Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique

Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt

 

du

 

Mardi 9 juillet 2013

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 9 juli 2013

 

Namiddag

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 14.25 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Siegfried Bracke.

Le développement des questions et interpellations commence à 14.25 heures. La réunion est présidée par M. Siegfried Bracke.

 

01 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het groeiend aantal beroepen bij de RVV en het stijgend aantal meervoudige aanvragen" (nr. 18597)

- mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de onderbezetting bij de Raad Voor Vreemdelingenbetwistingen" (nr. 18606)

01 Questions jointes de

- Mme Nahima Lanjri à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le nombre croissant de recours devant le CCE et l'augmentation du nombre de demandes multiples" (n° 18597)

- Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la pénurie persistante de personnel au Conseil du Contentieux des Étrangers" (n° 18606)

 

De voorzitter: Vraag nr. 18606 van mevrouw Smeyers wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

01.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de staatssecretaris, het aantal asielaanvragen gaat dit jaar net zoals vorig jaar in dalende lijn. Dit jaar daalt het zelfs met 24 % over dezelfde periode. Dat is goed nieuws. Tegelijkertijd stellen wij vast dat het aantal beroepsprocedures bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen sterk is toegenomen en nog toeneemt. Terwijl er vorig jaar nog gemiddeld 1 244 keer per maand beroep werd aangetekend, steeg dat in de eerste vier maanden van dit jaar tot 1 369 keer per maand. Het aantal dossiers dat men verwerkt, blijft hangen op ongeveer 700 per maand. Dat betekent eigenlijk dat, als men niets doet, het aantal dossiers dat nog ligt te wachten op behandeling bij de RVV, nog zal toenemen, terwijl de achterstand op 1 mei van dit jaar reeds 18 960 dossiers, dus bijna 20 000, bedroeg. De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen heeft ongeveer een kleine maand geleden aan de alarmbel getrokken en onder andere via de televisie extra middelen gevraagd om de groeiende achterstand aan te pakken.

 

Mevrouw de staatssecretaris, bent u van plan om het aantal magistraten bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen of de griffie uit te breiden?

 

Indien het aantal aanvragen bij het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatslozen daalt, bestaat er dan een mogelijkheid om middelen voor het personeel of beschikbaar gekomen personeel eventueel tijdelijk in te zetten bij de RVV? Of ziet u andere maatregelen om iets te doen aan het stijgende aantal beroepen bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen en aan de achterstand?

 

Overigens, de nieuwsberichten spraken over een achterstand van ongeveer 30 000 dossiers, terwijl eerdere communicatie en ook documenten die ik van de Dienst Vreemdelingenzaken ter beschikking heb, spreken van een achterstand van 18 960 dossiers. Dat is een heel groot verschil. Kunt u mij zeggen waaraan dat verschil te wijten is?

 

Voorts stellen we vast dat het aantal meervoudige aanvragen de afgelopen maanden ontzettend is toegenomen, zelfs tot meer dan 30 %, ondanks de ontradende maatregelen die we vorig jaar hebben genomen. De uitgevoerde maatregelen blijken onvoldoende te werken. Vindt u dat ook?

 

Ziet u andere manieren om te vermijden dat er teveel meervoudige aanvragen binnenkomen? Dat moet toch ontmoedigd worden. Ik heb een tijd geleden gevraagd hoeveel beslissingen er naar aanleiding van meervoudige aanvragen positief waren en dat cijfer was zeer laag. Dat wijst erop dat het werk in eerste instantie goed gebeurt. Dus moeten we vermijden dat asielzoekers een tweede, derde of vierde aanvraag indienen.

 

01.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Ten eerste, het was naar aanleiding van de voorstelling van het jaarverslag van alle administratieve diensten, dat de eerste voorzitter – ik stond naast mevrouw Bams en heb alles goed gehoord – getuigde van een sterk verhoogde werklast bij de RVV.

 

In 2012 waren er bijna 30 000 beroepen ingediend bij de raad, terwijl er bij de oorspronkelijke installatie van de RVV, meer dan 5 jaar geleden, toen die losgekoppeld werd van de Raad van State, alles geschikt was volgens een werklast van om en bij de 15 000 beroepen per jaar.

 

In 2012 noteerden we een stijging met maar liefst 37 % ten opzichte van 2011. Dat was niet verwonderlijk, want zowel het commissariaat-generaal als de Dienst Vreemdelingenzaken heeft in 2012 meer beslissingen genomen. Al de treinen gaan nu richting RVV. We weten dat in 89 % van de negatieve beslissingen de betrokkenen in beroep gaan.

 

In de eerste 5 maanden van 2013 is er een lichte daling van het aantal beroepen in asiel, maar een stijging van het aantal migratieberoepen. De Dienst Vreemdelingenzaken behandelt veel meer regularisaties dan vroeger en de achterstand op dat vlak is bijna weggewerkt.

 

De maandelijkse input in 2013 ligt hierdoor gemiddeld nog iets hoger dan in 2012, zodat er inderdaad een achterstand wordt gecreëerd. De achterstand beperkt zich hoofdzakelijk tot een migratiecontentieux, omdat er vroeger ook al prioriteit werd gegeven tijdens de asielcrisis aan het asielcontentieux.

 

Als de trend zich voortzet, kan men verwachten dat ook dit jaar er bijna 30 000 beroepen zullen worden ingediend bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. De werklast zal niet verplaatst worden van het commissariaat-generaal naar de raad, aangezien reeds voorrang wordt gegeven aan asielberoepen en de achterstand in asiel op het niveau van de RVV beheersbaar is. Op 1 mei bedroeg de achterstand 17 641 beroepen, beroepen waarover er nog geen arrest is geweest binnen de drie maanden, of 2 388 asielberoepen en 15 253 migratieberoepen.

 

In het kader van de begrotingsbesprekingen 2014 zal ik dan ook aandringen op een uitbreiding van het personeel. Ik heb dat ook vroeger al gedaan, maar u ziet dat het gelet op de stijging van 37 %, met het beperkte aantal bijkomende medewerkers, waarbij we dan nog de taalpariteit moeten respecteren, ook niet zo simpel is gebleken. Ik denk dat het dus terecht is dat de eerste voorzitter meer medewerkers en middelen vraagt. Er is, op mijn vraag, bij de RVV ook een werkgroep opgericht die moet nagaan hoe de productie eventueel vlugger kan worden opgedreven door middel van interne reorganisatie.

 

Het percentage van de meervoudige aanvragen is in 2012 inderdaad toegenomen en is in 2013 nog steeds hoog. Die stijgende tendens doet zich ook voor in andere landen van de Europese Unie en men heeft hiervoor geen verklaring. Nu al doen we het nodige opdat de beslissingen voor meervoudige aanvragen binnen de kortste tijd worden genomen en wordt er voorzien in een goede opvolging, een snelle betekening van het bevel om het grondgebied te verlaten en terugkeer van de betrokkene.

 

Door de inwerkingtreding van de nieuwe wet op 1 september 2013, die in het Parlement is goedgekeurd, zal het commissariaat-generaal bevoegd worden voor het behandelen van alle meervoudige aanvragen binnen een zeer korte tijd. Dat maakt het mogelijk om nog meer dossiers versneld te behandelen. Bovendien zullen de opvolging van de betekening van het bevel om het grondgebied te verlaten en de opvolging van de terugkeer ook gegarandeerd en geïntensifieerd worden.

 

Enerzijds, is het begrijpelijk dat de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen worstelt met een enorm toegenomen werklast. Personeelsmatig kunnen wij niet volgen. Er was trouwens al een achterstand. Anderzijds, kan er misschien intern nog worden gesleuteld aan de procedures of de manier van werken. Daar heeft men een interne werkgroep voor opgericht en op regelmatige tijdstippen rapporteert men aan het kabinet.

 

De boodschap die we moeten brengen, is net dat meervoudige aanvragen geen zin hebben. Vanmorgen heb ik in verband met de regularisaties nog een vraag beantwoord in de Senaat. Het is ongelooflijk hoeveel personen meerdere regularisaties aangevraagd hebben. Er waren tegelijkertijd acht aanvragen van een enkele persoon. Dat is achteraf gebleken toen alle dossiers behandeld waren. Blijkbaar is het nu eenmaal eigen aan de mens te denken dat er meer kans is op succes naarmate men meer pogingen doet.

 

01.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Ik heb begrepen dat het cijfer 30 000 slaat op het aantal dossiers, dat in een bepaald jaar wordt ingediend. Die 18 000 – intussen gelukkig nog slechts 17 000 – slaat dan op de achterstand. Het is belangrijk dat die achterstand wordt weggewerkt en dat men er intern over nadenkt hoe men die kan wegwerken door de middelen efficiënter in te zetten. Tegelijk zult u in het kader van de begrotingsbesprekingen voor 2014 bekijken wat er mogelijk is.

 

Wat de meervoudige aanvragen betreft, kan de vaststelling, enerzijds, zijn dat we de stijging ter zake niet als enige land meemaken. We mogen dat in een Europese context bekijken. Anderzijds, zullen we de genomen maatregelen echt moeten evalueren en indien nodig bijsturen. Een deel van de maatregelen zal effectief pas in september van toepassing worden. Aan het einde van het jaar zullen we dan moeten bekijken of daarmee het probleem van een snellere afhandeling van die meervoudige aanvragen deels kan worden aangepakt. Als dat niet het geval is, dan dringen er zich bijkomende maatregelen op en zullen we hier verder moeten nadenken over de manier waarop we dat probleem aanpakken. Het kan immers niet dat het aantal nog zo hoog is, terwijl dat weinig of niets uithaalt.

 

Ik pleit niet voor een volledig verbod, echt niet. Men moet er echter wel voor zorgen dat enkel zaken waarin een meervoudige aanvraag noodzakelijk en gerechtvaardigd is, nog kunnen worden behandeld. Alle balast moet eruit gehaald worden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Ik moet een beetje op de tijd letten. Het antwoord van de staatssecretaris duurde meer dan 6 minuten, terwijl het 2 minuten zou moeten zijn. Hetzelfde geldt voor de vraag. Het is ook 1 minuut voor de repliek. Ik weet ook wel dat er soms heel moeilijke vragen worden gesteld en ik wil hier geen apothekerszaak openen.

 

01.04 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik heb twee vragen samengevoegd, die ik ook had kunnen opsplitsen, maar ik heb dat niet willen doen.

 

De voorzitter: Vragen nrs 18747, 18761, 18923 en 18924 van mevrouw Smeyers worden omgezet in een schriftelijke vraag.

 

02 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de asielzoekers die niet gedwongen gerepatrieerd worden en zich evenmin inschrijven voor een vrijwillig terugkeerprogramma" (nr. 19117)

02 Question de M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les demandeurs d'asile qui ne sont pas rapatriés de force et ne s'inscrivent pas non plus à un programme de retour volontaire" (n° 19117)

 

02.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, dit gaat over uw bericht over de toename van het aantal ex-asielzoekers en vreemdelingen in illegaal verblijf die vrijwillig terugkeren naar het land van herkomst. In 2012 ging het om 5 656 personen, een toename met 12 % ten opzichte van 2011. Tijdens de eerste vijf maanden zijn 2 086 personen vrijwillig teruggekeerd. Mevrouw Keytsman, directrice van Vluchtelingenwerk Vlaanderen, wijst er evenwel op dat 78 % van de uitgeprocedeerde asielzoekers die naar de zogenaamde open terugkeerplaatsen werden doorverwezen, daar eigenlijk nooit zijn aangekomen en ondergedoken zijn.

 

In een schriftelijke vraag heeft collega De Man gevraagd hoeveel asielzoekers die aan een open opvangstructuur waren toegewezen en uiteindelijk een definitieve negatieve beslissing inzake hun aanvraag ontvingen, in 2010, 2011 en 2012 met de noorderzon verdwenen, ofwel voordat ze een definitieve negatieve beslissing ontvingen, ofwel onmiddellijk daarna. U hebt naast de kwestie geantwoord door een overzicht te geven van de verschillende categorieën van terugkeer voor de periode 2010-2011. U heeft er waarschijnlijk geen idee van hoeveel ex-asielzoekers die zich niet inschrijven voor een programma van vrijwillige terugkeer en die niet gedwongen worden het grondgebied te verlaten, zich na hun vertrek uit een open opvangstructuur nog steeds op Belgisch grondgebied bevinden dan wel zelfstandig gevolg geven aan het bevel om het grondgebied te verlaten. Uit contacten met ambassades en consulaten zou blijken dat veel uitgeprocedeerde asielzoekers autonoom uitvoering geven aan het bevel om het grondgebied te verlaten, zonder de overheden hiervan in kennis te stellen. U beschikt niet over cijfers dienaangaande.

 

Mijn eerste vraag mag u gerust schriftelijk beantwoorden. Wat was voor de jaren 2010, 2011 en 2012 het percentage uitgeprocedeerde asielzoekers dat vrijwillig terugkeerde of gedwongen werd verwijderd van het grondgebied?

 

Voorzitter: Bercy Slegers.

Présidente: Bercy Slegers.

 

Van hoeveel uitgeprocedeerde asielzoekers weet men met andere woorden niet of zij al dan niet daadwerkelijk het grondgebied verlieten?

 

Wat bedoelt u wanneer u zegt dat uit contacten met ambassades en consulaten blijkt dat veel uitgeprocedeerde asielzoekers autonoom uitvoering geven aan het bevel om het grondgebied te verlaten? Wat is de aard en de frequentie van deze contacten? Hoe weet u dat het om veel asielzoekers gaat?

 

Is het op basis van de door deze ambassades en consulaten verstrekte informatie mogelijk om een ruwe schatting te maken van het aantal uitgeprocedeerde asielzoekers dat op eigen initiatief het grondgebied verlaat?

 

Van hoeveel personen die werden toegewezen aan een zogenaamde open terugkeerplaats, maar daar nooit opdaagden, werd naderhand vastgesteld dat zij zich nog steeds illegaal op het Belgische grondgebied bevonden?

 

02.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer Logghe, in antwoord op de vragen van uw collega, de heer De Man, heb ik een aantal uitgewerkte statistieken verschaft. Dat was een schriftelijke vraag. Daaruit blijkt dat het totaal aantal ex-asielzoekers dat vrijwillig of gedwongen werd verwijderd in 2010 2 400 bedroeg, in 2011 3 244 en in 2012 4 575.

 

Omdat deze cijfers geen onderscheid maken tussen asielzoekers en het jaar van hun aanvraag kan ik deze cijfers niet in verhouding tot het aantal afgewezen asielzoekers plaatsen. U hebt dat nog al gedaan. Er is een jaar waar ze binnenkomen en een jaar waar ze buitengaan, maar u weet wel dat dit nu anders is. Nu bedraagt de behandeltermijn ongeveer 6 maanden. Nu kan dit in hetzelfde jaar vallen, maar niet voor de jaren waarvoor u de cijfers hebt opgevraagd.

 

Wij merken de laatste jaren wel een duidelijke en constante vooruitgang. Dat is het gevolg van het coherent terugkeerbeleid en de gecoördineerde inspanning van alle diensten onder mijn verantwoordelijkheid.

 

Er bestaat geen algemeen overzicht noch statistieken over wie zich bij ambassades en consulaten in België aanbiedt om een reisdocument voor de vrijwillige terugkeer aan te vragen. Wegens privacyredenen krijgen wij ook niet altijd de namen van hun betrokken onderdanen door. Uit de informatie die wij wel doorkrijgen blijkt dat de onderdanen van deze landen niet noodzakelijk een aanvraag voor ondersteunende vrijwillige terugkeer hebben ingediend.

 

Er zijn ook geen statistieken over personen, toegewezen aan open terugkeercentra, die er niet opdaagden en waarvan nadien werd vastgesteld dat ze zich nog op het Belgisch grondgebied bevinden.

 

Indien een vreemdeling in onregelmatig verblijf wordt aangetroffen, ongeacht waar hij of zij voordien heeft verbleven en welk statuut hij of zij voordien had, kan een beslissing tot vasthouding worden genomen. Daarbij zal de Dienst Vreemdelingenzaken steeds trachten het aantal vasthoudingsplaatsen zo efficiënt mogelijk te benutten, onder meer rekening houdende met de resultaten van een mogelijke pre-identificatie.

 

De voorzitter: Mijnheer Logghe, geeft u een korte repliek?

 

02.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, ze zal inderdaad kort zijn.

 

Mevrouw de staatssecretaris, uit uw antwoord blijkt vooral dat er geen cijfers of gegevens zijn. Ik wil aannemen dat in het verleden het jaar van binnenkomen niet hetzelfde jaar was als het jaar van afwerking van het dossier.

 

U hebt het altijd over constante vooruitgang. Er wordt echter niet veel gemeten of geteld.

 

02.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Er wordt wel gemeten en geteld. Wij meten en tellen echter alleen zaken die voor ons werk relevant zijn. Wij meten en tellen geen zaken die dienen om mensen te plezieren, door ze cijfertjes te geven waaraan wij niks hebben.

 

Het voorgaande is bij u altijd de regel. U vraagt altijd cijfers die niet worden bijgehouden omdat de mensen de kennis van zaken niet hebben.

 

02.05 Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, ik ben pas halverwege mijn zin.

 

02.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Ik merk het maar op, om u uit te leggen dat het niet is dat wij ze niet willen geven. Wij maken de oefening niet omdat het geen zin heeft ze te maken.

 

02.07 Peter Logghe (VB): Ik ben halverwege mijn zin en u onderbreekt mij al. Ik heb u ook niet tijdens uw antwoord onderbroken.

 

02.08 Staatssecretaris Maggie De Block: U hebt mij al herhaaldelijk dezelfde vragen gesteld.

 

02.09 Peter Logghe (VB): Ik stel ze opnieuw, omdat wij geen cijfermateriaal krijgen.

 

02.10 Staatssecretaris Maggie De Block: U zal zien dat zij de cijfers niet zullen bijhouden, want dat heeft geen zin.

 

02.11 Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, dat is toch een zwakte. U hebt het over een vrijwillig terugkeerbeleid, maar als ik u naar cijfers vraag, hebt u ze niet. Het betreft toch de meting en de telling zelf en het kwantificeren van de graad van succes van uw terugkeerbeleid.

 

Ik neem nota van uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de reïntegratiepremie voor uitgeprocedeerde asielzoekers en andere illegale vreemdelingen die gebruik maken van een programma voor vrijwillige terugkeer" (nr. 19118)

03 Question de M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la prime de réintégration pour les demandeurs d'asile déboutés et les autres étrangers illégaux bénéficiant du programme de retour volontaire" (n° 19118)

 

03.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, in de media verscheen het bericht dat in een jaar tijd 530 migranten vrijwillig terugkeerden naar hun land via het zogenaamd terugkeerloket. In ruil voor een vrijwillige terugkeer krijgen migranten, naast begeleiding bij de terugkeer, van Fedasil een reïntegratiepremie van 700 tot 1 500 euro om thuis een nieuw leven te beginnen. Zo kunnen zij bijvoorbeeld een zaak opstarten. Wie zich binnen de dertig dagen na de afwijzing van de asielaanvraag aanmeldt, krijgt de maximumpremie, maar wie langer wacht, ontvangt minder geld. De 530 personen die terugkeerden via het terugkeerloket van Fedasil, zouden vooral afkomstig zijn uit de Balkanlanden. Tegen die achtergrond wil ik mijn vraag plaatsen.

 

Mevrouw de staatssecretaris, wat is het totaal bedrag van de reïntegratiepremies die tijdens de jaren 2010, 2011 en 2012 werden uitbetaald? Die vraag mag u gerust schriftelijk beantwoorden, en dat geldt ook voor mijn vraag naar de tien meest voorkomende nationaliteiten.

 

Wat was onder de begunstigden de verhouding tussen ex-asielzoekers en andere illegale vreemdelingen? Dat is ook wel belangrijk, denk ik, om het succes van de reïntegratiepremie wat te kunnen plaatsen.

 

Hoeveel begunstigden kregen het maximumbedrag van de reïntegratiepremie?

 

De volgende vragen zijn de politieke vragen.

 

Klopt het, zoals de directrice van Vluchtelingenwerk Vlaanderen beweert, dat uiteindelijk slechts 29 % van de personen die vrijwillig terugkeren, een reïntegratiepremie ontvangt? Wat zou daarvan de verklaring kunnen zijn?

 

Welke waarborgen bestaan er tegen eventueel misbruik van de reïntegratiepremie? Hebben uw diensten al misbruiken vastgesteld? Welke nationaliteiten waren bij die misbruiken betrokken? Werden die bedragen teruggevorderd? Zo ja, om welke redenen?

 

Hoeveel personen aan wie in het verleden een reïntegratiepremie werd toegekend, keerden inmiddels naar België terug om een nieuwe asielaanvraag in te dienen of werden sinds hun vrijwillige terugkeer opnieuw in illegaal verblijf aangetroffen op Belgisch grondgebied? Hebt u ook dienaangaande een zicht op de nationaliteiten? Wordt in die gevallen de eerder betaalde reïntegratiepremie systematisch teruggevorderd of bent u zinnens om dat te doen? Komen die personen bij een nieuwe vrijwillige terugkeer eventueel in aanmerking voor een nieuwe reïntegratiepremie?

 

03.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Logghe, het budget dat werd besteed aan reïntegratiesteun bedroeg in 2010 764 003 euro. In 2011 was dit 768 065 euro en in 2012 1 098 973 euro.

 

Wat de nationaliteit van de begunstigden van een reïntegratiepremie betreft, de tien meest voorkomende landen zijn: Rusland, Irak, Kosovo, Armenië, Kazakstan, Nepal, Georgië, Mongolië, Bangladesh en Guinee. Ik zou dus niet durven zeggen dat het voornamelijk gaat om personen uit de Balkanlanden, tenzij er iets mis is met mijn aardrijkskundige kennis.

 

Wat betreft het statuut van de personen die terugkeerden met een reïntegratiepremie is er een duidelijke verschuiving merkbaar naar personen met een asielachtergrond. Het gaat namelijk om 90 % van de personen in 2012. In 2011 was dit 77 % en in 2010 slechts 56 %. De maximale reïntegratiesteun wordt enkel ingezet om personen te ondersteunen die beslissen te vertrekken binnen de termijn van hun bevel om het grondgebied te verlaten. Het maximumbedrag werd uitgetrokken voor 670 personen.

 

De cijfers van Vluchtelingenwerk Vlaanderen kloppen niet. Zij houden dus misschien wel cijfers bij, maar het zijn niet de juiste. Het percentage dat gebruik maakte van een reïntegratiepremie in 2011 bedroeg 38 % en in 2012 42 %. Dit ligt dus ver van de aangehaalde 29 %.

 

Misbruik wordt voorkomen door bepaalde categorieën uit te sluiten. Wie langer dan een jaar wacht na het bevel om het grondgebied te verlaten, kan niet meer van de reïntegratiesteun genieten, maar kan nog wel in aanmerking komen voor vrijwillige terugkeer. Voorts worden bepaalde categorieën volledig uitgesloten, zoals de personen uit de niet-visumplichtige landen, de Brazilianen, de Kosovaren en de EU-onderdanen. Er is wel mogelijkheid tot het bekomen van de reïntegratiepremie voor extra kwetsbare groepen. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan alleenstaande vrouwen met kinderen.

 

Het reïntegratieprogramma geeft alleen materiële steun. Het toegekende budget wordt nooit rechtstreeks overhandigd aan de persoon die terugkeert, maar wordt in onderling overleg gespendeerd door een lokale reïntegratiepartner. Fedasil heeft duidelijke richtlijnen opgesteld voor de besteding van deze middelen en voert hierop jaarlijks controles uit. Wij werken heel goed samen met de Internationale Organisatie voor Migratie, Caritas International en bepaalde ngo’s. Er is dus controle op de uitgaven die met dit geld gebeuren en tot op heden zijn er geen misbruiken vastgesteld.

 

Bij elke aanvraag van een persoon die is teruggekeerd en die opnieuw een premie aanvraagt, gaat Fedasil na of die persoon in een periode van vijf jaar ervoor reeds eerder is teruggekeerd. In dat geval wordt er geen terugkeer op onze kosten toegestaan, tenzij de betrokken persoon de eerste terugkeer terugbetaalde. Er wordt dan zeker geen premie uitbetaald.

 

03.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord.

 

U hebt de cijfers van Vluchtelingenwerk Vlaanderen gecorrigeerd. Als ik het goed begrijp, zegt u dat er voor extra kwetsbare categorieën van de bevolking eventueel een tweede reïntegratiepremie mogelijk is.

 

03.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Nee. Wij sluiten bepaalde groepen uit, maar bijvoorbeeld een alleenstaande vrouw met meerdere kinderen, afkomstig uit een dergelijk land, kan eventueel in aanmerking komen, gelet op de kwetsbaarheid van haar situatie. Bij de reïntegratie zal zij ter plaatse ook worden begeleid.

 

03.05 Peter Logghe (VB): Ik veronderstel dat men bij die groep de reïntegratiepremie bij hun terugkeer niet zal terugvorderen.

 

03.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Meestal komen die personen niet terug. Zij worden ginder geïnstalleerd en goed opgevolgd. Wij merken dat er zeer goede resultaten worden geboekt. Vertegenwoordigers van Fedasil hebben al een aantal projecten bezocht ter plaatse en merken dat het systeem steeds beter functioneert.

 

Binnen afzienbare tijd zal er trouwens iemand van de Internationale Organisatie voor Migratie aan ons terugkeerloket zitten om nog beter te kunnen samenwerken. De IOM heeft voorgesteld om daar een vaste equipe te zetten, wat de bestaande werking nog zal verbeteren. Vroeger werd dat loket bemand door één persoon maar thans zijn er drie fulltime equivalenten. Naarmate meer mensen daarop een beroep doen, zal ik er meer personeel zetten.

 

03.07 Peter Logghe (VB): Ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 19121 van mevrouw Temmerman is omgezet in een schriftelijke vraag.

 

04 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de interpretatie van artikel 9ter van de vreemdelingenwet door de Raad van State" (nr. 19159)

04 Question de M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'interprétation de l'article 9ter de la loi sur les étrangers par le Conseil d'État" (n° 19159)

 

04.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, deze vraag gaat over een problematiek die wij hier al enkele keren hebben aangeraakt. Ik verontschuldig mij voor mijn lange vraag. Ik probeer een samenvatting ervan te geven.

 

De voorzitter: U hebt twee minuten voor het stellen van uw vraag.

 

04.02 Peter Logghe (VB): Als dat voor iedereen toegepast wordt, dan ga ik er onmiddellijk mee akkoord om dat ook te doen.

 

De voorzitter: Wij hebben nog een lange agenda met vragen.

 

04.03 Peter Logghe (VB): Dat geldt voor iedereen, mevrouw de voorzitter. Ik doe mijn best.

 

In het voorjaar van 2012 weigerde de Dienst Vreemdelingenzaken medischeregularisatieaanvragen op basis van artikel 9ter van de vreemdelingenwet, als de ziekte volgens het advies van de DVZ-arts niet direct levensbedreigend was, niettegenstaande de kritieke gezondheidstoestand of het zeer ver gevorderde stadium van de ziekte. Sinds november 2012 vernietigt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen systematisch dergelijke beslissingen, omdat artikel 9ter van de vreemdelingenwet een ruimer beschermingsbereik heeft dan artikel 3 van het EVRM en niet alleen betrekking heeft op direct levensbedreigende ziektes.

 

De restrictieve rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens inzake de interpretatie van artikel 3 van het EVRM zou daarom niet relevant zijn voor de beoordeling van medischeregularisatieaanvragen. De ruimere interpretatie van artikel 9ter van de vreemdelingenwet door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen sinds november 2012 werd recent – ik kom tot de kern van mijn betoog – bevestigd door een op 19 juni 2013 gewezen arrest van de Raad Van State.

 

Dat arrest van de Raad van State vernietigt een beslissing van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen van 22 augustus 2012, waarin de niet-ontvankelijkverklaring van een medischeregularisatieaanvraag in geval van een niet direct levensbedreigende ziekte wel toelaatbaar werd verklaard. Artikel 3 van het EVRM zou volgens de Raad van State slechts een minimumnorm zijn en niet verbieden dat de verdragspartijen in hun nationale wetgeving voorzien in een hoger niveau van bescherming.

 

Sinds half februari 2013 zou de Dienst Vreemdelingenzaken zijn praktijk hebben aangepast aan de inmiddels vaste rechtspraak van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Voor het vonnis van de Raad van State er gekomen is, hadden zij dus eigenlijk al hun praktijk aangepast. Nochtans, mevrouw de staatssecretaris, had u op een eerdere vraag van mij geantwoord dat u zou wachten op een uitspraak van de Raad van State alvorens over te gaan tot een wijziging van de praktijk. Blijkbaar heeft de Dienst Vreemdelingenzaken daarop geanticipeerd, vandaar mijn vragen.

 

Ten eerste, klopt het dat de Dienst Vreemdelingenzaken zijn praktijk inzake de toepassing van artikel 9ter van de vreemdelingenwet sinds half februari 2013 in overeenstemming heeft gebracht met de inmiddels vaste rechtspraak van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen?

 

Kreeg DVZ daartoe van uw instructies? Is dit niet in strijd met het antwoord dat ik van u heb gekregen? Waarom heeft u DVZ niet teruggefloten?

 

Waarom heeft de Dienst Vreemdelingenzaken de uitspraak van de Raad van State niet afgewacht alvorens zich te conformeren aan de soepele interpretatie van artikel 9ter van de vreemdelingenwet door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen sinds november 2012?

 

Hoeveel beslissingen van de Dienst Vreemdelingenzaken waarbij een medischeregularisatieaanvraag niet-ontvankelijk werd verklaard omdat er geen sprake was van een direct levensbedreigende ziekte, werden vernietigd door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen?

 

Is er sprake van een toename van het aantal medischeregularisatieaanvragen sinds de wijziging van de praktijk van de Dienst Vreemdelingenzaken overeenkomstig de rechtspraak van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen inzake de interpretatie van artikel 9ter?

 

Is er sinds de bedoelde wijziging van de praktijk van de Dienst Vreemdelingenzaken sprake van een stijging van het ontvankelijkheidspercentage en/of het gezondheidspercentage?

 

Zal u naar aanleiding van het arrest van de Raad van State van 19 juni 2013 een initiatief nemen tot aanpassing of bijsturing van de wet?

 

Is artikel 9ter van de vreemdelingenwet niet overbodig of bent u nog steeds van mening dat artikel 9ter van de vreemdelingenwet noodzakelijk is voor de eerbiediging van artikel 3 van het EVRM? Is de rechtstreekse werking van het artikel 3 van het EVRM niet voldoende om het hoofd te bieden aan zeer uitzonderlijke gevallen?

 

Mevrouw de Staatssecretaris ik ben benieuwd naar uw antwoord.

 

04.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, het klopt dat de Dienst Vreemdelingenzaken het arrest van de Raad van State niet heeft afgewacht om zijn praktijk inzake de toepassing van artikel 9ter in overeenstemming te brengen met de rechtspraak van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.

 

Gezien het aantal vernietigingsarresten van de raad en de mogelijkheid dat de Raad van State deze inmiddels vaste rechtspraak zou bevestigen, heeft de Dienst Vreemdelingenzaken besloten zijn praktijk aan te passen om verdere vernietigingsarresten te voorkomen en nodeloze gerechtskosten te vermijden.

 

Er zijn geen statistieken over het aantal annuleringen door de raad per type motief of beslissing en evenmin van het aantal annuleringen door de RVV verbonden aan de uiteindelijke beslissing.

 

Er is sindsdien geen toename van de input van het aantal 9ter aanvragen vast te stellen. In tegendeel, er is een daling. De gemiddelde instroom 9ter in februari 2013 bedroeg 464 en de gemiddelde maandelijkse instroom van de vier volgende maanden 374, terwijl de gemiddelde maandelijkse instroom in 2012 nog 639 aanvragen bedroeg. Als u goed kan tellen, zal u vaststellen dat er sprake is van een daling van ongeveer 30 %.

 

De wijziging van artikel 9ter is niet aan de orde. De aanvragen worden, enerzijds, onderzocht volgens de rechtspraak van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen en de Raad van State. Anderzijds, is het zo dat het Grondwettelijk Hof in zijn arrest van 21 maart 2013 het artikel 9ter koppelt aan het artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, wat ook de bedoeling was van de wetgever.

 

De Raad van State houdt er een ruimere interpretatie op na en blijft bijgevolg rechtspraak creëren rond het artikel 9ter, en de Dienst Vreemdelingenzaken dient zich aan te passen aan de wijzigingen in de interpretatie door de rechterlijke macht van dit artikel.

 

04.05 Peter Logghe (VB): Dank u voor uw antwoord, mevrouw de staatssecretaris.

 

Ik heb er inderdaad nota van genomen dat de Dienst Vreemdelingenzaken het arrest van de Raad van State niet heeft afgewacht. Ik neem er in elk geval nota van dat het aantal medischeregularisatieaanvragen blijkbaar toch niet toeneemt, maar integendeel afneemt, ook sinds de wijziging van de praktijk wat de interpretatie van het artikel 9ter betreft.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04.06 Peter Logghe (VB): Als de staatssecretaris ermee kan leven, dan zou ik vraag nr. 19160 willen omzetten in een schriftelijke vraag of onmiddellijk het antwoord meenemen, omdat het toch vooral gaat over een aantal cijfergegevens.

 

Als u het goed vindt, zou ik mij willen beperken tot vraag nr. 19210.

 

05 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de intrekking van het verblijfsrecht van EU-burgers en hun familieleden omwille van een onredelijke belasting voor het sociale zekerheidsstelsel van het Rijk" (nr. 19210)

05 Question de M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le retrait du droit de séjour de citoyens de l'Union européenne et des membres de leur famille parce qu'ils constituent une charge déraisonnable pour le système d'aide sociale du Royaume" (n° 19210)

 

05.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, de afgelopen jaren viel een sterke stijging te noteren van het aantal verblijfsaanvragen ingediend door EU-burgers. Als mijn cijfers juist zijn, ging het in 2012 over 64 871 aanvragen, tegenover 47 764 in 2010 en 64 871 in 2011. Dat cijfer zal niet kloppen vermoed ik.

 

Sinds 2011 ontvangt de Dienst Vreemdelingenzaken informatie van de POD Maatschappelijke Integratie via de Kruispuntbank Sociale Zekerheid. Bijna elke maand krijgt DVZ de lijst van EU-burgers en hun familieleden die een onredelijke belasting vormen voor het socialezekerheidssysteem van België.

 

Volgens het activiteitenrapport 2012 is er sprake van een onredelijke belasting wanneer een EU-burger minimaal drie maanden een leefloon of een equivalent daarvan geniet. In 2012 stelde DVZ een einde aan het verblijfsrecht van 1 918 EU-burgers en hun familieleden omdat zij een onredelijke belasting vormden voor het socialezekerheidsstelsel.

 

In Nederland wordt volgens de vuistregels die werden opgenomen in de vreemdelingencirculaire uit 2000 reeds een einde gesteld aan het verblijfsrecht van een EU-burger wanneer die een beroep doet op bijstand tijdens het eerste jaar van zijn verblijf.

 

Ten eerste, is het niet aangewezen om ook in België het principe te hanteren dat het beroep op bijstand tijdens het eerste jaar van verblijf van een EU-burger, de intrekking van het verblijfsrecht van deze EU-burger en zijn familieleden tot gevolg heeft?

 

Ten tweede, bestaat het gevaar niet dat er in België opnieuw een aanzuigeffect ontstaat, omdat België, vergeleken met Nederland, minder snel overgaat tot het intrekken van het verblijfsrecht van een EU-burger wegens een onredelijke belasting voor het socialezekerheidsstelsel?

 

Ten derde, vanaf wanneer is er in andere EU-landen, en dan in het bijzonder in de ons omringende landen, sprake van onredelijke belasting van het socialezekerheidsstelsel? Het is belangrijk om ons te positioneren en te zien waar wij ten opzichte van andere landen staan. Beschikt u over cijfers inzake het aantal intrekkingen van het verblijfsrecht van EU-burgers en hun familieleden in andere EU-lidstaten op grond van deze onredelijke belasting?

 

Ten vierde, hoeveel EU-burgers of familieleden van EU-burgers genoten in 2012 een leefloon of een equivalent leefloon?

 

Voorzitter: Siegfried Bracke.

Président: Siegfried Bracke.

 

05.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer Logghe, ik begrijp niet waarom u stelt dat België minder streng is dan Nederland, omdat in België geen einde kan worden gesteld aan een verblijf van een EU-burger wanneer hij een beroep doet op het socialebijstandsstelsel tijdens het eerste jaar. U zegt zelf dat wij de gegevens kruisen. Er kan een einde worden gesteld aan het verblijf indien men minstens drie maanden leefloon of equivalent leefloon geniet. Dat kan tijdens het eerste jaar, ook hier.

 

De regels in België zijn dus niet anders dan die in Nederland, maar in Nederland zal ook steeds, zoals in België, bij het beëindigen van het verblijf van de EU-burger om die reden, conform de Europese richtlijn, rekening moeten worden gehouden met de duur van het verblijf, de persoonlijke situatie en het bedrag van de uitgekeerde steun.

 

Het feit dat iemand sociale bijstand geniet leidt niet automatisch tot het beëindigen van het verblijf, het dossier moet worden onderzocht. Er zijn bijgevolg geen redenen om een aanzuigeffect vanuit Nederland te vrezen. De jongste jaren heeft ook de Dienst Vreemdelingenzaken zeer efficiënt werk geleverd door gebruik te maken van de gegevens van de POD Maatschappelijke Integratie. Via het kruisen van databanken komen beide diensten tot efficiënte resultaten. Dergelijk efficiënt werk zorgt eerder voor een ontradend effect dan voor een aanzuigeffect. De praktijk leert overigens dat heel wat EU-burgers, wanneer ze bij het OCMW vernemen dat financiële steun een effect kan hebben op hun verblijfsrecht, vrijwillig afstand doen van mogelijke hulp.

 

Ik wijs er bovendien op dat ik – zoals het geval is in de ons omringende landen – de periode voor het verkrijgen van een duurzaam verblijf en bijgevolg de periode waarin controles kunnen gebeuren op grond van onredelijke belasting, heb uitgebreid van drie naar vijf jaar. Iedere EU-lidstaat heeft kunnen oordelen wat hij verstaat onder onredelijke belasting, rekening houdend met de bepaling van de richtlijn 38 van 2004. Er kunnen ook enkel gegevens aangeleverd worden voor personen die EU-burgers zijn. Zo genoten in 2012 14 108 EU-burgers een leefloon en 1 011 EU-burgers financiële steun in het kader van de wet 65, dus een equivalent leefloon. Het laatste cijfer is echter nog onvolledig, aangezien de OCMW’s 12 maanden tijd hebben, te rekenen van het kwartaal waarin de steun plaatsvond, om de onkostenstaat te bepalen, dus daar zal nog een fout in zitten.

 

U weet ook dat wij dat moeilijk te weten zullen komen, omdat er nu veel minder mensen een equivalent leefloon hebben doordat de doorstroming is verminderd.

 

05.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik heb wel niet gezegd dat België niet overgaat tot de intrekking.

 

05.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Het eerste jaar zei u, maar het kan tijdens het eerste jaar zijn.

 

05.05 Peter Logghe (VB): U zegt dat het kan en daar ligt denk ik het verschil met Nederland. In Nederland wordt volgens de vuistregels een einde gesteld aan het verblijfsrecht van een EU-burger wanneer die een beroep doet op bijstand tijdens het eerste jaar en hier is dat niet steeds zo.

 

05.06 Staatssecretaris Maggie De Block: In Nederland wordt het ook onderzocht. Zij moeten ook binnen de Europese richtlijnen blijven, tot spijt van wie het benijdt.

 

05.07 Peter Logghe (VB): Ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Deze vraag was, naar ik heb begrepen, de laatste vraag voor de staatssecretaris.

 

05.08 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, ik geef mijn collega graag de eer en het genoegen de volgende vragen te beantwoorden.

 

De voorzitter: Collega’s, we gaan van start met de vragen aan de minister van Binnenlandse Zaken.

 

Ik herinner u graag even aan het Reglement: twee minuten voor de vraag, twee minuten voor het antwoord en een minuut voor de repliek. Wij zullen het Reglement niet al te strikt toepassen, maar gelieve er toch rekening mee te houden.

 

06 Samengevoegde vragen van

- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "gemeenschapswachten met politietaken" (nr. 18108)

- mevrouw Bercy Slegers aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de takenverdeling tussen politie en gemeenschapswachten" (nr. 18121)

06 Questions jointes de

- M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les gardiens de la paix qui seraient investis de certaines missions de police" (n° 18108)

- Mme Bercy Slegers à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la répartition des tâches entre la police et les gardiens de la paix" (n° 18121)

 

06.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, geruime tijd geleden beloofde u een zogenaamd kerntakendebat over de politie, om te beslissen welke taken de politiediensten in de toekomst op zich zullen nemen en, vooral, om te bepalen welke taken men in de toekomst zal overlaten aan privébewakingsfirma’s. Als vervolg daarop kondigde u aan dat u een wetsontwerp voorbereidt om bepaalde politietaken aan de gemeenschapswachten toe te vertrouwen, bijvoorbeeld het bekijken en analyseren van camerabeelden, het plaatsen van dranghekkens en het toezicht op parkeerterreinen bij evenementen. Ik veronderstel dat de lijst die in de pers verscheen niet exhaustief is. Daarom heb ik een vijftal concrete vragen voor u.

 

Ten eerste, spant u de wagen niet voor het paard? Is het niet nuttiger eerst het globale kerntakendebat te voeren voor u politietaken toevertrouwt aan de gemeenschapswachten?

 

Ten tweede, hoeveel gemeenschapswachten zijn er al in dienst? Hoeveel verwacht u er nodig te zullen hebben om de nieuwe taken naar behoren uit te voeren? Het meest recente aantal dat ik opgevangen heb, is 1 814 gemeenschapswachten in 2010. Hoe ziet u dat aantal evolueren in de toekomst?

 

Ten derde, als ik het goed begrijp, moet de politie zich vooral toeleggen op individuele en collectieve veiligheid. Betekent het bekijken en analyseren van camerabeelden door gemeenschapswachten geen inbreuk op de privacy van de burgers? Zullen de gemeenschapswachten daarvoor een speciale opleiding moeten volgen? Zal de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer geen problemen opwerpen?

 

Ten vierde, u wenst de opleiding van de gemeenschapswachten te verbeteren. Wat betekent dat concreet? Ik kan mij voorstellen dat er bij het bewaken van parkeerterreinen bij evenementen wat duw- en trekwerk kan ontstaan. Zullen de gemeenschapswachten dan ook een opleiding in gevechtstechnieken volgen?

 

Ten vijfde, wat is uw reactie op de waarschuwing van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten dat de door u voorbereide uitbreiding van de taken neerkomt op een gemeentepolitie light?

 

06.02 Bercy Slegers (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik zal niet herhalen wat de heer Logghe al zei maar onmiddellijk mijn vraag stellen.

 

De gemeenschapswachten zoals wij ze nu kennen, zijn eigenlijk in het leven geroepen als een taak van sociale tewerkstelling, waardoor laag- en ongeschoolden in de gemeente aan de slag konden. Zullen de huidige gemeenschapswachten alle nieuwe hen toebedeelde taken kunnen uitvoeren? Daarover maken wij ons zorgen.

 

Plant u een nieuw opleidingssysteem? Zo ja, zullen de huidige gemeenschapswachten die opleiding moeten volgen en zullen zij moeten slagen voor de nieuwe test om die taken uit te voeren?

 

Wij vroegen ons ook nog af of u bij het bepalen van de nieuwe taken van de gemeenschapswachten ook overleg hebt gepleegd met de vakbonden en de lokale overheden of eventueel met de vertegenwoordigers van de gemeenschapswachten?

 

06.03 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, ik ben heel tevreden met de goedkeuring van het wetsontwerp, na een heel wat onderhandelingen en adviezen van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, van de vakbonden enzovoort. Er werd goed werk geleverd en de goedkeuring van de regering werd bekomen.

 

De gemeenschapswachten hebben geen politiebevoegdheden en zullen die ook niet krijgen naar aanleiding van het wetsontwerp dat ik heb ingediend. Zodoende zullen de gemeenschapswachten hun takenpakket niet zien uitbreiden met politionele taken. De taken van de gemeenschapswachten worden aangevuld met een aantal taken die door de politiediensten worden uitgevoerd, maar die geen politiebevoegdheid vereisen. Daardoor zullen de politiediensten hun capaciteit beter kunnen richten op de uitvoering van taken die wel politiebevoegdheid vereisen.

 

Gemeenschapswachten zullen aanvullende taken uitvoeren onder toezicht van de politiediensten. Vanwege de duidelijke verschillen in het takenpakket en door de duidelijke visuele verschillen in het uniform, is de kans op verwarring bij de burger quasi onbestaande.

 

Tewerkstelling blijft belangrijk in dat project. Gemeenschapswachten mengen zich tijdens de uitoefening van hun dienst steeds meer in het dagelijks leven van de burger. Om die reden is een goede opleiding onontbeerlijk. Er wordt inderdaad in een examen voorzien dat zal toelaten om individuele kandidaten te evalueren. Niet slagen voor het examen zal enkel verhinderen dat de kandidaat de opleiding voor gemeenschapswacht-vaststeller aanvat.

 

De vakken fysieke ontwijkingstechniek en psychologische conflicthantering maken nu reeds deel uit van de opleiding van de gemeenschapswachters. De opleiding zal worden aangevuld met twee vakken, namelijk redactionele vaardigheden en sport- en conditietraining.

 

Wij respecteren ten volle de gemeentelijke autonomie. De gemeenten zijn vrij om al dan niet een dienst Gemeenschapswachten op te richten. De vigerende wet laat toe dat taken van gemeenschapswachten ook door politiediensten worden uitgevoerd. Als een gemeente beslist om een dienst Gemeenschapswachten op te richten, zal zij in overleg met de politiediensten het takenpakket moeten bepalen volgens artikel 3 van de wet van 15 mei 2007 tot instelling van de functie van gemeenschapswachten.

 

Het bekijken van camerabeelden maakt inderdaad geen deel uit van het ontwerp dat ik voor akkoordbevinding aan de regering heb voorgelegd.

 

De vrees van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten is niet terecht vermits gemeenschapswachten, zoals ik eerder heb gesteld, geen politiebevoegdheid hebben en deze ook niet zullen krijgen. Het geheel van hun taken wordt eenvoudigweg aangevuld en verfijnd.

 

De overlegmomenten met de betrokken instanties hebben plaatsgevonden. Wij hebben ook gepraat met de burgemeesters en leden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Aangezien het om de kerntaken gaat, vinden thans binnen de regering de laatste besprekingen plaats met betrekking tot de sector van de private veiligheid. Wij zijn ook klaar met het wetsontwerp over de bevoegdheden van de privéfirma’s die zich bezighouden met veiligheid.

 

Met betrekking tot de toepassing van de nieuwe regelgeving zullen er in overgangsbepalingen worden voorzien indien dat noodzakelijk lijkt.

 

06.04 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik heb twee korte opmerkingen. U hebt geen antwoord gegeven op de vraag hoeveel gemeenschapswachten er momenteel zijn.

 

06.05 Minister Joëlle Milquet: Ongeveer 1 700, bijna 2 000.

 

06.06 Peter Logghe (VB): Bijna 2 000 dus.

 

U zegt ook dat u ongeveer klaar bent met het kerntakendebat, onder meer inzake de privéfirma’s. U gaat daarmee naar de kern en de regering. Bent u zinnens om dat nog voor het einde van deze legislatuur voor te leggen aan het Parlement?

 

06.07 Minister Joëlle Milquet: Dat is natuurlijk een gevolg van de verschillende hervormingen. Er is een wetsontwerp over de privéfirma’s, de gemeenschapswachten en uiteraard ook de politiehervorming. In het licht daarvan zijn er natuurlijk ook voorstellen voor overheveling van bevoegdheden. Ik heb een nota en op basis daarvan hebben wij verschillende wetsontwerpen voorbereid. In het kader van de politiehervorming zullen wij bijvoorbeeld ook fusies en overheveling van bevoegdheden bekijken.

 

06.08 Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Door het feit dat zij geen politietaken zullen uitvoeren is de vrees van de VVSG dat er een politie-light zou ontstaan met minder goed opgeleide en minder goed betaalde politiemensen, eigenlijk weggenomen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van de heer Jef Van den Bergh aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de verdeling van de resterende middelen van het Verkeersveiligheidsfonds voor 2012" (nr. 18154)

07 Question de M. Jef Van den Bergh au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "la répartition des moyens restants du Fonds de la sécurité routière pour l'année 2012" (n° 18154)

 

07.01 Jef Van den Bergh (CD&V): Mevrouw de minister, het Verkeersveiligheidfonds bevatte in 2012 143,2 miljoen euro.

 

Het ministerieel besluit van 28 januari 2013 regelt de verdeling van het geïndexeerde bedrag aan de politie voor een totaalbedrag van 96,7 miljoen euro. Het tweede deel, het bedrag dat wordt toegekend op basis van de lokalisering van de overtreding, zou nog niet zijn toegekend. Dat was alleszins zo op het moment dat ik de vraag heb ingediend, wat al een tijd geleden is. De modaliteiten zouden nog moeten worden uitgewerkt.

 

Mevrouw de minister, klopt het dat het deel boven het geïndexeerde bedrag van 2007 nog niet werd uitgekeerd aan de federale politie en de lokale politiezones? Over welk bedrag spreken we precies?

 

Klopt het dat er nog onenigheid bestaat over de modaliteiten voor het toewijzen van het resterende bedrag boven het geïndexeerde bedrag van 2007? Wat zijn de eventuele knelpunten?

 

Wanneer wordt een akkoord verwacht en wanneer mogen de politiezones het resterend bedrag verwachten?

 

07.02 Minister Joëlle Milquet: De ontvangsten van het Verkeersveiligheidfonds bedroegen voor 2012 143 216 883 euro. Bijgevolg bedraagt het nog te verdelen saldo voor 2012 29 249 111 euro.

 

De noodzakelijke ontwerpteksten om die verdeling uit te voeren, zijn al voorbereid. Ik heb daarvoor natuurlijk het akkoord van het kernkabinet en de regering nodig. Mijn standpunt is een liquidatie van het geld, maar dat is een knelpunt voor de begrotingsdiscussie in september.

 

Ik heb dat voorstel bij de onderhandelingen over de begroting al op de tafel gelegd. De beslissing daarover zal in september worden genomen. Ik zal daar een liquidatie van het saldo op basis van een verdelingssleutel verdedigen. Dat zou uiteraard aanvullend geld voor de zones betekenen. Die beslissing is voor september.

 

07.03 Jef Van den Bergh (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Wij zullen in september kijken of alles in orde komt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde vragen van

- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het voorstel van de politievakbonden voor het gebruik van een bodycam" (nr. 18160)

- mevrouw Bercy Slegers aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het gebruik van camera's door de politiediensten" (nr. 18174)

- de heer Koenraad Degroote aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "bodycams voor politiemensen" (nr. 18196)

- de heer Éric Thiébaut aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "minicamera's of bodycams voor politieagenten" (nr. 18248)

08 Questions jointes de

-M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la proposition des syndicats de police relative à l'utilisation d'une bodycam" (n° 18160)

- Mme Bercy Slegers à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'utilisation de caméras par les services de police" (n° 18174)

- M. Koenraad Degroote à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "des bodycams pour les policiers" (n° 18196)

- M. Éric Thiébaut à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'équipement des policiers de mini-caméras ou bodycams" (n° 18248)

 

De voorzitter: Vraag nr. 18196 van de heer Degroote wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

08.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag dateert van 27 mei. Het incident in Brussel waarbij een politieman een man heeft neergeschoten die met een mes een vrouw levensbedreigend onder dwang hield, beroerde de gemoederen. Opnieuw zal de politie wellicht onder vuur komen en zal er klacht tegen de politieman worden neergelegd. Nochtans staat dezelfde politie dag na dag en week na week klaar om de veiligheid van de burgers zoveel als mogelijk te garanderen.

 

We moeten oog hebben voor de motivatie van de manschappen en daarom moet het geweld tegen politiemensen en andere openbareambtdragers en de klachten tegen politiemensen met bijzondere aandacht worden gevolgd. In de nasleep van het dodelijk incident in Brussel pleiten sommige politievakbonden voor een bodycam.

 

Als ik mij niet vergis, hebt u in een van de vorige commissievergaderingen gezegd dat u wel min of meer positief staat tegenover het invoeren van die bodycam. Kunt u mij cijfergegevens bezorgen wat betreft het aantal klachten dat tegen politiemensen jaarlijks wordt ingediend, cijfergegevens van 2008 tot nu? Hebt u de indruk dat het aantal klachten inderdaad toeneemt?

 

U zult toch stilaan iets moeten doen om politiemensen te beschermen in de uitoefening van hun taak. Ik pleit niet voor willekeur inzake de optredens van de politie, maar ik maak me zorgen over het gemak waarmee tegen politiemensen klacht wordt ingediend. Als dan binnenkort nog eens hun naam bekend wordt gemaakt, naar aanleiding van de afloop van bepaalde processen, is het hek helemaal van de dam. Welke maatregelen denkt u te nemen of te moeten nemen?

 

Tenslotte, wat denkt u van het voorstel van de politievakbonden om voortaan politiemensen uit te rusten met een bodycam, een soort zwarte doos, maar dan voor politiemensen? Niet alleen worden hiermee camerabeelden opgenomen, maar ook worden de bevelen van de politieman zelf geregistreerd. Denkt u dit ter beschikking te kunnen stellen van elke politieambtenaar?

 

08.02 Bercy Slegers (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de camera’s die op de markt zijn, worden steeds meer gesofisticeerd. De heer Logghe heeft de bodycam reeds toegelicht. Daarnaast is er ook het gebruik van camera’s voor nummerplaatherkennning door rijdende voertuigen van de politie. De privacycommissie heeft hieromtrent reeds een negatief advies gegeven.

 

Onze bekommernis gaat vooral uit naar de juridische regeling om dergelijke camera’s te kunnen gebruiken. Ondertussen hebben heel veel politiezones reeds voertuigen uitgerust met een camerasysteem.

 

Welke maatregelen overweegt u op korte termijn om het gebruik van camera's door de politiediensten beter te regelen?

 

Overweegt u om het gebruik van camera's door politiediensten uit de camerawet te halen en dit onder de toepassing van de wet op het politieambt te brengen?

 

08.03 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le président, madame la ministre, les événements regrettables survenus dans les Marolles à Bruxelles ont relancé un débat sur la possibilité d'équiper les agents de police de caméras individuelles, intégrées dans leur équipement ou leur uniforme. Les images enregistrées par celles-ci auraient pour but, pour leurs partisans, d'établir les circonstances dans lesquelles un agent aurait recours à la violence en état de légitime défense.

 

Une telle mesure ne va pas sans susciter de nombreuses questions.

 

Tout d'abord, des questions pratiques: un agent qui se trouve effectivement en situation de légitime défense a probablement d'autres priorités que de déclencher le fonctionnement d'une caméra. A contrario, si ces caméras devaient enregistrer en permanence, se poserait la question du respect de la vie privée et, en particulier, celle du respect de la loi du 24 mars 2007 qui règle l'installation et l'utilisation des caméras de surveillance.

 

Des questions d'efficacité, également: comme le souligne, à juste titre, l'organisation de travailleurs majoritaire au sein de la police fédérale, le déclenchement d'une caméra dans un contexte que le policier jugerait difficile aurait pour principal effet d'accroître encore une tension qui pourrait dégénérer en violence.

 

Des questions de priorités budgétaires, enfin: la même organisation syndicale parle d'un investissement de l'ordre de deux millions d'euros dans un tel équipement alors que, dans certaines zones de police, les agents n'ont pas la possibilité de suivre les formations aux techniques et tactiques d'intervention, absence de formation dont on sait par ailleurs qu'elle est à l'origine de bon nombre de situations entraînant des procédures disciplinaires à l'encontre de policiers faisant usage de violence caractérisée.

 

Madame la ministre, au regard de ce qui précède, je pense que ces caméras individuelles sont une fausse bonne idée, une réaction épidermique à un événement d'actualité qui n'apporterait pas de réponse au sentiment d'insécurité qu'évoquent tant les citoyens que certains agents de police eux-mêmes. Au contraire, il s'agirait plutôt d'un dispositif de nature à accroître les tensions entre les agents d'une police, pensée comme police de proximité, et les usagers de l'espace public.

 

Dès lors, pouvez-vous me dire si vous êtes favorable à l'usage de tels équipements? Si oui, dans quelles circonstances?

 

Par ailleurs, comment pensez-vous résoudre le problème de déficit de formation des agents dans certaines zones, relevé par les organisations syndicales?

 

08.04 Minister Joëlle Milquet: Wat de klachten betreft, beschik ik over de cijfers. Er is sprake van een zekere stabilisatie met een kleine verhoging in 2011 met 2 688 klachten van burgers tegen de politie. Gisteren hebben we de cijfers van de algemene criminaliteit bekend gemaakt en daaruit blijkt een daling van de geregistreerde feiten, meer bepaald feiten tegen officiële ambtenaren. Op de website van de politie staan deze nieuwe cijfers en daaruit blijkt een daling voor onder meer het openbaar vervoer, brandweer en politie.

 

Wat de bescherming van de politie in het raam van de strijd tegen geweld op politiemensen betreft, verwijs ik naar de vier werkgroepen die in september werden opgericht en waaruit concrete engagementen zijn voortgevloeid over het statuut, sensibilisatie, communicatie, bescherming en begeleiding van de slachtoffers en juridische hulp. Op basis hiervan hebben de werkgroepen aanbevelingen geformuleerd en sommigen werden al in concrete maatregelen omgezet, zoals bijvoorbeeld een sensibilisatiecampagne voor het einde van dit jaar.

 

Wat de bodycams betreft, hebben wij vanmorgen in de Senaat een discussie gehad over een wetsvoorstel van de heer De Padt over de ANPR. Ik heb aangekondigd dat ik klaar ben met een wetsontwerp met een groot aantal wijzigingen aan de zogenaamde camerawet. Met deze nieuwe wet zou er meer ruimte en mogelijkheden komen voor de bodycamera’s, alsook de beperking van het kader voor de drones, mobiele camera’s en camera’s die wij heel snel van plaats kunnen veranderen, ANPR. Dit is voor het najaar.

 

Monsieur Thiébaut, je ne suis pas opposée à un usage précis et encadré des body cameras. Celles-ci existent d'ailleurs dans de nombreux pays, où les policiers l'ont sur le casque. Je ne dis pas que cela doit être la règle et je pense qu'il faut pouvoir prévoir dans quelles circonstances elles peuvent être utilisées: pour ce qui me concerne, lors des interventions de maintien de l'ordre, manifestations, situations de maintien de l'ordre public lorsque la force est susceptible d'être utilisée.

 

Je pense que c'est important car il s'agit d'une protection pour tout le monde. C'est une mesure préventive en matière d'utilisation de la force. Cela permet aussi de pouvoir dire la vérité de manière claire et objective au moment d'une plainte. Et in fine, cela peut servir tant le citoyen que le policier, parce que cela révèle l'objectivité des faits. C'est un élément de modération.

 

Je pense donc que ce n'est pas absurde, pourvu que ce soit bien encadré, qu'il y ait des mesures claires, qu'on puisse l'annoncer, que ce soit décidé au niveau des autorités politiques, au niveau communal ou une autorisation du ministre de l'Intérieur quand il s'agit de la police fédérale. Pour moi, c'est quand une intervention implique une possibilité d'utilisation de la force. Cela ne peut pas se faire tout le temps.

 

En ce qui concerne les faits des Marolles, il aurait fallu que la personne se dise "Ah mon dieu, je vois quelque chose, j'appuie sur ma caméra". Il peut aussi être prévu que cette caméra puisse, le cas échéant, être déclenchée en temps, en vue d'une intervention. Mais cela ne peut pas se faire tout le temps et dans n'importe quelle circonstance. Et il faut bien sûr l'avis de la Commission de la protection de la vie privée. Mais je trouve que ce système présente tout de même beaucoup d'avantages, pour peu que l'encadrement soit bien mesuré.

 

08.05 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, u zegt dat er een daling is van het geweld tegen officiële ambtsdragers, maar die daling is toch zeer minimaal, namelijk maar 0,2 % verschil ten opzichte van 2008 en een effectieve daling ten opzichte van 2011 wat de cijfers van 2012 betreft. Maar een jaar is toch te kort om van een trend te kunnen spreken. Ik blijf dus zeer bezorgd wat het geweld tegen politiemensen en andere officiële openbareambtsdragers betreft.

 

Ik kijk uit naar uw wetsontwerp in de loop van het najaar, onder meer inzake het gebruik van bodycams.

 

Inderdaad, het aantal klachten tegen politiemensen stijgt en ook dat is, wat mij betreft, een groeiende bron van bezorgdheid.

 

08.06 Bercy Slegers (CD&V): Mijnheer de voorzitter, het is inderdaad noodzakelijk dat deze camerawet geactualiseerd wordt.

 

Wij stellen ons echter wel de vraag of het niet nuttig kan zijn, indien de politie camera’s gebruikt, dit te regelen in de wet van het politieambt en niet in de camerawet. Zo kan de politie mee evolueren met de technische snufjes die op de markt te vinden zijn en zo kan ze deze dan ook gebruiken. Dit gebeurt nu al in de feiten door de voertuigen met ANPR-camera’s die reeds aangekocht zijn. Deze worden in de praktijk al gebruikt, dus lopen we een beetje achter met de actualisering van die camerawet. Mochten we dat in de wet op politieambt kunnen inschrijven dan lopen we niet meer achter en kunnen we in de toekomst dergelijke zaken vermijden.

 

08.07 Éric Thiébaut (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

Nous sommes, en effet, quasiment sur la même longueur d'ondes. Certes, l'utilisation de body cameras n'est pas stupide, mais je vois mal nos agents de quartier les utiliser régulièrement. Si ce système fait l'objet d'un encadrement pour des événements spécifiques, l'idée pourrait s'avérer judicieuse.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Samengevoegde vragen van

- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het aantal radicale moslims in ons land" (nr. 18161)

- de heer Jan Van Esbroeck aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "radicale moslims in België" (nr. 18215)

09 Questions jointes de

- M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le nombre d'intégristes musulmans dans notre pays" (n° 18161)

- M. Jan Van Esbroeck à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la présence d'intégristes musulmans dans notre pays" (n° 18215)

 

09.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, u belooft al maanden – mijn vraag dateert ondertussen ook van 27 mei – het actieplan tegen radicalisering. Met dat plan wilt u radicaliserende moslims aanpakken en voorkomen dat zij met terroristische acties hun politieke of religieuze doelstellingen proberen te bereiken. Uw actieplan is gebaseerd op schattingen van de Veiligheid van de Staat over het aantal radicale jihadi’s.

 

Een VUB-onderzoeker heeft echter zelf veldonderzoek gedaan en hij lacht de cijfers van de Veiligheid van de Staat weg. Volgens de Veiligheid van de Staat zouden er in België 1 000 salafisten zijn, van wie maximaal 100 tot geweld in staat zouden zijn. De politicoloog daarentegen stelt dat het in de hoofdstad alleen al over 10 000 à 13 000 radicale moslims of salafisten gaat.

 

Gelet op de dramatische gebeurtenissen in Frankrijk en Groot-Brittannië en op andere plaatsen, is het blijven focussen op geruststellende cijfers van de Veiligheid van de Staat misschien toch niet de enige goede piste?

 

Hebt u kennis genomen van de cijfergegevens van de heer Bilal Benyaich, onderzoeker aan de VUB? Wat is uw eerste reactie hierop?

 

Houdt u in het actieplan tegen radicalisering enkel rekening met de cijfers van de Veiligheid van de Staat of bent u, gelet op de stijging van het aantal terroristische daden van zogenaamde lonely wolves in Europa, bereid en geneigd om ook andere cijfers, bijvoorbeeld die van de VUB-onderzoeker, in het actieplan mee te nemen?

 

Als u die cijfers meeneemt in het actieplan, zal dat ongetwijfeld gevolgen hebben voor de voorgestelde acties. Komen er extra maatregelen?

 

Tot slot, uitentreuren, hoe staat het met de maatregelen ten aanzien van terugkerende jihadi’s? Er was een tijdje geleden sprake van dat u met uw Europese collega’s een Europees plan voor de terugkeer van jihadi’s zou ontwikkelen. Welke maatregelen stellen Duitsland en Nederland bijvoorbeeld voor? Die landen worden toch ook getroffen door vertrekkende jihadstrijders. Hoe ver kunt u zich daarin vinden? Hoe ver staat u met maatregelen?

 

09.02 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, wij hebben deze vraag al eind mei ingediend naar aanleiding van een onderzoek aan de VUB, dat de cijfers van de staatsveiligheid sterk ter discussie stelde.

 

Ik had ook een aantal vragen opgemaakt. U hebt ondertussen al veel verklaard over de strijd tegen radicale moslims tijdens plenaire vergaderingen in de Kamer. Maar wat mij betreft, is het bij documenten en vergaderingen gebleven. Daarom herhaal ik mijn vraag:

 

Welke concrete acties hebt u ondernomen naar aanleiding van de nieuwsberichten over de radicalisering die zich effectief aan het manifesteren is en elke dag erger en erger wordt?

 

We hebben bijvoorbeeld al gevraagd in de plenaire vergadering of u niets kunt doen aan de satellietzenders die vanuit bepaalde landen hier radicale boodschappen verspreiden. Kunt u die praktijken niet op een of andere manier verbieden?

 

Waarom gebeurt er niets effectief en lezen we alleen maar over vergaderingen en taskforces, maar niets over handelingen en acties?

 

09.03 Minister Joëlle Milquet: Ik heb al tientallen keren in commissie en in plenaire vergadering geantwoord op dergelijke vragen. Hier heb ik een samenvatting van onze initiatieven en nieuwe reglementeringen in verband met de strijd tegen het radicalisme.

 

Ik heb kennis genomen van de cijfergegevens van de heer Bilal, die ik samen met de Veiligheid van de Staat aandachtig onder de loep neem. De Veiligheid van de Staat beschikt zelf over cijfers. De strijd tegen het radicalisme is voor ons een prioriteit en het is niet alleen een kwestie van cijfers, maar van een echt maatschappelijk verschijnsel.

 

Wij hadden overigens op basis van onze gegevens al beslist om van de strijd tegen het radicalisme een prioriteit te maken door middel van een groot aantal initiatieven en acties.

 

Voor de strijd tegen radicalisme baseren wij ons, enerzijds, op een groot actieplan in verband met preventie, onder andere sociale preventie. Het gaat om een document van ongeveer 60 bladzijden met een groot aantal aanbevelingen, ook voor de Gemeenschappen en Gewesten. Met hen heb ik vergaderingen gehad om die gezamenlijke aanbevelingen op te stellen.

 

Er zijn ook veel initiatieven op gemeentelijk vlak. Ik heb een vijftal vergaderingen gehad met de burgemeesters van de grote steden. Ik heb brieven met aanbevelingen en voorstellen verstuurd en ik heb gevraagd dat de steden een echt gemeenschappelijk preventiebeleid zouden voeren door een deskundige aan te stellen die belast is met de problematiek. Ik heb ook preventiefolders voorbereid, in overleg met de burgemeesters van Antwerpen, Vilvoorde en Mechelen. Op dit ogenblik zijn die in verschillende diensten in ons land verspreid. Ook dat is een van de nodige middelen in het preventiebeleid.

 

Anderzijds, hebben wij natuurlijk ook een ander actieplan betreffende de veiligheid, in kader van de strijd tegen het radicalisme. Wij hebben een echt plan opgesteld voor de terugkeer van jihadisten, in overleg met verschillende diensten. Ik heb een omzendbrief voorbereid met een duidelijke procedure, waar de lokale diensten, de Veiligheid van de Staat, de gerechtelijke autoriteiten en het federale parket bij betrokken zijn. Iedereen heeft zijn eigen taak. Voor elke terugkeer hebben wij een overleg: wie doet wat? Op welke termijn? Na welk overleg? Wij hebben ons dus gespecialiseerd.

 

Er is een taskforce, die elke vrijdag vergadert. Er is ook een groot overleg met de buurlanden. Ik heb zelf een vergadering gehad met de ministers van Binnenlandse Zaken van onder andere Frankrijk, Duitsland, Engeland, Nederland, Spanje en Zweden. Zij zijn allen hier geweest en waren heel tevreden met het initiatief. Wij hebben al een aantal gemeenschappelijke initiatieven genomen. In september hebben wij nog een vergadering, hier in Brussel. Wij zullen waarschijnlijk ook de Amerikaanse autoriteiten, waaronder de attorney general, uitnodigen en misschien ook de Turkse autoriteiten, om samen over de problematiek te praten en gezamenlijke initiatieven te nemen. Onze veiligheidsdiensten onderhouden elke dag nauwe contacten met onze buurlanden. Ik ben daar dus heel actief mee bezig.

 

Voorts werd in het kader van het actieplan het eventueel verbod van radicale satellietzenders al bekeken. De zenders opereren vaak vanuit de Golfstaten en roepen moslims op om te gaan strijden in Syrië. Daarnaast verspreiden ze een haatdiscours tegen sjiitische moslims. Het probleem is dat het vaak gaat om zenders die worden gesponsord door private donors. De satellieten worden beheerd door andere landen, al dan niet uit Europa. Zelfs indien men ze zou kunnen afsluiten via satelliet, kunnen ze via internet nog altijd worden bekeken. Dat is een van onze aandachtspunten in het overleg met de Verenigde Staten, Canada en de Europese landen.

 

09.04 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, u zegt zich te baseren op de cijfers van de Veiligheid van de Staat. Ik neem daar nota van. Ik kan u toch het boekje van de heer Bilal aanbevelen; daar staan heel andere cijfers in. Hij baseert zich daarvoor op correct, gedegen veldwerk. Een beleid en maatregelen zijn gebaseerd op de zwaarte van een problematiek en die wordt toch deels afgemeten aan de cijfers, die men verzamelt. Als u zich alleen baseert op de cijfers van de Veiligheid van de Staat en geen rekening houdt met eventueel meer verontrustende cijfers van onderzoekers, zou het wel eens verkeerd kunnen eindigen.

 

Ik neem er nota van dat uw terugkeerplan klaar is en dat er overleg wordt georganiseerd met de EU-lidstaten, Amerika en, eventueel, Turkije. Het valt wel op dat men in het buitenland veel opener is over het aantal jihadisten die vertrokken zijn en die terugkeren. In Duitsland bijvoorbeeld kan men gewoon in de pers lezen hoeveel mensen er zijn vertrokken en hoeveel teruggekeerd. Voor u is dat nog altijd een groot staatsgeheim. Ik betreur dat.

 

09.05 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik hoor al enige maanden dat het thema uw prioriteit wegdraagt, wat altijd leuk om horen is. Alle vergaderingen zijn gehouden en alle documenten zijn ondertussen opgesteld. Echter, de enige actie waarnaar ik vroeg, was of er effectief actie was in het onderzoek dat u hebt ingesteld. Tegenhouden is natuurlijk moeilijk, bijvoorbeeld wegens de satellietverbindingen. In andere landen van de wereld lukt het echter wel bepaalde boodschappen tegen te houden of in overleg iets met de problematiek te doen. Voor ons is het echter moeilijk, omdat een en ander vanuit het buitenland wordt gesponsord.

 

Uw antwoord stelt mij teleur. Ik had graag een actieantwoord op mijn vraag gekregen.

 

Over het gedeelte over de opgerichte taskforce komt straks nog een vraag. Wij hebben het al uitgebreid over het dossier gehad.

 

De andere actie die u aanhaalt, zijn de bewuste folders. Wij hebben tijdens de laatste schoolweek allen gehoord dat u de folders in de scholen zou verdelen. Op dat moment waren alle deliberaties al aan de gang en zaten er niet te veel mogelijk vertrekkende leerlingen in de klaslokalen. Evenmin waren er veel aanwezig in de verenigingen waarin u de folders zou verdelen. Ik betwijfel dus of uw actie enig nut heeft gehad.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Question de M. Éric Thiébaut à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la protection des travailleurs contre les rayonnements ionisants" (n° 18234)

10 Vraag van de heer Éric Thiébaut aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de bescherming van de werknemers tegen de ioniserende stralingen" (nr. 18234)

 

10.01 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le président, madame la ministre, le 5 décembre 2012, je vous interrogeais déjà sur le suivi dosimétrique des travailleurs exposés aux rayonnements ionisants.

 

Je ne referai pas en détail l'historique de ce dossier important mais il me semble opportun de rappeler deux dates. En 2007, avait lieu le vote de la résolution visant à améliorer le fonctionnement de l'Agence fédérale de contrôle nucléaire (AFCN). En 2010, je posais ma première question sur ce dossier suite à la volonté, affichée à l'époque, de Mme Turtelboom de présenter dans l'année un cadre légal et réglementaire accompagnant le transfert, du SPF Emploi vers l'AFCN, de la gestion du registre d'exposition dosimétrique.

 

En décembre 2012, je vous questionnais sur le blocage apparent de ce dossier. Vos propos étaient rassurants puisque vous m'aviez indiqué avoir reçu deux jours auparavant le dossier complet de l'AFCN. Vous aviez précisé que vous alliez l'étudier pour le déposer le plus vite possible au Conseil des ministres. Vous aviez ajouté que si ce dossier n'était pas examiné dans la quinzaine qui suivait, il le serait au tout début de l'année 2013.

 

Madame la ministre, nous sommes désormais à la mi-2013 et je m'inquiète car je ne vois pas d'avancée concrète dans ce dossier. Aussi, pourriez-vous m'indiquer ce qu'il en est de cette réforme du recueil des données dosimétriques? Le Conseil des ministres s'est-il déjà prononcé à ce sujet? Le cas échéant, quels sont les difficultés ou les blocages qui expliquent le temps nécessaire pour faire aboutir cette réforme?

 

10.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur Thiébaut, je vais vous rassurer. L'avant-projet de loi a été adopté par le Conseil des ministres et envoyé au Conseil d'État, dont j'attends l'avis. Il a été analysé par les différents services. Quelques problèmes techniques se sont posés puisqu'il y avait un transfert des compétences de l'Emploi vers l'AFCN. Des discussions techniques ont eu lieu et quelques amendements ont été apportés.

 

Dès que j'aurai reçu l'avis du Conseil d'État, ce projet sera déposé au parlement, immanquablement à la rentrée.

 

10.03 Éric Thiébaut (PS): Madame la ministre, je vous remercie et vous donne rendez-vous en septembre.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van de heer Jan Van Esbroeck aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het verbod van ondemocratische groeperingen" (nr. 18251)

11 Question de M. Jan Van Esbroeck à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'interdiction des groupements non-démocratiques" (n° 18251)

 

11.01 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, dit is een heel korte vraag waarop u een heel kort antwoord kunt geven. Het gaat over het verbod op ondemocratische groeperingen, thema dat wij al een hele tijd in de commissie voor de Binnenlandse Zaken proberen te bespreken, maar om allerlei redenen is het nog altijd niet tot een effectieve bespreking gekomen. Ik heb in de commissie op een gegeven moment opgevangen dat een van die redenen was dat u bezig was aan een wetsontwerp dienaangaande. Hoe ver staat u daarmee? Zal de regering een wetsontwerp indienen of niet? Dat is mijn eenvoudige vraag.

 

11.02 Minister Joëlle Milquet: Morgen hebben wij daar een grondige discussie over. Ik zal u morgen het antwoord kunnen geven. Het onderwerp staat morgen op de agenda.

 

11.03 Jan Van Esbroeck (N-VA): Ja, het staat op de agenda. Mijn vraag was gewoon of de regering, de minister dus, een initiatief zal nemen? Zal het parlementaire werk gewoon zijn gang kunnen gaan? Daar is wat discussie over, daarom stel ik u deze vraag.

 

11.04 Minister Joëlle Milquet: De eerste beslissing van de kern was de Parlementsleden de kans te geven een gezamenlijk initiatief goed te keuren. Als dat niet zou lukken zullen wij iets anders doen.

 

Eerst en vooral is dit een zaak voor de vrijheid van de Parlementsleden, daarna pas kan er een initiatief van de regering komen. Dat neemt wel wat tijd in beslag.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Question de M. Laurent Devin à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la formation en assistanat social pour les policiers" (n° 18329)

12 Vraag van de heer Laurent Devin aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de grotere nadruk op maatschappelijk werk in de politieopleiding" (nr. 18329)

 

12.01 Laurent Devin (PS): Monsieur le président, madame la ministre, un récent projet de réforme de la formation policière viserait à mieux former nos policiers en assistanat social. Le Parti Socialiste a toujours été demandeur de mieux former nos policiers à ce genre de techniques et méthodes, indispensables pour garantir une police au service de la communauté. En effet, nos policiers sont amenés à œuvrer dans leurs missions de protection avec toujours plus de compréhension, d'analyse, de dialogue.

 

Dans ce contexte, une formation en assistanat social ne peut être que bénéfique, aussi bien pour les services fournis aux citoyens que pour les policiers eux-mêmes.

 

Madame la ministre, j'aimerais obtenir de plus amples informations concernant la mise en place de ces nouvelles formations en assistanat social.

 

Tout d'abord, à quelles catégories de policiers s'adresseront ces formations? Aux inspecteurs? Aux agents de quartier? Aux services d'intervention? À tous les policiers?

 

J'imagine que ces formations seront en priorité destinées aux policiers ayant un contact direct avec la population.

 

Comment ces formations seront-elles dispensées?

Qui sera chargé de former les policiers en assistanat social?

 

Quel timing prévoyez-vous pour la mise en place de ces formations?

 

12.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, monsieur Devin, votre question tombe bien à propos: nous finalisons en effet le projet de réforme de la formation policière via une commission chargée des projets, des contenus. Son rapport vient d'être déposé.

 

Comme la sensibilisation à la dimension sociale doit intervenir dès le départ, il est désormais prévu, dans la formation de base de tous les aspirants inspecteurs, deux blocs distincts constitués de modules divers. Le bloc classique reprendra la loi sur la fonction de police, la déontologie policière, le droit et les principes d'intervention, etc.. Le second bloc est plus sociologique et regroupe la gestion de la violence et du stress - aspects psychologiques -, et ce qui relève de la dimension sociale au sens large: les développements socioculturels récents, les thèmes relatifs au racisme, aux préjugés, à la connaissance des typologies sociales de notre société.

 

Évidemment, le but n'est pas de transformer nos policiers en assistants sociaux, mais de les sensibiliser aux problèmes de la société dans leur ensemble afin d'acquérir des comportements en adéquation, tant en matière de prévention qu'en matière d'intervention ou d'attitude, et d'aborder de la façon la plus efficace, harmonieuse et humaine les problématiques de terrain, qui sont très diversifiées selon les milieux fréquentés.

 

Voilà où nous en sommes. Pour le moment, le projet est soumis à discussion syndicale.

 

12.03 Laurent Devin (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Pourriez-vous me dire à qui s'adresse la formation?

 

12.04 Joëlle Milquet, ministre: Il s'agit d'une formation de base adressée à tous.

 

12.05 Laurent Devin (PS): Y compris aux agents de la paix?

 

12.06 Joëlle Milquet, ministre: La formation dont question s'adresse aux policiers, aux inspecteurs. Ils sont d'autant plus concernés qu'ils sont plus encore amenés à travailler sur le terrain, dans les quartiers.

 

12.07 Laurent Devin (PS): Vous êtes en discussion avec les syndicats. Un timing est-il ou non prévu?

 

12.08 Joëlle Milquet, ministre: En tout cas, tout doit être avalisé dans les mois à venir. En tant que démocrates, nous respectons les échéances électorales et tout doit donc être bouclé avant la fin de nos travaux. Par conséquent, nous devrions avoir terminé vers septembre-octobre.

 

12.09 Laurent Devin (PS): Monsieur le président, nous verrons bien si les travaux sont effectivement terminés en octobre, en novembre ou en décembre. Ensuite, en tant que démocrates, nous respecterons le choix de l'électeur. Sachez que c'est avec optimisme que j'envisage cette période!

 

Le président: Nous serons là, monsieur Devin!

 

12.10 Joëlle Milquet, ministre: Vous êtes également optimiste?

 

Le président: Bien entendu!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De samengevoegde vragen nrs 18405 en 18738 van de heren Jambon en Degroote worden omgezet in schriftelijke vragen. Vraag nr. 18416 van de heer Degroote wordt eveneens omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 18471 van mevrouw Dumery wordt ook omgezet in een schriftelijke vraag en hetzelfde geldt voor vraag nr. 18506 van de heer Degroote.

 

13 Vraag van de heer Jan Van Esbroeck aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de aanstaande brandweerhervorming" (nr. 18571)

13 Question de M. Jan Van Esbroeck à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la réforme prochaine des services d'incendie" (n° 18571)

 

13.01 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, naar verluidt zou u nog voor het zomerreces communiceren over de nakende brandweerhervorming. Dat veroorzaakt onrust bij de brandweerdiensten.

 

Ik heb hieromtrent een aantal vragen waarop voor betrokkenen hopelijk concrete antwoorden volgen.

 

Wat is op dit ogenblik de status van het ontwerp van het brandweerstatuut dat u werd overgemaakt door de brandweervereniging, de BVV? In hoeverre is dit document van belang bij de nakende hervorming?

 

Was de BVV de enige die werd geraadpleegd voor de hervorming van het brandweerstatuut of werden er nog andere verenigingen en organisaties bij betrokken, en zo ja, welke?

 

Hebben uw diensten al een ontwerp opgesteld dat kan worden geraadpleegd en besproken door de verschillende korpsen?

 

Kunt u duidelijkheid verschaffen aan alle korpsen aangaande de wijzigingen omtrent de diplomavereisten en opleidingniveaus?

 

Quid met de fiscale vrijstelling voor vrijwilligers in het nieuwe plan?

 

13.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, vandaag nog werden verschillende vertegenwoordigers uitgenodigd op mijn kabinet. Na de vergadering hebben zij beslist hun staking te schorsen en zij waren tamelijk tevreden met de gang van zaken en met de verschillende voorstellen, alsook met de voorstellen van agenda. Er zijn nog twee vergaderingen gepland in juli en een agenda opgesteld vanaf eind augustus met als doel een akkoord te bereiken voor eind september.

 

Ik meen dat de situatie thans is verbeterd. Voor het volledige statuut beschik ik over een bedrag van 29 miljoen euro dat door de federale Staat moet worden betaald voor de verschillende zones, met meer dan 3 miljoen euro voor de vorming vanaf 2014.

 

Wij proberen dus een uniek statuut voor elke brandweerman te hebben. Het is niet zo moeilijk. Het probleem situeert zich rond het verlof voorafgaand aan het pensioen. De verschillende vertegenwoordigers van de vakbonden willen de regel van het verlof voorafgaand aan het pensioen opleggen aan de gemeenten, maar deze laatste weigeren de plicht om vanaf 56 jaar voorafgaand verlof toe te kennen. Het is evenwel zo dat sinds de beslissingen inzake de pensioenen de regering heeft gesteld dat dit geen plicht is, maar een mogelijkheid voor elke zone. Dat is trouwens al het geval in de grote steden. De mogelijkheid tot verlof voorafgaan aan het pensioen moet behouden blijven — dat was het voordeel van onze beslissing — maar mag geen verplichting zijn. De vertegenwoordigers van de vakbonden wilden het systeem absoluut opleggen aan de gemeenten, al beseffen zij dat zulks niet mogelijk is. Thans is de sfeer tamelijk positief en er worden stappen voorwaarts gezet.

 

De Vereniging van Steden en Gemeenten, de vakbonden en mijn administratie zijn betrokken partijen. Het ontwerp kan als dusdanig nog niet worden geraadpleegd door alle korpsen. Het voorstel van de BVV is een element dat zal bijdragen aan het uiteindelijke resultaat.

 

De hervorming van de opleiding maakt deel uit van de hervorming van de civiele veiligheid. De algemene principes werden al voorgesteld aan de brandweerfederaties en de vakbonden.

 

Zodra het ontwerp van KB klaar is, zal het met de verschillende betrokken partijen worden besproken. Wij moeten dat normaal voor september afronden.

 

13.03 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Wij verwachten dus geen snelle actie. Het zal maar voor september zijn, maar na goed overleg.

 

Ik heb nog een vraag die vanuit de korpsen zelf komt. Zij zijn nog wat onzeker over de vertegenwoordiging van de vrijwillige brandweer tijdens de gesprekken. Ik denk dat dit ook terecht is. De BVV is niet meteen de vertegenwoordiging van de vrijwilligers. Ik vroeg mij af of u geen extra vergadering kunt organiseren waar specifiek de woordvoerders van de vrijwilligers hun problemen en hun mening bij u kunnen melden?

 

13.04 Minister Joëlle Milquet: Er zijn al veel vergaderingen tussen de federaties onderling. Er is al een voorstel van consensus bereikt. Wij hebben nu het akkoord van de vakbonden en de gemeenten. De federaties, de vakbonden, de gemeenten en de administratie hebben elk hun standpunt, maar ik ben ter zake vrij optimistisch.

 

13.05 Jan Van Esbroeck (N-VA): Is er al een concreet akkoord over de fiscale vrijstelling op de inkomsten van de vrijwillige brandweer? Daarover bestond intern discussie bij de brandweervakbonden.

 

13.06 Minister Joëlle Milquet: In verband met dat fiscaal aspect wordt overlegd met de minister van Financiën, met de steun van de minister van Volksgezondheid.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van de heer Willem-Frederik Schiltz aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de mogelijke verbeteringen in de neutraliteit van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle" (nr. 18533)

14 Question de M. Willem-Frederik Schiltz à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'éventuelle amélioration de la neutralité de l'Agence fédérale de contrôle nucléaire" (n° 18533)

 

De voorzitter: Ik herinner eraan dat de spreektijd twee minuten bedraagt voor het stellen van de vraag en twee minuten voor het antwoord.

 

14.01 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik zal zeer bondig zijn.

 

Mevrouw de minister, deze vraag dateert van 10 juni, daarom was er nog melding over het te verschijnen jaarrapport van het FANC. Dat jaarverslag hebben wij gisteren of eergisteren ontvangen.

 

Uit het jaarrapport blijkt dat het FANC voor 88 % van haar inkomsten afhankelijk is van bijdragen uit de nucleaire sector zelf. Met bijna 80 % van de inkomsten van het FANC spant de Frans-Belgische energiegroep Electrabel – GDF Suez de kroon. Bij de bespreking van de cijfers van het jaarrapport was blijkbaar volgens interne bronnen reeds wat ongerustheid ontstaan over het feit dat het FANC voor dergelijk groot deel van haar werkingsmiddelen afhankelijk is van één van de spelers in de nucleaire sector.

 

Verder is er ook kritiek van een vooraanstaand Duits consultant, Michael Schneider, die ook België, Frankrijk en Duitsland adviseert omtrent nucleaire veiligheid. Ook hij uit zijn twijfels of heeft bedenkingen bij de afhankelijkheid van het FANC van Electrabel.

 

Dat kan een probleem zijn om de volgende reden. Wanneer een regulator moet onderzoeken of een kerncentrale al dan niet kan blijven draaien, terwijl hij door die centrale te sluiten 80 % van zijn middelen overboord moet gooien, dan decimeert die regulator zichzelf. De vraag rijst of een instituut dat onafhankelijk moet zijn, wel in staat is om dergelijke beslissingen te nemen.

 

Mevrouw de minister, vanzelfsprekend heb ik dan ook de volgende vragen aan u.

 

In hoeverre acht u dat er mogelijke beïnvloeding is van het FANC door haar financieringssysteem?

 

Acht u het nodig, noodzakelijk en wenselijk om de neutraliteit van het FANC via haar financieringssysteem te verbeteren? U weet ook dat in de wetgeving voorzien is dat het FANC een dotatie zou kunnen krijgen uit de Staatskas. In het huidige budgettaire regime is dat zeker en vast niet evident, maar toch wil ik u vragen naar uw intenties voor de toekomst.

 

14.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer Schiltz, de spelregels voor de financiering van het FANC zijn, zoals u weet, vastgesteld door de wetgever. Het gaat om een oude rekening met twee basisbeginselen: het universeel principe dat de vervuiler betaalt en de onafhankelijkheid van het agentschap. De overheidskosten, verbonden aan de controle van de nucleaire activiteit, worden reeds sinds 1982, dus lang voor de oprichting van het Agentschap, via een jaarlijkse retributie ten laste gelegd van de nucleaire exploitanten, in hoofdzaak de uitbaters van de kerncentrales. Dat is volledig conform het principe “de vervuiler betaalt.”

 

Bij de oprichting van het agentschap werd het financieringssysteem ingeschreven in de wet van 1994 en alhoewel de bedragen werden aangepast, is de berekeningswijze voor Electrabel behouden gebleven. Dit lijkt mij ook goed, want het laat toe de nucleaire controlekosten desnoods opnieuw te verdelen over meerdere marktpartijen mocht dit nodig zijn.

 

Dit financieringssysteem tast de onafhankelijkheid van het agentschap hoegenaamd niet aan. Integendeel, het is net een waarborg voor onafhankelijkheid. In 2007 werd het retributiestelsel immers grotendeels omgevormd tot een taxatie waarvan de bedragen in de wet zelf staan ingeschreven.

 

De jaarlijkse bijdrage van Electrabel moet per vergunde reactor worden betaald, ongeacht of deze stilligt of niet. Zijn neutraliteit is dus niet in gevaar. Zolang de vergunning rechtsgeldig is, blijft de bijdrage verschuldigd.

 

Om de gevolgen van de kernuitstap voor het agentschap financieel op te vangen, zal een aanpassing van de wet nodig zijn. De ontmanteling van de centrale blijft immers een delicate opdracht die opvolging door het agentschap zal vereisen.

 

Aangaande de overheidsdotatie lijkt mij, gezien de krappe budgettaire context van de overheid, de onafhankelijkheid van het FANC eerder gediend met het behoud van de huidige financieringswijze.

 

14.03 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mevrouw de minister, ik hoor u terecht nuanceren dat, zolang een vergunning uitgegeven is, de dotatie niet in gevaar komt en dat de verleiding van het nucleair agentschap om de stillegging van een reactor te bevelen misschien niet zo acuut zou zijn. Wanneer er evenwel sprake is van de intrekking van een vergunning is dat wel aan de orde.

 

Ik heb alle begrip voor de budgettaire krapte, maar ik hoop in de toekomst, als het financieringssysteem niet kan worden aangepakt, in u een bondgenoot te vinden om de dominante positie van Electrabel te verminderen, zodat er meer marktpartijen zijn en er dus ook meer verschillende bedrijven bijdragen aan deze vergoeding.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

15 Question de M. André Frédéric à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les répondants germanophones pour le service 112" (n° 18553)

15 Vraag van de heer André Frédéric aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "Duitstalige calltakers voor de dienst 112" (nr. 18553)

 

15.01 André Frédéric (PS): Monsieur le président, madame la ministre, le numéro d'urgence 112 est un outil essentiel pour assurer la sécurité de tous les citoyens de notre pays. On ne compte plus le nombre de vies sauvées ou d'interventions réalisées à temps pour limiter des dégâts grâce au recours à ce numéro d'urgence.

 

Vu les circonstances dans lesquelles la population a recours à ce numéro, il est évidemment essentiel que la communication puisse se faire dans une langue que les deux interlocuteurs parlent couramment. Il semblerait pourtant qu'il n'y ait pas de répondants germanophones dans ce service, laissant ainsi quelque 80 000 Belges dans l'incapacité d'y avoir recours effectivement.

 

Madame la ministre, est-ce bien le cas? Comptez-vous, le cas échéant, prendre des mesures pour répondre à cette situation regrettable et susceptible de limiter l'efficacité des services de secours?

 

15.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur Frédéric, la question est bien connue des services. J'y ai déjà répondu. Le 100 de Liège compte pour le moment cinq opérateurs bilingues français-allemand. Ce nombre permet d'assurer de façon satisfaisante un service continu. Toutefois, en cas d'absence d'opérateur bilingue lors d'une garde, une procédure associant les calltakers bilingues du CI 101 est prévue.

 

Par ailleurs, la récente approbation du plan de personnel 2013 par mes collègues, le ministre du Budget et le secrétaire d'État, a enfin rendu possible l'engagement de deux opérateurs bilingues français-allemand supplémentaires qui permettront d'assurer un service continu. Le processus de recrutement est en cours. Ces deux opérateurs vont donc arriver incessamment, parmi les près de 200 calltakers que nous engageons pour 2013-2014.

 

15.03 André Frédéric (PS): Merci, madame la ministre. Cinq plus deux, cela fait sept. Avec sept opérateurs bilingues français-allemand, est-on en mesure d'assurer un service continu 24 heures sur 24, 7 jours sur 7?

 

15.04 Joëlle Milquet, ministre: C'était la demande du service, en tout cas. Nous y avons donc répondu.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Vragen nrs 18572, 18575, 18573 en 18574 van de heer Van Esbroeck worden omgezet in schriftelijke vragen.

 

16 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de regeling met betrekking tot de nachtdiensten voor oudere werknemers van de federale politie" (nr. 18587)

16 Question de Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le règlement relatif aux prestations de nuit des travailleurs âgés de la police fédérale" (n° 18587)

 

16.01 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, het is eigenlijk een vervolg op een eerdere vraag die ik u gesteld heb. In antwoord op de vraag met betrekking tot het personeelstekort bij de federale wegpolitie, hebt u bevestigd dat de manschappen van de federale politie vanaf een leeftijd van 23 jaar kunnen vragen om vrijgesteld te worden van nachtdiensten. In een krantenartikel werd onlangs door een woordvoerder van een politievakbond gesuggereerd dat een dergelijke aanvraag via de vakbond zou moeten ingediend worden.

 

Vandaar deze vragen aan u, mevrouw de minister.

 

Klopt het dat een dergelijke aanvraag tot vrijstelling van nachtdienst via de vakbond moet worden ingediend? Betekent dit dat de vakbond inspraak heeft in wie wel een aanvraag mag indienen en wie niet? Indien dit het geval is, kunt u mij dan de procedure toelichten voor manschappen die wensen vrijgesteld worden van nachtdienst maar niet aangesloten zijn bij een vakbond?

 

16.02 Minister Joëlle Milquet: Volgens artikel 6.1.11 van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 wordt de vrijstelling van nachtprestaties door het personeelslid rechtstreeks bij de bevoegde overheid aangevraagd. De vakorganisaties komen in dergelijke aanvraagprocedures niet tussen beide.

 

16.03 Daphné Dumery (N-VA): Dat is een kort, krachtig en positief antwoord. Het verontrustte mij immers dat aanvragen zouden moeten gebeuren via de vakbond. Ik denk dat de vakbond in kwestie publiciteit voor zichzelf heeft willen maken en daardoor de suggestie deed dat personeelsleden de aanvraag via hen konden regelen. Maar u heeft mij gerust gesteld, mevrouw de minister.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 18592 van mevrouw Galant wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

17 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de illegalen in de haven van Zeebrugge" (nr. 18661)

- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de verplaatsing van illegalen van Oostende naar Zeebrugge" (nr. 18666)

17 Questions jointes de

- Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les illégaux dans le port de Zeebrugge" (n° 18661)

- M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le déplacement d'illégaux d'Ostende vers Zeebrugge" (n° 18666)

 

17.01 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, de Zeebrugse havengemeenschap heeft de afgelopen tien jaar heel wat geïnvesteerd in de beveiliging van de haven. De beveiliging was vooral gericht op bescherming tegen mensen met slechte bedoelingen, namelijk illegalen die trachten de Britse kust te bereiken. De inspanningen gaan van camerabewaking tot omheiningen geplaatst door de klanten van de haven zelf, alsook scanners, waaraan de Britse overheid in 2003 – ondertussen al enige tijd geleden – financieel bijdroeg.

 

Het probleem was evenwel beheersbaar, totdat het faillissement van Transeuropa Ferries in Oostende ervoor heeft gezorgd dat de overtocht van Oostende naar Groot-Brittannië voor illegalen bijna onmogelijk werd. Er werd dan naar een nieuwe weg gezocht en Zeebrugge is de dichtstbijzijnde haven voor de oversteek. Wij weten niet altijd of zij succesvol zijn, maar er lopen blijkbaar toch heel wat illegalen tegen de lamp.

 

Een ander fenomeen is de stijging van het aantal inbraken in vakantiewoningen in Zeebrugge. Vooral lakens, dekens en al wat kan worden gebruikt voor overnachtingen in de openlucht, worden gestolen.

 

Ik heb een aantal vragen voor u, mevrouw de minister.

 

Zult u maatregelen nemen om de veiligheid van de haven te verhogen, aangezien de haven zelf al heel wat inspanningen heeft gedaan? Hoe zult u illegalen ontmoedigen deze route te gebruiken voor de oversteek naar Groot-Brittannië?

 

Mijn vraag dateert ondertussen al van 17 juni. Ik denk dat er al overleg is geweest; dat heb ik toch in de pers mogen lezen. Ik vraag mij echter af wat het doel was van het overleg. Kunt u daar wat toelichting bij geven? Hebt u ook overleg gepleegd met het orgaan bestaande uit de scheepvaartpolitie en de douane, dat ook een speciale actie onderneemt ter zake?

 

Uit eerdere vragen die ik aan u heb gesteld over het aantal mensen bij de scheepvaartpolitie bleek dat er een probleem was met de personeelsbezetting. Zal de huidige situatie daar iets aan veranderen? Komt er personeel bij?

 

Welke maatregelen worden genomen om het aantal inbraken te verminderen?

 

Vaak worden illegalen die na een verhoor weer in vrijheid werden gesteld, opnieuw aangetroffen. Het gaat hierbij vaak om recidivisten: het zijn heel vaak dezelfde mensen die worden aangetroffen. Hebt u met andere woorden contact gehad met uw collega Maggie De Block over het terugkeerbeleid? Welke maatregelen zult u ter zake treffen?

 

Vroeger trof men in de haven van Zeebrugge vooral Aziatische illegalen aan. Is dit nog altijd zo? Kunt u mij meer zeggen over het profiel van de personen die daar worden aangetroffen?

 

17.02 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, het kader is reeds geschetst door collega Dumery. Ik kan volstaan met te zeggen dat de stijging van het aantal illegalen in Zeebrugge tot veel commotie leidt.

 

Er is echter niet alleen commotie, er is ook sprake van een opstoot van zogenaamd kleine criminaliteit. De scheepvaartpolitie heeft de handen vol en ook nu ziet men – net zoals in Oostende – dat illegalen na een aantal uren opnieuw vrij rondlopen in dezelfde haven van Zeebrugge. De problemen zouden zich vooral voordoen met Noord-Afrikanen die zeer agressief zijn en absoluut niet zouden willen meewerken.

 

Mijn vragen zijn de volgende.

 

De scheepvaartpolitie kan het alleen niet meer aan, te meer daar zij al onderbemand was. Meer dan processen-verbaal opmaken, foto’s maken en vingerafdrukken nemen, kan men niet. Worden er mensen van de federale politie afgevaardigd om desnoods tijdelijk mee te werken zodat de zaken wat vooruit kunnen gaan?

 

Wat wij ook telkens opnieuw opmerken, is dat externe factoren er telkens opnieuw voor zorgen dat het asiel- of migratieprobleem zich verlegt. Wat Binnenlandse Zaken op dit moment het dringendste nodig heeft, zijn soepel opererende federale politiediensten die dit soort crisistoestanden onmiddellijk kunnen aanpakken. Zou dit geen ernstig onderwerp kunnen zijn voor uw kerntakendebat?

 

Een andere problematiek die ook schrijnend is omdat ze steeds blijft terugkeren, is de volgende. De arrestatie van illegalen leidt er in België toe dat diezelfde mensen opnieuw worden vrijgelaten. Zij dwalen met andere woorden nadien opnieuw rond in dezelfde haven en zorgen daar opnieuw voor overlast. Hiervoor moet vroeg of laat toch eens een politieke oplossing worden gevonden, mevrouw de minister? Het beleid moet meer durven inzetten op een gedwongen terugkeer. Maakt deze optie het onderwerp uit van overleg met uw collega’s voor Asiel en Migratie, en Justitie? Zo nee, waarom niet?

 

Wordt het niet stilaan tijd, mevrouw de minister, voor een groot integraal terugkeerbeleidsplan waarbij u en uw collega’s in eerste instantie inzetten op vrijwillige terugkeer, maar, indien u zou vaststellen dat vrijwillige terugkeer niet werkt, u moet inzetten op gedwongen terugkeer?

 

Ik dank u voor uw antwoord.

 

17.03 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, na het meest recente vertrek van een boot van Transeuropa Ferries uit Oostende op 18 april 2013 werd in de haven van Zeebrugge inderdaad een enigszins groter aantal illegalen geïntercepteerd.

 

Het gemiddelde voor januari bedraagt 10, voor februari 32, voor maart 28, voor april 54, voor mei 23 en voor juni 85. Het merendeel van de onderschepte illegalen zijn momenteel in (…): 43 in april, 4 in mei en 53 in juni.

 

Er wordt echter vastgesteld dat meer illegalen uit de Maghreblanden worden geïntercepteerd sinds de sluiting van TEF in Oostende.

 

Tussen 15 april en 15 juni 2013 werden 32 illegalen uit de Maghreblanden onderschept, zijnde 30 % van het totaal. In dezelfde periode in 2012 ging het om slechts 7 illegalen, zijnde 13 % van het totaal.

 

Op 13 juni 2013 heeft de federale scheepvaartpolitie van Zeebrugge een overleg met alle betrokken partijen georganiseerd, zijnde het havenbestuur en vertegenwoordigers van de geviseerde terminal, met het oog op ontradende, structurele maatregelen. Bovendien worden de interventieploegen van de SPN naar de geviseerde terminal geheroriënteerd. Ook wordt periodiek overleg gepleegd op het niveau van het platform GAN Illegalen West- en Oost-Vlaanderen onder het voorzitterschap van de referentiemagistraat Mensenhandel van het parket van Brugge.

 

Bij SPN Oostende waren in juni 2013 in totaal 61 van de geplande 80 personeelsleden aanwezig. Bij de SPN Zeebrugge waren er dat 68 van de geplande 81.

 

Er worden in de loop van 2013 op mijn voorstel nog 9 betrekkingen ingevuld bij de SPN Oostende en 5 betrekkingen bij de SPN Zeebrugge. Dat maakt deel uit van onze 100 nieuwe federale inspecteurs. De controles op drugs en illegale immigratie worden voortgezet. Wij hebben geen opmerkingen ontvangen van de Schengenevaluatiecommissie die via controles nagaat of de lidstaten voldoen aan de opgelegde normen.

 

Op het grondgebied van Zeebrugge werden er tijdens de maand april 2013 45 criminele feiten geregistreerd, een lichte stijging in vergelijking met het landelijk gemiddelde van van 38 feiten de afgelopen drie jaar. Tijdens de maand mei werden er slechts 20 feiten geregistreerd. De criminaliteit in Zeebrugge wordt permanent opgevolgd, maar de lokale politie neemt momenteel geen bijzondere maatregelen. Deze problematiek zal eveneens besproken worden op het eerstvolgende overleg van de politiediensten met de referentiemagistraat. Indien nodig zullen er gezamenlijke acties met de Dienst Vreemdelingenzaken worden georganiseerd.

 

17.04 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Zeker de cijfergegevens zijn zeer interessant. Ik weet niet of wij ze straks van u kunnen ontvangen?

 

Ik ben zeer blij dat de scheepvaartpolitie lokaal zal worden ondersteund. Het enige wat ik zie inzake overleg met het migratiebeleid is dat er gezamenlijke acties met de Dienst Vreemdelingenzaken zullen komen. Die gezamenlijke acties waren er ook in Oostende. Ik zeg niet dat ze geen nut hebben, ze hebben zeker nut. Ze moeten er misschien wel zijn maar als wij vaststellen dat vaak dezelfde mensen worden aangetroffen die het steeds opnieuw proberen, dan moet daar zeker iets aan worden gedaan. Er moet een verwijderingbeleid worden gevoerd waardoor daar niet steeds dezelfde mensen worden aangetroffen.

 

De maatregelen die genomen werden hebben heel veel geld gekost. Ze moesten ook worden genomen en ik wil zeker niet bekritiseren dat dit geld heeft gekost. Ik verwacht dan echter wel dat men hier in Brussel de alertheid heeft om samen te werken en ook een verwijderingsbeleid te voeren zodat daar niet telkenmale dezelfde mensen terugkeren.

 

17.05 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ook ik ben zeer geïnteresseerd in de cijfers.

 

U zegt dat er geen stijging is van de criminaliteit. Maar wat de mensen vooral ergert zijn die inbraken. Ik wil u aanraden dringend werk te maken van het terugkeerbeleid en de strijd tegen de recidive. Want deze situatie kost handenvol geld. De situatie is ook nefast voor de motivatie van de politiemensen die ter plaatse moeten werken.

 

Ik zou toch willen aandringen om de maatregelen te nemen die moeten genomen worden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 18673 van mevrouw Slegers wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

18 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de wijzigingen aan de Algemene Nationale Gegevensbank" (nr. 18674)

18 Question de M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les modifications relatives à la Banque de données nationale générale" (n° 18674)

 

18.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, een tijdje geleden hebt u laten weten niet langer alle gegevens van de Algemene Nationale Gegevensbank opgeslagen te willen houden. U wenst na verloop van tijd bepaalde informatie automatisch te wissen. Verder vernemen we dat u de kwaliteit van de gegevensbank wenst te verhogen en de structuur ervan wenst te veranderen, om zo specifieke gegevens bij te houden. Tot slot zou u de Veiligheid van de Staat een vorm van automatische toegang willen garanderen tot de gegevensbank en zou hierover enkele weken geleden overleg zijn gevoerd in de regering.

 

Ten eerste, graag kreeg ik van u een stand van zaken aangaande het regeringsoverleg om de Veiligheid van de Staat automatisch toegang te verlenen tot de gegevens van de Algemene Nationale Gegevensbank. Is er ondertussen een consensus tot stand gekomen?

 

Ten tweede, wie zult u uiteindelijk toegang verlenen tot de vernieuwde gegevensbank? Zullen dat alle overheden zijn op alle niveaus, federaal, gewestelijk en lokaal? Worden dat alle overheidsdiensten?

 

Ten derde, op welke manier wenst u tot specifieke gegevensbanken te komen? Zult u zich richten op bepaalde doelgroepen? Zult u de gegevens opnemen in een databank? Is het de bedoeling dat u nieuwe vormen van criminaliteit beter in kaart brengt?

 

Ten vierde, ik heb vooral vragen bij uw plannen om bepaalde informatie automatisch te wissen. Wat moeten wij ons daarbij voorstellen? Gaat het om persoonsgebonden informatie of over abstracte, cijfermatige informatie bijvoorbeeld, die u na verloop van tijd wenst te vernietigen? Hoe zal men dan nog vergelijkingen op lange termijn kunnen maken? Zal het werk van parlementairen op die manier niet voor een stuk onmogelijk worden gemaakt?

 

18.02 Minister Joëlle Milquet: Het wetsontwerp, voorbereid door de groep “artikel 44” werd afgerond en werd mij overhandigd, evenals aan de minister van Justitie, in februari 2013.

 

We zijn onmiddellijk met de bespreking gestart in de schoot van de regering. Het betreft een voor mij prioritair dossier: mijn doel is dat het voor 21 juli door de Ministerraad wordt goedgekeurd, teneinde tijdig aan het Parlement te worden bezorgd om voor het einde van de legislatuur te worden besproken en goedgekeurd. Er moet nog een laatste knelpunt worden geregeld.

 

De kern heeft bevestigd dat het dossier op 31 mei werd besproken. Het wetsontwerp voorziet in verschillende niveaus van rechtstreekse toegang of toegang op verzoek tot de Algemene Nationale Gegevensbank. Rechtstreekse toegang wordt mits verschillende beperkingen toegekend onder meer aan de gerechtelijke overheden, het Comité P, OCAD, de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

 

Dit kan ook worden toegekend aan andere overheden die wettelijke opdrachten hebben inzake openbare veiligheid, welke ook het bevoegdheidsniveau is, maar dat zal geval per geval worden bepaald.

 

Het gaat natuurlijk niet om aan elke openbare overheid toegang tot de ANG te verlenen. In elk geval wordt er in beperkingen en een omkadering voorzien. Deze aspecten worden nog besproken, maar zijn vandaag geregeld.

 

Het wetsontwerp beoogt niet de oprichting van nieuwe databanken, maar verduidelijkt de structuur van de huidige databanken, inzonderheid de ANG, de basisdatabanken en de bijzondere databanken. Hun algemene werking wordt niet opnieuw in vraag gesteld. Deze databanken houden reeds rekening met de individuen, bepaalde groeperingen en criminele verschijnselen.

 

De kwestie van het wissen van de gegevens is van wezenlijk belang. Er dient een evenwicht te worden gevonden tussen het recht op privacy en de operationele noodwendigheden. De besprekingen zijn aan de gang. Een van de laatste knelpunten is de duurtijd van de verschillende termijnen.

 

Wat betreft de ANG, zal men een onderscheid maken tussen de normale bewaarperiode voor de gegevens en de periode waarin de gegevens zullen worden gearchiveerd. Wanneer de gegevens gearchiveerd worden, blijven ze toegankelijk voor bepaalde, heel specifieke operationele gevallen, bijvoorbeeld wanneer een vonnis wordt herzien, maar ook om naar het verleden terug te grijpen in geval van bepaalde ernstige inbreuken of voor het verschaffen van algemene analyses omtrent gegevens van persoonlijke aard.

 

Dat zal ook voor het najaar zijn. Een eerste lezing is voor deze of de volgende Ministerraad.

 

18.03 Peter Logghe (VB): Ik dank mevrouw de minister voor haar antwoord.

 

Het is inderdaad toch wel anders dan de gegevens waarover ik beschik. Dus ik bedank u voor de correcte informatie. We zullen het in elk geval opvolgen, ook in deze commissie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

19 Samengevoegde vragen van

- de heer Jan Van Esbroeck aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het gebrek aan eensgezindheid in de Syrië-taskforce" (nr. 18699)

- mevrouw Bercy Slegers aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de terugkeer van jongeren uit Syrië" (nr. 18942)

- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de Syriëstrijders" (nr. 19030)

- de heer Denis Ducarme aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het aantal jonge Belgen dat is teruggekeerd uit Syrië en hun situatie" (nr. 19073)

19 Questions jointes de

- M. Jan Van Esbroeck à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les divergences dans le cadre de la task force Syrie" (n° 18699)

- Mme Bercy Slegers à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le retour des jeunes de Syrie" (n° 18942)

- M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les combattants en Syrie" (n° 19030)

- M. Denis Ducarme à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le nombre et la situation des jeunes belges rentrés de Syrie" (n° 19073)

 

De voorzitter: De vraag van mevrouw Slegers is zonder voorwerp.

 

19.01 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, tijdens de plenaire vergadering van donderdag 13 juni antwoordde u het volgende op mijn vraag over de Syriëtastkforce: “Er werd op vraag van de minister van Justitie en mijzelf een specifieke procedure en een specifiek schema van aanpak opgesteld door de verschillende diensten. Die vergaderen samen op reguliere basis, soms meermaals per week, maar ten minste een keer per week.”

 

Een tweetal weken geleden verkondigde uw collega van Buitenlandse Zaken, de heer Reynders, met fierheid dat dankzij zijn diensten, onze ambassade en de Turkse overheid, een 16-jarige strijder naar ons land was teruggekeerd. Daarop verscheen echter prompt een persbericht van uw kabinet waarin u niet te spreken bleek over het persbericht van uw collega, de heer Reynders.

 

Naar aanleiding van de verwarring die toen ontstond, wil ik u een vraag stellen.

 

Ik begrijp dat u minstens een keer per week samenkomt met de Syriëtaskforce. Het komt mij dan over als onprofessioneel dat er compleet anders wordt gecommuniceerd door diensten die ook bij die vergaderingen aanwezig waren.

 

Dient de taskforce om voor uw departement of voor Buitenlandse Zaken boodschappen in de media te brengen, of wordt er echt gewerkt, en wordt er echt overleg gepleegd met voor ogen het einddoel dat u altijd verkondigt? Ik begrijp niet goed waarom er steeds discussies plaatsvinden buiten de taskforce. Kunt u ons duiden hoe het komt dat ter zake zulke gespleten communicatie gevoerd wordt?

 

19.02 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, als wij de burgemeesters van aan aantal getroffen steden en gemeenten mogen geloven — en het was nog het onderwerp van een aantal persberichten de jongste weken — dan gaat het rekruteren van Syriëstrijders, ondanks uw ontradingsbrochure, gewoon door. Nu de schoolvakantie begonnen is, zijn er opnieuw een aantal jongeren vertrokken. Opnieuw wordt Belkacem in deze zaak genoemd.

 

In Duitsland slaat de staatsveiligheid alarm. Ongeveer 20 van de 60 jihadstrijders zouden er zijn teruggekeerd. De staatsveiligheid heeft sterke vermoedens dat hun terugkeer van hen helden zal maken in radicaal islamitische kringen. Tengevolge daarvan zou een nieuwe golf van jonge strijders die naar Syrië trekken, kunnen ontstaan. In Duitsland heeft men blijkbaar geen probleem met het bekendmaken van de stand van zaken.

 

Daarom wil het volgende vragen.

 

Wat is momenteel de stand van zaken in België? Kunt u een overzicht geven over het aantal Syriëstrijders dat ondertussen is vertrokken en de evolutie hiervan? Is er een nieuwe golf vertrokken bij het begin van de schoolvakantie?

 

Op welke manier worden teruggekeerde jihadstrijders geïsoleerd nadat zij in België zijn teruggekeerd?

 

De Duitse staatsveiligheid laat weten dat het naar Duits recht zeer moeilijk is om mensen te beletten naar Syrië te reizen. Ook in België blijkt dat moeilijk te zijn, dat is ondertussen gebleken. Hebt u ondertussen vooruitgang kunnen boeken op een aantal andere vlakken? Stelt u nieuwe maatregelen voor?

 

In Duitsland worden ouders en vertrekkensklare jongeren door de politie bezocht en wordt op die jongeren ingepraat. Ook worden de gevolgen van het vertrek duidelijk gemaakt, bijvoorbeeld het feit dat zij niet meer in Duitsland zullen worden toegelaten. Men slaagt er in Duitsland blijkbaar op beperkte schaal in om het vertrekken te beletten. Hoe gebeurt dat in België?

 

Als het rekruteren van jonge jihadstrijders ondanks uw ontradingsbrochure doorgaat, zult u het met ons eens moeten zijn dat u op zeer korte termijn tot een evaluatie van uw brochure zult moeten overgaan. U zult zich de vraag moeten stellen of een ontradingsbrochure alleen het antwoord kan zijn en of er geen flankerende maatregelen moeten worden genomen.

 

19.03 Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, madame la ministre, pourriez-vous informer le parlement du nombre de Belges revenus de Syrie depuis le début des hostilités entre le régime de Bachar el-Assad et l'opposition rebelle? Ensuite, pouvez-vous nous communiquer le nombre de ceux qui font l'objet d'une inculpation et d'une simple enquête? Enfin, quel est le nombre de ceux qui ne font l'objet ni de l'une ni de l'autre? Quel est le suivi qui leur est réservé?

 

19.04 Joëlle Milquet, ministre: J'ai déjà répondu à une question similaire en votre absence. Une centaine de ressortissants belges sont présents en Syrie. Ils n'y sont pas tous depuis le début, puisque la situation a évidemment connu des évolutions. Nous gérons et encadrons une vingtaine de retours.

 

Parmi les personnes présentes en Syrie, on compte des profils différents. La moyenne d'âge est de 23 ans. Il y a très peu de mineurs. L'un d'eux est heureusement rentré, comme vous le savez. Certains de ces ressortissants ont un passé judiciaire connu. La majorité de ces derniers sont sous le coup d'une procédure liée à l'application de la loi sur le terrorisme. Je pense aux opérations visant Sharia4Belgium. Mais ils ne constituent pas la majorité des individus qui sont partis là-bas. Les différents services détiennent cette liste et connaissent les profils qui sont concernés par une procédure judiciaire – en rapport ou non avec le terrorisme, car il peut aussi s'agir de délits de droit commun d'une importance relative. En tout cas, les services se consultent constamment. Dès qu'une information filtre à propos d'un retour, celui-ci est géré et encadré. En fonction des cas, un seul service peut s'en charger ou bien plusieurs vont s'y intéresser.

 

Donc, il n'y a pas un retour connu qui ne fasse pas l'objet d'une discussion, d'un monitoring, d'une analyse de profil et d'une répartition de tâches. Les informations circulent entre la police fédérale, la police locale, la Sûreté de l'État, les communes – car il faut parfois prendre des mesures sociales.

 

Les approches sont combinées. C'est la raison pour laquelle l'approche de la task force est importante.

 

Het voorkomen van afreizen brengt een brede waaier van acties met zich. De brochure die ik heb verspreid, kwam tot stand in samenwerking met en op vraag van de Vlaamse burgemeesters van Mechelen, Antwerpen en Vilvoorde. Wij hebben samengewerkt en ik heb een voorstel gedaan waarmee zij heel tevreden waren. Zij hebben tientallen folders gevraagd.

 

De brochure gaat uit van een positieve aanpak. Op één bladzijde staan argumenten die jongeren ervan moeten weerhouden om naar Syrië te vertrekken. De folder gaat ook uit van een positieve aanpak met betrekking tot de vraag hoe wij de Syrische bevolking kunnen helpen. Dat is mogelijk door hier in België acties te organiseren binnen mijn verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld door geld te verzamelen voor de verschillende humanitaire diensten. Dat gebeurde overigens met de steun van de verschillende betrokken humanitaire diensten. Er zijn heel wat vragen van gemeenten, diensten en verenigingen.

 

Dat alles is natuurlijk niet de allesomvattende oplossing. Wij hebben echter ook voorbeelden van Amerikaanse diensten en van andere Europese landen. Vele buurlanden vragen ook onze brochure, om hetzelfde te doen, ook tijdens de zomer. Het gaat dus om een goed initiatief, al is het een klein element in een zeer ruime problematiek. Het was echter noodzakelijk. Het nam veel tijd in beslag, maar het resultaat is vrij goed. De oplossing ligt in het combineren en intensiveren van de verschillende benaderingen, zoals preventie, veiligheid en sancties.

 

Zoals ik reeds heb uitgelegd, maakt de terugkeer van personen uit Syrië het voorwerp uit van een individuele benadering van geval per geval binnen een welbepaald kader, met een welbepaalde procedure en een heel duidelijke taakverdeling. Wij hebben met veel aandacht een procedure opgesteld die veel details inhoudt. Ik heb mezelf als juriste verschillende adviezen gegeven.

 

Het geval van elke persoon die van de strijd in Syrië terugkeert, wordt aldus binnen een terugkeerplatform geanalyseerd. Binnen voormeld platform vergaderen de hiernavolgende diensten: de inlichtingendiensten, de betrokken lokale politiezones, de federale politie, het OCAD, het crisiscentrum, het federaal parket en de voorzitters van de taskforce Syrië. Het doel is linken tussen beide te hebben. Het platform vergaderde reeds verschillende keren. De meest recente vergadering vond gisteren plaats.

 

Alle betrokken burgemeesters en korpschefs van de lokale politie worden gecontacteerd door de voorzitter van de Syriëtaskforce met het verzoek om een contactpersoon betreffende Syrië in de politiezone aan te duiden, die dan deel uitmaakt van de taskforce die wekelijks vergadert. In de taskforce zitten dus verschillende vertegenwoordigers van de lokale politie, onder andere van Antwerpen. De link met burgemeesters en gemeenten is helemaal nieuw, en kwam tot stand op mijn verzoek. Lange tijd kregen zij geen concrete inlichtingen van het federaal parket of de staatsveiligheid.

 

Dankzij de taskforce kunnen zij meer inlichtingen met mekaar uitwisselen. Dat is een mentaliteitsverandering en dit zal doeltreffend en noodzakelijk blijken in de toekomst voor onze benadering van terrorisme in het algemeen, niet alleen voor het Syriëdossier.

 

Ik heb een omzendbrief klaar voor de burgemeesters en zonechefs, met de verschillende procedures. Zij hebben reeds schriftelijke uitleg gekregen. Een catalogus van mogelijke maatregelen is eveneens in voorbereiding bij het OCAD en zal voor het einde van deze maand worden verspreid.

 

Er is op dit ogenblik geen risico op massale terugkeer. Dit zal evenwel het voorwerp uitmaken van een specifieke benadering, die nog dient te worden ontwikkeld en die afhangt van de actualiteit. De benadering op langere termijn met betrekking tot de personen die de gevechten in Syrië hebben meegemaakt, combineert de individuele aanpak en de meer globale aanpak van de strijd tegen radicalisme.

 

In verband met de minderjarigen, ik heb drie weken geleden in de plenaire vergadering de vraag over de vertrouwelijkheid al beantwoord. In terrorismedossiers of in dossiers van Belgen die in Syrië strijden, is vertrouwelijkheid en discretie nodig. De overdreven media-aandacht zorgt er immers voor dat het verschijnsel alleen maar wordt aangewakkerd. Wij hebben al opgemerkt dat die aantrekkelijkheid bij de jongeren wordt gecreëerd door de media.

 

De politie en de gerechtelijke diensten moeten rustig kunnen werken. Als een minderjarige terugkeert is het mogelijk dat zijn familie om discretie vraagt. De gerechtelijke autoriteiten zullen de minderjarige echter opwachten in de luchthaven en zullen hem willen verhoren. Vertrouwelijkheid is dus noodzakelijk en dat heb ik ook gevraagd.

 

19.05 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, u gaf een zeer uitgebreid antwoord op de vragen van mijn collega’s. Ik vond het wat merkwaardig dat mijn vraag daarbij was gevoegd, terwijl mijn vraag eerst werd ingediend en de andere vragen er werden bijgevoegd. Mijn vraag ging eigenlijk over het gebrek aan eensgezindheid bij de taskforce.

 

U houdt een heel betoog over de goede werking ervan. Er zijn zonder twijfel een heel aantal positieve punten. Dat geldt ook voor de folders, zij zitten inderdaad goed in elkaar. Ik vroeg evenwel naar de timing; wanneer zullen die folders klaar zijn? Hebben ze nog zin? Hier gaat het om een probleem van communicatie. Die folders hebben immers zin, als zij bij de juiste verenigingen terechtkomen. Dat gebeurt, maar er werd gecommuniceerd dat de folders in de scholen zouden worden verspreid, maar die zijn nu natuurlijk gesloten. Dat is mijn kritiek.

 

Er was ook een gespleten berichtgeving tussen Buitenlandse Zaken en Binnenlandse Zaken. U reageerde in de media op de berichten over een minderjarige jongen.

 

19.06 Minister Joëlle Milquet: Dat was helemaal niet het geval. Ik was rustig en kende uiteraard het dossier en het uur van aankomst. Om 8 uur telefoneerde een journalist mij, die mij informatie vroeg over deze minderjarige. Ik was stomverbaasd, want dat nieuws was zeer vertrouwelijk. Hij zei dat hij op de hoogte was door een persbericht van een dienst. Ik was stomverbaasd, want dat nieuws moest normaal vertrouwelijk blijven. Daarmee heb ik het gesprek afgerond. Het ging dus niet over een minister, maar over een persbericht van een dienst. Ik heb gewoon verbaasd gereageerd op het telefoontje van een journalist; dat is alles.

 

19.07 Jan Van Esbroeck (N-VA): Ik begrijp uw reactie perfect.

 

19.08 Minister Joëlle Milquet: Er is dus niets anders gebeurd. Ik heb geen persbericht geschreven.

 

19.09 Jan Van Esbroeck (N-VA): Ik beschuldig u ook van niets. Ik begrijp perfect uw reactie, maar het probleem was alweer de communicatie.

 

19.10 Minister Joëlle Milquet: (…)

 

19.11 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, de ontradingsbrochure vormt volgens u de positieve aanpak. Duitsland combineert de positieve aanpak met de negatievere aanpak; daar gaat de politie naar de ouders van jongeren die vertrekkensklaar zijn en confronteert hen thuis met de gevolgen van een eventueel vertrek naar Syrië. Daar steekt men een tandje bij.

 

Mevrouw de minister, ik kan niet genoeg onder de aandacht brengen hoe gevaarlijk het is dat die teruggekeerde jongeren — ik hoor van u dat het er toch al twintig zijn — als helden en rolmodellen zouden worden beschouwd in hun eigen radicaal-islamitische kringen. Dat gevaar is klein noch verwaarloosbaar en daarom vraag ik daar aandacht voor.

 

Ik heb u niet horen antwoorden op de vraag hoeveel van die twintig er ondertussen in verdenking werden gesteld. Loopt er een procedure vanwege Justitie tegen die twintig teruggekeerden?

 

19.12 Minister Joëlle Milquet: Dat hangt van het profiel af. Ik denk aan die minderjarige, die door de politie twee keer drie uur werd verhoord. Op die basis werd daar geen verder gevolg aan gegeven. Er werd bijvoorbeeld beslist om geen jeugdrechter te vorderen op basis daarvan. Voor anderen was dat dan weer totaal verschillend. Er gebeurden al aanhoudingen van mensen die uit Syrië terugkwamen. De gevallen verschillen onderling.

 

19.13 Denis Ducarme (MR): Madame la ministre, j'ai bien écouté votre réponse mais je n'ai rien appris que je ne savais déjà, sauf peut-être l'information relative au fait qu'il n'y a pas de perspective de retour massif.

 

Pour le reste, ma question était précise. Je la redéposerai auprès de la ministre de la Justice puisque vous ne m'avez pas donné de réponse. J'essaie pourtant de rédiger des questions courtes.

 

Je vous demandais le nombre de Belges rentrés de Syrie. On me dit une vingtaine. Je demandais le nombre d'entre eux qui faisaient l'objet d'une inculpation. La ministre de la Justice m'avait indiqué il y a plus d'un mois qu'il y en avait neuf. En tant que parlementaire, on essaie simplement d'exercer le contrôle parlementaire et d'assurer la transparence sur ce dossier sans nécessairement en faire quelque chose de systématiquement polémique et en respectant la confidentialité dans laquelle les services doivent travailler.

 

Mais si on nous dit qu'une vingtaine sont rentrés, que neuf d'entre eux étaient inculpés il y a un mois et demi, quid des autres?

 

19.14 Joëlle Milquet, ministre: J'ai répondu.

 

19.15 Denis Ducarme (MR): Mais non, vous n'avez pas répondu!

 

19.16 Joëlle Milquet, ministre: Devenez ministre de l'Intérieur et vous disposerez des informations!

 

Je fais ce que les services ont décidé et ce que le gouvernement a décidé! On sait ce qu'on donne comme informations. Il y a des services de sécurité. Allez voir en France, en Allemagne, partout, vous ne disposez pas de détails aussi précis que ce qu'on donne déjà au parlement.

 

Je suis désolée. Ce sont des cas qui relèvent de l'indépendance de la Justice, du parquet fédéral qui ne donne d'ailleurs pas toujours les informations au ministre. C'est l'indépendance de la Justice, c'est notre système démocratique et c'est ainsi! Je fais un maximum. Au-delà, ce n'est pas possible

 

Ce n'est pas un manque de professionnalisme. C'est du respect des règles et de l'indépendance de la Justice. J'en suis désolée.

 

M. Valls ne donne pas plus d'informations, bien au contraire.

 

19.17 Denis Ducarme (MR): Jusqu'à nouvel ordre, à moins que je ne me sois trompé sur la composition du gouvernement, la ministre de la Justice fait partie du même gouvernement que vous!

 

Dorénavant, je m'adresserai à elle dans ce dossier pour être certain d'obtenir des réponses plus précises.

 

La ministre de la Justice nous dit que sur une vingtaine, il y en avait neuf. J'estime qu'on devrait pouvoir être plus précis que vous. Il faut être précis sur le nombre de Belges rentrés, ne pas accepter une réponse du type "juste une vingtaine", "ce sont des cas individualisés", "oui certains ont été inculpés, d'autres non, d'autres font l'objet d'une enquête".

 

Eu égard à tous ces propos, je détiens des réponses de la ministre de la Justice qui sont plus précises.

 

19.18 Joëlle Milquet, ministre: A-t-elle déjà donné des précisions?

 

19.19 Denis Ducarme (MR): Mais tout à fait! …

 

19.20 Joëlle Milquet, ministre: (…)

 

19.21 Denis Ducarme (MR): Bien entendu que non! Vous ai-je demandé dans la question que je vous adresse de me donner le nom des gens? Non!

 

19.22 Joëlle Milquet, ministre: Si vous avez déjà des réponses de la ministre de la Justice, pourquoi me les demandez-vous?

 

19.23 Denis Ducarme (MR): Parce que ce dossier est partagé, madame, entre vous et la ministre de la Justice!

 

19.24 Joëlle Milquet, ministre: (...) c'est qu'elle ne vous les a pas données et qu'elle a bien raison de ne pas l'avoir fait!

 

19.25 Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, je voudrais renvoyer la commission à une question orale que j'ai adressée, il y a un mois et demi, à la ministre de la Justice qui nous indiquait précisément – ce doit être acté comme tel – que neuf Belges rentrant de la Syrie avaient été inculpés.

 

(…): (…)

 

19.26 Denis Ducarme (MR): Précisément parce que cette situation est fluctuante!

 

Je tiens, compte tenu du fait que Mme la ministre indique que j'inventerais ces éléments …

 

19.27 Joëlle Milquet, ministre: Mais, je n'ai jamais dit cela!

 

19.28 Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, je tiens à ce que la réponse précise qui a été donnée par la ministre de la Justice soit jointe, compte tenu de ce qui vient de m'être dit, pour avoir davantage de détails et assurer une transparence minimum qui respecte néanmoins la confidentialité dans laquelle les services doivent travailler.

 

Je m'adresserai à la ministre de la Justice en vue d'obtenir des précisions, qui ne sont que le résultat du nécessaire contrôle parlementaire. Que signifie ce contrôle parlementaire, madame la ministre? C'est évaluer, sur la base d'une proportion de personnes qui rentrent de Syrie, le nombre d'entre elles qui sont inculpées. Est-ce un tiers? Est-ce la moitié? C'est pour avoir une idée, par rapport à ce retour.

 

19.29 Joëlle Milquet, ministre: (…) de la majorité. J'ai été claire!

 

19.30 Denis Ducarme (MR): Mais non, ce n'est pas clair! Lorsque je vous interroge, je vous demande des chiffres. Et vous, vous n'êtes pas assez précise! Pardonnez-moi!

 

19.31 Joëlle Milquet, ministre: Ce sujet relève de la compétence de la ministre de la Justice. Je suis ministre de l'Intérieur et toute matière judiciaire relève de la ministre de la Justice.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De vragen nr. 18697 en nr. 18766 van de heer Van Hecke zijn zonder voorwerp. Vraag nr. 18912 van de heer Wilrycx is omgezet in een schriftelijke vraag.

 

20 Vraag van de heer Jenne De Potter aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het oprichten van een noodoproepsysteem bij grootschalige rampen" (nr. 18728)

20 Question de M. Jenne De Potter à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la mise en place d'un système d'appels d'urgence en cas de catastrophes de grande envergure" (n° 18728)

 

20.01 Jenne De Potter (CD&V): Mevrouw de minister, in navolging van de treinramp in Wetteren komt hier en daar naar voren dat er nood is aan de oprichting van een communicatiesysteem ten behoeve van het volk voor het geval er zich een ramp van een dergelijke omvang voordoet. In dat geval zou de noodzakelijke crisiscommunicatie de bewoners van een gemeente of meerdere gemeenten sneller bereiken. Naar verluidt zou uw administratie reeds werken aan een dergelijk systeem, dat daarna ter beschikking zou worden gesteld van de gemeenten. Kunt u dat bevestigen?

 

Wat is de stand van zaken? Hoe zal het inlichtingensysteem bij rampen precies werken? Hebt u enig idee van de kostprijs van het systeem?

 

Ligt de coördinatie bij het crisiscentrum of moet het systeem in elke provincie geïnstalleerd worden? Welke rol zullen de provincies spelen?

 

20.02 Minister Joëlle Milquet: Ik heb al op die vragen geantwoord. Ik heb een schriftelijke uitleg bij mij, die ik met u al had overlopen, dacht ik.

 

We hebben twee projecten. Het eerste project wordt met de hulp van de operatoren op korte termijn gerealiseerd en bestaat erin dat berichten per sms kunnen worden verstuurd. Het tweede project heet BE-Alert, het beoogt de modernisering van de verwittigings- en communicatiekanalen. De huidige mogelijkheden via het sirenenetwerk en omroepwagens hebben immers een aantal geografische, technische, menselijke en inhoudelijke beperkingen.

 

Het project BE-Alert zal het voor alle overheden die bevoegd zijn voor crisisbeheer, mogelijk maken om via geïntegreerde benadering de beschikbare waarschuwingskanalen in te zetten. Op dit moment zijn de bijkomende middelen waarmee de bevolking kan worden verwittigd, sterk verschillend naargelang de beschikbare kanalen, die aangeboden worden vanuit het gemeentelijke, provinciale en nationale niveau. Door die situatie zijn de alarmeringskanalen vaak beperkt tot de gemeente- of provinciegrens, of zijn ze gesitueerd rond een specifieke site.

 

Het project BE-Alert wil de bestaande alarmeringskanalen uitbreiden en verbeteren en een verspreiding binnen een gedefinieerde geografische zone mogelijk maken. Aanvullende instrumenten, vaak met boodschappen die inhoudelijk rijker kunnen zijn dan een louter alarmsignaal, komen tegemoet aan de noodzaak van een snelle en duidelijke verwittiging van de direct betrokken bevolking.

 

De voordelen van BE-Alert zijn onder andere een vereenvoudigde aankoopprocedure, lagere telecommunicatieprijzen, uniforme werkwijze en harmonisering.

 

Het project wordt modulair opgevat. Er wordt gestart met een basismodule, die minimaal een aantal functionaliteiten zal hebben. Wij zijn klaar voor het begin van het project. Ik heb ook een beslissing van de Ministerraad over het project. Ik kan u ook de details daarvan overhandigen.

 

20.03 Jenne De Potter (CD&V): Mevrouw de minister, u hebt nog nooit een vraag ter zake van mij beantwoord, want het is de eerste keer dat ik u daarover een vraag stel. Misschien heeft iemand anders u daarover al ondervraagd. Ik had overigens in de verslagen gekeken, maar er niets over gevonden.

 

Ik zou graag het antwoord kunnen inkijken om er wat meer informatie te kunnen uithalen, want ik meen dat er nood aan is. Als het project tegemoetkomt aan de vraag die her en der leeft, dan zal dat ongetwijfeld een stap vooruit zijn.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

21 Question de M. Bernard Clerfayt à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le financement du SIAMU (Service d'Incendie et d'Aide Médicale Urgente de la Région de Bruxelles-Capitale)" (n° 18740)

21 Vraag van de heer Bernard Clerfayt aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de financiering van de DBDMH (Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp)" (nr. 18740)

 

21.01 Bernard Clerfayt (FDF): Monsieur le président, madame la ministre, ma question porte sur le financement du SIAMU dans le cadre de la réforme des zones de secours que vous êtes en train de mettre en œuvre. À mon sens, elle recèle une iniquité de traitement envers les Bruxellois par rapport aux autres Belges.

 

En effet, en vertu de l'article 70 de la loi du 15 mai 2007 relative à la sécurité civile, le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, intervenir dans le financement de l'arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale par l'octroi de subsides ou une dotation spécifique. Cette disposition n'a cependant jamais été mise en œuvre.

 

La réforme des zones de secours que vous êtes en train d'organiser ne prévoit pas non plus de financement spécifique pour le SIAMU de la Région bruxelloise. L'argument que vous avancez à cet égard – je cite un extrait de votre réponse à M. Balcaen –, c'est que "compte tenu de la particularité de cette Région qui fonctionne déjà en tant que zone depuis un certain temps, certains aspects de la réforme ne lui seront pas applicables".

 

Cet argument ressemble fort à un faux prétexte pour ne pas financer la Région bruxelloise et atteste à mon sens du manque de volonté politique du gouvernement dans ce dossier.

 

Or, si aucune initiative législative n'est prise pour corriger cette discrimination, Bruxelles et les Bruxellois – plus de 10 % de la population belge – ne recevront pas un kopeck des 65 millions d'euros prévus dans le cadre de la réforme des zones de secours. Compte tenu du fait que Bruxelles, outre sa population importante, constitue aussi un centre d'activité économique (20 %) et que 20 % des pompiers professionnels du pays travaillent à Bruxelles, la Région centrale du pays devrait donc obtenir un financement fédéral proportionnel au nombre total de pompiers, soit aux environs de 13 millions d'euros sur les 65.

 

Je suis d'autant plus inquiet que le secrétaire d'État bruxellois en charge du SIAMU a affirmé, en réponse à une interpellation au Parlement bruxellois, que vous étiez aux abonnés absents et annuliez systématiquement à la dernière minute les réunions qu'il vous propose sur ce dossier. Telles sont ses déclarations.

 

Madame la ministre, quelles initiatives avez-vous prises pour corriger l'inégalité de traitement dont souffre le SIAMU bruxellois en comparaison avec les autres services de secours du pays?

 

Confirmez-vous cette information du secrétaire d'État bruxellois en charge du SIAMU? Allez-vous le rencontrer pour aborder le dossier du financement de ce service important en Région bruxelloise?

 

Ne jugez-vous pas pénalisant de mettre le SIAMU à l'écart de la réforme des zones de secours sous prétexte qu'il s'est organisé plus tôt que les autres pour fonctionner opérationnellement sous la forme d'une seule zone de secours?

 

Comptez-vous mettre fin à cette discrimination en prenant les initiatives législatives ou budgétaires et les arrêtés nécessaires? Les Bruxellois paient des impôts au même titre que tout citoyen belge: il ne serait donc pas logique que l'ensemble des Belges ne financent les services de pompiers partout dans le pays sauf en Région bruxelloise.

 

J'attends avec impatience vos réponses.

 

21.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, monsieur Clerfayt, je suis tout aussi impatiente de vous les donner!

 

Premièrement, M. Doulkeridis n'a peut-être pas le même agenda que le mien vu mon rôle de vice-premier ministre ainsi que ma présence au comité ministériel restreint, aux conclaves et autres. Non seulement des réunions ont eu lieu le 17 juillet 2012, le 24 octobre 2012 et le 28 novembre 2012, mais je l'ai encore invité à un repas voici trois semaines, pendant deux heures, à mon cabinet. Cela prouve quand même que nous nous voyons!

 

Deuxièmement, dans la loi portant réforme des zones de secours, il avait été décidé, en commun accord avec elle, qu'une série de dispositions ne s'appliquaient pas à la Région bruxelloise; je pense notamment à la dotation générale, tout en précisant qu'il peut néanmoins être question de dotations spécifiques. Vous me reprochez le contenu d'une loi votée en 2007, quand j'étais dans l'opposition. Mais c'est la loi actuelle et c'est pour essayer d'améliorer les choses que nous avons, dans le cadre du projet de loi portant des dispositions diverses, fait appliquer une série de dispositions complémentaires de la loi en projet pour la Région de Bruxelles-Capitale afin de considérer qu'elle est intégrée dans la réforme.

 

Près de sept ans après, alors que nous faisons 25 milliards d'économies en deux ans, vous nous demandez de soudainement payer une dotation complémentaire alors qu'il a été décidé en 2007 de ne pas le faire. C'est un peu étrange! Je ferai le maximum pour qu'il y ait une dotation spécifique en fonction de la manière dont nous redistribuerons le fonds relatif aux investissements. Mais, alors que nous devons financer la réforme en Wallonie sur base du principe de la loi actuelle – ce qui n'est déjà pas simple –, je ne peux pas alourdir notre capacité de financement. Cela n'a pas été décidé en 2007 et, entre-temps, la Région bruxelloise a été refinancée dans le cadre des accords institutionnels.

 

Par contre, j'ai réellement prévu d'apporter une réponse à plusieurs points. M. Doulkeridis était ravi de la rencontre, puisque je lui ai expliqué comment, dans le projet de loi, nous permettions aussi que la Région de Bruxelles-Capitale puisse facturer les prestations à l'égard des autres zones qu'elle aide en matière de services d'incendie. C'est ce qu'il demandait, car cela lui permettra, par exemple, de bénéficier de recettes supplémentaires. Souvenez-vous, pour la loi du 15 mai 2007, c'est la Région bruxelloise elle-même qui n'a pas souhaité être partie intégrante de la réforme.

 

À présent, il est quelque peu délicat de tout changer de nouveau, mais je fais le maximum avec lui, et il le sait.

 

21.03 Bernard Clerfayt (FDF): Ainsi, madame la ministre, vous confirmez mon analyse, à savoir que, quelles que soient les circonstances qui ont conduit au vote de cette loi, il y a une discrimination à l'égard des Bruxellois, puisqu'ils ne peuvent pas bénéficier du même financement que les autres zones de police.

 

21.04 Joëlle Milquet, ministre: Loi élaborée par une majorité, à laquelle vous apparteniez à l'époque! Moi, je siégeais dans l'opposition! C'est donc un peu étrange!

 

21.05 Bernard Clerfayt (FDF): J'entends bien! Mais vous vous réfugiez derrière le fait que cette loi a été votée et que c'est la Région bruxelloise elle-même qui n'a pas souhaité être partie intégrante, mais votre parti y était déjà en 2007, et il y est encore aujourd'hui!

 

21.06 Joëlle Milquet, ministre: Mais au fédéral, nous ne siégions pas dans la majorité!

 

21.07 Bernard Clerfayt (FDF): Donc, nous allons nous renvoyer systématiquement la balle.

 

Politiquement, cela ne change rien au fait que les Bruxellois paient un impôt spécifique de 89 euros par an par ménage pour financer les services du SIAMU, charge qui n'est pas supportée par les autres contribuables de ce pays, lesquels perçoivent ou percevront une indemnité de l'État fédéral. Il y a là une réelle injustice qu'il conviendrait de corriger. J'espère que vous soutiendrez ou proposerez vous-même une correction de cette loi de 2007 pour mettre les Bruxellois sur pied d'égalité. Mais cette loi, dans son cadre actuel, permet néanmoins au Roi, à la ministre, de proposer une intervention au bénéfice de Bruxelles. Il n'est point besoin de la modifier pour mettre fin à la discrimination que nous évoquons tous ensemble.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 17.19 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.19 uur.