Commission de l'Économie, de la Politique scientifique, de l'Éducation, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture

Commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw

 

du

 

Mardi 25 juin 2013

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 25 juni 2013

 

Voormiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 10.17 uur en voorgezeten door mevrouw Liesbeth Van der Auwera.

La séance est ouverte à 10.17 heures et présidée par Mme Liesbeth Van der Auwera.

 

01 Question de M. David Clarinval au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "la notification auprès de l'Union européenne des aides visant à promouvoir l'énergie renouvelable" (n° 16941)

01 Vraag van de heer David Clarinval aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de kennisgeving aan de Europese Unie van de steun voor hernieuwbare energie" (nr. 16941)

 

01.01  David Clarinval (MR): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, la législation relative à la libre concurrence au sein de l'Union européenne prévoit que chaque mécanisme de soutien à l'un ou l'autre secteur particulier dans l'Union européenne doit être notifié auprès de la Commission afin d'être examiné sous l'angle de la concurrence.

 

Selon mes informations, il semblerait que le mécanisme français de soutien aux énergies renouvelables n'aurait pas été notifié à la Commission européenne.

 

Monsieur le secrétaire d'État, pouvez-vous me dire si le mécanisme de soutien aux éoliennes offshore (certificats verts entre autres) a bien été notifié à la Commission européenne? Quand? Quelle a été la réponse de la Commission européenne?

 

En outre, le mécanisme de soutien en Région wallonne pour les éoliennes onshore a-t-il bien été notifié également? Quid des certificats verts pour le photovoltaïque en Région wallonne?

 

01.02  Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Madame la présidente, monsieur Clarinval, mon administration confirme qu'une notification a été adressée dans le cadre de la transposition de la directive 2009/28 sur la promotion des énergies renouvelables.

 

En outre, le plan d'action national en matière d’énergies renouvelables publié sur la plate-forme européenne de transparence fait toute la lumière sur les mécanismes de soutien en vigueur en Belgique au moment de sa communication à la Commission européenne.

 

S'agissant du régime wallon de soutien à la production d'électricité d'origine renouvelable, je me permets de vous renvoyer vers mon homologue wallon.

 

01.03  David Clarinval (MR): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour cette réponse très claire.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde vragen van

- de heer Bert Wollants aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de oplopende elektriciteitskosten voor bedrijven in vergelijking met het buitenland" (nr. 17029)

- mevrouw Leen Dierick aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de elektriciteitsprijs van de Belgische industrie" (nr. 17505)

- de heer Willem-Frederik Schiltz aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de mogelijke verhuizing van de Belgische chemische sector" (nr. 17608)

02 Questions jointes de

- M. Bert Wollants au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "le niveau élevé du coût de l'électricité pour les entreprises en comparaison avec l'étranger" (n° 17029)

- Mme Leen Dierick au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "le coût de l'électricité pour l'industrie belge" (n° 17505)

- M. Willem-Frederik Schiltz au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "l'éventuelle délocalisation du secteur chimique belge" (n° 17608)

 

02.01  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, de Belgische industriële bedrijven betalen veel hogere elektriciteitskosten dan hun concurrenten in de buurlanden. Dat blijkt uit een studie van Deloitte, uitgevoerd in opdracht van Febeliec, de vereniging van industriële verbruikers. Naargelang van de regio en het verbruik loopt het prijsverschil met de buurlanden op van 12 % tot 45 %. Dit prijsverschil is volgens de studie vooral te verklaren door diverse overheidsmaatregelen. De energiehandicap is bijzonder onrustwekkend, aldus voorzitter Sterckx, en verscheidene CEO’s van grote bedrijven die actief zijn in dit land sluiten zich bij het betoog van Sterckx aan.

 

Zonder trendbreuk komt de toekomst van onze industrie in gevaar, luidt de waarschuwing die werd geponeerd bij de voorstelling van deze studie.

 

Bijna simultaan werd een studie op vraag van de energiesector gepubliceerd, die stelt dat de steun die de windparken op zee krijgen op het niveau zit van die in de andere West-Europese landen. U hebt reeds kenbaar gemaakt dat u werkt aan een hervorming van het steunmechanisme voor de offshore. U denkt er blijkbaar aan de steun te koppelen aan de elektriciteitsprijs. Alles samen genomen bevindt België zich in de middenmoot wat de steun voor de offshore betreft. Wij moeten er natuurlijk voor zorgen dat wij de dalende evolutie volgen en de middenmoot niet verlaten.

 

Mijnheer de staatssecretaris, ik heb een aantal vragen voor u.

 

Erkent u het verschil in elektriciteitsprijs met de buurlanden, waarmee ons bedrijfsleven wordt geconfronteerd?

 

Realiseert u zich welke impact dit heeft op onze competitiviteit, wetende dat dit land een aantal zeer energie-intensieve bedrijven telt?

 

Wat is de stand van zaken van het steunmechanisme voor de offshore? Zal er een link worden gelegd met de elektriciteitsprijs? Op welke manier wenst u dat te doen?

 

Op welke manier zult u zich ervan verzekeren dat de steun voor de offshore in de toekomst niet zal stijgen boven het gemiddelde niveau in de buurlanden? Hoe zult u dit aanpakken, zodat die energie op de juiste manier wordt aangerekend?

 

02.02  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag past in dezelfde problematiek, met name die van de concurrentieverstoring met het buitenland, de gebrekkige competitiviteit en dan vooral in de chemische sector.

 

Ik heb in mijn vraag verwezen naar kerncijfers van de Belgische federatie van de chemische industrie en life sciences, Essenscia. Zij maken immers al langer gewag van een stijgend probleem. België, en zeker ook Antwerpen, heeft een enorme troef in zijn petrochemische en andere chemische industrie. Zoals u weet, is dit een zeer energie-intensieve industrie. Ik hoef u de bedrijven niet op te sommen.

 

Eens te meer wordt aan de alarmbel getrokken. De commercialisering van schaliegas in de Verenigde Staten maakt het er allemaal niet gemakkelijker op, omdat daar een goedkopere energiebron voorhanden is. Met andere woorden, de concurrentie met de VS wordt hierdoor nog moeilijker.

 

Opmerkingen over de loonlasten zal ik u besparen. Ik zal het enkel hebben over de energiekosten. Nog steeds wordt met aandrang opgeroepen dat de bevoegde beleidsmakers, uzelf, een energiebeleid uitwerken op lange termijn, zodat de stijgende meerkosten voor de steun aan hernieuwbare energie in de hand kunnen worden gehouden. Uiteraard vraagt Essenscia naast het energieluik ook rechtszekerheid, een stabiel beleid voor de ondersteuning van investeringen en innovatie, en een loonlastenverlaging voor volcontinue arbeid ten behoeve van het behoud van de tewerkstelling in de chemiesector.

 

Mijn vragen zijn zeer concreet, mijnheer de staatssecretaris. Beschouwt u de huidige noodkreet van de chemiesector, bij monde van Essenscia, als ernstig genoeg om op korte termijn beleidsbeslissingen te nemen met betrekking tot energie en klimaat? Zo ja, binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet? Bent u bereid om enerzijds met uw federale collega’s van Financiën, Werk en Economie, en anderzijds met uw regionale collega’s van Energie samen te zitten om de competitiviteit van de chemische sector te ondersteunen, te onderzoeken en te verbeteren? Zo ja, binnen welke termijn mogen wij initiatieven verwachten? Zo neen, waarom niet?

 

02.03 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mevrouw de voorzitter, de concurrentie op het gebied van productiekosten voor de energie-intensieve industrie en de grootverbruikers op de West-Europese markt is inderdaad scherp. In vergelijking met onze buurlanden is de zuivere elektriciteitsprijs die de grote en zeer grote verbruikers betalen, gelijklopend. Er is echter ook concurrentie met de buurlanden op het gebied van de nettarieven, de taksen en andere meerkosten.

 

Qua transporttarieven is ons land competitief, behalve ten opzichte van Duitsland, dat de energie-intensieve industrie vrijstelt van transporttarieven.

 

Voor de grootverbruikers die op het distributienet zijn aangesloten, spelen de hoge distributienettarieven in ons land een negatieve rol ten opzichte van de concurrenten in de buurlanden. Het gaat hier, enerzijds, om de netkosten zelf, een bevoegdheid van de CREG, en, anderzijds, vooral om de kosten van de groenestroomcertificaten in Vlaanderen, die als openbaredienstverplichting opgelegd worden aan de DNB. Aangezien drie Vlaamse leden vragen hebben ingediend, heb ik mijn antwoord meer gefocust op de Vlaamse groenestroomcertificaten.

 

Qua meerkosten scoort ons land in de vergelijking niet zo goed en dat is te wijten aan meerdere factoren, zoals de toeslag voor groene stroom op het Waalse distributienet, die de afgelopen twaalf maanden verveelvoudigd is en nu 13 euro per megawattuur bedraagt, maar dat geldt dus enkel in Wallonië.

 

Daarnaast zijn er op federaal niveau, zoals u weet, twee belangrijke meerkosten die een rol spelen in deze discussie.

 

Ten eerste, de federale bijdrage op elektriciteit. Sinds ik mijn huidige functie bekleed, is die federale bijdrage met 43 % gedaald en de vooruitzichten voor de komende jaren zijn dat die bijdrage min of meer stabiel zal blijven. Bovendien is er sinds 2003 een degressieve vermindering voor grootverbruikers door een financieel plafond van 250 000 euro per jaar van toepassing op die bijdrage. Mijns inziens zijn dat goede en afdoende middelen om de competitiviteit van onze ondernemingen te beschermen.

 

Ten tweede is er de federale toeslag voor de offshore. Gezien de vooruitgang in windparken op de Noordzee, steeg die toeslag de afgelopen jaren en die stijging zal zich de komende jaren gematigd doorzetten, zelfs na de hervorming van het certificatensysteem. Daarom werd hier in de commissie vorige woensdag een regeringsamendement goedgekeurd dat alvast voor het jaar 2013 het systeem van de federale bijdrage met degressiviteit en een plafond invoert voor de offshore. Uit een bericht dat daaromtrent uitgegeven werd door de heer Schiltz, heb ik begrepen dat er vragende partijen zijn om dat systeem door te trekken in de volgende jaren, welk standpunt ik natuurlijk zal verdedigen.

 

Zeg ik het zo correct?

 

02.04  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Ja, absoluut.

 

02.05 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Tot slot heb ik nog een bemerking. Als het gaat over de kosten van de groene stroom voor de samenleving is het belangrijk om eerlijk en duidelijk tegenover de burgers en de bedrijven te zijn. Sommige politici spiegelen de burger voor dat er geen extra kosten zijn of trachten die in grote mate op de grootverbruikers of de Staat af te wentelen. Anderen doen het omgekeerde. Sommige van onze buurlanden gaan te ver in hun bescherming van de energie-intensieve industrie en wentelen een belangrijk deel van de kosten op de burger af.

 

De Duitse vrijstelling van transporttarieven voor de energie-intensieve industrie is nu onderworpen aan een procedure door de Europese Commissie en zal waarschijnlijk verdwijnen.

 

Ik ben ervan overtuigd dat het federale niveau met de invoering van een plafond voor de offshore en een hervorming van het systeem de juiste maatregelen neemt om het probleem aan te pakken dat Febeliec aankaart, zonder op lange termijn het evenwicht tussen residentiële en industriële verbruikers te verbreken.

 

Voor aardgas zal een maatregel inzake degressiviteit en plafonnering waarschijnlijk ook worden ingevoerd voor de federale bijdrage op aardgas die verbruikt wordt door de grote gasverbruikers, waaronder ook bedrijven uit de chemische nijverheid.

 

Deze maatregelen die streven naar een verlaging van de lasten op energie voor grote verbruikers hebben uiteraard een impact op de staatsbegroting. Dit toont aan dat deze regering heel veel belang hecht aan de bekommernis van de grote verbruikers in het licht van de internationale concurrentie.

 

Ik ben steeds bereid om met andere collega’s van de regering te zoeken naar mogelijkheden om het concurrentievermogen van onze bedrijven te versterken, maar men mag niet vergeten dat wij op het vlak van de fiscaliteit, de btw en de accijnzen, en meer bepaald op het vlak van de energiefiscaliteit, verplicht zijn de regels te volgen die de Europese wetgeving ter zake voorschrijft.

 

02.06  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat het inderdaad goed is om aan dat offshoremechanisme te werken, maar liefst zo snel mogelijk natuurlijk. Wij praten daar nu al enige tijd over en wij hopen dat het allemaal in orde komt.

 

Op het moment dat ik mijn vraag heb ingediend, zaten wij inderdaad nog in de middenmoot. Afgelopen weekend heb ik een energiecongres in Dublin bijgewoond, waar bleek dat, als wij de offshoresteun met andere landen vergelijken, wij momenteel de vierde hoogste in Europa zijn.

 

Dat wil zeggen dat er op andere plaatsen momenteel wordt ingegrepen en wij achterblijven. Dat was net mijn bezorgdheid. Als wij niet ingrijpen, komen wij systematisch hoger in de schaal terecht en dat is natuurlijk nadelig voor onze industrie.

 

Een ander punt, wij hebben de degressiviteit in de commissie vorige week goedgekeurd. Dat is inderdaad maar voor zes maanden. Samen met u hoop ik dat u uw coalitiepartners kunt overtuigen – bij de heer Schiltz zal dat wellicht geen probleem zijn – om dat door te trekken, zodat wij daarop een goed antwoord bieden.

 

In die zin hoeft u zelfs niet enkel in de regering naar partners te zoeken. Wij zijn in dezen ook een partner om dat te gaan aanpassen, maar dat had u ook wel al begrepen.

 

Ik wacht uw concrete voorstellen in elk geval af.

 

Ik hoop dat het snel gaat, want de tijd is beperkt. Als u dit najaar niet met voorstellen komt, vrees ik dat het over de verkiezingen zal worden getild, en dat is alleen ten nadele van onze bedrijven en gezinnen.

 

02.07  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, ik weet ook dat de regionale distributietarieven en de regionale groenestroomprogramma’s een impact op de energieprijs hebben, en die is zeker niet beperkt. Daarom heb ik gevraagd of uw bereid zou zijn overleg te plegen met uw regionale collega’s. De teloorgang van een belangrijke economische sector is immers niet alleen een zaak van een regio of van de federale overheid. Het gaat om de welvaart van wie hier woont, en zelfs van wie hier niet woont.

 

Ik speel dat pingpongspel ook graag, zeker in tv-debatten en bij andere gelegenheden. Maar als Parlementslid, bezig met energiebeleid en bezorgd voor de industrie en de burgers, ben ik dat stilaan beu. Ik verwacht dat u af en toe belt met mevrouw Van den Bossche om te overleggen over een aanpak. Ook daar zie ik echter aarzelingen. Men weet het niet goed. Men speelt de bal door naar de federale overheid en naar de CREG, die de distributietarieven heeft bevroren. Dat noemt men een grote schande, terwijl zij ook gewoon op hen afkomen. Ook daar wordt dus een potje geschermd.

 

De federale bijdrage is wel een goede maatregel. Hij maakt het verschil tussen een apocalyps en een ramp. Een apocalyps is onbeheersbaar, een ramp begint iets meer beheersbaar te worden. Daarna hebben wij de offshore aangepakt. Daardoor ging het van een ramp naar een zeer dramatische situatie. Dat is minder ernstig: er is al geremedieerd, maar het is nog steeds een zeer ernstige situatie. De heer Wollants heeft terecht verwezen naar de conferentie in Dublin, waar blijkt dat wij de slechtste leerling van de klas zijn. Men mag ook de hoge loonkosten niet vergeten. De kruik gaat maar zolang te water tot zij barst, en ik vrees dat er veel barsten in de kruik zijn.

 

Vorige week hebt u de degressiviteit voorgesteld. Daarna hebben wij het genoegen gehad om samen met de oppositie over wat amendementen te mogen stemmen. Dat is dan voor zes maanden. En dit is dan het grote beleid, de grote hervorming: het afschaffen of de degressiviteit van de federale bijdrage, waarvoor uw nederige dienaar al jaren heeft geroepen. Dat wordt dan gecopy-pastet. De heer Wollants moet daarna nog een stuk tekst corrigeren omdat u het niet juist kon copy-pasten. En dat is dan de grote oplossing. Best vrienden, wij mogen ook niet te hard gaan. Als wij te hard en te rap gaan, verlenen wij oneigenlijke steun, zoals in Duitsland. Het is toch wel heel stout de consumenten alle lasten te laten dragen.

 

Mijnheer de staatssecretaris, wij zijn op enkele maanden van de verkiezingen. U weet dat wij nog één of twee kansen hebben om een beleid erdoor te duwen. Ik heb hier heel lang het regeerakkoord verdedigd, tegen de heer Wollants. En dat zal ik doen tot ik erbij neerval. Ik kan echter niet tevreden zijn met uw antwoord dat het alleen de degressiviteit van de federale bijdrage zou zijn, en misschien, als nog een paar regeringspartners meewillen, de degressiviteit en de plafonnering van de offshorebijdrage.

 

Natuurlijk willen wij de bestendiging van dat systeem, dat is evident. Het is een peulschil in de rist maatregelen die u had aangekondigd bij uw aantreden en die in het regeerakkoord staan vermeld. Het feit dat er geen crisisoverleg komt en dat de ministers van Energie blijkbaar niet beseffen welke macht zij hebben om de economie een belangrijke boost te geven, stelt mij ten zeerste teleur.

 

02.08 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijn voorstel voor de globale hervorming van de steun aan de offshoresystemen werd ingediend bij de CREG. Ik wacht nu op het advies van de CREG. Bepaalde leden van de commissie hadden misschien gewild dat ik de CREG links zou laten liggen en dus de procedure niet zou respecteren. Dat zou eens iets nieuws geweest zijn.

 

Mijnheer Schiltz, ik wacht niet op uw vraag om initiatieven te nemen en bijvoorbeeld contact op te nemen met de regionale ministers. Zo heb ik twee weken geleden de drie ministers van de verschillende regio’s uitgenodigd op mijn kabinet. Inzake het vraagbeheer hebben we een initiatief genomen om contact op te nemen met de grote bedrijven van de sector om qua bevoorradingszekerheid en qua impact op de prijs vooruitgang te kunnen boeken. Ook wat dit betreft, willen we die mogelijkheid gebruiken om deels een antwoord te bieden inzake competitiviteit en het goed positioneren van de grote verbruikers in de chemische sector of in andere sectoren.

 

Ik werk stap voor stap met duidelijke initiatieven in een globaal kader. Een andere werkmethode zou, mijns inziens, fout zijn en niet de nodige rechtszekerheid creëren voor de ondernemingen in deze sector. Deze ondernemingen zitten in moeilijkheden qua competitiviteit. Zij hebben een competitieve prijs nodig maar ook rechtszekerheid. Daar zijn wij nu mee bezig.

 

02.09  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, het Parlement heeft het laatste woord.

 

Mijnheer de staatssecretaris, ik ben blij dat u met iets concreets naar buiten komt. Inzetten op vraagbeperking en vraagsturing is een zeer goed initiatief. U zult daar bij mijn partij grote steun voor vinden. Ik hoop dat die contacten leiden tot concrete maatregelen, maar ik ben in blijde verwachting omdat er meer is tussen hemel en aarde dan het Parlement soms durft te vermoeden. Dank u voor die toevoeging.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Questions jointes de

- M. David Clarinval au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "le suivi de la candidature de l'actuelle directrice de la Direction générale de l'Énergie au poste de président de la CREG" (n° 17054)

- Mme Muriel Gerkens au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "le suivi de la candidature de l'actuelle directrice de la Direction générale de l'Énergie au poste de président de la CREG" (n° 18621)

03 Samengevoegde vragen van

- de heer David Clarinval aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de follow-up met betrekking tot de kandidatuur van de huidige directrice van de Algemene Directie Energie voor de functie van voorzitter van de CREG" (nr. 17054)

- mevrouw Muriel Gerkens aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de follow-up met betrekking tot de kandidatuur van de huidige directrice van de Algemene Directie Energie voor de functie van voorzitter van de CREG" (nr. 18621)

 

03.01  David Clarinval (MR): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, le 20 février 2013, dans la réponse que vous me donniez à la question relative à la candidature de l'actuelle directrice générale de l'Énergie à la présidence de la CREG, j'ai pris acte de vos propos quant au fait qu'il n'existait pas de plaintes pour harcèlement à l'encontre de cette directrice.

 

Vous m'avez précisé que votre administration, en la personne du président du SPF Économie, vous avait certifié cela. De même, vous avez conclu – et sans que j'eusse évoqué une telle hypothèse – que si les plaintes vous étaient démontrées, des sanctions seraient alors prises.

 

Le samedi 16 mars 2013, l'hebdomadaire Marianne Belgique a révélé l'existence d'un dossier établi par "le Front commun syndical-secteur IV Économie", intitulé "Harcèlement moral du SPF Économie - Sortir enfin du silence". Ce dossier décrirait en quinze pages et avec vingt et un témoignages des faits de harcèlement moral s'étant déroulés depuis 2006 à la direction générale de l'Énergie et qui concerneraient principalement sa directrice générale.

 

De même, le journal L'Echo du 16 mars 2013 a énoncé que la CSC souhaitait une audition à la Chambre afin de révéler les preuves des faits de harcèlement connus et avérés, dénoncés depuis de nombreuses années par de nombreux contractuels et statutaires travaillant ou ayant travaillé à la direction générale de l'Énergie. Ces éléments m'interpellent. Il ne s'agit pas de rumeurs ou d'insinuations mais bien d'un dossier syndical apparemment argumenté et documenté. Cet élément neuf me semble exiger que toute la clarté soit faite sur ces faits.

 

Dès lors, monsieur le secrétaire d'État, M. Delporte, responsable pour le SPF Économie de l'application de la législation du bien-être et de la protection efficace de tous ses agents des pratiques de harcèlement, vous en a-t-il informé? J'imagine que si un tel dossier existait, vous en seriez informé, à tout le moins.

 

Avez-vous diligenté ou fait diligenter une enquête à ce sujet?

 

Les témoignages et les preuves dont disposeraient les syndicats semblent suffisamment graves pour que la CSC veuille alerter sans plus tarder la Chambre, dans la perspective de la désignation du plus haut responsable de la CREG. Quelle est votre position à cet égard?

 

Un fonctionnaire général qui aurait commis de nombreux faits de harcèlement à l'égard de fonctionnaires de sa direction est-il à même de pouvoir prendre la tête du régulateur la CREG, sans porter atteinte d'entrée à l'indispensable image et à la réputation de sérieux et d'indépendance dudit régulateur?

 

03.02  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, je ne vais pas répéter les propos de M. Clarinval. Je suis particulièrement préoccupée par l'avenir de la CREG et les missions qu'elle va devoir remplir alors que des questions se posent sur le plan de la tarification du gaz et de l'électricité ainsi que du lien avec les distributeurs et les transporteurs. Cette instance a besoin d'avoir rapidement à sa tête quelqu'un qui soit reconnu et qui ne prête pas le flanc à des critiques.

 

Il semble que des plaintes à l'encontre de Mme Fauconnier aient été déposées au motif de harcèlement moral. Ce dossier est lourd. Ce n'est pas la première fois que nous sommes confrontés à de tels problèmes avec cette personne. Dès lors, des mesures doivent être prises. Oui ou non, va-t-elle être désignée indépendamment de ce contexte? Quelle sera votre réaction si une plainte relative à son attitude aboutit, avec toutes les conséquences que cela implique pour sa réputation et pour le personnel de cette instance de contrôle? Quelles sont les informations dont vous disposez? Comment allez-vous agir pour éviter que cet organisme n'ait à pâtir de problèmes éventuels?

 

03.03  Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Madame la présidente, madame Gerkens, monsieur Clarinval, la tournure que prennent ces questions successives et ces désinformations successives sur Mme Fauconnier m'irritent au plus haut point!

 

Il y a certains éléments d'un État de droit auxquels je suis attaché, notamment la présomption d'innocence. En cas d'allégations négatives portées à l'encontre de quelqu'un, il faut les étayer, les démontrer. Jusqu'à preuve du contraire, je considère les personnes avec qui je travaille compétentes. Je ne prends des sanctions ou ne salis leur image que lorsqu'on me démontre qu'elles ont commis des fautes ou des erreurs!

 

En l'espèce heureusement, on ne peut pas me taxer de soutien politique étant donné que si Mme Fauconnier était cdH, cela se saurait. Personnellement, je vous jure être cdH. Jusque-là, ça va!

 

Malgré le fait qu'elle ne soit pas cdH, je peux vous dire que je suis, en tant que membre du gouvernement responsable pour l'Énergie, très satisfait du travail réalisé par Mme Fauconnier, que ce soit sur le fond, sa disponibilité ou la fiabilité des informations, des notes et éléments qu'elle m'envoie. Elle ne travaille pas toute seule; elle travaille avec des gens de son administration que j'ai souvent l'occasion de rencontrer. Ceux que je vois ont l'air plutôt heureux de travailler au sein d'une petite équipe mais dynamique. Mais je ne les vois pas tous. Premier point!

 

Deuxième point: je vous répète que si une plainte était déposée, je le saurais!

 

Si des gens veulent déposer des plaintes que ce soit pour harcèlement moral ou que sais-je encore, c'est très simple. Après contact pris avec M. Delporte encore ce matin, je confirme qu'aucune plainte n'a été formellement déposée. Des gens se plaignent? Manifestement, une personne en particulier se plaint de Mme Fauconnier. C'est clair! Le problème est que, premièrement, les propos tenus par cette personne sont tout à fait contraires à ma perception des choses mais cela ne veut rien dire. Deuxièmement, c'est contraire à la perception du président du SPF. Cela fait deux! Troisièmement, c'est contraire à ce que Mme Fauconnier affirme et quatrièmement, les allégations selon lesquelles cette personne serait soutenue par son syndicat ou par d'autres syndicats sont fausses!

 

Le dernier document dont j'ai pu prendre connaissance via … via … ne m'a jamais été envoyé officiellement.

 

Je l'ai reçu, sans doute comme vous, anonymement, via ma boîte mail; c'est un communiqué – faute de tout soutien du monde syndical –, du "collectif pour la cessation des faits de harcèlement moral au sein du SPF Économie et de la direction générale de l'Énergie". Ce collectif dit lui-même que "les documents n'ont pas été déposés par la CSC en tant que telle, mais suite à des pressions". C'est ce qui est écrit.

 

Je sais que ces gens écrivent aussi – je ne parle que pour moi – que "si rien n'est déposé, c'est aussi à cause de pressions du secrétaire d'État qui aurait rencontré les gens après une réunion du 1er février". Je peux vous jurer ne jamais les avoir vus. La seule chose dont je suis absolument sûr, c'est ce qui me concerne moi et c'est faux!

 

Une personne semble donc manifestement avoir un compte à régler; j'en connais une qui a un compte à régler, qui travaille dans un autre service et n'est pas beaucoup plus brillante.

 

Je répète qu'on ne peut laisser courir des bruits, lancer des messages inacceptables et non fondés. Ce n'est pas parce qu'un tel message est relayé par la presse qu'il est juste.

 

Un dernier élément: Mme Fauconnier a été candidate à la CREG. Avant de lui permettre de poser sa candidature, j'ai demandé à la présidence du SPF s'il y avait des reproches à adresser à Mme Fauconnier quant à sa gestion de la DG Énergie. Non!

 

Je répète qu'une plainte ne m'aurait pas suffi. Monsieur Clarinval, il ne suffit pas qu'un jour, quelqu'un porte plainte pour l'ennuyer. Sinon, tout le monde peut trouver des personnes dans votre commune capables de porter plainte contre vous: il existe suffisamment de personnes qui ont des comptes à régler. Quiconque œuvre dans une administration, aussi petite que celle de la DG Énergie, qui travaille bien, alors que certains sont frustrés d'avoir loupé une nomination ou une promotion à laquelle ils estimaient avoir droit – les gens sont toujours nettement plus conscients, moi le premier, d'être meilleurs que ce qu'ils sont réellement –, suscitera des jalousies donc des problèmes.

 

Mme Fauconnier a été estimée apte par le Selor; pas par moi. Que je sache, Mme Fauconnier a aussi une mission au sein d'un régulateur bruxellois, soutenu par le gouvernement bruxellois en tant que tel. Si elle était mauvaise, je suppose qu'elle n'aurait pas été maintenue à ce poste. Je suppose.

 

Tout ce que je viens d'expliquer n'est pas spécifique au cas de Mme Fauconnier. Si des reproches étaient justifiés, je n'hésiterais pas à prendre les sanctions adéquates. Aujourd'hui, je n'ai rien à lui reprocher. Par contre, j'ai approché des personnes qui s'amusent ou qui ont des comptes à régler: elles lancent des informations qui ne sont relayées ni par moi, ni par le président du SPF, ni par les gens que je rencontre au sein de la DG Énergie, ni par les syndicats. Et ces gens sont aujourd'hui contraints de s'appeler "collectif" vu que plus personne ne les soutient.

 

Et ce qu'ils écrivent à mon sujet est faux!

 

Je vous demande de continuer à poser des questions car autrement, on pourrait dire que je mets la pression sur vous pour que vous n'en posiez plus! Nous sommes dans un État de droit! S'il y a un reproche à lui adresser, qu’on le fasse! Si elle doit être condamnée par un tribunal, qu'elle le soit! Si elle doit être sanctionnée, qu'elle le soit!

 

Mais tant que je n'ai pas d'élément, je fais confiance aux gens, surtout quand ils sont compétents, qu'ils réussissent les examens et qu'ils donnent satisfaction partout où ils passent, en tout cas sur le fond!

 

03.04  David Clarinval (MR): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse très claire. J'avais préparé une copie de ce message collectif mais vous m'avez confirmé l’avoir reçu.

 

Monsieur le secrétaire d'État, je ne serai pas aussi catégorique que vous. Même s'il s'agit d'un collectif, il réunit quand même quarante-deux membres du personnel. De plus, dans le texte, on cite nommément une trentaine de personnes. C'est quand même interpellant, même si on sait bien que la vie n'est pas noire ou blanche.

 

Dans l'intérêt général, ne pourrait-on demander de réaliser une enquête psychosociale afin de savoir si ces dires sont exacts? On pourrait aussi organiser un plan global de prévention.

 

03.05  Melchior Wathelet, secrétaire d'État: (…)

 

03.06  David Clarinval (MR): Vous parliez de la commune de Bièvre. À titre d'exemple, dans ma maison de repos, nous avons rencontré une situation similaire. Nous avons mené une enquête psychosociale qui a révélé l’existence d’un souci avec un membre du personnel. Suite à cette enquête tout à fait objective, la directrice a été confortée dans sa position et nous avons pu mettre fin à ces rumeurs qui sont malsaines pour tout le monde. Je vous suggère donc de demander une enquête psychosociale ou, dans le cadre du plan global de prévention, de pouvoir discuter du malaise d'une partie, peut-être minime, du personnel de l'administration.

 

03.07  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse.

 

Je voudrais d'abord réagir dans le sens de M. Clarinval. D'une manière générale, j'ai eu l'occasion de connaître plusieurs problèmes qui se sont posés dans l'une ou l'autre administration. Lorsque des problèmes surgissent à la suite de harcèlement moral, le traitement qui leur est réservé est souvent très décevant: des délais trop longs, de mauvaises mobilisations de l'équipe, des médiations qui ne se font pas, etc. Par conséquent, des faits de cette nature entraînent souvent une dégradation de la situation car les procédures mises en place ne sont pas efficaces. C'est un problème à régler de façon globale.

 

Ensuite, s'il n'y a pas de plainte, ni de faits révélés, il est intéressant de pouvoir le dire aussi. C'est également à cela que servent les questions. En revanche, si des éléments inquiétants nécessitent une mise au point ou une intervention, j'estime qu'il n'est pas inutile non plus de vous interroger sur les mesures prises pour réagir au cas où les allégations seraient avérées. Cela poserait en effet des problèmes au niveau de la direction, de la mobilisation de l'équipe et de l'organisation de la CREG. Je veux que la CREG puisse fonctionner correctement avec une responsable reconnue par tous.

 

À partir du moment où ces éléments sont relayés par plusieurs personnes, j'estime qu'il faudrait prendre une action au niveau des instances en place, qui ont pour mission d'intervenir en cas de malaise ou de dysfonctionnement dans les administrations. Si c'est pour mettre fin à des situations mal vécues, à des mauvaises interprétations, c'est utile.

 

Je le répète, ma préoccupation première est que la CREG ait à sa tête, rapidement, quelqu'un qui puisse travailler sans problème. Je vous invite à résoudre cette question.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: De heer Henry is afwezig en heeft niets laten weten. Zijn vraag nr. 17290 komt dus te vervallen.

 

04 Samengevoegde vragen van

- de heer Bert Wollants aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de terbeschikkingstelling van 1.000 Megawatt nucleaire capaciteit" (nr. 17617)

- de heer Kristof Calvo aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de terbeschikkingstelling van 1.000 megawatt nucleaire capaciteit" (nr. 18857)

04 Questions jointes de

- M. Bert Wollants au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "la mise à disposition de 1000 mégawatts de capacité nucléaire" (n° 17617)

- M. Kristof Calvo au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "la mise à disposition de 1.000 mégawatts de capacité nucléaire" (n° 18857)

 

04.01  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, het kernkabinet heeft op 4 juli 2012 beslist dat de capaciteit van de verlenging van Tihange 1 met tien jaar ter beschikking van de markt wordt gesteld tot 2025, dus nog ongeveer tien jaar, en dat u daaraan een meeropbrengst meent te zullen overhouden, na betaling van een billijke vergoeding aan de nucleaire exploitant. Toen ik mijn vraag indiende, was de verwachting dat u dit effectief zou doen. Mijn intentie was dus te vragen wat u ermee zou doen.

 

Intussen heb ik uit berichten in de pers begrepen dat u het niet meer wil doen, wegens diverse juridische problemen. Ik wil dus in eerste instantie vragen naar de stand van zaken: wat zult u wel doen?

 

Mijn tweede vraag gaat over het sluiten van elektriciteitscentrales. Volgens het uitrustingsplan zullen zij niet zomaar meer kunnen sluiten. Op het vlak van de productiecapaciteit is er voldoende slagvaardigheid om bepaalde centrales open te houden, maar op de vrije markt is dat niet zo evident.

 

Onder meer artikel 4 van de elektriciteitswet bepaalt dat de producent vrij over de sluiting kan beslissen en dat u moet bekijken wat de invloed van die beslissing is op de prijs en op de milieudoelstellingen. Ik wil u dan ook vragen wat de stand van zaken is van de uitwerking en de toepassing van het veilingmechanisme van de vooropgestelde capaciteit na de bekendmaking van de intentie tot definitieve sluiting.

 

In dit verband bepaalt het uitrustingsplan ook dat een producent die tot de definitieve sluiting wil overgaan een bod niet mag weigeren wanneer het geacht wordt “redelijk” te zijn. Kunt u mij zeggen hoever de regering staat met de definiëring van dit begrip? Met andere woorden: wat is volgens u een “redelijk” bod? Ik kijk uit naar uw antwoorden.

 

04.02  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, collega Wollants heeft zoals steeds gezorgd voor een accurate en volledige inleiding. Een van de vele elementen van uw uitrustingsplan die wat vertraging oplopen, of beter gezegd stof liggen te vergaren op uw kabinet, was de terbeschikkingstelling van 1 000 megawatt nucleaire capaciteit in ruil voor de levensduurverlenging van Tihange 1. Dat was min of meer de deal die toen tot stand is gekomen in deze klassieke tripartite. Het blijft echter opvallend stil en het is dan ook logisch dat Parlementsleden in deze fase, bijna een jaar na het uitrustingsplan, daarover de nodige vragen stellen.

 

Mijnheer de staatssecretaris, ik heb enkele concrete vragen. Ten eerste, wat is de stand van zaken met betrekking tot die terbeschikkingstelling? Wat zullen de concrete modaliteiten zijn? Lopen er hierover onderhandelingen met de exploitanten? Alvast bedankt voor uw antwoorden.

 

04.03 Staatssecretaris Melchior Wathelet: De bespreking met de eigenaar van de centrale Tihange 1 over de economische voorwaarden voor de verlening van de levensduur van Tihange 1 zijn in een gevorderd stadium. Ik heb die onderhandelingen gestart op basis van een mandaat dat mij werd toevertrouwd door het kernkabinet. Ik bracht verslag uit over de richting en de voortgang van de besprekingen. U zult begrijpen dat ik hierover uit respect voor de lopende gesprekken op dit ogenblik niet kan communiceren.

 

Ik kan wel zeggen dat het de bedoeling is om een systeem te vinden dat op Tihange 1 een structurele rente kan heffen vanaf 2016, de werking van de Belgische productie kan verbeteren en aan de energiekosten van de collectiviteit kan bijdragen. Dit systeem wil ook een duidelijk en stabiel kader geven aan de exploitanten die nu voor meer dan 500 miljoen investeren. Ongeacht het resultaat van deze besprekingen zal er dit jaar uiteraard een wettelijk mechanisme aan het Parlement worden voorgelegd en binnen de commissie worden besproken.

 

Na 4 juli 2012 heb ik, na het bericht van de onvoorziene onbeschikbaarheid van Doel 3 en Tihange 2, de focus van de werkzaamheden vooreerst gelegd op de verbetering van de markt in België om een stillegging zo veel mogelijk te vermijden. Er werd ook dieper nagedacht over de invoering van een strategische reserve, waarbij de klemtoon ligt op het beheer van de vraag en het behoud van de bestaande installaties. Ten slotte werd een aanbestedingsmechanisme ontwikkeld om op middellange termijn voldoende investeringen te waarborgen.

 

Al deze mechanismen die thans in de kern worden besproken, moeten het mogelijk maken om op korte en middellange termijn een redelijke veiligheidsmarge voor de bevoorrading te waarborgen. Ik denk dat ze eveneens het gebruik van een meer dwingend verbodsmechanisme voor sluitingen overbodig maken. Dit mechanisme zal desondanks evenwel worden ontwikkeld om te kunnen beschikken over een laatste redmiddel.

 

04.04  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik zou zeggen, dank u wel, maar veel verder dan “Eventjes geduld, wij helpen u zo dadelijk verder” komen wij eigenlijk niet. Ik denk dat wij vandaag exact horen wat wij bij de bespreking van het uitrustingsplan in juli vorig jaar hebben gekregen, want heel veel meer zit er niet in.

 

U kondigt maar aan en ik hoop dat u vroeg of laat met een wetsontwerp naar hier komt, maar het feit alleen al dat deze vraag van april dateert en dat u vandaag nog niet eens meer kunt zeggen dan dat u eraan werkt, doet wel wat vragen rijzen.

 

Ik ben heel benieuwd wat u hiermee uiteindelijk gaat doen, maar het is toch wel meer dan duidelijk dat het niet vooruitgaat.

 

Als wij het daarstraks hadden over de noodkreet van de industrie, dan zou dat voor u een startschot moeten zijn om in gang te schieten en dingen te gaan doen, maar het lijkt erop dat u eerst nog een paar pinten bent gaan drinken.

 

Sorry, mijnheer de staatssecretaris, dit moet vooruit. Ik vraag u met aandrang om hiervan zo snel mogelijk werk te maken, want anders loopt het energiebeleid compleet vast en misschien is dat wel de reden waarom hier vandaag niets op tafel ligt.

 

04.05  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, er was mij iets niet duidelijk in uw antwoord. U zei: “Nog dit jaar”. Hebt u het dan over het kalenderjaar of het parlementair jaar? Komt dit nog vóór het reces of is de deadline eerder kerstmis en januari?

 

04.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: U vraagt wat ik liever zou hebben of wat het zal zijn?

 

Ik heb het plan voorgesteld aan het kernkabinet. Wij hebben daarover gediscussieerd. Daarna moesten de cijfers door de leden van het kernkabinet worden geverifieerd, wat normaal is. Wij hebben ook Elia uitgenodigd om de cijfers te verduidelijken.

 

Wij moesten dat doen tegelijkertijd met de voorbereidingen voor de Comori en de begroting.

 

Je pense que le dossier est mûr.

 

Het kernkabinet is met verschillende elementen bezig, wat het niet gemakkelijk maakt. Ik hoop dat dit nog vóór het reces kan. Ik zal blijven voortgaan in dit dossier, maar het hangt niet alleen van mij af.

 

04.07  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, u begint verdacht veel op uw voorganger te lijken.

 

04.08  Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Je deviens populaire!

 

Dat is niet slecht: voorzitter van mijn partij, burgemeester van de grootste stad en populair. Dat is niet slecht.

 

04.09  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): U bent op politiek vlak misschien aardig op weg, maar met het energiebeleid is er in vergelijking met uw voorganger een probleem.

 

Het is ook mijn overtuiging dat u het enigszins zelf hebt gezocht. In het dossier over de terbeschikkingstelling hebben een aantal fracties immers van bij het begin gewaarschuwd voor het feit dat het om een niet erg evidente constructie gaat. Zij wezen er ook op dat u aldus altijd onderhevig bent aan onderhandelingen.

 

U geeft zelf aan dat u met de exploitant gesprekken voert. Eigenlijk hebt u het lot dus in diens handen gelegd.

 

Het is voor ons derhalve duidelijk dat een verhaal waarin ervoor werd gekozen de wet van 2003 te respecteren en voor de marktwerking en een nucleaire bijdrage te kiezen in plaats van voor een terbeschikkingstelling, juridisch en wellicht ook politiek een gemakkelijkere optie was geweest. Indien u vandaag een probleem hebt, hebt u het dus eigenlijk zelf gezocht.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de groene energie" (nr. 17758)

05 Question de M. Peter Logghe au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "l'énergie verte" (n° 17758)

 

05.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag dateert van 6 mei 2013 en verwijst naar de cijfers van Eurostat, het statistisch bureau van de Europese Unie.

 

Daaruit bleek dat België zwak scoort op het vlak van groene energie. Dit is geen verwonderlijk nieuws. In 2011 haalde Europa in totaliteit 13 % van de energie uit hernieuwbare bronnen. Voor België bedraagt dit slechts 4,1 %. In vergelijking met andere landen doen alleen Malta en Groot-Brittannië het nog slechter.

 

Ik herinner mij nog het rapport van de energiemix en nog andere rapporten waarmee uw voorganger zeer zelfzeker naar buiten kwam. Daarvan blijft weinig over als men de povere resultaten ziet.

 

De vraag is hoe het verder moet. Ik heb de volgende vragen.

 

Ten eerste, in 2020 moet België 13 % van zijn energie uit hernieuwbare bronnen halen. Het wordt dus dringend tijd om ook op dat vlak een tandje bij te steken. Met welk concreet plan komt u naar de commissie?

 

Ten tweede, u zult de commissie duidelijk moeten maken hoe dit zal sporen met een beleid dat, gelet op de financiële krapte en de economische crisis, veel resultaten wil bereiken met weinig middelen. Hebt u voorstellen ter zake?

 

Tot slot, wat hernieuwbare energie betreft, is de lijst voor ons land niet oneindig. Wordt het windmolenpark in de Noorzee nog verder uitgebreid? Hebben producenten op dat vlak nog financiële ruimte? Denkt u aan andere plaatsen voor windmolenparken? Welke andere energiebronnen wenst u aan te boren?

 

05.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Logghe, eerst en vooral veroorloof ik het mij om de recentste cijfers van Eurostat te relativeren. Wij hebben geen kennis van de methodologie en gegevens die werden gebruikt door Eurostat en die het in staat stelde om voor België een aandeel van 4,1 % aan hernieuwbare energie in het bruto eindverbruik van energie te bepalen.

 

In tegenstelling hiermee stelde het voortgangsrapport van België, opgesteld krachtens artikel 22 van richtlijn 2009/28 inzake hernieuwbare energie, die u zelf aanhaalde, in 2010 een aandeel van 5,1 % voorop, wat hoger is dan de tussentijdse doelstelling van 4,4 % die voor België werd vastgelegd in de aangehaalde richtlijn. Ik heb mijn administratie niettemin geïnformeerd over mijn bezorgdheid ter zake. De overleggroep tussen de federale Staat en de Gewesten op het gebied van energie, de CONCERE-groep, zal zich toeleggen op het verduidelijken van de verschillen.

 

Met betrekking tot de strategie van België om de doelstelling van 30 % te bereiken, verwijs ik naar ons nationaal actieplan inzake hernieuwbare energie. Dat plan is ook beschikbaar op het Europees Transparantieplatform.

 

Ik ben van mening dat de federale bijdrage het potentieel moet omvatten van de huidige zone die bestemd is voor offshore windenergie. Dat potentieel ligt iets lager dan 2 200 megawatt.

 

De federale regering heeft voorts de ambitie om het steunregime voor de productie van elektriciteit uit offshore-eenheden te hervormen. De besprekingen zijn aan de gang en zijn vooral gericht op het flexibeler maken van het niveau van de steun afhankelijk van verschillende parameters, in het bijzonder de elektriciteitsprijs en de technologie. Deze dynamische benadering van de steun, die in andere lidstaten wordt gevolgd, bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk, zou de ontwikkeling van offshore windenergie tot gevolg moeten hebben, terwijl zij zo veel mogelijk het ontstaan van windfall profits, overmatige winsten, vermijdt. Een concreet voorstel zal nog voor de zomer aan de regering worden voorgelegd.

 

Ik ben van mening dat de invulling van de huidige oppervlakte tegen 2020 zeker een realistisch doel is, maar een doel dat niettemin ambitieus blijft. Daarom vind ik het niet nodig om een nieuwe zone te creëren die gewijd is aan de offshore windenergie, althans niet in dit tijdsbestek. Met andere woorden, ondanks de vragen inzake nationaal beleid betreffende hernieuwbare energie in het transport, meen ik dat het de Gewesten zal toebehoren om het complement te verstrekken om de nationale doelstelling van 13 % te bereiken.

 

05.03  Peter Logghe (VB): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben zeer benieuwd naar uw rapport ter zake, dat verschilt van dat van Eurostat. Het zou nuttig zijn dat u zich in verbinding stelt met Eurostat, want wij komen hier niet goed uit.

 

Zoals collega Wollants al aanhaalde, vorige week waren wij op een congres in Dublin over renewable energy. Daar ging het vooral over offshore windenergie. In de projecten in de Noordzee, die op stapel staan voor Ierland, Groot-Brittannië, Duitsland, Nederland en Noorwegen, is er sprake van een capaciteit tussen 150 en 300 gigawatt binnen afzienbare tijd. Dat is onvoorstelbaar veel en heeft te maken met een nieuwe generatie supergrid, met name meshed supergrid. Is ons land klaar om op deze zeer vooruitstrevende plannen in te haken?

 

Ik zal u daarover nog ondervragen, want ik ben niet helemaal tevreden met uw antwoord. Ik ben benieuwd naar de plannen die op tafel liggen voor een en ander. Wij zien wel wat er op ons afkomt, maar ik herhaal dat ik niet helemaal tevreden ben.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Question de Mme Muriel Gerkens au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "l'accès au tarif social de l'énergie pour les locataires AIS" (n° 17805)

06 Vraag van mevrouw Muriel Gerkens aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "het sociaal energietarief voor huurders van woningen die via sociale verhuurkantoren worden gehuurd" (nr. 17805)

 

06.01  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, ma question a trait à l'accès au tarif social de l'énergie, plus particulièrement en matière de gaz, aux locataires de logements gérés par les agences immobilières sociales (AIS) à Bruxelles.

 

L'arrêté royal du 30 mars 2007 identifie, dans son article 2, les conditions d'accès au tarif social, en particulier en matière de gaz. On y précise que "le tarif social est applicable aux locataires qui habitent dans un immeuble à appartements dont le chauffage au gaz naturel est assuré par une installation collective, lorsque les logements sont donnés à des fins sociales par une société de logement".

 

Les AIS de la Région bruxelloise sont agréées et subsidiées par la Région de Bruxelles-Capitale. Le Code bruxellois du Logement énonce clairement que le bien géré par une agence immobilière sociale est effectivement considéré comme social.

 

Dès lors, pouvez-vous nous donner les arguments qui expliquent le refus de reconnaître, aux locataires des logements loués aux associations de la Fédération des agences immobilières sociales de la Région bruxelloise, le droit à avoir accès au tarif social de l'énergie? Quelles sont les conditions qui leur permettraient de profiter de ce tarif social de l'énergie?

 

06.02  Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Madame la présidente, madame Gerkens, l'interprétation donnée aux termes "logement social" vient des Régions. Dans le Code bruxellois du Logement ainsi que dans la pratique, il semble que ce soient la Société de logement de la Région de Bruxelles-Capitale et les sociétés immobilières de service public à Bruxelles.

 

Bien que l'article 154 du Code bruxellois du Logement montre que les logements loués par des agences immobilières sociales sont équivalents à un logement social, cela ne signifie pas que ces agences immobilières sociales sont assimilées à des sociétés de logements sociaux. Malgré l'agrément par la Région de Bruxelles-Capitale, la FEDAIS-FEDSVK ne peut pas être considérée comme une société de logement au sens de l'arrêté ministériel du 30 mars 2007. En application de l'article 2 de l'arrêté ministériel précité, les fournisseurs doivent pouvoir s'assurer que les habitations sont données en location à des fins sociales par une société de logement social.

 

Cela signifie que la société concernée doit figurer sur la liste des sociétés de logement agréées. Il faut donc que la FEDAIS-FEDSVK soit agréée par la Société de logement de la Région bruxelloise pour que les locataires puissent bénéficier du tarif social pour le gaz naturel.

 

Mes services ont fourni cette réponse à plusieurs reprises à la FEDAIS-FEDSVK. Nous restons à votre disposition.

 

06.03  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, cela signifie donc que la société doit figurer sur la liste des logements sociaux et non être reconnue comme société qui fournit du logement à des fins sociales.

 

C'est pour cela qu'en Région wallonne, ils y ont droit au contraire de ce qui se passe en Région bruxelloise?

 

06.04  Melchior Wathelet, secrétaire d'État: J'ai indiqué une piste.

 

06.05  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): D'accord, et c'est pourquoi je vous pose la question. Que faut-il donc faire pour…? Je vous remercie. Je verrai si nos Bruxellois comprennent.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de Mme Valérie Warzée-Caverenne au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "les points de recharge électrique" (n° 17818)

07 Vraag van mevrouw Valérie Warzée-Caverenne aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de oplaadpalen" (nr. 17818)

 

07.01  Valérie Warzée-Caverenne (MR): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, une directive européenne fixe à 21 000 le nombre de points de recharge pour voitures électriques en Belgique pour 2020. Actuellement, le Royaume compte près de 400 bornes de recharge selon l'ASBE, la section belge du réseau européen du secteur des voitures électriques. Le nombre de véhicules électriques vendus en Belgique demeure marginal. Sans un taux de couverture suffisant de bornes de rechargement, il risque de ne pas augmenter.

 

Selon le président de l'ASBE, qui représente en Belgique l'AVERE, la fédération européenne des fabricants, fournisseurs, importateurs et distributeurs de véhicules électriques, notre pays a pris du retard par rapport à ses voisins et d'autres États européens. En Norvège, notamment, ce succès est rendu possible par une fiscalité plus avantageuse sur ce type de voitures. Pouvez-vous nous dire si la Belgique a l'intention d'aller dans la même direction?

 

Chez nous, la société Blue Corner, active en Flandre, mais également dans d'autres pays européens, associée au fournisseur d'électricité Eandis, collabore avec la société wallonne ZE-MO afin de proposer un réseau intégré en Belgique. Celui-ci compte déjà un millier de points de rechargement à travers le pays. Cette société entreprend des démarches auprès des communes afin d'équiper gratuitement, dans un premier temps, les lieux publics de bornes. Mais qu'en est-il de la capacité du réseau électrique à absorber cette nouvelle demande? Pour qu'il ne sature pas, il faudrait dès lors que les voitures électriques rechargent la nuit de manière lente. Votre département a-t-il des instructions à donner aux sociétés qui démarchent en ce sens?

 

Lancé en 2011 par le gouvernement fédéral, un masterplan relatif aux voitures électriques est en cours d'élaboration. Les ministres de l'Énergie des entités fédérées doivent ainsi encore se prononcer à son sujet. Pourriez-vous nous en dire plus concernant les ambitions de la Belgique en la matière?

 

07.02  Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Chère collègue, la Norvège peut en effet être considérée comme un exemple pour la Belgique, à l'instar d'autres États tels que les Pays-Bas. À la fin de l'année dernière, une délégation belge s'est justement rendue aux Pays-Bas, qui peuvent être comptés comme des précurseurs en Europe. La Belgique est donc ouverte aux meilleures pratiques. Cependant, chaque pays doit tenir compte de ses spécificités. Une bonne politique menée par un autre État européen ne peut être copiée telle quelle.

 

Par essence, la mobilité électrique possède un caractère politique transversal. De nombreux ministères sont donc impliqués dans cette thématique, que ce soit aux niveaux fédéral, régional ou local.

 

Actuellement, mes services travaillent en étroite coopération avec les autres autorités compétentes à la promotion de l'électromobilité et à l'utilisation de véhicules verts dans notre pays. Au niveau fédéral, plusieurs initiatives ont déjà été prises telles que la création d'une plate-forme belge à laquelle toutes les parties prenantes ont pu participer et influencer la politique en matière de mobilité électrique en Belgique.

 

Sur cette base, un projet de plan directeur a été élaboré par mes services pour stimuler la mobilité électrique en Belgique. J'ai l'intention de soumettre plusieurs mesures concrètes très prochainement au Conseil des ministres.

 

J'ai également demandé à mes services d'étendre la réflexion sur l'électromobilité à d'autres carburants alternatifs. En effet, aucune technologie ne peut offrir à elle seule la solution ultime, magnifique, par laquelle tout marche. Toutes les solutions possibles doivent être envisagées. Par conséquent, il est d'une grande importance d'encourager le possible rôle futur de carburants de remplacement comme les véhicules électriques, GNV, GNL, enquêter sur l'hydrogène, les biocarburants de deuxième génération et, éventuellement, d'en encourager une introduction.

 

J'ai demandé à mon administration d'organiser une réflexion concernant le développement d'un ensemble de mesures visant à promouvoir l'utilisation de carburants de remplacement. Cet exercice est en ligne avec les initiatives actuelles de la Commission européenne, laquelle a annoncé un ambitieux paquet de mesures le 23 janvier 2013.

 

En ce qui concerne l'utilisation et l'infrastructure de chargement et de ravitaillement de carburants alternatifs dans le secteur des transports auxquelles vous faites vous-même référence, cela fera partie intégrante du paquet de mesures présenté par la Commission comme annoncé le 24 janvier dernier.

 

À plus long terme, il faut en effet prendre en compte l'impact futur d'un grand nombre de véhicules électriques sur le réseau belge de la transmission et de la distribution en Belgique. La sixième édition de la plate-forme belge qui a eu lieu le 31 janvier 2013 a été consacrée à ce sujet. Les entreprises d'électricité et les gestionnaires de transport et de distribution, le régulateur national et de nombreuses autres parties prenantes étaient d'ailleurs représentés à cette occasion.

 

07.03  Valérie Warzée-Caverenne (MR): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour cette réponse. Je vois que vous travaillez à la question.

 

Vous n'avez pas vraiment répondu en ce qui concerne le nombre de bornes qui vont être imposées par la directive européenne. Je suppose que, quand vous disposerez des mesures, un planning sera élaboré avec le nombre de bornes développées annuellement.

 

Car le problème est là: des personnes sensibilisées à ce problème et qui voudraient participer ne vont pas acheter de véhicule électrique s'il leur est impossible de le recharger. De plus, du côté des entreprises, cette volonté est présente aussi: une charte a d'ailleurs été élaborée en collaboration avec la Belgian Platform on Electric Vehicles.

 

Je pense que, au vu de la volonté générale, le fédéral doit pouvoir aussi donner un coup de pouce à la mise en œuvre de ces bonnes intentions.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van mevrouw Leen Dierick aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "het sociaal tarief" (nr. 17874)

08 Question de Mme Leen Dierick au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "le tarif social" (n° 17874)

 

08.01  Leen Dierick (CD&V): Sinds 1999 genieten personen met een laag inkomen en personen in een kwetsbare positie het recht op een sociaal tarief voor elektriciteit en/of gas.

 

De federale Ombudsman meldt in zijn jaarverslag 2012 dat de algemene directie Energie bij de FOD Economie ervoor dient te zorgen dat elke eindafnemer die tot een rechthebbende categorie behoort, conform de wet het sociaal tarief geniet vanaf de ingangsdatum van de beslissing waarbij de eindafnemer wordt gedefinieerd als een residentieel beschermde klant met een laag inkomen of zich bevindend in een kwetsbare situatie, en dus niet vanaf de eerste dag van het trimester waarin de beslissing werd genomen.

 

Volgens hetzelfde verslag deelde u de federale Ombudsman op 18 maart 2013 mee dat de aanbevelingen uw volle aandacht genoten maar dat verder onderzoek naar de concrete gevolgen nodig was.

 

Welke maatregelen hebt u effectief genomen om de startdatum van de tegemoetkoming te laten overeenkomen met de werkelijke ingangsdatum?

 

Wat is momenteel de gemiddelde uitbetalingstermijn voor de doelgroepen?

 

08.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Eerst wil ik opnieuw beklemtonen dat de automatische toekenning van het sociaal tarief sinds halverwege 2009 een zeer goede, succesvolle keuze is geweest. De maatregel heeft heel wat wettelijke en praktische aspecten omtrent het sociaal tarief, die in het verleden voor discussie tussen de actoren hebben gezorgd, verduidelijkt en de toekenning werd op een coherente en evenwichtige wijze georganiseerd.

 

De aanbeveling van de federale Ombudsman gaat over de praktijk van de administratie om de aanvangsdatum voor de toepassing van het sociaal tarief te bepalen aan de hand van de beslissingsdatum waarop de sociale instellingen het sociaal statuut van de rechthebbende toekennen. Die kan verschillen van de startdatum van het recht op de tegemoetkoming indien onderzocht moet worden of men tot een bepaalde categorie behoort.

 

De Ombudsman vraagt om opnieuw het modelattest van de FOD Sociale Zekerheid of van een andere sociale instelling te wijzigen. Daardoor zou aan de rechthebbende klant de mogelijkheid worden geboden om op basis van het attest ten aanzien van zijn leverancier de toepassing van het sociaal tarief te vragen op basis van de datum waarop het recht op een socialezekerheidsuitkering is ontstaan.

 

Ik heb inderdaad in maart een constructief gesprek gevoerd met de federale ombudsvrouw over die aanbeveling. Toch dient dat voorstel verder geanalyseerd te worden om na te gaan of de uitvoering van de aanbeveling werkelijk het gewenst effect kan hebben. Daarbij mogen zowel de wettelijke als de praktische overwegingen niet uit het oog verloren worden. Die eventuele mogelijkheid om de periode waarin het sociaal tarief wordt toegepast, te verlengen, moet bovendien een uitzonderlijke situatie blijven en mag geen afbreuk doen aan de huidige procedures.

 

Concreet, die aanbeveling zal met de nodige aandacht opgevolgd worden door de algemene directie Energie. Indien, na onderzoek, in overleg met de federale ombudsvrouw en de verschillende betrokken sociale instellingen, zou blijken dat het sociaal tarief op een meer correcte wijze toegepast kan worden, dan zal de uitwerking van het advies zeker overwogen worden.

 

08.03  Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, bedankt voor die verduidelijking. Ik begrijp dat er een gesprek heeft plaatsgevonden en dat er nog verder onderzoek moet gebeuren. Het is belangrijk dat de verschillende effecten worden bestudeerd, zodat het er zeker niet op achteruitgaat.

 

Op mijn vraag over de gemiddelde uitbetalingstermijn heb ik niet echt een antwoord gekregen. Mogelijk kunt u dat later nog meegeven, anders dien ik een schriftelijke vraag in.

 

08.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: (…) (zonder micro)

 

Het sociaal tarief wordt niet retroactief toegepast. Het loopt pas vanaf het moment dat iemand er recht op heeft. Soms krijgt men dat recht echter niet direct, bijvoorbeeld wanneer er een procedure wordt ingediend. Voor sommige mensen ontstaat er een periode tussen de aanvraag van het recht en het moment waarop het recht verkregen wordt. Wat doen we met die periode? Dat zal heel weinig kosten…

 

08.05  Leen Dierick (CD&V): (…)

 

08.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Dat hangt ervan af, bijvoorbeeld wanneer men het recht pas verkrijgt na een procedure bij de arbeidsrechtbank. Iemand die een recht vraagt, krijgt dat mogelijk pas na een procedure. Soms kan die procedure zelfs een jaar duren vooraleer het recht door de rechtbank wordt toegekend. Wat doen we met dat jaar? De betrokkene had wel recht op het sociaal tarief, maar had het nog niet gekregen, omdat daarover nog geen duidelijke beslissing bestond.

 

Dat zorgt inderdaad voor verschillende moeilijkheden. Dat wordt terecht gevraagd, ik begrijp de opmerking, maar wij hebben momenteel een praktisch probleem om daaraan tegemoet te komen.

 

Momenteel is er geen uitbetaling. Dat is net het probleem. Wij moeten dus retroactief iets creëren om dat mogelijk te maken, op een praktische manier.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Question de M. Éric Jadot à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la présence de fûts remplis de déchets nucléaires au fond de la Manche" (n° 17937)

09 Vraag van de heer Éric Jadot aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "vaten met nucleair afval op de bodem van het Kanaal" (nr. 17937)

 

09.01  Éric Jadot (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, en mai dernier, la chaîne Arte révélait dans un documentaire intitulé Océans poubelles, la présence de fûts intacts remplis de déchets nucléaires datant des années 50 et 60 gisant au fond de la Manche. La Grande-Bretagne y a immergé des fûts jusqu'en 1982 ainsi que dans d'autres lieux au nord de l'océan Atlantique. Selon la presse belge, d'autres pays, parmi lesquels la Belgique, la Suisse et l'Allemagne, ont utilisé cette technique qui est interdite depuis lors.

 

Immerger des fûts de matières irradiées en pleine mer était une technique considérée comme une forme de stockage scientifiquement viable. La radioactivité des déchets déposés à plus de 4 500 mètres de profondeur était censée s'éliminer par dilution. Or, aujourd'hui, il s'avère non seulement que plus de 100 000 tonnes de déchets radioactifs reposeraient près des côtes européennes mais encore que certains de ces fûts se trouveraient à 124 mètres de profondeur, à quelques kilomètres seulement de la côte française.

 

Les gouvernements européens ne voient aucune raison d'agir au motif que les fûts ne représenteraient qu'une quantité faible et modérée de déchets radioactifs. Or, pour les organisations non gouvernementales, dont notamment Greenpeace, ces fûts constituent un danger latent. L'Association pour le contrôle de la radioactivité dans l'Ouest (AcRO) affirme qu'il y a davantage d'hydrogène radioactif dans les eaux de la Manche (notamment proche de l'usine Areva de La Hague) que dans celles à proximité de la centrale de Fukushima.

 

Monsieur le secrétaire d'État, pouvez-vous nous donner des éclaircissements sur les politiques menées par la Belgique à cet égard, aujourd'hui et par le passé? Des fûts gisent-ils dans nos eaux territoriales et si oui, depuis quand? Quels suivis ont-ils été instaurés à la suite de l'immersion desdits fûts? Pouvez-vous confirmer, infirmer ou préciser les taux de radioactivité de nos eaux territoriales? Qu'entreprenez-vous face aux publications desdits taux de radioactivité de nos eaux côtières?

 

09.02  Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Madame la présidente, monsieur Jadot, les politiques menées par la Belgique en matière d'élimination de déchets radioactifs en mer font partie du passé. Ces pratiques ont bien eu lieu mais uniquement de 1960 à 1982.

 

Les toutes premières évacuations en mer ont eu lieu entre 1960 et 1962 dans la Manche à une profondeur de 65 à 160 mètres. Ensuite, entre 1963 et 1982, les évacuations se sont déroulées à de plus grandes profondeurs, de 3 600 à 5 200 mètres dans les eaux de l'Atlantique Nord, sous l'égide de l'International Maritime Organization (IMO) et sous le contrôle de l'AIEA, désignée comme autorité compétente de suivi des évacuations de déchets radioactifs en mer à la suite de la ratification par la Belgique de la Convention sur la prévention de la pollution des mers résultant de l'immersion de déchets et du Protocole de Londres.

 

Par ailleurs, il convient de noter que la Belgique n'a jamais procédé à des évacuations de déchets radioactifs dans les eaux sous juridiction belge.

 

Au total, 29 016 tonnes de déchets radioactifs ont été évacuées en mer par la Belgique. Six sites ont fait l'objet de dépôts marins, selon le rapport de l'AIEA de novembre 1989 intitulé Inventory of radioactive material entering the marine environment: sea disposal of radioactive waste. Ce rapport est disponible. On peut le retrouver aussi le site internet. Je le mets à votre disposition si vous le désirez.

 

Les pages 24 et 25 du rapport spécifient le nombre de fûts belges qui ont été immergés en mer, leur localisation et leur taux de radioactivité.

 

Dans le cadre de la ratification de la Convention de Londres, la Belgique s'est engagée à contrôler la qualité radiologique du milieu marin et à cesser toute immersion de déchets radioactifs sur le fond marin à partir de 1982.

 

En ce qui concerne le contrôle du milieu marin effectué par la Belgique, le contrôle permanent de la situation radiologique du territoire a été imposé dès 1957 par une réglementation Euratom qui obligeait à assurer une surveillance radiologique continue de la population et à communiquer les résultats de ces contrôles. Cette surveillance, qui a été inscrite dans la législation belge en 1963, s'effectue, depuis 2001, sous la responsabilité de l'Agence fédérale de Contrôle nucléaire (AFCN).

 

Dans le cadre du programme annuel de surveillance radiologique du territoire, le milieu marin est contrôlé de la façon suivante. Des échantillons d'eau et de sédiments sont prélevés lors de campagnes du bateau océanographique Belgica. Seize points de prélèvements sont visités trimestriellement et situés dans une frange allant de cinq à vingt-cinq kilomètres au large des villes de Koksijde, Nieuwpoort, Oostende et Blankenberge. Un point est situé à trente-sept kilomètres à l'aplomb de Wenduine, près de Blankenberge. Des échantillons de la faune (poissons) sont récoltés par chalutage lors des campagnes du Belgica. Des prélèvements d'algues sont effectués sur une jetée à Oostende. Des crevettes et des moules sont également échantillonnées.

 

En ce qui concerne le taux de radioactivité de nos eaux territoriales et flore marine, les résultats confirment l'absence de problèmes quant à l'état radiologique de l'environnement marin. Les données sont disponibles sur le site de l'AFCN. L'AFCN poursuit année après année le contrôle de la radioactivité du territoire belge et de sa façade maritime. Elle assure que la Belgique répond à ses obligations européennes et internationales, notamment à la Convention OSPAR pour la protection du milieu marin de l'Atlantique du Nord-Est.

 

Conformément à son engagement de transparence et d'objectivité, l'AFCN publie sur son site internet l'état de la radioactivité environnementale. À ce titre, la situation radiologique du milieu marin belge ne pose aucun problème.

 

09.03  Éric Jadot (Ecolo-Groen): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse circonstanciée. Je trouvais qu'il était intéressant de faire le point après cette émission.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 18069 van mevrouw Van Eetvelde wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

10 Vraag van mevrouw Rita De Bont aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de energiemix" (nr. 18090)

10 Question de Mme Rita De Bont au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "le mix énergétique" (n° 18090)

 

10.01  Rita De Bont (VB): Mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag dateert van meer dan een maand geleden. In die periode was er nogal wat controverse over de heropening van de kerncentrales Doel 3 en Tihange 2. De ondoordachte opstart van beide kerncentrales voor de winter zou tot black-outs kunnen leiden als gevolg van overproductie door, onder andere, wind- en zonne-energie-installaties, de beperkte afzet door de economische crisis en de zomer, die nu wat op zich laat wachten, iets wat wij niet in de hand hebben. Aan de ene kant vreest men voor overproductie, aan de andere kant vergeet men dat we de afgelopen maanden enkel een elektriciteitstekort hebben kunnen voorkomen door elektriciteit vanuit Frankrijk in te voeren. Daar moeten ook kerncentrales worden gesloten voor onderhoud. Meer en meer gascentrales sluiten, terwijl er geen bij komen. Al is er in België misschien veel vraag naar, het aandeel groene elektriciteit dat we zelf opwekken, zoals door collega Logghe onder de aandacht is gebracht, is toch maar beperkt.

 

Wat was vorig jaar het aandeel van groene elektriciteit dat in België zelf werd opgewekt? Wat was het aandeel van elektriciteit die in kerncentrales werd opgewekt? Wat was het aandeel van de ingevoerde elektriciteit uit Franse en Nederlandse kerncentrales?

 

Ik kom nu tot de hoofdvraag. In welke energiemix voorziet men voor de volgende vijf jaar om onze bedrijven en burgers een normale en dus betaalbare bevoorrading te kunnen garanderen? Ik ben heel nieuwsgierig naar het bevoorradingsplan dat op zich laat wachten. De bedoeling was een stand van zaken te krijgen in verband met de toekomstige bevoorrading. Hoe ziet men dat?

 

10.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in de elektriciteitsproductie in 2012 is momenteel niet gekend. De declaranten moeten hun gegevens pas in september aan de algemene directie bezorgen.

 

In 2011 bedroeg het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in de totale elektriciteitsproductie 9,29 %. In 2011 bedroeg het aandeel van kernenergie in de totale productie 53,49 %. De bruto nucleaire productie in 2012 bedroeg 40 295 gigawattuur.

 

Het is niet mogelijk om het aandeel van de ingevoerde nucleaire elektriciteit in de totale invoer te identificeren. In 2012 bedroeg de totale invoer vanuit Frankrijk 7 453 gigawattuur en de netto invoer 5 113 gigawattuur. De totale invoer vanuit Nederland bedroeg 8 010 gigawattuur en de netto invoer 4 318 gigawattuur.

 

De energiemix voor de komende vijf jaar is geïnspireerd op de huidige mix met een toename van hernieuwbare energiebronnen en, vanwege de kernuitstap, een vermindering van kernenergie. Het stijgend aandeel van gas zou als back-up voor de intermitterende hernieuwbare energiebronnen kunnen dienen.

 

Op vrijdag 17 mei 2013 maakte het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle zijn beslissing bekend om de kerncentrales Doel 3 en Tihange 2 in alle veiligheid herop te starten. Deze twee reactoren produceren opnieuw.

 

De andere gegevens zal ik als antwoord op uw tweede vraag verschaffen.

 

10.03  Rita De Bont (VB): Dat is inderdaad het antwoord dat mij het meeste interesseert.

 

U hebt het over een toename van groene energie en een afname van kernenergie. Daarover bestaat in het kernkabinet of in de regering nochtans geen overeenstemming.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Aan de orde zijn de samengevoegde vragen nrs 18103 en 18871 van de heren Wollants en Dedecker. De heer Dedecker heeft laten weten dat hij niet aanwezig kan zijn.

 

10.04  Bert Wollants (N-VA): Eigenlijk is de vraag een herhaling van een eerdere, maar is het mogelijk ze uit te stellen, want het heeft weinig zin om die nu te beantwoorden? U kunt ze misschien over een maand beantwoorden, mijnheer de staatssecretaris. Dan zullen wij meer informatie kunnen krijgen. (Instemming)

 

De voorzitter: De samengevoegde vragen nrs 18129 en 18364 van mevrouw Snoy en de heer Clarinval vervallen.

 

Vraag nr. 18175 van mevrouw Dierick wordt op haar verzoek omgezet in een schriftelijke vraag.

 

11 Vraag van mevrouw Leen Dierick aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de stand van zaken van het afschakelplan" (nr. 18266)

11 Question de Mme Leen Dierick au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "l'état d'avancement du plan de délestage" (n° 18266)

 

11.01  Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, dit is een opvolgingsvraag.

 

In februari werden in de plenaire vergadering al vragen gesteld over de stand van zaken van de afschakelplannen. U hebt toen meegedeeld dat u in discussie zou gaan met kleine bedrijven die zich zouden kunnen engageren om op bepaalde momenten geen elektriciteit te gebruiken. Hoever staan die gesprekken? Hebben er al kleine ondernemingen toegezegd met wie u contracten hebt gesloten om hen in te schakelen in het afschakelplan?

 

11.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Het DG Energie heeft samen met Elia en het crisis- en coördinatiecentrum van de regering een actieplan opgesteld met daarin de werkzaamheden voor de concretisering van de procedure bij schaarste. In Synergrid heeft men zich gebogen over de identificatie van de afschakelzones en de prioritaire afnemers. Het DG Energie heeft een studie gelanceerd over de mogelijke vraagbeperkende maatregelen, die gebruikt kunnen worden in geval van risico en schaarste. De Gewesten zijn betrokken bij die reflectie.

 

Elia sluit onderbreekbare contracten met netgebruikers, dat wil zeggen grote industriële verbruikers, die ermee instemmen om een deel van hun afname te onderbreken. Voor die dienst kent Elia aan die netgebruikers een vergoeding toe. In het kader van de onderbreekbare contracten werd nog geen contact opgenomen met de land- en tuinbouw.

 

Aggregators zouden op het niveau van het distributienet contracten kunnen sluiten met kleinere ondernemingen om energiebesparingen aan te bieden op basis van een sturing van het verbruik. Hierbij kan nagegaan worden of land- en tuinbouwbedrijven een rol kunnen spelen. Ik weet dat zij vragende partij zijn. Elia beoogt met de aggregators contracten te sluiten, aangezien deze ondernemingen Elia de mogelijkheid bieden om contracten te sluiten met ondernemingen die niet rechtstreeks op het transitienet zijn aangesloten. Proefprojecten met aggregators zijn momenteel lopende.

 

11.03  Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, dank u voor de toelichting. Er is dus al contact opgenomen met de land- en tuinbouwsector. Er worden ook proefprojecten opgestart. Het is dan belangrijk dat we de resultaten van die proefprojecten afwachten om te bekijken op welke manier die sector daarin kan participeren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Samengevoegde vragen van

- de heer Kristof Calvo aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "het uitblijven van een akkoord over het bevoorradingsplan" (nr. 18311)

- mevrouw Rita De Bont aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "het nieuwe bevoorradingsplan" (nr. 18313)

12 Questions jointes de

- M. Kristof Calvo au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "l'absence d'un accord sur le plan d'approvisionnement" (n° 18311)

- Mme Rita De Bont au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "le nouveau plan d'approvisionnement" (n° 18313)

 

12.01  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, u hebt al een gedeeltelijk antwoord gegeven. U bent eerlijk geweest over uw gebrek aan overredingskracht. Voorlopig bent u er niet in geslaagd de kern te overtuigen van uw kernplannen. Ondertussen vieren wij bijna één jaar uitrustingsplan. Het is niet meer dan normaal dat er diverse vragen over worden gesteld. Daarnet hadden wij het over de 1 000 megawatt. Er zijn natuurlijk nog andere aspecten die het voorwerp van een wetsontwerp of een koninklijk besluit zouden moeten zijn.

 

Welke aspecten zijn nog het voorwerp van bespreking?

 

Is er al een akkoord over de ondersteuning van gascentrales? Zal de ondersteuning enkel gelden voor nieuwe eenheden?

 

Acht u het mogelijk nog vóór het zomerreces de nodige wetsontwerpen voor te leggen aan het Parlement? Aan welke wetsontwerpen werkt u op dit moment?

 

12.02  Rita De Bont (VB): Mijnheer de staatssecretaris, vele vragen gaan in dezelfde richting. Wij zijn allemaal ongeduldig: wij hadden tegen 30 mei een voorstel verwacht en gedacht dat een akkoord zou kunnen worden bereikt. Blijkbaar was dat niet het geval. Ondertussen hebben wij ook vernomen dat alvast premier Di Rupo ervan overtuigd is dat enkel hernieuwbare energie niet zal volstaan om in de toekomst de nodige elektriciteit te leveren. Bovendien stoot uw voorstel om nieuwe gascentrales te subsidiëren ook op kritiek, onder meer van de CREG. Inmiddels tikt de klok verder: wij moeten de bedrijven dringend zekerheid bieden. Bovendien willen wij de consumenten een betaalbare energievoorziening verschaffen.

 

Mijnheer de staatssecretaris, wat is de huidige stand van zaken? Hoe wensen de collega’s die uw voorstellen niet steunen, de sluiting van de kerncentrales op te vangen? Wat weerhoudt u ervan om, als men in de meerderheid geen oplossing bereikt, met uw plannen naar het Parlement te komen en daar te zoeken naar brede steun voor uw plannen? Ik heb het woord “wisselmeerderheid” hier al horen vallen. U mag ook op onze steun rekenen. Ik neem aan dat u dit niet waardeert, maar in ieder geval is het zo. Er is dringend nood aan een plan en aan zekerheid voor onze bedrijven, die het land niet alleen verlaten voor de hoge loonkosten, maar ook omwille van de hoge energieprijs. Men moet dit ernstig nemen en er geen politieke spelletjes rond spelen.

 

12.03 Staatssecretaris Melchior Wathelet: De regering heeft inderdaad een debat gehouden over de globale aanpak en heeft op 4 juli 2012 een richtlijn uitgevaardigd om de Belgische bevoorradingscapaciteit inzake elektriciteit te vrijwaren. Het is de bedoeling dat de globale aanpak evenwichtig en gediversifieerd gebeurt. Deze aanpak vormt de samenvatting van alle mogelijke acties, en houdt rekening met de kalender van de kernuitstap, zoals die bepaald is op 4 juli 2012. Deze aanpak integreert ook de evolutie van de productiecapaciteit in België, hoofdzakelijk de geplande tijdelijke stillegging of conversie van de kerncentrales.

 

Het doel van de globale aanpak is de bevoorradingszekerheid te waarborgen tegen de beste kosten, door gebruik te maken van alle mogelijke hefbomen, rekening houdend met de milieudoelstellingen van België. Zo worden acties voorgesteld voor de bestaande centrales, voor de interconnecties, voor het beheer van de vraag, alsook steun voor investeringen die op middellange termijn noodzakelijk zijn om het productiepark te vernieuwen en te moderniseren, rekening houdend met de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen en met de kernuitstap.

 

Wegens de complexiteit van het dossier en de onzekerheden over de evolutie op de elektriciteitsmarkt is het nodig dat binnen de kern een sereen en grondig debat kan worden gevoerd. De meeste wetteksten die aan het Parlement zullen worden voorgelegd, zijn wel al klaar. Zij werden vooraf besproken.

 

Mijnheer Calvo, u twitterde vorige vrijdag nog dat er sinds 4 juli 2012 niets gebeurd is. Ik wil u zeggen dat de acties van de regering niet gemeten worden aan de hand van het aantal wetsontwerpen dat zij indient. Ik herinner u aan de concrete resultaten die sinds 4 juli 2012 geboekt zijn, met name het behoud van de kerncentrales in de Belgische regelzone, de toename met 300 megawatt van de interconnectie met Nederland, de toename met 70 megawatt inzake onderbreekbare contracten, de realisatie van de monitoring van de bevoorradingszekerheid die voor iedereen toegankelijk is via de website van Elia, en een akkoord met de CREG, Elia en Febeliec over de hervorming van de ondersteunende dienst van Elia, die vanaf 2014 zal worden getest.

 

Deze maatregelen hebben er, samen met andere specifieke initiatieven voor de winter van 2012-2013, voor gezorgd dat er geen schaarste optrad en dat er geen afschakeling heeft plaatsgevonden. Het gaat hier uiteraard niet om wetsontwerpen, wel om maatregelen die ervoor gezorgd hebben dat alle Belgen afgelopen winter stroom kregen, ondanks de moeilijke en onvoorzienbare omstandigheden.

 

12.04  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, ik ben ongelooflijk geflatteerd te vernemen dat u of uw medewerkers mijn twitteraccount op de voet volgen. Dat is fantastisch. Ik zou zeggen, nu nog onze wetsvoorstellen, en dan schieten wij weer een eindje op.

 

Het zou heel flauw zijn als ik zou stellen dat er niets gebeurd is de afgelopen tijd. U hebt een mooi overzicht gegeven van een aantal kortetermijnmaatregelen en ik ben niet te beroerd om dat te erkennen. Het is ook maar goed dat u die maatregelen hebt genomen.

 

Wij kunnen er echter niet omheen dat u op middellange en lange termijn nog maar weinig vooruitgang hebt geboekt. Het is opmerkelijk dat u, een jaar na de bespreking van het bevoorradingsplan en het uitrustingsplan in het kernkabinet, daaraan geen vervolg kunt geven. Ik denk dat u dat zelf zonet ook hebt toegegeven in uw antwoord. Dat is vervelend, vooral ook ten aanzien van de marktspelers.

 

Ik geef een heel concreet voorbeeld. De wet van 2003 is vandaag nog altijd onaangepast. In welk kader speelt de exploitant van Tihange 1? Voor die exploitant is dat ook onduidelijk. Het gaat mij dus niet alleen om de investeringen in gascentrales of de investeringen in hernieuwbare energie. Eenieder heeft recht op rechtszekerheid. Voorlopig kunt u die rechtszekerheid echter niet bieden. Volgens mij is daartoe wel een reeks wetsontwerpen nodig. Nu het hopelijk wat beter weer wordt, wil ik u aanmoedigen om van die zomerse energie gebruik te maken om wat wetgevend werk in te dienen.

 

12.05  Rita De Bont (VB): Mijnheer de staatssecretaris, ik twijfel er niet aan dat u beslist vooruitgang wilt boeken en dat u ook zekere ad-hocmaatregelen hebt genomen om ons tot nu toe van de nodige energie te voorzien.

 

Er is echter wel dringend nood aan een echt beleid, aan zekerheid. U kunt het ook niet helpen dat die besprekingen samenvallen met een begrotingsherziening en met de voorbereiding van een zesde staatshervorming, waarvoor u ook nog eens op de steun van Groen moet kunnen rekenen. Toch wil ik erop aandringen dat u zo snel mogelijk, liefst nog vóór het zomerreces, die wetgeving in het Parlement indient, zodat een concreet beleid aan het Parlement kan worden voorgesteld.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 18353 van de heer Thiéry wordt uitgesteld.

 

13 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de impact van de heropstart van Doel 3 en Tihange 2" (nr. 18357)

13 Question de M. Kristof Calvo au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "les conséquences du redémarrage de Doel 3 et Tihange 2" (n° 18357)

 

13.01  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, dit is, in alle bescheidenheid, een bovengemiddeld interessante vraag — ik zal er dus zeker over tweeten — want ze geeft ons de kans om nog eens stil te staan bij het fenomeen van potentiële overcapaciteit en het gebrek aan flexibiliteit van de energievoorziening in ons land. Dat fenomeen komt opnieuw een stuk in beeld — al mag men dat niet overdrijven — naar aanleiding van de heropstart van Doel 3 en Tihange 2 en de zomerperiode die er nu aankomt, die wordt gekenmerkt door een lagere vraag en een hogere hernieuwbare productie.

 

Een aantal waarnemers, onder andere de sectororganisatie voor zonne-energie, zegt dat het wijzer geweest zou zijn om de heropstart van Doel 3 en Tihange 2 minstens uit te stellen. Ik wou u, als energiekapitein, als de man die de lijnen uitzet en die, op de wetsontwerpen na, de energiepolitiek volop aan het vormgeven is, vragen wat uw houding daartegenover is.

 

Ik heb ook nog de volgende vragen.

 

Wat zal de impact zijn van de heropstart van Doel 3 en Tihange 2 op de bevoorradingszekerheid? Wat is uw reactie op de waarschuwing van onder meer PV-Vlaanderen? Was of is het een denkspoor om nucleaire eenheden uit te schakelen tijdens de zomermaanden? In welke mate kunnen de onderhoudswerken in de diverse nucleaire eenheden naar de zomermaanden worden afgeleid? Dat lijkt mij namelijk een relatief eenvoudige maatregel om op die problematiek in te spelen.

 

13.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mevrouw de voorzitter, ziehier mijn antwoord op deze interessante vraag.

 

Bij de huidige werkingsmodus van de kerncentrale kan, rekening houdend met de toenemende productie van hernieuwbare energiebronnen, de onsamendrukbare productie inderdaad op sommige ogenblikken de vraag overschrijden. Volgens de analyse blijft deze eventuele overproductie onder onze exportcapaciteiten.

 

Als het noodzakelijk is, heeft Elia verschillende middelen om de productie te verminderen of de productie uit te wisselen met andere netbeheerders. Als een overproductie kosten voor Elia veroorzaakt, zullen deze kosten worden doorgerekend aan de ARP die in overproductie is, maar niet aan de consument.

 

Momenteel vindt er een bespreking plaats tussen de transmissienetbeheerder en de eigenaars van de nucleaire eenheden om na te gaan of het mogelijk is om een tijdelijke vermindering van de nominale capaciteit op te nemen in het aanbod van de flexibiliteitsinstrumenten. Electrabel heeft een autorisatie gevraagd en voor een deel gekregen van het FANC en Bel V.

 

Momenteel zijn er reeds onderhoudsbeurten geprogrammeerd buiten de periodes van groot elektriciteitsverbruik.

 

13.03  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Ik begrijp dat er gesprekken aan de gang zijn om meer te spelen met de nucleaire capaciteit. De mogelijkheden daarvan zijn niet grenzeloos. Men zit immers met een onflexibele technologie en met oude kerncentrales.

 

Op lange termijn is de enige manier om ons energienetwerk te flexibiliseren meer flexibele capaciteit en minder nucleaire capaciteit, en graag op een iets sneller tempo dan vandaag.

 

Ik kijk uit naar het vervolg van dit verhaal.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Samengevoegde vragen van

- de heer Willem-Frederik Schiltz aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "GDF Suez-topman Gérard Mestrallet die dreigt met de afbouw van activiteiten indien de nucleaire taks niet verlaagd wordt" (nr. 18540)

- de heer Kristof Calvo aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de verklaringen van GDF Suez-topman Gérard Mestrallet over de nucleaire taks" (nr. 18858)

14 Questions jointes de

- M. Willem-Frederik Schiltz au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "les menaces de Gérard Mestrallet, président-directeur général du groupe GDF Suez, de réduire les activités du groupe si le montant de la taxe nucléaire n'est pas revu à la baisse" (n° 18540)

- M. Kristof Calvo au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "les déclarations du PDG de GDF Suez, M. Gérard Mestrallet, à propos de la taxe nucléaire" (n° 18858)

 

14.01  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, in een interview met de Franstalige krant Le Soir, heeft de heer Mestrallet, topman van de GDF Suezgroep, kritiek gegeven op de nucleaire taks van 550 miljoen euro, die dochterbedrijf Electrabel dient te betalen. Eind vorige maand maakte Electrabel bekend dat het voor het eerst in de geschiedenis rode cijfers noteert. Het betrof een verlies van 100 miljoen euro, wat grotendeels te verklaren zou zijn door de crisis op de Europese energiemarkt en door de economische crisis die het verbruik van energie enigszins heeft doen dalen.

 

Volgens Mestrallet heeft zijn groep de voorbije vijf jaar reeds 2,2 miljard euro belastingen betaald. In 2012 bedroeg de bijdrage aan de schatkist 638 miljoen euro. Hieruit concludeert hij dat Electrabel de grootste belastingbetaler van het land is. Mestrallet voegt hier zelfs letterlijk het volgende aan toe: "De belastingaanslag op de groep is nog nooit zo groot geweest, terwijl de rentabiliteit nog nooit zo laag lag."

 

Het Franse energiebedrijf vraagt daarom aan premier Di Rupo en aan uzelf een onderhoud. Hij wil met u de nucleaire taks bespreken. Hoewel Mestrallet hiermee de hand lijkt te reiken aan onze overheid, zet de topman onze regering onder druk via een juridische klacht, die momenteel nog loopt en waarover u uiteraard geen uitspraken kunt doen, en via het dreigement de activiteiten in ons land op een lager pitje te zetten.

 

Bent u bereid, samen met de premier, in gesprek te gaan met de top van GDF Suez over de nucleaire rente? Uiteraard ben ik bezorgd of en in welke mate het bedrag van de nucleaire rente onderhandelbaar zou zijn?

 

14.02  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Het begint stilaan een gewoonte te worden. Elke drie maanden solliciteren mevrouw Dutordoir of de heer Mestrallet in een interview, al dan niet gekoppeld aan een juridische klacht, naar compassie. Ik ben een empathisch iemand, zeker voor wie het in onze maatschappij moeilijker heeft, maar dat gevoel geldt voorlopig nog niet voor de groep GDF Suez, Electrabel of de woordvoerders ervan. De assertiviteit van het bedrijf in kwestie tegenover onze politieke overheid en onze burgers stoort mij mateloos.

 

Ik vraag om voorzichtigheid omtrent de wellicht goed bedoelde suggestie van collega Schiltz. Wij bepalen de regels van het spel, niet de tegenpartij.

 

Wat vindt u van de verklaringen van de heer Mestrallet?

 

Misschien is het gepast dat u zich boos maakt om te tonen dat u een sympathiek man bent die zijn collega’s in de regering op een rustige manier wil overtuigen. U kunt misschien zeggen dat u zo vertraging oploopt, maar dat er tegelijk grenzen zijn aan uw empathie. U pikt dat niet.

 

Hebt u al een uitnodiging ontvangen voor een gesprek? Gaat u daarop in?

 

Kloppen de aangehaalde cijfers over de betaalde belastingen?

 

Welke intenties heeft de regering met betrekking tot de nucleaire bijdrage?

 

Ik vermoed dat u andere pistes zal bewandelen dan dewelke de heer Mestrallet suggereert. Kunt u daarover duidelijkheid scheppen?

 

14.03 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, het bedrag van de nucleaire repartitiebijdrage, die grotendeels maar niet volledig door Electrabel wordt betaald, is bepaald door de regering en goedgekeurd door het Parlement. Het bedrag is dus niet onderhandelbaar en ik ben ervan overtuigd dat de regering sterke juridische argumenten heeft, die zij naar voren zal brengen tijdens haar verdediging voor het Grondwettelijk Hof.

 

De regering had natuurlijk veel liever gehad dat er geen procedure ter zake werd ingediend. Het verrast mij echter niet dat Electrabel – wij zullen zien of de andere volgen – het bedrag betwist voor de rechtbank. Electrabel had zelf aangekondigd dat het een procedure zou aanhangig maken indien het door de regering aan zo’n hoge belasting werd onderworpen.

 

Wij blijven voorts on speaking terms met Electrabel wat de verlenging van Tihange 1 betreft. Ik heb dat al gezegd in vorige antwoorden. Daarnaast ben ik steeds bereid een gesprek te hebben met de heer Mestrallet over de globale politiek en strategie van een groep zoals Electrabel/Suez, die natuurlijk een belangrijke plaats inneemt op de Belgische markt en die verantwoordelijk is voor een groot aantal arbeidsplaatsen en belangrijke economische activiteiten in ons land.

 

14.04  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de minister, ik probeer even het antwoord op mijn vraag te distilleren uit uw antwoord. U bent bereid om in gesprek te gaan, maar u hebt niet geantwoord of en in welke mate het bedrag van de nucleaire rente onderhandelbaar is.

 

14.05 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Die is niet onderhandelbaar.

 

14.06  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Die is niet onderhandelbaar. Dat had ik niet goed gehoord. Dat is een geruststelling.

 

Ik herinner mij voorts dat bij de vastlegging van het berekeningsmechanisme voor de nucleaire rente werd gekozen voor een systeem dat is gebaseerd op een vorig systeem, dat al enigszins door het Grondwettelijk Hof is gevalideerd. Ik ben blij dat u niet plooit voor de vermeende druk die Suez op ons land tracht te leggen. De energiesector lijkt mij trouwens activiteiten te ontplooien die rendabel genoeg zijn, zodat wij er niet voor hoeven te vrezen dat Electrabel onze contreien zal verlaten. Mocht het dat toch doen, denk ik dat er overnemers genoeg zijn.

 

14.07  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb uw antwoord goed begrepen. Ik dank u voor de duidelijkheid.

 

De volgens ons te lage nucleaire bijdrage is niet onderhandelbaar. Tegelijkertijd hoort het bij uw functie dat u zegt het gesprek te willen aangaan. Ik zou u willen adviseren om aan de heer Mestrallet duidelijk te maken dat u, als hij dergelijke oorlogsverklaringen blijft herhalen, geneigd zult zijn het Ecolo-Groenwetsvoorstel voor een rechtvaardige nucleaire bijdrage te steunen. U kunt dat op zijn minst eens proberen.

 

Op een moment dat de regering gedurende weken erover piekert hoe de begroting te doen kloppen, meen ik dat zulke pistes zelfs niet hoeven af te hangen van dergelijke oorlogsverklaringen. Ik blijf u dan ook aanmoedigen om ter zake de nodige moed aan de dag te leggen. Ik wens u veel succes op de koffie of thee in Parijs en Brussel.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

15 Question de Mme Karine Lalieux au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "les critiques entendues quant à la politique nationale et européenne de l'énergie" (n° 18535)

15 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de kritiek op het nationale en het Europese energiebeleid" (nr. 18535)

 

15.01  Karine Lalieux (PS): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, de nombreuses voix se sont fait entendre ces dernières semaines pour exprimer de l'inquiétude face à la sécurité d'approvisionnement et aux prix actuels et surtout futurs de l'électricité.

 

Certains collègues ont déjà interrogé M. le ministre Vande Lanotte en séance plénière du 6 juin dernier au sujet d'une étude réalisée à la demande de la FEB. Il me semble que cette étude allait un peu loin et voyait un peu dans une boule de cristal. Parmi les constats qu'elle mettait en évidence figurait la problématique de l'électricité et de l'approvisionnement, un vaste chantier nécessitant une vision européenne. Ils critiquaient le peu de vision européenne en la matière mais se sont aussi émus face à un Sommet européen qui avait eu lieu.

 

Sans reprendre l'entièreté de la réponse de M. Vande Lanotte, les acteurs du secteur regrettent l'absence de politique européenne en matière énergétique et la politique du chacun pour soi pratiquée par les États, mais préconisent ensuite davantage d'actions à l'échelon national, ce qui est un peu contradictoire.

 

Il est vrai que si l'Europe doit davantage construire une véritable politique énergétique à son échelon, il est également crucial que les pays agissent pour assumer et assurer leur approvisionnement et la maîtrise de leurs coûts énergétiques. Cela peut sembler paradoxal, mais c'est à n'en pas douter la bonne marche à suivre.

 

Je vous ai interrogé à de nombreuses reprises ces derniers mois sur l'actualité énergétique. Après la saga Doel 3 et Tihange 2, qui ont été réouverts dans de parfaites conditions de sécurité, l'urgence d'avancer dans votre plan adopté voilà un an en juillet 2012 demeure évidente et réelle.

 

Monsieur le secrétaire d'État, suite aux différentes sorties médiatiques dont je vous parlais au début de mon intervention et qui contenaient certaines critiques de votre plan énergie, pouvez-vous me dire si des contacts ont été pris avec les acteurs ayant critiqué votre plan, à savoir la FEB? Votre plan énergie a-t-il été abordé lors de ces rencontres et, le cas échéant, qu'en est-il ressorti? Enfin, pouvez-vous faire le point sur l'avancement de ce plan adopté en juillet 2012? Il me semble qu'il est important de le faire avancer pour respecter le timing des fermetures des centrales nucléaires.

 

15.02  Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Madame la présidente, je confirme que des contacts étroits et répétés ont été pris avec les acteurs du secteur, notamment avec les producteurs d'électricité représentés au sein de la FEBEG. Mon chef de cabinet et moi-même avons fait pas mal d'exposés devant les différentes fédérations. Nous avons chaque fois été disponibles et à l'écoute pour un certain nombre de questions/réponses dans le cadre de la présentation de ces plans. Nous avions d'ailleurs été invités par la FEB.

 

Chacun m'a fait part de ses critiques, de ses commentaires quant au plan proposé en matière de sécurité d'approvisionnement. Je crois pouvoir dire que personne n'a remis en cause les principes généraux du plan, notamment la réserve stratégique, l'appel d'offres pour de nouvelles capacités, le renforcement des interconnexions, l'optimalisation de la gestion de la demande, l'amélioration des conditions de marché pour les centrales existantes, les mesures qui visent à maintenir un maximum de centrales disponibles pour assurer la sécurité d'approvisionnement.

 

Individuellement, chaque acteur aura toujours tendance à insister positivement sur les mesures favorables à ses propres intérêts et négativement sur les autres. Je ne peux l'empêcher et je trouve cela normal. Dans le même temps, certains ont vraiment pu sortir de l'intérêt particulier de leur entreprise pour essayer d'avoir une vision globale.

 

Le plan est toujours sur la table du Conseil des ministres. Chacun pourra confirmer qu'il y a eu des consultations. Nous ne pouvons pas donner raison à tout le monde mais nous avons essayé d'adopter l'approche la plus équilibrée dans l'intérêt commun. Nous avons toujours envisagé la solution qui permettait de concilier au mieux les intérêts suivants: sécurité d'approvisionnement indispensable à garantir avec la meilleure sécurité possible, au meilleur prix, dans le respect des contraintes et du cadre donné, notamment les éléments environnementaux.

 

15.03  Karine Lalieux (PS): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie. J'entends bien que les consultations ont eu lieu. Il importe d'être à l'écoute du secteur. Je comprends que chacun pratique le lobbying pour ses propres intérêts. De même, il faut trouver une solution équilibrée. A priori, le plan présenté en juillet 2012 était considéré comme tel, puisque presque tous les partis s'y sont montrés favorables. Cela dit, c'était l'année dernière. Je me doute qu'il vous est difficile de répondre à ma question principale, qui portait sur la date de mise en œuvre du plan. Je rappelle que, dans un an, il y aura les élections. Il est sans doute trop tard pour appliquer cela dès juillet. J'espère que, dès la rentrée, les choses avanceront.

 

15.04  Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Ce sera fait dans trois semaines.

 

15.05  Karine Lalieux (PS): Tant mieux, nous sommes disponibles pour travailler sur cette question.

 

15.06  Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Quand vous dites qu'il est temps, je ne puis m'empêcher de penser que ce n'est pas tout à fait faux. Je me mets donc la pression!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

16 Question de M. David Clarinval au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "l'augmentation du précompte immobilier à la suite de la pose de panneaux photovoltaïques" (n° 18658)

16 Vraag van de heer David Clarinval aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de verhoging van de onroerende voorheffing voor woningen met zonnepanelen" (nr. 18658)

 

16.01  David Clarinval (MR): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, récemment, il m'est revenu que la pose de panneaux photovoltaïques chez un particulier serait perçue par l'administration fiscale comme étant un signe de richesse. Cette perception engendrerait une hausse de la valeur des maisons munies de ces panneaux, ce qui pousserait vers le haut le précompte immobilier.

 

Aujourd'hui, des milliers de personnes ont investi dans ce système. Une augmentation du précompte immobilier sur les maisons munies d'un tel système aurait un impact non négligeable sur les recettes fiscales de l'État et sur la rentabilité du système pour les particuliers.

 

Monsieur le secrétaire d'État, pouvez-vous m'indiquer si ces propos sont exacts? Qu'en est-il réellement?

 

Pouvez-vous, le cas échéant, me donner un ordre de grandeur quant au coût par installation (par kW par exemple) que cette perception fiscale engendrerait pour le contribuable?

 

Pouvez-vous m'indiquer de quel montant les recettes fiscales seraient augmentées grâce à cette perception spécifique?

 

16.02  Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Madame la présidente, cher collègue, ce n'est pas la première fois qu'il me revient que des agents du fisc percevraient la présence de panneaux photovoltaïques comme un signe extérieur de richesse pouvant éventuellement donner lieu à une réévaluation de l'habitation.

 

Je ne puis ni infirmer ni confirmer cette information. Il s'agit là d'une manière spécifiquement fiscale qui n'est pas de ma compétence. Je vous invite donc à interroger à ce sujet mon collègue Koen Geens, ministre des Finances.

 

16.03  David Clarinval (MR): Monsieur le secrétaire d'État, je prends acte de votre réponse. J'interrogerai donc votre collègue puisque, selon mes informations, c'est bien le cas.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Vraag van de heer Willem-Frederik Schiltz aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de kwetsbaarheid van de energiesector voor virussen en malware" (nr. 18703)

17 Question de M. Willem-Frederik Schiltz au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "la vulnérabilité du secteur énergétique en matière de virus et de logiciels malveillants" (n° 18703)

 

17.01  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, deze keer gaat het niet over de kwetsbaarheid van de energiesector op economisch vlak, wel over de informatica.

 

Twee jaar geleden heb ik reeds een vraag gesteld over de kwetsbaarheid van de energiesector voor virussen en malware. Het antwoord hierop was genuanceerd en geruststellend, maar uit een artikel van de mediagroep Concentra blijkt dat ons land onvoldoende voorbereid zou zijn op gerichte cyberaanvallen op vitale computernetwerken van onder meer gas- en elektriciteitsbedrijven. Dat is een conclusie van professor Bart Preneel van de KU Leuven, die internationale erkenning geniet op het gebied van internetbedrijven.

 

Het probleem heeft vooral te maken met het uitblijven van een gecoördineerd beleid hieromtrent. Hoewel wij sinds 2009 in België, zoals in vele andere landen, kunnen rekenen op een computer emergency response team of CERT, dat bij cyberaanvallen of pannes in actie schiet, zijn er toch nog heel wat tekortkomingen op het gebied van preventie en onderzoek.

 

Pas nadat het Vast Comité I in augustus 2011 aan de alarmbel trok heeft de federale regering werk gemaakt van een federale cybernota over de Belgische cyber-securitystrategie. In november vorig jaar werd deze goedgekeurd. Om de inhoud hiervan te implementeren is er echter geld nodig. Tot op heden is dat geld niet toegekend. Intussen werd in ons land wel al een Cybercrime Centre opgericht dat reeds een beperkt aantal initiatieven heeft genomen en een aantal onderzoeken coördineert.

 

Volgens professor Preneel is hiermee evenwel niets veranderd in de praktijk. Hij vindt dat de grootste zorg zou moeten uitgaan naar internetbeveiliging bij kritieke infrastructuren, onder andere die van gas- en elektriciteitcentrales. Daarom pleit hij in eerste instantie voor het realiseren en implementeren van specifieke noodplannen. Professor Preneel vindt bovendien dat dringend meer ingezet moet worden op onderzoek naar betere beveiligingsoplossingen. Ook Peter Mertens, woordvoerder bij het Crisiscentrum, heeft letterlijk gesteld dat er geen specifieke noodplannen bestaan voor een eventuele cyberaanval. Jos Liebens, woordvoerder bij Infrax, heeft te kennen gegeven dat de netbeheerder enkel te maken heeft gehad met enkele kleinere incidenten maar nooit geconfronteerd werd met echte cyberaanvallen. Hun gasnetten zouden echter immuun zijn voor zulke aanvallen, zo stelt hij, vermits ze op afstand gemonitord maar niet elektronisch gestuurd worden. Bij Elia zegt woordvoerster Barbara Verhaegen dat er voorzorgsmaatregelen en acties worden genomen tegen mogelijke indringers, dat haar veiligheidssysteem bovendien geaudit wordt en dat zij over een disaster recovery plan beschikt.

 

Uit het antwoord op mijn vorige parlementaire vraag bleek dat de meest recente vormen van malware het veelal gemunt hebben op de kwetsbaarheden in het SCADA-systeem. Ook in de energiesector wordt er vaak gebruikgemaakt van deze systemen, wat hen bijgevolg meer kwetsbaar maakt.

 

Uit een recent rapport over de veiligheid van zogenaamde SCADA-systemen blijkt echter dat het aantal gedetecteerde kwetsbaarheden en foutindicaties spectaculair gegroeid is in 2012. Het aantal kwetsbaarheden is sinds 2010 maar liefst vertwintigvoudigd; 54 procent van deze systemen in Europa zou hiaten vertonen. Bovendien scoren de Verenigde Staten en Europa mondiaal heel slecht met betrekking tot hun houding en maatregelen aangaande de beveiliging van internetsystemen.

 

Wat is de kwetsbaarheid van België voor malware en virussen? Op basis van welke gegevens en rapporten kunt u conclusies trekken? Deelt u de mening van de geciteerde specialisten? Welke acties en maatregelen bent u bereid te nemen om de internetbeveiliging voor kritieke infrastructuur te vergroten? Hebt u weet van cyberaanvallen in België? Hoeveel zijn het er geweest? Wanneer zal de federale cybernota worden geïmplementeerd? In welk budget zal hiervoor worden voorzien?

 

Welke initiatieven heeft het pas opgerichte Cybercrime Centre reeds genomen en welke lessen kunnen hieruit getrokken worden? Welke maatregelen bent u bereid te nemen ten aanzien van de kwetsbare SCADA-systemen? In welke maatregelen wordt momenteel voorzien als de vitale energie-infrastructuren worden platgelegd ten gevolge van cyberaanvallen? Wanneer worden er specifieke noodplannen opgesteld en geïmplementeerd? Bent u bereid om mee in te zetten op onderzoek naar betere beveiligingsoplossingen?

 

17.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Van de acht vragen vallen de vierde en vijfde niet onder mijn bevoegdheid.

 

Ten eerste, de cyberdreiging is en blijft reëel. Om te voorkomen dat pogingen tot cyberaanvallen slagen, dienen bedrijven, waaronder ook nutsbedrijven voor elektriciteit en aardgas, preventieve maatregelen te nemen. Die kunnen gaan van technische maatregelen tot bepaalde bedrijfsprocessen en de bewustmaking van het personeel om zich zo goed mogelijk te beschermen tegen dergelijke aanvallen. Het blijft echter altijd moeilijk zich voor honderd procent te wapenen tegen cyberaanvallen.

 

Ten tweede, de Europese richtlijn 2008/114 inzake de identificatie van Europese kritieke infrastructuren, de aanmerking van infrastructuren als Europese kritieke infrastructuren en de beoordeling van de noodzaak de bescherming van dergelijke infrastructuren te verbeteren werd in Belgisch recht omgezet door wet van 1 juli 2011 en het koninklijk besluit van 22 december 2011.

 

De wetgeving voorziet in vier sectoren waarbinnen de kritieke infrastructuren worden geïdentificeerd: energie, vervoer, financiën en elektronische communicatie. De sectorale overheid, bevoegd voor de aanduiding van de kritieke infrastructuren binnen de energiesector is de algemene directie-generaal van de FOD Economie.

 

Momenteel zijn de voorbereidingen van de aanduiding van deze infrastructuur lopende. Wanneer de aanduiding definitief is, zal de sectorale overheid de aanduiding van de infrastructuur als kritiek aan de exploitant betekenen. Binnen een termijn van één jaar zal de exploitant een beveiligingsplan uitwerken met het oog op het voorkomen, beperken en neutraliseren van de risico’s op de verstoring van de werking of de vernietiging van de kritieke infrastructuren door het op punt stellen van interne materiële en organisatorische maatregelen.

 

Bij de procedure van de uitwerking van een dergelijk plan, kan worden nagegaan of cyberaanvallen tot deze potentiële bedreigingen behoren. Binnen dezelfde termijn implementeren de exploitanten de interne beveiligingsmaatregelen die in het beveiligingsplan zijn opgenomen.

 

Ten derde, op Europees niveau werd binnen de TSO of European Network of Transmission System Operators een officiële werkgroep, de Cyber Security Expert Group, opgericht. Deze groep heeft een belangrijke rol gespeeld bij het ontwikkelen van een interne strategie voor cyberveiligheid binnen de TSO.

 

De groep adviseert de transmissienetbeheerders zich op de hiernavolgende drie domeinen te richten: beschikbaarheid van gegevens, integriteit en vertrouwelijkheid om de veiligheid van de elektriciteitsvoorzieningen te waarborgen. Bovendien moeten de transmissienetbeheerders gemeenschappelijke veiligheidsnormen instellen om hun onderlinge werking zo veilig mogelijk te maken.

 

Op nationaal niveau bestaan tussen de voornoemde partijen contacten ad-hoc. Een overleg over cyberaanvallen binnen de elektriciteits- en aardgassector heeft nog niet plaatsgevonden.

 

Ten zesde, voor zover ik weet, zijn bij de nutsbedrijven in de energiesector op het vlak van aardgas en elektriciteit nog geen geslaagde pogingen van cyberaanvallen vastgesteld.

 

Ten zevende, om te bepalen of bijkomende maatregelen nodig zijn, behalve de preventieve maatregelen die door de nutsbedrijven worden getroffen, dient eerst een grondige analyse te gebeuren. Indien blijkt dat initiatieven binnen de energiesector wenselijk of noodzakelijk zijn, kan daartoe ook een overleg worden georganiseerd binnen het BELNIS-platform, zijnde het overlegplatform van de informatieveiligheid, dat voor een algemene coördinatie van de federale overheidswebsites instaat.

 

Bij de identificatie van dergelijke maatregelen lijkt het mij niet aangewezen die maatregelen publiek op te lijsten, aangezien een dergelijke oplijsting een risico kan inhouden.

 

Tot op heden bestaat er in de energiesector nog geen uniek disaster recovery plan of specifiek noodplan. Op verschillende niveaus, zowel in de overheids- als in de privésector, worden in dit verband initiatieven genomen. Deze kwesties worden in het BELNIS-platform, het crisis- en coördinatiecentrum van de regering, besproken.

 

17.03  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, het stelt mij gerust dat uw richtlijn ter harte wordt genomen en dat de directie van de FOD Economie de uitvoering ervan op zich neemt.

 

Is de uitvoering van die wet voor dit jaar? De wet werd immers omgezet in 2011 en intussen zijn wij in 2013.

 

17.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Het koninklijk besluit dateert van december 2011. De wet wordt dit jaar ten uitvoer gebracht.

 

17.05  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Dat is goed nieuws.

 

U verwees naar enkele initiatieven. Kan ik de schriftelijke weergave krijgen van uw omvangrijk antwoord?

 

De algemene indruk die ik uit uw antwoord kan afleiden, is dat er wel aandacht wordt besteed aan deze aangelegenheid, maar dat zij geen hoge prioriteit geniet. Het is geruststellend dat wij nog geen heftige aanvallen te verduren hadden. Ik wil zeker geen paniekzaaier zijn, maar het is wel een probleem dat hoger opschuift in de internationale indicatoren van terrorisme. Wij merken dat het internet steeds vaker als medium wordt gekozen om bepaalde landen en economieën te treffen. Een denial-of-service attack, tegelijk uitgevoerd op onze nutsvoorzieningen of strategische sectoren en die van de buurlanden, zou niet in te schatten economische gevolgen hebben. Ik hoop dat men gestaag aan deze kwestie voortwerkt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.27 uur.

La réunion publique de commission est levée à 12.27 heures.