Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et
de la Fonction publique |
Commissie
voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt |
du Mardi 2 juillet 2013 Après-midi ______ |
van Dinsdag 2 juli 2013 Namiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.19 uur en voorgezeten door de heer Siegfried Bracke.
La séance est ouverte à 14.19 heures et présidée par M. Siegfried Bracke.
01 Question de Mme Valérie Warzée-Caverenne au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "le transfert de compétences pour le secteur soins de santé, et plus particulièrement les soins de kinésithérapie" (n° 17816)
01 Vraag van mevrouw Valérie Warzée-Caverenne aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de overdracht van bevoegdheden in de sector van de gezondheidszorg, en in het bijzonder op het stuk van de kinesitherapie" (nr. 17816)
01.01 Valérie Warzée-Caverenne (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, nous savons tous que le transfert de compétences décidé dans le cadre de la sixième réforme de l'État demande du temps et nécessite beaucoup de préparatifs tant de la part de l'État fédéral que des entités fédérées.
Chaque secteur concerné attend de voir comment s'organisera demain ce transfert en termes de budget, de personnel mais aussi d'infrastructures. De manière plus spécifique, je m'intéresse ici aux soins de santé et à l'aide aux personnes ainsi qu'à la qualité des prestations fournies. La gestion de ces matières impliquera au niveau des entités fédérées une concertation sociale et une cogestion avec les prestataires de soins, les gestionnaires des différentes institutions de soins, les organismes assureurs (mutuelles) ainsi que les représentants patronaux et syndicaux.
Ayant reçu, probablement comme la plupart de mes collègues, un courrier émanant d'Axxon, association de défense professionnelle représentative des kinésithérapeutes, je voulais relayer leur inquiétude, notamment du côté francophone, quant à l'état d'avancement de cette réforme.
Eu égard à votre participation au Comori, je souhaite vous poser les questions suivantes.
De manière générale, qu'en est-il des fiches que doivent dresser les entités fédérées? Il y a deux mois, il était question de 82 fiches dressées par la Région flamande. Qu'en est-il de la Région de Bruxelles-Capitale et de la Région wallonne?
Le Conseil des ministres a nommé, début mars 2013, un fonctionnaire du SPF Chancellerie comme personne de contact pour les administrations des entités fédérées. Cette personne a-t-elle déjà eu des contacts avec les trois Régions dans le secteur des soins de santé? Dans l'affirmative, avec quelles administrations et pour quelles compétences? Dans la négative, pourquoi et quand sont prévus les premiers contacts?
Pouvons-nous savoir comment se concrétise ou se concrétisera cette transmission d'informations? Par réunion, par communication de dossiers, de base de données?
De manière plus spécifique pour le secteur défendu par Axxon, pouvez-vous me dire si les prestataires, via leur fédération, seront concertés dans le cadre du transfert de compétences, et à quel moment?
01.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, chère collègue, une task force interfédérale administrative a été créée au départ des chancelleries du premier ministre et des ministres-présidents. Celle-ci a pour mission d'organiser les échanges d'informations en vue de préparer suffisamment en amont l'implémentation concrète de la réforme. Des réunions thématiques ont eu lieu, dont une sur les soins de santé, avec les administrations concernées – SPF Santé publique et INAMI.
Tenant compte des décisions du Comité de mise en œuvre des réformes institutionnelles (Comori) sur les textes de transfert de compétences et la loi spéciale de financement, ce travail de concertation entre le niveau fédéral et les entités fédérées va se poursuivre sous la coordination de l'administration concernée dans les mois à venir. Dans ce cadre, il leur revient d'examiner si et à quel moment il convient de consulter les secteurs concernés sur les réformes à venir.
Par contre, en ce qui concerne la méthodologie adoptée précisément au niveau des entités fédérées, le gouvernement fédéral n'est pas au courant de ces différentes méthodes. C'est de l'autonomie propre des entités fédérées que d'organiser ces différentes consultations et méthodologies.
01.03 Valérie Warzée-Caverenne (MR): Merci, monsieur le secrétaire d'État pour votre réponse. Nous pouvons comprendre que les différents secteurs soient inquiets quant aux conséquences des transferts. Suite à votre réponse, je leur conseillerai de s'adresser aux entités fédérées.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de kritiek van het CGKR op bepaalde leeftijdsvoorwaarden in het gezinsherenigingsrecht" (nr. 18431)
02 Question de M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les critiques du CECLR concernant certaines conditions d'âge dans le cadre de la législation relative au regroupement familial" (n° 18431)
02.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, in het jaarverslag van 2012 over discriminatie suggereert het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding dat het leeftijdscriterium in de vreemdelingenwetgeving wordt gebruikt als een voorwendsel om migratiestromen te beheersen, meer bepaald om vast te stellen welke groepen migranten al dan niet toegang krijgen tot België. Het CGKR geeft met betrekking tot het recht inzake gezinshereniging enkele voorbeelden van wat het Centrum lijkt te beschouwen als discriminatie op grond van leeftijd. Zo mogen Belgische staatsburgers in tegenstelling tot EU-vreemdelingen niet langer hun buitenlandse ouders laten overkomen. Ten tweede, derdelanders en Belgen mogen hun echtgenoot of geregistreerde partner in principe slechts laten overkomen indien beide echtgenoten of partners ouder zijn dan 21 jaar.
Mevrouw de staatssecretaris, ik heb drie concrete vragen voor u.
Ten eerste, hebt u kennisgenomen van de kritiek die het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding in zijn recentste jaarverslag met betrekking tot de wettelijke leeftijdscriteria voor gezinshereniging heeft gegeven?
Ten tweede, bent u het eens met die kritiek?
Ten derde, vindt u het aanvaardbaar dat een met belastinggeld gefinancierde instelling als het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding kritiek uit op de democratisch tot stand gekomen wetgeving inzake gezinshereniging?
02.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, uiteraard heb ik kennisgenomen van de opmerkingen die het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding heeft geformuleerd in zijn jaarverslag.
Het leeftijdscriterium wordt niet gebruikt als een instrument om de migratiestromen te beheersen. Deze groep maakt slechts een minderheid van de aanvragers uit. U herinnert zich nog uit de bespreking van de wet in het Parlement dat de maatregel werd goedgekeurd teneinde minderjarige meisjes te beschermen die het slachtoffer zijn van gedwongen of gearrangeerde huwelijken. Daarom werd de leeftijdsgrens vastgesteld op 21 jaar. Het komt inderdaad wel degelijk voor dat ouders of andere familieleden jonge meisjes willen dwingen te huwen tijdens de vakantie in het buitenland.
De leeftijdsgrens heeft een sterk ontradend effect voor het bestaan van gedwongen of gearrangeerde huwelijken. Immers, op 18 jaar zijn die meisjes veel kwetsbaarder, vooral wanneer zij leven in een traditioneel milieu met een duidelijk rollenpatroon voor man en vrouw.
Wat uw laatste vraag betreft, kan ik enkel akte nemen van het standpunt van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding. In een democratische rechtsstaat moet men ook het democratisch debat accepteren.
02.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, het democratisch debat dient volgens mij alle ruimte te krijgen. Het is alleen zo dat het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding op geen enkele manier betrokken is bij het debat. Het werd opgericht met een duidelijke bedoeling en werd niet democratisch verkozen. Het Centrum hoort met andere woorden niet thuis in dat democratisch debat.
Ik vraag mij alleen af of het niet nuttig zou zijn om uw mening betreffende deze zaak mee te delen aan het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, in elk geval wat de leeftijdsvoorwaarden betreft. Wij komen daarop misschien nog terug.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mijnheer Logghe, ik stel voor dat u meteen uw volgende vraag stelt. Dat lijkt mij beter voor de organisatie van de werkzaamheden.
03 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de toename van het aantal Europese migranten" (nr. 18626)
03 Question de M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'augmentation du nombre d'immigrés européens" (n° 18626)
03.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, uit recente cijfers van de Dienst Vreemdelingenzaken blijkt dat vorig jaar 10 107 Europese migranten meer een aanvraag indienden dan in 2011. Dat is een stijging van 35 %. Vooral de aanvragen uit Roemenië, Bulgarije, Griekenland en Slowakije zijn aanzienlijk toegenomen.
Ik heb voor u drie korte vragen.
Ten eerste, wat zijn volgens u de belangrijkste redenen voor deze aanzienlijke toename van het aantal EU-burgers dat naar België komt, meer bepaald uit Roemenië, Bulgarije, Griekenland en Slowakije?
Ten tweede, in welke hoedanigheid komen deze mensen naar België? Is dat als werknemer, als zelfstandige, als werkzoekende, als student of als niet-economisch actieve EU-burger met een bewijs van voldoende bestaansmiddelen? U zult mij hierover zeker kunnen inlichten.
Ten derde, beschikt u over aanwijzingen dat er misbruik wordt gemaakt van het vrij verkeer van personen om toegang te krijgen tot onze sociale voorzieningen? Stelt u op dat vlak een toename vast van de omvang van het misbruik? Ik ben benieuwd naar uw antwoord.
03.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Logghe, u begrijpt dat ik niet kan antwoorden op de vraag naar de belangrijkste redenen voor de eventuele toename van het aantal EU-burgers dat naar België komt. Sommigen verwijzen naar de economische crisis, anderen naar iets anders.
Hun hoedanigheid wordt enkel in de statistieken opgenomen wanneer het verblijf effectief wordt toegestaan. Uit die cijfers blijkt dat er inderdaad een verschil is tussen de nieuwe lidstaten, nog onderworpen aan overgangsmaatregelen, zoals Bulgarije en Roemenië, en de oudere lidstaten, zoals Slowakije en Griekenland.
Roemenen en Bulgaren verkrijgen hoofdzakelijk een verblijf als actieve burgers en dan voornamelijk in de hoedanigheid van zelfstandige.
Studenten en economisch niet-actieve burgers vormen veeleer een marginale groep in de effectief toegestane verblijven.
Voor eventuele misbruiken van onze sociale voorzieningen verwijs ik naar mijn collega bevoegd voor de sociale zekerheid. Als staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding heb ik niettemin de nodige stappen ondernomen om de mogelijke misbruiken te bestrijden door de gegevensuitwisseling tussen de DVZ en de POD Maatschappelijke Integratie te activeren. Dat leidde in 2012 tot de intrekking van de verblijfsvergunning van 1 918 EU-burgers, precies omdat zij een onredelijke belasting vormden voor het Belgische socialebijstandsstelsel.
Wij werken zo verder. De tijd zal uitwijzen of een stijging van het aantal personen wordt gedetecteerd door de koppeling van gegevens of omdat er inderdaad een grotere instroom is.
03.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, ik noteer dat u al een onderzoek naar mogelijke misbruiken van sociale voorzieningen hebt gevoerd en dat u uw beleid op dat vlak voortzet.
Wat is het beste moment om u te ondervragen over de eerste resultaten van dat onderzoek?
U zegt dat er een onderscheid is tussen de nieuwe lidstaten, Bulgarije en Roemenië, en de oude lidstaten, Griekenland en Slowakije. Bij mijn weten is Slowakije een nieuwe lidstaat.
03.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Bulgarije en Roemenië zitten nog in een overgangsfase, waardoor voor hen andere voorwaarden gelden voor hun verblijf, onder andere op het vlak van arbeidskaarten. Personen afkomstig van een effectieve Europese lidstaat moeten daaraan niet meer voldoen. Wij zullen ook voor de nieuwe lidstaat Kroatië een andere regeling hanteren.
03.05 Peter Logghe (VB): Dan verstaan wij mekaar goed.
Mevrouw de staatssecretaris, kunt u mij zeggen wanneer ik u voor het eerst zal kunnen ondervragen omtrent de stappen die worden gezet om eventuele misbruiken op te sporen vanwege de nieuwe groep van personen die naar België komen? Mag ik u hierover tegen het einde van dit jaar ondervragen?
03.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer Logghe, u vraagt en ik antwoord, dat weet u.
03.07 Peter Logghe (VB): Dat zal ik dan zeker doen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 18557 van mevrouw Lanjri wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Ik voeg daar meteen aan toe dat vraag nr. 18902, eveneens van mevrouw Lanjri, ook wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 18584 van de heer Weyts wordt ingetrokken. De samengevoegde vragen nrs 18597 en 18606 van de dames Lanjri en Smeyers worden uitgesteld.
04 Interpellation de Mme Zoé Genot à la Secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice sur "les missions de l'agence Frontex" (n° 96)
04 Interpellatie van mevrouw Zoé Genot tot de Staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de opdrachten van het agentschap Frontex" (nr. 96)
04.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la secrétaire d'État, ce sujet est un peu compliqué, car l'agence Frontex a un statut particulier: en la matière, ce sont les États qui décident de collaborer entre eux.
Le problème du contrôle parlementaire se pose clairement. En effet, lorsque les députés européens interrogent au sujet de Frontex au niveau européen, on leur répond qu'il s'agit d'une agence et que ce sont les États nationaux qui collaborent entre eux. C'est donc au sein des parlements nationaux qu'il faut exercer un contrôle à cet égard. Cependant, nous ne sommes pas très outillés pour ce faire. J'espère, grâce à ces questions, pouvoir mieux cerner le cadre exact dans lequel on peut mieux travailler avec cette agence Frontex.
Madame la secrétaire d'État, pouvez-vous mieux m'indiquer quelles sont les missions de l'agence Frontex auxquelles les fonctionnaires belges ont pris part à ce jour? Quels sont les États membres de l'Union européenne avec lesquels la Belgique collabore ou a collaboré dans le cadre des missions Frontex?
Pouvez-vous m'indiquer quelle formation ces fonctionnaires reçoivent avant leur mise à disposition des autorités étrangères? Des rapports sont-ils établis à la suite de ces missions? Ces fonctionnaires informent-ils leurs supérieurs de leurs activités pendant le déroulement de leurs missions? Frontex est-elle tenue d'informer l'État belge des allégations de violations des droits humains qui pourraient intervenir dans des missions auxquelles l'État belge est associé?
De nombreux juristes et organisations de défense des droits humains considèrent comme établi que certaines missions effectuées dans le cadre de Frontex violent la légalité internationale, notamment le principe de non-refoulement, reconnu par la Convention de Genève au paragraphe 1er de son article 33.
Pouvez-vous me dire si des vérifications sont effectuées à ce sujet par vos services ou si, au contraire, on se contente de présumer le respect de la légalité en le faisant découler de la déclaration de principe de l'agence ou de contrôles éventuels qui pourraient être effectués par le Parlement européen ou d'autres instances européennes ou nationales?
La Belgique a été condamnée par la Cour européenne des droits de l'homme pour avoir remis un ressortissant afghan à la Grèce en présumant, en vertu du règlement n° 343/2003 du Conseil du 18 février 2003 dit Dublin, que ce pays respecterait les exigences légales en matière d'asile. "La Belgique ne pouvait pas ne pas savoir", nous dit en substance la Cour, "que la Grèce manquait à ses obligations en la matière" et elle renverse la présomption du respect de la légalité par la Grèce pour condamner notre pays.
Je constate que la Cour européenne des droits de l'homme cite, à l'appui de sa démonstration, des rapports d'organisations qui s'émeuvent aujourd'hui des conditions dans lesquelles sont conduites les opérations de Frontex. Si la crédibilité de ces organisations en ce qui concerne le respect des droits des demandeurs d'asile par la Grèce a été reconnue par la Cour, on ne voit pas pourquoi elle ne ferait pas de même en ce qui concerne leurs avertissements au sujet des missions de Frontex. Je note également que le médiateur européen s'est auto-saisi de la question.
Votre ministère a-t-il évalué le risque de condamnation de la Belgique qu'engendre la participation de notre pays à des missions à la légalité plus que douteuse?
La loi du 13 mai 1999 portant le statut disciplinaire des membres du personnel des services de police précise qu'un ordre manifestement illégal ne peut être exécuté. L'article 29 du Code d'instruction criminelle fait obligation à tout fonctionnaire de porter à la connaissance du procureur du Roi tout crime ou délit dont il acquerrait la connaissance.
Des obligations ou interdictions analogues existent-elles dans le droit des États sous l'autorité desquels nos fonctionnaires peuvent être appelés à servir dans le cadre de missions Frontex? Si c'est le cas, et dans l'hypothèse où un fonctionnaire aurait connaissance d'un délit ou d'un crime, devrait-il en informer sa hiérarchie, les autorités du pays étranger ou les deux? Quelles instructions reçoivent nos agents à ce sujet? Quelles procédures précises doivent-ils mettre en œuvre pour s'acquitter de ces obligations? Les connaissent-ils? Peuvent-elles être engagées dans nos langues nationales? Dans le cas où les législations des États ne prévoiraient pas les obligations précitées, cela signifierait-il que nos fonctionnaires en seraient exemptés? Je suis particulièrement préoccupée par le fait que les fonctionnaires belges ne puissent pas, en fait ou en droit, désobéir à des ordres manifestement illégaux.
Dans la mesure où l'on peut difficilement penser qu'ils connaissent les différentes législations nationales sous lesquelles ils peuvent être amenés à opérer dans des missions Frontex, ne risque-t-on pas de les exposer à des poursuites?
04.02 Maggie De Block, secrétaire d'État: Chère collègue, en ce qui concerne la participation belge, il existe plusieurs catégories d'opérations telles que les opérations de contrôle aux frontières, le long des frontières terrestres ou maritimes, et de déploiement des équipes rapides. En tant que secrétaire d'État, je m'exprimerai surtout sur les joint return operations, pour lesquelles seul le volet organisationnel relève de mes compétences et dont la réalisation est confiée au personnel de la police fédérale. Pour toutes les opérations, la procédure suivie pour le briefing et les rapports à rédiger est comparable.
En ce qui concerne la participation de la Belgique à ces vols communs de retour, ces cinq dernières années notre pays a pris part à onze vols et a joué un rôle d'observateur dans le cadre d'un vol. Tous les participants étaient des États membres de l'Union européenne, ainsi que la Suisse. Au cours de ces dernières années, la Belgique a surtout participé à des opérations conjointes en vue de surveiller les frontières terrestres en Europe de l'Est et les frontières maritimes de l'Espagne, de l'Italie et de la Grèce. Actuellement, la Belgique participe aux opérations Frontex suivantes: Neptune en Hongrie, Indalo en Espagne, Focal Point Sea en Grèce, Joint Operation Hermes en Italie et en Sicile et Joint Operation Poseidon en Grèce, à Lesbos.
En ce qui concerne la formation et les rapports, c'était la volonté explicite du législateur européen – c'est-à-dire les États membres et le Parlement européen — que les droits fondamentaux soient respectés pendant chaque opération menée dans le cadre de Frontex. Bien entendu, cela implique que chaque participant soit dûment formé et qu'il existe un rapport de chaque opération. Ces instruments ont été mis en place. L'opération de retour conjointe est toujours précédée d'une formation pour les escorteurs. Une formation est organisée au niveau national pour chaque escorteur. Une formation Frontex est également disponible. De plus, chacun des participants à l'opération reçoit un briefing complet. Le responsable de l'escorte rédige un rapport global pour chaque mission et la présence d'un moniteur est obligatoire.
En revanche, la participation aux opérations conjointes de Frontex se fait à la demande de Frontex. Tous les experts belges qui souhaitent faire partie du pool experts au sein duquel la sélection est effectuée participent à une formation spécifique consacrée aux droits fondamentaux, à l'accès à la protection internationale, ainsi qu'à l'identification des personnes en quête de cette protection. Avant l'opération proprement dite, chaque participant reçoit un briefing national ainsi qu'une formation ou un briefing spécifique d'un ou deux jours dans l'État hôte. En outre, chaque opération fait l'objet d'un plan opérationnel qui doit être respecté par les participants. Au cours de l'opération, le point de contact national belge est régulièrement informé de la situation sur place. Frontex envoie également des rapports de situation quotidiens pour chaque opération.
En ce qui concerne la violation des droits et la communication des informations, si Frontex reçoit une plainte concernant une opération au cours de laquelle un participant ne se serait pas conduit correctement, il est tenu de le préciser à l'État membre concerné. Une telle situation ne s'est encore jamais produite au niveau belge.
Par ailleurs, conformément au plan opérationnel, chaque participant doit immédiatement signaler tout incident ou toute infraction aux droits fondamentaux. Les États membres peuvent également interroger un autre État membre via Frontex sur le déroulement de l'opération.
Jusqu'à présent, le point de contact belge n'a été informé ni par Frontex ni par nos participants d'infractions à l'encontre de la législation et de conventions internationales. Il a notamment effectué deux visites sur place - dans l'île de Samos et au point de passage frontalier Kapitan Andreevo, en Bulgarie - afin de juger de la situation locale. Nous agissons donc de manière proactive en termes d'évaluation des opérations.
S'agissant des vols de retour conjoints, chaque État membre est responsable des personnes qu'il rapatrie et doit veiller au respect des législations nationales et internationales.
En ce qui concerne les rapports négatifs établis par les organisations internationales, ils doivent évidemment être pris en considération. Toute violation des droits humains doit être sanctionnée. Certaines initiatives sont prises par les États membres de l'Union européenne pour tenter de résoudre les problèmes existants. Le règlement Frontex a été révisé dans cette optique. Afin de garantir le respect des droits humains, la fonction de Fundamental Rights Officer a été créée lors de la refonte du règlement Frontex. De même, un forum consultatif a été mis sur pied. Il s'agit d'un organe au sein duquel siègent plusieurs organisations indépendantes oeuvrant en faveur de la défense des droits de l'homme et pouvant conseiller Frontex.
Enfin, Frontex collabore avec le Bureau européen d'appui, le Haut-Commissariat des Nations unies pour les Réfugiés et l'Organisation internationale des migrations.
Ces initiatives ont eu pour conséquence directe la mise en place d'un code de conduite. Chaque garde-frontière, chaque escorteur est donc tenu d'en prendre connaissance.
Tous les États membres qui y participent disposent de leur propre législation. Lors du briefing et de la formation précédant l'opération, ils sont informés de la législation nationale de l'État hôte. De plus, le code de déontologie est présenté en détail pour les vols de retour en commun. Des accords clairs sont conclus préalablement. Un plan opérationnel complet doit être respecté par les participants.
Par conséquent, contrairement à ce que vous avancez, les participants savent bien quelles sont les procédures et les législations en vigueur pendant une opération. Madame Genot, ce sont des professionnels! Il ne faut pas être naïve.
Lorsqu'un État membre organise un vol de retour conjoint, il transmet un rapport d'information aux États membres potentiellement intéressés. Ces mesures sont clairement précisées à l'avance. Si la Belgique n'est pas d'accord avec la législation de l'État membre organisateur, nous pouvons décider de ne pas prendre part au vol.
Le bon déroulement de l'opération s'appuie donc sur une communication précise et sur des accords préalablement conclus. Étant donné que le principe d'un non-refoulement est respecté pour les opérations de retour conjointes et que les incidents éventuels seraient signalés, nous sommes en mesure de justifier notre participation à de telles missions à l'avenir si nous continuons à observer ces principes.
Quid si nous devions recevoir une plainte en dépit de ces précautions? Chaque vol fait l'objet d'un monitoring. En effet, la refonte du règlement Frontex a contraint chaque État membre à mettre en place un mécanisme de surveillance. En Belgique, ce rôle est dévolu à l'inspection générale. Celle-ci signale le vol quelques jours avant et, lors d'une participation à un vol Frontex, elle effectue un contrôle indépendant.
Le moniteur de l'État membre organisateur participe toujours au vol. La participation des moniteurs des États membres participants dépend de la disponibilité du personnel et du nombre de places à bord de l'avion. L'inspection générale formule également des recommandations en vue d'améliorer les procédures.
Si la Belgique n'est pas d'accord avec ces principes, nous ne prenons tout simplement pas part à l'opération.
04.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse détaillée. Comme on peut le voir, la question est assez complexe. Deux aspects sont à prendre en considération, à savoir la question des vols groupés et la surveillance des frontières.
L'année dernière, il y a eu le cas de fonctionnaires allemands qui ont refusé d'obéir aux ordres de Frontex qui leur avaient demandé de refouler vers une zone minée des personnes qui cherchaient à pénétrer en Europe. Lesdits fonctionnaires ont expliqué le refus en invoquant le fait que cette pratique était contraire à leur code de déontologie. Selon moi, il est très important que les fonctionnaires belges sachent que les règles en matière de statut disciplinaire, règles qui les protègent et selon lesquelles il leur est interdit de poser des actes illégaux, sont également valables à l'étranger. Il arrive que lors d'opérations de refoulement, des secours ne soient pas apportés aux personnes, par exemple, en Méditerranée. Il est donc important que nos fonctionnaires sachent que nous sommes à leur côté pour qu'ils puissent s'occuper au mieux de ceux qui se trouvent dans ce genre de situation.
Le président: En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
Une motion de recommandation a été déposée par Mme Zoé Genot et est libellée comme suit:
“La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de Mme Zoé Genot
et la réponse de la secrétaire d’État à l’Asile et la Migration, à l’Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice,
demande au gouvernement
de tout mettre en œuvre pour que nos fonctionnaires qui participent à des opérations Frontex soient en mesure de respecter leur obligation de ne pas suivre des ordres illégaux, qui auraient des conséquences inacceptables pour les réfugiés.“
Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Zoé Genot en luidt als volgt:
“De Kamer,
gehoord de interpellatie van mevrouw Zoé Genot
en het antwoord van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie,
vraagt de regering
alles in het werk te stellen opdat onze ambtenaren die aan Frontexoperaties deelnemen, hun plicht zouden kunnen nakomen om geen illegale bevelen, die onaanvaardbare gevolgen zouden hebben voor de vluchtelingen, uit te voeren."
Une motion pure et simple a été déposée par Mme Lieve Wierinck.
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Lieve Wierinck.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
- de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het terugkeercentrum in Holsbeek" (nr. 18730)
- mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het terugkeercentrum in Holsbeek en de opvang van gezinnen die illegaal in het land verblijven" (nr. 19002)
- M. Theo Francken à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le centre de retour pour demandeurs d'asile de Holsbeek" (n° 18730)
- Mme Zoé Genot à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le centre de retour de Holsbeek et l'accueil des familles en séjour illégal" (n° 19002)
05.01 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik heb een aantal vragen over het terugkeercentrum in Holsbeek, dat nu al bijna twee maanden en misschien zelfs meer open is.
Mjin concrete vragen zijn de volgende.
Hoeveel mensen verblijven ondertussen in het terugkeercentrum? Wordt de volledige capaciteit benut? Verloopt alles volgens plan?
Wordt de lokale politie bij de werking van het terugkeercentrum betrokken? Zo ja, hoe verloopt de samenwerking?
Uit welke landen komen de bewoners? Gaat het vooral om alleenstaande gezinnen of om gezinnen met kinderen?
Zijn er met de bewoners noemenswaardige problemen geweest? Zo ja, welke problemen zijn er geweest? Zijn er met de omwonenden al noemenswaardige problemen geweest? Zo ja, welke problemen zijn er geweest?
Hoe verloopt het transport van en naar het centrum?
Hoeveel mensen kwamen effectief in het open terugkeercentrum aan? Hoeveel hebben zich nooit aangemeld?
Hoeveel procent van de mensen die het terugkeercentrum in Holsbeek ondertussen verlieten, vertrok ook effectief naar het land van herkomst? Hoeveel procent van hen is in de illegaliteit verdwenen?
Ik dank u vriendelijk voor uw antwoorden.
05.02 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la secrétaire d'État, en mars 2013, l'Office des Étrangers et Fedasil ont conclu un nouvel accord sur l'accueil des enfants mineurs et leurs familles en séjour irrégulier en Belgique. Cet accord, qui prévoit un accueil de trente jours pour préparer un retour volontaire ou forcé, le cas échéant, modifie de manière significative l'accompagnement accordé aux familles accueillies et leur droit à l'aide matérielle.
L'arrêté royal de 2004 prévoit que l'aide apportée aux enfants en séjour illégal et à leurs parents est fournie dans un des centres fédéraux gérés par Fedasil et tient compte de la situation spécifique du mineur d’âge. Cette aide matérielle comprend l’hébergement en centre communautaire, la nourriture, les vêtements, un argent de poche, l’accompagnement social, psychomédical et juridique, le droit à l’enseignement et l’aide au retour volontaire. L'accompagnement doit apporter une solution durable à la situation des familles, soit par une régularisation en Belgique, soit par un retour au pays.
Hormis le fait qu'avec le nouvel accord, seul un accompagnement au retour volontaire est proposé aux familles – ce qui ne respecte déjà pas l'esprit de l'arrêté royal de 2004 –, nous nous interrogeons sur l'accueil et l'aide matérielle prévus pour ces familles par l'article 60 de la loi de 2007.
Des services d’interprétation et de traduction sont-ils prévus au sein du centre?
Procède-t-on à une évaluation régulière pour examiner si l’accueil est adapté aux besoins de la famille? Envisage-t-on un transfert vers une autre structure d'accueil si nécessaire?
Un accompagnement médical, psychologique et social ainsi qu'une aide juridique sont-ils prévus? Sous quelle forme?
Les familles y bénéficient-elles d'une allocation journalière et de la possibilité de prester des services communautaires?
Qu'est-il prévu pour la scolarisation des enfants? Les enfants doivent pouvoir prendre part à diverses activités organisées par le centre, telles que des activités sportives ou des ateliers créatifs. Qu'en est-il?
Bien que ces familles ne soient pas protégées contre l'éloignement du fait de leur situation illégale, elles doivent pouvoir bénéficier d'un accueil jusqu'à la majorité des enfants ou jusqu'à l'obtention d'un droit de séjour en Belgique. Or, à Holsbeek, l'accueil est totalement lié et conditionné à un engagement dans un processus de retour volontaire. Que se passe-t-il au 31e jour d'accueil si les familles ne sont pas retournées, de manière volontaire ou par la force? Un droit à l'accueil persiste-t-il?
Enfin, combien coûte une place par jour dans le centre géré par l'Office des Étrangers?
Il est question de supprimer des places d'accueil existantes au sein du réseau Fedasil vu le taux d'occupation actuel à la baisse. Ne serait-il pas judicieux de rendre à Fedasil la tâche d'accueillir les familles en séjour illégal? Pourquoi avoir créé un centre spécifique en la matière sous la gestion de l'Office des Étrangers, qui n'est par ailleurs pas du tout habilité à gérer des centres ouverts, alors que le réseau Fedasil est en sous-occupation?
05.03 Staatssecretaris Maggie De Block: Collega’s, ik dank u voor de vragen. Holsbeek is effectief zeven weken open. Het is nog te vroeg om te evalueren, maar voorlopig zie ik geen reden tot ontevredenheid.
In het centrum verbleven van 13 mei tot en met 28 juni 36 gezinnen, of 137 personen. Vorige maand verbleven er per dag gemiddeld 16 families in het centrum. Het maximumaantal was ongeveer 20 families.
Sinds de opening is de gemiddelde bezettingsgraad 63 %. Wij hebben die bezettingsgraad natuurlijk geleidelijk opgebouwd, onder andere omdat het voor het personeel niet mogelijk was het centrum van de ene dag op de andere voor honderd procent te doen draaien.
Van de 151 personen, of 40 families, die zich aanmeldden voor opvang, kwamen 137 personen of 36 families aan in het open terugkeercentrum. Dit is 91 %.
De bewoners zijn gezinnen met minderjarige kinderen en ze hebben diverse nationaliteiten.
Si l'accueil n'est pas adapté aux besoins de la famille, le centre effectue un transfert vers une autre structure d'accueil. Un tel transfert s'est déjà produit.
De werking van het open terugkeercentrum is vergelijkbaar met de werking van de open terugkeerplaatsen, waar Fedasil en de Dienst Vreemdelingenzaken ook intensief samenwerken, met inachtneming van elkaars bevoegdheden en bekwaamheden.
Bij hun aankomst wordt onmiddellijk onderzocht of voor de mensen een duurzame oplossing kan worden gevonden in België. Vaak zal dat niet het geval zijn, daar de meeste van hen verschillende procedures hebben doorlopen. Daarom wordt prioritair ingezet op de vrijwillige terugkeer.
S'il n'y a pas de souhait de retour volontaire endéans les délais, les personnes seront transférées vers un lieu d'hébergement adapté aux familles et feront l'objet d'un éloignement forcé.
L'accompagnement médical, psychologique et social ainsi qu'une aide juridique sont prévus dans le centre. Le centre travaille avec un interprète, par téléphone si nécessaire. Des activités sportives, créatives et éducatives sont organisées très régulièrement. Les résidents reçoivent une indemnité journalière et une indemnité pour les services fournis à la collectivité, comme dans le centre ouvert de Fedasil.
Er zijn enkele problemen geweest. Bij eventuele incidenten neemt het centrum steeds zijn verantwoordelijkheid. Er is op regelmatige basis overleg en contact met de politie. Zowel met de korpschef als met de wijkagent worden er duidelijke afspraken gemaakt. Dat geldt ook voor de grensgemeente Leuven. Er is een buurtinformatiemoment geweest evenals een kijkdag voor de buren, natuurlijk vooraleer het centrum openging. Verder was er overleg met de bedrijven en winkels in de buurt, waardoor er nog steeds geïnvesteerd wordt in de relatie met de buurt. Wat dat betreft rijzen er momenteel geen problemen.
De families komen op eigen kracht naar het terugkeercentrum. Het transport naar de woonunits en de luchthaven wordt uitgevoerd door de vervoerdienst van de Dienst Vreemdelingenzaken. Sinds de opstart van het centrum op 13 mei tot en met 28 juni verlieten 17 families het centrum voor het einde van hun termijn van dertig dagen. Zes families werden op het einde van hun termijn overgebracht naar een woonunit om een gedwongen vertrek voor te bereiden en twee families tekenden effectief in voor de vrijwillige terugkeer en zullen eerstdaags vertrekken naar hun herkomstland.
05.04 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, als ik het goed begrijp, is het centrum nu zeven weken open geweest. Er verbleven in totaal 137 personen of 36 gezinnen; 17 gezinnen zijn verdwenen, 6 gezinnen zijn naar een turtelhuisje gegaan en 2 gezinnen hebben ingetekend voor de vrijwillige terugkeer. Die mensen zijn nog hier en zijn nog niet effectief van ons grondgebied vertrokken. Van de 36 families zijn er 25 weg en blijven er nu nog 11 over.
05.05 Staatssecretaris Maggie De Block: Ze zijn ook niet allemaal op de eerste dag binnengekomen. Ze hebben sowieso minstens dertig dagen of vier weken voor hun terugkeertraject. De eerste familie is daar zeven weken geleden aangekomen.
05.06 Theo Francken (N-VA): Goed, dat begrijp ik wel. In die zeven weken is er nog geen enkele familie vertrokken. Geen enkele.
05.07 Staatssecretaris Maggie De Block: Er zijn twee families die nu gaan vertrekken. Dat zijn families die soms pas aan het einde van die dertig dagen beslisten om dan toch maar terug te keren, als ze geen andere optie hebben. Dan moeten er natuurlijk nog zaken geregeld worden, zoals het vervoer en het laissez passer.
05.08 Theo Francken (N-VA): Ze beschikken over dertig dagen, ook om het vervoer en het laissez passer te regelen. Zo heb ik het begrepen en zo is het wetsontwerp hier goedgekeurd. De uitleg die in deze zaal werd gegeven, was dat van die dertig dagen er vijftien gebruikt zouden worden om te proberen deze mensen in een vrijwillig terugkeertraject te krijgen via coaching, praten, demonstraties van hoe dit werkt en door het onderwerp op een zachte manier ter sprake te brengen. Dan waren er nog vijftien dagen om naar het gedwongen terugkeertraject te gaan, waarbij dan onder andere de identificatie en het laissez passer in orde moesten worden gebracht. Er zijn in totaal 137 personen in het open terugkeercentrum in Holsbeek geweest. Een deel daarvan is er op dit moment nog.
Op dit moment is er nog altijd niemand teruggekeerd naar het land van herkomst. Zeventien families zijn gewoon verdwenen. Zij hebben op een bepaald moment, toen het lente werd, hun boeltje gepakt en ze zijn vertrokken. Zoals ook werd aangekaart door Vluchtelingenwerk Vlaanderen is de effectiviteit van heel dat verhaal toch wel bijzonder mager.
Ik zal hierop terugkomen. Jammer genoeg zal dit pas in september zijn. Tegen dan zullen er geen 7 maar 25 weken verstreken zijn. Wij zullen dan vaststellen wat er van is gekomen. Hoe dan ook zijn deze cijfers zeker niet bemoedigend.
05.09 Staatssecretaris Maggie De Block: De illegale families vormen het moeilijkste publiek dat men kan laten terugkeren. Toch moeten wij proberen om hen vrijwillig te laten terugkeren. Als dit niet lukt, dan is een gedwongen terugkeer inderdaad de enige optie.
05.10 Theo Francken (N-VA): Ook die gedwongen terugkeer is natuurlijk bijzonder relatief. U zult mij niet horen zeggen dat die turtelhuisjes een slecht idee was, want er was voordien niets. De effectiviteit van die turtelhuisjes blijft echter bijzonder beperkt.
Uw voorganger, toch niet meteen de meest rechtse politicus van dit land, heeft aangekondigd dat een aantal woningen zou worden opgericht op het domein van het centrum 127bis. Op die manier kunnen personen die voordien in een turtelhuisje zaten maar telkens weer worden opgepakt, in een laatste stadium in het centrum 127bis worden opgevangen, waarna zij samen met hun gezin op een kindvriendelijke manier kunnen worden verwijderd via een gedwongen traject.
Dat idee is door u begraven. U geeft 90 miljoen euro terug, waarvoor alle respect. Het gaat gewoon om een onderbenutting van het budget. Toch was er misschien een mogelijkheid geweest om uit te voeren wat de heer Wathelet had aangekondigd. De opening werd in het najaar van 2011 gemaakt. Ondertussen zijn wij twee jaar verder en is het plan begraven. De effectieve verwijdering van gezinnen van ons grondgebied zal zo natuurlijk nooit iets worden en zal een effectiviteit kennen van maximum tien, twintig of dertig procent.
05.11 Staatssecretaris Maggie De Block: Ik wil hier geen budgettaire discussie voeren, maar die 90 miljoen euro heeft daar niets mee te maken. Dat geld maakt deel uit van mijn budget voor maatschappelijke integratie. Het gaat daarbij over het feit dat er geen doorstroming meer is naar de gemeenten. Wij moeten hier geen appelen met peren vergelijken. Dit gaat over het budget van Fedasil en de Dienst Vreemdelingenzaken. Ik heb geen 90 miljoen euro van dat budget teruggegeven. De waarheid heeft haar rechten.
05.12 Theo Francken (N-VA): De waarheid heeft inderdaad haar rechten, mevrouw de staatssecretaris. U hebt de plannen van de heer Wathelet in de koelkast gestoken. Die plannen waren er. Ik heb er zeker acht parlementaire vragen over gesteld. Ik kwam er elke maand op terug om te vragen hoe het met die woonunits op het domein van het centrum 127bis stond. U hebt gezegd dat dit niet verder zal worden uitgevoerd ook al werd het aangekondigd in het regeerakkoord. De waarheid heeft dus inderdaad haar rechten.
Kost dat 90 miljoen euro? Dat kost niets meer, want Wathelet had de budgetten toen vastgelegd. Dat gaat gewoon niet door en zolang blijft dat terugkeerbeleid aanmodderen. Heel dat verhaal is voor de gezinnen natuurlijk bijzonder kostelijk maar heel improductief. Het overgrote deel blijft gewoon hier, zo simpel is het.
05.13 Zoé Genot (Ecolo-Groen): L'expérience aux Pays-Bas avait montré, en effet, que ce genre de centre fonctionne peu. Lorsqu'on connaît la situation, on se rend bien compte que ce n'est pas en trente jours que des personnes vont complètement changer leur état d'esprit et se dire d'emblée qu'elles seraient beaucoup mieux ailleurs. Ce sont des décisions qui se mûrissent lentement si on veut véritablement avoir un résultat. On peut aussi faire du chiffre et renvoyer mais ces personnes revenant par la suite, c'est du gaspillage!
Il subsiste quatre questions auxquelles je n'ai pas eu de réponse. Quelle est l'aide juridique prévue? Quelle est la scolarisation des enfants? Combien coûte une place par jour? Par ailleurs, il est quelque peu bizarre de créer ce centre de l'Office des Étrangers, dont vous dites vous-même qu'il éprouve quelques difficultés à démarrer parce qu'il ne connaît pas la matière, alors que simultanément, on ferme des centres.
05.14 Maggie De Block, secrétaire d'État: Madame Genot, je n'ai jamais dit "parce qu'il ne connaît pas la matière". Bien entendu, lorsqu'on ouvre un centre, on ne peut l'ouvrir à pleine capacité dès le premier jour. Mais je n'ai jamais dit que ses membres n'ont pas l'expérience voulue. Vous savez que c'est Fedasil et l'Office qui gèrent le centre!
05.15 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Dès lors, pourquoi ouvre-t-on un nouveau centre, alors qu'on en ferme d'autres? Pour les travailleurs qui restent sur le carreau dans les centres que l'on ferme, c'est incompréhensible!
Je rappelle que les trois questions concernaient l'aide juridique, la scolarisation des enfants et le coût d'une place par jour dans le centre. Ce sont des questions qui ont été transmises par écrit.
05.16 Staatssecretaris Maggie De Block: Ik kan u zeggen dat die twee families morgen vertrekken.
05.17 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la secrétaire d'État, j'entends bien votre volonté de répondre à la question de M. Francken. Mais vous ne voulez pas répondre à la question de savoir combien coûte une place par jour!
05.18 Maggie De Block, secrétaire d'État: Madame Genot, je vous ai expliqué que le régime est le même que pour les autres centres (aide juridique, scolarisation, ateliers créatifs, etc.).
05.19 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Quel est le coût?
05.20 Maggie De Block, secrétaire d'État: On verra bien!
05.21 Zoé Genot (Ecolo-Groen): C'est une réponse.
L'incident est clos.
06 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de door het Europees Parlement aangenomen regels voor een gemeenschappelijk Europees asielbeleid" (nr. 18599)
06 Question de Mme Karin Temmerman à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les règles adoptées par le Parlement européen pour une politique européenne commune en matière d'asile" (n° 18599)
06.01 Karin Temmerman (sp.a): Mevrouw de staatssecretaris, op 12 juni heeft het Europees Parlement nieuwe regels aangenomen die moeten leiden tot een gemeenschappelijk asielbeleid, of beter, tot het begin van een gemeenschappelijk Europees asielbeleid.
De nieuwe regels hebben betrekking op de harmonisering van de procedures en de behandeltermijnen voor lopende asielaanvragen. Er komt een standaardtermijn van zes maanden voor de behandeling van asielaanvragen. Enkel in heel uitzonderlijke omstandigheden kan die termijn worden verlengd. Er komen eveneens strengere regels voor de opleiding van het personeel dat met asielzoekers omgaat. Voorts zijn nieuwe bepalingen vastgelegd omtrent de specifieke behoeften van alleenstaande minderjarigen en andere kwetsbare personen, alsook een verbetering van de richtlijn betreffende opvangvoorzieningen uit 2003 met betrekking tot minimale opvangvoorzieningen. Ten slotte krijgen de politiekorpsen en Europol toegang tot de Eurodac-databank. Deze nieuwe regels zouden van kracht worden in de tweede helft van 2015.
Er komt ook een gelijkschakeling van de fundamentele rechten voor asielzoekers in alle lidstaten. Zo zal het niet langer zijn toegestaan dat asielzoekers aan lidstaten worden overgedragen die niet in staat zijn om hun fatsoenlijke leefomstandigheden te garanderen.
Het huidige gefragmenteerd asielbeleid levert heel wat problemen op. Landen met buitengrenzen worden sowieso zwaarder getroffen dan landen die enkel binnengrenzen hebben. Asielzoekers doen ook aan cherry picking: velen vragen asiel aan in landen met de hoogste standaarden of met de voor hen gunstigste asielwetgeving. Het is hier al dikwijls gezegd dat wij naar een eenvormig Europees asielbeleid moeten evolueren.
Naar aanleiding van de beslissing van het Europees Parlement had ik dan ook graag de volgende vragen gesteld.
Welke aanpassingen zal ons land moeten doorvoeren om de nieuwe regels te respecteren? Ik heb het dan over aanpassingen aan de asielprocedures, de opvang van asielzoekers, de behandeltermijnen van aanvragen, de fundamentele rechten, de opleiding van het personeel en de specifieke behoeften van alleenstaande minderjarigen of andere kwetsbare personen.
Acht u het haalbaar om de nieuwe Europese regels en bepalingen te implementeren voor de vooropgestelde data waarop zij van kracht worden?
Welke politiekorpsen zullen toegang krijgen tot de Eurodac-databank? Zal u toezien op een strenge toepassing van de bescherming van de persoonsgegevens?
06.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Temmerman, bedankt voor uw interessante vraag. De goedkeuring van het EU-asielpakket is inderdaad een stap in de goede richting om tot een harmonisatie in de nu al 28 lidstaten te komen. Voor de verschillende richtlijnen wordt nagegaan hoe de reglementering aangepast moet worden. Die richtlijnen werden afgelopen zaterdag 29 juni gepubliceerd en moeten tegen 29 juni 2015 omgezet worden. Ik zal natuurlijk het nodige doen om dat effectief te realiseren, voor zover ik dat kan. De verordening zal, zoals u zelf al aangeeft, sneller geïmplementeerd kunnen worden.
Nu kom ik tot uw specifieke vragen.
Inzake de asielprocedurerichtlijn zal de verplichting om een asielaanvraag binnen de zes maanden te behandelen, moeten worden opgenomen. Om die termijn te behalen, heb ik natuurlijk proactief al beleidsmaatregelen genomen en werd de vreemdelingenwet hervormd. Ik verwijs naar de interne audit en de daaropvolgende stappen.
Inzake de nieuwe opvangrichtlijn zullen de wijzigingen die moeten worden doorgevoerd, beperkt zijn. Het Belgisch opvangsysteem voldoet immers al grotendeels aan de vereisten van de nieuwe richtlijn, bijvoorbeeld ten aanzien van minderjarigen en kwetsbare groepen.
De Belgische wetgeving zal aangepast moeten worden ter versterking van de fundamentele rechten van asielzoekers en ook op het vlak van detentie. Inzake de detentie beperkt de nieuwe opvangrichtlijn het aantal gronden waarop asielzoekers kunnen worden opgesloten. In de belangrijkste gevallen blijft detentie echter mogelijk.
Aan de opleidingsvereisten voor het personeel van het Commissariaat-generaal wordt op dit ogenblik voldaan, maar op basis van de herschikking zullen die vereisten in de Belgische wetgeving moeten worden verankerd. De vereisten zijn dus al geïmplementeerd, maar wij moeten de wettelijke basis creëren. Ook bij de opleiding van het personeel in de gesloten centra zal extra aandacht worden besteed aan de noden van slachtoffers van foltering, verkrachting en andere vormen van ernstig geweld.
De nieuwe opvangrichtlijn voorziet verder in een mechanisme om vast te stellen of kwetsbare personen bijzondere opvang nodig hebben en zo ja, welke lidstaten ervoor moeten zorgen dat doorheen het opvangproces rekening gehouden wordt met de bijzondere opvangnoden. Ook op dat vlak zijn wij al ver gevorderd.
Inzake de minderjarigen voorziet de verordening, naast de hereniging met de vader, moeder en voogd – reeds verplicht onder de huidige Dublinverordening – ook in de eventuele hereniging van niet-begeleide minderjarigen met hun broers of zussen.
De niet-begeleide minderjarige asielzoekers moeten onder de nieuwe Dublinverordening verplicht worden samengebracht met verwanten die in een andere lidstaat legaal verblijven. Het kan dus ook om een neef, tante of nicht gaan die zich in een andere lidstaat bevindt.
Ter compensatie van het verplicht karakter wordt het begrip “verwant” wel duidelijker omschreven: volwassen ooms, tantes, grootouders. Een individueel onderzoek moet bovendien uitmaken of de verwant voor de minderjarige kan zorgen alsook of het samenbrengen in het belang van de minderjarige is.
Een en ander is niet simpel. Het gaat immers om mensen die zich in het buitenland bevinden. Het is echter natuurlijk wel belangrijk dat, indien de minderjarige aan een familielid in het buitenland wordt toevertrouwd, het familielid ook voor de minderjarige kan zorgen.
Het belang van het kind staat dus boven de familiale band. Indien blijkt dat de betrokken familieleden niet voor het kind kunnen zorgen, moet een en ander worden afgewogen.
De bepaling welke politiediensten toegang tot de Eurodac-databank zullen krijgen, behoort tot de bevoegdheid van minister Milquet. Ik speel de vraag dan ook graag aan haar door. Ik weet echter dat ter zake besprekingen bezig zijn. Tijdens de laatste informele Europese Raad is hierover gepraat.
06.03 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord.
Indien ik het goed begrijp, voldoen wij al aan de meeste zaken. De aanpassing zal bijgevolg minimaal zijn. Ik hoop dan ook dat wij niet tot 2015 wachten om de aanpassing te doen.
06.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Dat zullen wij niet doen.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de klachtenregeling in gesloten centra" (nr. 18731)
07 Question de M. Theo Francken à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le traitement des plaintes dans les centres fermés" (n° 18731)
07.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, op pagina 132 van het regeerakkoord staat dat in geval van gedwongen terugkeer de waardigheid van de vreemdeling beter moet worden gewaarborgd door de klachtenregeling te verbeteren.
U weet dat ik bij de bespreking van het regeerakkoord daarop nogal wat opmerkingen had, omdat dit volgens mij volledig is ingegeven vanuit een soort links gevoel dat de mensen van de interne veiligheidsdienst bij de Dienst Vreemdelingenzaken hun werk niet goed zouden doen en dat er zich heel wat onheuse situaties zouden voordoen in de gesloten centra.
U hebt ze ondertussen ongetwijfeld allemaal bezocht. Ik heb dat ook gedaan en ik had daar totaal niet het gevoel dat de mensen met irregulier verblijf daar als beesten worden behandeld. Integendeel, ik meen dat de betrokkenen daar zeer goed worden behandeld. Dat blijkt ook uit de cijfers van het jaarverslag van uw diensten en uit schriftelijke vragen die ik daarover stelde. Er is nauwelijks sprake van ernstige klachten.
Voor de periode 2009-2011 ging het om 83 klachten, waarvan het overgrote deel berustte op misverstanden die konden worden verholpen door bemiddeling. Daarnaast waren er 23 klachten van uitgeprocedeerde asielzoekers die om bepaalde medische zorgen vroegen die de centrumarts hen had geweigerd omdat hij of zij deze niet nodig achtte. Vaak ging het om pijnstillers en andere verzachtende medicatie die heel vaak wordt gevraagd en meestal wordt toegekend, maar soms wordt geweigerd.
Ten slotte was er een klein aantal klachten over diefstal van persoonlijke zaken, die dus weinig te maken hadden met de waardigheid van de vreemdelingen of met de behandeling door het personeel van de mensen die daar aanwezig zijn om te worden gerepatrieerd.
Ik heb het hierover al een paar keer gehad. Ik vraag mij af wat er precies wordt bedoeld en wat uw plannen zijn, aangezien ik er persoonlijk van overtuigd ben dat er geen probleem is. U hebt mij daarover al geantwoord en gezegd dat u die kwestie verder zou onderzoeken, maar dat u er niet van overtuigd was dat het een groot probleem zou zijn.
Mijn vragen zijn heel concreet.
Hoeveel klachten werden er intussen nog ingediend? Gingen die ongeveer over hetzelfde?
Quid met die passage in het regeerakkoord? Bent u nog van plan om dat uit te breiden?
Bent u van mening dat er een slechte klachtenregeling is, dat die nu niet goed werkt en dat de waardigheid van de vreemdelingen in het gedrang komt? Indien ja, waar doet het probleem zich dan precies voor?
Vindt u deze passage in het regeerakkoord nog altijd even noodzakelijk en hoogst urgent om uit te voeren?
07.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Francken, sinds 14 maart 2011 werden in totaal 53 klachten ingediend. Dat waren er 17 in 2011, waarvan 15 sedert 14 maart, 18 in 2012 en 20 in 2013.
Inhoudelijk betroffen deze klachten diverse aspecten, zoals de behandeling van een bewoner door het centrumpersoneel, verloren bagage, het eten, maar voornamelijk gingen ze inderdaad over medische zaken, zoals u aanhaalde.
Om de klachtenprocedure bij de bewoners beter bekend te maken, worden de onthaalbrochure, de informatiefiche bij de individuele klachtenprocedure en de onthaal-dvd geüpdatet. Elke bewoner ontvangt bij de intake in het gesloten centrum de onthaalbrochure met daarin de rechten en plichten tijdens zijn verblijf in het centrum, conform artikel 17 van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002. Ook de procedure van het individueel klachtenrecht wordt erin toegelicht. De informatiebrochure conform artikel 17 van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 bestaat uit een aantal fiches. Elke bewoner ontvangt bij de intake de fiche die betrekking heeft op de individuele klachtenprocedure. Ook op de onthaal-dvd is een luik aan de klachtenprocedure gewijd.
Wij moeten de effectiviteit van de klachtenprocedure ook nagaan. Na een bevraging van de bewoners van de vijf gesloten centra in 2012, leidde de evaluatie van die resultaten tot een update van de onthaal-dvd en tot het ophangen van een duidelijke informatieve affiche op een goed zichtbare plaats in elk centrum. Spectaculaire wijzigingen in ons beleid lijken daarvoor evenwel niet noodzakelijk te zijn.
Zoals u weet, voer ik alles uit het regeerakkoord uit. Een klachtenprocedure moet zeker voorhanden zijn en men moet daarop een beroep kunnen doen, maar er dringen zich geen drastische maatregelen op, zeker niet ten aanzien van het personeel. Wij ontvangen ook klachten van het personeel. Veel meer werk zal ik daar niet in moeten steken.
07.03 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, bedankt voor uw antwoord: ik ben er zeer tevreden mee. U zegt immers duidelijk dat het in het beleid niet daaraan schort en dat de organisatie op dat vlak zeer performant is.
De gesloten centra stellen in totaal meer dan 350 werknemers tewerk en daar passeren duizenden asielzoekers per jaar. Het regent daar geen klachten over onheuse behandeling. Ik hoop dat bepaalde partijen en ngo’s dat duidelijk in de oren knopen. De cijfers spreken voor zich: 53 klachten op tweeënhalf jaar, waarvan het overgrote deel over verloren bagage, medicatie en eten gaat. Dat lijkt mij logisch. Ook in de gevangenis is er wel eens een klacht over te warm of te koud eten. Onlangs was ik in Everberg en daar zijn jongeren soms niet tevreden omdat het eten al koud is als het wordt geserveerd. Dat is niet prettig, maar ook niet mensonwaardig. Ik heb zes jaar op internaat gezeten en daar was het eten soms ook koud, maar ik heb er geen trauma aan overgehouden.
07.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Dat gebeurt bij ons thuis ook, maar ik heb nog geen klachtenprocedure ontworpen.
07.05 Theo Francken (N-VA): Ik ben tevreden dat u de zaak zo aanpakt. Het zal wel koelen zonder blazen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vragen nrs 18747 en 18761 van mevrouw Smeyers worden uitgesteld.
08 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het overbrengen van NBMV onder de Dublinverordening" (nr. 18789)
08 Question de Mme Karin Temmerman à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le transfert de MENA dans le cadre du Règlement de Dublin" (n° 18789)
08.01 Karin Temmerman (sp.a): Mevrouw de staatssecretaris, op 6 juni deed het Europees Hof van Justitie uitspraak over de prejudiciële vraag van Groot-Brittannië met betrekking tot de Dublinverordening. In het arrest was het Hof van Justitie van oordeel dat niet-begeleide minderjarige vreemdelingen die asiel hebben aangevraagd in meer dan één lidstaat en die geen familieleden hebben die legaal in de Europese Unie verblijven, in het land mogen blijven waar zij het laatst asiel hebben aangevraagd. Het betreffende land is dan ook verantwoordelijk voor de behandeling van hun asielaanvraag.
De niet-begeleide minderjarige vreemdelingen kunnen conform de Dublinverordening dus niet worden teruggestuurd naar het EU-land waar eerst asiel werd aangevraagd. Het Europees Hof van Justitie argumenteert dat alle acties met betrekking tot minderjarigen moeten uitgaan van het hoogste belang van het kind.
Hoeveel niet-begeleide minderjarige vreemdelingen werden in 2011, 2012 en 2013 conform de Dublinverordening overgedragen aan een andere lidstaat? Hebben wij dat wel gedaan?
Hoeveel niet-begeleide minderjarigen werden er ingevolge die verordening overgedragen aan ons land? Stonden of staan er nog overdragingen aan andere lidstaten op de agenda?
Zal ons land de beslissing van het Europees Hof van Justitie naleven? Hoeveel minderjarigen kunnen op die manier in ons land blijven, terwijl ze toch eerst een aanvraag in een ander land hebben ingediend?
In welke mate komen de nieuwe regels met betrekking tot asiel en opvang, aangenomen door het Europees Parlement op 12 juni, tegemoet aan het arrest? Daarover hadden we het zopas. Welke impact heeft het arrest eventueel op uw beleid?
08.02 Staatssecretaris Maggie De Block: In de praktijk gebeurt de overbrenging van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen vanuit België naar een andere lidstaat, conform de Dublinverordening, slechts zeer zelden. Het ging om enkele gevallen per jaar. Ik zal u de cijfers laten bezorgen.
Immers, een overdracht vindt pas plaats mits een familielid van de niet-begeleide minderjarige legaal verblijft in het overnemende land en voor zover dat in het belang van de jongere is. Het belang van de jongere hebben wij altijd vooropgesteld. Ook dwang is uitgesloten en de jongere en zijn voogd dienen steeds hun medewerking te verlenen en hun toestemming te geven.
De Belgische praktijk ligt dus volledig in het verlengde van het arrest van 6 juni 2013 van het Europees Hof van Justitie. Ook de nieuwe regels met betrekking tot asiel en opvang, aangenomen door het Europees Parlement op 12 juni, komen tegemoet aan het bovenvermeld arrest van het Europees Hof van Justitie. Het principe dat niet-begeleide minderjarige vreemdelingen moeten worden herenigd met verwanten die legaal aanwezig zijn in een andere lidstaat, maar waarbij een individueel onderzoek moet uitmaken of men al dan niet voor de jongere kan zorgen, is opnieuw van kracht.
Alles staat dus in het belang van de jongere. Er zal enkel gekozen worden voor een familiehereniging in een andere lidstaat als de verwante ook voor de jongere kan zorgen. Ik zal u de cijfers schriftelijk laten bezorgen.
L'incident est clos.
09 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "vrouwelijke genitale verminking" (nr. 18881)
09 Question de Mme Karin Temmerman à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les mutilations génitales féminines" (n° 18881)
09.01 Karin Temmerman (sp.a): Mevrouw de staatssecretaris, u zult het met mij eens zijn dat vrouwelijke genitale verminking nog steeds een onderbelicht probleem is. Ik geef enkele cijfers. Recente studies van het Europees Instituut voor gendergelijkheid en de Universiteit Gent leren ons dat in België 22 840 vrouwen en meisjes leven die afkomstig zijn uit een land waar potentieel – ik zeg niet dat ze deze ook echt ondergaan hebben – een genitale verminking kan gebeuren. Dat is een zeer hoog cijfer.
Uit een eerdere studie in 2011 bleek zelfs dat liefst 6 260 vrouwen en meisjes het slachtoffer zouden kunnen zijn van genitale verminking. Het gaat om vrouwen en meisjes in België. Daarnaast zijn er nog eens 1 975 anderen die in België een risico op genitale verminking lopen.
De minister van Binnenlandse Zaken heeft in haar nationaal actieplan ter bestrijding van partnergeweld en andere vormen van intrafamiliaal geweld een apart hoofdstuk aan genitale verminkingen gewijd. Ik heb in het verleden ook aan u en uw collega's van Binnenlandse Zaken en Justitie al vragen daarover gesteld. Ik zou nu graag van u een stand van zaken krijgen. Een maand geleden heb ik die vraag ook gesteld aan de minister van Justitie. Voor u gaat het veeleer over de asielaanvragen, ook omdat onlangs in de media bericht werd dat het gevaar voor genitale verminking niet aanvaard zou worden als reden om asiel aan te vragen.
Ik heb de volgende vragen.
Hoeveel asielaanvragen werden in 2012 ingediend op grond van vrouwelijke genitale verminking? Hoeveel waren er dat in de eerste helft van 2013? Hoeveel vrouwen en meisjes kregen in het verleden een erkenning? Is er vorig jaar vooruitgang geboekt in de strijd tegen genitale verminking? Bent u van oordeel dat ons land voldoende doet inzake de opvang, begeleiding en nazorg van de slachtoffers van genitale verminking?
09.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mevrouw Temmerman, wij beschikken niet over statistische gegevens van het aantal asielaanvragen dat werd ingediend uit vrees voor genitale verminking. Wij weten wel dat in 2012 het Commissariaat-generaal 3 394 beslissingen nam waarvoor een gendergebonden motief werd aangehaald. In 490 van die beslissingen werd vrouwelijke genitale verminking aangehaald. Het gaat hier echter over de beslissingen, niet over de aanvragen.
Van de in totaal 19 731 beslissingen van het Commissariaat-generaal in 2012 gingen 6 555 beslissingen, of 33,22 %, over vrouwen. Het Commissariaat-generaal kende in 2012 aan 1 417 vrouwen bescherming toe, van wie 1 250 de vluchtelingenstatus kregen en 167 een subsidiaire beschermingsstatus.
De cijfers voor de eerste helft van 2013 heb ik nog niet.
09.03 Karin Temmerman (sp.a): Gaat het hier over vrouwen die het slachtoffer kunnen zijn van genitale verminking, of over vrouwen in het algemeen?
09.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Dat is het aantal beslissingen dat gaat over vrouwen. In een fractie daarvan gaat het over genitale verminking.
In een aantal landen van herkomst blijkt vooruitgang te zijn geboekt. Dat blijkt onder meer uit de evolutie van het percentage slachtoffers, maar de situatie verschilt van land tot land. Bij het Commissariaat-generaal is men daarmee natuurlijk ook bezig omdat men het risico met betrekking tot de herkomst van de aanvrager moet kunnen inschatten.
In het opvangnetwerk werd ook bijzondere aandacht besteed aan vrouwelijke genitale verminking in het kader van de medische en sociale begeleiding van vrouwen die een verminking ondergingen.
In het verleden organiseerde GAMS België reeds vormingen rond vrouwelijke genitale verminking. Deze tweedaagse vormingen werden ook opengesteld voor alle medewerkers van ons opvangnetwerk. Elke vorming of elk instrument dat een betere begeleiding van de doelgroep toelaat, wordt verspreid over de federale opvangstructuren en die van de partners.
Fedasil neemt ook nog steeds deel aan vergaderingen, nationale actieplannen, uitwisselingsmomenten enzovoort, waar een gemeenschappelijke strategie inzake de omvang, de omgang met en de uitbanning van vrouwelijke genitale verminking wordt besproken en uitgewerkt.
Ten slotte heeft Fedasil naar aanleiding van het geactualiseerd plan 2012-2013 in het kader van de implementatie van het nationale actieplan ter bestrijding van partnergeweld en andere vormen van intrafamiliaal geweld voor 2010-2014, zijn intentie uitgesproken om het item van de vrouwelijke genitale verminking uitdrukkelijk te laten opnemen in het medisch deel van het inschrijvingsformulier van de centra voor asielzoekers. Dit zou dus al in het medische gedeelte van het intakeformulier worden vermeld. Het gaat hier immers om zeer delicate informatie.
We zijn hiermee dus echt heel hard bezig.
Wat mij soms stoort en wat ik niet kan begrijpen, is dat wij soms bescherming geven aan vrouwen die zelf het slachtoffer van genitale verminking zijn geweest, maar die onder sociale en culturele druk hun eigen dochter later toch ook weer laten besnijden. Dat kan ik totaal niet begrijpen.
09.05 Karin Temmerman (sp.a): Betekent dit dat er nog veel werk aan de winkel is?
09.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Absoluut.
09.07 Karin Temmerman (sp.a): Zeker ook om die gemeenschappen te sensibiliseren.
09.08 Staatssecretaris Maggie De Block: Dat is het vervolg. De kous is niet af met het geven van bescherming. Dan moet men verder gaan en de mensen hier ook weer gaan beschermen en sensibiliseren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de verdere afbouw van de opvangstructuren" (nr. 18907)
10 Question de Mme Karin Temmerman à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la poursuite du démantèlement des structures d'accueil" (n° 18907)
10.01 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, u weet beter dan ik dat Fedasil instaat voor de opvang van de asielzoekers, voornamelijk de collectieve opvang. Bovendien heeft Fedasil ook partnerschappen lopen met een aantal instellingen die voornamelijk instaan voor de individuele opvang van asielzoekers. Zij worden opgevangen in individuele woningen, appartementen, studio’s of kleine opvangplaatsen met gemeenschappelijke faciliteiten.
De opvangcrisis, waarmee u bij de aanvang van uw mandaat werd geconfronteerd, ligt gelukkig al enige tijd achter ons. Toen bedroeg de bezettingsgraad voor alle opvanginitiatieven ongeveer 96 %. Er was duidelijk sprake van een oververzadiging. Door het beleid en door de collectieve inspanningen bent u erin geslaagd de bezettingsgraad naar beneden te halen. Indien ik het goed voorheb, zou de bezettingsgraad op 1 juni 2013 nog 80 % zijn.
Het is dan ook normaal dat de voorbije maanden geleidelijk met de afbouw van een aantal opvangstructuren is gestart. De noodopvangcentra in Weelde, Houthalen-Helchteren, Dinant en Bastogne zijn gesloten. Het centrum in Gembloux is ook al gesloten of zou binnenkort moeten sluiten.
Tijdens het actualiteitsdebat in deze commissie voor de Binnenlandse Zaken over de sluiting van de opvangcentra, liet u optekenen dat voor enkele centra die werden gesloten de sluiting reeds lang was gepland. Plannen om andere centra te sluiten, zijn er nog niet. Afhankelijk van de evolutie van de in- en uitstroom van de asielzoekers zal het beleid uiteraard worden aangepast. Theoretisch zijn dus nog nieuwe sluitingen mogelijk.
Ik kreeg graag een antwoord op de volgende vragen, en dan voornamelijk op de vraag waarop u vooral zult inzetten, op het sluiten van individuele opvangplaatsen dan wel van collectieve opvangplaatsen.
Wij krijgen steeds cijfers van de globale bezettingsgraad, maar hebt u ook opgesplitste cijfers van de bezettingsgraad van de collectieve en individuele opvangplaatsen?
Wat is de verhouding tussen de afbouw van de collectieve opvangplaatsen ten opzichte van de individuele opvangplaatsen?
Wat geniet uw voorkeur in uw hoedanigheid van beleidsmaker in het geheel: de collectieve opvangplaatsen, die ongetwijfeld een aantal voordelen hebben, of de individuele opvangplaatsen, die ongetwijfeld een aantal andere voordelen hebben?
10.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mevrouw Temmerman, dit is een heel andere discussie dan toen ik pas aangetreden was. Toen was de vraag hoeveel plaatsen er zouden bijkomen, terwijl mij nu wordt gevraagd hoeveel centra ik zal sluiten.
10.03
Theo Francken (N-VA): (…)
10.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Geen van beide is gemakkelijk, mijnheer Francken.
De instroom blijft inderdaad zeer laag. In juni was de instroom zelfs lager dan het tot nu toe laagste cijfer, met name dat van april. In juni ging het om 1 246 personen, in april om 1 249 personen. Per werkdag stroomden gemiddeld 62 mensen in het opvangnetwerk in. Eind juni zijn wij dan ook geland op een globale bezettingsgraad van 78 %.
Ik geef u de aparte cijfers. In de federale opvangcentra bedroeg de bezettingsgraad eind juni 72 %, bij het Croix-Rouge francophone 74 %, bij Rode Kruis-Vlaanderen 79,5 %, bij de Broeders van Liefde 75 %, in het opvangcentrum Belle Vue van de Mutualité Socialiste 67 %, bij Ciré 91 %, bij Vluchtelingenwerk Vlaanderen 88,5 % en in de LOI’s 81,5 %. Ik zal u de cijfergegevens overhandigen. U merkt dat er kleine schommelingen zijn. Die hangen af van welke mensen naar welk centrum worden doorverwezen.
Gelet op de zeer sterke daling van de bezettingsgraad en op de budgettaire context is er inderdaad een afbouwscenario in voorbereiding, ook met het oog op de begroting voor 2014. Dit wordt een complexe oefening, waarbij rekening zal worden gehouden met de noden, en waarbij de belangen en de behoeften van de op te vangen personen uiteraard voorop zullen staan. Bepaalde asielzoekers hebben nood aan een specifieke omkadering en infrastructuur.
Precies doordat ons opvangnetwerk niet langer verzadigd is, konden wij voor enkele speciale groepen de expertise concentreren in bepaalde centra. Ik denk dan bijvoorbeeld aan mensen met psychische problemen, aan mensen met kinderen, aan alleenstaande moeders, aan minderjarigen enzovoort.
Een belangrijke doelstelling is dat ons netwerk in de toekomst flexibeler moet zijn. Er moet een soort buffer worden gecreëerd, zodat, als de instroom gedurende meerdere maanden stijgt, zoals wij in de omliggende landen zien, er niet onmiddellijk noodcentra moeten worden opgericht; onze bestaande opvangstructuur moet dan toereikend zijn. Wij moeten voorbereid zijn op fluctuaties in de instroom.
Wij hebben de instroom natuurlijk niet volledig in de hand. Wij doen wat wij kunnen, maar in de internationale context kan er altijd iets gebeuren waarop wij geen vat hebben, bijvoorbeeld burgeroorlogen.
Het afbouwscenario ligt operationeel nog niet vast. Wij zijn daar nu mee bezig. Er moet echter nog overleg plaatsvinden met de sector en, natuurlijk niet onbelangrijk, met de vakbonden. De laatste twee vergaderingen gingen uiteraard over Stoumont. Dat hoef ik u niet te zeggen.
Het is geen kwestie van voorkeur, die van mij of van iemand anders. Zowel de collectieve als de individuele opvangplaatsen zullen behouden blijven in het opvangnetwerk. Zij zullen echter volgend jaar allemaal in zekere mate moeten worden afgebouwd. Ik heb ter zake geen voorkeur. Die beslissing zal worden genomen in het licht van de noden van het opvangnetwerk. Ik hoop dat wij daaromtrent de komende weken verder kunnen overleggen.
10.05 Karin Temmerman (sp.a): Mevrouw de staatssecretaris, het is goed dat wij kunnen blijven differentiëren en inspelen op zeer specifieke, alsook algemene noden. Zoals u zegt, kan een plotse oorlog een toestroom naar ons land op gang brengen. Is er een verschil in kostprijs per opgevangen persoon tussen collectieve en individuele opvang?
10.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Er zijn verschillen naargelang de centra, niet alleen wat de organisatoren betreft. Een grootschaliger centrum is natuurlijk relatief minder duur dan een zeer klein centrum. Dat heeft bijvoorbeeld bij Stoumont ook wel een rol gespeeld. De huurprijs lag daar zeer hoog, de ligging was niet ideaal om de asielzoekers naar Brussel te brengen voor interviews enzovoort. Dat drijft de prijs uiteraard nog meer op. Er zijn tal van factoren te noemen, zoals de energiekosten.
10.07 Karin Temmerman (sp.a): De collectieve opvang is dus goedkoper dan de individuele?
10.08 Staatssecretaris Maggie De Block: Nee, ik bedoel dat er tussen de centra zelf ook verschillen bestaan.
10.09 Karin Temmerman (sp.a): Ja, uiteraard.
10.10 Staatssecretaris Maggie De Block: Stel dat een bepaald centrum 170 mensen opvangt of, zoals in Houthalen-Helchteren, 550 mensen, dat maakt een verschil. Het hangt ook af van de tarieven die de partners geven, van de huurprijs enzovoort.
Men zou eigenlijk alles bij elkaar moeten tellen. Er komen immers ook nog de medische kosten bij, die wij altijd pas laat gerapporteerd krijgen. Er is wel een verschil, maar dat wordt volledig in rekening gebracht. Wij zullen echter geen afbreuk doen aan de kwaliteit van ons opvangnetwerk, de expertise en de begeleiding. Dat is zeer belangrijk.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vragen nrs 18923 en 18924 van mevrouw Smeyers worden uitgesteld.
We komen nu bij vraag nr. 18934 van de heer Francken over het centrum Caricole.
10.11 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, deze vraag behoort tot een reeks van vragen die schriftelijk waren ingediend en waarvan op mijn persoonlijke webpagina van de Kamer kwam te staan dat ze zonder antwoord gepubliceerd waren. Van de diensten heb ik echter begrepen dat die schriftelijke antwoorden ondertussen allemaal beschikbaar zijn.
Mijnheer de voorzitter, daarom wil ik vragen of ik de schriftelijke antwoorden gewoon in ontvangst kan nemen. Zodoende hoef ik die vragen hier niet te stellen, want ik heb begrepen dat sommige antwoorden redelijk uitgebreid zijn. Als de staatssecretaris die volledige antwoorden moet debiteren, zijn we nog een paar uur bezig.
10.12 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Francken, sta me toe om te zeggen dat de uitgebreidheid van de antwoorden ook de reden is van de vertraging. Zo werden er opdelingen gevraagd per maand, per geslacht of per land van herkomst. U zult zien dat er van die antwoorden echt werk is gemaakt. De tekst van die antwoorden moet vervolgens ook nog eens helemaal vertaald worden, dus alles moest ook nog eens voor vertaling doorgezonden worden. Het gaat echt om antwoorden met lange lijsten. Dat duurt wel langer dan de voorziene tijd voor een schriftelijk antwoord.
De voorzitter: Mevrouw de staatssecretaris, ik stel voor dat u gewoon de schriftelijke antwoorden overhandigt, zoals de heer Francken voorstelt.
10.13 Staatssecretaris Maggie De Block: Ja.
10.14 Theo Francken (N-VA): Als ik het goed begrepen heb, gaat het over de vragen over het centrum Caricole, over de dienstreizen, over de vrijwillige terugkeer van illegalen en over de identiteitskaart bij het vervoer van vreemdelingen. Ik heb op de agenda dan nog een vraag over de ontsnappingen, als ik het goed heb, maar die vraag is niet als schriftelijke vraag ingediend.
Mijnheer de voorzitter, als het voor u goed is, stel ik die laatstgenoemde vraag nu als mondelinge vraag.
De voorzitter: Ik vat samen. De volgende vragen worden omgezet in schriftelijke vragen: nr. 18934 over het centrum Caricole, nr. 18935 over de dienstreizen, nr. 18936 over de vrijwillige terugkeer van illegalen in een gesloten centrum, nr. 18937 over de geldigheidsduur van identiteitskaarten en nr. 18940 over het transport van illegalen naar de gesloten centra.
10.15 Theo Francken (N-VA): Ja, ik trek die vragen in en zet ze om in schriftelijke vragen. Oorspronkelijk waren het eigenlijk schriftelijke vragen.
11 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de ontsnappingen uit gesloten centra voor illegalen" (nr. 18994)
11 Question de M. Theo Francken à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les évasions des centres fermés pour illégaux" (n° 18994)
11.01 Theo Francken (N-VA): In het jaarverslag van DVZ las ik over ontsnappingen van illegalen uit gesloten centra in de voorbije vijf jaar.
Kunt u de cijfers ter zake opdelen per jaar en per centrum?
In het jaarverslag staat niet vermeld uit welk centrum ze zijn ontsnapt.
Is er sprake van een veiligheidsprobleem?
Kunt u een profielschets geven van de personen die ontsnapt zijn? Ging het voornamelijk om vrouwen of om mannen? Zijn het jonge mensen? Welke nationaliteit hebben ze?
Ging het ook om ex-gedetineerden?
11.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Ik heb de cijfers per jaar in een tabel ter beschikking.
Tussen 2008 en 30 mei 2013 gaat het over 162 personen. Het gaat om ontsnappingen vanuit het centrum, tijdens de overbrenging van de betrokkenen naar diverse bestemmingen en tijdens een eventueel verblijf in een ziekenhuis.
In 2008 waren er 42 ontsnappingen, in 2009 27, in 2010 26, in 2011 18, in 2012 28 en in 2013 al 21.
Van die 162 personen werden er 36 opgepakt en verwijderd.
De verdeling per centrum bezorg ik u schriftelijk.
Na elke ontsnapping gaat het centrum na welke infrastructurele of organisatorische maatregelen het kan nemen. Het binnensmokkelen van kleine zaagjes en het transport van de uitgeprocedeerden vormen de grootste problemen. Daar is de grootste waakzaamheid geboden.
Ik beschik niet over een gedetailleerde profielschets, maar meestal gaat het om alleenstaande mannen. Ze klimmen soms over de meest onmogelijke hindernissen tot 2,40 meter hoog; ze zullen dus ook wel van het atletische type zijn. Ik zie het mezelf niet doen.
De administratie kon op deze korte termijn niet nagaan of het ook om veroordeelden ging. Die cijfers houdt men ook niet specifiek bij.
Na een ontsnapping uit een gesloten centrum dat ik bezocht heb, vertelde de directrice mij dat de paracommando’s van een nabijgelegen legerbasis gevraagd waren om dezelfde hindernis als de ontsnapten te nemen en geen van de zes slaagde erin. Dat moet ik eens aan Pieter De Crem melden.
Wij nemen waar mogelijk maatregelen. Men is heel alert voor zaagjes en binnengesmokkelde materialen.
11.03 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u om mij de cijfers op een zo kort mogelijke termijn te bezorgen.
Ik zal nog een schriftelijke vraag stellen over de criminelen, om na te gaan of dat nog op te sporen is. Dan hebt u daarvoor iets meer tijd.
Mevrouw de staatssecretaris, het valt mij wel op dat in 2013 al 21 personen ontsnapt zijn. Het jaar is eigenlijk nog maar halfweg. Twee jaar geleden waren het er 18, dan 28 en nu 21. Het zijn er ooit wel 42 geweest, maar als we zo verder gaan kunnen we misschien een record vestigen.
De capaciteit aan opvangplaatsen in gesloten centra is bovendien gedaald. Er was de opstand in centrum 127bis en er waren nog andere zaken. Er is ook de vleugel voor criminelen in Vottem. Op pagina 160 van het jaarverslag bevestigt men dat de capaciteit aan gesloten opvangplaatsen gedaald is. Er zijn redenen buiten uw wil om, dat is nu eenmaal zo. Het aantal ontsnappingen is echter aan het stijgen, terwijl de capaciteit daalt. Dat is op zich natuurlijk nogal bizar.
11.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Ik zou het moeten vragen aan de heer Roosemont, maar ik herinner mij dat een van de problemen die werden aangehaald bij de besprekingen met de syndicaten in Vottem, de werken zijn aan het centrum, omdat dan het gevaar voor ontsnappingen zeer groot is. Loodgieters en schrijnwerkers die er komen werken, beseffen niet dat het om een gevangenis gaat. Dat zijn dus gevaarlijke periodes voor ontsnappingen. We hebben natuurlijk wel redelijk veel werken achter de rug. Ik zal de heer Roosemont zeker vragen of er een verklaring voor is. Ik zie niet meteen een of ander centrum er uitspringen. U hebt daar de cijfers voor u. Ik zal het hem zeker vragen, want het is een bezorgdheid van mij, zeker ook inzake de veiligheid.
Het incident is gesloten.
12 Question de Mme Zoé Genot à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'optimisation du réseau d'accueil et la suppression de places" (n° 19003)
12 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over " de optimalisatie van het opvangnetwerk en de afschaffing van opvangplaatsen" (nr. 19003)
12.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la secrétaire d'État, l'évaluation et l'optimisation du réseau d'accueil que prévoit l'accord de gouvernement ont fait l'objet d'un groupe de travail au sein de Fedasil, organisé avec les partenaires d'accueil. Un rapport contenant des propositions et des recommandations destinées à améliorer le fonctionnement et la qualité de l'accueil vous a été remis. Pouvez-vous nous dire ce qu'il en sera fait?
En répondant à l'une de mes précédentes questions, vous nous aviez fait savoir que vous aviez supprimé l'accueil en transit et mis en place le trajet retour. Toutefois, cette décision était antérieure à la remise de ce rapport. Qu'en est-il des nombreuses autres propositions émanant du groupe de travail?
Quels sont les objectifs précis de l'optimisation envisagée, et quelle forme celle-ci prendra-t-elle?
Vous dites qu'en 2013, les places d'accueil temporaires devront être fermées et annoncez la fermeture plus que probable de places d'accueil structurelles pour 2014. Comment allez-vous procéder? Avez-vous élaboré un plan de fermeture? Celui-ci se base-t-il sur des critères applicables à l'ensemble des structures communautaires et individuelles, tous opérateurs confondus? Le nombre de places à supprimer par opérateur sera-t-il proportionnel au nombre de places structurelles de départ chez chacun d'eux? Les efforts de fermeture devront-ils être fournis par tous et dans les mêmes conditions? L'objectif à terme est-il de revenir à la situation qui prévalait avant la crise de l'accueil? Quel sera le rapport accueil communautaire/accueil individuel? Si le but n'est pas de revenir à la situation antérieure, sur quelle autre base envisagez-vous les restructurations?
Examinerons-nous les coûts de chacune des structures avant de décider de fermer les places? Certaines d'entre elles sont moins chères que d'autres. D'autres peuvent présenter une forme de plus-value.
Vous prétendez vouloir garder un tampon de places d'accueil afin de disposer d'un nombre suffisant de places disponibles. Cela permettrait ainsi au réseau d'absorber le besoin d'accueil et de faire face à une recrudescence des demandes d'asile. Quelles places seront-elles converties à cette fin? Comment leur répartition sera-t-elle organisée entre chaque opérateur?
12.02 Maggie De Block, secrétaire d'État: Monsieur le président, madame Genot, une évaluation du modèle d'accueil a effectivement eu lieu en concertation avec l'ensemble des opérateurs du réseau d'accueil. Plusieurs propositions et recommandations ont pu être dégagées de ce travail comme la mise en place d'un cadastre du réseau d'accueil, une meilleure informatisation des processus, le soutien accru aux structures d'accueil offrant des spécialisations particulières, l'accroissement de l'autonomie du résident quelle que soit la structure d'accueil, la mise en place d'une capacité tampon pour anticiper les périodes avec des arrivées importantes, une plus grande prise en compte de l'évaluation individuelle des besoins du résident, l'élaboration des normes minimales relatives à l'accompagnement social et de procédure, une meilleure prise en compte de la problématique de la transition des personnes avec un titre de séjour (transition entre la structure d'accueil et le CPAS, etc.).
La mise en œuvre de ces propositions se fera au fur et à mesure, l'objectif étant d'arriver à un modèle d'accueil qui fonctionne mieux et qui tienne davantage compte des besoins des résidents. En effet, en 2012, le réseau d'accueil avait atteint une capacité d'accueil très importante pour arriver à un total approximatif de 24 800 places alors qu'il comptait moins de 16 000 places avant la crise de l'accueil en 2007. Cette augmentation de la capacité d'accueil avait, à l'époque, pour objectifs de répondre au besoin de places d'accueil et d'éviter, autant que possible, que des demandeurs d'asile ne se retrouvent à la rue (autrement dit, les non-désignés). Depuis lors et suite à l'adoption de toute une série de mesures, la situation s'est améliorée et la crise de l'accueil est, à présent, derrière nous.
Dans ces conditions et compte tenu du contexte budgétaire très difficile pour tous les départements, il est nécessaire de réduire la capacité d'accueil. Il faudra donc diminuer ladite capacité en 2013 en veillant à ce qu'elle reste suffisante pour couvrir nos besoins. Cette réduction touchera tant les structures d'accueil individuelles que collectives. Comme je l'ai dit à Mme Temmerman, le choix qui devra être opéré ne m'appartient pas. Il sera fait au niveau de chaque structure d'accueil.
En ce qui concerne la capacité tampon, l'idée est, en effet, de prévoir sur différents sites des places d'accueil qui ne seraient activées et utilisées que dans les cas de hausse soudaine des besoins de places d'accueil, afin d'éviter ainsi toute saturation du réseau d'accueil et de devoir trouver des places dans l'urgence à l'instar de ce que nous avons vécu dans le passé.
Il n'est pas facile de chercher et d'ouvrir des places comme il n'est pas facile d'en fermer – c'est très délicat. Aussi importe-t-il de dialoguer avec l'ensemble des partenaires, les syndicats, etc. Il faut également tenir compte des centres ou des organisations qui ont été des partenaires loyaux dans le passé.
12.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Je vous remercie, madame la secrétaire d'État.
Le suivi que vous semblez envisager, à savoir les groupes de travail en tenant compte des besoins des personnes concernées, me paraît aller dans la bonne direction. De même, l'idée d'avoir des places dormantes à activer, le cas échéant, dans un certain nombre de centres me semble également être une bonne solution.
Par contre, je regrette que l'on n'envisage pas de faire entrer certaines catégories que l'on a exclues un peu rapidement (deuxièmes demandes, etc.) et qu'on les fasse encore sortir, parfois pour quelques jours, le temps que leur dossier soit réexaminé. Il reste encore certaines personnes qui pourraient être accueillies si les lois n'avaient pas changé; c'est dommage.
12.04 Maggie De Block, secrétaire d'État: Je n'ai pas envie de tout changer. J'ai simplement envie de trouver une solution acceptable pour diminuer le nombre de places. Je n'ai pas envie de recommencer à accueillir des gens qui n'ont pas le droit à l'accueil.
12.05 Zoé Genot (Ecolo-Groen): La notion d'avoir le droit à l'accueil est variable. On l'a vu puisque cette notion a été modifiée au fur et à mesure. Il faut savoir qu'une partie des personnes qui sont à la rue pour l'instant, sans aucune ressource, seront considérées comme réfugiées ou seront régularisées par la suite. Il est dommage de les faire attendre dans de telles conditions.
L'incident est clos.
13 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de diefstallenplaag op rockfestivals" (nr. 19028)
13 Question de M. Theo Francken à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'épidémie de vols commis lors des festivals rock" (n° 19028)
13.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, op onze festivals heerst een gauwdiefstallenplaag.
Iedereen heeft afgelopen weekend ongetwijfeld de berichtgeving gevolgd van het metalfestival in Dessel, bij mijn collega-burgemeester van N-VA Kris Van Dijck, waar meer dan 250 officiële aangiften van gauwdiefstallen werden gedaan.
Er zijn twee jongens opgepakt. Ik heb van de burgemeester begrepen dat ze niet illegaal in het land waren. Heel wat van die gauwdieven hebben echter geen regulier verblijf en verblijven dus illegaal in het land. Ze hadden hier dus niet mogen zijn, mocht ons terugkeerbeleid effectief zijn.
De grootste rockfestivals, zoals Rock Werchter, Pukkelpop en Dour, staan voor de deur. In veel gevallen blijkt het om georganiseerde misdaad te gaan waarbij groepen illegalen van de drukte en de mensenmassa gebruikmaken om hun slag te slaan.
Mevrouw de staatssecretaris, de gauwdiefstallenplaag in Leuven was volgens de berichtgeving wat verminderd, maar vandaag staat in de krant dat het nog nooit zo erg is geweest als in de jongste week, met een vijftigtal gauwdiefstallen op een week tijd in de Leuvense binnenstad. Het is dus helemaal niet opgelost.
Naar aanleiding van die plaag heb ik hier het voorstel gelanceerd om in centrum 127bis enkele plaatsen vrij te houden voor Rock Werchter dit weekend. Men leidt die mensen nu voor de onderzoeksrechter. Als ze aangehouden worden, zijn ze de facto binnen enkele dagen opnieuw op vrije voeten en stelen ze verder, aangezien ze immers geen regulier inkomen krijgen omdat ze illegaal in het land zijn. Ze moeten hun geld ergens vandaan halen. Ze kunnen niet naar het OCMW, dus wat doen ze? Stelen.
Ik heb daarover al heel wat discussies gehad met de heer De Clerck, toen hij minister van Justitie was. Ik blijf erbij dat het beter is die mensen van het grondgebied te verwijderen dan ze hier voor Justitie te leiden. Dat heeft immers toch geen zin.
Mijn vraag is heel concreet. Bent u daartoe bereid? Ik doe een oproep om specifiek daarover een aantal voorstellen te doen. Rock Werchter staat voor de deur. Ik neem aan dat de burgemeester van Rotselaar, Dirk Claes, daarnaar zeker oren zal hebben. Kan dit worden bekeken?
13.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Francken, ik heb reeds veel taken en over de vraag om op Rock Werchter een optreden te doen, ga ik toch eventjes moeten nadenken.
Er worden geen bijzondere gegevens bijgehouden over arrestaties tijdens rockfestivals. Wij vinden niet terug dat die zijn gebeurd ter gelegenheid van een rockfestival. In geval van een georganiseerde diefstal moet het parket in de nodige opvolging voorzien en ik neem aan dat de parketten wel de nodige voorzorgen hebben genomen met het oog op al die geplande rockfestivals.
U hebt het ook gezegd, het zijn niet steeds illegalen. Gesloten centra, zoals centrum 127bis – u hebt reeds bij andere vragen gevraagd om daar enkele plaatsen te voorzien – zijn geen gevangenissen. Personen die feiten plegen tegen de openbare orde moeten in eerste instantie gerechtelijk vervolgd worden. Als zij nadien terug opgepakt worden en ze hebben een bevel om het grondgebied te verlaten, komen ze wel in onze gesloten centra terecht.
Ik begrijp dat u daarover vragen hebt gesteld aan de minister van Justitie, maar het is in de eerste plaats aan het parket om daarin zijn verantwoordelijkheid te nemen.
13.03 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, ik ben het met u eens dat het in de eerste plaats aan het parket is. Daarover gaat het niet. Dat is ook mijn punt niet. Het probleem is echter dat die personen terug vrijkomen.
Die mensen worden voorgeleid voor de onderzoeksrechter. Zij worden niet of nauwelijks aangehouden, soms voor een paar dagen, soms helemaal niet.
Vandaag stond er weer een bericht in Het Laatste Nieuws. Een Algerijn uit Leuven is opgepakt en voorgeleid voor de onderzoeksrechter. Hij heeft twee dagen vastgezeten. Hij is nu terug vrij. Binnen drie weken komt hij voor.
Hij krijgt een bevel om het grondgebied te verlaten. Over drie weken komt die niet naar het parket in Leuven om zich aan te melden. Die is gewoon weg. Die man heeft geen officiële verblijfplaats. Naar welk adres gaat men de dagvaarding sturen? Dat is gewoon stupide.
De situatie is eigenlijk redelijk onoplosbaar, zolang Migratie en Justitie daarover niet grondig samen gaan zitten. Volgens mij is er daarvoor geen oplossing. Wij worden in Leuven, los van Rock Werchter, tot en met geplaagd door gauwdiefstallen. Het is niet meer te harden.
Men zegt dat de onderzoeksrechter ze maar moet aanhouden. Tobback zegt ook dat dit de taak is van Justitie.
Minder dan 10 % wordt daadwerkelijk uitgewezen. Ze worden bijna allemaal vrijgelaten en ze doen gewoon verder. Het zijn altijd dezelfde personen, onder andere aliassen: de ene dag is hij een Algerijn en de volgende dag een Marokkaan of een Palestijn, maar het zijn altijd dezelfde.
Doe wat Patrick Janssens en Annemie Turtelboom in 2008 hebben gedaan in Antwerpen en Merksplas, namelijk een aantal plaatsen vrijhouden voor gauwdieven uit de binnenstad. U mag ze van mij naar de onderzoeksrechter brengen, maar stuur ze onmiddellijk daarna naar centrum 127bis. Als men ze kan uitwijzen binnen de vijf dagen en men krijgt een laissez passer – ik weet dat het moeilijk is, maar soms lukt het – dan zet men hen op de vlieger en brengt hen uit de Schengenzone. Dan gaat men er veel beter van af zijn dan door ze te moeten opsluiten.
Mijn vraag is heel duidelijk. Voorzie voor Rock Werchter een aantal plaatsen. Dat is geen origineel idee. Dat is al gebeurd in Antwerpen in 2008. Het heeft daar gewerkt. Doe dat opnieuw. Dat is mijn vraag.
13.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Het doet mij plezier dat alle problemen in Antwerpen zijn opgelost. Dan zal ik daar zeker…
13.05 Theo Francken (N-VA): Neen, niet alle problemen zijn daar opgelost. In 2008 was er een grote gauwdiefstallenplaag in de binnenstad van Antwerpen. Toen hebben ze dit toegepast en toen was het tijdelijk beter.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 18628 van de heer Veys wordt in een schriftelijke vraag omgezet.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.12 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16.12 heures.