Commission de la Justice

Commissie voor de Justitie

 

du

 

Mercredi 17 juillet 2013

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Woensdag 17 juli 2013

 

Voormiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 10.35 uur en voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.

La séance est ouverte à 10.35 heures et présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.

 

01 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "de wettige zelfverdediging" (nr. 19233)

01 Question de M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "la légitime défense" (n° 19233)

 

01.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, wellicht kent u het incident dat ik nu zal beschrijven. In een West-Vlaams dorp worden moeder en zoon gewekt door Albanese inbrekers, voor de tweede keer tijdens dat weekend. De zoon stormt de slaapkamer binnen van zijn om hulp roepende moeder en gaat de gangsters te lijf met een mes.

 

De zoon wordt ondertussen aangeklaagd wegens poging tot doodslag. Niet de inbrekers blijken de daders, maar wel de zoon, die moeder en eigendom probeerde te beschermen.

 

De goegemeente begrijpt daar natuurlijk stilaan niets meer van of begrijpt steeds minder wat het recht op zelfverdediging eigenlijk nog betekent.

 

Mevrouw de minister, daarom heb ik de volgende vragen voor u.

 

Ik vraag u natuurlijk niet om de onafhankelijkheid van Justitie met voeten te treden noch om het geheim van het onderzoek te schenden. Ik veronderstel dat u zich als minister van Justitie bedenkingen maakt bij de gang van zaken in dat dossier en ook in het algemeen. Daarom vraag ik eerst naar een insteek van uw kant.

 

Justitie moet toch beseffen dat een dergelijke uitholling van het recht op zelfverdediging in hoofde van het slachtoffer van criminele feiten, in het voordeel van de daders van criminele feiten, stilaan leidt tot de uitholling van de rechtsstaat en tot de ongeloofwaardigheid van Justitie. Als er een zaak is die wij kunnen missen, dan is het ongeloofwaardigheid.

 

Meent u niet dat wij dringend toe zijn aan de herziening van het recht op zelfverdediging? Ik verwijs ook naar het verleden, waarbij juweliers en handelaars vanwege het verdedigen van hun have en goed, waar zij heel hun leven voor gewerkt hebben, door de rechter werden veroordeeld wegens schending van het recht op zelfverdediging.

 

Meent u niet dat een wettelijk initiatief zich stilaan opdringt? Overweegt u dat, mogen wij dat tegemoet zien of komt dat er helemaal niet?

 

01.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Logghe, zoals u zelf aangeeft kan ik mij uiteraard niet uitspreken over lopende gerechtelijke onderzoeken. Ik verwijs dan ook naar het bestaande wettelijke kader inzake wettige zelfverdediging, namelijk de artikelen 416 en 417 van het Strafwetboek evenals artikel 412 van het Strafwetboek inzake de uitlokking.

 

In het bijzonder verwijs ik naar artikel 417 van het Strafwetboek dat twee wettelijke vermoedens juris tantum van noodweer omvat. Onder de gevallen van ogenblikkelijke noodzaak van verdediging worden de twee volgende gevallen begrepen.

 

Ten eerste, “wanneer de doodslag gepleegd wordt, wanneer de verwondingen of de slagen toegebracht worden bij het afweren, bij nacht, bij de beklimming of de braak van afsluitingen, muren of toegangen van een bewoond huis of appartement of de aanhorigheden ervan, behalve wanneer blijkt dat de dader niet kon geloven aan een aanranding van personen, hetzij als rechtstreeks doel van hem die poogt in te klimmen of in te breken, hetzij als gevolg van de weerstand welke diens voornemen mocht ontmoeten”.

 

Ten tweede, “wanneer het feit plaatsheeft bij het zich verdedigen tegen de daders van diefstal of plunderingen die met geweld tegen personen wordt gepleegd”.

 

Dat zijn de twee regels waaronder wettige zelfverdediging kan.

 

01.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, als ik het goed begrijp, denkt u dat een wetgevend initiatief hier niet op zijn plaats is. Onze fractie vindt van wel. Wij hebben een wetsvoorstel in die zin ingediend, maar dat werd weggestemd.

 

U moet begrijpen dat de mensen voelen en zien wat er gebeurt en zich vragen stellen bij hoe een en ander wordt ingevuld.

 

Ik zal deze zaak in elk geval opvolgen.

 

Ik ben het met u eens dat het in de huidige wetgeving steeds een feitenkwestie is om te zien of men inderdaad onder de door u geciteerde artikelen valt. Als het echter gaat om de bescherming van de eigen familieleden, zou men wettelijk toch een stuk verder moeten kunnen gaan.

 

Wij zullen dit verder opvolgen en nagaan welke initiatieven onze fractie zelf nog kan nemen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "het in gebreke blijven van de Moslimexecutieve inzake het kelen van offerdieren ter gelegenheid van het Offerfeest" (nr. 19144)

02 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "le fait que l'Exécutif des musulmans ne puisse garantir le respect des règles lors des abattages rituels de Aïd Al Adha" (n° 19144)

 

02.01  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, uit een verslag van 26 maart 2013 van de directie Welzijn Minderheden van de provincie Limburg blijkt dat de certificaten die de Moslimexecutieve moet uitreiken voor slachtdieren ter gelegenheid van het islamitische offerfeest geen garantie bieden op een goede keling van die offerdieren.

 

Kunt u mij duiden voor welk doeleinde die certificaten worden opgesteld?

 

Waaruit bestaat de taak van de Moslimexecutieve ter zake?

 

Wat waren de kosten van de Moslimexecutieve voor het opstellen van die certificaten de voorgaande jaren? U mag die vraag schriftelijk beantwoorden indien u de cijfers niet onmiddellijk hebt.

 

Kunt u een verklaring geven voor het feit dat de Moslimexecutieve op dat vlak in gebreke blijft?

 

02.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer Schoofs, als minister van Justitie ben ik bevoegd inzake de temporaliën van de erediensten, dus ook inzake de islamitische erediensten. Dat impliceert echter niet dat ik bevoegd ben voor al wat een eredienst en zijn ritus betreft, in casu het ritueel slachten.

 

Het afleveren van die certificaten is een interne aangelegenheid waarmee de Moslimexecutieve zich bezighoudt. Ik kan daarover dan ook geen verdere informatie verstrekken.

 

02.03  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, ik zal de vraag ook stellen aan de minister van Volksgezondheid.

 

U zegt dat het een interne aangelegenheid is. Er zijn openbare besturen, die naar die certificaten verwijzen. De openbare orde wordt misschien verstoord, doordat die certificaten worden uitgereikt of op een foute manier worden uitgereikt.

 

De Moslimexecutieve wordt gul betoelaagd voor haar werking. Er is inderdaad een heel groot gedeelte waarop de burgerlijke samenleving weinig vat heeft. Wij moeten ook hier weer vaststellen dat de Moslimexecutieve in gebreke blijft. Het wordt officieel geattesteerd door openbare overheden.

 

Volgens mij kan zij dus geen aanspraak blijven maken op het geld van de belastingbetaler, gelet op haar slechte werking.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de bewaring van gevaarlijke stoffen en producten in de opslagruimtes van de diverse hoven en rechtbanken" (nr. 19146)

03 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "la conservation de substances et de produits dangereux dans les espaces de stockage des cours et tribunaux" (n° 19146)

 

03.01  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, de hoge magistraten van het Hof van Cassatie kwamen een kleine maand geleden in deze commissie langs. Toen werd over allerlei van gedachten gewisseld, maar zeer opmerkelijk was de mededeling van de eerste voorzitter dat er in het gerechtsgebouw aan het Poelaertplein tal van gevaarlijke producten en stoffen opgeslagen liggen, voornamelijk ingevolge gerechtelijke inbeslagnames. Daarvoor zijn er echter niet de nodige vergunningen en in feite is de infrastructuur ook niet geschikt om die zaken te bewaren. Ze liggen er nu echter eenmaal.

 

Dat probleem zou, volgens de eerste voorzitter, ook bestaan bij vele rechtbanken en hoven, waar ook in beslag genomen goederen opgeslagen liggen onder risicovolle en gevaarlijke omstandigheden.

 

Mevrouw de minister, bestaat er een centraal register van in beslag genomen goederen, producten en stoffen die gevaar kunnen opleveren voor de burger en voor het gerechtspersoneel? Waar worden deze exact bewaard?

 

Indien er voor dergelijke producten en stoffen op die bewaarplaats geen vergunningen bestaan, welke oplossing kan daarvoor dan worden gevonden?

 

Kunt u misschien op korte termijn de meest gevaarlijke producten en stoffen laten isoleren op een meer geschikte plaats en ook op een behoorlijk vergunde wijze? Is daar een budget voor?

 

03.02 Minister Annemie Turtelboom: De opmerking van de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie is terecht. Het aandachtspunt geldt ook in meerdere gerechtsgebouwen in het land waar strafzaken gevoerd worden. De correctionele griffie is verplicht om de overtuigingsstukken van allerlei aard, inbegrepen gevaarlijke producten, bij te houden gedurende de termijn die de gerechtelijke procedure voorschrijft. Bij elke griffie worden de overtuigingsstukken geïnventariseerd en wordt in specifieke omstandigheden voorzien om deze stukken bij te houden.

 

De FOD Justitie is zich ten zeerste bewust van de risico’s die deze opslag met zich meebrengt en heeft in 2012 een werkgroep in het leven geroepen om deze zeer complexe problematiek op een projectmatige wijze aan te pakken, dit uiteraard voor alle gerechtsgebouwen in het land waar deze overtuigingsstukken zich bevinden. De doelstellingen van dit project zijn het formuleren van uniforme en veilige werkmethodes en werkprocessen voor opvangen, bewaring, behandeling en exit van overtuigingsstukken binnen de keten van de rechterlijke organisatie teneinde een uniform beheer te creëren, het verhogen van de veiligheid van het personeel dat omgaat met de overtuigingsstukken en het beter en efficiënter beheer creëren van de overtuigingsstukken. Gezien de omvang van de opdracht van deze werkgroep wordt hij bijgestaan door externe deskundigen. De werkgroep zelf is al samengekomen met vertegenwoordigers van de lokale en de federale politie, Defensie, de betrokken gerechtelijke diensten en de centrale administratie van de FOD Justitie.

 

De verdere werkzaamheden en resultaten van deze werkgroep zullen de veiligheid in de gerechtsgebouwen, waaronder het justitiepaleis van Brussel, significant verbeteren, maar vergen uiteraard nog een jarenlange inspanning.

 

Een concrete denkpiste die onderzocht wordt is de uitbouw van opslagcentra buiten de muren van de gerechtsgebouwen waar de opslag in betere en veiligere omstandigheden kan gebeuren.

 

Er zijn hiervoor nog geen specifieke budgetten uitgetrokken. De huidige opslag van overtuigingsstukken wordt verrekend in de gewone werkingskosten van de rechterlijke organisatie.

 

03.03  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, ik kan concluderen dat het probleem nog steeds op een oplossing wacht. Er zijn geen budgetten uitgetrokken maar mijns inziens is het alleszins een prioriteit. Ik zou niet willen dat er op een dag ergens een giftige wolk ontsnapt of dat er iets ontploft in een gerechtsgebouw. De gerechtsgebouwen zouden immers de havens van veiligheid van onze samenleving moeten zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 19245 van de heer Schoofs over de diefstallen vanwege georganiseerde bendes op muziekfestivals wordt ingetrokken, aangezien ze reeds aan de orde kwam op de plenaire vergadering van vorige week.

 

04 Question de M. Éric Jadot à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'évolution de la surpopulation carcérale dans les prisons de Forest et de Nivelles" (n° 19248)

04 Vraag van de heer Éric Jadot aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de evolutie van de overbevolking van de gevangenissen van Vorst en Nijvel" (nr. 19248)

 

04.01  Éric Jadot (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, à la suite des ordonnances de police prises par les bourgmestres de Forest et de Nivelles, mandatant les chefs de corps pour refouler tout nouveau détenu des prisons de ces communes, nous souhaiterions savoir ce qu'il en est aujourd'hui.

 

Les ordonnances sont-elles appliquées? Dans l'affirmative, où sont envoyés les détenus qui auraient dû être incarcérés dans ces prisons? Ces ordonnances causent-elles des problèmes et aggravent-elles la surpopulation dans d'autres prisons? Quel est l'état des lieux de la surpopulation dans ces deux établissements?

 

04.02  Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, depuis le début, l'administration pénitentiaire tente de respecter au mieux les arrêtés des bourgmestres de Forest et Nivelles.

 

Pour Forest, la première prison concernée d'un point de vue chronologique, de nombreuses opérations de désencombrement ont eu lieu en un an, faisant passer la population de 740 détenus à une population variant fortement de 600 à 650 détenus et de 589 détenus aujourd'hui.

 

Ces opérations ont pris la forme de transfèrements non pas vers une ou deux prisons en particulier mais vers toute une série de prisons en fonction des places disponibles. Je précise néanmoins que lors de ces opérations, l'administration a dû transférer des détenus vers des prisons déjà surpeuplées, voire qu'elle a dû créer de la surpopulation dans des établissements comme Ittre et Andenne.

 

L'administration pénitentiaire a cependant été confrontée à un pic de surpopulation à partir de la mi-mai avec une hausse de plus de 250 détenus en quelques semaines. Dans un tel contexte, il n'a plus été possible que de transférer les détenus au compte-gouttes. La surpopulation, également en augmentation dans les autres établissements, ne leur permettait plus d'accueillir facilement ces détenus.

 

Il faut par ailleurs rappeler que les compétences de l'administration pénitentiaire en termes de gestion de capacité sont limitées puisqu'elle n'a aucun impact sur les incarcérations, les libérations ou la durée des peines prononcées. Elle n'a dès lors aucun moyen d'agir sur la population carcérale globale; elle ne peut qu'agir sur la répartition de cette population entre les différentes prisons et même cette action était devenue irréalisable vu le contexte de surpopulation aux mois de mai et juin.

 

L'administration et moi-même avons rencontré les bourgmestres à diverses reprises afin d'expliquer la situation, les difficultés mais surtout les perspectives. J'ai déjà à maintes reprises exposé les mesures que nous prenons contre la surpopulation mais je vais les répéter encore une fois. L'exécution du masterplan est en cours. D'ici un an, 1 200 places supplémentaires seront disponibles à Marche, Leuze, Gand et Beveren. L'étape suivante, à savoir la construction du FPC d'Anvers et de la prison de Haren, est en bonne voie.

 

04.03  Éric Jadot (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie. La situation sera préoccupante si l'envoi de détenus vers d'autres établissements avait pour conséquence d'y créer une surpopulation mais, pour l'instant, la situation semble encore gérable. Il faut espérer qu'il n'y aura pas de conflit pendant la période estivale.

 

Je ne manquerai pas de rester attentif et de revenir vers vous le cas échéant.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de M. Éric Jadot à la ministre de la Justice sur "certains cas de refus de demande d'acquisition de la nationalité belge" (n° 19249)

05 Vraag van de heer Éric Jadot aan de minister van Justitie over "geweigerde aanvragen tot verwerving van de Belgische nationaliteit" (nr. 19249)

 

05.01  Éric Jadot (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, plusieurs demandes d'acquisition de la nationalité belge ont fait l'objet d'un refus par le procureur du Roi au motif qu'elles ne satisfaisaient pas aux conditions de l'article 12bis, § 13, du Code de la nationalité belge. En l'espèce, les refus étaient motivés par des défauts de conditions de base tenant au fait qu'au moment de la déclaration, les intéressés ne résidaient pas en Belgique depuis sept ans, couverts par des titres de séjour. Or ceux-ci n'étaient pas couverts durant l'ensemble de la période exigée légalement, parce que les documents nécessaires à la demande des titres de séjour parvenaient tardivement aux communes concernées en raison de démarches administratives internes. Ces retards étaient donc totalement étrangers à la volonté des intéressés.

 

Madame la ministre, le refus systématique de la part du procureur du Roi est-il justifiable dans ce cas de figure? Ne serait-il pas envisageable de faire preuve d'une certaine forme de flexibilité à l'égard de ce type de demandes d'acquisition de la nationalité belge, eu égard au fait que ces personnes ne sont pas responsables des retards administratifs en cause?

 

05.02  Annemie Turtelboom, ministre: Cher collègue, l'article 12bis, 1er alinéa, 3e point du Code de la nationalité belge dans sa version antérieure au 1er janvier 2013, ouvrait le droit à l'acquisition de la nationalité belge à un étranger ayant notamment résidé principalement en Belgique durant au moins sept ans, à condition que ces sept ans aient été couverts sans interruption par des séjours légaux.

 

À travers les cas évoqués, en lien avec la disposition précitée, vous pouvez vous poser la question, plus générale et toujours d'actualité, qui est celle de savoir si une interruption administrative dans les titres de séjour serait susceptible de faire ou non obstacle à l'acquisition de la nationalité belge.

 

La situation la plus courante est celle de l'étranger dont le titre de séjour doit être renouvelé parce que sa validité arrive à échéance. Il peut s'écouler un certain laps de temps entre le moment où l'étranger produit sa demande de renouvellement et le moment où il sera effectivement mis en possession d'une nouvelle carte de séjour. Par conséquent, l'administration communale est tenue en principe de délivrer à l'étranger autorisé ou admis au séjour de plus de trois mois un document dénommé "Annexe 15" couvrant provisoirement son séjour.

 

Sur ce point, je crois utile d'attirer votre attention sur le fait que l'article 4 de l'arrêté royal du 14 janvier 2013 portant exécution de la loi du 4 décembre 2012 modifiant le Code de la nationalité belge prend désormais explicitement en considération cette Annexe 15 dans les documents de séjour faisant preuve du séjour légal préalable, à condition que ce document soit délivré dans les cas suivants:

- lorsque le bourgmestre ou son délégué est dans l'impossibilité d'inscrire immédiatement l'étranger dans le registre de la population ou de lui délivrer le document de séjour auquel il a droit;

- lorsque le ministre ayant l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers dans ses attributions ou son délégué est dans l'impossibilité de statuer sur la demande de renouvellement de l'autorisation de séjour provisoire introduite par l'étranger avant l'expiration de son autorisation de séjour actuelle.

 

Ceci dit, il convient en règle générale de bien distinguer le droit au séjour accordé par l'autorité compétente du titre de séjour constatant et matérialisant ce droit. À partir du moment où le non-renouvellement en temps utile du titre de séjour n'affecte pas en tant que tel le droit au séjour reconnu à l'étranger, il me paraît a priori plus difficile d'arriver à la conclusion que l'étranger ne remplit pas les conditions de séjour légalement requises.

 

Comme il s'agit d'une question récurrente, j'ai jugé utile de confirmer les principes généraux précédemment évoqués dans la circulaire du 8 mars 2013 relative à certains aspects de la loi du 4 décembre 2012 modifiant le Code de la nationalité belge, neutre du point de vue de l'immigration.

 

05.03  Éric Jadot (Ecolo-Groen): Madame la présidente, je remercie la ministre pour sa réponse qui clarifie la situation.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 19332 van de heer Logghe wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

06 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "Oost-Europese daderbendes en vervolging in eigen land" (nr. 19340)

06 Question de M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "les bandes criminelles en provenance de l'Europe de l'Est et les poursuites dans le pays d'origine" (n° 19340)

 

06.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, onlangs werden de criminaliteitscijfers voor 2012 bekendgemaakt. U zult zich de persberichten herinneren.

 

Verontrustend was vooral het stijgend aantal woninginbraken, een stijging met 25 % tussen 2008 en 2012. De slachtoffers wonen vaker dan vroeger op het platteland.

 

Buitenlandse daderbendes, vooral van Roemeense en Bulgaarse afkomst, zouden verantwoordelijk zijn voor een derde van de inbraken. Dat is toch wel verontrustend, vind ik.

 

Commentatoren en experts vinden daarom voor dat de gearresteerde daders hun straf zo veel mogelijk zouden moeten uitzitten in het land van herkomst. Er wordt ook gezegd dat er vanuit de EU meer politieke druk op deze twee landen zou moeten worden gezet.

 

Er werd in de persberichten gewag gemaakt van een Belgisch protocol met Roemenië en Bulgarije om het fenomeen van de woninginbraken in België te helpen bestrijden. Het ging dan over de inzet van Roemeense en/of Bulgaarse politiemensen. Wat moeten wij ons daar concreet bij inbeelden? Zullen zij mee worden ingezet om de daders te arresteren? Welke politionele bevoegdheid zullen zij in België hebben?

 

In welk stadium van de onderhandeling met Roemenië en Bulgarije zit België momenteel inzake het terugsturen van gearresteerde daders van woninginbraken met Roemeense of Bulgaarse nationaliteit? Hoeveel gedetineerden met de Roemeense en Bulgaarse nationaliteit zitten momenteel in Belgische gevangenissen?

 

Als de onderhandelingen in een bepaald stadium niet verder geraken, is dat dan te wijten aan bepaalde juridische hindernissen? Zo ja, welke? Binnen welke termijn wil u tot een sluitend akkoord komen? Wanneer kunnen de eerste Roemeense en/of Bulgaarse daders worden teruggestuurd, voor zover dat al niet gebeurt?

 

Als er bij de Bulgaarse en/of Roemeense overheden weinig politieke wil bestaat om mee te werken om deze gedetineerden terug te nemen, welke middelen zult u dan, eventueel in overleg met de Europese Unie, inzetten om hen tot andere gedachten te brengen? Binnen welke termijn wenst u met resultaten naar deze commissie te komen?

 

Mevrouw de minister, ik denk dat de cijfers toch tot een enige spoed ter zake aanzetten.

 

06.02 Minister Annemie Turtelboom: Het federale parket heeft mij, wat de eerste vraag betreft, het volgende meegedeeld. Deze toelichting komt boven op de politionele samenwerking tussen België, Roemenië en Bulgarije.

 

Ingevolge de beleidsverklaring van 22 maart 2007 van de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie, opgesteld onder coördinatie van de eerste minister, met als titel “De aanpak van rondtrekkende daderbendes”, en de actualisatie Brussel 2007 en de rondzendbrief COL1/2008 betreffende de rondtrekkende dadergroepen, is de strijd tegen de rondtrekkende dadergroepen al jaren een beleidsprioriteit voor het federale parket. Het federale parket kreeg onder meer de opdracht een tactisch canvas uit te werken voor de internationale aanpak van rondtrekkende dadergroepen. Daarvoor werden vier landen naar voor geschoven: Roemenië, Servië, Montenegro en Albanië.

 

Op 9 september 2008 werd een samenwerkingsprotocol afgesloten met Roemenië, op 9 juni 2010 met Servië. Op 28 mei 2010 werd voormeld ministerieel beleidsdocument geactualiseerd met als titel “De aanpak van de rondtrekkende dadergroepen – Vernieuwde uitdagingen Brussel 2010”. De continuïteit van de strijd tegen de rondtrekkende dadergroepen bleef daarbij centraal, net als de voortrekkersrol die het federale parket hierin vervult. Sommige wijzigingen in deze actualisering zijn niet zonder belang, bijvoorbeeld waar Moldavië Montenegro kwam te vervangen als targetland.

 

Gelet op de opdracht aan het federale parket zoals verwoord in de rondzendbrief COL 1/2008 om een tactisch canvas uit te werken voor gezamenlijke internationale aanpak van rondtrekkende dadergroepen, werd in 2011 de focus gelegd op Albanië. Dat resulteerde op 10 mei 2011 in een samenwerkingsprotocol. Op 15 november 2012 werd het vierde protocol ondertekend met Moldavië. Dankzij deze samenwerkingsakkoorden zijn meerdere Belgische parketten kind aan huis in Roemenië, worden delicate gezamenlijke strafonderzoeken gevoerd met Servië en wordt met Albanië strategisch nagedacht over de aanpak van complexe onderzoeken. Er worden ook gerechtelijke onderzoeken en interventies uitgevoerd gelijktijdig in België en het betrokken land. Op die manier kunnen de uitvoerders hier in België en de opdrachtgevers, de helingcircuits en de achterliggende criminele structuren die vaak opereren vanuit die landen, samen aangepakt en uitgeschakeld worden.

 

De ervaring tussen 2008 en 2012 leert ook dat de dynamiek die wordt gecreëerd, niet enkel beperkt blijft tot dossiers van rondtrekkende daders. Andere fenomenen als mensenhandel, drugs en terrorisme plukken ook de vruchten van de rechtstreekse lijnen die thans bestaan tussen de gerechtelijke autoriteiten van Brussel, Boekarest, Belgrado, Tirana en Chisinau. Aldus vormen deze samenwerkingsakkoorden niet alleen de onderlinge basis waarop gerechtelijke onderzoeken worden gevoerd, maar wordt tegelijkertijd ook nagedacht over het realiseren van strategische doelen en het uitwisselen van knowhow en best practices.

 

Ik geef u de concrete cijfers over het aantal gedetineerden met de Roemeense en Bulgaarse nationaliteit in onze gevangenissen. Voor Bulgarije 87 in de gevangenis, waarvan 46 in voorhechtenis. Zij komen dus niet in aanmerking voor overbrenging, omdat ze nog niet definitief veroordeeld zijn. Voor Roemenië 307 in de gevangenis, waarvan 291 in voorhechtenis. Ook zij komen niet in aanmerking voor overbrenging, omdat ze nog niet definitief veroordeeld zijn.

 

Ik verwijs ook nog naar het kaderbesluit dat op Europees vlak tussen Europese lidstaten bestaat, zijnde het kaderbesluit dat wij hier een zevental maanden geleden in het Parlement hebben omgezet.

 

06.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik veronderstel dat u het hebt over het kaderbesluit dat ervoor zorgt dat de betrokkenen kunnen worden teruggestuurd.

 

06.04 Minister Annemie Turtelboom: Het is het kaderbesluit tussen Europese landen.

 

06.05  Peter Logghe (VB): Als ik het goed begrijp, zijn nog geen betrokkenen teruggestuurd. Nochtans komt toch een honderdtal personen in aanmerking.

 

06.06 Minister Annemie Turtelboom: Ik zeg niet dat er nog geen zijn teruggestuurd. Ik meen zelfs dat ik vandaag nog uitwijzingsbevelen heb getekend. Ik zal de cijfers opvragen.

 

06.07  Peter Logghe (VB): Kunt u mij berichten hoeveel het er juist zijn?

 

Ik heb nog één opmerking.

 

Naar verluidt hebben de Roemeense politiemensen die naar ons land komen, geen politionele bevoegdheid inzake arrestaties. De arrestaties gebeuren nog altijd door de Belgische politiemensen.

 

Ik kan wel de logica begrijpen dat een politionele aanpak in twee landen gebeurt, wanneer de oorsprong van de criminaliteit zich inderdaad in Roemenië of Bulgarije bevindt. Het lijkt mij logisch dat in voorkomend geval op twee plaatsen, zowel hier als ginds, wordt geprobeerd het probleem aan te pakken. Des te beter natuurlijk.

 

Mevrouw de minister, ik dank u bij voorbaat voor de cijfers die u mij zult bezorgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De volgende vraag aan de agenda is de vraag nr. 19349 van de heer Van Hecke over het overbrengen van verdachten naar parketgebouwen.

 

06.08  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, deze vraag is doorgestuurd naar de minister van Binnenlandse Zaken.

 

07 Vraag van de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "manipulatie in het onderzoek naar de Bende Van Nijvel" (nr. 19355)

07 Question de M. Stefaan Van Hecke à la ministre de la Justice sur "la manipulation dont aurait fait l'objet l'enquête sur les tueurs du Brabant" (n° 19355)

 

07.01  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb u onlangs nog een vraag gesteld over het onderzoek naar de Bende van Nijvel. Ik ben echter verplicht om daarop terug te komen omdat er de laatste tijd heel wat nieuwe informatie over het onderzoek circuleert.

 

Er zijn de voorbije maanden verschillende artikels in de pers verschenen over eventuele manipulatie in het dossier van de Bende van Nijvel. Zo pakte het weekblad Moustique uit met het rapport van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie, waaruit bleek dat een aantal bewijsstukken die in november 1986 werden opgevist uit het kanaal Brussel-Charleroi, minder dan een jaar in het water lagen. Daaraan werd de conclusie verbonden dat het onderzoek naar de Bende van Nijvel werd gemanipuleerd.

 

Onderzoeksrechter Martine Michel heeft op de recente jaarlijkse vergadering met de slachtoffers en de aansluitende persconferentie bevestigd dat er, wat haar betreft, manipulatie is geweest bij de vondst van de wapens in Ronquières in 1983, door onderzoeksrechter Troch en zijn ploeg. Bepaalde voorwerpen zouden nog niet zo lang in het water hebben gelegen als de onderzoeksploeg toen kon vermoeden. Volgens andere bronnen zou het NICC daarin helemaal niet formeel zijn en zou het zelfs niet de juiste voorwerpen hebben gekregen om onderzoek op te doen.

 

Dit is toch wel interpellerend, vandaar een aantal praktische vragen. Ten eerste, klopt de stelling van het NICC waaruit blijkt dat deze bewijsstukken waarschijnlijk minder dan een jaar in het water hebben gelegen? Zo ja, waren deze bewijsstukken nog bruikbaar? Bestaat de kans dat het onderzoek hierdoor in een andere richting werd gestuurd? Zo nee, waardoor is het NICC tot deze conclusie gekomen? Heeft het hiervoor niet alle informatie gekregen?

 

Ten tweede, volgens procureur des Konings Pierre Magnien is het voorbarig te stellen dat het onderzoek werd gemanipuleerd. Op een vorige vraag van mij in deze commissie antwoordde u dat de onderzoeksrechter momenteel nagaat of er sprake was van manipulatie. Wanneer verwacht men te landen met dit onderzoek? Zijn er aanwijzingen dat de vondsten van november 1986 werden gemanipuleerd, zeker ook mede gelet op recente gegevens die werden gepubliceerd?

 

07.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, het is natuurlijk altijd moeilijk om vragen te beantwoorden over lopende gerechtelijke onderzoeken.

 

Het NICC kan hier niet over communiceren gezien de scheiding der machten en het geheim van het onderzoek. Wat kan gecommuniceerd worden is wat de onderzoeksrechter tijdens de persconferentie van 22 mei heeft meegedeeld, te weten dat volgens de onderzoekers de in november 1986 opgeviste bewijsstukken uit het kanaal Brussel-Charleroi minder dan een jaar in het water lagen.

 

Het is nog steeds voorbarig te stellen dat er sprake is van manipulatie. De onderzoekers zijn momenteel nog altijd bezig met het nagaan van eventuele manipulatie.

 

Ik heb in het Parlement al verschillende keren gezegd dat dit zo is naar aanleiding van de parlementaire onderzoekscommissie en de aanbevelingen ervan. Weet in elk geval dat er nog steeds een onderzoeksteam van twaalf zeer gemotiveerde personen nog steeds keihard aan dit dossier werkt.

 

07.03  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik begrijp dat het altijd zeer delicaat is om vragen te stellen over een zaak waarin het gerechtelijk onderzoek lopende is. Dat weet ik heel goed.

 

Hier worden wij echter geconfronteerd met de vraag of het NICC — een overheidsinstelling die weliswaar ook werkt in het kader van het gerechtelijk onderzoek — op een correcte manier bepaalde onderzoeken heeft uitgevoerd. We situeren ons dus als het ware op de rand van het behoren tot het strafdossier en het geheim van het onderzoek.

 

Als minister kunt u misschien toch even nagaan of bepaalde onderzoeken op een correcte manier zijn gebeurd en niet op basis van verkeerde gegevens. Nogmaals, ik begrijp dat dit delicaat is.

 

Ik hoop in ieder geval dat er snel duidelijkheid komt want de mogelijk foutieve interpretatie van de conclusies van het NICC leidt natuurlijk tot speculatie allerhande, ook in de pers. Iedereen vindt wel een argument om daar in de ene of de andere zin conclusies uit te trekken. Ik hoop dus dat er heel snel duidelijkheid komt over het onderzoek dat het NICC heeft gedaan en over de conclusies die daaruit kunnen worden getrokken.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Question de Mme Jacqueline Galant à la ministre de la Justice sur "le nombre de détenus étrangers qui pourraient purger leur peine ou le reliquat de leur peine dans leur pays d'origine" (n° 19278)

08 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Justitie over "het aantal buitenlandse gedetineerden die hun gevangenisstraf of het resterende gedeelte ervan in hun land van origine zouden kunnen uitzitten" (nr. 19278)

 

08.01  Jacqueline Galant (MR): Madame la présidente, madame la ministre, je souhaiterais faire suite à une question qui vous a été récemment posée par un autre groupe politique ainsi que par moi et qui aborde le problème de la surpopulation carcérale auquel notre pays est confronté de manière chronique.

 

À l'occasion de cette question, je m'étais permise de vous interroger sur les moyens dont vous disposez pour réduire la pression sur les établissements pénitentiaires. J'avais évoqué la surveillance électronique et les peines alternatives et je m'étais inquiétée de la situation des détenus étrangers qui pourraient peut-être purger leur peine ou ce qu'il en reste dans leur pays d'origine.

 

Dans votre réponse, vous avez fait allusion à la complexité des situations mettant en présence des détenus étrangers, aux problèmes de surpopulation qui existent aussi à l'étranger et vous avez rappelé que, de toute façon, pour renvoyer ces détenus dans les prisons de leur pays d'origine, il faut des accords bilatéraux. Vous vous êtes notamment référée aux accords qui existent avec le Maroc, tout en soulignant la complexité entourant chaque cas et les difficultés de communication ou de transmission des éléments des dossiers entre notre pays et ses partenaires étrangers.

 

Pourriez-vous nous en dire plus sur ces difficultés auxquelles est confronté votre département? Dans le cas de détenus étrangers susceptibles d'être renvoyés dans leur pays d'origine pour y purger leur peine, votre département est-il l'interlocuteur privilégié avec les autorités étrangères ou y a-t-il d'autres interlocuteurs dont il faut également tenir compte? Quels sont les types de détenus concernés par la possibilité d'être renvoyés chez eux? S'agit-il uniquement des personnes dont le jugement et la condamnation sont confirmés et définitifs? Faut-il qu'ils soient également condamnés dans leur pays d'origine? Comment se déroule la procédure? Qui demande le renvoi d'un détenu chez lui? Peut-il s'y opposer? Le détenu peut-il ou doit-il le demander lui-même? Quels obstacles concrets se posent-ils?

 

En ce qui concerne les accords existants avec les pays étrangers, mis à part le cas du Maroc, en avons-nous conclu avec d'autres pays? Si oui, lesquels? Est-il possible de stimuler davantage d'accords? Serait-ce opportun? Votre département possède-t-il des chiffres concernant le nombre de prisonniers actuellement détenus dans nos prisons qui pourraient aller purger leur peine dans leur pays d'origine?

 

08.02  Annemie Turtelboom, ministre: Chère collègue, parmi les difficultés, il est permis de citer l'absence fréquente de réponse ou de prise de décision de la part de certains États requis, de même que la complexité des procédures internes de certains autres. Par ailleurs, le temps mis par certains États à prendre une décision est tel que la personne concernée est souvent arrivée en fin de peine ou a été libérée anticipativement.

 

En ce qui concerne le Maroc, une délégation de mon département a tenu récemment, à ma demande, une réunion technique avec les autorités marocaines compétentes, visant à aplanir les difficultés posées par une série de dossiers. À cette occasion, il est apparu que l'identification des personnes concernées constitue le principal problème dans ces dossiers, pour lequel une solution concrète a été dégagée.

 

Mon département est également l'interlocuteur privilégié des autorités étrangères en ce qui concerne le transfèrement sans consentement des détenus vers leur pays d'origine. Les détenus qui sont concernés dans ce cas de figure sont uniquement ceux dont la condamnation est définitive et qui ne disposent pas de droit de séjour sur le territoire belge. Une condamnation dans leur pays d'origine n'est nullement requise.

 

Dans le cadre de la procédure de transfèrement sans consentement, celle-ci est initiée par mon département et le détenu ne peut, par définition, s'y opposer. Mis à part le cas du Maroc, le protocole additionnel du 18 décembre 1997 à la Convention européenne sur le transfèrement interétatique des personnes, entré en vigueur dans de nombreux États membres du Conseil de l'Europe, de même que la décision-cadre du Conseil de l'Union européenne du 27 novembre 2008 concernant l'application du principe de reconnaissance mutuelle au jugement en matière pénale prononçant des peines ou des mesures privatives de liberté, prévoient la même possibilité de transfèrement sans consentement.

 

Par ailleurs, il existe des cas où le détenu demande lui-même son transfèrement vers son pays d'origine. On parle alors de transfèrement volontaire. Dans cette hypothèse, le détenu lui-même est à l'origine de la procédure. La Convention européenne sur le transfèrement inter-étatique des personnes condamnées du 21 mars 1983 est d'application dans ce cas de figure, tandis que la décision-cadre du Conseil de l'Europe du 27 novembre 2008, concernant l'application du principe de reconnaissance mutuelle au jugement en matière pénale prononçant des peines ou des mesures privatives de liberté, prévoit tant le transfèrement volontaire que celui sans consentement.

 

Pour être tout à fait complète, il convient encore de mentionner la Convention bilatérale sur le transfèrement des personnes condamnées conclue avec la Thaïlande le 13 novembre 2005 et celle conclue avec Hong Kong le 8 novembre 2006. La négociation de nouvelles conventions de transfèrement est effectivement opportune. Toutefois, dans le contexte budgétaire actuel, on peut se demander si une nouvelle négociation, qui s'avère coûteuse en cas de déplacement d'une délégation, ne serait pas susceptible de grever le budget de mon département de manière excessive. Dans un tel contexte, des négociations par échange de notes, comme c'est le cas avec Cuba actuellement, constituent une piste intéressante.

 

Cela étant dit, cinq conventions de transfèrement sans consentement (l'Albanie), volontaires (République Dominicaine et Brésil) ou mixtes (Kosovo et République démocratique du Congo) ont été conclues et sont en voie de ratification. Ces conventions offriront bientôt de nouvelles perspectives.

 

Enfin, je dois encore préciser qu'il n'y aurait aucun sens à évaluer le nombre de personnes actuellement détenues dans nos prisons et qui seraient susceptibles de purger leurs peines dans leur pays d'origine. En effet, tous les détenus étrangers pour lesquels des conventions ad hoc existent sont des demandeurs potentiels de transfèrement vers leurs pays d'origine. Mais malgré le fait que mon département essaie de les inciter à demander leur transfèrement, en leur fournissant une information adéquate via les directeurs des prisons, il s'avère que seule une minorité d'entre eux souhaite le faire.

 

08.03  Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, je vous remercie. Je comprends bien que le fait d'organiser des missions pour favoriser la signature de conventions coûte cher. Il faudrait peut-être essayer d'impliquer le SPF Affaires étrangères, qui pourrait éventuellement s'occuper de la coordination entre votre département et les différents pays.

 

Il serait néanmoins intéressant de pouvoir obtenir certains chiffres concernant les nationalités pour pouvoir accélérer la signature d'une convention avec les pays en question. Je souhaiterais donc pouvoir disposer de ces chiffres ainsi que ceux concernant les personnes volontaires pour un transfèrement vers leur pays d'origine.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de verloning van deskundigen, vertalers en tolken" (nr. 19364)

09 Question de Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "la rémunération des experts, traducteurs et interprètes" (n° 19364)

 

09.01  Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, wij hoorden dat er op de Ministerraad een KB werd goedgekeurd dat de gerechtskosten voor een aantal opdrachten wijzigt. Een aantal tarieven zou worden verlaagd, waaronder het nachttarief en het weekendtarief van deskundigen. Er zou ook een tweejaarlijkse in de plaats van een jaarlijkse indexering zijn. De tarieven voor vertalers-tolken zouden worden verlaagd, alsook het aantal categorieën.

 

De problematiek van de gerechtskosten is niet alleen van deze tijd, maar bestaat al langer. Regelmatig werd gezegd dat men moest proberen om die kosten te verlagen, onder meer met de telecombedrijven. U bent er inderdaad in geslaagd om andere tarieven in te voeren.

 

Er was protest omdat DNA-onderzoeken voortaan in het buitenland gebeuren en niet meer hier. Het is blijkbaar goedkoper om de DNA-onderzoeken in het buitenland te laten uitvoeren. Daarmee kunt u ook een verlaging van de gerechtskosten realiseren.

 

Wij hebben allemaal de open brief van de forensische artsen ontvangen. Zij zijn nog maar met elf. Zij worden ook ’s nachts opgeroepen. Zij moeten lichaamstemperatuur, duurtijd, enzovoort vaststellen. Als de tarieven dan ook nog worden verlaagd, zal dat de aantrekkelijkheid van de job aantasten, terwijl het hier gaat om een specialisme dat nog vijf extra jaren na de geneeskundestudies vergt.

 

In die zin begrijp ik de alarmkreet die uit die richting komt. Wellicht komen er nog andere kreten van andere groepen van deskundigen. Ik hoor vaak dat er een tekort aan deskundigen is. Er zijn ook vragen over verenigbaarheden als men in de privésector werkt en tegelijk als deskundige wordt aangesteld in zaken waar tegenpartijen worden vertegenwoordigd.

 

Wij hebben een hoorzitting met deskundigen gehad, waar de problematiek van de lage vergoeding, maar ook de problematiek van het niet-tijdig uitbetaald worden aan bod kwam. Er werd ook gediscussieerd over facturen van 1 euro. U hebt gezegd dat dit niet klopte. Dat moet later misschien ook nog eens worden uitgeklaard.

 

Mevrouw de minister, ik heb naar aanleiding van deze reacties en de open brief een aantal vragen voor u.

 

Wat is uw reactie op de open brief van de wetsdokters, waarin zij hun ongerustheid en ontevredenheid uiten? Bevestigt u dat er inderdaad een nakend tekort van deskundigen is, zowel als van vertalers-tolken? Welke maatregelen zult u nemen om jonge of nieuwe mensen aan te trekken om de opleiding te volgen of zich op te geven als deskundige in gerechtszaken?

 

In welke timing voorziet u? U hebt gezegd dat u een globale hervorming zou uitwerken, ook inzake de gerechtskosten. Wanneer mogen wij een ontwerptekst in het Parlement verwachten?

 

Moeten wij uit het feit dat er nu een KB is, begrijpen dat de discussie over een verloning via een forfaitair tarief dan wel een verloning op basis van het uurloon definitief beslecht is en er een keuze is gemaakt? Dat is mij nog niet helemaal duidelijk.

 

Welke budgettaire maatregelen plant u om ook vertalers-tolken incentives te geven? Door de Europese richtlijn zullen wij immers verplicht zijn om, net zoals bij Salduz, ook vertalers-tolken in te schakelen. Op welke manier zult u dit voorbereiden?

 

09.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, wij hebben inderdaad op verschillende vlakken initiatieven genomen om de gerechtskosten beheersbaar te houden. Verminderen is een woord dat wij in deze context zeker niet kunnen gebruiken. Zoals u terecht opmerkte in uw vraag, is dit een probleem dat al lang bestaat en dat niet gemakkelijk is op te lossen omdat wij nu eenmaal steeds meer gebruik kunnen maken van technieken om misdaden op te lossen. Er zijn steeds meer technologieën beschikbaar wat er natuurlijk voor zorgt dat de gerechtskosten in stijgende lijn gaan.

 

Een van de initiatieven is de Europese aanbesteding voor de analyse van DNA van veroordeelden. Deze aanbesteding heeft enkel betrekking op nieuwe analyses van veroordeelden wegens minder zware feiten. De impact op de vergoedingen van de wetsgeneesheren is hierdoor dus zeer beperkt. Het geldt alleen voor het extra gedeelte en niet voor de DNA-analyses.

 

Ik ben mij ervan bewust dat de vergoedingen van de gerechtelijke deskundigen lager zijn dan in de buurlanden, maar om een correcte vergelijking te maken, moeten wij evenwel alle gegevens kunnen vergelijken. Zo is het openbaar ministerie in Nederland anders georganiseerd en werkt het ook anders. Bovendien verschilt het forensische landschap van dat in België. De kostprijs van een Belgische en Nederlandse autopsie of afstapping zijn bijgevolg moeilijk te vergelijken.

 

Bovendien levert het Nederlands Forensisch Instituut voor haar onderzoeken enkel offertes op maat. Deze offerte is afhankelijk van de omstandigheden waarin het te onderzoeken lichaam verkeert en de gestelde onderzoeksvraag. Er zijn dan ook geen vaststaande bedragen gekend, noch gepubliceerd.

 

Bijkomend hebben de wetsgeneesheren in België voor een reeks onderzoeken recht op een verhoging van hun vergoeding met 50 % en is er voor hen ook een apart uurloon.

 

In 2012 waren er ongeveer 4 000 deskundigen in België actief en ongeveer hetzelfde aantal tolken en vertalers. Wij kunnen dus niet spreken van tekorten. Weliswaar is een meerderheid van deze deskundigen, vertalers en tolken een occasionele prestatieverlener en wordt een groot deel van de prestaties geleverd door een beperkt aantal personen. Wij moeten in elk geval erop toezien dat de kwaliteit van het onderzoek en van het vertalen en het tolken gegarandeerd blijft. Dit kan bijvoorbeeld door het invoeren van kwaliteitsnormen op basis van diploma’s en examens.

 

In het kader van de Europese richtlijn wordt er binnen de FOD Justitie gestreefd naar het oprichten van een nationale databank, onder voorbehoud natuurlijk van de financiële middelen die de FOD hiervoor ter beschikking zal hebben. Eens deze databank is opgericht, worden de vertalers/tolken, in toepassing van artikel 5.2 van voormelde richtlijn, als eerste beroepsgroep hierin opgenomen.

 

De vertalers/tolken die vervolgens, in het kader van gerechtelijke procedures, voor Justitie willen werken, komen in deze databank, na erkenning door de FOD, als gerechtsvertaler/tolk. Zij zouden een eenmalige eed afleggen waardoor zij ter beschikking kunnen worden gesteld van de gerechtelijke arrondissementen.

 

Wanneer het wetsontwerp gerechtskosten in werking treedt, kan een koninklijk besluit voorzien in een differentiatie van tarieven. Hierdoor is het voor prestatieverleners met bepaalde kwaliteitsnormen mogelijk hogere tarieven te bekomen. Momenteel werd rond de tarievenproblematiek reeds een benchmarking opgestart.

 

Inzake de omzetting van de richtlijn kan ik meedelen dat mijn administratie een voorontwerp van wet heeft voorbereid. Die tekst wordt momenteel besproken in het licht van het advies dat wij van het College van procureurs-generaal mochten ontvangen. Na goedkeuring door de Ministerraad en advies van de Raad van State zal deze tekst ook in het Parlement worden ingediend.

 

09.03  Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, ik begrijp zeker dat nieuwe technieken ook nieuwe kosten met zich meebrengen. Hetzelfde stellen wij vast in de gezondheidszorg, in die zin dat de kosten van de gezondheidszorg vooral stijgen omdat er nieuwe technieken en nieuwe medicatie gevonden worden. Die problematiek moet wel opgevolgd en opgelost worden. Misschien kunnen sommige dingen verdwijnen, terwijl er andere in de plaats komen.

 

Ik hoor dat u zegt dat Nederland offertes op maat maakt en ik vind het wel goed om dat systeem eens te bekijken, zodat wij weten hoe dat gebeurt. Als er bij dringende zaken eerst nog een offerte opgesteld moet worden die nadien pas kan worden toegewezen, dan is het misschien niet slecht om de manier waarop het in Nederland functioneert, eens van naderbij te bekijken.

 

In elk geval is de kwaliteit belangrijk, maar de zorg is vooral dat er zich nog voldoende mensen geroepen moeten voelen om opleiding en bijscholing te volgen om die kwaliteit te garanderen. Ik durf niet zeggen dat ik daar op dit moment heel gerust in ben, zelfs al hebben wij voorstellen en u een ontwerp om die deskundigheid en kwaliteit ook verder te garanderen. Daarnaast zal het ook financieel voldoende aantrekkelijk moeten zijn om die opleiding te starten, zodat de kosten van de opleiding er voor een stuk kan worden uitgehaald. Wij blijven dat dus opvolgen.

 

Voorzitter: Sonja Becq

Présidente: Sonja Becq

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 19376 van mevrouw Van Vaerenbergh wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

10 Vraag van mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Justitie over "de opvulling van de kaders in het gerechtelijk arrondissement BHV en de benoeming van de procureur des Konings te Brussel" (nr. 19368)

10 Question de Mme Kristien Van Vaerenbergh à la ministre de la Justice sur "les cadres à compléter dans l'arrondissement judiciaire de BHV et la nomination du procureur du Roi à Bruxelles" (n° 19368)

 

10.01  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb deze vraag vorige week of de week voordien al een keer gesteld. U hebt mij toen gezegd dat u mij het antwoord zou nasturen en dat ik ze anders nog eens opnieuw mocht indienen. Ik heb dat dus opnieuw gedaan.

 

Ik ga niet de hele vraag herhalen. Ik wil gewoon weten welke percentages van invulling de nieuwe kaders momenteel kennen, dit voor elk van de taalkaders, overeenkomstig de artikelen 57 en 60.

 

Ten tweede is er de problematiek in verband met de benoeming van de nieuwe procureur-generaal in Brussel. De nieuwbenoemde procureur des Konings van Halle-Vilvoorde postuleert eveneens voor de functie van procureur-generaal. Er zijn slechts twee kandidaten dus de kans is reëel dat hij wordt gekozen, 50 % objectief gesteld. De vraag is natuurlijk of het nieuwe parket van Halle-Vilvoorde dan geen vertragingen zal oplopen. Wanneer zal de benoemingsprocedure voor de nieuwe procureur-generaal beginnen lopen?

 

10.02 Minister Annemie Turtelboom: Zoals vorige week al gezegd, is het op dit ogenblik niet mogelijk om alle lopende vacatures in rekening te brengen omdat de percentages nog onderhevig zijn aan evolutie. De Hoge Raad is immers overgegaan tot de organisatie van een tweede examen voor de magistratuur. Op basis van de bekendmaking van de resultaten en het aantal geslaagde kandidaten zullen deze cijfers nog evolueren. Zoals u ook stelt, staat het natuurlijk iedereen vrij om te kandideren waar hij of zij wil. Het indienen van de kandidatuur wil niet zeggen dat er daarop automatisch een benoeming volgt.

 

Ik geef u een aantal data. De vacature voor procureur-generaal in Brussel werd in het Staatsblad gepubliceerd op 15 mei 2013. De datum waartegen de Hoge Raad uiterlijk een voordracht moet doen is 30 oktober 2013. De wettelijke deadline waartegen de betekening van het aanwijzingsbesluit moet gebeuren is 29 december 2013. De nieuwe procureur-generaal kan dan in dienst treden op 1 april 2014 bij het beëindigen van het mandaat van de huidige procureur-generaal.

 

Wat betreft de procedure tot aanstelling van een korpsoverste, deze duurt normaal gezien zes maanden. Dit impliceert dat in de hypothese dat de vacature van de procureur te Halle-Vilvoorde wordt opengesteld bij de ambtsopneming van de procureur-generaal – het is een verhaal met als, als, als – er een nieuwe korpsoverste kan aangewezen worden. Daar moeten we dan rekening houden met de termijn van zes maanden, moeten we nagaan of die kan worden ingekort en vanaf welk moment we de vacature kunnen openstellen: is dat vanaf 30 oktober of vanaf 29 december?

 

Sowieso zal het toekomstige parket van Halle-Vilvoorde niet zonder leiding blijven. Artikel 319 van het Gerechtelijk Wetboek voorziet erin dat bij gebrek aan korpschef deze functie wordt uitgeoefend door een adjunct-mandaathouder naar orde van dienstanciënniteit. Daarop heeft het dus geen implicaties. We moeten nu afwachten hoe de procedures verder verlopen. Wij volgen dit van dichtbij. Als de toekomstige procureur des Konings van Halle-Vilvoorde zou worden geselecteerd voor een andere functie, volgen wij dit op om de leiding van het nieuwe gesplitste parket niet in moeilijkheden te brengen.

 

10.03  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Wij volgen dit verder om te zien of dit zal verlopen zoals het zou kunnen gebeuren en de puzzel zou kunnen passen.

 

Ik kreeg geen antwoord op mijn eerste vraag. Het comité zou op 30 juni 2013 een stand van zaken geven. In de wetgeving waren twee momenten opgenomen, waarvan één in december. Toen heeft u mij wel een tabel kunnen geven met een stand van zaken.

 

10.04 Minister Annemie Turtelboom: Men zal de cijfers pas vrijgeven wanneer de resultaten van het tweede examen bekend zijn.

 

10.05  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Dat vind ik raar. Het staat in de wetgeving.

 

10.06 Minister Annemie Turtelboom: Het is informatie van de Hoge Raad voor de Justitie.

 

10.07  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Op 30 juni zou er toch een diagnose worden gemaakt, dus ik veronderstel dat er daarvan toch een lijst wordt afgeleverd met een stand van zaken op 30 juni. Het is intussen half juli en waarschijnlijk is er al enige evolutie. Het is echter omdat die data expliciet in de wet zijn opgegeven dat er waarschijnlijk met die stand van zaken rekening wordt gehouden voor de inwerkingtreding. Daarover geeft u mij echter geen antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Justitie over "het KISS-programma van de federale gerechtelijke politie in Turnhout" (nr. 19369)

11 Question de Mme Kristien Van Vaerenbergh à la ministre de la Justice sur "le programme KISS de la police judiciaire fédérale à Turnhout" (n° 19369)

 

11.01  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, het kost veel tijd om dossiers tussen politie, parket en parketmagistraten uit te wisselen. De uitwisseling gebeurt via speciale dragers, die de dossiers van de ene dienst naar de andere transporteren. Dat is in moderne tijden van moderne technologie zeker niet de efficiëntste manier.

 

In Turnhout is men met zijn tijd mee: sinds afgelopen week weet het parket in een oogopslag hoe het met een gerechtelijk dossier staat door simpelweg het KISS-programma van de federale gerechtelijke politie Turnhout open te klikken. Elk document van een gerechtelijk dossier is er gescand en direct te raadplegen.

 

Andere parketten nemen het systeem reeds over. Opvallend is, tot slot, dat het initiatief überhaupt is ontstaan, omdat de FOD Justitie ter zake niets deed.

 

Mevrouw de minister. Ten eerste, steunt u die ontwikkeling en zal het systeem worden veralgemeend? Zo ja, op verplichte of vrijwillige basis?

 

Ten tweede, werd de FOD Justitie concreet gevraagd om een technische oplossing te vinden voor de dossieruitwisseling?

 

Ten derde, op welke wijze zijn dossiers beveiligd tegen computerinbraak van externen? Hoe regelt men de toegang tot de bestanden voor internen?

 

Ten vierde, wie garandeert het onderhoud en de technische bijstand voor mankementen of updates?

 

Ten vijfde, past de ontwikkeling in het grotere kader van de informatisering van Justitie of, hoe goed hij ook is bedoeld, is die software stand-alone? Dan kan men immers vrezen dat hij over enkele jaren migratieproblemen kan veroorzaken, bijvoorbeeld wanneer men in het kader van de informatisering van Justitie beleids- of aankoopkeuzes maakt die de software niet ondersteunen?

 

11.02 Minister Annemie Turtelboom: De applicatie waarover u spreekt, is mij uiteraard bekend. Ik ben de toepassing in Turnhout gaan bekijken in de loop van 2012. Toen was KISS net operationeel in de FGP Turnhout, maar nog niet beschikbaar voor het parket. Momenteel kan ik mij nog niet uitspreken over het veralgemenen van het systeem. Ik werd namelijk ervan geïnformeerd dat er bij de geïntegreerde politie verschillende pistes bestaan om de uitwisseling van gegevens met Justitie mogelijk te maken. Ik zal dan natuurlijk ook in nauwe samenwerking met de commissaris-generaal van de geïntegreerde politie de verschillende pistes en voorstellen verder onderzoeken.

 

De verbinding tussen Justitie en federale politie is gelegd dankzij een doorgedreven intensieve samenwerking van de ICT-diensten aan beide zijden. De FOD Justitie heeft de technische oplossing aan de zijde van Justitie gerealiseerd. De verbinding verloopt niet via internet. Die is gerealiseerd door een verbinding op te zetten tussen justitiële en politionele servers. Die servers zitten binnen een beveiligd intranetcircuit. De toegang wordt verleend via het nationale inlogsysteem van de politie, met name Portal. Hier ontvangt elke magistraat een stamnummer ter identificatie en kiest zijn of haar eigen wachtwoorden. Eens in KISS dient men binnen het programma een bepaald profiel toegewezen te krijgen. Voor het parket bestaan op het ogenblik de volgende profielen: zaakmagistraat, BOM-magistraat, scharniermagistraat of procureur des Konings. Ieder ziet enkel de dossiers waarop hij of zij ingevolge het profiel recht heeft.

 

Het programma staat op de server van de FGP, zodat Justitie niet zelf in onderhoud of technische opvolging moet voorzien. Indien een update voorhanden is, dient die enkel op een plaats te gebeuren, met name op de server van de politie. Het volgende ogenblik heeft de magistraat reeds de geüpdatete versie ter beschikking.

 

KISS is een moderne webgebaseerde software. De data worden opgeslagen in een professionele databank gelijkaardig als de ANG. Dat technische concept laat toe om andere software te koppelen. Ook in de toekomst, indien men dat programma generaliseert, is het belangrijk dat het past binnen het kader van de informatisering van Justitie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 19267 van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu is omgezet in een schriftelijke vraag.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.38 uur.

La réunion publique de commission est levée à 11.38 heures.