Commission des Affaires sociales |
Commissie
voor de Sociale Zaken |
du Mercredi 5 juin 2013 Après-midi ______ |
van Woensdag 5 juni 2013 Namiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.25 uur en voorgezeten door mevrouw Nadia Sminate.
La séance est ouverte à 14.25 heures et présidée par Mme Nadia Sminate.
01 Vraag van mevrouw Nadia Sminate aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "de toepassing van de eenvormige regeling voor prestaties buiten de normale diensturen voor de sociale inspectiediensten" (nr. 17731)
01 Question de Mme Nadia Sminate au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "l'application du système uniforme pour les prestations des services d'inspection sociale en dehors des horaires ordinaires de travail" (n° 17731)
01.01 Nadia Sminate (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb vernomen dat er enige wrevel is over de nieuwe regeling voor de uren buiten de gewone diensturen, specifiek bij de federale ambtenaren en, in dit geval, bij de inspectiediensten. Bij sommige inspectiediensten is de nieuwe regeling in het verkeerde keelgat geschoten, waardoor – zo heb ik toch vernomen – een aantal controles niet of niet helemaal werd uitgevoerd.
Ten eerste, klopt het dat een aantal inspectieopdrachten die gepland waren buiten de normale diensturen niet heeft plaatsgevonden, omdat de ambtenaren niet akkoord gingen met de nieuwe regeling?
Ten tweede, is de nieuwe regeling voor alle inspectiediensten op hetzelfde moment geïmplementeerd? Wanneer gebeurde dat?
Ten derde, klopt het dat de betrokken controleurs en inspecteurs hun verplaatsingstijd niet meer als werkuren mogen inbrengen?
01.02 Staatssecretaris John Crombez: Mevrouw Sminate, voor alle duidelijkheid, een aantal controles blijkt inderdaad niet te zijn uitgevoerd. De uitleg die daarvoor werd gegeven, was dat de discussie over de nieuwe regeling personeelsleden heeft doen beslissen de speciale controles niet uit te voeren als een vorm van protest. Ik heb duidelijk laten verstaan dat ik dat onaanvaardbaar vind.
Wel is er, gezien het aantal controles dat op dit moment wordt uitgevoerd en ten opzichte van de planning, geen probleem. Ik geef dat gewoon even mee. Wij moeten daarover niet flauw doen. Die reactie is er inderdaad geweest.
Wat is er gebeurd? Er bestond vooraf en achteraf behoorlijk wat ongerustheid over de goedkeuring van het koninklijk besluit van 11 februari 2013 tot toekenning van een toelage aan de personeelsleden van het federaal administratief openbaar ambt die bepaalde prestaties verrichten, waarmee het koninklijk besluit van 20 september 2012 eigenlijk is opgeheven. Het betreft de nachtprestaties en de prestaties op zon- en feestdagen van de sociaal controleurs bij de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, de FOD Sociale Zekerheid, de RVA en de RSZ.
Ik wil duidelijk het onderscheid maken tussen de reactie van een aantal personen in verband met de organisatie en de planning en de reactie van heel wat controleurs en inspecteurs op het terrein die de aanpassing, waarbij er een meer equitabele verdeling komt – minder op zondag, met een hoog percentage, en meer verspreid over nacht- en weekend – eigenlijk wel goed vonden. Dat maakt de manier waarop men heeft gereageerd, des te erger.
De opheffing heeft ook vakbondsacties uitgelokt; dat is bekend. Die acties hadden voornamelijk betrekking op de controles uitgevoerd in het kader van de arrondissementscellen. Er worden doelstellingen in vooropgesteld, die per jaar moeten worden gehaald. Ik heb er daarnet al naar verwezen. Gelet op het feit dat er nieuwe wetten werden aangenomen en de KB's aangaande de controles worden opgemaakt, is het voor mij geen probleem dat er een aantal controles niet werd uitgevoerd. Als de acties aanhouden, zal ik daar echter wel een zeer groot probleem van maken. In een aantal sectoren willen wij de gecoördineerde acties immers versnellen zodra de nieuwe wetgeving van kracht is geworden.
De bepalingen van het KB van februari jongstleden zijn op 1 maart in werking getreden en geïmplementeerd in de verschillende inspectiediensten, die ik heb opgesomd. Het KB regelt echter niet de berekening van de arbeidstijd van de inspecteurs en de controleurs, waar uw laatste vraag over gaat. De regels voor de berekening van de arbeidstijd, die zijn bepaald voor de inwerkintreding van het vermelde KB, zullen van toepassing blijven..
01.03 Nadia Sminate (N-VA): Als ik het goed begrijp, dan is de reactie van het gros van het personeel overwegend positief en gaat het over enkele individuele acties. U erkent echter wel dat er een aantal acties hebben plaatsgevonden. Kunt u zeggen hoeveel inspecties niet hebben plaatsgevonden?
01.04 Staatssecretaris John Crombez: Neen, daar is een simpele reden voor: vorig jaar zijn er veel meer inspecties en controles gebeurd dan was gepland. We kunnen dus niet zeggen hoeveel controles er uiteindelijk niet gebeurd zijn. Eigenlijk scoort men niet zo slecht wat de planning betreft. Dat is het vreemde eraan.
Ik weet niet hoeveel acties er zijn, omdat het vaak gewoon tot uiting komt in de planning zelf, bijvoorbeeld door verschuivingen om minder nacht- en weekendwerk te doen. Ik weet ook niet of het het gros van de inspecteurs en controleurs betreft. Wij hebben aan heel wat inspecteurs op het terrein gevraagd wat zij eigenlijk vonden van de aanpassing waarbij het gewicht van zondagcontroles wordt verlegd naar controles op andere momenten en onregelmatige uren. Daar kwamen veel positieve reacties op en er was ook wel wat onbegrip omtrent de vakbondsacties.
De lopende onderhandelingen situeren zich ook in een ruimer kader. Het ongenoegen en de wrevel gingen ook over het breder kader en niet alleen over de extra vergoeding van de onregelmatige prestaties of de recuperatie van onregelmatige prestaties.
Ik beweer niet dat mijn steekproef reveleert dat het om het gros van de personeelsleden gaat. Ik wil alleen wijzen op de tweespalt tussen de acties van sommigen in verband met de planning, die ik onaanvaardbaar vind, en tussen de mening van anderen op het terrein over wat voorgesteld is.
L'incident est clos.
- mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "de Limosa-aangifte" (nr. 17575)
- mevrouw Nadia Sminate aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "de hervorming van de Limosa-meldingen voor zelfstandigen" (nr. 17667)
- Mme Nahima Lanjri au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "la déclaration Limosa" (n° 17575)
- Mme Nadia Sminate au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "la réforme des déclarations Limosa pour les indépendants" (n° 17667)
02.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, eind 2012 heeft het Europees Hof van Justitie in Luxemburg negatief geoordeeld over het Limosa-systeem dat wij hadden opgesteld en dat ook al van kracht was.
Het doel van de Limosa-aangifte was de creatie van een centrale databank van de tewerkstelling van buitenlandse werknemers in België en het garanderen van een administratieve vereenvoudiging om het vrij verkeer van buitenlandse werknemers te bevorderen.
Europa heeft echter geoordeeld dat de gevraagde informatie disproportioneel was en een rem vormde op het vrij verkeer en op de vrije dienstverlening in Europa. De regering heeft beslist om het arrest van het Europees Hof niet aan te vechten, maar wel om de Limosa-aangifte aan te passen aan de vraag van het Hof, door in te gaan op het verzoek van het Hof om bepaalde informatievragen beter te motiveren.
Bij de bespreking van uw beleidsnota in januari hebt u gezegd dat die aanpassing wellicht al in januari vorm zou krijgen. Een snelle oplossing was belangrijk, omdat de Limosa-aangifte een belangrijk wapen is in de strijd tegen de sociale fraude.
Ik deel uw mening dat de Limosa-aangifte een belangrijk wapen is en dat sociale fraude aangepakt moet worden, niet alleen vanwege de sociale fraude, maar vaak ook voor de bescherming van de buitenlandse werknemers en voor de veiligheid op heel wat werven.
Mijnheer de staatssecretaris, hoever staat het nu met de hervorming van de Limosa-aangifte? Op de website van de FOD Sociale Zekerheid staat namelijk nog altijd dat, naar aanleiding van de uitspraak van het Hof van Justitie van 19 december 2012, de meldingsplicht voorlopig is opgeschort en dat er geen sancties zullen volgen indien de meldingsplicht niet wordt nageleefd.
Wij zijn ondertussen wel al vijf maanden verder en het is nog niet aangepast. Mijn vraag is dan ook waarom dit nog niet werd aangepast. Welke aanpassingen werden er eventueel al wel doorgevoerd? Wat zijn de gevolgen? Blijft de waarde van het instrument inzake fraudebestrijding bewaard? Wanneer zal de Limosa-aangifte opnieuw in gebruik worden genomen en onder welke vorm? Ik hoop dat dit heel binnenkort zal zijn want dit duurt nu toch al langer dan u in januari had aangekondigd.
02.02 Nadia Sminate (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb een identieke vraag. Ik zal de inleiding niet herhalen, want de inhoud is juist dezelfde. Ik beperk mij tot de vragen.
In welke zin zal de Limosa-aangifte voor zelfstandigen worden aangepast? Welke stappen hebt u al gezet om die aanpassing door te voeren? Wat is de timing daarvoor? Wat zullen de gevolgen zijn voor de strijd tegen de sociale fraude?
02.03 Staatssecretaris John Crombez: Wat ik toen heb gezegd – dat is belangrijk in het geheel – is dat ik tevreden was met het arrest, in zoverre het duidelijk heeft aangetoond waarom nationale maatregelen nodig zijn in de strijd tegen sociale dumping en concurrentievervalsing. Dat betreft bijna heel het arrest, met de conclusie van disproportionaliteit.
Ik heb toen gezegd dat wij het in januari zouden proberen aan te passen. Wij hebben dat ook gedaan. Wij hadden in de regering heel snel een akkoord over de aanpassing. Daarna werd het KB geschreven.
U vraagt namelijk ook naar de timing. Het KB is beslist en getekend op 19 maart. Het vervelende aan dat arrest komt tot uiting in de aanpassing van de databank. Het aanpassen in het besluit is dus snel gegaan. Het KB werd al in maart getekend, maar de aanpassingen van het formulier en de databank zijn nog niet gebeurd. De reden waarom er nog “geschorst” staat, is dat men daarvoor bijna een half jaar nodig heeft.
(…): (…)
02.04 Staatssecretaris John Crombez: Om die aanpassing uit te voeren. De administraties werden van bij het begin betrokken bij de besprekingen voor de aanpassing zelf, maar de vroegst mogelijke datum waarop het weer op de website zal staan en operationeel zal zijn, is 1 juli.
Het is een straf verhaal. In het arrest staat dat de proporties niet goed zijn. Men past de proporties aan, maar de aanpassing in het systeem duurt enkele maanden. Er was dus blijkbaar geen enkele mogelijkheid om dat sneller te doen. Ik heb dat ook geconstateerd. Dat betekent heel concreet dat het systeem, in een aangepaste vorm, op 1 juli opnieuw beschikbaar zou moeten zijn.
U stelt ook een vraag over de manier waarop die systemen het gemakkelijkst en het efficiëntst kunnen worden beheerd. Dat is een interessante discussie. Het is voor mij ook een heel opmerkelijke vaststelling geweest, vast te moeten stellen dat het maanden vergt om een aantal velden aan te passen en te schrappen.
Wij zijn onmiddellijk met alle betrokken administraties rond de tafel gaan zitten om te weten te komen wat het op technisch vlak zou betekenen om dat aan te passen. Ondanks herhaaldelijke vragen of het wel echt nodig was om daaraan maanden te werken, was men daarin heel stellig.
Wat is het voorwerp van de aanpassing? Wij hebben bekeken welke gegevens binnen die proportievraag echt nodig zijn om ervoor te zorgen dat men nog een performant systeem heeft.
Wij weten dat het nuttig is omdat de wijzigingen die mijn voorganger Carl Devlies heeft aangebracht zoals het invullen van de vragenlijst, een effect hebben gehad op de enorme toename van schijnzelfstandigheid in 2011 van vooral Bulgaren en Roemenen.
Hier geldt een beetje hetzelfde. Wij hebben met de inspectiediensten die volgens artikel 9 van het koninklijk besluit van maart 2007 bevoegd zijn om die naleving te controleren, bekeken wat we nodig hadden om het systeem performant te houden.
Het koninklijk besluit van maart 2007 voert Hoofdstuk 8, Titel IV, van de programmawet van december 2006 tot voorafgaande melding voor gedetacheerde werknemers en zelfstandigen uit. Het arrest betrof de melding van de zelfstandigen.
Er is een unieke aangifte in plaats van de twee aangiften die tot nog toe bestonden – de vereenvoudigde aangifte, die twaalf maanden geldig was, maar waarbij sommige sectoren uitgesloten waren, en de specifieke aangifte voor activiteiten uit de uitzend- en de bouwsector.
De vereenvoudiging van het meedelen van informatie zorgt ervoor dat de twee aangiften konden worden gereduceerd met, voor alle duidelijkheid, het feit dat de geldigheid van de aangifte voor de activiteiten van de uitzend- en bouwsector beperkt is tot de periode waarop de aangifte betrekking heeft, terwijl de aangifte twaalf maanden geldig blijft voor de andere activiteiten.
Het wijzigingsbesluit is gepubliceerd op 2 maart in het Belgisch Staatsblad. Het treedt op 1 juli in werking. Dit besluit wordt enkel en alleen verklaard door de aanpassing van het computersysteem zelf en de backoffice die daaraan gekoppeld is.
Ik verwijs voor alle verschillende aanpassingen ook graag naar het verslag aan de Koning, omdat het nogal uitvoerig is
Voor de aanpassingen hebben wij gezocht naar een andere proportie van de gevraagde informatie ten opzichte van de doelstelling, zonder dat de slagkracht van het instrument naar gebruik in detectie of bestrijding van fraude zou verminderen. Dat is de doelstelling die wij hebben gehanteerd.
In een tweede fase zal dat hoofdstuk 8 van titel 4 van de programmawet van 2006 tot voorafgaande vermelding van gedetacheerde werknemers en zelfstandigen worden aangepast om de Limosa-aangifte nog verder te kunnen vereenvoudigen.
Het voorontwerp kende een eerste lezing op de Ministerraad van 26 april en zit nu bij de verschillende instanties zoals de NAR. Zodra dat definitief is goedgekeurd, zal nog een nieuwe aanpassing van het besluit nodig zijn om dit nog verder te kunnen vereenvoudigen, maar altijd in dezelfde optiek dat een vereenvoudiging niet zou mogen leiden tot een mindere impact van het gebruik van die databank.
02.05 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, wij hadden een systeem dat functioneerde, dat een hulpmiddel was in de strijd tegen de fraude. Ik betreur dat wij ten gevolge van een arrest van het Europees Hof zoveel vertraging oplopen, ook vanwege de techniciteit van die databank. Ik hoop dat dit u doet nadenken.
Als u morgen of overmorgen terug enkele velden wilt toevoegen of wilt weglaten, moet dit sneller kunnen gaan dan in zes maanden. Op het vlak van informaticabeheer zou alles toch sneller moeten kunnen verlopen, want anders zijn wij niet mee met onze tijd. Het kan ook zijn dat u binnen drie maanden vaststelt dat men beter die of die informatie zou weglaten of een bepaald detail wel zou moeten opvragen. Dat is één ding over de technische kant van de zaak. Ik hoop dat het zo snel mogelijk ingevoerd wordt.
Ik hoop evenwel ook dat deze wijzigingen volledig voldoen aan wat Europa gevraagd heeft. Wij moeten nu echt zeker zijn dat wij niet meer zullen worden teruggefloten op dat vlak door Europa en dat wij niet meer opnieuw voor een verrassing komen te staan omdat het nog niet zou voldoen. Ik hoop dat dit ook afgetoetst is met Europa, om te bekijken of het op deze wijze voldoende is.
02.06 Nadia Sminate (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, zes maanden is lang om dergelijke technische informatica-aanpassing door te voeren. De zaken zijn wat ze zijn. Op 2 juli zullen wij controleren of het dan is uitgevoerd. Het is wel zo dat wij van het eerste trimester 2013 weinig of geen gegevens hebben. De zelfstandigen mochten nog altijd de gegevens invullen, dus hier en daar zal er misschien enige informatie zijn. Er zullen echter weinig gegevens zijn voor die periode en ik vraag me dan af of dit gevolgen heeft gehad voor uw beleid inzake de strijd tegen de sociale fraude. Het is een belangrijk gegeven dat men van die periode niet weet wat er is gebeurd met de buitenlandse zelfstandigen. Daar zou ik toch graag een antwoord op krijgen.
02.07 Staatssecretaris John Crombez: Er zijn drie punten aangehaald. Het arrest heeft het gebruik opgeschort, maar het is niet zo dat wij daardoor geen informatie meer hebben over buitenlandse zelfstandigen die hier komen werken. Er zijn wel degelijk nog andere aanknopingspunten, maar het is inderdaad een belangrijk instrument minder en dat maakt het moeilijker om het in kaart te brengen.
Een kort antwoord op de eerste vraag. Als wij nog aanpassingen uitvoeren, is dat een andere situatie: nu hadden wij niets, omdat het was opgeschort. Als wij nu aanpassingen uitvoeren, betekent dit niet dat het systeem onbruikbaar en opgeschort is.
Het heeft mij doen nadenken over de impact van dergelijke schorsing op zowel onze eigen systemen alsook op Europa. Ik kan niet overleggen met de rechters in Europa of het nu in orde is of niet. Wij hebben veel contact gehad met Europa, maar ik voorspel dat wij voortdurend een spanningsveld zullen hebben. Het hof legt zelf uit hoe nodig en belangrijk het is en neemt vervolgens een beslissing met een impact die het niet kent, maar die maanden duurt. Dat leggen wij in Europa uit: pas op met redelijke vragen, maar die een repercussie kunnen hebben op het gebruik van systemen, met precies het omgekeerde effect van wat u aanraadt dat er moet gebeuren, met name de strijd tegen sociale dumping en concurrentievervalsing. Ook in dit Parlement zorgt die discussie voortdurend voor een spanningsveld: wat kunnen wij doen dat voor Europa aanvaardbaar is? Dat is zeer moeilijk te voorspellen en daar is een probleem tussen de lidstaten en het Europese niveau.
L'incident est clos.
- mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "het actieplan van de inspectiediensten ter bestrijding van sociale fraude" (nr. 17921)
- mevrouw Nadia Sminate aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "de vraag van verschillende sociale inspectiediensten naar een uitbreiding van hun personeelsbestand met extra inspecteurs en controleurs" (nr. 17954)
- Mme Nahima Lanjri au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "le plan d'action des services d'inspection dans le cadre de la lutte contre la fraude sociale" (n° 17921)
- Mme Nadia Sminate au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "la demande des différents services d'inspection sociale de renforcer leurs effectifs par l'embauche d'inspecteurs et de contrôleurs supplémentaires" (n° 17954)
03.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, het actieplan van 2013 van de inspectiediensten die zich bezighouden met de strijd tegen de fiscale fraude geeft een overzicht van de prioriteiten van de verschillende inspectiediensten. Gelet op het beperkt aantal van 900 inspecteurs die op het terrein al het werk verrichten, zal een gerichte aanpak erg belangrijk zijn om het opzet te doen slagen.
Ondanks de verhoogde samenwerking en de toegenomen gegevensuitwisseling tussen de verschillende inspectiediensten, neemt de druk op de inspectiediensten toe. Dat staat zo ook in het rapport.
De dienst Toezicht op de Sociale Wetten geeft daarbij onomwonden te kennen dat zij, zonder een echte versterking van de dienst naast de eenvoudige vervanging van inspecteurs die de dienst verlaten, niet in staat zullen zijn om de verplichtingen op het vlak van informatie en controle na te komen. Ook de inspectiediensten van het RIZIV hebben nood aan een personeelstoename om hun acties in de strijd tegen zwartwerk en fictieve domicilie grondiger te kunnen voeren. Het RIZIV heeft daartoe een aanvraag tot verhoging van het personeelsbestand ingediend.
Mijnheer de staatssecretaris, vindt u ook dat de taken voor de diensten van de sociale inspectie zijn toegenomen?
Onderschrijft u de vraag naar extra inspecteurs voor de dienst toezicht op de sociale wetten en het RIZIV? Zult u een positief gevolg kunnen geven aan de aanvraag tot verhoging van het personeelsbestand ter bestrijding van de sociale fraude, door het RIZIV?
Zal de betere communicatiedoorstroming en informatisering ook bijdragen tot een werklastvermindering bij de inspecties? Zo ja, op welke manier? Welke verbeteringen mogen wij verwachten en binnen welke termijn?
03.02 Nadia Sminate (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag gaat over hetzelfde thema. Twee inspectiediensten, namelijk de dienst Toezicht op de Sociale Wetten en het RIZIV, vragen beide meer personeel.
Er zijn twee manieren om daarmee om te gaan, ofwel blijft men investeren in meer personeel, ofwel zoekt men efficiëntiewinsten. Ik heb het voorbeeld gegeven van een inspecteur van de RVA die twee uitkeringsgerechtigden betrapt op zwartwerk, de ene ontvangt een werkloosheidsuitkering en de andere een ziekte-uitkering. De RVA-inspecteur kan natuurlijk alleen de werkloze verbaliseren. Tegen de andere persoon kan hij niets doen. Voor betrokkene moet het werk volledig opnieuw worden gedaan door een inspecteur van het RIZIV. Dat men dubbel werkt heeft, is volgens mij een van de problemen.
Onderschrijft u de vragen van de twee inspectiediensten voor meer personeel?
Hoe staat u tegenover een uitbreiding van de huidige bevoegdheidspakketten van de verschillende inspectiediensten?
03.03 Staatssecretaris John Crombez: Mevrouw de voorzitter, dit is eigenlijk een dubbele discussie. Ik ben het niet eens met de analyse van de inspectiediensten. Veel diensten zeggen dat er een tekort aan personeel is om hun taken degelijk te kunnen uitvoeren. Ik ben het evenwel niet eens met die diensten dat de enige oplossing erin bestaat om bijkomend personeel aan te werven. Ik zal proberen uit te leggen wat ik hiermee bedoel.
Wij hebben in de diensten waarvan sprake zowel in 2012 als in 2013 voorzien in bijkomende aanwervingen. In 2012 ging het in totaal om 54 personen. Hierover hebben wij het al gehad. Het gaat om de RSZ, de sociale inspectie en de FOD Werkgelegenheid. In 2013 gaat het om de RSZ, de sociale inspectie, de dienst maatschappelijke integratie, de RVA, het RSVZ en de WASO. Er waren 100 bijkomende aanwerving. In totaal gaat het dus om 154 extra personeelsleden.
Ter zake zijn er twee effecten. Er is ten eerste het effect van bijkomende aanwerving. Er is echter ook het algemeen lineair effect op de besparingen van de federale overheid en de ambtenarij, die ervoor zorgt dat er in het totaalkader geen bruto toename is van bijkomende aanwervingen. Dat wekt vragen op. Er worden bijkomende aanwervingen gedaan en de situatie verbetert, maar niet qua aantallen van de aanwervingen doordat er daarnaast lineaire besparingen zijn.
Ik ben het niet eens met de analyse dat de oplossing bestaat uit het aanwerven van bijkomend personeel, omdat er daarnaast twee zaken moeten gebeuren. Er moet inderdaad soms extra personeel zijn. Dat is ook gebeurd. Daarnaast moet ook gezorgd worden voor een betere selectie en detectie. Dat betekent dat de inzet van personeel veel accurater moet gebeuren. Bij de SIOD hebben wij gemerkt dat door automatisering van de selectie het aantal gecontroleerde dossiers waar problemen werden vastgesteld, met 9 % is gestegen, en dit enkel door verbetering van de selectie van de dossiers die worden gecontroleerd.
Als globaal gezien 100 personen worden ingezet die gerichter gaan controleren, betekent dat evenveel personeel die meer controles met resultaat opleveren. Dat leidt tot het volgende punt, namelijk een pijnpunt bij alle sociale administraties. Hoe meer controles met gevolgen, hoe meer administratieve verwerking. Trouwens, nadien stijgt ook het aantal dossiers dat voor de rechtbank komt. Dat is de meest cruciale vraag.
Kan de verwerkingstijd van de administratie ingekort worden? Wij hebben een stuk van de discussie hierover gevoerd met betrekking tot het elektronisch proces-verbaal, waarbij gerekend kan worden op 10 tot 15 % inkorting van de verwerkingstijd door de elektronische verwering van de dossiers. Administraties zullen meer dergelijke voorstellen moeten doen om de verwerkingstijd in te korten.
Er werden nog een aantal andere punten aangehaald.
De vraag is maar in hoeverre de betrokken diensten erover nadenken of zij al hun taken voldoende kunnen uitvoeren. Er is een actieplan en er worden prioriteiten gesteld. Een aantal sectoren zal een hogere prioriteit krijgen dan andere. Wij hebben ook zo’n discussie gekend bij de BBI en niet alleen bij de sociale departementen, over hoe men personeel snel genoeg kan vervangen, want er is immers een aanzienlijke uitstroom in de komende jaren. Hoe zorgt men ervoor dat er voldoende kennis en ervaring in huis wordt gehouden; die kwestie vormt eigenlijk de basis van de onrust.
De aanvragen voor aanwervingen die zijn ingediend door de inspectiediensten, zullen worden bekeken tijdens de begrotingscontrole. Zo gaat het altijd. Als de regering nieuwe vragen krijgt — het gaat immers niet om administraties die hun vragen specifiek naar mij moeten richten — dan zullen die tijdens de begrotingscontrole worden bekeken. Tijdens de voorbije controles hebben wij die discussie altijd gevoerd in een krimpend kader, niet in een uitbreidend kader. In die zin vormen de sociale administraties en de BBI daarop een beetje een uitzondering. Bij de laatste controle werd bijvoorbeeld beslist extra personeel aan te werven bij de RKW, omdat de regering maatregelen had genomen inzake fraudebestrijding bij kinderbijslaguitkeringen.
Dat houdt ook in dat het beter is de maatregelen te nemen als deel van een totaalpakket van beslissingen om de procedures te vereenvoudigen en om een opbrengst te genereren. De 13 miljoen euro die in 2013 in de begroting is opgenomen onder de bestrijding van fraude met de kinderbijslag, is een netto-opbrengst. Een stuk daarvan zit immers in een investering in informatica en personeel in de RKW. Zo hebben wij het al een paar keer gedaan.
De nieuwe technologieën zullen wij zowel fiscaal als sociaal blijven ontwikkelen. De kruising van databanken en data mining is daar een elementair deel van. Bij de SIOD is dat eigenlijk al aanzienlijk ontwikkeld; de conceptfase is daar al lang voorbij en het is een deel van het systeem geworden. Bij de BBI wordt dat nu stilaan geïmplementeerd als deel van het systeem. Het is daarnaar dat ik verwees toen ik zei dat de dossiers waarin feiten worden vastgesteld op het terrein, aanzienlijk stijgen door de toepassing daarvan.
In verband met de uitbreiding van de materiële bevoegdheid, heb ik niet de indruk dat dit echt noodzakelijk is, omdat artikel 67 van het Sociaal Strafwetboek uitdrukkelijk bepaalt dat de materiële vaststellingen gedaan in een proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk met hun bewijskracht gebruikt kunnen worden door de sociaal inspecteurs van dezelfde dienst, van andere inspectiediensten of door ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van een andere wetgeving. Deze bepaling, die tegelijk de doelmatigheid en de doeltreffendheid beoogt van de verschillende inspectiediensten, laat toe nodeloos werk te vermijden en dus efficiënter te kunnen zijn in de strijd tegen de sociale fraude.
03.04 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik begrijp dat u zegt dat wij, gelet op de beperkte middelen en in een periode waarin er op verschillende departementen bespaard moet worden, moeten nagaan hoe wij het huidig personeel efficiënter kunnen inzetten. Dat betekent ook dat de controleplaatsen goed geselecteerd moeten worden. Het is goed dat er niet blindweg gecontroleerd wordt, maar wel daar waar de risico’s misschien groter zijn.
Daartegenover staat dat wij er ook voor moeten zorgen dat de pakkans groot genoeg blijft. Niet alleen daar waar het overduidelijk is, moet worden gecontroleerd. De bedrijven zouden anders weten in welke gevallen zij kans maken op controle, omdat er welbepaalde criteria worden gehanteerd om controleplaatsen aan te duiden. De pakkans moet groot genoeg blijven.
Daarom denk ik dat wij blijvend moeten inzetten op voldoende personeel en middelen. Volgens mij kan dat door een combinatie van een efficiëntere aanpak met voldoende personeel, zowel voor de controles als voor de opvolging, de verwerking en het juridisch gevolg dat eraan gegeven wordt.
Bovendien is het uiteraard belangrijk om ook communicatief het signaal te blijven geven. Een aantal goede voorbeelden van zaken die worden aangepakt, geeft een afschrikeffect op anderen die er ook aan denken of dat al hebben gedaan. Dat kan sensibiliserend werken op dat vlak.
03.05 Nadia Sminate (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, het is positief dat u de verantwoordelijkheid mede bij de diensten en de administratie legt. Het is ook positief dat u vraagt naar voorstellen om de efficiëntie te verhogen.
Anderzijds antwoordt u dat u het niet noodzakelijk acht de bevoegdheden uit te breiden. Immers, indien de bevoegdheden worden uitgebreid, staat niets nog een fusie van de inspectiediensten in de weg. U weet natuurlijk dat wij ter zake grondig van mening verschillen.
Nochtans spreekt het door mij aangehaalde voorbeeld voor zich. Het maakt voldoende duidelijk dat er wel degelijk nood is aan een fusie.
Ik kan maar blijven proberen.
L'incident est clos.
04 Vraag van mevrouw Nadia Sminate aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "het Observatorium voor fraudebestrijding" (nr. 17748)
04 Question de Mme Nadia Sminate au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "l'Observatoire pour la lutte contre la fraude" (n° 17748)
04.01 Nadia Sminate (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, u hebt dit punt aangehaald als een van uw belangrijkste speerpunten in uw beleid, en terecht meen ik. Tot op vandaag hebben wij immers eigenlijk geen idee over hoeveel fraude er wordt vastgesteld en hoeveel ingevorderde bedragen er tegenover staan. Voor mij is dit dan ook een van de belangrijkste prioriteiten. Op dat vlak staan wij zeker op één lijn.
Ik vroeg mij echter af hoe het ermee staat. Is de oprichting van het Observatorium voor fraudebestrijding al een feit? Zo neen, wat moet er nog gebeuren? Welke stappen moeten nog worden gezet om het observatorium op te richten? Kan dit observatorium, als het al is opgericht, al resultaten voorleggen? Zo ja, welke?
04.02 Staatssecretaris John Crombez: Het observatorium is niet zozeer een speerpunt van mijn beleid, maar het is volgens mij wel een noodzaak om een heldere discussie te kunnen voeren in het Parlement en erbuiten. Zoals u zelf reeds zei, gaat het immers over de impact van wat er gebeurt en de efficiëntie van de verschillende maatregelen.
Ik heb deze vraag de afgelopen weken al een paar keer gekregen in het Parlement en ik heb altijd gezegd dat ik ten stelligste hoop dat wij ten laatste in september de eerste benchmarking kunnen hebben van de impact van een aantal maatregelen en dan niet alleen begrotingsmatig maar ook op het vlak van de fiscale ontvangsten. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de sociale bijdragen en de sociale uitgaven, en hun effectiviteit.
Hoe ver staat het hiermee? Tijdens de begrotingsopmaak is er beslist het KB van 2006 inzake de Hoge Raad van Financiën aan te passen om de afdeling Fiscaliteit en Parafiscaliteit van de Hoge Raad jaarlijks een rapport te laten opstellen in samenwerking met de actoren die betrokken zijn bij de fraudebestrijding. Die beslissing dateert van de begrotingsopmaak 2013. Dit betekent dus ook dat het departement Financiën als bevoegde overheid voor de Hoge Raad van Financiën belast is met de uitvoering van deze maatregel.
In december van vorig jaar hebben wij een tekstvoorstel bezorgd en de uitvoering is momenteel aan de gang. Dit betekent dat men nu effectief bezig is met de eerste fase, namelijk organisatie en methodologie. Wij hebben dit aan het departement Financiën gevraagd en dat is ook de feedback die wij van hen ontvangen.
Wij vragen de omvang en de evolutie van de informele economie in kaart te brengen.
Het is heel moeilijk om dat exact te berekenen, maar het is belangrijk om die evolutie te kunnen zien en dat op een consistente manier. Alle berekeningen en cijfers, die in de voorbije jaren ook aan dit Parlement zijn gegeven, nemen immers een verschillende vlucht.
Hoe meet men de directe en indirecte impact van fraudebestrijding? Er zijn controles, verhogingen en boetes en andere, maar wat is de impact van maatregelen die voornamelijk tot doel hebben fraude te vermijden?
Er zijn al een paar discussies geweest over het preventieve karakter van het koppelen van databanken en de impact ervan. Dat is echter heel moeilijk meetbaar. Als men bijvoorbeeld een tijdlang geen sociale bijdragen heeft betaald en dat door een maatregel plots wel doet, zonder dat er bij een controle een inbreuk is vastgesteld, is dat een indirect effect van een maatregel. Wij willen ook de sociale en fiscale impact meten en weten wat de totale impact, direct en indirect, daarvan is. Wij willen weten wat het rendement en de efficiëntie van de individuele maatregelen zelf zijn, en de impact daarvan.
Dat zijn de drie lijnen die wij hebben gevraagd om in kaart te brengen met een methodologie die consistent in de tijd kan zeggen of het beter of slechter wordt.
Men zal moeten zorgen dat het secretariaat van de Hoge Raad van Financiën, of een secretariaat daaronder, zich organiseert om die opdracht uit te voeren, zonder veel bijkomende kosten te maken. Er zijn daarvoor immers geen middelen.
Dat is een nieuwe opdracht in de sectie fiscaliteit en parafiscaliteit. Wat mij betreft moeten wij contact zoeken met de academische wereld in België, die al ervaring heeft met dit soort oefeningen.
Dat is mijn verwachting in de tijd. Ik hoop na de zomer een eerste verslag te krijgen met benchmarking en ramingsmethodes van de drie punten die ik daarnet heb geschetst. Bij Financiën geeft men vooralsnog aan dat dit haalbaar is.
04.03 Nadia Sminate (N-VA): U zegt dat het een nieuwe opdracht is, een echt titanenwerk. In het Parlement werden vroeger verschillende vragen gesteld over de impact van de strijd tegen de sociale fraude. Het was nattevingerwerk. Nu zegt u dat er weinig of geen middelen tegenover staan, maar dat het met dezelfde mensen wel in kaart kan worden gebracht.
In uw beleidsnota van 2013 schreef u dat het een van uw prioriteiten was. Zonder de kennis van de effecten van maatregelen kan men geen beleid bijsturen. Ik betwijfel dan ook of de huidige organisatie van de Hoge Raad van Financiën, mits de oprichting van een apart secretariaat, wel accurate gegevens zal kunnen verstrekken over invorderingen en vaststellingen. Er is volgens mij meer nodig dan een apart secretariaat binnen de hoge raad.
04.04 Staatssecretaris John Crombez: Het is uw recht en zelfs uw plicht om te twijfelen zolang er niets concreet is. Vergelijk het met de discussie over de vergrijzing. Die discussie in het Parlement jaren geleden ging ook alle richtingen op. Men had het over de impact van de vergrijzingskosten in de gezondheidszorg en de pensioenen. Vervolgens heeft men in de Hoge Raad van Financiën een studiecommissie voor de vergrijzing opgericht. Een secretariaat nam het uitvoerende werk op zich: rapporten schrijven en gegevens verzamelen. Een andere sectie was verantwoordelijk voor het toewijzen van experts.
Nu vinden wij het normaal jaarlijks een rapport te krijgen van de Studiecommissie voor de vergrijzing, maar het is een titanenwerk om die raming telkens opnieuw te maken en in een lijvig rapport te verzamelen.
Wij zouden dus gebruikmaken van de bestaande kennis en capaciteit met een vergelijkbare, laag gehouden kostprijs. In deze tijden is dat de meest efficiënte manier. Ik hoop dat het deze keer ook lukt.
04.05 Nadia Sminate (N-VA): Ik hoop het ook. Ik sta achter het idee. Ik kom er in september zeker op terug.
L'incident est clos.
05 Vraag van mevrouw Nadia Sminate aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "de rol van Genesis in een geïntegreerde strategie tegen de sociale fraude" (nr. 17952)
05 Question de Mme Nadia Sminate au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "le rôle de Genesis dans le cadre d'une stratégie intégrée contre la fraude sociale" (n° 17952)
05.01 Nadia Sminate (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, in het actieplan 2013 van de SIOD heb ik gelezen dat vandaag zowel de RSZ, het TSW, dus toezicht op de sociale wetten, als de RVA bezig zijn met het Genesis-systeem. Dat is een goed systeem waarin veel informatie is terug te vinden. Wel vraag ik mij af waarom geen andere inspectiediensten bij dat project werden betrokken en waarom zij daar geen toegang toe hebben. Het zou goed zijn als alle inspectiediensten daarvan gebruik zouden kunnen maken. Tevens zou ik graag de kostprijs van dit product kennen.
05.02 Staatssecretaris John Crombez: Genesis is het informaticaplatform dat sedert 2004 in gebruik is. Sinds vele jaren is dit overgegaan naar een evolutieve onderhoudsfase. Voor 2013 was voorzien in een budget van 582 000 euro, voor de helft voor rekening van de Sociale Zekerheid en voor de helft voor WASO. Eerder dan dit uit te breiden naar andere inspectiediensten, werd beslist om een nieuwe applicatie uit te werken die breed beschikbaar zou zijn voor alle diensten, met name Dolsis. Dat werd begin dit jaar voorgesteld en is niet beperkt tot de federale diensten, maar is er ook voor de regionale diensten.
Bij de lancering waren er redelijk wat regionale administraties aanwezig. Ze zijn ook ingestapt in de thans bezig zijnde opleidingsfase voor alle administraties die Dolsis willen gebruiken. Ook de parketten en anderen hebben bijzonder veel interesse. Het loont zeker de moeite om het systeem eens te bekijken. Misschien is het een goed idee om aan de FOD Sociale Zekerheid een presentatie te vragen voor een uitgebreide commissie. Dit is niet onbelangrijk voor alle administraties die baat zouden hebben bij de toegang tot een zeer uitgebreide databank met sociale gegevens.
Dolsis zelf is een initiatief van RSZ en KSZ. Bepaalde medewerkers van federale, gewestelijke en gemeenschapsdiensten die bevoegd zijn om over te gaan tot verificaties gericht op de strijd tegen fraude, zullen toegang hebben tot die applicatie. Die zal wel onderworpen zijn aan strikte veiligheidsvoorschriften. Bij onze vraag om veel meer gegevens te gebruiken en beschikbaar te maken, moet er ook de omgekeerde reflex zijn om dit te beperken tot degenen die het strikt nodig hebben en moet er monitoring zijn van het gebruik, met het oog op privacy.
Die twee moeten samengaan. In november 2012 werd het in productie genomen. Nu zit men in de fase van integratie en opleiding van de verschillende diensten die er toegang toe zouden hebben.
Het is belangrijk dat men overweegt Dolsis en Genesis te integreren. Die idee leeft bij de RSZ. Dat is meteen een antwoord op de vraag of het niet beter is uit te breiden tot alle inspectiediensten. Nu zijn er vier voor Genesis. Ook voor het onderhoud en de verdere ontwikkeling zou het een pak kosten besparen indien men integreert. Bij de RSZ leeft die vraag. De RSZ acht het mogelijk dat op een relatief korte tijd te doen.
Dat is de hoofdzaak van het antwoord op uw vragen. Er komt een grotere nieuwe databank die zeer breed is en dus betrekking heeft op zowel het federale vlak als het vlak van de Gemeenschappen en de Gewesten. Nu wordt zij volop in gebruik genomen. Het is de bedoeling van de RSZ – en ik sta daarachter – de twee te integreren om één groot platform te hebben met toegang tot veel administraties.
05.03 Nadia Sminate (N-VA): Indien ik het goed begrijp, wordt er nu gewerkt aan een informaticaplatform voor alle inspectiediensten. Dat vind ik natuurlijk heel positief. Op een dag zal de fusie van de inspectiediensten misschien een feit zijn, en dan moet er niet meer worden geïnvesteerd in allerlei informaticaplatformen. Dat is dat toch al een besparing die wij al kunnen realiseren.
05.04 Staatssecretaris John Crombez: Mocht zo’n fusie er ooit komen, ben ik het er niet mee eens dat men minder zou moeten investeren in het informaticaplatform. De investeringen in de informaticaplatformen zouden precies mee een antwoord moeten zijn op de uitstroom uit die diensten en de middelen voor de werkingskosten van de ambtenarij. Het zouden verschillende dingen samen moeten zijn. Stel dat men regionaal en federaal alles fusioneert, blijft men beter voorzien in voldoende ontwikkelingskosten voor applicaties en informatica ter ondersteuning van selectie in opvolging.
05.05 Nadia Sminate (N-VA): Zeker, maar de basis is dan toch al gelegd.
L'incident est clos.
06 Vraag van mevrouw Nadia Sminate aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "de rol van de DGEC in de strijd tegen de sociale fraude" (nr. 17953)
06 Question de Mme Nadia Sminate au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "le rôle du SECM dans la lutte contre la fraude sociale" (n° 17953)
06.01 Nadia Sminate (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, het RIZIV maakt deel uit van SIOD. In het actieplan worden de taken en de doelstellingen van de DAC uitgebreid beschreven, maar er wordt in alle talen gezwegen over de rol van de DGEC.
Mijnheer de staatssecretaris, daarom vraag ik mij af of de DGEC al dan niet deeluitmaakt van SIOD.
Als de DGEC daar deel van uitmaakt, wat ik toch veronderstel, waarom vinden wij van die dienst dan geen doelstellingen terug in het actieplan 2013 van SIOD? Of is dat gewoon vergeten? Dat kan natuurlijk ook.
Ziet u voor de DGEC een rol weggelegd in de geïntegreerde strijd tegen sociale fraude?
06.02 Staatssecretaris John Crombez: Artikel 6 van het Sociaal Strafwetboek bepaalt dat het directiecomité van SIOD onder meer samengesteld is uit de leidende ambtenaren van het RIZIV. Zij zijn belast met het opstellen van de in artikel 2 van hetzelfde wetboek bedoelde actieplannen. Dat is een deel van het antwoord.
Aangezien DGEC deel uitmaakt van het RIZIV, is hij betrokken bij het globale beleid. Zelfs indien een vertegenwoordiger van de Dienst voor Geneeskundige Evaluatie en Controle zou deelnemen aan vergaderingen van het directiecomité, vallen de opdrachten van die dienst niet rechtstreeks onder het plan voor de strijd tegen de sociale fraude, dat opgesteld wordt door SIOD.
Dat is voor een stuk een verklaring waarom ik daar niet letterlijk en in naam een link zie. De dienst werd dus geenszins vergeten. De onderliggende problematiek, die aangekaart wordt met de vraag wat de rol is van DGEC, verdient wel degelijk bijzonder veel aandacht op dit moment. Dat is de reden waarom de acties in de strijd tegen de fraude gepleegd door de zorgverstrekkers, waarover wij wel reeds een aantal keer een discussie hebben gehad, ook in het Parlement, wel opgenomen zijn in het actieplan van het college zelf, los van het actieplan van de SIOD.
Vandaag gaf de pers enkele bijzonder opmerkelijke statistische gegevens over de acties die gericht zijn op het recupereren van ten onrechte aangerekende prestaties voor geneeskundige verzorging. Er werd overigens beslist dat de strijd tegen misbruik van medische attesten zou worden opgevoerd. Het RIZIV onderzoekt nu hoe het daarbij het best tewerk gaat. In alle eerlijkheid, tot op vandaag hebben wij daar nog geen enkel afdoend antwoord gekregen. Die vraag wordt nu teruggekoppeld aan het RIZIV en de bevoegde minister om daarvan veel sneller werk te maken.
De dienst is opgenomen in het actieplan van het college. Wij hebben in de opmaak nog eens uitdrukkelijk beslist dat er versterking moet komen en gevraagd aan het RIZIV om de beslissing uit te werken. Ik ben van het principe dat men beter zelf over de brug komt met voorstellen met het oog op een efficiëntere werking, of dat nu administraties of sectoren zijn. Hetgeen wij tot nu toe daarvan gezien hebben, is absoluut niet afdoende.
06.03 Nadia Sminate (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, het was gewoon vreemd dat ik daarover niks in het actieplan 2013 terugvond.
06.04 Staatssecretaris John Crombez: Dat is logisch.
L'incident est clos.
07 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de georganiseerde sociale fraude" (nr. 17984)
07 Question de Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la fraude sociale organisée" (n° 17984)
07.01 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, deze vraag was oorspronkelijk gericht aan de minister van Binnenlandse Zaken, maar het is mij om het even welk regeringslid ze beantwoordt. De vraag werd naar u doorgestuurd, dus u bent wellicht de bestgeplaatste persoon om ze te beantwoorden.
Deze vraag werd ingediend op 16 mei toen men het in de Nederlandse pers volop had over sociale fraude op grote schaal met Bulgaarse werknemers. Men had het over sociaal toerisme dat tot in ons land reikte. Het ging vooral over het uitbuiten van, vaak analfabete, Bulgaren.
Ik lees mijn vraag niet helemaal voor. U hebt kunnen zien wat daarover in de media is verschenen. Wat ik vooral alarmerend vond in de berichtgeving, was dat deze netwerken die sociaal toerisme organiseren ook een aandeel hadden in prostitutie, in het organiseren van mensenhandel, in slecht betaald of zwartwerk, kortom in allerlei zaken die men kan associëren met wat wij echt niet willen in deze sector.
Mijn vragen zijn de volgende. Is er contact geweest met de Nederlandse collega’s over wat er in deze berichtgeving aan bod kwam met betrekking tot ons land?
Zijn er aanwijzingen dat de netwerken die in Nederland actief zijn of netwerken die een gelijkwaardige werkwijze hanteren ook in ons land actief zijn om de sociale zekerheid op te lichten?
Welke maatregelen hebt u genomen of zult u nemen om deze problematiek aan te pakken?
07.02 Staatssecretaris John Crombez: Mevrouw de minister, in Nederland heeft het inderdaad heel wat teweeggebracht. Men was hoofdzakelijk verbaasd over het feit dat een reactie op de vaststelling van misbruik van uitkeringen en andere in Nederland zo lang uitbleef.
De voorbije vijftien maanden heb ik hierover enkele keren contact gehad met mijn Nederlandse collega’s. Door de verkiezingen is die ploeg intussen veranderd. Dit onderwerp staat in Benelux-verband vaak op de agenda. Bij melding van een effect in bijvoorbeeld België nemen de administraties zelf contact op met de collega’s. De uitwisseling van informatie met Nederland verloopt redelijk goed.
Het is ons gelukt om de criminele netwerken te vatten die als enig doel hebben op basis van valsheid uitkeringen of bijstand uit het systeem te pompen. De C4-fraude in Gent is daar een mooi voorbeeld van. Een grotere C4-fraude in Brussel wordt momenteel onderzocht. Dat is een toonbeeld van hoe het moet. Men werkte multidisciplinair samen en vooral ook snel, in tegenstelling tot wat men vanuit de rechtbank in Gent in de pers zegt over te lang lopende onderzoeken. In eerste aanleg hebben veel van die organisatoren vijf jaar gekregen. Er zijn meer dan 150 deelnemers aan het systeem voor de rechtbank gebracht. Twee anderen hebben celstraffen tot drie jaar gekregen. Nog iemand kreeg een werkstraf. Vijf van hen kregen een beroepsverbod van tien jaar in België.
Dat is een uiting ervan. Ik denk dat het systeem van de C4-fraude al heel wat is toegelicht. Het maakt echter dat wij erin slagen om het vast te stellen.
U vraagt wat in bredere zin moet worden gedaan, want de fraude komt in verschillende vormen voor. Zij manifesteert zich onder meer in misbruik van bijstand bij OCMW’s. Sinds anderhalf jaar hebben wij een koppeling van de gegevens tussen de DVZ en de OCMW’s. In die tijd werden al 3 000 mensen geschrapt van de bijstand en een aantal mensen uitgewezen. Het gaat echter ook om sociale dumping in bredere zin. Het gaat niet alleen om criminele organisaties zonder link met de economie, soms komt het ook voor binnen de economie. De zaak-Carestel in Gent is daar een voorbeeld van, waar mensen wel degelijk tewerk worden gesteld, maar men sociale dumping en mensenhandel niet schuwt. Ook daar is er een veroordeling gekomen tot vijf jaar cel wegens het element mensenhandel.
Het geheel van het pakket van maatregelen, dat u ondertussen ook al uit het hoofd kent, van schijnzelfstandigheid tot openlijke aansprakelijkheid, terbeschikkingstelling, het A1-formulier, detacheringen, enzovoort, moet bijdragen tot een betere behandeling van die zaken en moet een beter instrumentarium bieden aan de inspecties. Het verhaal van de databanken en data mining voor een betere vaststelling en detectie van dat soort systemen moet hier ook toe bijdragen. Het is echter moeilijk, want in het verhaal van de C4-fraude in Gent waren er twee ondernemingen bij betrokken op papier. Dat bleken twee grasvelden te zijn. Er waren daar geen gebouwen, er was daar geen activiteit. Voor die criminele systemen die zich buiten de economie stellen, is het eigenlijk nog veel belangrijker dat er een goede detectie is van zaken die niet kloppen.
07.03 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik denk dat u vooral in het begin van uw antwoord het cruciale antwoord hebt gegeven met name dat de gegevensdoorstroming met Nederland goed is verlopen. Het is een Europees verhaal. Wij hebben inderdaad de middelen die er zijn. Wij kennen ze goed uit het hoofd. Er zijn een aantal veroordelingen. Ik denk ook dat de cel mensenhandel van het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding heel hard werkt om elk jaar een heel goed jaarverslag samen te stellen waarin zichtbaar wordt in welke sectoren wij alert moeten zijn.
Het overstijgt echter onze grenzen. Nog altijd komen mensen van armere landen naar België met de hoop hier een goed leven te leiden en hier te werken, uiteraard niet in dezelfde omstandigheden als de anderen. Dat gebeurt nog altijd. Er is echter een goede gegevensdoorstroming nodig, zoals met Nederland, om de daders te kunnen vatten en te kunnen veroordelen. De veroordeling is een sterk signaal. U hebt een aantal voorbeelden genoemd.
Ik hoop natuurlijk binnenkort nog dergelijke dossiers in de pers te zien. Dat moet het signaal zijn naar de daders. Zij wonen namelijk wel degelijk hier. Zij behoren tot de tweede of derde generatie. In het geval in Nederland betrof het tweede of derde generatie Turkse onderdanen die andere onderdanen uit Bulgarije aantrokken. Wij hebben dat signaal van de veroordeling zeker nodig om te kunnen zeggen dat wij dat gedrag hier niet tolereren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 17716 van de heer Destrebecq wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 17612 van de heer Geerts vervalt. Vraag nr. 18167 van mevrouw Jadin wordt uitgesteld.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.28 uur.
La réunion publique
de commission est levée à 15.28 heures.