigen. Daar zit een tegenstrijdigheid in.

 

U zegt niet over specifieke analyses te beschikken van s-bvba’s die kredietproblemen hebben of kunnen krijgen en dat niet te kunnen detecteren in de cijfers. Misschien zou het nuttig zijn daar toch aandacht aan te schenken en een diepere analyse te maken van de problemen in de praktijk. Wij spreken elkaar hier zeker nog over.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Vraag nr. 19729 van mevrouw Veerle Wouters wordt uitgesteld.

 

06 Question de M. Damien Thiéry à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "l'évolution du prix du lait" (n° 19826)

06 Vraag van de heer Damien Thiéry aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "de evolutie van de melkprijs" (nr. 19826)

 

06.01  Damien Thiéry (FDF): Madame la présidente, madame la ministre, vous avez l'habitude de donner des réponses concises. Ma question le sera également car je vous ai déjà interrogée en 2012 sur l'évolution du prix du lait. À l'époque, vous m'aviez répondu qu'une analyse serait faite par l'Observatoire des prix quant aux marges pour le lait. Si je m'en réfère au deuxième rapport trimestriel 2013, l'Observatoire des prix indique une augmentation de 6,18 %.

 

Nous savons que tous les producteurs, les grands mais surtout les petits, sont confrontés à de nombreuses difficultés de fonctionnement. Madame la ministre, je crois que vous en êtes tout à fait consciente. J'aurai donc deux questions spécifiques à vous poser.

 

Une nouvelle analyse des marges sera-t-elle effectuée prochainement? D'autres mesures peuvent-elles être envisagées au niveau fédéral afin d'aider les agriculteurs confrontés à cette problématique des produits laitiers?

 

06.02  Sabine Laruelle, ministre: Madame la présidente, monsieur Thiéry, le problème que vous soulevez est évidemment essentiel et doit aussi être mis en relation avec la problématique plus large de la volatilité extrême des prix, que ce soit pour la production de lait ou autres. J'ai eu l'occasion d'assister, début octobre, à un colloque à ce sujet à la FAO. J'y ai rappelé combien il était important d'avoir trois types de transparence par rapport à cette problématique plus générale de la volatilité des prix.

 

C'est d'abord une transparence sur les prix et la formation des prix. L'Observatoire mis en place en Belgique offre cette transparence tant sur les prix, sur l'information que sur les marges. Je suis très heureuse que, dans le cadre de la réforme de la Politique Agricole Commune, nous ayons pu obtenir la mise en place d'un tel observatoire au niveau européen. Une deuxième transparence au niveau mondial – je sors un peu du cadre de votre question mais cela y a trait aussi – concerne la problématique de la spéculation. Je ne dis pas que toute spéculation est mauvaise mais certaines ont des effets pervers sur la volatilité des prix. Enfin, le troisième type de transparence vise la production et les stocks mondiaux. À cet effet, le système AMIS commence à être mis en œuvre au niveau mondial avec la FAO et l'OCDE. Ce système ne travaille actuellement que sur quatre productions (blé, riz, maïs et soja). Dans d'autres spéculations, on s'est rendu compte que certains pays cachaient des stocks, faisaient monter les prix et puis inondaient le marché avec des stocks cachés.

 

Je résume: transparence sur la formation des prix, transparence sur les spéculations financières ayant un impact négatif et transparence aussi sur les stocks mondiaux.

 

En ce qui concerne l'Observatoire des prix, vous savez que ce gouvernement a souhaité renforcer encore l'action de cet observatoire puisqu'il analyse maintenant les marges. Le SPF Économie m'a informée qu'une étude sur le lait serait publiée incessamment. C'est évidemment un observatoire; donc, il observe. Par la suite, c'est évidemment au secteur de se saisir de ces observations et de négocier.

 

C'est par exemple ce que le secteur de la viande bovine a fait. Un accord entre les différents maillons de la chaîne a été conclu et un indice qui inclut notamment le coût des intrants a été mis en place.

 

Pour le lait, 2012 a été une année difficile. En 2013, les prix se tiennent mais le prix des intrants a augmenté. Comme je le disais, pour la viande bovine, les acteurs ont pu intégrer cette augmentation du coût des intrants dans l'indice qu'ils ont mis au point.

 

Enfin, dans le cadre de la réforme de la PAC, hormis l'observatoire européen du lait qui va se mettre en place, on a pu maintenir le 'Paquet lait'. On a pu introduire d'autres spéculations. Vous savez que malgré le fait – ou peut-être à cause du fait, je n'en sais rien – que je sois libérale, je considère que pour certains secteurs comme celui de l'agriculture, des mesures de régulation sont indispensables.

 

On n'a pas pu obtenir grand-chose dans le cadre de la réforme de la PAC mais bien le maintien, pour le lait et pour d'autres, des possibilités d'accords entre les acteurs, c'est-à-dire entre les producteurs, leur permettant ainsi une force de négociation plus importante. Il y aura de même des règles européennes pour les organisations interprofessionnelles afin de faciliter le dialogue et les négociations entre les acteurs de la chaîne.

 

06.03  Damien Thiéry (FDF): Je remercie Mme la ministre pour ses réponses. Je pense qu'il faut différencier la problématique au niveau mondial, où vous avez expliqué que les choses bougent, et au niveau européen, de la problématique dans notre pays et plus spécifiquement encore en Wallonie, où on sait que la situation est particulièrement délicate.

 

Vous avez bien entendu répondu à ma première question. J'avais demandé dans la deuxième question ce que le fédéral pourrait éventuellement faire ou prendre comme initiative pour aider ou protéger les agriculteurs confrontés à la problématique du lait.

 

06.04  Sabine Laruelle, ministre: Mais vous savez que les … (inaudible, sonnerie gsm) ont été réalisés il y a plus de …(inaudible, sonnerie gsm)

 

06.05  Damien Thiéry (FDF): Oui, tout à fait! J'ai très bien compris aussi qu'il n'y a pas toujours la même vision entre la politique menée au niveau régional et fédéral. Je sais que, malheureusement, vous n'êtes pas …

 

06.06  Sabine Laruelle, ministre: À quel sujet, par exemple?

 

06.07  Damien Thiéry (FDF): La position du ministre Di Antonio relativement au projet Fairebel, que vous connaissez.

 

06.08  Sabine Laruelle, ministre: Mais ça, c'est sa compétence! Ce que j'en pense, c'est que c'est toujours très intéressant, mais c'est une compétence régionale. On ne mélange pas. Il n'y a aucune compétence que nous partagions.

 

Ce que je peux vous dire, c'est que dans le cadre de la réforme de la PAC par exemple, j'ai entendu Mme Durant dire des choses totalement fausses. La Belgique ne s'est jamais abstenue au Conseil agricole européen. Nous avons toujours pu travailler très étroitement avec les Régions. Elles sont compétentes et il est donc logique que ce soit elles qui décident. Il n'y a toutefois jamais eu la moindre nuance entre les positions flamandes et wallonnes et celles que j'ai défendues.

 

06.09  Damien Thiéry (FDF): Le seul message que je voudrais faire passer, c'est qu'afin d'aider ces agriculteurs, une entente entre les différents niveaux de pouvoir, les Régions et le fédéral, est nécessaire. À l'heure actuelle, on n'a pas toujours l'impression qu'un projet comme le projet Fairebel ait été soutenu par tout le monde.

 

06.10  Sabine Laruelle, ministre: Je n'ai pas à le soutenir ou pas! Ce n'est pas ma compétence.

 

06.11  Damien Thiéry (FDF): Dans ce cas-là, j'aurais voulu savoir quels sont les différents points sur lesquels le fédéral peut agir ou bien quels sont les leviers qu'il peut utiliser pour aider les agriculteurs.

 

06.12  Sabine Laruelle, ministre: Mettre en place l'Observatoire des prix, plaider dans les instances internationales et être le relais, avec les Régions, des préoccupations quant à la régulation des prix au Conseil européen. Avoir pu travailler ensemble nous a, par exemple, permis d'arriver à la création d'un observatoire au niveau européen.

 

Chacun son métier et les vaches seront bien gardées. Si tout le monde commence à s'occuper de tout, même des compétences des autres, cela crée du désordre.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 19833 van mevrouw De Bue wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

07 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "betaalbare kredieten voor bedrijven" (nr. 19999)

07 Question de M. Peter Logghe à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "l'accessibilité des crédits pour les entreprises" (n° 19999)

 

07.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, u kent onze bezorgdheid over de problematiek van betaalbare kredieten voor bedrijven.

 

Kleine en middelgrote bedrijven zijn de ruggengraat van onze economie en verdienen het dus om regelmatig verse zuurstof te kunnen opnemen. De toegang tot betaalbare kredieten is een fundamentele voorwaarde voor een gezond bedrijfsleven. Ik weet dat u daar ook zo over denkt. Volgens consultancybureau Roland Berger worden kredieten de komende drie jaar een stuk duurder en krijgen ze moeilijkere voorwaarden. De redenen voor deze problematische evolutie zouden de volgende zijn: de hoge personeelskosten, de crisisbelasting voor banken en de investeringen in nieuwe digitale betaalmiddelen.

 

Mevrouw de minister, hebt u kennis genomen van het rapport van dit consultancybureau dat in verscheidene media wordt vermeld? Wat is uw eerste reactie? Houdt de regering rekening met stijgende kredietkosten en moeilijkere voorwaarden voor de bedrijven?

 

Het consultancybureau publiceerde dit rapport vooral als waarschuwing, denk ik. Ik meen dat het misschien aangewezen is om overleg te organiseren tussen Febelfin en de verschillende zelfstandigenorganisaties en uzelf. Of ziet u dat anders?

 

Welke maatregelen zult u nemen of kunt u nemen in tijden van financiële krapte, om het de bedrijven mogelijk te maken voldoende zuurstof tot zich te nemen in de vorm van betaalbare kredieten? Op welke oorzaken kunt u als minister inwerken om de betaalbaarheid van kredieten aan ondernemingen veilig te stellen? Daar gaat het natuurlijk om.

 

07.02 Minister Sabine Laruelle: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Logghe, in de studie die u vermeldt, presenteert het bureau Roland Berger vier hefbomen die de banken in staat zullen stellen zich om te vormen om een solide klantenportfolio uit te bouwen. Het gaat om een studie die veeleer op de bankensector dan op de overheid is gericht.

 

De factoren die op de kredietkosten wegen, zijn toe te schrijven aan het internationale reglementaire kader, te weten Basel III. Bedoeld kader legt nieuwe kapitaal- en liquiditeitratio’s op, terwijl met de huidige normen de banken er een aanzienlijk deel van hun inkomsten mee kunnen genereren.

 

Mijn gevoel is echter dat het rapport veeleer aan de sector is gericht, omdat het meerdere pistes voorlegt waarmee de banken zich, ondanks de nieuwe reglementaire voorwaarden, kunnen herstructureren en een zekere rendabiliteit kunnen terugvinden. Het rapport nodigt bijvoorbeeld uit om op het vlak van de financiering van kmo’s beheersproducten van geïndividualiseerde stromen te ontwikkelen, het financieringsaanbod te herstructureren om de kapitaalconsumptie te reduceren, partnerschappen te creëren met tekst en actoren alsook marktoplossingen op maat van de kmo’s te ontwikkelen. Het gaat om pistes voor de interne organisatie van banken die niet onder de bevoegdheid van de overheid en dus niet onder mijn bevoegdheid lijken te vallen.

 

De kredietkosten hangen van talrijke factoren af, zoals de kosten opgelopen door de bank, die zelf van internationale rentevoeten en de risicofactoren afhangt, inherent aan het project en aan de kredietnemer.

 

België is op het vlak van de kredietkosten momenteel een goede middenmoter binnen de eurozone. Het is aan de regelgevende autoriteiten, die onder de bevoegdheid van mijn collega bevoegd voor Financiën vallen, om te verifiëren of de banken geen buitensporige rentevoeten toepassen en de concurrentieprincipes respecteren.

 

Ikzelf wou onder andere twee zaken opnemen in het wetsontwerp dat erop is gericht de relaties tussen banken en kmo’s opnieuw in evenwicht te brengen.

 

Ik wil, enerzijds, een monitoring door de FSMA van de manier waarop de banken de nieuwe bepalingen toepassen en, anderzijds, een periodieke evaluatie waarbij de Nationale Bank van België betrokken is. Het ontwerp zou in de komende weken aan het Parlement worden voorgelegd.

 

07.03  Peter Logghe (VB): Ik dank de minister zoals steeds voor haar volledige antwoord.

 

U zegt dat het rapport van het consultancybureau vooral mikt op de interne organisatie van de banken. U zal wellicht gelijk hebben. De bankkosten zijn natuurlijk afhankelijk van de internationale regels. Qua kredietkost scoort België in de middenmoot.

 

U stelt een monitoring door de FSMA voor en een periodieke evaluatie met medewerking van de Nationale Bank. Deze wetsvoorstellen komen naar de Kamer.

 

Gesteld dat dit voor het einde van het jaar rond geraakt, wanneer mogen we dan de eerste periodieke evaluatie van de bedrijfskredieten verwachten? Mogen we dat voor de zomer van 2014 verwachten of mikken we eerder op het eind van 2014?

 

07.04 Minister Sabine Laruelle: (…) U bedoelt de relatie tussen de banken en (…)?

 

07.05  Peter Logghe (VB): Ik bedoel de eerste evaluatie die u voorstelt.

 

U stelt voor: een periodieke evaluatie met medewerking van de Nationale Bank.

 

07.06 Minister Sabine Laruelle: De Nationale Bank valt niet onder mijn bevoegdheid.

 

07.07  Peter Logghe (VB): U zult die periodieke evaluaties wellicht in een wetsontwerp voorstellen, samen met een termijn.

 

07.08 Minister Sabine Laruelle: De wet moet nog gestemd worden.

 

07.09  Peter Logghe (VB): Ik vermoed dat u een driemaandelijkse of zesmaandelijkse evaluatie wil.

 

07.10 Minister Sabine Laruelle: Dat weet ik niet.

 

07.11  Peter Logghe (VB): We zien het wel wanneer het zover is.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "de problemen inzake de tijdige aflevering van attesten bij overname van handelsfonds" (nr. 19974)

08 Question de M. Bert Schoofs à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "les problèmes relatifs à la délivrance d'attestations dans les délais prescrits en cas de reprise d'un fonds de commerce" (n° 19974)

 

08.01  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, wanneer een handelsfonds overgenomen wordt, kan de overnemer conform de wet mee aansprakelijk gesteld worden voor de schulden van de overlater. Daarmee wil men vermijden dat schulden aan de overheid onbetaald blijven. Om zekerheid te krijgen dat de overnemer vrij en onbelast koopt, moet hij van de verkoper een aantal certificaten verkrijgen waarin de betrokken overheden bevestigen dat er op het moment van de aanvraag geen schulden bij hun publieke instanties open staan. De certificaten moeten dus bij verschillende overheden opgevraagd worden: bij de RSZ, de sociale kas, het RSVZ, de ontvangkantoren van de directe belastingen, de btw. De uitgereikte certificaten zijn 30 dagen geldig en moeten uitgereikt worden binnen 30 dagen na de aanvraag.

 

Wanneer men bij verschillende overheden certificaten moet opvragen, valt het voor dat de ene instantie al na 2 dagen een attest aflevert dat 30 dagen geldig is, terwijl een andere instantie pas na 29 dagen een attest aflevert, dat ook 30 dagen geldig is. Van dat eerste attest zijn dan al 27 dagen geldigheid verstreken. Tel daarbij dat de post een dag later wordt afgeleverd en zo komt men in de problemen, ook tegenover kredietverschaffers en dergelijke. De bank wil bijvoorbeeld een lening toestaan, maar daarvoor moeten eerst de certificaten in orde zijn.

 

Mevrouw de minister, bent u op de hoogte van het probleem dat certificaten soms nog eens moeten worden aangevraagd bij bepaalde instanties, omdat het eerste certificaat al vervallen is? Is het geen oplossing de termijn van aflevering in te korten, of de geldigheid van de certificaten op te trekken?

 

08.02 Minister Sabine Laruelle: Ik kan alleen antwoorden wat mijn eigen bevoegdheden betreft. U hebt dezelfde vraag gericht aan mevrouw Onkelinx en aan de heer Geens. Zij zullen antwoorden wat hun bevoegdheden betreft. Mijn antwoord zal dus heel kort zijn.

 

Ik ben slechts bevoegd voor de aflevering van het attest met betrekking tot de eventueel nog verschuldigde sociale bijdrage van de overdragende zelfstandige inzake de overdracht van het handelsfonds/klandizie, overeenkomstig artikel 16ter van koninklijk besluit 38 van 27 juli 1967.

 

Ik heb door mijn administratie laten onderzoeken wat de gemiddelde termijn is voor het afleveren van al die attesten. Na een bevraging van de socialeverzekeringsfondsen, die instaan voor de aflevering van die attesten, is gebleken dat de termijn gemiddeld 4,9 dagen bedraagt. De attesten met betrekking tot de sociale bijdragen voor de zelfstandigen worden dus ruimschoots op tijd afgeleverd en er rijst geen probleem op dat vlak.

 

Indien u kennis hebt van een opmerkelijk langere termijn waarin attesten worden afgeleverd door een socialeverzekeringsfonds, ben ik bereid dat te onderzoeken en desgevallend een oplossing te zoeken voor de oorzaak. In het algemeen bedraagt de termijn zowat vijf dagen, zodat een eventueel probleem wordt verholpen.

 

08.03  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

Een gemiddelde termijn van 4,9 dagen lijkt mij puik werk. Het is evenwel een gemiddelde, zodat de aflevering van het attest in sommige gevallen wel meer tijd in beslag neemt. Ik weet niet of de oorzaak bij uw diensten ligt. Ik zal een aantal concrete gevallen opvragen bij boekhouders die mij het probleem hebben gesignaleerd.

 

08.04 Minister Sabine Laruelle: (…).

 

08.05  Bert Schoofs (VB): Ik zal het verder onderzoeken en ook uw collega’s ondervragen. Als er zich evenwel een probleem voordoet, lijkt het mij onmogelijk dat dat door een enkele minister kan worden opgelost. Het probleem moet in overleg met andere ministers worden opgelost. Ik wacht de antwoorden af van uw collega-ministers om een betere kijk op de zaak te krijgen. Eventueel kan ik daar dan nog een schriftelijke staartje aan breien.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.34 uur.

La réunion publique de commission est levée à 11.34 heures.