Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Zaken

 

du

 

Mardi 25 juin 2013

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 25 juni 2013

 

Namiddag

 

______

 

 


Le développement des questions et interpellations commence à 16.14 heures. La réunion est présidée par M. Yvan Mayeur.

De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 16.14 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Yvan Mayeur.

 

01 Questions jointes de

- M. Georges Gilkinet au premier ministre sur "les réponses apportées par le gouvernement fédéral aux interlocuteurs sociaux en vue de la reprise de la concertation" (n° 16111)

- M. Georges Gilkinet au premier ministre sur "l'harmonisation des statuts d'employé et d'ouvrier" (n° 17235)

- Mme Carina Van Cauter à la ministre de l'Emploi sur "la détermination des effets dans le temps des arrêts préjudiciels de la Cour constitutionnelle" (n° 17756)

- M. Georges Gilkinet au premier ministre sur "l'harmonisation des statuts d'ouvrier et d'employé" (n° 18478)

- Mme Kattrin Jadin à la ministre de l'Emploi sur "l'harmonisation des statuts d'ouvrier et d'employé" (n° 18490)

- Mme Zuhal Demir à la ministre de l'Emploi sur "le statut unique ouvriers-employés" (n° 18727)

- M. Kristof Calvo à la ministre de l'Emploi sur "l'état d'avancement du statut unique" (n° 18754)

- M. Guy D'haeseleer à la ministre de l'Emploi sur "le statut unique" (n° 18782)

01 Samengevoegde vragen van

- de heer Georges Gilkinet aan de eerste minister over "de antwoorden van de federale regering aan de sociale partners met het oog op het hervatten van het overleg" (nr. 16111)

- de heer Georges Gilkinet aan de eerste minister over "de harmonisering van het statuut van arbeider en van bediende" (nr. 17235)

- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Werk over "de bepaling van de werking in de tijd van de prejudiciële arresten van het Grondwettelijk Hof" (nr. 17756)

- de heer Georges Gilkinet aan de eerste minister over "de harmonisering van het statuut van arbeider en van bediende" (nr. 18478)

- mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Werk over "de harmonisering van de statuten van arbeider en bediende" (nr. 18490)

- mevrouw Zuhal Demir aan de minister van Werk over "het eenheidsstatuut arbeiders-bedienden" (nr. 18727)

- de heer Kristof Calvo aan de minister van Werk over "de stand van zaken met betrekking tot het eenheidsstatuut" (nr. 18754)

- de heer Guy D'haeseleer aan de minister van Werk over "het eenheidsstatuut" (nr. 18782)

 

Le président: Tâchons d'être brefs tant au niveau des questions que de la réponse!

 

01.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, je ne dois en effet pas m'épancher sur le problème car il est connu. Madame la ministre, la date du 8 juillet se rapproche dangereusement. L'horloge tourne.

 

On suit les informations dans les journaux et on essaie de vous rencontrer en commission pour faire le point. J'estime en effet que le parlement doit être tenu informé des stratégies mises en place par le gouvernement, des dix questions posées aux interlocuteurs sociaux, de la désignation d'un médiateur. Mais il ne reste que deux semaines pour trouver une solution sous peine d'affronter l'inconnu.

 

Faisant le lien avec le débat précédent auquel je n'ai pas participé mais que j'ai écouté avec intérêt, je pense que l'incertitude n'est bonne ni pour les travailleurs, ni pour les employeurs et les investisseurs. La non-résolution de ce dossier, dont je conviens qu'il est complexe, risque d'avoir un impact important en termes de stabilité de notre économie et du climat social. Il faut donc trouver une solution équilibrée dans un contexte difficile sur le plan concurrentiel. Toutefois, la solution ne doit pas venir d'une diminution de la protection des travailleurs. Il faut faire preuve de créativité.

 

Madame la ministre, j'aimerais savoir où vous en êtes. Quelles sont les prochaines étapes? Selon vous, quelles sont les chances pour le gouvernement de trouver une solution qui tienne la route d'ici le 8 juillet?

 

Sinon, comment voyez-vous les choses et les conséquences de la non-réponse aux critiques très claires de la Cour constitutionnelle, qui trouve insupportable l'idée que deux travailleurs aient des droits différents en raison de leurs statuts différents. Sur ce point, je rejoins d'ailleurs la Cour constitutionnelle.

 

Il ne s'agit pas non plus d'aligner les conditions sur celles qui sont les plus faibles en termes de protection. J'ai déjà clairement exprimé mon point de vue sur le sujet.

 

01.02  Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het onderscheid dat wij vandaag kennen tussen het arbeidersstatuut en het bediendenstatuut is ongetwijfeld achterhaald. Ik heb dit ook al gezegd naar aanleiding van de bespreking omtrent het statuut van de wielrenners. Als Stijn Devolder zondag Belgisch kampioen werd, kan men ook de vraag stellen of het zijn hoofd of zijn benen waren die gemaakt hebben dat hij kampioen werd. Dat is misschien het beste bewijs dat het statuut zoals wij het thans kennen, achterhaald is.

 

Ik denk dat een harmonisering best grondig, integraal en weloverwogen zou gebeuren. Het is niet mijn bedoeling om met deze vraag de waarschuwingen te herhalen die de voorbije dagen en maanden zijn geformuleerd met betrekking tot de uitdagingen die voor ons staan inzake de harmonisering van het statuut en de mogelijke gevolgen op de loonkostenhandicap die wij al hebben. Ik ben mij ervan bewust dat zowel de regering als de sociale partners de opportuniteit zien van de harmonisering voor het arbeidsmarktbeleid en voor de competitiviteit en dat de uitdaging is om deze te versterken.

 

Ik heb eigenlijk een technische vraag, mevrouw de minister.

 

In het arrest van 7 juli 2011 heeft het Grondwettelijk Hof naar aanleiding van een prejudiciële vraag geoordeeld dat het onderscheid in de wet tussen werknemers en arbeiders ongrondwettig is, met name met betrekking tot de opzeggingstermijn en de carenzdag.

 

Het Grondwettelijk Hof heeft de ongrondwettig verklaarde bepalingen evenwel aangehouden tot de wetgever deze vervangt door bepalingen die niet zouden discrimineren. In dit concrete geval werd aan de wetgever de tijd gegeven tot 8 juli 2013.

 

Mevrouw de minister, kunt u verduidelijken op welke wettelijke basis het Grondwettelijk Hof de werking in de tijd van zijn prejudiciële arresten zou kunnen bepalen? Arresten die volgen op een beroep tot nietigverklaring hebben, overeenkomstig artikel 8 van de organieke wet, de mogelijkheid om voor de werking in de tijd te voorzien in een dergelijk schorsingsarrest. In dit geval gaat het over een prejudiciële vraag waar het Grondwettelijk Hof die wettelijke bevoegdheid niet heeft.

 

In hoeverre kan de Belgische Staat aansprakelijk worden gesteld voor een termijnbepaling die door het Grondwettelijk Hof is vastgesteld met miskenning van zijn eigen bevoegdheden?

 

In hoeverre kan de rechter een reëel rechtsherstel bieden, aangezien de harmonisering van beide statuten een appreciatie in hoofde van de wetgever inhoudt, in wiens plaats de rechter zich niet kan stellen?

 

Mevrouw de minister, mijn vraag werd niet ingegeven door de overweging om aan de sociale partners een signaal te geven dat zij met spoed en bekwaamheid en integraal een oplossing moeten zoeken voor de problemen die zich vandaag stellen. Wij zijn ons daar allemaal van bewust, net zoals de regering. Mijn vraag werd wel ingegeven door de bezorgdheid dat er op 7 juli misschien nog geen goedgekeurde en gepubliceerde teksten zijn, waardoor wij zouden vervallen in een situatie van onzekerheid voor zowel werknemers als werkgevers. Daardoor zou op het terrein een kakofonie ontstaan die wij ons absoluut niet kunnen permitteren.

 

Ik hoor hier voor mij zuchten en zeggen dat men dat al twintig jaar weet. Dat klopt misschien wel. Het besef groeide gaandeweg en wij zijn geëvolueerd in de wijze waarop wij tegen de verschillende statuten aankijken zoals die van arbeiders, bedienden, ambtenaren, enzovoort. Vandaag zijn wij wat wij zijn. Het is 25 juni en dat is kort dag. Ik heb mijn vraag gesteld vanuit de bezorgdheid om op het terrein geen kakofonie of rechtsonzekerheid te laten bestaan, met bovendien een duidelijke ondertoon van hoop dat de regering en de sociale partners een oplossing vinden voor dit probleem.

 

01.03  Zuhal Demir (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik ben blij dat ik u in de commissie zie. Ik denk dat u de voorbije weken andere katjes hebt moeten geselen. Dit dossier is echter belangrijk. Bij uw aantreden, zo’n twee jaar geleden, heb ik u vragen gestelde over deze kwestie.

 

Dit dossier is moeilijk voor de werkgevers, want zij vrezen dat de factuur van de kosten aan hen zal worden doorgerekend. Het is echter ook complex voor de werknemers, want de bedienden willen niet inleveren en de arbeiders willen een stap vooruit zetten in hun statuut.

 

Ik begrijp dat het heel moeilijk is voor de sociale partners over hun eigen verworven rechten een oordeel te vellen. Dat moet immers nu gebeuren. Twintig of dertig jaar geleden boog men zich al over dit dossier. Toen ik mijn masterjaar deed in het arbeidsrecht, zei mijn prof van de KU Leuven dat alles binnen één of twee jaar zou worden hervormd en dat ik misschien maar moest wachten om een bijkomend jaar arbeidsrecht te doen.

 

Intussen ben ik al dertien jaar afgestudeerd en stel ik vast dat er nog steeds geen vernieuwd arbeidsrecht en geen eenheidsstatuut is. Dit is ook het enige land van Europa, buiten Griekenland, dat nog werkt met arbeiders en bedienden.

 

U hebt dit dossier geërfd. Uw voorgangers hebben het naar de sociale partners doorgeschoven. Ik begrijp dat het voor hen heel moeilijk is de knoop door te hakken.

 

Daarom vroeg onze fractie twee jaar geleden al om deze aangelegenheid in het Parlement te bekijken, de sociale partners uit te nodigen en een bijzondere werkgroep op te richten om het dossier op te lossen en er een draagvlak voor te creëren. De meerderheidspartijen, en ook u, zijn daarop niet ingegaan. Ik betreur dat, want, eerlijk gezegd, de leden van deze commissie voor de Sociale Zaken hebben de voorbije twee jaar niet veel nuttig werk verricht. Wij hebben een jaar gediscussieerd over pesten op het werk en een jaar geleden hebben wij aanbevelingen gedaan, maar ik stel vast dat die nog steeds niet zijn omgezet in wetgeving. Ook rond andere sociaal-economische dossiers is in deze commissie niet veel gebeurd.

 

Dat is volgens mij een gemiste kans. Wij zouden, als er een werkgroep was, ook de sociale partners uitnodigen, maar de knopen hadden wij kunnen doorhakken. Vandaag moet ik, als lid van het Parlement en als vast lid van de commissie voor de Sociale Zaken, vaststellen dat wij hier nooit een discussie ten gronde hebben gevoerd over hoe het eenheidsstatuut eruit moet zien.

 

Ik zal u geen stand van zaken vragen, mevrouw de minister. Als parlementslid wist ik niets van die twaalf vragen. Ik heb in een goede krant, met name De Tijd, moeten lezen dat u iemand anders naar voren hebt geschoven en dat u zelf niet zult bemiddelen. Ik vind dat spijtig, want als minister van Werk is het uw verantwoordelijkheid om mee te onderhandelen. Ik meen echter te weten waarom u niet gaat onderhandelen en dat is namelijk omdat er over dit dossier verdeeldheid is in deze regering. Men heeft niets liever dan dat dit dossier zou worden opgelost door de sociale partners, die er zelf niet uit raken. De stand van zaken zal ik u dus niet vragen, want ik moet het allemaal in de kranten lezen.

 

Mijn vraag is wanneer dit dossier naar het Parlement komt. U hebt welgeteld nog twee dagen. 8 juli is niet veraf. Komt u nog naar het Parlement met een voorstel of komt u met die twaalf vragen naar het Parlement, zodat wij met de parlementsleden — wij weten wat de antwoorden van de sociale partners zijn — samen de knoop kunnen doorhakken?

 

Wat gebeurt er na 8 juli? Dat is momenteel een heel grote vraag voor de werknemers die moeten beginnen en die niet weten onder welk statuut zij zullen vallen als zij worden aangeworven, maar ook voor de bedrijven. Ik heb gelezen dat verschillende bedrijven nu van hun arbeiders af willen en overgaan tot ontslagen. Zij zijn namelijk bang dat de arbeiders onder een nieuw statuut vallen.

 

Als minister van Werk bent u de eindverantwoordelijke. Open Vld deelt het standpunt over het primaat van de politiek. Wat zal er gebeuren na 8 juli? Ik meen dat het niet opportuun is, gelet op de economische crisis, om ook nog op dat vlak chaos en rechtsonzekerheid te creëren. Het is belangrijk dat u een duidelijk signaal geeft over wat er na 8 juli moet gebeuren.

 

Komt u nog naar het Parlement voor 8 juli met vragen, antwoorden of eventueel voorstellen? U hebt steeds gezegd dat uw kabinet werkt aan een plan B. Ik ga er dan ook van uit dat uw kabinet klaar is met dat plan B, met dat voorstel.

 

En wat na 8 juli? Hoe gaat deze regering om met de rechtsonzekerheid die er zou gelden als er niets gebeurt?

 

01.04  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, ik heb mij naar deze commissie gehaast omdat ik benieuwd ben naar de stand van zaken in dit dossier. Mijn fractie en ikzelf hebben gedurende een heel lange periode een terughoudende houding aangenomen. Het was en is nog steeds onze overtuiging dat dit dossier in principe het best kan worden opgelost tussen de sociale partners, omdat het zo sterk ingrijpt op ons sociaal-economisch weefsel dat het een draagvlak moet hebben binnen die organisaties en op de werkvloer.

 

Ondertussen is een nieuwe fase aangebroken, waarin de politiek die terughoudendheid voor een stuk moet laten varen en haar verantwoordelijkheid moet opnemen. Ik voel de sense of urgency niet meteen. Ik heb natuurlijk niet het genoegen om elke dag op uw kabinet rond te lopen, om daar actief te zijn. Ik moet het stellen met de artikels in de pers en de echo’s hier en daar. Ik heb echter niet het gevoel dat die deadline u en deze regering vooruitstuwt en inspireert om voorstellen op tafel te leggen.

 

Die indruk is eind vorige week en dit weekend versterkt door de demarche om nog eens een externe bemiddelaar aan te duiden en door, in plaats van het formuleren van potentiële antwoorden, twaalf vragen op te stellen. Ik weet dat die antwoorden niet eenvoudig zijn, maar het is mijn overtuiging dat intussen de fase van de vragen in principe achter ons zou moeten liggen en dat wij ondertussen in de fase van de antwoorden zouden moeten zijn. De sociale partners lijken daarin niet meteen te slagen, maar dan meen ik dat minstens het aanzetten tot antwoorden van u mag worden verwacht.

 

In die zin is het uw opdracht als minister van Werk om op te treden als bemiddelaar, als inspirator, als degene die de weg toont uit deze impasse, natuurlijk ook met een rol voor de eerste minister. De eerste minister is evenwel niet al te gretig in het nemen van verantwoordelijkheid in moeilijke dossiers en het stelt mij teleur dat zulks inmiddels blijkbaar de huisstijl is geworden van de hele regering.

 

Het lijkt mij dat de regering het moeilijk heeft om het onderling eens te raken over het betreffende dossier, vandaar de aanpak van de vragen.

 

Mevrouw de minister, het lijkt mij dus logisch dat parlementsleden u bevragen over de situatie en dat u daarin inzicht verschaft, of minstens meedeelt wat nog de toegevoegde waarde was van het oplijsten van de vragen in deze fase en waarom een extern bemiddelaar en geen politieke voorstellen.

 

Een tweede vraag waarop het antwoord mij ten zeerste benieuwt, is hoe u dat na 8 juli ziet. De kans dat we de deadline halen, lijkt vrij klein. Wat zal er dan gebeuren? Welke maatregelen neemt u om daarop te anticiperen?

 

01.05  Guy D'haeseleer (VB): Mevrouw de minister, ik stel samen met veel collega’s vast dat de speeltijd voorbij is en dat de tijd op is. Er resten u nog minder dan 14 dagen om een oplossing te bieden voor een probleem dat al 20 jaar bestaat, maar waarvan de oplossing steeds voor zich uit is geschoven.

 

Er zijn momenteel blijkbaar nog gesprekken aan de gang tussen de sociale partners en u hebt ook het initiatief genomen om nog maar eens iemand de wei in te sturen en het pad te effenen. Ik denk dat het tijd wordt dat er beslissingen worden genomen en dat we ons niet langer verstoppen achter het sociaal overleg.

 

U hebt vorige week een aantal vragen gesteld aan de sociale partners, maar ik denk dat het erop aankomt om nu antwoorden te geven en niet te veel vragen meer te stellen.

 

Ik ben wel geïnteresseerd in de stand van zaken op dit moment. Hebben die bewuste 12 vragen iets uitgehaald? Is er evolutie in het dossier?

 

Is in de regering al beslist om op basis van de antwoorden op die vragen te streven naar een totaaloplossing of zal men het beperken tot de opzeggingstermijnen en de carenzdag wegens gebrek aan consensus in de groep van 10 en waarschijnlijk ook wel wegens gebrek aan consensus in de regering?

 

Zijn er op dit moment al oplossingen mogelijk voor deelaspecten van het probleem? Welke knelpunten blijven er nog over? Heeft de bemiddelingsopdracht van de heer Smets al voor vooruitgang gezorgd?

 

Belangrijk is de deadline van 8 juli. U zult waarschijnlijk toch met een antwoord moeten komen om niet te vervallen in een juridische chaos, die ik onze arbeidsmarkt, werknemers, werkgevers niet wil aandoen.

 

Ik hoop vandaag van u te vernemen of u nog een wetgevend initiatief plant vóór 8 juli op basis van een akkoord tussen de sociale partners, dan wel op basis van een initiatief dat u hebt genomen in de regering.

 

Ik kijk uit naar uw antwoord.

 

01.06 Minister Monica De Coninck: Ik zal het de stand van zaken met veel plezier toelichten. Ik antwoord straks op de specifieke vraag van mevrouw Van Cauter.

 

Het is niet omdat daarover niet in de krant wordt bericht, dat er geen werk zou zijn verricht. Het is mijn persoonlijke overtuiging dat het dossier niet kan worden opgelost via de media. Er wordt wel veel in stilte gewerkt. Ik begrijp wel dat u mijn intelligentie een beetje onderschat en dat u uw eigen kracht een beetje overschat, maar als u meent dat het probleem in het Parlement kon worden opgelost, waarom hebt u dat dan niet gedaan? Dan had u gezien waar u eindigde.

 

Iedereen praat elkaar na, maar de realiteit is niet eenvoudig. Ik zal u één voorbeeld geven. Vele arbeiders willen geen bedienden worden. U hoeft niet te denken dat bedienden overal het beste statuut hebben en het best betaald worden. Er zijn ook arbeiders die veel meer verdienen dan bedienden en die heel tevreden zijn met hun statuut, die heel gewillig zijn, en die bijna nooit ontslagen worden, integendeel. Zodra zij één minuut werken, wordt die volledig betaald. Een bediende doet dat dikwijls gratis. Ik geef dat voorbeeld om aan te tonen dat het dossier veel complexer is dan u misschien meent.

 

Wij lopen natuurlijk niet met een zak over ons hoofd. Wij hebben de vele voorstellen die de ronde doen, bekeken op het kabinet. Wij hebben er een analyse van gemaakt en wij hebben alle puzzelstukken in beeld gebracht, alsook opgelijst hoe de verschillende partners ernaar kijken. Op basis daarvan heeft het kernkabinet 12 vragen gesteld aan de partners. De partners aan beide zijden hebben trouwens publiekelijk verklaard dat het zeer goede vragen waren.

 

Waarom hebben wij dat gedaan? Wij hebben dat gedaan, omdat wij de partners wilden stimuleren zich te beperken tot de essentiële vragen, in de hoop dat zij er gezamenlijk antwoorden op zouden formuleren.

 

Ze hebben daar antwoorden op geformuleerd, maar niet alle antwoorden zijn in consensus en eenduidig. Dat is een van de redenen waarom aan Jan Smets gevraagd is om voor de afwijkende antwoorden na te gaan of er mogelijkheden zijn om met elkaar voort te praten en concrete voorstellen te doen.

 

Voor alle duidelijkheid, alle partners hebben verklaard dat zij een oplossing willen. Iedereen is ervan overtuigd dat er een oplossing moet komen.

 

Voor alle duidelijkheid, ik beslis dat niet alleen. Het is de hele regering, die dat beslist. Als er iets moeten worden beslist, omdat de partners er niet uit komen, dan nog moet de beslissing gedragen zijn. De partners moeten het eens zijn met wat men beslist, of er moeten minstens elementen zijn, waar men achter kan staan. Zo niet blijft elke beslissing dode letter.

 

Dat is een van de redenen waarom wij het sociaal overleg blijven stimuleren. Wij zitten daar kort op. Wij hopen echt dat men op basis van de richtinggevende vragen de discussie kan voortzetten.

 

Jan Smets, die ondervoorzitter van de Raad voor Werkgelegenheid is, kent de algemene situatie goed, de economische uitdagingen, de sociale uitdagingen. Wij hebben hem ook alle informatie, het studiewerk dat wij hebben gedaan, en de vragen bezorgd. Op basis daarvan kijkt hij nu met de partners wat mogelijk is. Hij heeft in het weekend ook heel wat mensen ter zake gezien.

 

Uiteraard is de regering zich bewust van de naderende deadline. Het blijft in elk geval onze bedoeling om te kijken hoe ver de partners geraken. Wij hopen absoluut dat zij tot het einde geraken.

 

Wat is het einde? Dat is een akkoord over de carenzdag en de vooropzeg, de twee belangrijke items in het arrest, maar er is ook de dwingende noodzaak om alle andere elementen te regelen en daar een strikte deadline voor de toekomst te hanteren, want ik weet ook dat wij niet alles voor 8 juli zullen kunnen regelen.

 

Wij hopen dat de rest geregeld kan worden, als de twee grote angels uit het dossier zijn.

 

Over een aantal elementen is er al een consensus. De vraag is alleen hoe wij die invullen en in hoeverre wij maatwerk toelaten. Dat is een van de belangrijkste nog te voeren discussies.

 

Zal het lukken of niet? Ik weet dat niet. Ik weet dat echt niet. Ik hoop het, samen met velen. Ik vind dat de partners hun verantwoordelijkheid daarin moeten opnemen. Men kan wel zeggen dat het de verantwoordelijkheid van de regering is, maar ik meen dat vooral de partners het met elkaar moeten doen. Dat is heel belangrijk, niet alleen voor het statuut, maar bij wijze van spreken ook voor het eigen bestaansrecht.

 

Misschien ben ik nog naïef, maar ik heb geprobeerd, binnen de marges die ik heb, een eerlijk antwoord te geven. Ik zou graag hebben dat u daarover nu, in de laatste week, in de pers geen zware discussie opstart. Als u echt met de toekomst van ons land en van onze economie inzit, laat hen dan nog voor de rest van de week werken. Normaal gezien hebben wij komende vrijdag weer een afspraak, waarop er verslag uitgebracht zal worden. Het zou van heel slechte wil getuigen om daarover nu een polemiek te starten.

 

Ik heb geprobeerd om daarover niet publiekelijk te communiceren, in het belang van het dossier, omdat ik ervan overtuigd ben dat wij alle positieve krachten in ons land – wij zullen zien wie dat echt zijn en wie niet – moeten mobiliseren om een oplossing te creëren. Voor alle duidelijkheid, wat ik hier zeg, is het standpunt van de hele regering. Ik heb met alle regeringsleden steeds gecommuniceerd over de verschillende stappen, die wij moeten doen. Iedereen is overtuigd van het belang van het dossier.

 

Mevrouw Van Cauter, uw vraag heeft geen betrekking op de arbeidsrechtelijke gevolgen van het arrest van 7 juli 2011 van het Grondwettelijk Hof over het onderscheid tussen arbeiders en bedienden. De kern van uw vraag heeft veeleer betrekking op de juridische gevolgen van een prejudicieel arrest van het Grondwettelijk Hof. Aspecten zoals werking in de tijd, aansprakelijkheid van de Belgische Staat en de bevoegdheid van de rechter om rechtsherstel te bieden, behoren niet tot de bevoegdheden van de minister van Werk. Ik suggereer u zich te wenden tot minister Turtelboom. Eerlijk gezegd, ik ben geen juriste. Ik ben een moraliste, wat men soms ook kan horen. Mijn specialisten op het kabinet hebben heel lang gediscussieerd over uw vraag en zij hebben mij dat antwoord gegeven, in eer en geweten.

 

Ik doe een oproep met mij te duimen. Intussen zal ik aan de kar blijven trekken om tot een oplossing te komen. Het dossier is een catch 22. Het zal nooit goed worden opgelost; nooit zal iedereen content zijn, dat is gewoon onmogelijk. Ik ben er wel van overtuigd dat het onderscheid tussen handenarbeid en hoofdarbeid tot het verleden behoort. De discussie komt terug bij de discussie over het onderwijs. Voor ouders is het immers nog steeds moeilijk te zeggen dat hun kind voor arbeider moet studeren; dat klinkt immers niet zo sexy.

 

Laten wij dus gewoon werknemers maken. Bij discussies merk ik dat men zich zeer moeilijk kan voorstellen dat er een systeem komt met alleen werknemers. De wereld verandert dan en het heeft heel wat consequenties. Men blijft altijd denken aan de invloed van die verandering, maar op zich zal er geen onderscheid meer zijn.

 

01.07  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, j'ignore si l'on peut répliquer!

 

Madame la ministre, ne renversons pas les rôles. L'arrêt de la Cour constitutionnelle date de juillet 2011 et les douze questions que vous avez posées, dont vous dites qu'elles font avancer le débat, auraient pu être posées en 2011 ou en 2012. Tout cela donne l'impression d'une forme d'impuissance!

 

En tout cas, je vous rejoins sur la possibilité d'un risque majeur de ne pas résoudre le problème. Ce risque menace le climat socioéconomique, la capacité de développer notre économie, et aussi le dialogue social. J'entends certains partis ici présents utiliser la non-résolution du problème pour dire qu'il faut rejeter à la poubelle ce modèle et ses nombreux apports depuis la Seconde Guerre mondiale. Nous ne le voulons pas.

 

Nous voulons un gouvernement à la fois créatif et courageux dans l'étude du dossier afin de trouver une voie entre la protection des droits des travailleurs, la préservation du climat social et une économie compétitive, étant entendu que l'indemnité de licenciement ne constitue un coût qu'en cas de licenciement! En fait, elle protège le travailleur.

 

Tout cela fait partie d'un contexte global où l'on donne confiance ou non, et aux travailleurs et aux entrepreneurs, ce à quoi le gouvernement dont vous faites partie ne parvient pas. Nous le regrettons, nous regrettons cette absence de projets qui s'ajoute à cette difficulté de dialogue.

 

01.08  Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de minister, ik ben blij dat de regering samenwerkt aan een gedragen en integrale oplossing die er hopelijk zo spoedig mogelijk komt. Ik ben ook blij te horen dat er blijkbaar ruimte is voor enig maatwerk en dat er vrijheid is om te belonen wie goed werkt of wie belangrijk is in een onderneming. Die mogelijkheid wordt dus opengelaten.

 

Ik ben wel een klein beetje teleurgesteld, maar niet in uw antwoord met betrekking tot mijn specifieke vraag. Ook wil ik het bereiken van een consensus voor 8 juli niet in de weg staan. De vraag die ik heb gesteld, brandde mij al lang op de lippen. Ik had mij al afgevraagd of ik daar geen stukje moest over schrijven. Tevens ben ik gaan zien naar de voorbereidende werken, met name wanneer de organieke wet op het Grondwettelijk Hof is tot stand gekomen. Welnu, het was uw partijgenoot, minister Vande Lanotte, die heeft verhinderd dat voor het Grondwettelijk Hof de mogelijkheid werd ingeschreven om naar aanleiding van een prejudiciële vraag de werking van een bepaling in de tijd te regelen. Enkel naar aanleiding van een annulatieberoep kan het Grondwettelijk Hof de werking in de tijd regelen. De wetten op de arbeidsovereenkomst dateren van 1978. De mogelijkheid om een annulatieberoep in te dienen en aan het Grondwettelijk Hof te vragen om de werking in de tijd te regelen is dus ook al meer dan twintig jaar verstreken.

 

Vandaag heeft het Grondwettelijk Hof de wetgever een deadline gesteld en daarmee zijn bevoegdheid overschreden. Ik weet dat andere hoven dat misschien ook al hebben gedaan, maar het is niet omdat iemand door het rode licht rijdt, dat ons eigen Grondwettelijk Hof hetzelfde moet doen. Zeker niet in een dergelijk delicaat dossier, waar zoveel belangen op het spel staan.

 

Ik onderschrijf zeker niet de redenering dat u dit maar voor u uit moet schuiven en het maar moet laten gaan.

 

Absoluut niet! Anders had ik die vraag al veel vroeger gesteld.

 

Ik ben ervan overtuigd dat de sociale partners tot een consensus moeten en kunnen komen, zeker wanneer zij worden gesteund door de regering, maar laten wij op het terrein geen deadline invoeren. Ik hoor overal zeggen dat het voor 8 juli moet gebeuren, want dat wij anders nogal wat zullen zien op het terrein. Er heerst veel onzekerheid bij zowel werkgevers als werknemers, die niet weten waar zij aan toe zijn doordat het Grondwettelijk Hof hen een datum oplegt die het niet kan opleggen.

 

Laten wij een duidelijk signaal geven dat dit zo is, om te vermijden dat de rechtbanken na 8 juli diverse uitspraken zouden doen die op het terrein zorgen voor een kakofonie en nog meer rechtsonzekerheid. Ik zal hier niet alle mogelijke gevolgen herhalen, want zij hebben al vaak in de krant gestaan. Het is al te gemakkelijk elkaar met de vinger te wijzen. Wij moeten tot een oplossing komen, dat is het enige wat telt.

 

Ik ben tegelijk ontgoocheld en niet ontgoocheld. Ik ben niet ontgoocheld dat het antwoord een reden tot uitstel kan zijn.

 

Ik wens u en de sociale partners alle succes in het bereiken van een integrale en redelijke oplossing.

 

Ik zal mijn vraag voor 8 juli ook aan de minister van Justitie stellen.

 

01.09  Zuhal Demir (N-VA): Mevrouw de minister, als ik het zo hoor, legt men de schuld straks nog bij het Grondwettelijk Hof dat de datum van 8 juli naar voren heeft geschoven, of misschien ook bij de N-VA, wat meestal het geval is!. De datum van 8 juli komt niet uit de hemel vallen. Wij kenden die allemaal, want de regering heeft in het regeerakkoord opgenomen dat er tegen dan aan een oplossing zou worden gewerkt. Die datum is al lang gekend. Men moet dus niet doen alsof men over die datum pas enkele maanden geleden heeft gehoord. Toch bent u erin geslaagd redelijk laat met uw vragen naar voren te komen. Misschien had dat veel eerder moeten gebeuren.

 

Ik heb begrepen dat er in juli allicht geen volledige oplossing komt en dat er vooral gewerkt wordt inzake de opzeg en de carenzdag. Ik heb ook begrepen dat men in de federale regering zijn handen afhoudt van dit dossier. Dat is altijd duidelijk geweest, niet enkel in dit dossier maar in verschillende sociaal-economische dossiers.

 

De collega achter mij wordt al zenuwachtig, maar, nogmaals, de vaste leden van deze commissie voor de Sociale Zaken zijn technisch werkloos.

 

Ik wil het aantal wetten dat hier goedgekeurd is om de sociaal-economische problemen in dit land op te lossen bijeen tellen. Ik denk dat het er een, twee, drie of vier zijn. Voor de leeftijdspiramide wachten wij bijvoorbeeld nog altijd op de uitvoeringsbesluiten. Voor het pesten op het werk wachten wij nog altijd op een wet. Dit is dus niet het enige dossier waarover er binnen de federale regering geen eensgezindheid is. De regering schuift de problemen maar al te gemakkelijk door naar de sociale partners, die er zelf niet uit raken. Ik begrijp hen, maar u bent de eindverantwoordelijke.

 

U zei zelf dat u in dit dossier niet alleen beslist. De voltallige federale regering beslist erover. Vandaar is er ook over dit dossier geen eensgezindheid, met alle gevolgen van dien voor de bedrijven en werknemers, want na 8 juli zal er in dit land een grote chaos ontstaan. Er zal geen rechtszekerheid meer zijn, want als er een ontslag valt en als een arbeider naar de rechtbank stapt, wat moet de arbeidsrechter dan doen? Ik vind dat schuldig verzuim van deze regering.

 

01.10  Guy D'haeseleer (VB): Mevrouw de minister, ik ben heel erg ontgoocheld in uw antwoord. U bent begonnen met te zeggen dat wij u zeker niet mochten onderschatten en dat wij onszelf zeker niet moesten overschatten.

 

01.11 Minister Monica De Coninck: (…)

 

01.12  Guy D'haeseleer (VB): Ja, maar u hebt ook gevraagd waarop het Parlement gewacht heeft om zijn werk te doen. Welnu, ik kan u zeggen dat er in dit dossier jarenlang deadlines naar voren zijn geschoven, onder andere naar aanleiding van de bespreking van de IPA’s. Telkens weer was het Parlement vragende partij om, na de zoveelste deadline, zijn werk te mogen doen en de wetgevende initiatieven te bespreken. Telkens weer hebben de ministers, uw voorgangers, de Vandenbrouckes, de Onkelinxen, de Milquets en de Vanvelthovens van deze wereld, het Parlement onder druk gezet en hun veto gesteld voor de behandeling van bepaalde wetsvoorstellen, tot frustratie van de volksvertegenwoordigers.

 

Vraag het maar aan uw collega en partijgenoot Hans Bonte, die zich steevast hard op de borst klopte, maar nadien, bij een vingerknip van de minister, onmiddellijk opnieuw in zijn kot moest kruipen. Dat was het lot van de heer Bonte. Het toont aan wie in dit dossier de echte minister van Werk is. Jammer genoeg bent u dat niet. De Leemansen en de Rudy De Leeuwen van deze wereld zijn het wel. Nu zeggen dat het Parlement zijn werk niet heeft gedaan, is politiek en intellectueel niet correct.

 

U hebt al gezegd dat er geen eenheidsstatuut komt, maar hooguit een oplossing voor de carenzdag en de opzeggingstermijnen. Dat is alvast genoteerd. Wat ik en de werknemers, de arbeiders en bedienden in deze wereld, van u niet verwacht hadden, mevrouw de minister, is dat wij hier geconfronteerd zouden worden met een hopeloze minister. U hebt hier de boodschap gegeven dat u het eigenlijk niet meer weet, dat u samen met ons hoopt op een oplossing en dat u samen met ons duimt. Is dat nu de houding van een minister?

 

Van een minister wordt verwacht dat zij slagkracht uitstraalt en haar verantwoordelijkheid neemt. Als u dat niet wilt of kunt, dan meen ik dat de wetgevende macht het ideale gremium is om het dossier aan te pakken. Ik stel dus voor, mijnheer de voorzitter, dat de hangende voorstellen die betrekking hebben op het eenheidsstatuut met urgentie aan de agenda van deze commissie worden geplaatst, zodat wij alvast met de bespreking ervan kunnen beginnen.

 

Uw antwoord, mevrouw de minister, is een grote ontgoocheling.

 

01.13  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ontgoocheling is ook mijn deel. Ik wil mij echter onderscheiden van de collega’s omdat het wat voluntaristisch naïef is te zeggen dat men dit dossier oplost in het Parlement. De ploeg van Villa Politica is hier nu niet, en men moet de mensen thuis niet beliegen en bedriegen. Zo’n dossier wordt opgelost door de Groep van 10 en een sterke regering. Daar schort het aan.

 

U roept ons op om nog een weekje rustig te blijven en vooral niet voor oproer te zorgen, om de beperkte onderhandelingsmarges niet nog kleiner te maken. Die houding van staatsmanschap en sereniteit had u net iets eerder moeten ontdekken. U hebt in het niet zo verre verleden het sociaal overleg zelf behoorlijk bemoeilijkt. U lijkt nu te zeggen dat als het niet lukt, dat aan de oppositie zal liggen die daar af en toe lawaai over maakt.

 

Het allerbelangrijkste dat u vandaag gezegd hebt is voor mij dat u verwacht dat als er een oplossingenpakket op de tafel ligt voor de deadline, dat zich zal beperken tot de carenzdag en de opzegvergoeding. Hebt u dat niet gezegd?

 

Voorzitter: Zuhal Demir.

Présidente: Zuhal Demir.

 

01.14 Minister Monica De Coninck: Mevrouw de voorzitter, ik constateer dat veel dingen die ik heb gezegd, op een andere manier worden ingevuld. Ik vind dat spijtig.

 

Waarschijnlijk zullen de carenzdag en de vooropzeg eerst worden geregeld, gezien de beperkte tijd die rest. Er zal worden vastgelegd welke stappen er in de komende maanden zullen moeten worden gezet inzake verloven en de organisatie van paritaire comités om tot een oplossing te komen. De materie is immers ingewikkeld. Als er een akkoord komt, zal daarin wel duidelijk worden afgesproken wat de finaliteit is met betrekking tot de andere elementen.

 

De beslissingen fysiek uitvoeren kan echter niet op een week tijd. Dat weet iedereen. Ik vermoed echter dat er een globaal akkoord zal zijn. Alles zal echter nog niet direct worden uitgevoerd. Het zal in fases verlopen. Dat wou ik zeggen.

 

01.15  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Ik dank u voor deze verduidelijking, mevrouw de minister.

 

Laten wij zeggen dat het akkoord in elk geval voldoende integraal moet zijn omdat men op die manier zorgt voor rechtszekerheid en gemakkelijker tot een win-winsituatie voor beide partijen kan komen.

 

Wij zijn graag bereid om mee te duimen. Heel belangrijk voor ons is dat men, enerzijds, in een opwaartse sociale bescherming voorziet voor de groep van arbeiders die vandaag onvoldoende beschermd is inzake ontslag en, anderzijds, heel sterk focust op wedertewerkstelling, waarin zowel werkgever als werknemer wordt geresponsabiliseerd, in de richting van de beste ontslagregeling, met name het hebben van een nieuwe job. Dat zijn voor ons belangrijke inhoudelijke punten. Wij zullen duimen.

 

Ik wil alleen nog meegeven dat een akkoord niet per se een goed akkoord is, maar wij zullen het akkoord in elk geval op zijn merites beoordelen, als het er al is.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Questions jointes de

- M. David Clarinval à la ministre de l'Emploi sur "les grandes difficultés financières des agences de titres-services dues aux errements administratifs de l'ONEM" (n° 16408)

- M. Georges Gilkinet à la ministre de l'Emploi sur "le nombre élevé de faillites dans le secteur des titres-services" (n° 17236)

- Mme Zoé Genot à la ministre de l'Emploi sur "la gestion des sociétés de titres-services" (n° 17957)

02 Samengevoegde vragen van

- de heer David Clarinval aan de minister van Werk over "de zware financiële problemen van dienstenchequebedrijven door administratieve dwalingen van de RVA" (nr. 16408)

- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Werk over "het hoge aantal faillissementen in de sector van de dienstencheques" (nr. 17236)

- mevrouw Zoé Genot aan de minister van Werk over "de manier waarop bepaalde dienstenchequeondernemingen worden beheerd" (nr. 17957)

 

02.01  David Clarinval (MR): Madame la présidente, madame la ministre, ma question date du mois de mars, mais il restait important que je puisse vous interroger à ce sujet.

 

En février, certains bureaux ALE (Agences Locales pour l'Emploi) ont reçu une facture concernant la sécurité sociale des travailleurs pour le troisième trimestre 2012, dont le montant était beaucoup plus élevé que celui des factures précédentes. Cette augmentation subite et imprévue serait due à une correction faite par HRM concernant la sauvegarde des revenus pour le paiement des pensions de retraite des agents ALE qui sont principalement occupés dans le système de la semaine volontaire de quatre jours.

 

En effet, pour ces agents, les agences effectuent des versements pour la partie non effectuée, et ce, afin de préserver leurs droits à la pension. Ces versements n'avaient plus été effectués depuis 2003. Le montant de la facture du quatrième trimestre 2012 pourrait aussi être plus élevé suite au paiement d'arriérés à certains agents, en application de l'annulation de l'arrêté d'intégration du 27 décembre 2004.

 

Madame la ministre, en fin 2011, un arrêté royal de votre prédécesseur prélevait scandaleusement les réserves financières des ALE prévoyantes. Aujourd'hui, ces mêmes ALE injustement grevées vont subir de plein fouet ces erreurs administratives de l'ONEM, sans avoir de réserves financières pour y faire face.

 

À titre d'exemple, à Bièvre, ma commune, l'arrêté de 2011 a eu pour conséquence que 60 000 euros sur les 90 000 euros de réserve ont été perçus. Aujourd'hui, on nous annonce l'oubli de divers versements dans le chef de l'ONEM et ce sont un peu plus de 20 000 euros qui nous sont réclamés, et ce, sans compter la facture du quatrième trimestre 2012, qui devrait s'élever au même montant. L'ensemble totaliserait plus de 40 000 euros. En deux ans, ce sont près de 100 000 euros qui nous sont prélevés. Nos réserves totales étant en 2011 de 90 000 euros, nous sommes aujourd'hui en faillite virtuelle.

 

Madame la ministre, que comptez-vous faire pour remédier à cette situation? Pourriez-vous revoir la manière dont ces régularisations sont menées, en ne retournant pas dix ans en arrière? Permettrez-vous au moins des étalements de paiement?

 

La viabilité des ALE a été grandement attaquée par votre prédécesseur. Vous devez agir, sinon les errements de l'ONEM vont leur donner le coup de grâce.

 

02.02  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, je vous ai déjà interrogée sur des cas précis d'entreprises de titres-services en difficulté, notamment en région namuroise d'où je proviens.

 

Il semble que le nombre de faillites des entreprises de titres-services est en augmentation. Pouvez-vous confirmer cette information?

 

Selon moi, à la lecture de toutes les évaluations réalisées par Idea Consult et des consortiums universitaires, deux causes se dégagent. D'une part, les conditions de financement du système induisent que lorsque le travailleur – et plus souvent la travailleuse – gagne en ancienneté, le montant octroyé est insuffisant pour payer son salaire; si aucune réserve n’a été constituée, il en résulte une situation de déficit, puis d'incapacité de paiement. D'autre part, dans certaines entreprises de titres-services, je relève le manque de professionnalisme et de compétences de certains gestionnaires qui ont été attirés par l'argent facile plutôt que par la volonté de créer de l'emploi durable et de qualité.

 

De plus, la faible qualité de l'emploi est souvent pointée du doigt, notamment dans les entreprises qui n'offrent pas des conditions d'encadrement, d'équipement et de formation satisfaisantes.

 

Tout cela figure dans une proposition de résolution que nous avons déposée en septembre 2011 et appelle une réaction que je n'ai pas encore vu venir.

 

Madame la ministre, confirmez-vous le constat de l'augmentation du nombre de faillites dans le secteur des titres-services? Quelle est l'évolution récente en la matière?

 

Partagez-vous mon analyse sur les causes de cette évolution, c'est-à-dire la structure du financement du système et le manque de compétences chez certains employeurs pour gérer leur société dans la durée. Ceux-là ont été attirés par la perspective de profits à accumuler en faisant fi des travailleurs.

 

Qu'allez-vous mettre en œuvre, notamment en termes de conditions d'accès à l'entrepreneuriat titres-services et d'évolution du financement du système pour répondre à cette situation? Je n'ai encore vu aucun projet de loi en la matière si ce n'est des corrections à la marge. Avez-vous fixé un délai d’action?

 

02.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, à Bruxelles et à Liège, les faillites de patrons peu scrupuleux se sont succédé. Bien souvent, les travailleuses sont averties très tardivement que l'ONSS n'est pas payé. Malgré cela, certaines d'entre elles continuent de rendre service à des publics de plus en plus dans le besoin, par exemple des personnes âgées, car elles ne veulent pas les abandonner sans solution de rechange.

 

Ne pourriez-vous pas réagir plus rapidement à l'absence de versement des cotisations ONSS ou des salaires? Il semblerait que l'on continuerait de débloquer l'argent des titres-services malgré des retards de paiement inquiétants. Comment mieux encadrer la rémunération des gérants de ces entreprises? Plusieurs d'entre eux s'accordent en effet des émoluments incompatibles avec la direction de ce type de société.

 

Ensuite, s'agissant des ponctions sur les fonds de réserve, la situation est identique à celle qu'a évoquée M. Clarinval. Après avoir calculé leur budget, des ALE vont devoir licencier des employés, alors qu'on leur a retiré certains fonctionnaires pour contrôler des jeunes chômeurs. Cela implique une diminution drastique du nombre de services qu'elles sont censées assurer. Manifestement, elles n'ont donc pas de réserves.

 

02.04  Monica De Coninck, ministre: Chers collègues, le nombre de retraits d'agrément des entreprises de titres-services pour cause de faillite a évolué comme suit: 33 en 2008, 16 en 2009, 16 en 2010, 29 en 2011 et 64 en 2012. Je vous enverrai la version écrite.

 

Il y a donc une augmentation du nombre de faillites d'entreprises de titres-services, surtout en 2012. La faillite d'une entreprise peut avoir diverses causes: la méthode de gestion, la rentabilité du secteur, des gestionnaires sans expérience ou de mauvaise foi, etc. Je peux difficilement me prononcer sur ce sujet.

 

J'ai l'intention de mener une étude sur la rentabilité des entreprises de titres-services dans le cadre du rapport d'évaluation des titres-services de 2012. J'ai déjà pris différentes mesures dans le cadre du plan de professionnalisation du secteur des titres-services.

 

Premièrement, les entreprises sont obligées de déposer un cautionnement de 25 000 euros lors de la demande d'agrément en tant qu'entreprise de titres-services. Ce montant, bloqué sur un compte de l'ONEM durant toute la période de l'agrément, sert de caution dans le cas où l'entreprise connaîtrait des difficultés de paiement. Cette mesure est en vigueur depuis le 1er janvier 2013.

 

Deuxièmement, s'il est constaté que l'entreprise ne remplit plus les conditions d'agrément, 5 euros de l'intervention de l'État fédéral sont retenus pour chaque titre-service transmis à la société émettrice aux fins de remboursement. Le montant retenu sera bloqué sur un compte de l'ONEM et sera utilisé pour l'apurement des dettes éventuelles. En outre, en cas d'infraction grave, la valeur d'échange des titres-services sera retenue complètement.

 

Troisièmement, depuis août 2012, les entreprises sont obligées de tenir une comptabilité distincte concernant les activités de titres-services.

 

Quatrièmement, les entreprises doivent, lors de la demande d'agrément, déposer un plan d'entreprise approuvé par un comptable ou un comptable-fiscaliste agréé.

 

Finalement, la réglementation actuelle prévoit déjà une indexation structurelle d'une partie de la valeur d'échange d'un titre-service. La valeur d'échange est augmentée proportionnellement au dépassement de l'indice-pivot afin de s'adapter à l'évolution des coûts salariaux. La valeur d'échange d'un titre-service est actuellement de 22,04 euros, dont 13,54 euros d'intervention fédérale. Une partie considérable est donc payée par l'État.

 

Une entreprise de titres-services peut toujours demander des frais supplémentaires aux utilisateurs si la valeur d'échange ne suffit plus à couvrir tous les frais.

 

Monsieur Clarinval, en ce qui concerne la catégorie des membres du personnel dans le système de la semaine volontaire de quatre jours, l'ONEM a effectué un versement supplémentaire afin de garantir les droits à la pension des personnes concernées. Cela a pour conséquence que la facturation des frais salariaux supplémentaires aux ALE concernées pour le troisième trimestre 2013 a été adaptée. Cette facturation est réglée par l'arrêté royal du 11 février 2006. Étant donné que le règlement des frais salariaux a lieu pendant le trimestre au cours duquel les dépenses ont été effectuées, ceci a pour conséquence qu'une régularisation de plusieurs années de droit à la pension peut entraîner une augmentation importante de la somme due pendant un trimestre. Le montant communiqué initialement à l'ALE de Bièvre de 20 053 euros était une erreur. Le montant exact de 8 962 euros pour le troisième trimestre 2012 a entre-temps été communiqué par lettre en date du 5 mars 2013 et peut, si on le souhaite, être payé en deux tranches. Le coût supplémentaire attendu pour le quatrième trimestre 2012, en conséquence des échelles de traitements modifiées du personnel ALE, n'est pas encore connu avec certitude mais il sera communiqué prochainement.

 

Madame Genot, toutes les conditions d'agrément d'une entreprise de titres-services sont reprises dans la loi du 20 juillet 2001 visant à favoriser le développement de services et d'emplois de proximité et dans l'arrêté royal du 12 décembre 2001 concernant les titres-services. En outre, les entreprises de titres-services doivent respecter toutes les dispositions légales et réglementaires prévues dans la réglementation des titres-services, sous peine de se voir retirer l'agrément. Je fais référence aux différentes mesures du plan de professionnalisation du secteur des titres-services. Il ne me semble pas opportun de renforcer les règles en matière d'agrément pour l'instant. Les conditions d'agrément sont déjà étendues. Conformément à la réglementation des titres-services, l'agrément n'est pas accordé à une entreprise qui a des dettes auprès de l'ONSS, de l'ONEM ou du fisc et cet agrément sera retiré d'office à une entreprise qui a ce genre de dettes. Les contrôles sur les dettes sont effectués via un examen des bases de données par l'ONEM. Ces contrôles sont beaucoup plus nombreux que dans le passé, ce qui est sans doute une des raisons pour lesquelles il y a plus de faillites. Une entreprise de titres-services est une entreprise comme toutes les autres qui, selon sa structure, doit satisfaire à la réglementation en vigueur, notamment en matière d'affectation des bénéfices. De plus, il ne m'appartient pas d'intervenir dans la gestion journalière des entreprises privées. Les entreprises de titres-services agréées doivent suivre la réglementation mais sont libres de régler leur gestion comme elles le veulent.

 

02.05  David Clarinval (MR): Madame la ministre, je partage le point de vue de mes collègues, Mme Genot et M. Gilkinet pour ce qui concerne certaines entreprises qui se comportent effectivement de manière inacceptable, ce qui rend d'autant plus injuste la sanction prise par le passé envers les entreprises vertueuses qui avaient fait des réserves pour faire face à des coups durs.

 

Comme vous l'avez très bien expliqué, la régularisation, qui a été menée en 2012 pour une dizaine d'années de non application d'un arrêté royal, engendre des conséquences importantes et nous met dans une situation financière difficile. En effet, nous n'avons plus les réserves pour payer ces régularisations.

 

Vous avez dit, mais je le savais déjà puisque j'ai rencontré les responsables de l'ALE, que les 20 053 euros s'étaient transformés 8 900 euros. C'est une bonne nouvelle, même s'il est difficile de comprendre comment cela est possible.

 

Par ailleurs, j'entends que vous êtes d'accord pour prévoir deux tranches. Je répercuterai cette information.

 

Pour le reste, nous espérons que le montant pour le quatrième trimestre 2012 sera également inférieur aux 20 000 euros annoncés. De cette façon, nous pourrons utiliser nos dernières réserves pour faire face à ces frais. Mais des entreprises moins prévoyantes et vertueuses pourront quand même être confrontées à des situations difficiles. Il n'est donc pas facile d'arriver à un équilibre entre ceux qui abusent du système et ceux qui, bien qu'ayant été vertueux, sont punis.

 

Je comprends donc la difficulté devant laquelle vous vous trouvez, raison pour laquelle j'abonde dans votre sens quand vous préconisez de mener une étude sur la rentabilité du secteur. Calculons la rentabilité d'une société classique et vertueuse et évitons ces coups de barre à gauche ou à droite qui engendrent des craintes dans le secteur.

 

02.06  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

Cela dit, l'information réellement importante qui ressort de cette dernière est le chiffre de 64 faillites d'entreprises de titres-services en 2012. Il s'agit de loin du chiffre le plus important depuis la mise en place du système.

 

Nous sommes déjà à la moitié de l'année 2013. J'aurais pu vous demander des statistiques sur ce qui est en cours. Cela concerne, en tout cas, plus de 1 000 travailleuses. Certaines entreprises comptent parfois plus de 100 travailleuses. Mais si je prends une moyenne de 20 travailleuses par entreprise, plus de 1 000 personnes ont perdu leur travail pour des raisons qui peuvent être liées à de mauvaises décisions comme celle de Mme Milquet de reprendre de force les réserves des entreprises ALE actives dans le cadre des titres-services, y compris des réserves sociales, argent qui avait été mis de côté pour payer l'augmentation du coût salarial. Mais cela peut également être lié au fait que le système est déséquilibré, qu'il ne tient pas compte de l'ancienneté des travailleurs et qu'il a attiré des personnes qui n'avaient pas la volonté de créer de l'emploi durable et de qualité.

 

Vous dites que vous ne pouvez intervenir car il s'agit d'entreprises privées.

 

D'une part, je pense que le fait d'avoir ouvert ce système au tout-venant était une erreur lors de la mise en place du système. D'autre part, s'il s'agit d'entreprises privées, elles bénéficient d'un système largement financé par l'État. Les titres-services coûtent plus d'un milliard par an! Je ne peux donc pas accepter cette impuissance dont vous faites part.

 

Dans la résolution que nous avons signée avec ma collègue Zoé Genot ici présente et déposée le 20 septembre 2011 – je peux vous la renvoyer –, nous avons identifié clairement, sur la base des études financées par le ministère de l'Emploi (Idea Consult, consortiums universitaires), les problèmes du système. Il est bénéficiaire pendant trois ans, il s'équilibre, puis il est en déficit si on prolonge la durée de la carrière des travailleurs. Ce déséquilibre n'a pas été corrigé et ne le sera pas si je vous entends. J'estime que cela ne va pas!

 

02.07  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la présidente, je voudrais ajouter un élément. Il est clair que l’on rencontre des cas de sociétés de titres-services mafieuses, qui ne paient pas les salariés et continuent à recevoir de l'ONEM les sommes pendant un certain temps.

 

Je pense que l'on ne bloque pas assez rapidement le système, ce qui fait que ces femmes ne sont pas licenciées et ne peuvent pas toucher d’allocation de chômage de l'ONEM. Elles ne sont pas payées et sont obligées de se tourner vers les CPAS.

 

En région liégeoise, on s'est rendu compte que pendant plus de deux mois, ces sociétés ont touché les titres-services de l'ONEM mais n'ont rien payé. Les travailleuses ne sont pas licenciées et se retrouvent sans aucune ressource depuis maintenant plusieurs mois. De plus, elles n'arrivent pas à obtenir des C4.

 

Il faut des systèmes d'alarme beaucoup plus rapides pour que l'on puisse arrêter plus vite le paiement des titres-services quand toutes les obligations ne sont pas rencontrées et ne pas simplement suspendre en pensant aux dettes ONSS; les salaires sont tout aussi importants.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Vragen nrs 16438 van mevrouw Demir, 16448 van mevrouw Galant, 16555 van mevrouw Demir en 16735 van mevrouw De Bue worden omgezet in schriftelijke vragen. Vraag nr. 16838 van mevrouw Jadin wordt uitgesteld.

 

03 Vraag van mevrouw Zuhal Demir aan de minister van Werk over "het beheer van de vakantiegelden en de controle van de bijzondere vakantiefondsen" (nr. 16883)

03 Question de Mme Zuhal Demir à la ministre de l'Emploi sur "la gestion des pécules de vacances et le contrôle des caisses spéciales de vacances" (n° 16883)

 

03.01  Zuhal Demir (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb u over deze materie destijds ondervraagd naar aanleiding van de audit van het Rekenhof waarin een aantal aanbevelingen stond over de transparantie van het beheer van de vakantiegelden en de controle van de bijzondere vakantiefondsen. U hebt destijds in de commissie verklaard dat u erop zou toezien dat die transparantie er zou komen en dat alles efficiënter zou worden geregeld.

 

Mijn vraag is dan ook welke acties u hebt naar aanleiding van de audit. Welke aanbevelingen zijn er uitgevoerd? Welke moeten nog worden uitgevoerd?

 

Eerder antwoordde u ook op een mondelinge vraag dat u specifiek met betrekking tot het beheer van de financiële risico’s, transparantie en efficiëntie overleg zou plannen met de sociale partners. Wanneer heeft dit overleg plaatsgevonden? Wat is de output ervan?

 

03.02 Minister Monica De Coninck: Mevrouw de voorzitter, in zijn rapport doet het Rekenhof aanbevelingen op twee vlakken. Wat betreft de financiering van de bijzondere vakantiefondsen beveelt het Rekenhof aan om een gesprek op gang te brengen over een nieuwe financiering ervan. Het Rekenhof doet in eerste instantie de suggestie om de wijze van financiering zeer fundamenteel te wijzigen. In zijn repliek op de bevindingen in het rapport legt het beheerscomité van de RJV er de nadruk op dat de wetgeving die het resultaat is van een lang overleg en een zorgvuldige evenwicht, volledig dient gerespecteerd te worden. Dat overleg heeft er in het verleden trouwens op verschillende momenten toe geleid dat de afspraken werden aangepast.

 

Het beheerscomité betwist niet de aanbeveling dat er uniforme regels moeten komen voor het beheer van de financiële middelen, meer in het bijzonder voor de reserves. De administratie heeft ter zake reeds in 2009 een voorstel geformuleerd waarover de sociale partners geen consensus konden bereiken. Er werd toen afgesproken de bijzondere vakantiefondsen de mogelijkheid te geven zelf een voorstel uit te werken. Ik heb er bij het beheerscomité meermaals op aangedrongen om daar werk van te maken.

 

In de vergadering van december 2012, waar de balans van de prioriteiten voor het jaar werd opgemaakt, is gebleken dat een concreet voorstel werd uitgewerkt. Daarover moet er nog verder overlegd worden tussen de bijzondere kassen. Er is voorgesteld om tegen midden 2013 — er rest eigenlijk niet veel tijd meer — een voorstel te bezorgen aan het beheerscomité.

 

Ondertussen hebben de bijzondere vakantiefondsen hun werkzaamheden afgerond. Het vereiste veel grondig studiewerk en veel overleg omdat er tot een akkoord moest worden gekomen in alle beheerscomités van alle vakantiefondsen. Nu die fase afgerond is zullen de bijzondere fondsen het voorstel bespreken met de sociale partners zodat het de komende weken kan afgerond worden.

 

Ik heb er de voorkeur aan gegeven het sociaal overleg alle kansen te geven maar ik zal het voorstel dat wordt voorgelegd uiteraard grondig bekijken en nagaan of er eigenlijk wel vooruitgang is geboekt.

 

Wat de controle betreft, het Rekenhof beveelt aan om de controles uit te breiden. Het Rekenhof verklaart uitdrukkelijk het voorstel van de administratie te steunen, dat erop gericht is de mate van professionaliteit te verhogen. Op dat vlak is er ook een positieve evolutie vast te stellen. Wij zien dat zij steeds meer samenwerkingsverbanden opzetten en dus niet in het kleine eigen gelijk en de eigen controle blijven zitten. Het is begonnen met de samenwerking op het vlak van informatica maar ondertussen zijn er al kassen die de productie niet meer zelf uitvoeren maar een beroep doen op andere kassen. Zo laten bijvoorbeeld de bijzondere kassen van de papiernijverheid en van de staalnijverheid hun productie uitvoeren door het vakantiefonds van de voeding.

 

De kas van het textiel voert besprekingen met hetzelfde doel. Die samenwerkingsverbanden laten sowieso een grotere professionaliteit toe.

 

In het voorstel waaraan de bijzondere kassen momenteel werken, is inbegrepen om aan het beheer en de beheersing van grote risico’s meer expliciet een plaats te geven en om de output van de vakantiefondsen met behulp van bepaalde parameters op te vullen. Het is dus duidelijk wel de bedoeling om de professionaliteit van het beheer te verhogen.

 

Wat het extralegaal verlof betreft, heeft de RJV ervoor gezorgd dat in de boekhouding de verdeelsleutels duidelijk zijn gedefinieerd en worden gerespecteerd. Tijdens mijn bezoek aan het beheercomité in april 2012 heb ik gezegd dat zij mogen proberen om zelf een consensus te bereiken, maar dat wij zelf de beslissingen zullen moeten nemen mocht dat geen voldoening geven.

 

Uiteraard is de jaarlijkse vakantie ook een thema in het licht van het eenheidsstatuut. Er zijn verscheidene scenario’s mogelijk om dit op te lossen. Eigenlijk is de kwestie van het beheer en de controle van de vakantiefondsen daarbij een afgeleide. Uiteraard zal een oplossing daarvoor moeten passen in de fundamentele discussie over een algemene oplossing.

 

03.03  Zuhal Demir (N-VA): Mevrouw de minister, u had het over midden 2013, dus dan zullen zij wellicht eerstdaags met een voorstel komen.

 

Het Rekenhof had in zijn audit een geval opgenomen van een kas die verkeerd had belegd. Het ging over enkele miljoenen euro’s die bij de Kaupthing Bank waren belegd. Dat getuigt van slecht bestuur en slecht beheer. De Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie heeft toen moeten bijspringen om de vakantiegelden van de werknemers te betalen. Daaruit ontstond mijn bezorgdheid en vandaar mijn vraag. Het is dus vooral mijn bedoeling om tot transparantie te komen inzake het beheer van financiële risico’s. De gelden mogen niet verkeerd worden belegd, maar moeten worden aangewend waarvoor ze dienen. Ik kijk dan ook uit naar het voorstel.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de M. Georges Gilkinet à la ministre de l'Emploi sur "l'annonce de la fermeture de l'entreprise Saint-Gobain Sekurit à Auvelais" (n° 16898)

04 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Werk over "de aangekondigde sluiting van Saint-Gobain Sekurit te Auvelais" (nr. 16898)

 

04.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Madame la ministre, cette question a été déposée le 25 mars dernier, mais les nouvelles ne sont pas plus réjouissantes depuis lors, que du contraire! Comme on le craignait, le conseil d'entreprise a confirmé, le 25 mars, la volonté de la direction de Saint-Gobain Sekurit de mettre fin à l'activité sur le site d'Auvelais.

 

Cette entreprise verrière est implantée dans une région dotée d'une forte tradition ainsi que d'un sérieux savoir-faire en la matière. Deux cent soixante ouvriers et employés vont perdre leur emploi. En mars, j'utilisais le terme "risquent", mais la situation est de plus en plus claire et c'est tout sauf une bonne nouvelle pour la région de Sambreville! D'autant plus qu'elle appartient à une entreprise qui, au niveau mondial, est largement bénéficiaire et qui choisit de fermer un site belge à l'avantage de sites de production dans d'autres régions du monde, où les critères sociaux et environnementaux sont beaucoup moins élevés que chez nous, soit une forme de concurrence déloyale. Je pense qu'il faudra régler ces questions. C'est la raison pour laquelle nous proposons les droits sociaux et environnementaux, mais dans l'attente, il faut pouvoir répondre à la détresse et à l'inquiétude des travailleurs et de leurs familles.

 

Madame la ministre, disposez-vous d'informations précises sur ce dossier? De quelle manière, le SPF Emploi est-il intervenu dans le dossier via la désignation d'un médiateur et pour accompagner les travailleurs? Vu la situation exceptionnelle, des formules de chômage avec complément d'entreprise sont-elles envisageables pour les travailleurs de l'entreprise? À quelles conditions? Dans quel délai? Quelle information a été donnée en ce sens aux travailleurs qui ne demandent qu'à pouvoir continuer à travailler? Si je vous parle de formule de prépension, il ne s'agit vraiment que d'un pis-aller.

 

Président: Yvan Mayeur.

Voorzitter: Yvan Mayeur.

 

04.02  Monica De Coninck, ministre: Monsieur le président, cher collègue, tout d'abord, je voudrais témoigner de tout mon soutien aux travailleurs de Saint-Gobain ainsi qu'à une région, après Carsid et Caterpillar, durement touchée par la crise ces derniers mois mais aussi par la globalisation.

 

Premièrement, l'intention de fermer l'entreprise a été annoncée lors du conseil d'entreprise extraordinaire du 25 mars dernier. La première phase de la loi Renault s'est terminée récemment, soit le 19 juin. Les partenaires ont confirmé à l'unanimité, au bout de huit réunions du conseil d'entreprise, la fermeture de cette entreprise. Les partenaires ont fixé un calendrier des négociations sur l'accompagnement des 260 personnes concernées, qui devrait débuter ce 25 juin pour se terminer le 10 juillet.

 

Lors de ces négociations, les partenaires décideront du moment de licenciement des travailleurs, qui ne devrait toutefois pas être notifié avant la deuxième quinzaine du mois d'août.

 

Deuxièmement, le conciliateur de la commission paritaire concernée se tient à disposition des parties.

 

Troisièmement, il est possible qu'on leur demande d'abaisser l'âge d'accès au régime du chômage avec complément d'entreprise, mais nous ne nous trouvons pas encore dans cette phase aujourd'hui.

 

Les conditions et modalités seront déterminées au moment opportun, dès que les partenaires sociaux solliciteront le SPF Emploi.

 

04.03  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, merci pour l'attitude dont vous témoignez par rapport à ce dossier. En effet, comme je l'ai dit, il s'agit d'une entreprise bénéficiaire qui décide de fermer une de ses filiales en Belgique, après avoir exploité au fil des années tout un savoir-faire.

 

Sur le plan moral et éthique, c'est insupportable. Il faudrait trouver des règles, que ce soit en matière de prix de transfert sur le plan fiscal ou en matière de droits sociaux et environnementaux pour empêcher cela au-delà des efforts réalisés par les Régions pour essayer de capter les emplois de demain. D'autant plus que l'industrie du verre est très utile à la transition de l'économie à l'efficacité énergétique.

 

J'entends qu'à ce stade, vous ne pouvez pas vous engager sur la question qui se posera ensuite, c'est-à-dire l'accès à la prépension, pour employer des termes connus de tous les travailleurs.

 

Je vous demande, si la demande est effectuée officiellement et dans les règles, d'y être attentive, étant entendu que le souhait de ces travailleurs est de rester actifs professionnellement, que ce soit dans ce secteur ou dans d'autres.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: La question n° 16899 de Mme Meryame Kitir est reportée. La question n° 16978 de Mme Zuhal Demir est transformée en question écrite.

 

05 Questions jointes de

- M. David Clarinval à la ministre de l'Emploi sur "l'emploi du dispositif de baisse de charges sur les trois premiers emplois d'une PME" (n° 16986)

- M. Karel Uyttersprot à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "la réduction des cotisations de sécurité sociale pour les 3 premiers travailleurs" (n° 18187)

05 Samengevoegde vragen van

- de heer David Clarinval aan de minister van Werk over "socialebijdrageverminderingen voor de eerste drie aanwervingen bij kmo's" (nr. 16986)

- de heer Karel Uyttersprot aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "de verminderde sociale bijdragen voor de eerste 3 werknemers" (nr. 18187)

 

05.01  David Clarinval (MR): Madame la ministre, le 22 janvier dernier, je vous interrogeais sur le dispositif de baisse de charges sur les trois premiers emplois d'une PME. Ce système permet à une PME qui engage ses premiers travailleurs d'être exonérée de toute charge patronale. Ce dispositif est appliqué à toutes les premières embauches effectuées à partir du 1er octobre 2012. Les PME qui ont engagé du personnel avant cette décision pourront également bénéficier de cette mesure. En effet, le gouvernement a prévu un effet rétroactif. Comme la réduction de charges s'étale sur treize trimestres, une embauche ayant eu lieu il y a un an sera éligible au mécanisme pour les neuf trimestres restants selon les barèmes prévus.

 

Lors de notre échange en commission, vous n'avez pu répondre à mes questions, m'indiquant que les effets de cette diminution de charges n'avaient pas encore pu être mesurés, étant donné que le délai d'introduction des déclarations du quatrième trimestre 2012 s'étendait jusqu'à la fin février 2013 pour les secrétariats sociaux. Vous m'aviez indiqué que les chiffres seraient disponibles pour la mi-mars, c'est pourquoi je me permets de vous interroger une nouvelle fois à ce propos.

 

Madame la ministre, pouvez-vous me dire quels sont les résultats obtenus à la suite de la mise en place de ce dispositif? Combien de nouveaux emplois sont concernés par celui-ci? Combien de nouvelles PME ont pu également bénéficier de cette politique? Pouvez-vous me communiquer les chiffres en opérant une distinction entre les nouvelles entreprises et celles qui ont bénéficié de l'effet rétroactif?

 

05.02  Monica De Coninck, ministre: Au quatrième trimestre 2012, 4 536 nouveaux employeurs ont pu bénéficier de ce dispositif. Le nombre de travailleurs équivalents temps plein s'élève à 2 471. Nous ne disposons pas de chiffres relatifs à la distinction entre les nouvelles entreprises et celles qui ont bénéficié de l'effet rétroactif. Veuillez m'en excuser.

 

05.03  David Clarinval (MR): Ce n'est pas grave. Je vous remercie, en tout cas, de ces chiffres. Je reviendrai prochainement devant vous pour obtenir des actualisations.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Questions jointes de

- Mme Zoé Genot à la ministre de l'Emploi sur "le durcissement du contrôle des jeunes chômeurs" (n° 17128)

- Mme Zoé Genot à la ministre de l'Emploi sur "l'exclusion de jeunes chômeurs" (n° 18198)

06 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Zoé Genot aan de minister van Werk over "de verscherping van de controle op jonge werklozen" (nr. 17128)

- mevrouw Zoé Genot aan de minister van Werk over "de uitsluiting van jonge werklozen" (nr. 18198)

 

06.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, j'avais tellement envie d'obtenir des réponses, que j'ai rédigé à peu près la même question deux fois.

 

Madame la ministre, un nouveau système d'évaluation des efforts des jeunes chômeurs en demande d'un premier emploi a été mis en place.

 

Le stage d'attente a été allongé et rebaptisé stage d'insertion. Les jeunes ne doivent plus rester neuf mais douze mois sans allocation. Pendant cette période, ils doivent subir trois contrôles de leurs efforts et obtenir à trois reprises une évaluation positive, sous peine de voir leurs premières allocations postposées. Comme cela a été indiqué en réponse à une précédente question, cela peut signifier une attente de vingt-quatre mois. En effet, si le jeune obtient deux évaluations positives puis une négative, il doit attendre trois nouvelles évaluations positives pour recevoir ses allocations.

 

Dans un communiqué, vous avez indiqué que ces mesures allaient permettre une économie de 61,8 millions d'euros en 2014. Comment cette estimation budgétaire a-t-elle été réalisée? Sur la base de combien de jeunes avec une évaluation négative? Exclus pour combien de mois? Dans quelles catégories (isolé, chef de famille, cohabitant)?

 

Quel est le nombre estimé de jeunes entrants en 2014?

 

Combien de fonctionnaires ONEM s'occuperont-ils de cette catégorie de jeunes ne touchant pas encore d'allocations?

 

06.02  Monica De Coninck, ministre: Monsieur le président, madame Genot, dans le cadre du contrôle budgétaire, une nouvelle mesure a été décidée en vue de contrôler le comportement de recherche active d'emploi des jeunes qui ont terminé leurs études pendant le stage d'insertion professionnelle préalable à leur admission au bénéfice des allocations d'insertion.

 

Des évaluations du comportement de recherche d'emploi sont prévues pendant le stage d'insertion professionnelle. Les évaluations auront lieu lors d'entretiens individuels avec un facilitateur du bureau de chômage compétent, sur convocation de celui-ci.

 

Ces évaluations conditionneront l'ouverture du droit aux allocations d'insertion. Le jeune sera admis au bénéfice des allocations d'insertion à l'issue du stage d'insertion professionnelle, s'il a obtenu deux évaluations positives de son comportement de recherche d'emploi pendant le stage d'insertion professionnelle.

 

Une première évaluation des efforts de recherche d'emploi aura lieu au cours du septième mois de stage d'insertion professionnelle. Elle portera sur les efforts fournis par le jeune et sur son inscription comme demandeur d'emploi après la fin de ces études.

 

Une évaluation négative au septième mois peut donner lieu à une nouvelle évaluation au treizième mois si le jeune est toujours demandeur d'emploi à ce moment-là.

 

La deuxième évaluation aura lieu au cours du onzième mois de stage d'insertion professionnelle et portera sur les efforts fournis par le jeune depuis l'évaluation précédente.

 

Une évaluation négative au onzième mois peut donner lieu à une nouvelle évaluation au dix-septième mois si le jeune est toujours demandeur d'emploi à ce moment-là. En cas d'évaluation négative lors d'une évaluation pendant le stage d'insertion professionnelle, le stage est prolongé jusqu'au moment où le jeune totalise deux évaluations positives.

 

L'entrée en vigueur de cette mesure est prévue le 1er août 2013. Elle sera donc applicable aux jeunes qui terminent leurs études à la fin de l'année scolaire ou académique 2012-2013.

 

La mise en œuvre de cette mesure générera une économie sur le budget du chômage qui a été estimée à 29 millions d'euros pour l'année 2014 sur la base de 17 000 jeunes dont le stage d'insertion professionnelle serait prolongé. L'ONEM engagera 42 facilitateurs pour cette nouvelle mission.

 

06.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la ministre, quelque chose m'étonne. Dans la communication que vous avez faite le 30 mars, au moment du contrôle budgétaire, vous disiez que le gouvernement s'attendait à une économie de 61,8 millions d'euros. Or, vous parlez maintenant de 29 millions. Les chiffres communiqués à l'occasion du contrôle budgétaire sont-ils faux?

 

06.04  Monica De Coninck, ministre: (...)

 

06.05  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Je vous avais demandé sur base de quel nombre d'exclus avait été faite l'estimation budgétaire et je n'ai pas l'impression d'avoir reçu une réponse claire.

 

06.06  Monica De Coninck, ministre: Il n'y a pas d'exclus. Cela commence le 1er août.

 

06.07  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Pour arriver à ce nombre de 29 millions d'euros, vous vous êtes dit ...

 

06.08  Monica De Coninck, ministre: On a modifié la période d'insertion. Elle est passée de neuf à douze mois.

 

06.09  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Ce changement a déjà eu lieu. Vous l'aviez intégré dans la confection du budget. D'où viennent ces 29 millions supplémentaires?

 

06.10  Monica De Coninck, ministre: Certaines personnes n'ont pas obtenu d'évaluation positive après deux contrôles.

 

06.11  Zoé Genot (Ecolo-Groen): C'est bien la question: pour combien de personnes le stage sera-t-il prolongé afin d'engranger cette économie de 29 millions?

 

06.12  Monica De Coninck, ministre: Je l'ignore.

 

06.13  Zoé Genot (Ecolo-Groen): C'est bizarre! Quand on procède à un calcul, on sait qu'on économise autant de mois …

 

06.14  Monica De Coninck, ministre: Le problème est que ce n'est pas une situation linéaire. On peut avoir une première évaluation positive, puis une négative et de nouveau une positive. Quand on obtient deux évaluations positives, on bénéficie d'un stage d'insertion.

 

06.15  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Il ne faut donc pas que les deux évaluations positives se suivent immédiatement? Vous avez changé la règle?

 

06.16  Monica De Coninck, ministre: Je ne le pense pas.

 

06.17  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Si on reçoit une évaluation positive et une négative, on bénéficie de nouveau des allocations?

 

06.18  Monica De Coninck, ministre: Je vais me renseigner pour en être sûre. Nous avons décidé qu'il fallait deux évaluations positives.

 

06.19  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Si ce n'est pas successif, c'est déjà un progrès!

 

Néanmoins, je reste inquiète car ces jeunes vont se retrouver sans ressources encore plus longtemps. Or chercher de l'emploi, cela coûte cher. Dans certains cas, ils s'adresseront au CPAS.

 

06.20  Monica De Coninck, ministre: Madame, j'ai constaté que le gouvernement wallon n'avait pas encore pris de décision quant à notre offre relative au stage. En Flandre, on a déjà commencé tandis qu'à Bruxelles, le dispositif est presque prêt. J'ai l'impression que le besoin n'est pas criant.

 

06.21  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Écoutez, j'habite à Bruxelles et je puis vous dire que le chômage des moins de 25 ans atteint 35 % à Saint-Josse. Le besoin d'emplois y est urgent; celui d'exclusions certainement pas!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Les questions n° 17212 et n° 17218 de M. Jean-Marc Delizée sont reportées à demain. La question n° 17268 de Mme Valérie De Bue est transformée en question écrite. La question n° 17489 de Mme Meyrem Almaci est transformée en question écrite.

 

07 Vraag van mevrouw Zuhal Demir aan de minister van Werk over "onze loonhandicap ten opzichte van onze buurlanden" (nr. 17501)

07 Question de Mme Zuhal Demir à la ministre de l'Emploi sur "notre handicap salarial par rapport à nos voisins" (n° 17501)

 

07.01  Zuhal Demir (N-VA): Dat er een loonhandicap bestaat, daarover zijn we het al lang eens, alleen over de grootte ervan is er nog discussie.

 

De regering had drie maatregelen vooropgesteld: de hervorming van de wet van 1996 op de concurrentiekracht, het verbod op loonsstijgingen boven de index en de baremaverhogingen en een vermindering op de lasten op arbeid met 400 miljoen euro op jaarbasis. Ik vrees dat die drie ingrepen niet volstaan.

 

Plant u extra maatregelen?

 

Welke maatregelen zal de regering nemen om de loonhandicap tegen 2018 weg te werken?

 

07.02 Minister Monica De Coninck: We actualiseren de wet van 1996. De loonnorm is voor de komende twee jaar bepaald. Eerst hebben we 274 miljoen euro en vervolgens bijna 400 miljoen euro, in totaal bijna 700 miljoen euro, in het kader van de miniakkoorden met de sociale partners vrijgemaakt.

 

We hebben aanpassingen aan Activa aangebracht: de leeftijd werd opgetrokken tot 27 jaar en voor laaggeschoolde jongeren is de duur voortaan drie jaar. Het komt erop neer dat bruto- en nettowedde ongeveer samenvallen. We focussen ons vooral op laaggeschoolde jongeren, omdat jongeren die zonder diploma afstuderen, hun diplomahandicap inhalen als ze twee jaar continu hebben gewerkt. Dat leidt dikwijls tot duurzame werkgelegenheid.

 

Via de inschakelingsperiode geven we jongeren een kans op een stage en van daaruit op een IBO. In Wallonië bestaat trouwens een gelijkaardig systeem. Zes maanden lang wordt men inhoudelijk intensief begeleid. Dan kan er naar Activa worden overgeschakeld, waarbij er gedurende drie jaar steun wordt verleend, tot wanneer de jongere 27 jaar is, om de loonkosten te minimaliseren. Allemaal samen is het een traject van vier jaar.

 

Men kan ons niet verwijten dat we niets doen om de instroom van laaggeschoolden en jonge mensen te bevorderen.

 

Het minimumloon voor jongeren is 7 euro per uur. Dat komt op ongeveer 1 200 euro netto en 1 500 euro bruto. De sociale zekerheid en de fiscaliteit kosten dus 300 euro voor meestal arbeid die niet direct heel veel meerwaarde creëert. Daar ligt eigenlijk het probleem.

 

Ik moet u eerlijk zeggen dat ik de discussie over de loonhandicap bijwijlen hallucinant vind. We hebben de loonnorm vastgelegd en nu komen werkgevers aan mijn oren zagen, omdat ze werknemers geen loonopslag kunnen geven. We hebben bovendien cao 90 gevrijwaard. Het is niet simpel.

 

07.03  Zuhal Demir (N-VA): Dank u. Misschien komen sommige werkgevers wel aan uw hoofd zeuren over de loonnorm. Die collectieve bonus valt immers niet onder de loonnorm en het is dan wel gemakkelijk om binnenkort te zeggen dat we de loonnorm gehaald hebben als u die collectieve bonus er eerst uithaalt.

 

De hervorming van de wet van 1996 is nog niet ter bespreking in het Parlement voorgelegd. Ik kijk ernaar uit om dat hier te bespreken.

 

U verlaagt de lasten voor een bepaalde doelgroep, namelijk de laaggeschoolde werknemers. Maar mijns inziens moeten we er eens grondig over nadenken of we niet beter overgaan tot een algemene lastenverlaging. Een werkgever die iemand aanwerft voor bijvoorbeeld 10 euro, moet natuurlijk 30 euro betalen.

 

Het probleem situeert zich niet zozeer bij het nettoloon, maar bij het brutoloon. Ik meen dat daar het grote verschil zit, met werknemers uit de ons omringende landen Frankrijk, Duitsland en Nederland en de grote aanvoer van werknemers uit Oost-Europa. Wij zitten niet afgesloten op een eiland. Vrij verkeer van goederen en diensten is mooi maar anderzijds moeten we erover nadenken hoe we ervoor kunnen zorgen dat onze werknemers de kans krijgen om aangeworven te worden. Het probleem situeert zich dan vooral bij de brutolonen. De regering, die nu aan zet is, moet daarover nadenken. Daar gaat mijn volgende vraag ook over.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van mevrouw Zuhal Demir aan de minister van Werk over "de toekomst van Volvo Gent" (nr. 17503)

08 Question de Mme Zuhal Demir à la ministre de l'Emploi sur "l'avenir de Volvo Gand" (n° 17503)

 

08.01  Zuhal Demir (N-VA): Mevrouw de minister, de baas van Volvo in Gent heeft duidelijk gezegd dat de toekomst van Volvo in Gent samenhangt met het herstel van de concurrentiepositie van onze industrie in het algemeen en de arbeidskosten in het bijzonder.

 

Hij is daarin niet de enige. Er zijn nog andere grote industrieën die hier teloorgaan. Toch zegt men dan dat het probleem niet zo groot is, en dat de loonwet van 1996 zal worden aangepast. Ik denk dat men meer fundamenteel over de brutokosten moet gaan nadenken.

 

Wij weten allemaal dat werkgevers 35 % lasten voor de sociale zekerheid betalen. Als die werknemer daarvoor nu eens een goed pensioen, een goede werkloosheidsuitkering en een goede ziekteverzekering zou krijgen. Een werknemer is nu verplicht om, als hij naar het ziekenhuis gaat, nog eens een aanvullende ziekteverzekering te nemen.

 

In Scandinavië betaalt men veel sociale lasten, maar daar krijgt men er ook iets voor terug. Hier is het omgekeerde het geval. Het draait gewoon om de sociale zekerheid, waarop men niet durft te besparen, en die door de werkende mensen wordt betaald.

 

08.02 Minister Monica De Coninck: U stelt zeer dubbele vragen. U zegt dat wij ervoor moeten zorgen dat de mensen hier kunnen werken. Als men de concurrentie moet aangaan met mensen die uit Oost-Europa komen, hoeveel moeten wij ze dan betalen: 800 euro, 700 euro? Waarvan zullen die mensen moeten leven?

 

08.03  Zuhal Demir (N-VA): Dat heb ik niet gezegd.

 

08.04 Minister Monica De Coninck: U zegt dat wel. U zegt dat die mensen recht op arbeid hebben. Er is een vrije markt en wij moeten onze mensen beschermen, maar u wilt ze eigenlijk niet veel betalen.

 

Ik heb daarnet gezegd dat het minimum loon voor jongeren 1 200 euro is. Probeer maar eens fatsoenlijk te leven met 1 200 euro in dit land, nadat men een maand heeft gewerkt en de huur en alle andere kosten heeft betaald. Dan heb ik het nog niet over andere zaken als naar een ziekenhuis moeten voor verzorging.

 

De kostprijs is 1 500 bruto. Daarvan is 300 euro voor de sociale zekerheid, voor als men ziek wordt, werkloos wordt en gepensioneerd is.

 

Ik heb daarnet al veel cijfers gegeven. Ik kan u meegeven dat niet ikzelf die cijfers heb berekend. Misschien gelooft u me dan.

 

Ondanks alles wat er in de kranten staat is er ook veel jobcreatie. Recent werd dat in kaart gebracht door een samenwerkingsverband tussen RSZ, HIVA en Federgon in het DynaM-project. Daaruit blijkt dat tussen juni 2010 en juni 2011 er netto 53 000 arbeidsplaatsen bijkwamen in België, en waarschijnlijk nog veel meer als men er alle zwarte jobs zou bijtellen.

 

Deze netto-evolutie was het resultaat van de jobcreatie, goed voor 212 000 jobs, bij groeiende en startende ondernemingen, en de jobdestructie, namelijk 159 000 jobs, bij krimpende en stopgezette ondernemingen. Recentere cijfers heb ik niet, anders zou ik ze gebruiken.

 

Het toont echter aan dat wij ons waarschijnlijk blindstaren op grote bedrijven die sluiten en waar veel jobs verloren gaan, wat ik voor alle duidelijkheid spijtig vind, en dat wij dikwijls niet genoeg in beeld brengen welke nieuwe bedrijven er zijn en welke jobcreatie er wel is.

 

Voor het overige hebben wij zowel voor jongeren als ouderen extra maatregelen genomen om de loonkosten te beperken. Wij hebben de loonnorm ingevoerd en lastenverlagingen van ongeveer 370 miljoen euro per jaar toegekend. Reken daarbij ook onze maatregel rond de eerste, tweede en derde jonge werknemer – die ik daarnet ook aan de heer Clarinval heb toegelicht – die een vrij groot succes is, goed voor 4 500 plaatsen gedurende één trimester. Men ziet dus dat er dingen veranderen.

 

Ik heb daarnet al gezegd dat men voor mij bij wijze van spreken op arbeid 0 % belastingen mag heffen, maar dan zullen wij wel belastingen moeten heffen op andere dingen. Die discussie moeten wij dan aangaan. Wij kunnen misschien veel meer belastingen heffen op vermogens, zodat arbeid wordt vrijgesteld en mensen worden gestimuleerd om te werken en een eigen vermogen op te bouwen, waar zij dan belastingen op kunnen betalen.

 

08.05  Zuhal Demir (N-VA): Mevrouw de minister, het Parlement heeft het laatste woord, dus ik zal nog even repliceren.

 

Ten eerste, ik heb helemaal niet gezegd dat onze werknemers voor 800 euro netto voor een fulltime job moeten gaan werken. Daarvan kan men nog niet eens een fatsoenlijke huur en eten betalen. Daarover gaat het ook niet.

 

Laten wij even kijken naar de arbeidskosten in euro. In België bedroegen die in 2012 40,5 euro per gewerkt uur, in Nederland 31,3 euro. Dat is een groot verschil. U gaat mij niet zeggen dat die mensen in Nederland allemaal voor 500 euro werken.

 

Het probleem situeert zich in de brutokosten. Los van de laaggeschoolden en de gesubsidieerde lastenverlagingen in een gewone job, als een werkgever iemand aanwerft en die werknemer 1 500 euro netto wil betalen, betaalt hij drie keer zoveel voor sociale zekerheid en aan de federale Staat. Daar zit het probleem en dan komt het probleem van een efficiëntere sociale zekerheid en een efficiëntere overheid.

 

Ten tweede, u verwijst naar bijgecreëerde jobs. Ik heb die cijfers van het Federaal Planbureau ook. Er zijn wat jobs bijgecreëerd. Volgens het Federaal Planbureau is de groei aan jobs beperkt, met name een groei van 53 000. Het gaat echter wel over door de overheid bezoldigde activiteiten, dus jobs in het openbaar bestuur, onderwijs en non-profit, maar niet over jobs op de gewone arbeidsmarkt.

 

Tenzij u ervoor kiest naar een communistisch systeem te willen gaan, waar de overheid jobs moet subsidiëren en creëren. Dat moet de overheid niet doen. Ze moet mogelijkheden scheppen en zuurstof geven aan de private markt. Vooral daar moeten de jobs worden gecreëerd.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

(Intervention hors micro)

 

08.06  Monica De Coninck, ministre: Ce n'est pas un problème pour moi de communiquer une réponse écrite lorsque le membre n'est pas là pour poser sa question. Pour nous, il est difficile de savoir si la question est encore d'actualité lorsqu'il n'y a pas eu de réunion de commission depuis quelque temps. 

 

08.07  David Clarinval (MR): Vous pouvez me transmettre une réponse écrite pour les questions n° 17894 sur les contrats à terme, n° 18362 sur la concurrence déloyale engendrée par le recrutement massif de travailleurs étrangers et n° 18554 sur les écochèques.

 

08.08  Zuhal Demir (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik heb ook verschillende vragen omgezet in schriftelijke vragen. Wanneer zullen wij de antwoorden krijgen? Zullen wij die nu krijgen?

 

De voorzitter: (…)

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 18.02 uur.

La réunion publique de commission est levée à 18.02 heures.