Commission de la Justice

Commissie voor de Justitie

 

du

 

Mardi 11 juin 2013

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 11 juni 2013

 

Namiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.28 uur en voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.

La séance est ouverte à 14.28 heures et présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.

 

01 Vraag van de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de wapenwetgeving en de uitgeprinte 3D-wapens" (nr. 18105)

01 Question de M. Stefaan Van Hecke à la ministre de la Justice sur "la législation relative aux armes et les armes fabriquées par les imprimantes 3D" (n° 18105)

 

01.01  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik kom terug op een nieuwsbericht van enkele weken geleden. Een Amerikaanse student maakte bekend dat hij erin geslaagd was een werkend pistool af te drukken met een 3D-printer. Het pistool, de Liberator, bestaat uit 16 plastic onderdelen en een nagel, als slagpin. Dergelijke toestellen zijn nog duur, maar wel vrij beschikbaar. Bovendien werd het bouwplan al zeer veel gedownload. Dat impliceert uiteraard ook heel wat risico's.

 

Vandaar heb ik de volgende concrete vragen voor u.

 

Ten eerste, bent u van oordeel dat het nodig is om preventieve maatregelen te nemen om te voorkomen dat die wapens ook in Vlaanderen opduiken?

 

Ten tweede, is het bezit, de invoer of de productie van dergelijke wapens momenteel legaal of illegaal? Kunnen die wapens momenteel worden vergund? Ik heb gemerkt dat u vorig weekend andere stringente maatregelen hebt genomen, maar ik vrees dat dat wapen daar niet onder zal vallen.

 

Ten derde, bent u het met mij eens dat het noodzakelijk is dat de federale overheid anticipeert of proactief nadenkt over de huidige wetgeving, zodat die praktijken duidelijk en specifiek in de wet opgenomen worden? Moeten wij de productie en het bezit van die 3D-geprinte wapens aan banden leggen?

 

01.02 Minister Annemie Turtelboom: De 3D-printersoftware is ontworpen voor de aanmaak van onderdelen van apparaten van allerlei aard en laat bijvoorbeeld toe om nog onderdelen te produceren waarvan de massaproductie al lang is stopgezet. De aanwending voor het produceren van wapens of andere crimineel aanwendbare voorwerpen is, zoals vaak, een ongewenst neveneffect. Dat betekent niet dat de toepassing geweerd moeten wegens het misbruik dat ervan kan worden gemaakt.

 

De technische evolutie wordt nauwgezet opgevolgd. Indien nodig wordt advies ingewonnen bij onder andere de leerstoel Ballistiek van de Koninklijke Militaire School en de proefbank voor vuurwapens te Luik. Wij blijven dus zeer waakzaam.

 

Voor alle duidelijkheid zijn er, volgens de federale politie, op het Belgische grondgebied geen dergelijke wapens aangetroffen.

 

Er is volgens mij geen expliciete rol weggelegd voor de Federal Computer Crime Unit. Haar taak is het bestrijden van vormen van cybercriminaliteit, zoals het hacken, cyberspionage en aanvallen op ICT-systemen.

 

De problematiek is zeer recentelijk nog ter sprake gekomen op Europees niveau en, meer in het bijzonder, in de expertengroep Politie en Douane. Het is duidelijk dat de Europese Commissie zich bewust is van de ernst van het fenomeen. Zij maakt ook de lidstaten ervan bewust. Volgens de Europese Commissie zijn de beperkingen van de huidige Europese richtlijnen ter zake overigens toereikend.

 

In de wapenwet van 8 juni 2006 werd bepaald dat men een erkende wapenhandelaar moet zijn om vuurwapens, onderdelen of munitie ervoor te vervaardigen, herstellen, wijzigen, verhandelen of anderszins ter beschikking te stellen.

 

Ingevolge een uitvoeringsbesluit op dit wetsartikel is dit tevens zo voor niet-vuurwapens.

 

Het wettelijk statuut van wapens hangt niet af van de materie waaruit ze zijn gemaakt of van de fabricagemethode. Is het resultaat een vuurwapen zoals in het filmpje, dan is het een vergunningsplichtig wapen.

 

Alvorens het op de markt mag worden gebracht, moet een vuurwapen ook vooraf door de proefbank in Luik op zijn sterkte worden beproefd. De wettelijk voorgeschreven normen zijn zeer streng.

 

Op dat vlak hebben wij dus een wetgeving die momenteel volstaat, maar het kan best zijn dat dit door de technische evolutie in de toekomst zal moeten worden geactualiseerd.

 

01.03  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik begrijp goed dat het aanmaken of het ter beschikking stellen van dit wapen of van onderdelen ervan verboden is in onze en de Europese wetgeving.

 

Het probleem is echter dat iemand die zich op die manier een wapen verschaft dat niet zal aangeven. Als hij dat zal maken, zal hij daar eventueel van willen gebruikmaken zonder dat het geweten is.

 

Daarom vraag ik u om hierover na te denken en proactief te handelen. Het mag wel allemaal onder die wetgeving vallen, maar als men wapens op een gemakkelijke manier zelf kan maken, zal men aan de wetgeving kunnen ontsnappen.

 

Ik roep dus op om, in de mate van het mogelijke, proactief op te treden tegen een dergelijke aanmaak van wapens.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Vraag nr. 18193 van mevrouw Galant wordt uitgesteld.

 

02 Vraag van mevrouw Rosaline Mouton aan de minister van Justitie over "de jeugdprocedure van het hof van beroep" (nr. 18243)

02 Question de Mme Rosaline Mouton à la ministre de la Justice sur "la procédure applicable aux jeunes devant la cour d'appel" (n° 18243)

 

02.01  Rosaline Mouton (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, sedert geruime tijd wordt in de jeugdkamer van het hof van beroep te Gent een aangepast procesreglement toegepast, waarbij de comparitie na antwoord de centrale pijler wordt van de civiele procedure voor de jeugdkamer.

 

De procedure is onderverdeeld in verschillende fases, namelijk de schriftelijke ronde, oftewel het verzoek hoger beroep en de antwoordconclusie; de mondelinge ronde, oftewel de comparitie na antwoord; het advies van het openbaar ministerie; en ten slotte het beraad en de uitspraak.

 

De gedachte achter het voormelde procesreglement is om het geschil omtrent de minderjarige op een minnelijke wijze te beëindigen, om de procesgang aanzienlijk te verkorten, om de rechter te activeren en om het vertrouwen van de individuele procespartij in Justitie te herstellen.

 

Het procedurereglement stelt dat een zaak wordt ingeleid op de eerste nuttige zitting na het neerleggen van het verzoekschrift tot hoger beroep. Op heden dient te worden vastgesteld dat de eerste nuttige zitting evenwel de facto neerkomt op een datum meer dan een half jaar na het neerleggen van het verzoekschrift. Artikel 1062 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt evenwel dat de gewone termijn van verschijning in hoger beroep voor hen die hun woonplaats of verblijfplaats hebben in België, vijftien dagen bedraagt.

 

Indien op de inleidingszitting de zaak niet klaar is voor behandeling, wordt een procedurekalender afgesproken. Gelet op het gegeven dat de geïntimeerde pas een week voor de inleidingszitting een antwoordconclusie dient neer te leggen, komt het mij voor dat in vele gevallen de zaak niet klaar voor behandeling zal zijn en de zaak derhalve opnieuw voor verschillende maanden zal worden uitgesteld.

 

Mag ik u dan ook vragen mij te willen laten weten of de voormelde procedure zijn doel bereikt? Maakt de huidige procedure geen schending uit van het voormelde artikel 1062 van het Gerechtelijk Wetboek? Op het eerste gezicht lijkt namelijk dat een verkorting van de procedure niet mogelijk is aangezien de inleidingszitting zodanig ver in de toekomst wordt gefixeerd.

 

Aangezien het een proefproject betreft dat reeds geruime tijd loopt, meen ik dat de resultaten inmiddels gekend moeten zijn. Wat zijn de resultaten? Wat zijn de bevindingen van de rechtszoekenden, advocaten en raadsheren hieromtrent? Zal het proefproject nog worden voortgezet en desgevallend worden uitgebreid?

 

02.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw Mouton, voor het antwoord op uw vraag werd het parket van het hof van beroep te Gent geraadpleegd.

 

Immers, het openbaar ministerie in civiele zaken vervult een adviserende rol en kan vanaf de eerste lijn zijn ervaring met dit project meedelen.

 

Het openbaar ministerie laat mij het volgende weten. Ten eerste, het procesreglement ter zake, de schikkingscomparitie waarvan sprake, werd in 2009 als proefproject ingevoerd door de toenmalige voorzitter van de jeugdkamer van het hof. Beide jeugdrechters in beroep hebben bij de aanvang van hun werking in de jeugdkamer besloten om het procesreglement als proefproject voorlopig te handhaven en het aan een evaluatie binnen de sector personen- en familierecht van het hof te onderwerpen tegen het einde van het huidige gerechtelijke jaar. Deze evaluatie is thans naar verluidt lopende doch het resultaat ervan is nog niet gekend.

 

Ofschoon de inleidingsdatum actueel inderdaad uitloopt tot een zestal maanden, leert de ervaring dat de meerderheid van de zaken effectief kunnen worden behandeld bij de eerste verschijning van partijen op de inleidingszitting en dat zij dan ook meteen in beraad kunnen worden genomen. Dit impliceert dat, indien het reglement door de partijen wordt gevolgd, de doorlooptijd van de procedure wordt beperkt tot gemiddeld vijf tot zes maanden wat proceseconomisch, gezien de achterstand in de fixatietermijnen van het hof, een zeer grote tijdswinst betekent.

 

De ervaring leert dat slechts een kleine minderheid van de zaken wordt uitgesteld omdat de partijen, of hun raadslieden, daar expliciet om verzoeken. Deze zaken worden dan eveneens op zeer korte termijn voor verdere behandeling gefixeerd. Op vraag van de partijen wordt door het hof afgeweken van het procesreglement om heel dringende zaken alsnog bij voorrang te behandelen.

 

De bevinding van het openbaar ministerie in de jeugdkamer met betrekking tot dit proefproject is dan ook positief nu door de toepassing van het procesreglement de doorlooptijden in jeugdzaken veel korter blijken te zijn dan in de andere burgerlijke kamers van het hof.

 

02.03  Rosaline Mouton (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik zal de zaak verder opvolgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Justitie over "het verkeersveiligheidsfonds" (nr. 18224)

03 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu à la ministre de la Justice sur "le Fonds de la sécurité routière" (n° 18224)

 

03.01  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de minister, de inningen van boetes brachten vorig jaar ruim 382 miljoen euro op voor de Schatkist. Dat geld is vooral afkomstig van verkeersboetes. Een klein deel daarvan gaat naar het verkeersveiligheidsfonds, dat vooral de lokale politie financiert en alle initiatieven die dankzij het fonds omtrent verkeer en veiligheid worden genomen.

 

Ook Justitie krijgt middelen uit het verkeersveiligheidsfonds toebedeeld.

 

Mevrouw de minister, ten eerste, welke bedragen kreeg Justitie de afgelopen jaren respectievelijk toebedeeld uit het verkeersveiligheidsfonds? Zijn die bedragen opgebruikt of zijn er nog reserves?

 

Ten tweede, welk percentage vertegenwoordigen die bedragen ten opzichte van het totaalbedrag in het verkeersveiligheidsfonds? Waartoe was het geld uit het fonds voorts nog bestemd?

 

Ten slotte, waaraan werden de middelen voor Justitie besteed? Waarvoor zullen die middelen de komende jaren worden gebruikt?

 

03.02 Minister Annemie Turtelboom: Artikel 5, § 2, van de wet van 6 december 2005 betreffende de opmaak en de financiering van actieplannen inzake verkeersveiligheid, voorziet erin dat een gedeelte van het verkeersveiligheidsfonds ter beschikking wordt gesteld van de FOD Justitie, met als doel de financiering van alternatieve maatregelen of straffen die met name slaan op de verbetering van de verkeersveiligheid.

 

De bedragen die in dat verband aan de FOD Justitie werden overgemaakt tussen 2006 en 2011, zijn de volgende. Ik geef u zo dadelijk de cijfers op papier, zodat u nu geen notities hoeft te maken. In 2006 ging het om 3 082 301 euro, in 2007 om 4 519 105 euro, in 2008 om 4 945 740 euro, in 2009 om 4 689 779 euro, in 2010 om 5 490 136 euro en in 2011 om 5 790 568 euro. De bedragen voor 2012 en 2013 zijn momenteel nog niet bekend, maar we zien wel dat er op zes jaar tijd een stijging is van zowat 3 miljoen euro naar ruim 5,7 miljoen euro.

 

In 2012 kregen de federale en de lokale politiezones 96 742 228 euro uit het verkeersveiligheidsfonds. Daarvan gaat het grootste deel naar de lokale politiezones. Het ministerieel besluit van 28 januari 2013 met de verdeling is verschenen in het Belgisch Staatsblad op 6 februari 2013.

 

Een gedeelte van het verkeersveiligheidsfonds wordt ter beschikking gesteld van de FOD Justitie, met als doel de financiering van alternatieve maatregelen of straffen die met name slaan op de verbetering van de verkeersveiligheid. Ik vernoem een onderdeel.

 

Het DG Justitiehuizen van de FOD Justitie ontving in dat raam sinds 2006 de volgende subsidies. In 2006 ging het om 247 277 euro, in 2007 om 736 456 euro, in 2008 om 905 068 euro, in 2009 om 1 143 054 euro.

In 2010 was het 1 232 519 euro. In 2011 was het 1 372 059 euro. In 2012 was het 1 505 415 euro. En in 2013 is het 1 683 506 euro.

 

Men stelt daarbij een gradueel stijgende inspanning van de FOD Justitie vast ten opzichte van alternatieve maatregelen en straffen. Het gaat vooral om de financiering van specifieke sensibiliseringscursussen voor verkeersovertreders bij het Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid, voor het rijden onder invloed van alcohol, illegale drugs, verkeersagressie, en de specifieke omkadering van werkstraffen gericht op verkeersovertreders bij bijvoorbeeld Pro Velo.

 

De aanwending van die middelen in het kader van de alternatieve straffen zal in de komende jaren verder gradueel worden uitgebouwd. Ook wordt onderzocht op welke wijze het toepassingsgebied kan worden uitgebreid met het oog op een optimale aanwending van de beschikbare middelen en de niet-gebruikte saldi van de voorbije jaren.

 

03.03  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor het uitvoerig antwoord, waaruit ik afleid dat de alternatieve maatregelen ook voor verkeersmisdrijven aan terrein winnen. De bedoeling is om overtreders op een meer gevarieerde manier en dus op maat te kunnen aanpakken, niet alleen door de klassieke straffen als een boete of een vervangende gevangenisstraf, maar ook door werkstraffen en te volgen cursussen. Op die manier krijgt de magistraat een groter palet om op maat van de overtreder te werken.

 

03.04 Minister Annemie Turtelboom: Ik deel helemaal de visie dat men moet beschikken over een differentiatie van straffen. Niet iedereen die iets fout doet, moet naar de gevangenis. Die straf kan ook uit de alternatieve maatregelen bestaan, zoals we er financieren vanuit het Verkeersboetefonds.

 

De differentiatie van het strafarsenaal is de essentie van de politiek die ik ontwikkel in de strafuitvoering. Het betreffende project past perfect in dat kader.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van mevrouw Bercy Slegers aan de minister van Justitie over "de benoeming van de leden bij de commissie van toezicht bij de gevangenis van Ieper" (nr. 18300)

04 Question de Mme Bercy Slegers à la ministre de la Justice sur "la nomination des membres de la commission de surveillance de la prison d'Ypres" (n° 18300)

 

04.01  Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de minister, recent ontving ik een schrijven van de voorzitter van de commissie van toezicht van de gevangenis van Ieper. Hij meldde mij dat hij reeds einde 2012 de voordracht heeft gedaan van zes nog te benoemen leden van deze commissie. De benoeming van deze leden is tot op heden nog niet gebeurd.

 

De aanhoudende gevangenisoverbevolking maakt dat het leven binnen de Belgische gevangenissen niet altijd even gemakkelijk verloopt. De commissies van toezicht spelen daar natuurlijk een belangrijke rol in. Ook geven zij advies ten overstaan van uw ambt.

 

Vermits de wettelijke bepalingen over deze commissies in de basiswet van het gevangeniswezen van 2005 nog niet in werking zijn getreden, wordt hun samenstelling en bevoegdheid tot op heden nog steeds beheerst door het koninklijk besluit houdende het algemeen reglement van de strafinrichtingen.

 

Artikel 138quinquies, § 2, van dat KB kent de bevoegdheid tot het benoemen van de leden op voordracht van de Centrale Toezichtsraad en op advies van de voorzitter van het comité van toezicht toe aan de minister van Justitie. De leden worden in principe benoemd op grond van hun deskundigheid of ervaring met betrekking tot de taken die ze moeten uitoefenen. De Centrale Toezichtsraad en de voorzitter hebben hun deel van de procedure reeds volbracht.

 

Mevrouw de minister, welke zijn de beletselen waardoor deze benoemingen tot op heden nog niet hebben plaatsgevonden. Wat is de stand van zaken betreffende de inwerkingtreding van dit deel van de basiswet van het gevangeniswezen?

 

04.02 Minister Annemie Turtelboom: Ik kan u heel kort antwoorden. De kandidaturen zullen worden besproken op de Centrale Toezichtsraad op 19 juni 2013. Daarna zal worden overgegaan tot de benoeming van de kandidaten.

 

Op een bepaald ogenblik zijn er intern kandidaturen zoek geraakt, waardoor de procedure nu uitzonderlijk lang duurt. Dit is eigenlijk niet de bedoeling. Op 19 juni zal er een kandidaat worden voorgedragen, denk ik, dus begin volgende week. Dan zal dat dossier gedeblokkeerd zijn.

 

04.03  Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de minister, als op 19 juni de kandidaturen worden voorgedragen, is het noodzakelijk dat er dan heel vlug een handtekening van u volgt. In andere comités van toezicht zijn de benoemingen al lang gedaan, enkel hier bleef men nog achter. Ik begrijp dat vóór de zomer alles in orde zal zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Interpellatie van de heer Bert Schoofs tot de minister van Justitie over "de interne verwikkelingen en de stand van zaken in het onderzoek naar de Bende van Nijvel" (nr. 92)

05 Interpellation de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "les problèmes internes et la situation en ce qui concerne l'enquête sur les tueurs du Brabant" (n° 92)

 

05.01  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, wij hebben onlangs goed en slecht nieuws gekregen in de zaak van het speurwerk naar de Bende van Nijvel. Het slechte nieuws was dat er blijkbaar een conflict was gerezen tussen het oude speurdersteam van Dendermonde en het nieuwe van Charleroi. Er waren verklaringen over manipulaties van het onderzoek, die destijds zouden hebben plaatsgevonden in Dendermonde.

 

Als gevolg daarvan werd wederzijds een aantal klachten uitgewisseld. Een van de vroegere speurders zou zelfs met de dood zijn bedreigd, iemand die trouwens jarenlang in het dossier werkzaam is geweest. Dat was weinig opbeurend.

 

Tijdens een ontmoeting met nabestaanden van slachtoffers werden evenwel vorderingen gemeld door het huidige speurdersteam. Daarbij werd gesteld dat er momenteel nog niet genoeg bewijzen voorhanden zijn om arrestaties te kunnen verrichten maar dat er blijkbaar wel schot in de zaak zit. Wat dit precies inhoudt, weet ik ook niet. Het is onbekend om welke zaken het gaat. Feit is wel dat de tijd dringt omdat de verjaringstermijn in dit dossier eind 2015 zou verstrijken. Volgens mij is dat in november 2015.

 

Mevrouw de minister, wat is de situatie met betrekking tot de speurders? Dreigt dat conflict niet te escaleren, met eventueel nadelige gevolgen voor het onderzoek?

 

Kunt u een uitspraak doen in verband met de eventuele verlenging van de verjaringstermijn, nogmaals? Ik moet het inderdaad zo stellen, nogmaals. Zou het niet nuttig zijn om de verjaringstermijn nogmaals te verlengen zodat die misdrijven vervolgd kunnen blijven en er misschien ooit enige rust komt voor de nabestaanden van de slachtoffers, met betrekking tot de zaak waarin zij hun dierbaren hebben verloren?

 

05.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, voor alle duidelijkheid, er woedt geen oorlog tussen de vorige en de huidige onderzoekers. Het is niet zo dat de huidige onderzoekers goed zijn en de vorige slecht waren. De onderzoeksrechter past alleen een aanbeveling van de parlementaire onderzoekscommissie toe. Die had in een verslag van 1997 immers laten weten dat het onderzoek en de onderzoekers mogelijks gemanipuleerd werden en dat moest worden nagegaan wat daarvan aan was. De onderzoeksrechter geeft dus gevolg aan die aanbeveling door de mogelijke manipulatie te onderzoeken, zonder daarbij de integriteit van de vorige onderzoekers in twijfel te trekken.

 

Indien blijkt dat er effectief sprake was van manipulatie kan dat het dossier uiteraard wezenlijk vooruithelpen. Ik meen dat het ook de taak is van de onderzoeksrechter om dit nu uit te spitten.

 

De feiten zullen inderdaad verjaren op 10 november 2015, binnen tweeënhalf jaar, wat de onderzoekers nog de tijd geeft om de zaak verder uit te spitten.

 

Tot dan wordt het gerechtelijk onderzoek actief voortgezet. De onderzoekers onderzoeken de verschillende bestaande pistes overigens nog steeds zeer gemotiveerd. Een team van twaalf onderzoekers werkt onafgebroken aan de opheldering van deze zaak en zal dat blijven doen tot het verval van strafvordering, ongeacht de datum ervan.

 

Het College van procureurs-generaal heeft op een bepaald tijdstip advies verstrekt inzake de verjaring van het dossier, maar dat kan uiteraard nog altijd in de tijd evolueren. Verjaring is een essentieel beginsel in ons recht en onze rechtspleging. De mogelijkheid om een verjaringstermijn te verlengen moet zeer aandachtig en zeker niet overhaast worden onderzocht.

 

De opheldering van de zaak is de prioriteit en moet dat ook blijven, maar er rest nog tweeënhalf jaar tot de verjaring in werking treedt. Ik zet nu niet in op een discussie over de verjaring van het dossier, maar vooral op het motiveren van de onderzoekers om ervoor te zorgen dat er, hopelijk, een deblokkering komt in dit maatschappelijk zeer belangrijk dossier voor ons land, niet alleen voor de slachtoffers, maar ook voor vele anderen.

 

05.03  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, oorlog zou kunnen, misschien is de term slecht gekozen, maar in elk geval zijn er toch een aantal achterhoedegevechten geleverd, zoals wij in de media vernamen. Sommige onderzoekers hebben zelfs de media te woord gestaan. Sommige slachtoffers geloven er niet meer in. Iemand heeft zelfs de frustratie van zich af proberen te schrijven in een boek.

 

Als er dan toch lichtpunten zijn, moeten wij er alles aan doen om ervoor te zorgen dat dit onderzoek tot een goede einde komt.

 

Ik heb zeker niet over goede en slechte speurders gesproken. Wanneer er eventueel manipulatie aan de orde zou zijn geweest, moet dat worden onderzocht. De ene groep heeft de andere misschien verkeerd begrepen doordat men dacht dat men iemand in een slecht daglicht wou stellen, wat zeker niet het geval is.

 

Mevrouw de minister, veiligheidshalve zal ik een motie neerleggen.

 

05.04 Minister Annemie Turtelboom: (…)

 

05.05  Bert Schoofs (VB): Ja, mevrouw de minister, een motie van aanbeveling. Ik meen dat hier een enorm misverstand bestaat over moties. Met een motie van aanbeveling vuren wij niet op de regering, wij sporen ze aan. Dat is een soort van aanmoediging.

 

Ik vraag u zelfs niet om de verjaringstermijn te verlengen. Dat kan trouwens in het Parlement gebeuren. Wij kunnen perfect een wetsvoorstel indienen.

 

Ik wil deze regering aansporen. Ik denk dat elke regering daartoe al is aangespoord. Zolang dit onderzoek loopt, moeten alle nodige stappen worden genomen zodat het Bendeonderzoek alsnog tot vervolgingen en veroordelingen kan leiden.

 

Moties

Motions

 

De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Bert Schoofs en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellatie van de heer Bert Schoofs

en het antwoord van de minister van Justitie,

verzoekt de federale regering

om de nodige stappen te ondernemen zodat het Bendeonderzoek alsnog tot vervolgingen en veroordelingen kan leiden."

 

Une motion de recommandation a été déposée par M. Bert Schoofs et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu l’interpellation de M. Bert Schoofs

et la réponse de la ministre de la Justice,

invite le gouvernement fédéral

à prendre les mesures nécessaires pour que l'enquête sur les tueurs du Brabant puisse encore aboutir à des poursuites et des condamnations."

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door de heer Frank Wilrycx

 

Une motion pure et simple a été déposée par M. Frank Wilrycx.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

06 Vraag van de heer Stefaan De Clerck aan de minister van Justitie over "de beschikbaarheid van advocaten in het kader van de bijstand van de advocaat bij het eerste verhoor" (nr. 18418)

06 Question de M. Stefaan De Clerck à la ministre de la Justice sur "la disponibilité des avocats dans le cadre de l'assistance lors de la première audition" (n° 18418)

 

06.01  Stefaan De Clerck (CD&V): Mevrouw de minister, vanmorgen hebben wij al van gedachten gewisseld over de bijstand door een advocaat conform de Salduzwet. Wij hebben nu een systeem uitgebouwd dat functioneert op basis van een computermodel van de advocatuur. Ik hoor echter zeer verschillende reacties van de diverse balies over de beschikbaarheid van voldoende advocaten. Dankzij het systeem zouden advocaten wel degelijk op vraag van aangehoudenen optreden en zouden ze niet eens van te ver hoeven te komen. Maar praktische ervaring met de Salduzoproepen – mijn echtgenote is genoteerd als advocate – leert mij dat telefoons verrassend van steeds verder weg komen. Dat doet mij besluiten dat er tekorten zijn. Ik kan die indruk evenwel niet bewijzen.

 

Om die reden had ik u graag volgende vragen gesteld. Zijn er per balie voldoende advocaten die meewerken aan het systeem? Of is er sprake van passiviteit? Zijn advocaten beschikbaar voor het eerste verhoor?

 

Hoeveel telefoons moet men gemiddeld doen vooraleer een advocaat beschikbaar wordt gevonden? Werkt de informatisering goed? Wat is het oordeel van de politie, want zij moeten telefoneren? Zij moeten informeren. Zij moeten binnen de twee uur een advocaat kunnen regelen. Zijn de advocaten actief in het systeem? Ik verneem immers dat er in Brussel systematisch geweigerd wordt mee te werken. Welke signalen hebt u over de aanwezigheid van de advocaten?

 

06.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer De Clerck, hat antwoord bevat nogal wat cijfers. Ik zal het u dan ook bezorgen.

 

Het gemiddeld aantal advocaten dat in 2012 beschikbaar was voor de bijstand vanaf het eerste verhoor, is voor de OVB voor Antwerpen 87, Brugge 42, Nederlandstalig Brussel 16, Dendermonde 45, Gent 28, Hasselt 40, Ieper 7, Kortrijk 16, waarvan u er minstens een al kent, Leuven 61, Mechelen 12, Oudenaarde 7, Tongeren 9, Turnhout 9 en Veurne 9. In totaal maakt dat een maandelijks gemiddelde van 38 advocaten.

 

Voor de advocaten voor BE is het aantal voor Arlon 3, voor Franstalig Brussel 18, Charleroi 21, Dinant 14, Eupen 16, Hoei 7, Luik 29, Marche-en-Famenne 3, Mons 11, Namen 8, Neufchâteau 2, Nijvel 6, Doornik 7 en Verviers 4. Die cijfers maken een maandelijks gemiddelde van 11 advocaten.

 

De cijfers geven het maandelijks gemiddeld aantal unieke advocaten weer, die in 2012 permanentie hadden. Uniek betekent dat de advocaten slechts één keer per maand worden geteld, ook al hebben zij in een en dezelfde maand meerdere dagen en/of meerdere politiezones opgegeven.

 

Er kan dus niet worden gesteld dat in Wallonië slechts gemiddeld 11 advocaten aanwezig waren. De 11 betrokkenen doen immers vaak meerdere plaatsen aan.

 

Het aantal contacten dat gemiddeld nodig is, om een beschikbare advocaat te vinden, kan momenteel niet uit de webapplicatie van de permanentiediensten worden gehaald. Uit de evaluatie van de Salduzwet door de dienst Strafrechtelijk Beleid blijkt dat de webapplicatie naar behoren werkt voor het contacteren van advocaten. Niettemin zijn bij het gebruik ervan wel bepaalde problemen en moeilijkheden gemeld.

 

Ondertussen werd op 4 maart 2013 een nieuwe versie van de webapplicatie gelanceerd. Zij zou aan bepaalde problemen moeten remediëren.

 

In het eindrapport van de evaluatie van de Salduzwet door de dienst Strafrechtelijk Beleid werd zowel door de federale politie als door de lokale politie op het probleem van de beschikbaarheid van advocaten voor de permanentiedienst gewezen. Het probleem rijst, zoals ook uit de cijfers blijkt, in bepaalde gerechtelijke arrondissementen meer tijdens de nacht en/of het weekend.

 

Er zijn dus wel enige verschillen. Anderzijds merken wij wel dat er in heel wat gerechtelijke arrondissementen veel advocaten zijn, die de permanentiedienst willen garanderen.

 

06.03  Stefaan De Clerck (CD&V): Mevrouw de minister, bedankt voor de cijfers. Uw eindconclusie luidt dat er wellicht enkele problemen zijn in bepaalde arrondissementen. Zo hoor ik dat er voor Franstalig Brussel 18 advocaten zijn, wat mij bijzonder weinig lijkt. Ik kan mij niet voorstellen dat de dienstverlening vlot verloopt met dat aantal. Het gemiddelde bedraagt voor de Franstaligen 11 en voor de Nederlandstaligen 38. Daar merken we toch een grote discrepantie. Dat moet natuurlijk arrondissement per arrondissement bekeken worden.

 

Is er destijds overleg gepleegd met de Orde van Vlaamse Balies en de Franstalige en Duitstalige collega’s om er zich van te verzekeren dat een voldoende aantal advocaten ter beschikking is. Er kunnen methodes gevonden worden om de dienstverlening te verzekeren via een of andere drukkingsmiddel. Er moeten nu eenmaal voldoende advocaten ter beschikking zijn. Ik denk namelijk dat sommigen er zich gemakkelijkheidshalve vanaf maken en niet deelnemen, en dat kan zomaar.

 

Mijns inziens zal enige druk nodig zijn. Zeker voor balies waar het aantal beschikbare advocaten onder het gemiddelde is, dringt een gesprek zich op, als wij het systeem-Salduz draaiende willen houden in de huidige vorm. Als de nieuwe Europese wetgeving van kracht wordt, zullen er nog veel meer advocaten nodig zijn.

 

Ik denk dat we vandaag op de limiet zitten van de mogelijkheden gelet op het aantal beschikbare advocaten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "een eventueel leefloon voor personen onder het regime van thuisdetentie met spraakherkenning" (nr. 18448)

07 Question de Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "l'octroi éventuel d'un revenu d'intégration aux personnes placées en régime de détention à domicile avec reconnaissance vocale" (n° 18448)

 

07.01  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, een vraag uit de praktijk waarbij de mensen niet goed weten wat gedaan.

 

Een nieuw systeem van thuisdetentie met spraakherkenning heeft zijn intrede gedaan. De betrokkene wordt op al dan niet onregelmatige tijdstippen, iets waarover discussie bestaat, opgebeld en moet dan antwoorden. Bij de OCMW’s vraagt men zich af wat er moet gebeuren met het statuut van deze personen. Die mensen komen immers vrij en kloppen aan bij het OCMW om een leefloon te krijgen. Zowel bij de OCMW’s als bij de gevangenissen heerst onduidelijkheid over de rol waarop deze mensen staan. Is dat de gevangenisrol en moet het leefloon dus van de gevangenis komen en dus van Justitie? Of is dit iets voor het OCMW? Wie is er verantwoordelijk om dit uit te betalen? Het is belangrijk om een dubbele uitbetaling te vermijden en daarom zouden de OCMW’s moeten weten of de betrokkenen onder thuisdetentie evenals degenen onder elektronisch toezicht een leefloon krijgen van Justitie.

 

Gebeurt de uitkering van het leefloon door Justitie of komt dit van het OCMW? Als u dan weet wie het uiteindelijk moet uitkeren en welk statuut er geldt, kunt u dan voor goede communicatie daarover zorgen, zodat de OCMW’s duidelijk weten wat hun te doen staat?

 

07.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, de personen onder thuisdetentie zijn inderdaad ingeschreven op de rol van een penitentiaire instelling, met als gevolg dat ze volgens de OCMW’s geen recht hebben op een leefloon.

 

De situatie is en blijft geregeld door de ministeriële omzendbrief nr. 1790 van 1 januari 2007 betreffende personen onder elektronisch toezicht zonder middelen van bestaan.

 

Er moet worden opgemerkt dat de ministeriële omzendbrief van 12 maart 2013 inzake elektronisch toezicht als strafuitvoeringsmodaliteit voor de gevangenisstraffen waarvan de totaal in uitvoering zijnde gevangenisstraffen de drie jaar niet overschrijden, een nieuwe procedure ter zake heeft gecreëerd, met het oogmerk de controle van de uitbetaling van dat bedrag te vergemakkelijken.

 

Voortaan moet de veroordeelde die een aanvraag tot financiële toelage indient bij een penitentiaire instelling het OCMW daarvan in kennis stellen en het bewijs verkrijgen dat het OCMW hem geen leefloon meer toekent. Er wordt een ontwerpbrief aan de OCMW’s opgesteld om hen van deze nieuwe procedure in kennis te stellen.

 

07.03  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, uw antwoord heeft alleszins het voordeel dat het duidelijk is dat het van de penitentiaire instellingen moet komen.

 

Omgekeerd, en misschien daaraan gekoppeld, blijft wel volgende vraag. Men moet een bewijs leveren dat men niets krijgt van het OCMW. Ik wil u er toch wel even op wijzen dat er in de praktijk mensen zijn, en vaak gaat het over mensen onder elektronisch toezicht, die geen bewijs moeten leveren of ze al dan niet iets krijgen van een penitentiaire instelling wanneer ze bij het OCMW gaan aankloppen.

 

In de praktijk wordt toch nog vaak een dubbel leefloon uitgekeerd. Penitentiaire instellingen vragen wel een bewijs betreffende het OCMW, maar omgekeerd heeft het OCMW bevoegdheid noch recht om die vraag te stellen of ze al dan niet ergens anders een uitkering krijgen. Dat is het probleem dat bij het OCMW rijst. Zij kunnen die vraag niet stellen en hebben er ook geen zicht op. Als die mensen zeggen dat ze het niet hebben, moeten zij daarop voortgaan en uiteindelijk toch een uitkering verlenen.

 

Misschien is dat nog een aandachtspunt, dat misschien ook eens mag opgenomen worden in een of andere regeling of omzendbrief, zodat de OCMW’s de mogelijkheid hebben om een en ander na te gaan.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Question de M. Denis Ducarme à la ministre de la Justice sur "le suivi judiciaire produit à l'encontre de Belges de retour de Syrie ayant pris part aux combats" (n° 18227)

08 Vraag van de heer Denis Ducarme aan de minister van Justitie over "de gerechtelijke opvolging van Syriëstrijders na hun terugkeer naar België" (nr. 18227)

 

08.01  Denis Ducarme (MR): Madame la présidente, madame la ministre, de nouvelles informations sont révélées quotidiennement sur les Belges qui se sont expatriés en Syrie pour participer aux combats opposant les rebelles à l'armée syrienne.

 

Nous avons déjà pu débattre, lors d'une précédente réunion, de la manière dont les jeunes Belges allaient être reçus à leur retour. Depuis que cette question a été déposée, on sait qu'un certain nombre de jeunes ont été interpellés. On sait aussi que d'autres hésitent à rentrer compte tenu du suivi judiciaire – légitime – réservé à certains.

 

Dans votre précédente réponse, vous m'aviez indiqué que vous entendiez distinguer les idéalistes des radicaux. Je pense qu'il serait utile qu'on dispose de précisions sur cette distinction puisque certains jeunes ne veulent pas, n'osent pas, rentrer. Pourriez-vous indiquer sur quelle base la distinction sera opérée? Sur la base de la filière suivie pour s'expatrier ou du groupe rejoint en Syrie? Ces questions méritent une clarification.

 

Pouvez-vous également indiquer au parlement le nombre de Belges rentrés de Syrie? La ministre de l'Intérieur a indiqué que le nombre de départs variait entre 80 et 100. Combien de personnes de retour font-elles l'objet d'une procédure?

 

08.02  Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, cher collègue, le parquet fédéral a toujours insisté sur l'importance de s'attaquer aux structures et groupes qui permettent à des jeunes Belges de partir en Syrie.

 

Toutefois, il ne souhaite pas mettre tous les jeunes qui partent dans le même sac. En effet, une partie de ces jeunes partent par idéalisme pour rejoindre des groupements dont les objectifs sont la protection de la population civile, le renversement du régime et la mise en place d'un État démocratique. Une autre partie de ces jeunes partent, en revanche, mus par des motivations idéologiques djihadistes et appartiennent à des groupements qui opèrent plutôt de manière autonome, qui ne craignent pas la terreur et dont l'objectif est de mettre en place un État islamique.

 

Cette distinction, telle qu'elle ressort de l'instruction judiciaire et des informations disponibles, sera essentiellement opérée sur la base des motivations qui ont amené les personnes concernées à rejoindre les zones de combats en Syrie ainsi que de la nature du groupement dont il ou elle fait partie. Certains groupements semblent être liés à Al-Qaïda.

 

Le nombre exact de Belges qui, selon les services de police et de renseignements, sont rentrés de Syrie est tenu à jour par l'Organe de coordination pour l'analyse de la menace (OCAM) et donne lieu à l'établissement d'une liste qui présente, évidemment, un caractère évolutif. À l'heure actuelle, neuf personnes rentrées de Syrie font l'objet d'une enquête fédérale sur le terrorisme. Il s'agit, là aussi, d'une donnée évolutive. Le secret de l'instruction ne me permet pas de vous donner de plus amples informations.

 

Je tiens, en outre, à vous préciser que l'OCAM est sous la tutelle du ministre de l'Intérieur. Si vous souhaitez avoir un état des lieux exact de cette liste, je vous invite donc à l'interroger.

 

08.03  Denis Ducarme (MR): Madame la ministre, je passe mon temps à passer d'une ministre à une autre!

 

08.04  Annemie Turtelboom, ministre: En fait, si la question concerne une enquête judiciaire, c'est moi qui suis compétente. Si tel n'est pas le cas et si, par exemple, la question a trait à une liste évolutive concernant des personnes qui sont partie en Syrie, c'est l'OCAM qui est compétent, et, par conséquent, la ministre de l'Intérieur.

 

08.05  Denis Ducarme (MR): Je sais. C'est d'ailleurs la raison pour laquelle la question que je vous ai adressée avait trait au nombre de jeunes Belges rentrés en Belgique et qui font actuellement l'objet d'une procédure entamée par le parquet.

 

Je vous remercie d'avoir précisé les critères sur lesquels on pourra juger du statut du Belge qui rentre de Syrie. Vous avez indiqué que ce serait sur base, d'une part, de la filière suivie et, d'autre part, du groupe auquel le jeune en question a adhéré. Une clarification est ainsi apportée mais il n'en demeure pas moins que nos enquêteurs rencontreront des difficultés pour opérer cette distinction établie sur papier aujourd'hui mais qui sera un peu plus difficile à confirmer dans les faits.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Question de M. Denis Ducarme à la ministre de la Justice sur "les menaces à caractère terroriste proférées par Sharia4UK à l'encontre de la Belgique" (n° 18382)

09 Vraag van de heer Denis Ducarme aan de minister van Justitie over "de dreiging met terreur van Sharia4UK aan het adres van België" (nr. 18382)

 

09.01  Denis Ducarme (MR): Madame la présidente, madame la ministre, nous vivons une période tendue. Les Belges s'en rendent compte en suivant les actualités télévisées ou en lisant leur journal.

 

Le mois dernier, en réaction aux inculpations des membres de Sharia4Belgium, Anjem Choudary, leader de Sharia4UK, proférait publiquement à l'intention de la Belgique des menaces à caractère terroriste. Ce leader radical appelait en effet sur internet les personnes de conviction musulmane à "détruire la Belgique".

 

Je vous pose cette question, tout comme je l'ai posée à la ministre de l'Intérieur, parce qu'il existe une coopération judiciaire au niveau européen.

 

Madame la ministre, alors que des membres de Sharia4Belgium ont été inculpés et incarcérés, doit-on accepter que de telles menaces à caractère terroriste soient proférées au départ d'un pays de l'Union européenne à l'encontre d'un autre pays de l'Union? À mon sens, cette situation est un cas d'école, si l'on exclut le dossier de l'ETA.

 

Dans le cadre de vos responsabilités en tant que ministre de la Justice, des contacts ont-ils été établis avec vos homologues anglais?

Des requêtes ont-elles été introduites, des remarques communiquées?

Sait-on si la justice britannique compte prêter attention et ouvrir une enquête à l'encontre de ces personnes qui, sur le territoire du Royaume-Uni, ont proféré ces menaces envers la Belgique?

 

Ma question est donc simple et sa naïveté permettra même d'y voir plus clair en matière de coopération judiciaire au niveau européen: quelles suites peut-on envisager dans le cadre de ce dossier?

 

09.02  Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, cher collègue, l'analyse du film intitulé "Message of Support For Abu Imram Sharia4Belgium", émanant du Royaume-Uni, indique qu'il proviendrait du leader de fait du groupement Islam4UK. Cette vidéo fait l'objet d'un procès-verbal qui a été ajouté à l'instruction liée au terrorisme concernant Sharia4Belgium. En effet, ce petit film a été enregistré à l'occasion de l'arrestation de Fouad Belkacem dans le cadre du dossier précité.

 

Le secret de l'instruction ne me permet pas d'entrer davantage dans les détails. Sachez que ces menaces sont prises très au sérieux et que tous les moyens sont mis en œuvre pour lutter contre de telles pratiques.

 

Comme ce petit film a été enregistré à l'occasion de l'arrestation de Fouad Belkacem, le 16 avril, il ne s'agissait pas d'une réelle nouveauté pour le parquet fédéral.

 

09.03  Denis Ducarme (MR): Madame la ministre, il est vrai que j'avais déposé ma question il y a longtemps. En tout cas, vous m'avez répondu dans la mesure du possible. Vous dites que l'enquête est en cours. En tant que parlementaires, nous devons évidemment respecter le secret de l'instruction. Néanmoins, s'agissant de ces personnes qui, vivant au Royaume-Uni, ont menacé notre pays, le citoyen belge a tout lieu de s'inquiéter. En effet, il semble que les autorités judiciaires britanniques n'aient, à ce stade, entrepris aucune démarche à l'encontre de ces individus.

 

Nous vous laisserons le temps de réagir. Cela étant, il aurait été souhaitable que les autorités britanniques montrent qu'elles prennent ces menaces au sérieux – comme vous le faites. Le doute persiste donc. Alors que la coopération judiciaire dans l'Union européenne est à l'ordre du jour, cette absence de réaction de leur part n'est sans doute pas très satisfaisante.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de minister van Justitie over "de cultuur van het geheim bij terrorismeonderzoek" (nr. 18403)

10 Question de Mme Daphné Dumery à la ministre de la Justice sur "la culture du secret dans le cadre des enquêtes en matière de terrorisme" (n° 18403)

 

10.01  Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, toen ik in De Tijd het artikel van federaal procureur Delmulle las over de implicaties van geclassificeerde documenten, dus documenten die als vertrouwelijk worden bestempeld, kreeg ik het even moeilijk.

 

Hoewel de regering stelt dat de strijd tegen het terrorisme een prioriteit is, geeft het federaal parket blijkbaar aan u en aan de buitenwereld het signaal dat het zo niet verder kan; dat zij informatie hebben over daders en mogelijke daders, maar er nergens mee naartoe kunnen, zeker niet bij de onderzoeksrechter, daar die informatie als vertrouwelijk bestempeld is.

 

Iedereen heeft er begrip voor dat onze inlichtingendiensten en buitenlandse inlichtingendiensten de informatie die zij verzamelen – zeker wanneer het gaat om terroristische netwerken – met een hoog vertrouwelijkheidgehalte moeten behandelen, maar wanneer dit echter het strafonderzoek belemmert, dan moet er ongetwijfeld iets veranderen.

 

Mevrouw de minister, kloppen de feiten die de procureur aanhaalt? Welke maatregelen zult u nemen om dit fenomeen in de toekomst te vermijden?

 

10.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, het artikel in De Tijd klopt niet waar het de indruk wekt dat het federaal parket de voorbije drie jaar slechts drie niet-geclassificeerde processen-verbaal van de inlichtingendiensten ontving. Dat is een verkeerde weergave van wat de federale procureur en het hoofd van de sectie Terrorisme van het federaal parket in hun artikel schreven.

 

In hun bijdrage aan het boek van het Comité I stelden zij dat het federale parket sinds de inwerkingtreding van de BIM-wet van 4 februari 2010 maar drie niet-geclassificeerde processen-verbaal, uitgaande van de zogenaamde BIM-Commissie, ontving. Een niet-geclassificeerd proces-verbaal van de BIM-Commissie staat echter niet gelijk met een niet-geclassificeerde nota van de militaire inlichtingendienst ADIV of van de Dienst voor de Veiligheid van de Staat. In het artikel worden daarvan geen aantallen vermeld.

 

Het federaal parket bevestigt mij dat het geregeld niet-geclassificeerde nota’s van de Dienst voor de Veiligheid van de Staat ontvangt. Het moet echter vaststellen dat vandaag, meer dan voorheen, beide inlichtingdiensten informatie op een geclassificeerde manier bezorgen aan het federaal parket en het brongevaar, of de regel van een derde dienst, inroepen als reden waarom deze informatie niet gedeclassificeerd kan worden.

 

Volgens het federaal parket is dit probleem scherper dan vroeger en is het gros van de informatie van de inlichtingendiensten die het parket bereikt, geclassificeerd. Niet alleen de informatie van de inlichtingendiensten trouwens, ook die van buitenlandse politiediensten waarmee vooral op het domein van het terrorisme wordt samengewerkt.

 

Wat uw tweede vraag betreft, ligt volgens de federale procureur en het hoofd van de sectie Terrorisme van het federaal parket een begin van oplossing in een omschakeling van de cultuur van het geheim, waarbij optimaal moet worden gestreefd naar de declassificatie van informatie die dienstig kan zijn voor het strafonderzoek.

 

Uiteraard, zo stellen zij, zal dat makkelijker gaan wanneer de inlichtingendiensten zelf eigenaar zijn van de bekomen informatie, omdat zij die bijvoorbeeld vergaard hebben door een beroep te doen op menselijke bronnen of via specifieke of uitzonderlijke methodes voor het verzamelen van gegevens. Op dat moment speelt de regel van de derde dienst immers niet.

 

Uiteraard zal ook de aard van het onderzoek van groot belang zijn. De inzet bij een terrorismeonderzoek is bijvoorbeeld van een heel andere orde dan bij een financieel onderzoek.

 

Hoe dan ook zou, volgens het federaal parket, elke vraag tot declassificatie grondig door de inlichtingendiensten moeten worden overwogen. Hun antwoord zou niet afhankelijk gesteld mogen zijn van de beslissing van één persoon binnen de dienst, die misschien rechter en partij is, bijvoorbeeld de runner van een menselijke bron. Er zou moeite gedaan moeten worden om desnoods informatie gedeeltelijk te declassificeren. Stereotiepe of automatische classificaties moeten worden geweerd. De bronbescherming, hoe belangrijk ook, dient finaal steeds afgewogen en geplaatst te worden tegenover het evenzeer te vrijwaren hoger gemeenschappelijk belang.

 

Mij lijken dat belangrijke reflecties te zijn die de inlichtingendiensten zeker ter harte moeten nemen.

 

10.03  Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, in het artikel ging het niet zozeer over het aantal, maar vooral over het feit dat hij verhinderd was wanneer er actie ondernomen diende te worden, omdat hij met die informatie niet naar een onderzoeksrechter kon. Er moet dus een omschakeling komen van de cultuur van het geheim, zoals dat nu zo mooi genoemd wordt. Dat is allemaal best mogelijk, maar de classificatie bestaat wel om bepaalde redenen en is ook nuttig. Daartegenover staan de veiligheidsmachtigingen.

 

Misschien kunt u het volgend idee als mogelijke oplossing meenemen. Er bestaan bijzondere onderzoeksrechters voor terrorisme. Zij zijn in de wet van 2005 ingeschreven. Het komt die onderzoeksrechters toe om de veiligheidsmachtiging te krijgen. Heel wat ambassadeurs en ook bijvoorbeeld leden van de Dienst Vreemdelingenzaken hebben een veiligheidsmachtiging. Waarom kan die ene onderzoeksrechter ook niet over een veiligheidsmachtiging beschikken? Daardoor is het probleem op zich opgelost, wanneer het gaat om de machtiging om een bevel te krijgen, om een telefoontap af te nemen of een huiszoeking uit te voeren. Ondertussen is er wel degelijk een band tussen de procureur en de onderzoeksrechter, waardoor hij hem het vertrouwelijk document kan tonen waarvoor het beoogd bevel nodig is.

 

Misschien kunt u onderzoeken of dat een piste is. Ik kan het u alleen maar meegeven. Volgens mij is dat ook waar de procureur een beetje op aanstuurt. Wanneer hij nu gehinderd wordt door een vertrouwelijk document, dan kan hij daarmee eigenlijk niet verder.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de aanbevelingen van de federale ombudsman aan het gevangeniswezen" (nr. 18453)

11 Question de Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "les recommandations du médiateur fédéral à l'administration pénitentiaire" (n° 18453)

 

11.01  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, in het recentste jaarverslag van de federale ombudsman doet hij u ook enkele aanbevelingen met betrekking tot het gevangeniswezen.

 

Hij haalt ook een voorval aan van een gedetineerde, die een nieuwe prothese voor zijn beenamputatie nodig had. Bij de gevangenisdirectie was men weinig op de hoogte van eventuele tussenkomsten van de ziekteverzekering. Blijkbaar komt het ziekenfonds niet tussen als men in de gevangenis zit. Ook is er onzekerheid over het tijdstip van omruilen.

 

Ik zal mij niet uitspreken over de do’s en don’ts. Een aantal bepalingen inzake de rechtspositie van gedetineerden moet dringend van toepassing worden. Hoe dan ook moet de regelgeving met betrekking tot de gezondheidszorg voldoende bekend zijn bij de personeelsleden van een gevangenis.

 

Belangrijker is de vaststelling van de ombudsman dat, wanneer een gedetineerde een uitgaansvergunning of penitentiair verlof aanvraagt, hij of zij ongelooflijk lang moet wachten alvorens men een antwoord krijgt. In sommige gevallen is dat acht maanden.

 

Voor de uitgaansvergunning is ook geen termijn van antwoord bepaald.

 

Waarom is een uitgaansvergunning zo belangrijk voor sommigen? Dat past allemaal in de opmaak van het reclasseringsplan, waarover zij moeten beschikken, willen zij in aanmerking komen voor VI, waar bijna iedereen voor komt te staan.

 

Waarom is de VI belangrijk? Het is een voorbereiding op de terugkeer naar de maatschappij. Zo niet staan ex-gedetineerden op een dag voor de gevangenispoort zonder enige voorbereiding, zonder een plaats om te wonen, zonder uitzicht op een job of zonder papieren, die in orde is. Dat is volgens mij de eerste garantie om te recidiveren. De uitgaansvergunning is dus belangrijk om de reclassering en de re-integratie in de maatschappij voor te bereiden en recidive te vermijden.

 

Voorts wijst de ombudsman op een aanbeveling van vorig jaar die ertoe strekt om een onafhankelijk en doeltreffend toezicht op de gevangenissen en de andere federale plaatsen van vrijheidsberoving te waarborgen. Men is daarop ingegaan door het protocol bij het verdrag tegen foltering te ratificeren en men wilde daartoe ook een nationaal preventiemechanisme met betrekking tot de controle op de gevangenissen installeren. Maar men staat daarmee nog geen stap verder.

 

Morgen staan een voorstel van resolutie en ons wetsvoorstel over het onderwerp aan de agenda. Kortom, het toezicht staat dus helemaal nog niet op punt.

 

Mevrouw de minister, ik ben ervan overtuigd dat u ook de aanbevelingen van de ombudsman hebt gelezen. Welke gevolgen zult u daaraan geven?

 

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de oprichting van een nationaal preventiemechanisme belast met de controle op de gevangenissen?

 

11.02 Minister Annemie Turtelboom: De termijn om de aanbevelingen van de federale ombudsman te beantwoorden, is nog niet verstreken. Mijn administratie werkt aan een antwoord.

 

Ik stel voor dat wij dat ook aan het Parlement bezorgen op het moment dat wij het aan de ombudsman bezorgen.

 

11.03  Sophie De Wit (N-VA): Dan hoop ik dat dat, in tegenstelling tot gedetineerden die tot acht maanden op hun uitgaansvergunning moeten wachten, voor ons niet zo lang duurt. Ik ben benieuwd naar uw antwoord daarop, mevrouw de minister.

 

Mijn laatste vraag ging over een aanbeveling die u vorig jaar zou uitvoeren. Ik neem aan dat u daarop vandaag wel al had kunnen antwoorden. Dat u op die vraag niet antwoordt, doet mij vermoeden dat u ter zake nog niet zo ver staat.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de audit van het Rekenhof over de werking van de Kansspelcommissie" (nr. 18455)

12 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "l'audit de la Cour des comptes relatif au fonctionnement de la Commission des jeux de hasard" (n° 18455)

 

12.01  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, het Rekenhof heeft in opdracht van de Kamer de werking van de Kansspelcommissie onderzocht en geëvalueerd. Uit die audit is gebleken dat de commissie naar behoren werkt, maar dat een aantal ingrepen vanwege de federale regering en ook vanwege de wetgever zou kunnen leiden tot een verbetering van het functioneren van de Kansspelcommissie.

 

Het Rekenhof trekt een aantal conclusie, waarvan de voornaamste de volgende zijn.

 

Ten eerste, door de aanpassing van de wet zijn de noden van de Kansspelcommissie nog toegenomen, maar anderzijds wordt men daar ook getroffen door de besparingen van de regering, waardoor sterk wordt ingegrepen op het budget.

 

Ten tweede, de beheersautonomie van de Kansspelcommissie zou intussen vergroot zijn, zeker sedert 2011, maar de slagkracht is volgens het Rekenhof nog altijd beperkt. Het verlenen van rechtspersoonlijkheid zou dat kunnen verhelpen.

 

Ten derde, de invulling van de noden op het vlak van personeel en ICT is nog steeds niet geoptimaliseerd. Het grootste pijnpunt is dat het systeem voor de opvolging en de controle van klachtendossiers te wensen overlaat;

 

Mevrouw de minister, ik zou u toch willen vragen om iets verder te gaan in uw antwoord dan wat u reeds hebt laten weten aan het Rekenhof, omdat dit ook opgenomen was op bladzijde 54 en 55 van het verslag. In feite ontweek u de vraag of minstens de suggestie dat ook de federale regering een aantal zaken zou kunnen doen, behalve besparen.

 

12.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, beste collega’s, teneinde de goede werking van de Kansspelcommissie te verbeteren zal weldra, conform de aanbevelingen van het Rekenhof, aan de regering een aantal koninklijke besluiten tot uitvoering van de kansspelwet worden voorgelegd.

 

Ik denk aan het koninklijk besluit op grond waarvan de Kansspelcommissie administratieve geldboetes zal kunnen opleggen of aan het koninklijk besluit tot regeling van de procedure inzake de toekenning van een vergunning B, die openvalt.

 

De huidige economische en financiële situatie noopt alle federale ombudsdiensten in ons land ertoe om budgettaire inspanningen te leveren en creatief om te gaan met de hun ter beschikking gestelde middelen. Derhalve moet de Kansspelcommissie eveneens de nodige inspanningen leveren in deze economisch moeilijke tijden.

 

In dit verband wordt door mijn diensten gewaakt over het maximale hergebruik van bijvoorbeeld de bestaande ICT-diensten, die op federaal niveau ontwikkeld werden teneinde synergie-effecten te creëren. Daarbij moet echter ook rekening worden gehouden met het protocol inzake de definitieve tenlasteneming van de Kansspelcommissie van de eigen ICT-ondersteuning, die in december 2010 onder de vorige minister van Justitie werd afgesloten.

 

De Kansspelcommissie is als orgaan opgericht bij de FOD Justitie, maar is onafhankelijk voor de uitvoering van de in de kansspelwet verankerde opdrachten. De commissie beschikt dus reeds over een mate van autonomie die haar een reeks doeltreffende bewegingsruimte biedt.

 

Thans is de aangelegenheid inzake het verlenen van rechtspersoonlijkheid aan deze commissie niet aan de orde.

 

Klachtenbeheer vormt een essentieel punt van het werk van de Kansspelcommissie, zoals ook het Rekenhof opmerkt. De commissie is in dit opzicht gestart met de voorbereiding van een geïntegreerd en eenvormig systeem voor de registratie van alle klachten, zulks met het oog op meer doeltreffendheid.

 

Meer in het bijzonder voor de spelen op internet wordt in de commissie ook gewerkt aan de invoering van een systeem van klachtenbeheer voor online spelen.

 

Meer algemeen zullen mijn diensten in samenwerking met de Kansspelcommissie waken over de eventuele maatregelen die moeten worden genomen om zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de door de Kansspelcommissie geformuleerde aanbevelingen en opmerkingen.

 

12.03  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik ben vooral geïnteresseerd in de koninklijke besluiten waarover u het had en die zullen verschijnen. Ik zal daarop even wachten.

 

Voor het overige, wat de lange termijn betreft, met name het meerjarenplan dat men zal moeten uitwerken, daar sta ik volledig achter en dat is uiteraard de verantwoordelijkheid van de Kansspelcommissie zelf.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de internationale parentale ontvoeringen" (nr. 17144)

13 Question de Mme Nahima Lanjri au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "les rapts parentaux internationaux" (n° 17144)

 

13.01  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, parentale ontvoeringen zijn altijd drama’s, zowel voor de kinderen die ermee worden geconfronteerd, als voor de ouders. Het wordt nog pijnlijker als men met de kinderen de Europese grenzen oversteekt. De achtergebleven ouders en grootouders vrezen op zo’n moment vaak dat zij hun kinderen en kleinkinderen nooit meer zullen terugzien. Bovendien komen zij daarbij vaak in een juridisch kluwen terecht.

 

Het is volgens mij onze plicht als politici om in oplossingen te voorzien, waar mogelijk via wetsbepalingen en liefst op een internationaal niveau. Soms gebeurt dat ook en ik kan ter zake verwijzen naar het Verdrag van ’s-Gravenhage. Er zijn mij echter gevallen bekend, die toch nog tussen schip en wal geraakt zijn.

 

Ik denk dan in het bijzonder aan een Belgisch kind dat door de moeder ontvoerd werd naar Marokko. Ondanks het verdrag van ’s-Gravenhage, dat op 1 november 2011 in werking trad, kon de vader van het kindje er geen beroep op doen, omdat het enkel van toepassing is op toekomstige dossiers. Het kind was al op 31 januari 2011 ontvoerd.

 

In dergelijke situaties kan enkel een beroep worden gedaan op een bilateraal protocolakkoord tussen beide landen,in casu België en Marokko. Dat bilaterale akkoord gaat echter veel minder ver dan het Verdrag van ’s-Gravenhage. Het richt zich op een verzoening tussen beide partners, maar schiet tekort wanneer dat niet lukt. Zelfs een vonnis van de correctionele rechtbank in het voordeel van de vader heeft geen enkele impact gehad. Sindsdien zijn vader en kind gescheiden. Dat blijft heel schrijnend en het dossier is nog altijd geblokkeerd.

 

Ik kan mij ook niet van de indruk ontdoen dat het een voorbeeld is uit velen hoe men tussen de mazen van het net kan glippen.

 

Mevrouw de minister, bent u op de hoogte van de situatie? Kunt u mij zeggen hoeveel andere ouders evenmin zich op het verdrag kunnen beroepen?

 

Welke stappen kunnen de gedupeerden in dergelijk gevallen doen?

 

Welke maatregelen kunt u nemen om de Belgische gerechtelijke beslissingen omtrent parentale ontvoeringen te doen naleven en uitvoeren, ook in Marokko? U moet in dat geval, meen ik te weten, een bilateraal akkoord onderhandelen.

 

Wat zult u doen om een einde te maken aan dergelijke praktijken en het leed van het kind te verlichten?

 

13.02 Minister Annemie Turtelboom: Uit gegevens van mijn administratie blijkt dat er eind vorig jaar, op grond van het protocolakkoord tussen België en Marokko, acht dossiers in behandeling waren.

 

Daarbij gaat het niet alleen om verzoeken tot terugkeer van een kind maar ook om het verkrijgen van inlichtingen over een kind, verzoeken om een kind dat in Marokko verblijft, te bezoeken of vragen om meer algemene informatie, bijvoorbeeld over rechtsbijstand in Marokko.

 

Wanneer de betrokkene zich tot de FOD Justitie wendt, zal de dienst samenwerken met het Marokkaanse ministerie van Justitie om een minnelijke schikking tussen de ouders tot stand te brengen. Daarbij wordt ook een beroep gedaan op de Belgische verbindingsmagistraat in Marokko, met wie mijn administratie meer dan regelmatig samenwerkt.

 

Indien er geen minnelijke schikking mogelijk is, kan de betrokkene vragen dat een Belgische beslissing inzake het ouderlijk gezag in Marokko uitvoerbaar wordt verklaard. De betrokkene zal daarvoor een beroep doen op de advocaat in Marokko. Indien de betrokkene dit wenst, kan de FOD Justitie een lijst met advocaten in Marokko opvragen bij de FOD Buitenlandse Zaken.

 

Mijn administratie staat ouders die geconfronteerd worden met een parentale kinderontvoering, juridisch bij en vergemakkelijkt het contact met het betrokken Marokkaanse ministerie. Sinds 1 november 2011 is het verdrag van ’s-Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen van toepassing tussen België en Marokko. Dat verdrag biedt meer garanties en voorziet naast de minnelijke schikking ook in de mogelijkheid om een gerechtelijke procedure in te stellen waarbij de bevoegde rechter in overeenstemming met de voorwaarden en uitzonderingen vervat in het verdrag, in principe de terugkeer van het kind dient te gelasten.

 

13.03  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, ik kan er enkel bij u op aandringen opdat uw administratie zulke dossiers van dichtbij volgt. Gelukkig zijn het er niet veel, acht momenteel. Maar elk dossier is er een te veel. U zult waarschijnlijk weten over wie ik het heb, maar ik zal geen namen noemen.

 

13.04 Minister Annemie Turtelboom: Ik weet exact over welk dossier u het hebt.

 

13.05  Nahima Lanjri (CD&V): Ik denk dat het heel belangrijk is dat die slachtoffers van dichterbij opgevolgd worden door de administratie en ook in het land. In een bepaald dossier gaat het om een Belgische vader die hier is en zijn weg natuurlijk niet kent in een ander land. Hij zou van zeer dichtbij gevolgd moeten worden. Hij heeft trouwens ook een vonnis om zijn kind weer te kunnen zien. Hij moet daarin worden bijgestaan. Blijkbaar is dat tot nu toe nog niet gelukt, want we zijn drieënhalf jaar verder en die vader leeft nog steeds gescheiden van zijn kind.

 

U hebt het over acht gevallen voor België en Marokko, maar uiteraard zijn het er meer als men alle landen bekijkt. Het gaat mij hierbij niet om een bepaald land. Of dat nu in China gebeurt, in Amerika of binnen Europa, blijkbaar kunnen koppels hun kinderen gebruiken en misbruiken en hen de meest gruwelijke zaken aandoen, omdat ze zelf niet meer overeenkomen.

 

Het probleem moet echt opgelost worden. Ik vraag u om nog een tandje bij te steken en uw administratie op te roepen om dergelijke dossiers van zeer nabij te volgen, zodat slachtoffers geholpen worden.

 

13.06 Minister Annemie Turtelboom: Graag voeg ik nog de volgende informatie toe. Na de commissievergadering heb ik een gesprek met de nieuwe ambassadeur van Marokko gepland, die net in België is. Ook vorig jaar, tijdens mijn bilateraal bezoek aan Marokko, hebben wij het over de dossiers gehad.

 

Er zijn regelmatig gesprekken op technisch niveau tussen de Marokkaanse en onze autoriteiten, waar dergelijke dossiers altijd heel hoog aan de agenda staan. Jammer genoeg kunnen wij niet elk dossier oplossen. Ik ben het helemaal met u eens dat elk dossier er een te veel is.

 

Het is jammer dat ik bijna alle namen ken, want dat betekent dat het geblokkeerde dossiers zijn, waarin wij tot een akkoord proberen te komen. Wij proberen ook zo veel mogelijk juridische argumenten te formuleren. Het Verdrag van ’s Gravenhagen, dat in 2011 is goedgekeurd, geeft meer juridische argumenten. Wij zijn er echter nog niet.

 

13.07  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, ik vertrouw erop en vraag u om mij informeel op de hoogte te houden.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

14 Questions jointes de

- Mme Kattrin Jadin à la ministre de la Justice sur "la reconstruction de la prison de Verviers" (n° 18385)

- Mme Marie-Martine Schyns à la ministre de la Justice sur "la fermeture de la prison de Verviers" (n° 18387)

- Mme Marie-Martine Schyns à la ministre de la Justice sur "la situation carcérale en région liégeoise" (n° 18495)

14 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Justitie over "de heropbouw van de gevangenis van Verviers" (nr. 18385)

- mevrouw Marie-Martine Schyns aan de minister van Justitie over "de sluiting van de gevangenis te Verviers" (nr. 18387)

- mevrouw Marie-Martine Schyns aan de minister van Justitie over "de toestand in de gevangenissen in de regio Luik" (nr. 18495)

 

14.01  Kattrin Jadin (MR): Madame la présidente, madame la ministre, je souhaite revenir avec vous sur la reconstruction de la prison de Verviers. En effet, mes collègues Marie-Martine Schyns et André Frédéric et moi-même avons rencontré, à l'occasion d'une table ronde, les différents acteurs concernés par cette problématique. Nous avons pu constater des inquiétudes grandissantes au sein de chaque composante du monde judiciaire des arrondissements de Verviers et d'Eupen.

 

Nous avons tous les trois participé, avec les différents intervenants, à la rédaction d'un manifeste en faveur d'une reconstruction rapide de la prison de Verviers. Vous le savez, j'ai été ravie de votre décision de maintenir l'arrondissement judiciaire d'Eupen. Il est maintenant important, pour le bon fonctionnement de celui-ci, qu'un établissement pénitentiaire subsiste à proximité du territoire qu'il couvrira.

 

Il est également prioritaire d'assurer l'encadrement des détenus germanophones par du personnel maîtrisant la langue allemande, ce qui n'est pas le cas en ce moment dans les autres prisons de la province de Liège où ils ont pour la plupart été déplacés.

 

En outre, les personnes qui vivent la situation actuelle sur le terrain nous ont rapporté les grandes difficultés rencontrées lors de l'acheminement des détenus, dispersés dans des prisons plus lointaines, auprès des instances devant lesquelles ils doivent comparaître. Pour toutes ces raisons, il me paraît urgent de constater des évolutions dans ce dossier.

 

Vos dernières déclarations faisaient état d'une volonté d'inscrire la reconstruction de la prison dans le cadre d'un masterplan, que vous vous étiez engagée à présenter au début de l'année 2013. Nous sommes en milieu d'année, et cela n'a pas encore été fait.

 

Madame la ministre, qu'en est-il du masterplan auquel vous avez précédemment fait allusion? Où en est-on? S'il est impossible de le déposer rapidement, peut-on envisager une méthode alternative pour préparer la reconstruction de la prison de Verviers? Si oui, laquelle? Selon quel calendrier?

 

14.02  Marie-Martine Schyns (cdH): Madame la présidente, madame la ministre, ma collègue l'a dit: le cas de Verviers est un peu particulier, puisqu'il ne s'agit ni d'une extension, ni d'une nouvelle prison, mais bien d'une reconstruction. La démolition a commencé et va continuer – vous nous avez annoncé que la maison d'arrêt, qui subsiste encore, sera également vidée à partir de décembre.

 

Ma question porte davantage sur cette maison d'arrêt et sur le transfert des derniers détenus sans doute vers Lantin ou d'autres prisons proches. Or, on l'a encore constaté la semaine dernière, il y a énormément de problèmes à Lantin. Il va donc visiblement y avoir une phase transitoire entre la démolition et la reconstruction.

 

On se rend donc compte que toutes les personnes incarcérées dans les arrondissements de Verviers et d'Eupen seront éloignées de leur environnement. Énormément de problèmes sont déjà constatés, notamment en ce qui concerne le transport.

 

D'ailleurs, notre collègue André Frédéric interrogera la ministre Milquet à ce sujet puisque ce sont les zones de police qui sont chargées de cette tâche.

 

Madame la ministre, serait-il possible d'organiser une concertation avec tous les acteurs, c'est-à-dire le personnel de la maison d'arrêt de Verviers, du tribunal de Verviers, de la prison de Lantin qui accueille déjà nombre de détenus et qui risque d'accueillir bien des prévenus? Est-ce prévu?

 

Ma deuxième question porte sur les moyens budgétaires. Comme rien n'est encore décidé, j'en profite pour vous demander si, dans le cas où la maison d'arrêt de Lantin était désignée pour le transfert des prévenus de la maison d'arrêt de Verviers, les moyens budgétaires prévus pour Verviers seront transférés à Lantin afin d'en améliorer l'organisation et l'accueil. De fait, la situation de Lantin est déjà difficile.

 

La présidente: Vous pouvez poursuivre avec votre question concernant la situation carcérale en région liégeoise.

 

14.03  Marie-Martine Schyns (cdH): Comme elle a été ajoutée en dernière minute, je ne dispose pas du texte. En fait, je l'ai déjà quelque peu développée dans ma question précédente.

 

La prison de Lantin connaît bien des problèmes: les bâtiments, entre autres. De là, ma première question: Lantin sera-t-il vraiment désigné comme future maison d'arrêt de Verviers?

 

Ensuite, quid des moyens budgétaires qui accompagneront ou non cette modification?

 

En réalité, comme un peu dans toutes les prisons de Belgique, la situation en région liégeoise devient critique et suscite beaucoup de réactions de la part des personnels. Ils ont besoin d'être rassurés et de vous entendre à ce propos.

 

14.04  Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, il est exact que la situation à la prison de Lantin, spécialement en maison d'arrêt, est particulièrement difficile.

 

Après une période de stabilisation durant les premiers mois de l'année, l'administration pénitentiaire fait face à une importante hausse de la population: en trois semaines, la population carcérale a augmenté de 250 unités pour se stabiliser ces derniers jours à près de 11 900 détenus.

 

Toutes les prisons subissent ce phénomène de plein fouet, Lantin y compris. Cela signifie également que les mesures de désencombrement habituelles sont de moins en moins possibles vu qu'elles ne font que déplacer le problème. Mon administration et ma cellule stratégique examinent actuellement des pistes de solutions pour répondre à cette situation.

 

Il est également important de se rappeler que la population pénitentiaire baisse traditionnellement durant les mois de juillet et août.

 

La fermeture de la prison de Verviers est une réalité qui deviendra concrète à la fin de cette année. La reconstruction de l'établissement fait effectivement partie du Masterplan III, actuellement en discussion au sein du gouvernement. Je ne peux dès lors pas vous présenter de timing précis à l'heure actuelle.

 

La prison de Verviers n'accueille plus que des prévenus, à quelques exceptions près.

 

Il appartiendra au juge d'instruction de décider, comme le prévoit la loi, où ces prévenus seront placés une fois l'établissement entièrement fermé et ce, en concertation avec la DG Établissements pénitentiaires (EPI). Je redis que cette fermeture coïncidera avec l'ouverture de la prison de Marche-en-Famenne. Elle n'alourdira donc pas la situation des autres prisons.

 

En ce qui concerne les moyens budgétaires, le gouvernement ne travaille pas sur la base d'enveloppes à redistribuer mais sur la base de calculs au prorata du nombre de détenus et en fonction de l'infrastructure concernée.

 

14.05  Kattrin Jadin (MR): Madame la ministre, je m'étonne que vous n'ayez pas répondu à une partie de mes questions qui concernaient les détenus germanophones. Peut-être avez-vous oublié?

 

14.06  Annemie Turtelboom, ministre: Je pense avoir répondu à une question similaire voici deux semaines.

 

14.07  Kattrin Jadin (MR): Pas à la mienne! Je suis généralement la seule à intervenir pour les germanophones.

 

14.08  Annemie Turtelboom, ministre: Je vous transmettrai les réponses.

 

14.09  Kattrin Jadin (MR): Je l'espère, car c'est un problème assez important.

 

Cela étant dit, j'entends que le Masterplan III est toujours en cours d'élaboration. J'espère que la prison de Verviers s'y retrouvera!

 

Comme l'a dit ma collègue, nous sommes face à une situation urgente pour remettre en place 308 cellules en région verviétoise, pour l'arrondissement judiciaire d'Eupen et une partie du futur arrondissement judiciaire de Liège. Il sera éminemment important d'avoir une prison dans cette région. Si jamais cela ne pouvait pas aboutir dans le masterplan, je tiens également à rappeler que nous devrons trouver, en tout état de cause, une possibilité de reconstruction hors masterplan.

 

14.10  Marie-Martine Schyns (cdH): Madame la ministre, je note plusieurs éléments intéressants, notamment le travail sur le prorata du nombre de détenus. Il est clair qu'à partir du moment où une bonne partie des Verviétois seront transférés à Lantin, on peut espérer que les moyens budgétaires suivront car on sait que les conditions d'incarcération sont très difficiles.

 

Vous avez parlé de pistes pour le désencombrement; je suppose que vous les expliquerez prochainement.

 

Si je comprends bien, c'est le juge d'instruction, en concertation avec le DG EPI, qui doit décider au sujet de la désignation de la future maison d'arrêt. À cet égard, nous serons attentifs à la décision qui interviendra. Pour les germanophones, il importe de savoir où ils seront affectés. En effet, s'ils sont déjà loin de chez eux et si personne ne parle leur langue, cela pose de très gros problèmes. Les acteurs de terrain que nous avons rencontrés nous l'ont confirmé. Y aurait-il moyen d'envisager, en cas de désignation de la maison d'arrêt de Lantin, que les employés de l'administration qui parlent allemand y soient aussi détachés?

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "het voornemen om een superbeveiligde gevangenis te bouwen voor risicogedetineerden" (nr. 18462)

15 Question de Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "le projet de construction d'une prison hautement sécurisée pour les détenus à risques" (n° 18462)

 

15.01  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, nog niet lang geleden maakte u bekend dat ongeveer 230 gedetineerden voortaan op een speciale lijst van vluchtgevaarlijke gevangenen komen te staan.

 

Gevaarlijke gedetineerden worden nu al herhaaldelijk van de ene naar de andere gevangenis verplaatst of komen terecht in de hoogbeveiligde vleugel van de gevangenis van Brugge.

 

ln het nieuwe masterplan tris voor het gevangeniswezen, dat is aangekondigd maar waarvan er nadien nog weinig geweten is, zou er zelfs sprake zijn van een nieuwe instelling voor de meest gevaarlijke gedetineerden. Ongeveer honderdtwintig gedetineerden zouden daar terechtkunnen.

 

Uw woordvoerder heeft gezegd dat die superbeveiligde gevangenis zou kaderen in een meer gedifferentieerde aanpak. Ook het gevangeniswezen zal werk maken van verschillende regimes. Alleen zou de regering nog moeten beslissen over de locatie en de budgetten.

 

Dat neemt niet weg dat wij in de pers al een en ander kunnen lezen. Onder andere in De Standaard van 31 mei konden wij onder de tot de verbeelding sprekende titel "Alcatraz in de Condroz" lezen dat er wordt gedacht aan een deelgemeente van Ciney, meer bepaald Achêne. Daar zou oorspronkelijk een instelling voor Franstalige jeugddelinquenten komen, maar nu wordt eraan gedacht om op die locatie een hyperbeveiligde gevangenis te bouwen. De lokale burgemeester was daarvan echter nog niet op de hoogte, maar misschien is dat ondertussen al gebeurd.

 

Mevrouw de minister, ik heb de volgende vragen.

 

Ten eerste, kunt u wat meer uitleg verschaffen over uw idee om een superbeveiligde gevangenis te bouwen? Waaraan denkt u dan inzake regime, type gevangenis, kostprijs en realiseerdatum? Misschien gaat dat al te ver, maar ik kan het toch maar proberen.

 

Ten tweede, kunt u bevestigen dat Achêne een reële piste is voor deze gevangenis? Misschien komen er nog andere locaties in aanmerking. Zo ja, welke? Wanneer plant u een onderhoud met de lokale overheid?

 

Ten derde, ik neem aan dat u de beslissing niet alleen zult nemen, maar dat dit samen met uw collega-staatssecretarissen zal gebeuren. Wanneer mag in dit dossier een beslissing worden verwacht? ln welke fase bevindt het ontwerp zich momenteel, als er al een ontwerp is, of is het alleen nog maar een idee?

 

Ten slotte, wanneer mag het Parlement meer informatie verwachten over het masterplan tris, dat al enige tijd geleden werd aangekondigd, maar dat voor het overige een goedbewaard geheim blijkt te zijn?

 

15.02 Minister Annemie Turtelboom: Als men deel uitmaakt van de oppositie, lijken geheimen altijd iets langer bewaard te blijven.

 

De gevangenis van Achêne ombouwen tot een gevangenis met een zeer hoge veiligheidsgraad is een van de pistes die worden bekeken binnen het masterplan tris. Het is geen nieuw idee. Ik heb het in de commissie al verschillende keren gezegd, Achêne is een piste omdat wij de mogelijkheid hebben om het project een nieuwe bestemming te geven.

 

Ik herhaal wel dat het hele masterplan tris op de tafel van de regering ligt en dat er nog geen definitieve beslissing is genomen. Zolang het project niet principieel is goedgekeurd, kan ik dan ook geen concrete details geven, noch inzake timing, noch inzake de inhoud.

 

Ik kan wel zeggen dat het mijn overtuiging is dat de gevangeniscapaciteit verder gedifferentieerd moet worden. Er moet nog meer ruimte komen voor verschillende regimes, infrastructuren en inrichtingen. Er is nood aan open capaciteit maar ook aan een hoogbeveiligde inrichting om die gedetineerden op te vangen die een permanent of tijdelijk hoog risico betekenen voor de veiligheid van de gevangenissen. Die gedetineerden moeten een aangepaste omgeving krijgen. Dat is de kern van het project. Wij hebben in bepaalde gevangenissen al hoogbeveiligde delen, bijvoorbeeld een gang in Brugge, waar extra veiligheidsmaatregelen zijn genomen. Ik meen dat die differentiatie moet worden verdergezet.

 

Wij hebben nu in elk geval al de classificatie gemaakt van de mensen in de gevangenissen die echt vluchtgevaarlijk zijn. Op die manier krijgen wij zicht op de aantallen, die uiteraard evolueren, en de manier waarop dit moet worden opgevolgd.

 

15.03  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, dat laatste is eigenlijk het belangrijkste element van uw antwoord. Het overige wisten wij eigenlijk al.

 

Ik kan hier alleen uit afleiden dat het ideeën en denkpistes zijn maar nog niet meer dan dat.

 

Ik ben het met u eens dat het wel belangrijk is dat er een lijst is van de mensen die effectief vluchtgevaarlijk zijn. Het is essentieel dat wij die lijst al hebben. U herinnert zich dat men ooit bij een ontsnapping heeft moeten vaststellen dat Justitie eigenlijk de eigen gevangenen niet kende. Het is heel belangrijk dat ook daaraan al wordt gewerkt want dan krijgt men de juiste, gedifferentieerde aanpak. Dat is dus een stap vooruit, dat geef ik toe.

 

Alleen tast ik nog wat in het duister over hoe men dan concreet de gevaarlijke gevangenen gaat aanpakken in de gevangenis. Maar goed, ooit zal ook dat geheim wel ontsluierd worden, zelfs voor de oppositie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de fors verhoogde kosten van gerechtstolken, voornamelijk in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen" (nr. 18491)

16 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "le coût des interprètes judiciaires en forte hausse, principalement dans l'arrondissement judiciaire d'Anvers" (n° 18491)

 

16.01  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, ook al zullen gerechtstolken ten gevolge van de Salduzwet meer werk hebben, het feit is dat de kosten voor de gerechtstolken zeer hoog worden. Ik werd daarover zelf onlangs geïnterpelleerd.

 

Mevrouw de minister, beschikt u over cijfers hierover? Hoe scoort Antwerpen hierin? Antwerpen is immers een groot gerechtelijk arrondissement en omvat een grote stad waar zeer veel aanhoudingen worden verricht. In welke mate is de Salduzwet daaraan debet?

 

Worden gerechtstolken eveneens vergoed voor hun wachttijden in afwachting van een verhoor door de politie of de onderzoeksrechter of wanneer een verhoor moet worden onderbroken en zij moeten wachten? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de vertalingen van gerechtelijke stukken? Zijn er ter zake wijzigingen, in het bijzonder ten gevolge van de inwerkingtreding van de Salduzwet?

 

16.02 Minister Annemie Turtelboom: Na een analyse van de beschikbare cijfergegevens inzake de uitbetaling van tolken in 2013 is er geen significante afwijking terug te vinden, noch voor het ressort Antwerpen, noch voor het arrondissement Antwerpen zelf.

 

Heden is er dan ook geen onverklaarbare stijging die te wijten zou kunnen zijn aan de introductie van de Salduzwetgeving.

 

Tolken worden vergoed, conform het algemeen reglement van de gerechtskosten in strafzaken. Zij hebben recht op een vergoeding naar rato van de duur van de prestaties.

 

Er is daarnaast inderdaad een wachtvergoeding. Indien er een onderbreking is tijdens het verhoor en de prestaties van de tolk zijn daarna vereist, is er een vergoeding hiervoor.

 

Met betrekking tot vertolken en vertalen in strafprocedures zijn er wetswijzigingen in voorbereiding. Richtlijn 2010/64 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures moet worden omgezet in de Belgische wetgeving vóór 27 oktober 2013. De richtlijn betreft het recht op tolk- en vertaaldiensten in strafprocedures en procedures voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel en bevat naast bepalingen met betrekking tot het recht op vertolking en vertaling van essentiële proteststukken, ook voorschriften met betrekking tot de kwaliteit van tolk- en vertaaldiensten.

 

De omzetting zal worden gerealiseerd via een voorontwerp van wet dat in een aantal wijzigingen in de strafprocedurewetten voorziet. De ontwerptekst is door het departement Justitie afgerond en voor advies aan het College van procureurs-generaal overgezonden. Daarna zal het voorontwerp van wet op de Ministerraad worden ingediend. Na het advies van de Raad van State kan een bespreking in het Parlement volgen.

 

16.03  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, ik weet dat het in een kort tijdsbestek onmogelijk is om cijfers te verschaffen.

 

16.04 Minister Annemie Turtelboom: Ik heb de cijfers hier voor u en bezorg ze u.

 

16.05  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de strekking en de toepassing van omzendbrief nr. 196 inzake de benoeming van gerechtsdeurwaarders" (nr. 18492)

17 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "la portée et l'application de la circulaire n° 196 concernant la nomination d'huissiers de justice" (n° 18492)

 

17.01  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, ik val met de deur in huis en ik speel open kaart. Ik zou deze vraag niet stellen als ik zelf niet had vernomen dat sommige zaken toch niet koosjer zijn bij de benoemingen. Ik bedoel dit zeker niet op het niveau van uw diensten; dat wil ik zeker niet gezegd hebben. Er zijn mij echter enkele zaken ter ore gekomen die mij nopen tot het stellen van deze vraag.

 

Omzendbrief nr. 196 legt de procedure vast voor benoemingen van gerechtsdeurwaarders en zou moeten tegemoetkomen aan een aantal mankementen van de omzendbrief nr. 116, die destijds nog door toenmalig minister Vandeurzen uitgevaardigd werd. Er zouden echter wel verschillende pijnpunten blijven bestaan. De wijze waarop die omzendbrief is opgesteld, getuigt mijns inziens, zeker wanneer ik concrete zaken verneem, van een te grote terughoudendheid. Ik zou denken dat u op basis van die omzendbrief een paraplu kunt opentrekken.

 

Een kritisch onderzoek van de globale adviezen vanwege de arrondissementskamers ontbreekt in feite. Ook komt een grondig inzicht in de individuele dossiers te weinig aan bod. Daardoor kunnen binnen een organisatie van vrije beroepen, zoals in dit geval bij de gerechtsdeurwaarders, maar er zijn er ook nog andere, willekeur, corporatisme en nepotisme vrije baan krijgen.

 

De volgende kritiek kan volgens mij worden geuit. Er is geen toezicht op het feit of de arrondissementskamers de procedure wel correct volgen, inzonderheid of de rechten van de verdediging wel worden gerespecteerd wanneer de kandidaten gescreend worden en of er wel degelijk een eerlijke puntentoekenning gebeurd is. De nieuwe omzendbrief dreigt volgens mij dan ook voor een aantal procedureslagen te zorgen bij de Raad van State.

 

Mevrouw de minister, bent u bereid om de omzendbrief alsnog aan te passen en toch een grondiger inzicht te verwerven in de op handen zijnde benoemingen van de gerechtsdeurwaarders?

 

17.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer Schoofs, de omzendbrief nr. 196 werd opgesteld om in afwachting van een nieuwe wettelijke regeling het opnieuw mogelijk te maken om het significant aantal openstaande plaatsen voor gerechtsdeurwaarders op te vullen op een zo transparant en objectief mogelijke wijze. Inhoudelijk komt de omzendbrief nr. 196 tegemoet aan de opmerkingen van de Raad van State op de vorige omzendbrief nr. 116.

 

Een omzendbrief mag geen verordenend karakter hebben en mag ook niet verder gaan dan de wet vandaag de dag zelf voorschrijft. De wet stelt in artikel 512, alinea 2, van het Gerechtelijke Wetboek enkel dat de minister van Justitie het met redenen omkleed advies inwint van de raad van de arrondissementskamer over de verdiensten en de bekwaamheid van de kandidaten, niets meer.

 

De minister van Justitie kan wettelijk gezien met een omzendbrief geen toezicht op dat advies vastleggen of verder gaan. Wel heeft iedere kandidaat het recht om zijn opmerkingen over dat advies aan de arrondissementsraad te bezorgen en te vragen gehoord te worden, daarbij eventueel bijgestaan door een raadsman.

 

Het definitieve advies van de raad maakt deel uit van de te beoordelen elementen, samen met de andere elementen van beoordeling, zoals de ervaring en overige adviezen van officiële instanties.

 

Zoals gezegd is het een tijdelijk instrument in afwachting van de structurele regeling die net vóór de paasvakantie is goedgekeurd door de Ministerraad. Het ligt nu voor advies bij de Raad van State en omvat het nieuwe statuut, waarbij er een vergelijkend examen zal komen. Ik weet niet zeker of het al terug is gestuurd. Nadien komt de tekst naar het Parlement.

 

17.03  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, deze omzendbrief zal dus nog leiden tot een aantal benoemingen?

 

17.04 Minister Annemie Turtelboom: De regering wil het nieuwe statuut graag in werking laten treden op 1 januari 2014, rekening houdend met de parlementaire behandeling van het ontwerp. Het ontwerp werd immers net vóór de paasvakantie goedgekeurd door de Ministerraad.

 

De omzendbrief zal dus nog zorgen voor de invulling van de 45 huidig openstaande vacatures, en nog 7 of 8 extra die nog zullen worden opengesteld in de tweede helft van het jaar. Het exacte aantal weet ik niet meer juist. Voor de invulling van die vacatures zullen wij dus nog werken met de omzendbrief, anders moeten wij voor die openstaande vacatures nog wachten op het nieuwe statuut.

 

Ik vond het vooral belangrijk, gezien het juridische kluwen van de voorbije jaren, dat er een nieuw statuut komt dat wettelijk is verankerd en waarin geen onduidelijkheid meer bestaat over de manier waarop benoemingen moeten gebeuren.

 

17.05  Bert Schoofs (VB): De Raad van State zorgt dus voor juridische duidelijkheid en rechtszekerheid. U zegt dat wij het toch nog zullen moeten doen met de omzendbrief. In feite wilt u zelf liever een andere regeling; misschien bent u er zelf niet zo tevreden mee.

 

17.06 Minister Annemie Turtelboom: Neen, daarom heb ik ook het nieuwe statuut uitgewerkt met een vergelijkend examen, zoals dat al bestaat bij de notarissen. Een omzendbrief kan immers nooit honderd procent bindend zijn. Op basis van de vorige omzendbrief hebben wij wel rekening gehouden met het advies van de Raad van State, maar het blijft een omzendbrief.

 

Anno 2013 is het volgens mij logisch dat er een vergelijkend examen wordt georganiseerd, zoals in andere beroepsgroepen, om te zorgen voor nog meer transparantie dan wij vandaag bieden met de omzendbrief.

 

17.07  Bert Schoofs (VB): U kunt ook niet wachten met de benoemingen? Dat is blijkbaar onmogelijk. Ik heb natuurlijk een bepaalde casus die ik hier niet op tafel zal gooien.

 

Ik vrees dat het kalf verdronken is voor bepaalde mensen die onheus behandeld zijn door het corporatistische trekje van de beslissingen die genomen zijn.

 

17.08 Minister Annemie Turtelboom: Ter informatie wil ik eraan toevoegen dat de rondzendbrief van Jo Vandeurzen van een viertal jaar geleden op een bepaald moment vernietigd is. Sindsdien is er niemand benoemd. Wij moeten een evenwicht zoeken. Als wij blijven wachten, staan er op een bepaald moment wel zeer veel vacatures open. Voor mij was het van belang dat er op het moment dat wij de dossiers behandelden er ook een akkoord was over het statuut, precies met het oog op een goede structurele oplossing voor de toekomst.

 

17.09  Bert Schoofs (VB): De vraag is of u überhaupt rekening zult kunnen houden met de klachten over individuele dossiers, en als het kan, of u het zult willen doen.

 

17.10 Minister Annemie Turtelboom: Op basis van de rondzendbrief zal ik heel objectief de benoemingen doen.

 

17.11  Bert Schoofs (VB): Objectief zal het zeker zijn, maar daarom is het nog niet rechtvaardig. Maar goed, dat verwijt ik u niet.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

18 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "gevangenissen als plaatsen van salafismebekering" (nr. 18500)

18 Question de M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les prisons, lieux de prédilection pour la conversion au salafisme" (n° 18500)

 

18.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, de inspiratie voor deze vraag komt uit het jongste boek van Bilal Benyaich, een onderzoeker aan de Vrije Universiteit van Brussel.

 

Hij zegt dat in de Belgische gevangenissen verhoudingsgewijs vrij veel Marokkaanse gedetineerden zitten. De islam, en dan vooral de salafistische, de wahabitische tak ervan, biedt volgens hem personen die hun weg in onze maatschappij niet of moeilijk vinden, of niet willen vinden, een identitaire paraplu, een psychosociale en culturele bescherming. Gelet op de bekeringsijver van Saoedi-Arabië maakt dat de Belgische gevangenissen tot grote bekeringsplaatsen zijn geworden. De vraag is hoe de politie en de Belgische veiligheidsdiensten daarmee omgaan en op welke manier de controle hierop wordt georganiseerd. Dat staat in rechtstreeks verband met een aantal zaken die in het recente verleden aan het licht kwamen.

 

Mevrouw de minister, kunt u een idee geven van het geraamde aantal gedetineerden dat zich in de gevangenis jaarlijks tot de islam bekeert, en dan meer bepaald tot de radicale vorm ervan, het salafisme of de wahabitische tak? De bekering is natuurlijk een individueel proces, maar allicht houden de veiligheidsdiensten toch de evolutie bij.

 

De minister van Binnenlandse Zaken is zinnens de controle te verscherpen op een aantal nationale en internationale websites die radicale en vrij haatdragende islamboodschappen verspreiden. Op welke manier wordt die controle in de gevangenissen georganiseerd? Zijn er nu al bepaalde websites voor de gevangenen afgesloten? Hoe controleert men dat?

 

Op welke manier wordt radicalisering onder islamitische en andere gevangenen gecontroleerd en in het oog gehouden? Over welke groep gaat het hier? Hoe groot is die groep? Is er inderdaad sprake van een toename van religieus fundamentalistische druk in de Belgische gevangenissen? Zijn er ook Oost-Europeanen bij betrokken?

 

18.02 Minister Annemie Turtelboom: Wat België betreft, is de situatie vergelijkbaar met die in de ons omringende landen. De gevangenispopulatie blijft immers een risicogroep die verdere aandacht en opvolging verdient. Het aantal gedetineerden voor aan terrorisme gelinkte feiten is de jongste jaren, mede door diverse gerechtelijke acties, toegenomen en verdient onze bijzondere aandacht gezien hun statuut bij een deel van de jonge gedetineerden.

 

Naast operationele initiatieven in de gevangenissen zelf, die de contacten van eventuele rekruteerders met andere gedetineerden beperken, is er een samenwerkingsprotocol opgesteld tussen de Veiligheid van de Staat en het directoraat-generaal EPI met als voornaamste bedoeling de uitwisseling van informatie in beide richtingen te vergemakkelijken.

 

De Veiligheid van de Staat is ook actief in het kader van het Plan R, waar met de diverse partners wordt overlegd over het fenomeen. Plan R is het Plan Radicalisme, dat wordt gecoördineerd door het OCAD en werd goedgekeurd door het Ministerieel Comité Inlichtingen en Veiligheid.

 

Met de opleiding en sensibilisering van het gevangenispersoneel over de problematiek van de radicalisering in de gevangenis werd reeds in 2007 een aanvang genomen. Er is over het onderwerp ook blijvend overleg met de Europese partners om te leren van elkaars initiatieven op dat vlak.

 

We moeten echter ook nuanceren. In haar jaarverslagen 2010 en 2011 heeft de Veiligheid van de Staat opgemerkt dat er geen noemenswaardige problemen zijn van radicalisering in Belgische gevangenissen.

 

Toegang tot internet is voor gedetineerden uiteraard verboden, waardoor de vraag daaromtrent zonder voorwerp is.

 

De situatie is met de nodige aandacht opgevolgd en het fenomeen blijft een aandachtspunt.

 

18.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor de aandacht die u eraan geeft.

 

De situatie is naar uw zeggen vergelijkbaar met het buitenland. Er is echter één verschil. Mevrouw de minister, ik wil de Marokkanen niet met de vinger wijzen, maar het is de onderzoeker aan de VUB zelf, die mij erop wees dat Brussel de grootste, Marokkaanse stad buiten Marokko is. Er is dus wel een zekere proportionele dreiging mogelijk.

 

Ik neem er in elk geval nota van dat u antwoordt dat er een samenwerkingsprotocol met uitwisseling van info is. Natuurlijk valt ook OCAD inzake Plan R onder bedoeld protocol. Er worden geen websites afgesloten. Er zijn immers geen websites toegankelijk voor gevangenen.

 

Mevrouw de minister ik heb begrepen dat u geen idee hebt over de grootte van de groep, of het gaat over een aantal tientallen of over meer dan dat, over enkelingen, een of twee, links of rechts.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

19 Question de M. Fouad Lahssaini à la ministre de la Justice sur "la prison de Tilburg" (n° 18514)

19 Vraag van de heer Fouad Lahssaini aan de minister van Justitie over "de gevangenis van Tilburg" (nr. 18514)

 

19.01  Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, le rapport du Comité de prévention contre la torture et les traitements inhumains et dégradants (le CPT) du mois d'octobre 2011 et relatif à la prison de Tilburg, a été publié le 26 juin 2012. Environ un an plus tard, le 28 mai 2013, la réponse de l'État belge a été rendue publique. Cette réponse est consternante à plus d'un titre.

 

J'ai pris connaissance de cette réponse point par point. J'en ai extrait quelques exemples pour illustrer mes propos. Ainsi, vos services se contentent de répondre que l'infrastructure ne permet pas un meilleur aménagement des lieux (dortoirs, absence de lumière directe, d'aération suffisante, etc.). Une telle réponse me semble un peu courte quand on sait que, selon le CPT, un problème d'infrastructure se pose dans cette prison.

 

En outre, par une argumentation succincte et de piètre qualité, voire inexistante, la Belgique fait savoir au CPT qu'elle ne compte pas suivre les recommandations de ce dernier à savoir, par exemple, les recommandations visant à limiter le nombre de détenus francophones, à renforcer le personnel de nuit, etc.

 

De plus, certains éléments de cette réponse me semblent contradictoires. Ainsi, quand le CPT demande qu'un détenu soit auditionné par la direction avant un transfert vers Tilburg, on argue que Tilburg est une prison belge comme une autre, et qu'il n'y a pas lieu de faire exception à la procédure habituellement appliquée en matière de transfèrement. Mais quand le CPT parle de nourriture, d'organisation des visites ou de soins de santé, le rapport expose que ces aspects répondent aux normes en vigueur aux Pays-Bas, comme le prévoit le traité. Je ne sais pas si les détenus se retrouvent dans cet imbroglio. Toujours est-il qu'un problème se pose lorsqu'il s'agit de savoir quand un aspect relève de la législation belge ou des normes en vigueur aux Pays-Bas. En tout cas, force est de constater qu'en la matière, une meilleure information devrait être donnée, en particulier aux détenus.

 

Enfin, prétendre que l'offre de formations ou d'activités est suffisante car identique ou supérieure à certaines prisons flamandes est choquant. Il n'y a, par exemple, aucun moyen pour un détenu d'être suivi par un assistant social ou un psychologue externe à la prison Tilburg, et le SPF Justice ne comble pas ce manque. Même s'il s'agit de compétences communautaires, ce déficit est dû à l'absence d'accord avec les entités fédérées, dont il n'a pas été tenu compte au moment de la signature du traité. Je sais, madame la ministre, que ce n'est pas vous qui avez signé le premier traité, mais cela n'en reste pas moins choquant.

 

Madame la ministre, estimez-vous acceptable la réponse qui a été donnée aux recommandations d'un organe comme le CPT et de traiter ce dernier comme une instance quelconque? Pour ma part, j'estime, en tout cas, que c'est inacceptable.

 

19.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur Lahssaini, il appartient au CPT d'apprécier la qualité des réponses du gouvernement données au rapport concernant Tilburg, réponses qui, je le précise, ont été rédigées en collaboration avec les autorités néerlandaises. Respecter un organe tel que le CPT ne signifie pas suivre aveuglément ses recommandations.

 

En ce qui concerne Tilburg, tout comme mon collègue néerlandais, j'ai effectivement marqué mon désaccord avec certaines recommandations inapplicables d'un point de vue pratique. Je pense avoir, à chaque fois, expliqué dans mes réponses la raison pour laquelle j'estimais devoir prendre une position contraire à celle du CPT. Je ne partage pas votre avis sur les réponses contradictoires.

 

Le traité est très clair. Il précise les compétences réciproques de chaque pays. Le transfèrement vers Tilburg fait partie des compétences belges et s'effectue selon la réglementation belge. Il est donc normal d'appliquer cette réglementation de manière cohérente. Elle ne prévoit pas de demander le consentement du détenu. Par contre, j'ai précisé que, dans certains cas, il fallait faire des efforts pour mieux l'informer de la décision de transfèrement.

 

Les soins médicaux, eux, sont de la compétence des autorités néerlandaises. Il est donc logique d'appliquer la réglementation de ce pays en la matière.

 

Par rapport aux Régions et Communautés, je précise que le VDAB est bel et bien présent à Tilburg. La prolongation de la location de la prison sera l'occasion de discuter d'une implication plus grande des Régions et des Communautés dans le futur.

 

19.03  Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour cette réponse qui va dans le même sens que celle vous aviez donnée au CPT. Cependant, ces deux dernières années, on doit constater la piètre qualité des réactions de l'État belge aux rapports internationaux – et je parle d'autres instances que le CPT. Ainsi, même le médiateur fédéral demande que le gouvernement apporte des réponses plus convaincantes. Cela me désole! En effet, cela ne donne pas une bonne image de notre pays. Sa réputation en termes de défense des droits de l'homme risque d'en pâtir.

 

Je rappelle aussi que certaines recommandations du CPT n'ont toujours pas été respectées ou, du moins, n'ont suscité aucune réaction.

 

En conclusion, vaut-il encore la peine d'ouvrir les prisons belges à cet organisme ou bien devons-nous conseiller à ses membres d'aller se promener sur la Grand-Place et d'y déguster quelques-unes de nos meilleures bières?

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Ik zal mijn vraag nr. 18515 omzetten in een schriftelijke vraag.

 

20 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de commissie voor de objectivering van onderhoudsbijdragen" (nr. 18423)

20 Question de Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "la commission d'objectivation des contributions alimentaires" (n° 18423)

 

20.01  Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, dit is een opvolgingsvraag in de hoop dat wij deze legislatuur nog een functionererde commissie voor onderhoudsbijdragen krijgen. Het gaat om een voorstel dat in 2010 werd goedgekeurd in de commissie voor de Justitie. Hieraan gingen een aantal discussies vooraf over de manier waarop onderhoudsgeld moet worden bepaald.

 

Er is toen uiteindelijk een consensus gegroeid tussen de partijen zodat via een aantal objectieve parameters een commissie kon worden opgericht, die ervoor zal zorgen dat er aanbevelingen komen voor de begroting van de kosten, voortvloeiend uit de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek, zodat de bijdragen kunnen worden vastgesteld die ouders, in geval van scheiding, moeten betalen voor hun kinderen.

 

De Koning zou de samenstelling en de werking van die commissie moeten bepalen. Ik heb daarover al verschillende vragen gesteld. In november 2012 hebt u mij gezegd dat u samen uw collega, staatssecretaris Courard, een aangepast tekst van KB zou opstellen om die commissie samen te stellen, te installeren en te laten werken.

 

Is die commissie er ondertussen al? Is dat KB al verschenen? Wanneer zal die commissie operationeel zijn? Wat hebt u ondernomen om daartoe te komen? Wie zal er in die commissie zetelen? Zijn er al kandidaten? Wanneer worden zij aangeduid?

 

20.02 Minister Annemie Turtelboom: Het ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de commissie voor onderhoudsbijdragen zoals bedoeld in artikel 1322 van het Gerechtelijk Wetboek heeft het voorwerp uitgemaakt van verschillende constructieve vergaderingen met de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen, Personen met een Handicap en Wetenschapsbeleid.

 

De commissie zal samengesteld worden uit vertegenwoordigers van de advocatuur, de magistratuur, het notariaat, de bemiddelaars, de Dienst voor Alimentatievorderingen en de bevoegde deelgebieden.

 

Sinds uw vorige vraag werd de tekst gefinaliseerd en voorgelegd aan de inspecteur van Financiën. Wij ontvingen een positief advies en hebben de teksten nadien voorgelegd aan de minister van Begroting. Ten slotte zal ook het advies van de Raad van State worden gevraagd.

 

Als het koninklijk besluit definitief is en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad zal een oproep tot kandidaten bekendgemaakt worden.

 

Wij wachten op het akkoord van Begroting en dan gaat het koninklijk besluit naar de Raad van State. Bij ons is het dus al vertrokken.

 

20.03  Sonja Becq (CD&V): Als aan de Raad van State advies zal worden gevraagd, zit u nog in de fase daarvoor. Een positief advies van de Inspectie van Financiën, dan nog een advies van de minister van Begroting, dan komt het vermoedelijk op de regeringstafel.

 

20.04 Minister Annemie Turtelboom: Ik weet niet of dit voor overleg naar de Ministerraad komt. In elk geval, het zit bij ons.

 

20.05  Sonja Becq (CD&V): Het zit in ieder geval in de procedure en gaat voor advies naar de minister van Begroting en naar de Raad van State. Ik mag dus hopen dat er over drie maanden een advies van de Raad van State is.

 

20.06 Minister Annemie Turtelboom: Normaal gezien duurt dat een dertig tot vijfenveertig dagen. Ze moeten twee opmerkingen verwerken.

 

20.07  Sonja Becq (CD&V): U hebt het nog niet terug van Begroting?

 

20.08 Minister Annemie Turtelboom: Nee, maar Begroting gaat snel.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 18265 van de heer Van Biesen wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 18193 van mevrouw Galant wordt uitgesteld. Vraag nr. 18397 van de heer Goffin wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.27 uur.

La réunion publique de commission est levée à 16.27 heures.